15.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 797

Egyptische Nederlander kookt voor eenzame ouderen

0
Mahmoud Awaz heeft als kok gewerkt in de horeca, maar nu kookt hij twee keer per week voor ouderen. Met zijn rode Tuktuk bezorgt hij het eten aan huis. De Kanttekening liep een dagje met hem mee.

Elke maandag en donderdag kookt de Egyptische Nederlander Mahmoud Awaz (61) uit de Baarsjes in Amsterdam samen met een paar andere vrijwilligers voor vijftien ouderen die nauwelijks naar buiten kunnen of niet meer voor zichzelf kunnen koken. Hij wordt twee keer per week met open armen ontvangen.

Awaz is een professionele kok die 33 jaar in de horeca heeft gewerkt. Hij werd arbeidsongeschikt verklaard, maar fulltime stilzitten is niets voor hem. Bovendien heeft hij altijd vrijwilligerswerk gedaan.

Zijn kookwerkzaamheden vallen uiteen in twee delen, hij kookt in het buurthuis en voor ouderen thuis. In buurthuis De Tagerijn in de Balboastraat zit Eethuys De Ontdekking, op maandag en donderdag wordt er gekookt door Awaz en zijn vrijwilligsters Fayza, Fatima en Habiba. De lunches zien er zeer smakelijk en goed verzorgd uit. Vaste gast Francisca is zeer te spreken over het eten. “Het is hier gezellig en fijn. Allemaal heel hygiënisch. Je kunt ook proeven dat er met verse producten wordt gekookt.”

Na de lunch, nasi met een stukje kip, blijft Francisca nog een tijdje zitten lezen. Eén van de andere gasten is Piedad uit Spanje, ook een tevreden klant.

Maar het belangrijkste blijft toch het koken voor de ouderen. De Eetmobiel bezorgt maaltijden bij ouderen in De Baarsjes en Bos en Lommer. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door Gillian Ford, voorzitter van de Stichting GPB (Gemengd Platform Bewoners). Via hen mag Awaz een rode Piaggio Ape, beter bekend als een Tuktuk, gebruiken voor het rondbrengen van de maaltijden.

Terwijl de gasten nog nagenieten van de nasi, zijn Mahmoud en zijn mensen allang bezig met het bereiden van het eten voor de vijftien ouderen die ze op maandag en donderdag een driegangenmaaltijd brengen. Vandaag staat er kippensoep op het menu, gevolgd door chili con carne met gehakt, bonen, paprika, uien en selderij met rijst. “Ik zorg ervoor dat er veel groenten in mijn gerechten zitten. De bijdragen voor de maaltijden zijn afhankelijk van het inkomen van de ouderen. Sommige mensen hoeven niets te betalen. Onze maaltijden zijn vaak het enige behoorlijke avondeten dat ze krijgen. Ik hoor soms dat de ruime porties genoeg kunnen zijn voor twee dagen. We koken van alles, ook Nederlandse kost. Alle mensen bij wie ik bezorg, zijn alleenstaand en meestal kinderloos. Het gaat niet alleen om de maaltijd, maar ook om het praatje dat ik maak bij het bezorgen. Het idee voor De Eetmobiel is niet voor niets ontstaan omdat ik merkte dat er zoveel eenzame ouderen zijn die de deur bijna niet meer uitkomen.”

Een belangrijk ingrediënt in zijn gerechten is volgens Awaz ‘liefde’. Het gezicht van Awaz vertoont een glimlach als dit ter sprake komt.

“Ja, we koken met liefde. Ik ben niet diep gelovig. Toch ben ik er van overtuigd dat als je goede dingen doet je zelf op een dag geholpen wordt als dit nodig is. We hopen dat we meer serieuze vrijwilligers kunnen vinden. Er zijn minstens nog 15 andere ouderen die graag van onze maaltijdservice gebruik willen maken, maar daarvoor komen we nu menskracht tekort. Vrijwilliger zijn geeft een goed gevoel. Ik geef ook nog fietslessen aan vrouwen en ik help twee keer per week met het vervoer van brood en groente naar een voedseluitgiftepunt.”

Het gerecht van vandaag, chili con carne, heeft de reputatie behoorlijk pittig te zijn. Deze variant is aanvaardbaar gekruid. “Te pittig voedsel is niet goed voor oudere mensen. Daarom heb ik het recept aangepast”, legt Awaz uit. “Ik doe een verplichte smaaktest. De mensen die dit bezorgd krijgen, zijn beslist niet slecht af!”

Mevrouw Hekmeijer, bijna 91 jaar, is één van de ouderen die gebruik maken van deze maaltijdservice. “Het geheel heeft iets vrolijks. Ze doen zoveel moeite voor je. Lekkere maaltijden, het wordt voor je op het aanrecht gezet en het wordt gebracht door een aardige enthousiaste man in een leuk, rood autootje. Ik eet er geen twee dagen van. Wat ik over heb, gaat naar de buurman.”

Mevrouw Hekmeijer hoorde over De Eetmobiel via een telefooncirkel waarbij ze is aangesloten. Mevrouw Busch las er over in een lokale krant. “Een hartverwarmend initiatief en lekkere maaltijden. Ik heb voor het eerst van mijn leven paprikasoep gegeten. Verrukkelijk! Er zit ook altijd een salade bij het eten. Het irriteert me dat er zo tegen allochtonen wordt aangeschopt. Allerlei bevolkingsgroepen worden over één kam geschoren omdat een kleine groep zich niet naar behoren gedraagt. Daar doe ik niet aan mee. Mijn overleden man was Indisch, dus ik weet hoe dat voelt.”

Wie kritiek heeft op islam wordt weggezet

1
Onlangs waagde ik mij in een opiniestuk in de NRC aan het onderwerp van de hoofddoek van moslima’s. Kern van mijn betoog was dat volgens mij een hoofddoek niet nodig is om het geloof te beleven. In mijn perceptie is geloof een in eerste en laatste instantie spirituele ervaring waar het fysieke wel een rol kan spelen, maar geen doorslaggevende. Wat mij betreft geldt dat voor elke geloofsbeleving. Een mantel en een mijter, lange baarden, een keppeltje: allemaal mooi en aardig en ongetwijfeld van groot belang voor de gelovigen maar niet essentieel. Ik adstrueerde mijn stelling met het voorbeeld van een moslima die ik ken en die van het dragen van een hoofddoek terugkwam omdat ze van mening was dat de spirituele band tussen haar en haar Schepper uiteindelijk niet door het uiterlijk bepaald werd.

Het opiniestuk heeft me weinig populair gemaakt. Veel mensen klommen in de pen en verweten mij gebrek aan respect voor die moslima’s die de hoofddoek dragen en er werd met name kritiek geleverd op een andere dimensie van mijn stuk, namelijk dat het dragen van hoofd- of gezichtsbedekkende kleding in islam ook en vooral te maken heeft met angst voor het erotische. De wens om op de een of andere manier ritueel rein te blijven. Maar hier komt een ander aspect bij dat de moslima’s wel degelijk aangaat. Velen van hen dragen hoofddoeken in de publieke ruimte en zij ontmoeten daar mannen van allerlei aard onder wie mijzelf. Ik heb nooit begrepen waarom zij die mannen geen hand willen geven of niet in het gezelschap willen zijn van mensen, mannen en vrouwen, die aan tafel een wijntje drinken. Ze houden zich verre van hen. Dat maakt dat ik als man dan blijkbaar degene ben die hen op de een of andere manier verontreinig terwijl dat totaal mijn bedoeling niet is.

Veel moslima’s stelden in hun reacties dat zij de hoofddoek dragen als een verbond tussen hen en de Schepper. Ook Nawal Mustafa, projectmedewerker etnisch profileren bij Amnesty, deed dat in een reactie op mijn stuk, eveneens verschenen in de NRC. Het zou niets met seksualiteit te maken hebben en ik werd weggezet als iemand die moslima’s ‘reduceert tot willoze wezens’ en ik zou normerend handelen. Mijn wil zou wet zijn. Wat Nawal niet zegt, is dat ik in mijn opiniestuk geenszins normerend wil zijn en al helemaal niet stel dat moslima’s geen hoofd- of gezichtsbedekkende kleding mogen dragen. Integendeel. Van mij geen verbod of gebod. Ik wil ook graag geloven dat de hoofddoek uiting is van een verbond tussen moslima en God, maar wat heeft dat met mij als man te maken? Waarom mij geen hand geven? En hoe zit dat dan met de moslimmannen? Wat is het symbool van hun relatie tot de Schepper? Hun baard? En wat doen we dan met moslimmannen die geen baard hebben en trouwens, wat te denken van moslima’s die een hoofddoek niet nodig vinden om hun band met God te bestendigen?

Het is jammer dat als je kritiek op een religie uitoefent dat je dan opeens wordt neergezet als een boze, ‘witte’ man. Tegen dat ‘witte’ en dat manzijn kan ik niets doen. Boos ben ik eigenlijk nooit. Maar wat veel moslima’s met mij doen is precies wat ze mij verwijten. Me wegzetten om wie ik ben en daar kan ik me natuurlijk nooit tegen weren. Maar nog belangrijker is het volgende. Het islamdebat in dit land is niet gemakkelijk te voeren. Het is ernstig gepolariseerd. Extremisten van de PVV en andere populisten voeren een niets ontziende anti-islam-campagne maar ook islamitische godsdienstfanatici roeren de trom. Ik probeer tussen al dat geweld een islamkritische stem te laten horen en ik zoek het debat. Mijn inmiddels al lang niet meer zo geheime agenda is dat islam op zeker moment een geïntegreerd onderdeel van de Nederlandse samenleving wordt en in dat streven ga ik geen enkel onderwerp uit de weg. Tegelijkertijd weet ik dat ik dat debat zo respectvol als maar mogelijk moet opereren. Dus ik bied graag mijn excuses aan de gekwetste moslima’s aan, maar dat gezegd hebbende, ik hoor graag hun professionele reacties op de essentie van mijn religiekritiek: de ware religie is een puur spirituele relatie tussen God en Zijn schepselen en de rest is uiterlijk vertoon en daarmee bijzaak.

Atheïst zijn in Turkije

0
De Turkse ex-moslima Zehra Pala is voorzitster van de eerste atheïstische vereniging in Turkije. Nu bijna drie jaar na de oprichting kampt zij nog steeds met doodsbedreigingen en intimidaties. De Kanttekening sprak haar.

De in 2014 opgerichte Turkse atheïstische vereniging zorgde zowel binnen als buiten Turkije voor veel opschudding. Waarom hebben jullie besloten deze stap te zetten? 
‘Wij, atheïsten in Turkije, hadden geen platform waar we bij elkaar konden komen, we hadden alleen contact op social media. Daar wilden we iets aan veranderen. Atheïsten worden overal beledigd en uitgescholden en we hebben niet eens de mogelijkheid om een weerwoord te geven. Vooral de afgelopen paar jaar was sprake van ‘informatievervuiling’ op het internet. Wanneer je op Google of YouTube zoekt op ‘atheïst’, krijg je de vreemdste dingen te lezen of zien. Atheïsten worden afgeschilderd als perverse en zieke mensen. Het erge is dat mensen die het woord ‘atheïst’ niet eens kunnen spellen vaak achter zulke desinformatie zitten. Dat gaf voor ons de doorslag de handen uit de mouwen te steken en een vereniging op te richten.’

Turkije is officieel een seculier land, maar de politieke islam van de regeringspartij, de AKP, speelt een dominante rol. Wat voor reacties hebben jullie allemaal gekregen?
‘We krijgen sinds de oprichting doodsbedreigingen, maar vooral na de mislukte coup lijkt het erger te worden. Onlangs heeft iemand nog duidelijk gemaakt dat ze ons kantoor met een machinegeweer gaan binnenstormen.’

Ik las dat jullie rond de 200 leden hebben, terwijl de Facebook-pagina door duizenden mensen is geliket. Hoe komt het dat jullie niet meer leden hebben?
“Mensen zijn bang. Ze durven niet lid te worden, Mensen zijn zelfs te bang een donatie te doen. Ze zijn bang om verklikt, of erger nog, aangevallen te worden. Ze kunnen zelfs mede-atheïsten niet vertrouwen, want wie weet, misschien is het wel iemand van de staat. Vooral sinds de couppoging lopen vreemde types op straat, met wapens en messen. Omdat de regering dat toelaat en soms zelfs steunt, is de angst heel groot. Niemand wil slachtoffer worden van de zoveelste onopgeloste moord in Turkije.”

Vooral de keuze om het woord ‘atheïstisch’ in de naam te gebruiken werd door sommigen als provocatie gezien. Was dat ook jullie bedoeling?
‘We hebben getwijfeld tussen ‘humanistisch’ en ‘atheïstisch’, maar uiteindelijk leek het ons toch beter om voor het tweede te gaan. We willen op deze manier het woord atheïst normaliseren; hoe vaker Turken in aanraking komen met het woord, maar ook met atheïstische mensen, hoe normaler het gaat worden. Alle horrorverhalen zullen dan snel verdwijnen, hopen wij. Dat is ons ook deels gelukt. Wanneer ik tijdens gesprekken vertel dat ik een atheïst ben, krijg ik reacties als ‘echt waar, zo zie je er niet uit’. Ze verwachten totaal niet dat een atheïst ook een doodnormaal mens is met normen en waarden. Dat neem ik ze ook niet kwalijk, want zo zijn wij jaren neergezet. Mijn buurvrouw zag mij bijvoorbeeld vaak eten geven aan straatkatten, zij zei dan steeds ‘God zegene jou’. Op een gegeven moment vertelde ik dat God mij niet hoeft te zegenen, omdat ik niet in hem geloof. Ze kon het maar niet vatten. ‘Zeg dat nou niet, je ziet er anders heel normaal uit’, was haar reactie.’

Hebben jullie dan nooit positieve reacties gekregen van moslims?
‘Er zijn mensen die bijeenkomsten bezoeken en helemaal achteraan gaan zitten. Na een programma hebben we altijd de mogelijkheid kennis te maken en dan zie je vaak dat zo iemand opstaat en zegt ‘ik ben eigenlijk moslim en kwam hier om te kijken wat voor mensen jullie zijn, ik had echt iets anders verwacht’. Ze denken dat we samenkomen om God te beledigen of moslims belachelijk te maken, maar dat is dus echt niet zo. We hebben het meestal over universele waarden als vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid.’

Eigenlijk allemaal thema’s waar moslims met gemak iets zinnigs over kunnen zeggen dus?
‘Absoluut. Dat zien ze ook in als ze hun vooroordelen opzij zetten. Atheïsten in Turkije zijn al die jaren zo erg onderdrukt, ze zoeken een omgeving waar ze openlijk kunnen uitkomen voor hun identiteit. Dat is binnen de familie vaak al een probleem, ook kennen ze geen mensen op de werkvloer, op straat of in de sportclub met vergelijkbare levensopvattingen. Het zijn mensen die nooit openlijk hebben gepraat over hun opvattingen en nooit de kans hebben gekregen hun hart te luchten. We vinden dat iedereen in alles mag geloven, dus in die zin zijn we ook geen ‘anti-beweging’ die zieltjes probeert te winnen. Maar we verwachten wel dat anderen ons tenminste met respect behandelen.’

Krijgen jullie ook respect, nu bijna drie jaar na de oprichting?
‘In 2015 hadden we een bijeenkomst op het bekende Taksimplein in İstanbul, waar een zeer traditioneel geklede man, met djellaba en hoofdbedekking, ook op af kwam. Iedereen keek elkaar aan met een blik van ‘wie weet wat hij nu gaat doen’. Maar hij deed niets. Hij bleef met aandacht luisteren en gaf aan het einde een harde klap op de tafel en zei’ ‘wie voortaan problemen heeft met deze jongeren, heeft ook een probleem met mij’. Hetzelfde heb ik ook meegemaakt met een moslima met hoofddoek, die nu één van mijn beste vriendinnen is. Zij kwam vaak naar onze programma’s en sommige atheïsten vonden dat niet prettig en hadden daar kritiek op. Onverdraagzaamheid is ook een probleem onder atheïsten. Toen het erop aankwam en we een parade hadden georganiseerd, kwamen al die atheïsten met kritiek op haar niet opdagen, terwijl zij, een vrome moslima met hoofddoek, daar stond met haar kindje. Hoe kan ik een oorlog voeren tegen zulke mensen? Waarom zou ik?’

Hoe is je relatie met je eigen familie? 
‘Mijn ouders zijn vrome moslims. Zij zagen al vrij vroeg dat ik veel vraagtekens had over religie. Wanneer ik met al die vragen naar mijn moeder ging kreeg ik slechts het volgende te horen ‘alleen Allah weet dat’. Daarom heb ik de nodige informatie steeds uit boeken moeten halen. Dat vonden zij natuurlijk niet leuk. Mijn moeder heeft zelfs een keer al mijn boeken verbrand.’

Hoe kijken zij nu naar jouw rol als voorzitter van een atheïstische organisatie?
‘Mijn moeder zei in eerste instantie dat ze mij niet meer als dochter zou accepteren. Ook mijn vader was kritisch. Maar toen ik ze allebei had uitgelegd dat ik nog steeds hun dochter ben, met hetzelfde karakter en liefde voor haar ouders, begrepen ze het uiteindelijk. Nu hebben we het nooit over zulke kwesties. We vermijden het. Mijn moeder was vooral bang dat ze in de hel zou branden om haar ongelovige dochter. Ik heb haar toen gerustgesteld en verteld dat ook volgens de islam kinderen na een bepaalde leeftijd zelf verantwoordelijk zijn voor hun daden. ‘Als er al iets bestaat als de hel, zal ik daar branden en niet jij’, heb ik gezegd.’

Je hebt dus van je familie niets te vrezen?
‘Ik heb het geluk gehad dat ze het al zagen aankomen en dat ze niet heel extreem zijn in hun geloof. Daarnaast kennen mijn familie, buren en vrienden mij heel goed, dus het maakt ook niet heel veel uit voor ze. Maar er zijn veel verhalen van afvallige moslims in Turkije waarbij het wel een probleem is. Eén van mijn vrienden bijvoorbeeld, zoon van een bekende en rijke familie in Turkije, moest zelfs voor zijn leven vrezen. Zijn vader had iemand ingehuurd om hem te vermoorden. Uiteindelijk is het hem gelukt om te vluchten.’

Wat doet de vereniging concreet om atheïsten bij te staan?
‘We proberen ons nu vooral te focussen op problemen rond het onderwijs. Er is een gerechtelijk onderzoek gestart naar leraren als Kahraman Kepenekçi, omdat zij leerlingen documentaires zoals Cosmos toonden. Die documentaire zou niet overeenkomen met wat religies over bepaalde zaken te zeggen hebben. De Turkse regering heeft het seculier onderwijs vervangen door een religieus systeem, waardoor dit soort wetenschappelijke films niet wordt toegestaan. Een ouder kan nu bijna onmogelijk een school vinden waar puur op basis van wetenschappelijke kennis les wordt gegeven. Ook wanneer een ouder weigert om zijn kind religieuze les te laten volgen, krijgt hij heel veel ellende over zich heen. Om dezelfde reden is de arts Abuzer Meral recent ontslagen.’

Wat als jij straks wordt ontslagen?
‘Dat heb ik nu gelukkig achter de rug. Ik ben anderhalf jaar geleden ontslagen, omdat ik live op CNN Türk (Turkse CNN, red.) vertelde over de vereniging, dus nu kunnen ze mij niets meer maken. Binnen de vereniging ben ik de enige zonder baan, de enige die niets te verliezen heeft. Misschien dat ze me ook daarom voorzitter hebben gemaakt.’

Syrië: theocratie of seculiere tirannie

0
Met de val van Aleppo lijkt Bashar al-Assad definitief te hebben gezegevierd. Het lijkt intussen weer lang geleden dat, kort na het uitbreken van de opstand, door deskundigen op tv werd verkondigd dat Assads dagen nu echt waren geteld. Precies dat is de reden om de eerste zin toch met een zeker voorbehoud te formuleren: met de val van Aleppo lijkt Assad definitief te hebben gezegevierd. Het verzet zou de komende maanden toch weer plots kunnen oplaaien, ook al moet ik er meteen aan toevoegen dat ik dat zelf vrij onwaarschijnlijk acht.

Hoe heeft het, na het optimisme uit de begintijd van wat nu niemand nog als de ‘Arabische Lente’ durft te betitelen, toen de dictatoriale tronen van Hosni Mubarak en Muammar al-Kaddafi bezweken en ook Assads einde aanstaande leek, zover kunnen komen? Nu, misschien wel mede daardoor. Dat zijn de in zulke situaties bijna onvermijdelijke paradoxen van de geschiedenis. Het bloedige einde van Kaddafi hield voor Assad, die in de jaren dat hij vóór 2011 onaangevochten in het zadel zat niet minder slachtoffers had gemaakt, een waarschuwing in: dit dreigt voor mij ook.

Anders dan in democratieën betekent in dictaturen verlies van de macht immers ook snel verlies van het leven, en dat dan meestal op een tamelijk onfrisse manier. Dat Assad niet als Kaddafi in een rioolpijp wilde eindigen, is best begrijpelijk, en dat verklaart de verbetenheid waarmee hij voor zijn politieke en fysieke overleving gevochten heeft. Hetzelfde geldt voor zijn hele entourage, die bij een machtsovername door de oppositie eveneens het nodige te verliezen heeft.

De eigen aard van de oppositie versterkte die angst. De gematigde seculiere krachten die daarbinnen aanvankelijk de toon aangaven, werden, naarmate de strijd – ook militair – verhardde, steeds meer in de marge gedrongen. Radicale groeperingen met al-Qaeda-achtige achtergrond of connecties, al dan niet gesteund en gefinancierd door de geestverwante Golfstaten die officieel als belangrijkste westerse (handels)partners in de regio gelden, gingen onder de strijders domineren. Ook in het van Assad bevrijde deel van Aleppo was niet bepaald een verlichte Zwitserse democratie ingevoerd. Het aantal niqaabs aldaar – voor de oorlog beslist geen dominante dracht in deze metropool – zegt een hoop over de tamelijk rigide religieuze opvattingen van de soennitische rebellen die in die stadshelft de touwtjes in handen hadden.

Dat betekende voor veel Syriërs dat zij tussen hamer en aambeeld klem kwamen te zitten – zowel in militair, als in ideologisch opzicht: tussen de seculiere tirannie van Assad en de theocratie die een deel van de soennitische fundamentalisten in het vooruitzicht stelde. Dat was vooral voor alle niet-soennieten – sjiieten, alewieten, christenen – een zeer bedreigend perspectief. Ondanks alle onderdrukking van de persoonlijke vrijheid en massale schending van mensenrechten, was binnen Assads Syrië wel (binnen zekere grenzen) hun godsdienstvrijheid gegarandeerd.

Daarbij kwam, opnieuw, maar nu niet voor Assads kliek, maar voor Assads slachtoffers, het afschrikwekkende voorbeeld van Libië. Dat was na de verdrijving van de dictator in een anarchie veranderd, waarin een reeks van milities het olierijke land onderling hebben opgedeeld en elkaar fel bestrijden. Is Libië tenminste religieus en etnisch nog betrekkelijk homogeen, en dus desondanks toch in rap tempo gedesintegreerd, Syrië mag als een nagenoeg onbeheersbaar kruitvat gelden – met het even diverse naburige Irak als voorbode van wat dan komen gaat. Het sektarisme tiert er welig, en dat betekent dat grote delen van de bevolking bij een zege van de soennitische verzetsstrijders heel wat te verliezen hebben.

Daarbij hadden ook Rusland en Iran veel te verliezen, en dat is een volgende belangrijke oorzaak van Assads zege: Syrië is een speelbal geworden van de regionale grootmachten zoals het aangrenzende kleine Libanon dat voorheen op haar beurt lang van Syrië was. Voor Iran gaat het om de – in het kader van de sjiitisch-soennitische tegenstelling religieus geladen concurrentieslag om de dominantie in het Midden-Oosten met Turkije, Saoedi-Arabië en (in mindere mate) Egypte. Voor Rusland was – tot de zege van de poetinofiele Donald Trump – Syrië in het kader van de nieuwe Koude Oorlog (1945-1989) met het Westen in feite zo’n beetje de na de val van de Muur laatst overgebleven bondgenoot in deze contreien, belangrijk ook als aanmeerplek voor de Russische vloot, die intussen vrijwel nergens anders meer in de Middellandse Zee terecht kan.

Bij Moskou’s verbetenheid om het regime van Assad met alle geweld in het zadel te houden, speelt opnieuw Libië als afschrikwekkend voorbeeld een rol. In dit geval echter niet vanwege het bloedige einde van Kaddafi als zodanig, of de anarchistische chaos na zijn dood, maar vanwege de rol van het Westen daarbij. Dat had de door Rusland getolereerde resolutie van de Verenigde Naties, waarin beperkt militair ingrijpen werd toegestaan om de Libische bevolking tegen Kaddafi te beschermen, zover opgerekt dat Kaddafi niet meer tegen de Libische bevolking beschermd werd en dus ten val kwam. Dat deze oprekking van het VN-mandaat teneinde het doel ervan ook te kunnen bereiken onvermijdelijk was, omdat Kaddafi niet inbond en integendeel de burgeroorlog liet escaleren, is, achteraf, in westerse ogen een valide excuus, maar in Russische ogen een doorzichtige smoes.

In elk geval heeft Vladimir Poetin daaruit één duidelijke les getrokken: nooit meer meegaan in een VN-mandaat dat onder het mom van mensenrechten militaire interventie mogelijk maakt die de Russische positie verzwakt. Dat verklaart het voortdurende njet van het Kremlin als Washington iets in die geest probeert. Omdat het Westen zelf – mede indachtig het Irak-debacle van George W. Bush en het ontbreken van een geloofwaardige democratische oppositie in Syrië – niet opnieuw vuile handen wenste te maken, kreeg Assad met steun van Poetin vrij spel.

Nee meneer Bosch, moslims haten ons niet

0
Toen ik gevraagd werd een bijdrage te leveren aan het boek Waarom haten ze ons eigenlijk?, was mijn besluit snel genomen. Figureren in een gezelschap van mensen met wie ik het in veel opzichten – totaal – oneens ben is de beste voedingsbodem voor debat. Onder de auteurs zijn mensen als Vlaams Belang’ers Wim en Sam van Rooy en rechtsfilosoof Paul Cliteur die onlangs nog optrad in de zaak tegen PVV-leider Geert Wilders. Maar ook mijn Tilburgse collega Youssef Azghari en mijn oud-student Halim el-Madkouri doen mee.

Het is al te gemakkelijk om te schrijven voor ons soort mensen in ons soort gremia, maar het is veel uitdagender je te begeven in het domein van je ideologische tegenstander. Bovendien lijkt de al maar globaliserende wereld steeds kleiner te worden. Het internet was misschien ooit bedoeld om mensen bij elkaar te brengen, maar we zien meer en meer dat gelijkgestemde mensen hun eigen niches op internet vormen, daarin verwijlen en nauwelijks meer outof-the-box opereren. Het wordt almaar moeilijker de ander te bereiken. Nu weet ik ook wel dat Waarom haten ze ons eigenlijk? een papieren boek is, maar het boek wordt wel gepropageerd op het internet, met name ook onder mensen die weinig of niets van islam en moslims willen weten en over die onderwerpen uiterst negatieve meningen hebben. Precies mijn publiek dus.

Tegelijkertijd besef ik wel dat ik zo participeer in het verspreiden van een gedachtegoed – met name voorgestaan door de Vlaams Belang’ers – dat ik eerder bestempeld heb als gif. Maar dat gedachtegoed wordt toch wel verspreid en nu kunnen lezers van het boek die geïnteresseerd zijn in de islamafwijzende stukken ook kennis nemen van stukken die een ander geluid laten horen: de wel degelijk bestaande mogelijkheid van integratie van islam en moslims in onze samenlevingen. Althans, ik hoop dat ze mijn hoofdstuk, dat als tweede staat gerangordend, niet overslaan.

De titel van het boek behoeft enige uitleg. Het is een uitspraak van talkshowhost Jeroen Pauw die hij deed na de aanslagen in Brussel eerder dit jaar. De diverse auteurs van het boek – het zijn er zeventien – proberen ieder voor zich een antwoord op die vraag te formuleren. Ik ga in deze column verder niet in op de inhoud van de diverse hoofdstukken, maar ik verklap u wel dat mijn hoofdstuk als titel draagt: ”Ze haten ons niet, integendeel.”

Wat ik hier wil bespreken, is het wordingsproces van het boek en ik daarmee geef ik een kijkje in de keuken. Spil in het hele proces was ondernemer Frits Bosch, die ik tot op de dag van vandaag nog nooit fysiek ontmoet heb, en die zeer regelmatig van zich liet horen via de mailgroep die hij van alle auteurs had gevormd. Zijn berichten bestonden vaak uit het signaleren van allerlei islamgerelateerde gebeurtenissen, en dat waren er uiteraard veel. Hij uitte zijn bezorgdheid en boosheid over de ongehoorde opmars van moslims en islam in onze westerse samenlevingen en de negatieve en gewelddadige gevolgen daarvan. De ondernemer was verre van neutraal in de discussie. Maar wat dan wel weer prettig was, was dat hij gevoelig was voor argumenten. Gaf ik hem via de mail mijn mening te kennen over een onderwerp, dan draaide hij vaak bij.

Toch vond er in het debat op de mail op een gegeven moment een scheiding der geesten plaats. De geijkte beleefdheid was op een gegeven moment op – de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat deze hoe dan ook tamelijk oppervlakkig was. Die scheiding der geesten bestond eruit dat sommige auteurs, als vader en zoon van Rooy, en, naar mijn mening ook meneer Bosch, uiteindelijk met Wilders vonden dat ons land en Europa beter af zouden zijn zonder moslims. Ze waren totaal niet geïnteresseerd in een echt debat met mij en op een gegeven moment bereikten mij alleen nog maar ronduit vileine opmerkingen waar ik het vaandel van het fatsoen hoog probeerde te houden. Dieptepunt was de opmerking van meneer Bosch dat hij niets meer met mij te maken wilde hebben.

Mijn eerdere observaties dat onder de oppervlakte van het debat en in het uitwisselen van meningen met de tegenpartij enorm veel woede en ongemak zit werden weer eens bevestigd. Toch heb ik geen spijt van mijn deelname aan het boek, want, vijandigheid of niet, we zitten samen in die ene publicatie en in die zin is het boek een geslaagd voorbeeld van samenwerking tussen extremen. En trouwens, tussen mij en meneer Bosch is het ook weer helemaal goed gekomen en ik acht mijn gewaardeerde opponenten nog steeds hoog.

‘Ik maak grappen over iedereen’

0
De Braboneger heeft nu zijn eigen televisieserie. Hoewel hij zegt te willen verbroederen, krijgt hij ook vaak kritiek. Er is zelfs een discriminatieklacht tegen hem ingediend. De Kanttekening sprak hem.

In de televisieserie De Braboneger verkaast gaat Steven Brunswijk, beter bekend als de Braboneger, op zoek naar dingen die ”typisch blank zijn”. Zo gaat hij met zijn Surinaamse vrienden Dennis en Djordjhy zeilen, skiën en kamperen. Samen proberen ze erachter te komen waarom blanke mensen dat soort dingen doen. De serie is te zien op NPO3 en bestaat uit zes afleveringen. Het heeft volgens Brunswijk al veel losgemaakt in Nederland. Zo zou hij, volgens recensenten, de verschillen te veel benadrukken en blanken naar de mond praten. Daarnaast zou het woord ”neger” te vaak gebruikt worden. Voor Simao Miguel van het Landelijk Breed Overleg, een vereniging in oprichting die de mensenrechten wil verdedigen, was dat reden een klacht in te dienen bij het College voor de Rechten van de Mens en het anti-discriminatie-bureau Radar.

Brunswijk vindt het allemaal wat overdreven. ”Ik had het stoerder gevonden als hij naar me toe was gekomen en het met mij had besproken. Een klacht indienen had echt niet gehoeven.” Hij zegt dat hij tijdens het maken van het programma helemaal niet bezig was met het woord “neger”. “Als ik ergens binnenloop en zeg ‘er zijn negers in de tent’, dan doe ik dat niet bewust om te shockeren of iets in stand te houden. Ik maak grappen over iedereen. Dat doe ik in het dagelijkse leven ook.” Hij vindt het opmerkelijk dat mensen zo over het woord vallen. “Mensen lopen te bitchen over het woord, maar dan denk ik kijk ook eens naar andere dingen. De gouden koets bijvoorbeeld. Daar staan slaven op afgebeeld. Begin daar maar eens over, voordat je over mij gaat praten.”

Over de kritiek die hij kreeg van recensenten zegt hij: “Ik snap dat mensen zeggen ‘misschien hou je het in stand, misschien lachen blanken er alleen om’, maar daar gaat het helemaal niet over. Ik hou de mensen een spiegel voor. Ik maak heel veel grappen over wat blanke mensen gedaan hebben.”

Hij piekert er niet over sommige dingen in zijn show te veranderen. “Ze willen dat ik mijn naam verander, maar dat ga ik echt nooit doen. Het maakt me niet uit wat anderen vinden of denken. Om een mooie quote van Gordon te gebruiken, ‘ik heb er zoveel schijt aan, dat ik stront te kort kom’. Zolang mijn familie me steunt, is het goed. Pas als zij zeggen ‘dit moet je niet doen’, dan ga ik erover nadenken.”

De van oorsprong Surinaamse Brunswijk kwam op driejarige leeftijd naar Nederland en groeide op in Tilburg. Vroeger was hij erg verlegen. “Ik durfde alleen met mijn moeder te praten. Ik was een bobo (Surinaams woord voor sulletje, red.).” Dat is nu wel anders. Naast de serie, toert hij het hele land door met zijn voorstelling Als ik mezelf kon zijn.

Racisme en discriminatie heeft hij vroeger zelf fysiek en mentaal meegemaakt. Daarom vindt hij “het belangrijk om te praten over de multiculturele samenleving”. “Het is makkelijk boosheid en woede te hebben richting etnische groepen en een groep over één kam te scheren. Het is moeilijker om iemand als een individu te zien.”

Met zijn serie probeert hij zich te richten op positieve dingen. “Natuurlijk maak ik grappen, maar dat doe ik juist om mensen te laten zien dat het niet erg is grappen te maken. Humor kan veel doen met mensen.” Toch komen ook serieuze dingen aan bod, zoals de Zwarte Piet-discussie. ”Voor één van de afleveringen ben ik bij de Sinterklaas-optocht in Maassluis geweest. Daar heb ik gesproken met voor- en tegenstanders. Daarna geef ik aan hoe ik de discussie zie en dat ik me een beetje schaam om Nederlander te zijn. Dit land stond voor tolerantie en openheid, maar dat zijn we een beetje kwijtgeraakt.”

Typisch blank vond Brunswijk het linedancen. Dat lag volgens hem niet zo zeer aan het dansen, maar aan ”het blanke gevoel” dat hij er bij had door het tellen. ”Dansen moet je in mijn beleving voelen. Dan ga je niet tellen. Daarnaast is het ontzettend houterig.” Ook deed hij meer aan het Oktoberfest. ”Dat was echt geweldig en zou ik graag nog een keer willen doen.” Er zijn ook dingen die Brunswijk absoluut niet wil proberen. “Bungeejumpen zou ik echt niet doen. Negers houden niet van riskante dingen doen.”

Eén van zijn favoriete momenten tijdens het filmen van de serie: “Ik moest erg lachen om Djordjhy. Hij is een rasta. Tijdens het slapen draagt hij een panty om zijn haar te beschermen, maar dat had ik nog nooit gezien. Opeens zie ik hem uit die tent komen met een bruine panty over zijn hoofd. Hilarisch. Ik kwam adem te kort!”

Via de mail krijgt Brunswijk veel reacties van mensen. “Van blanke mensen hoor ik dat mijn programma precies is wat Nederland nodig heeft. Door dat soort reacties voel ik me af en toe wel bezwaard. Ik ben gewoon een nuchtere man die een programma wil maken.” Positieve reacties van zwarte mensen kreeg hij pas na de tweede aflevering. “Veel donkere mensen vielen over de eerste aflevering heen. Ik denk door het woord ‘neger’ en dat ze dachten dat ik blank wilde zijn. Bij de tweede aflevering zagen ze dat ik ook steken onder water geef naar blanke mensen, wat ze toch wel leuk vinden. Ze begrijpen het programma nu beter.”

In de toekomst wil hij graag een tweede serie maken over wat voor dingen zwarte mensen zoal doen. “Ik wil Nederland verbroederen. We kunnen leren van elkaars cultuur. Nederland is niet alleen blank. Daar wil ik mensen van doordringen.”

Wat als Wilders ‘minder homo’s’ had geroepen?

0

Ook nu het proces tegen Geert Wilders zijn ontknoping nadert, weet ik, eerlijk gezegd, nog steeds niet, of het wenselijk is dat hij voor zijn ‘minder, minder’-uitspraken straf krijgt opgelegd. Ik zou niet graag op de stoel van de rechters zitten – en het zou goed zijn, als ook anderen dat eens wat minder gretig zouden willen.

Bij die vraag naar de wenselijkheid gaat het mij nu nadrukkelijk niét om de politieke effecten van veroordeling of vrijspraak – in het eerste geval kan hij als martelaar triomferen, in het laatste triomfeert hij zonder meer. Die vraag naar het politiek profijt voor Wilders zou geen rol mogen spelen: de rechter moet zich puur op de juridische aspecten, de consequenties van een veroordeling voor de vrijheid van meningsuiting dan wel van vrijspraak voor de vrijheid van ophitsing bezinnen.

In dit opzicht is het inderdaad een politiek proces – niet omdat, zoals Wilders suggereert, justitie hier in opdracht van zijn Haagse vijanden opereert, maar omdat het de politiek is die ook op dit politiek zo heikele punt ooit de wet heeft vastgesteld. Waarbij Wilders overigens indertijd ook zelf, met radicaal-islamitische ophitsers voor ogen, erg op stringente wetgeving had aangedrongen, die nu dan dus mogelijk eveneens consequenties heeft voor hemzelf. Maar hier geldt natuurlijk, als basisprincipe van de rechtsstaat, dat de wet voor iedereen gelijk is.

Waarvoor Wilders overigens in dit verband in elk geval wel veroordeeld zou moeten worden, is minachting van de rechtbank: die heeft hij immers vrij consequent vanaf het begin als bevooroordeeld verdacht gemaakt. Hem zou door ‘D66-rechters’ al bij voorbaat het recht op een eerlijk proces ontzegd zijn. Te denken valt ook aan zijn demagogisch knappe, maar inhoudelijk staatsgevaarlijke slotpleidooi: rechters die het wagen hem te veroordelen staan aan de foute kant van de geschiedenis, en het volk zal hen weten te vinden. De rechters werden zo als ‘vijanden van het volk’ weggezet.

De hysterische zelfoverschatting, waarmee een en ander gepaard ging – Wilders zette zichzelf neer als de vertegenwoordiger van de overgrote meerderheid van de bevolking, waar hij nooit meer dan een zesde van de stemmen heeft gehaald en ook geen serieuze peiling hem nu wezenlijk meer belooft – is hem vergeven.  Onacceptabel is vooral dat hij, door de objectiviteit van de rechtspraak als zodanig in twijfel te trekken, doelbewust een volgend basisprincipe van de democratische orde – de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in samenhang met de scheiding der machten – ondermijnt. Dat valt vooral een lid van de wetgevende macht zwaar aan te rekenen.

Wat dan specifiek de gewraakte ‘minder, minder’-uitspraken van Wilders betreft, zal vermoedelijk het georkestreerde karakter van de bewuste bijeenkomst zwaar wegen: het betrof geen ongelukkige verspreking in het heetst van de strijd of zo, maar ophitsing met voorbedachten rade.

Ook de later door Wilders aangebrachte nuanceringen – ‘eigenlijk bedoelde ik dit en dat’ – lijken mij daarom weinig hout te snijden. Er klonk wat er klonk, en het was op dat moment ook precies zo bedoeld. Zich dan naderhand, zoals Wilders doet, achter de pretentie van een andere intentie verschuilen, is laf, en het verwijt aan Mark Rutte, dat hij voor bang geworden Marokkaanse kinderen opkwam, onheus.

Blijft de vraag: mag je publiekelijk op deze manier de wens uitspreken, dat er van bepaalde groepen mensen minder zijn? Wat als hij ‘minder joden’, ‘minder zwarten’ of ‘minder homo’s’ had geroepen? Of ‘minder moslims’? Een belangrijk criterium zal daarbij zijn in hoeverre het om (nagenoeg) onveranderbare eigenschappen van afzonderlijke mensen gaat, in hoeverre het tot een bepaalde groep behoren dus niet op een bewuste persoonlijke keuze berust.

Bij ‘zwarten’ is dat, net als bij ‘vrouwen’, evident, bij ‘Joden’ (voor zover het, conform het moderne anti-semitisme, om afstamming, en niet, conform het oudere anti-judaïsme, om geloof gaat) ook. Met de kanttekening dat het geslacht dankzij moderne medische technieken de facto niet meer volledig onveranderlijk is, maar tegelijk niemand zal eisen dat iemand het eigen geslacht verandert.

Het ‘homo zijn’ wordt tegenwoordig in het Westen ook als een onveranderlijke eigenschap beschouwd, waaraan je ‘dus niets kunt doen’. Een kleine religieuze christelijke minderheid denkt daar overigens nog anders over – en nog maar een paar generaties terug gold dat eveneens voor de overgrote meerderheid. Van een min of meer aangeboren, of tenminste al vroeg vastliggende homoseksuele identiteit wil men in die kringen niet weten, en de (als ‘tegennatuurlijk’ verworpen) homoseksuele daad geldt dientengevolge als een eigen keuze van het individu, dat daarop dan ook (moreel en juridisch) aangesproken kan worden.

Dat laatste geldt ook voor veel niet-westerse culturen. In dat opzicht is er mondiaal sprake van een interessante vorm van stuivertje wisselen, waar het geloof en geaardheid betreft. Geloof – en dat zou voor een ‘minder moslims’ – relevant zijn, zien wij in het Westen tegenwoordig, anders dan geaardheid, als een vrijwillige keuze: het valt daarmee al snel in dezelfde categorie als politieke overtuiging (‘minder liberalen’). Daar wordt in bijvoorbeeld de Arabische wereld precies omgekeerd over gedacht: seksuele geaardheid wordt niet erkend, wat de ‘tegennatuurlijke’ geslachtsdaad strafbaar maakt, en geloof geldt als min of meer aangeboren. Het is vaak strafbaar om het geloof van je voorouders voor een ander in te ruilen en bekeringspogingen leiden tot grote maatschappelijke onrust.

In het licht van het voorgaande is het aannemelijk dat Wilders ‘minder Marokkanen’ voor de rechtbank eerder als strafbaar zal gelden dan eerdere islamofobe uitspraken van hem, omdat het nu in de categorie onveranderlijke eigenschappen thuishoort – aan afstamming kan immers niemand iets doen.

Het leven na de oorlog in Kobani

0

Een bulldozer tilt puin en huisraad op in een van de straten van de Syrische stad Kobani. Een jongetje en een oude man kijken toe. Bij het beeld is geen commentaar. Je hoort alleen de zware dieselmotor van de bulldozer. Dan zie je tussen het puin iets wat op een arm lijkt, in een blauwe mouw. De bulldozer rijdt een stukje naar achteren en graaft opnieuw, nu dieper. Dan komt een half lichaam tevoorschijn, twee armen en het hoofd van een jonge vrouw in een door het stof vaalblauwe jurk. De bewoners van Kobani graven gestaag de lichamen op van onder het puin van hun stad. Het zijn beelden die wij in Nederland niet te zien krijgen. Te macaber om te tonen aan de Nederlandse kijkers, zo vlak na de avondmaaltijd in de comfortabele huiskamer.

De documentaire Radio Kobani van regisseur Reber Dosky, die onlangs in première ging op het internationale documentairefilmfestival in Amsterdam IDFA (International Documentary Film Festival Amsterdam), toont niet de oorlog in Syrië, maar dat wat er ná de oorlog gebeurt. De gevluchte mensen keren terug naar hun grotendeels kapotgeschoten stad en proberen het leven weer op te pakken. Ik heb de afgelopen jaren al honderden uren Syrisch nieuws gekeken via CNN, BBC en NOS en erover gelezen via de berichtgeving van The New York Times en andere media, maar toch heb ik duidelijk een belangrijk deel van het verhaal gemist.

In de documentaire krijgen we het perspectief van een meisje van begin twintig die samen met een paar vriendinnen na de bevrijding van de stad een lokaal radiostation in Kobani is begonnen: Radio Kobani. Ze doen het op een manier zoals alleen jonge mensen dat kunnen. Ze zetten de microfoon aan, gaan praten en zetten een muziekje op. Terwijl ze dat doen kijken ze met een half oog naar hun smartphone. Ze zijn heel serieus als ze hun interviews doen, maar even later weer heel ontwapenend als ze het hebben over de jongens die ze leuk vinden. Het contrast tussen deze meisjes die energiek hun leven weer oppakken en de finaal kapotgeschoten en gebombardeerde huizen en de lijken die nog overal gevonden worden is groot.

In de documentaire wordt af en toe het beeld teruggespoeld naar de gevechten in de stad voor de bevrijding. In die beelden staat de stad nog grotendeels overeind. De Koerdische strijders veroveren huis voor huis en straat voor straat Kobani terug op de IS-strijders. Soms roepen ze Amerikaanse luchtsteun in om posities te bombarderen. De menselijke prijs is hoog, want ook veel burgers bevinden zich in het vijandelijke gebied dat moet worden veroverd.

Wij zien dagelijks beelden van kapotgeschoten steden en lezen over het aantal burgerslachtoffers. Wij denken vervolgens dat het nooit meer goed gaat komen met Syrië. De meisjes van Radio Kobani laten ons echter zien dat er altijd hoop is. Er zullen altijd weer jonge mensen op staan die voorop gaan, omdat hun leven nog moet beginnen en zij het zich niet kunnen veroorloven om het op te geven. Zij leven vooruit, en dat is blijkbaar net zoals oorlog voeren, ook een oeroude menselijke eigenschap.

‘Repressie in Turkije escaleert in rap tempo’

0
‘De EU en de VS spreken zich niet genoeg uit tegen de mensenrechtenschendingen in Turkije’, zegt Andrew Gardner. ‘Ze gaan jammergenoeg vaak niet verder dan ‘we zijn bezorgd’ of ‘we roepen Turkije op de mensenrechten te respecteren’.’

De mensenrechtenorganisatie Amnesty International organiseerde onlangs een informatiebijeenkomst in Amsterdam over de situatie in Turkije na de mislukte staatsgreep van medio juli in het land, onder de naam Turkije na de couppoging: repressie en geweld. De Kanttekening was ook aanwezig en sprak Amnesty’s Turkije-onderzoeker Andrew Gardner, onder meer over de obstakels die het regime van president Recep Tayyip Erdogan opwerpt voor Amnesty en soortgelijke organisaties, de marteling van vermeende verdachten van de couppoging, de onderdrukking van de Turkse persvrijheid, de houding van de Verenigde Staten en Europa tegenover de mensenrechtenschendingen in het land en de situatie in het zuidoosten van het land, waar de bevolking ernstig lijdt onder de strijd tussen het leger en de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), die op de Turkse, Europese en Amerikaanse terreurlijsten staat.

Marteling
‘Er zijn wijdverspreide beschuldigingen van marteling en slechte behandeling van mensen die zijn gevangengezet na de couppoging’, zegt Gardner. ‘De martelingen zijn één van de vele zorgwekkende reacties van het bewind op de couppoging. Er zijn martelingszaken die doen denken aan de martelingen van de jaren tachtig en negentig.’

In de jaren tachtig en negentig waren in het zuidoosten van Turkije misdaden zoals martelingen, gedwongen verdwijningen en moorden aan de orde van de dag. De gevreesde ‘contra-terrorisme-organisatie’ van de gendarmerie, de Gendarmerie-inlichtingen en Terreurbestrijding (JITEM), die eind jaren tachtig werd opgericht, wordt verantwoordelijk gehouden voor een groot deel van die misdaden. Het bestaan van de organisatie werd lange tijd ontkend door de staat. Onder anderen oud-premiers Bülent Ecevit en Mesut Yilmaz hebben het bestaan van de organisatie bevestigd.

Toentertijd waren voornamelijk Koerden slachtoffer van marteling, nu worden behalve Koerden ook vermeende verdachten van de couppoging die banden zouden hebben met de Gülen-beweging, gemarteld. Amnesty bracht daarover een onderzoeksrapport uit, anderhalve week na de couppoging. ‘Amnesty heeft bewijs verzameld dat mensen die zijn opgepakt na de mislukte coup in Turkije worden geslagen, gemarteld en in sommige gevallen verkracht’, meldde Amnesty. ‘Uit gesprekken die Amnesty-onderzoekers voerden met advocaten, dokters en een persoon die in een detentiecentrum werkt, komt een schokkend en eenduidig beeld naar voren van mishandeling en marteling in verschillende detentiecentra in het land.’

Amnesty riep het Erdogan-regime op onmiddellijk onafhankelijke waarnemers toe te laten om de situatie te controleren. Het regime ontkende echter de martelingen. Minister van Justitie Bekir Bozdag beschuldigde Amnesty van ‘het verkondigen van propaganda’.

‘Net als bij al onze onderzoeken zijn we ook bij dit onderzoek naar de martelingen zeer zorgvuldig te werk gegaan bij het verzamelen van informatie. Het is gebaseerd op betrouwbare bronnen’, zegt Gardner. ‘Het feit dat de regering het afdeed als ‘totale onzin’ in plaats van maatregelen te nemen tegen de martelingspraktijken, is funest. Het is kenmerkend voor de manier waarop de autoriteiten reageren op kritiek.’

Een monitoringscommissie van advocaten, die lid zijn van de verenigingen Vereniging voor Solidariteit met de Families van Gevangenen (TUAD), Vereniging van Juristen voor Vrijheid (OHD) en Vereniging van Advocaten voor Vrijheid (ODAV), bevestigde na de publicatie van het Amnesty-rapport dat sinds de afkondiging van de noodtoestand na de couppoging, marteling ‘stelselmatig’ en ‘op grote schaal’ plaatsvindt.

Intussen hebben media sinds de couppoging melding gemaakt van vierentwintig vermeende zelfmoorden in gevangenissen van vermeende verdachten van de couppoging, onder wie militairen en docenten. Het gaat om verdachte sterfgevallen. Mensenrechtenactivisten, journalisten en andere waarnemers in Turkije vermoeden dat de vierentwintig gevangenen, of in ieder geval een deel van hen, geen zelfmoord hebben gepleegd, maar zijn vermoord. De Turkse journalist en schrijver Ahmet Aziz Nesin, die in Parijs woont, is er zelfs van overtuigd dat er geen twijfel over mogelijk is dat de vierentwintig personen zijn vermoord in opdracht van president Erdogan. ‘Erdogan en zijn oligarchie had nooit zo veel mensen in zo een korte tijd kunnen veroordelen tot de doodstraf. Daarom laat hij hen vermoorden’, twitterde Nesin op 19 november.

Heeft Amnesty informatie over de vierentwintig zaken? Gardner: ‘We zijn op de hoogte van de verdachte doden. We hebben er onderzoek naar gedaan en blijven dat doen, maar we beschikken momenteel niet over definitieve informatie over de zaken en kunnen dan ook niet bevestigen of mensen zijn vermoord.’

Mediablackout
Omdat er geen waarnemers toegelaten worden tot de gevangenissen, is het voor organisaties als Amnesty moeilijk om de situatie van gevangenen in kaart te brengen. ‘Het is sowieso veel moeilijker geworden voor ons om veldonderzoek te doen’, zegt Gardner. ‘Ook gebieden in het zuidoosten van het land binnenkomen, is een groot probleem. Zo werd mij afgelopen juni de toegang tot Cizre, waar ik veldonderzoek wilde doen, ontzegd. Niet alleen Amnesty, ook onder anderen vertegenwoordigers van Human Rights Watch (HRW) en het Kantoor van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (OHCHR) werden geblokkeerd.’ Gardner wijst erop dat ook het contact met de autoriteiten is verslechterd. ‘Zelfs informatie krijgen van lokale en nationale autoriteiten, is erg moeilijk geworden, omdat ze vaak niet meer met ons willen praten.’

Terwijl organisaties als Amnesty het werken moeilijk wordt gemaakt, gaat de bevolking gebukt onder een ware mediablackout. ‘Nagenoeg alle kritische media zijn gesloten, en dan niet alleen nationale, maar ook regionale media. Van Koerdische tot pro-Gülen en van seculiere tot linkse media, niemand is ontkomen aan de onderdrukking van de persvrijheid. Daardoor hebben mensen nog nauwelijks meer toegang tot informatie over ontwikkelingen in het land. De informatie die de autoriteiten hen voorschotelen, daar moeten zij het voornamelijk mee doen. Ook informatie vergaren op social media wordt steeds moeilijker, omdat vergaande beperkingen zijn opgelegd aan de toegang tot social media-platforms, zoals Twitter en Facebook. De situatie is beangstigend.’

Lijdt Amnesty ook aan de gevolgen van de mediablackout? ‘De persbreidel heeft een netelige situatie gecreëerd voor de bevolking, maar niet zozeer voor Amnesty, aangezien de media nooit Amnesty’s primaire bron van informatie is geweest’, laat Gardner weten. ‘Wij vergaren voornamelijk informatie door middel van veldonderzoek, dus door relevante plaatsen te bezoeken en aldaar mensen te interviewen, hoewel dat nu dus moeilijker is geworden. Daarnaast krijgen we informatie van bijvoorbeeld advocaten.’

Europa
De schending van de democratie bereikte onlangs een nieuw dieptepunt. Eerst werden eind vorige maand journalisten van de laatste grote kritische krant in het land, de linkse, kemalistische Cumhuriyet, gevangengezet. Vervolgens werden begin deze maand parlementariërs en lokale politici van twee linkse pro-Koerdische partijen, de HDP (Democratische Partij van de Volkeren) en de DBP (Partij van de Democratische Regio’s), gearresteerd, onder wie de twee leiders van de HDP, Selahattin Demirtas en Figen Yüksekdag.

Daarop riep de Turkije-rapporteur van het Europees Parlement, Kati Piri, de EU op de toetredingsonderhandelingen met het Erdogan-regime te bevriezen. Een ruime meerderheid van het Europees Parlement stemde donderdag in met die oproep vanwege ‘de disproportionele onderdrukkende maatregelen’ in Turkije sinds de couppoging.

Een dag na het besluit van het parlement dreigde Erdogan vluchtelingen in Turkije naar Europa te sturen. ‘Luister! Als jullie (de Europese Unie, red.) nog verder gaan, worden de grensovergangen opengesteld, weet dat, weet dat, weet dat, ik noch dit volk is gevoelig voor droge dreigementen, weet dat’, zei hij.

Net als de EU maakt ook Gardner zich zorgen over de systematische uitholling van de Turkse democratie. ‘De arrestatie van de HDP-parlementsleden was ronduit shockerend, het is een enorme escalatie van de repressieve maatregelen. Hetzelfde geldt voor de arrestatie van de lokale politici van de HDP en de DBP en de journalisten van Cumhuriyet. Deze ontwikkelingen laten zien dat de repressie in rap tempo escaleert. De arrestatie van pro-Koerdische politici is niet alleen een aanval op hen, maar ook op de miljoenen mensen die op hen hebben gestemd.’

Gardner begrijpt het besluit van het Europees Parlement om de toetredingsonderhandelingen met het Erdogan-regime te staken, maar wijst op het belang van het voortzetten van de dialoog met Ankara om de mensenrechtensituatie in Turkije te verbeteren. ‘Als je kijkt naar de geschiedenis van de toetredingsonderhandelingen, dan zie je dat ze een positief effect hebben gehad op de mensenrechten in Turkije. Maar de huidige stand van zaken in de betrekkingen tussen Turkije en de EU, is ongewenst. Daarmee bedoel ik dat de EU zich in haar relatie met Turkije te veel richt op haar eigen belangen. De moraal in Europa is heel ver te zoeken. Eén van de belangen van de EU is de vluchtelingendeal. De EU heeft Turkije nodig om de vluchtelingenstroom naar Europa tegen te houden, en heeft daarbij te weinig oog voor de mensenrechtensituatie in het land.’

Gardner vindt dat het karakter van de Turks-Europese, maar ook Turks-Amerikaanse betrekkingen moet veranderen. ‘Om een gezonde relatie te kunnen ontwikkelen met Turkije moet de EU haar focus verschuiven van het uitsluitend behartigen van persoonlijke belangen naar mensenrechten’, betoogt Gardner. ‘De EU en de VS spreken zich niet genoeg uit tegen de mensenrechtenschendingen in Turkije. Beide machtsblokken hebben de schendingen wel degelijk veroordeeld, meermaals, maar zonder overtuiging. Ze gaan jammergenoeg vaak niet verder dan ‘we zijn bezorgd’ of ‘we roepen Turkije op de mensenrechten te respecteren’. Het verbeteren van de mensenrechtensituatie in Turkije moet de basis vormen van de Turks-Amerikaanse en Turks-Europese betrekkingen. Dat zou een solide basis zijn voor een harmonieuze relatie waarin persoonlijke politieke, geopolitieke of economische belangen niet botsen met ethische waarden.’

Rechtvaardigheid
‘De onderdrukking is zodanig geëscaleerd dat nu werkelijk álle critici potentiële slachtoffers zijn van het regime’, zegt Gardner. ‘Al ruim voor de couppoging was sprake van een flagrante systematische verplettering van kritische geluiden, zoals de overname van het kritische dagblad Zaman afgelopen maart. Na de couppoging is de onderdrukking van de oppositie verbreed en in een stroomversnelling terechtgekomen. Tot de couppoging waren voornamelijk mensen van de Gülen-beweging het doelwit, nu worden alle critici van het bewind, onder wie linksgeoriënteerden, seculieren en Koerden, onder vuur genomen.’

De oplossing? ‘Rechtvaardigheid’, stelt Gardner. ‘Degenen die verantwoordelijk zijn voor de couppoging moeten vervolgd worden. Het bewind heeft het recht, sterker nog de verantwoordelijkheid dat te doen. Dat staat buiten kijf. Waar het ons om gaat, is dat het bewind daarbij niet buiten de grenzen van de rechtsstaat treedt. Dé manier om bedreigingen aan het adres van de politieke macht, zoals bijvoorbeeld een couppoging, te voorkomen, is de mensenrechten respecteren, de rechtsstaat in stand houden en de democratische instituties versterken.’

Zonder economische sancties is Erdoğan niet te stoppen

0
Zonder de Turkse president Recep Tayyip Erdoğan hadden we nu waarschijnlijk meer democratie en meer moslimdemocraten in Turkije. Het begon zo mooi in 2002: de AKP van Erdoğan was een partij waarin verschillende ideologieën samenkwamen. De partij veroverde kiezers met een geweldig verhaal van gelijkheid, anti-corruptie, armoedebestrijding, economische hervormingen en meer rechten voor minderheden, zoals Armeniërs, Koerden en alevieten. Zelfs de voormalige minister van Cultuur en Toerisme, Ertugrul Günay, maakte de overstap van het strikt seculiere CHP naar het islamistische AKP. Tegenwoordig kunnen minderheden naar hun rechten fluiten en is er van democratie nog nauwelijks sprake in het regime van Erdoğan. En niemand die hem kan stoppen. Als geniale politicus wist hij zijn positie te versterken op het internationale podium door te chanteren met Syrische vluchtelingen, flirten met Rusland en gebruik te maken van de onmisbare rol van Turkije in de strijd tegen IS.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Waar is het misgegaan? Niemand die daarop een zinnig antwoord heeft. Persoonlijk denk ik dat Erdoğan de afgelopen vijftien jaar geduldig aan zijn project ‘het nieuwe Turkije’ gewerkt heeft. Hij is helemaal niet ergens halverwege vergiftigd door macht en hebzucht zoals velen schrijven en zeggen. Hij was nooit uit op echte democratie. Dat bevestigt hij met uitspraken als:”Democratie is een bus, bij de ene halte stap je in en als het je goed uitkomt stap je weer uit.” Een andere keer bezwoer hij weer dat hij echt voor de democratie streed. De meerderheid van de Turken geloofde in zijn woorden. Inmiddels is er geen twijfel meer mogelijk over zijn ware intenties. Het is jammer voor Turkije en bovendien ook een gemiste kans voor andere moslims in de wereld. Hij had de islamitische wereld kunnen laten zien dat islam en democratie samengaan. Hij heeft niet alleen Turken, maar alle liberale, progressieve en gematigde moslims bedrogen.

De vraag is hoe hij zijn plan heeft kunnen uitvoeren in een strikt seculier Turkije. Het is bekend dat hij de zogeheten ‘zwarte’ Turken, de nieuwe middenklasse moslims afkomstig van het platteland, goed kent: hij komt zelf uit zo’n milieu. Met verregaande hervormingen zoals meer rechten voor minderheden, vredesbesprekingen met de terreurorganisatie PKK en economische successen in combinatie met charismatisch leiderschap en geweldige speeches wist hij tot 2011 niet alleen conservatieven maar ook liberalen, sociaal-democraten, Koerden, en zelfs het Westen voor zich te winnen.

In die positie heeft hij de rol van het leger aanzienlijk verminderd. Daarna kon hij dankzij ongekende steun vanuit alle lagen van de bevolking maatregelen nemen die voorheen onbespreekbaar waren voor de seculiere elite. Een alcoholverbod en het opheffen van het hoofddoekverbod zijn daar voorbeelden van. De samenleving kreeg een islamitische sluier over zich heen gedrapeerd. De oppositiepartijen CHP en de nationalistische MHP keken passief toe. Ze vormden geen bedreiging voor de AKP. Selahattin Demirtaş, leider van de pro-Koerdische partij HDP, durfde het als enige wel aan. Hij wist bij de verkiezingen van 7 juli vorig jaar een einde te maken aan een AKP-meerderheid in het parlement. Lang kon hij er niet van genieten: na het opblazen van vredesbesprekingen met de PKK en met hulp van gewelddadige PKK-aanslagen wist Erdoğan de HDP te demoniseren. Demirtaş is begin deze maand gearresteerd vanwege steun aan de PKK. Volgens de CHP-leider Kemal Kılıçdaroğlu werken AKP en PKK samen. Ze werken samen om de HDP definitief de nek om te draaien omdat de democratisch gekozen Demirtaş het enige obstakel is voor het invoeren van Erdoğans presidentieel systeem.

De hamvraag is: hoever en hoelang kan Erdoğan nog zo doorgaan? Zijn doel is natuurlijk het presidentieel systeem in Turkije invoeren en in de Grondwet verankeren: een systeem dat alleenheerschappij mogelijk maakt. Dat is een kwestie van alles of niets.

Het maakt dat hij Turkije als een vrachtwagen zonder rem in een snelheid van 140 kilometer per uur aan het besturen is. De weg loopt onvermijdelijk dood, want Turkije is geen Libië, Afghanistan of Pakistan. Wat kunnen de Europese Unie en de Verenigde Staten doen om Erdoğann ervan te overtuigen dat hij verkeerd bezig is? Niet veel, denk ik. Tot nu toe heeft niets geholpen. Het opschorten van toetredingsonderhandelingen? Zelfs als ze daartoe overgaan is het de vraag of dat indruk maakt op Erdoğan. Er is maar één werkelijk pijnlijke maatregel denkbaar: economische sancties.

Dit opiniestuk is op 16 november gepubliceerd in de NRC.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm