De geest is uit de fles. In de nasleep van de #MeToo-discussie is er nu een uitbarsting van jarenlang opgekropte woede en frustratie over seksueel geweld, machtsmisbruik en de positie van de vrouw gaande, onder andere onder Hindoestaans-Nederlandse vrouwen.
Uiteraard speelt dit onderwerp ook binnen veel andere bevolkingsgroepen, maar waar de laatste jaren veel aandacht was voor de positie van de vrouw in Turks- en Marokkaans-Nederlandse kring en met #MeToo vooral kwesties in autochtone hoek onder de loep lagen, is het nu de beurt aan Hindoestaans-Nederlandse vrouwen om misbruik aan de kaak te stellen.
In Noord-Afrikaanse kring waren recentelijk de uitspraken van de Algerijns-Nederlandse rapper Boef over kechs (hoeren) aanleiding om de tweederangspositie die veel Marokkaans-Nederlandse vrouwen in hun sociale omgeving genieten aan de kaak te stellen.
Onder Hindoestaanse-Nederlandse vrouwen gaat het nu om de affaire die speelt rondom de Haagse ambtenaar S. N., die heeft geleid tot een offensief tegen seksueel geweld en de taboes daaromtrent in de Hindoestaanse gemeenschap. De aantijgingen aan het adres van S.N. zijn al veelvuldig in het nieuws geweest. Aanvankelijk was hij genomineerd voor de Joke Smit-prijs, een staatsprijs die gaat naar een persoon die zich inzet voor de emancipatie van vrouwen in Nederland. S. N. had zich volgens de jury daarvoor hard gemaakt vanwege zijn inzet voor stichting Vobis/Hindustani in Den Haag, die zich onder meer inzet voor kwetsbare meisjes in de Hindoestaanse gemeenschap.
Opinie: Het leed van de Hindoestaanse vrouw doet er niet toe, eer van de familie wel
Mijn nieuwe stuk in de Volkskrant. Dat het mag bijdragen een dialoog en echte oplossingen. Hierbij is iedereen nodig. https://t.co/SKV7TDFNXz via @volkskrant
Eerder stelden diverse vrouwen dat S. N. zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding en zelfs verkrachting van vrouwen. Van de beschuldiging van verkrachting was S. N. overigens in het verleden vrijgesproken, vanwege een gebrek aan overtuigend bewijs. Echter, de verhalen over het vaak misplaatste en grensoverschrijdende gedrag van S. N. jegens vrouwen in de openbaarheid zijn legio onder Hindoestaanse Nederlanders. Zijn nominatie en de aantijgingen van Musa hebben geleid tot een uitbarsting waarvan het einde voorlopig nog niet in zicht is.
Dat feit op zich is verrassend te noemen. Onder Hindoestanen is het spreken over seksueel geweld over het algemeen een sterk taboe. Als je als slachtoffer de vuile was buitenhangt loopt je het risico dat je halve sociale omgeving over je heen valt. Er wordt dus van je verwacht dat je zwijgt wanneer iets je overkomt. Wanneer je tegen deze sociale code in je mond opendoet, word je of niet geloofd of velen keren zich tegen je.
Het is bijzonder om te zien dat in de slipstream van #MeToo en dankzij het activisme van Musa een grote groep Hindoestaans-Nederlandse vrouwen in Nederland opstaat om dit zwijgen te doorbreken. Belangrijk is ook dat er nu voor dit onderwerp steeds meer media-aandacht komt. Media kunnen een belangrijke rol spelen bij het bespreekbaar maken van seksueel geweld, problemen omtrent de positie van de vrouw, de machtspositie die sommige Hindoestaanse mannen kunnen ontlenen aan de cultuur van eer en zwijgen en het tot nu toe gebrek aan rolmodellen die dit zwijgen doorbreken.
Met de ophef rondom S.N. zien we hoe Hindoestaans-Nederlandse vrouwen zichtbaar voor iedereen opstaan en het vertikken om nog langer stil te zijn. Dat S.N. nooit is veroordeeld – net als vrijwel alle machtige mannen die door #MeToo ten val zijn gekomen – brengt een zekere tragiek met zich mee, voor zijn mogelijke slachtoffers of voor hemzelf indien hij toch onschuldig blijkt te zijn. Desondanks vervult deze kwestie een belangrijke rol in de meest recente emancipatiegolf van Hindoestaans-Nederlandse vrouwen, waarbij de woede een katalysator vormt voor een nieuwe generatie vrouwen die opstaat tegen patriarchale structuren en het geweld dat daaruit voortkomt. Het streven is naar volwaardige gelijkheid en (seksuele) vrijheid voor alle Hindoestaanse vrouwen. Laten we van harte hopen dat deze emancipatiegolf succesvol zal zijn.
De laatste tijd kwakkelde ik wat met mijn gezondheid. Nadat ik voor de tweede keer in drie maanden tijd was uitgeschakeld door het griepvirus melde ik me bij de huisarts. Het eerste wat ze vroeg was of ik wel genoeg bewoog. Ik vertelde trots dat ik veel door de stad wandel op weg naar afspraken. Ze rolde met haar ogen en verzuchtte ‘nee, echt bewegen, sporten bedoel ik’. Sporten? Ik? Er is weinig waar ik een hekel aan heb, maar me vrijwillig in het zweet werken is zogezegd niet echt ‘mijn ding’.
Mijn gedachten dwaalden af naar de middelbare school, waar ik niet bepaald uitblonk in de gymlessen. Balsporten vond ik eng, wat ervoor zorgde dat ik altijd als laatste werd gekozen door mijn klasgenootjes. En ook turnen lukte niet erg. Ik viel uit klimrekken, kon geen salto’s maken en kreeg mijn benen niet door de houten ringen waar mijn vriendinnen sierlijk in rondzwaaiden. Dus allemaal leuk en aardig wat de dokter zei, maar een griepprik leek me een beter idee.
Toch besloot ik haar advies op te volgen – na wat verzet – en kocht ik een tienrittenkaart voor een yogaschool (ook een soort sport). Alleen verliep die na drie maanden, omdat ik me via een online inschrijfformulier moest aanmelden voor iedere les en het kwam nooit uit voor mijn gevoel. Te druk met werk, te koud buiten of volgeboekte klasjes.
Niet lang na de verloopdatum zag ik op Instagram een advertentie voor een health boutique. Het sprak me aan dat ik daar onder begeleiding van een personal trainer in een warmtecabine van vijftig graden Celsius aan mijn belangrijkste spiergroepen kon werken. En dat ook nog liggend. Extra bijzonder aan deze training was de belofte dat je het maar dertig minuten per keer hoefde vol te houden. Hoe moeilijk kon het zijn? Ik besloot meteen een halfjaarabonnement te nemen, want als ik iets écht aanpak dan het liefste meteen goed. Bovendien kreeg ik een fikse korting als ik me voor langere tijd zou committeren.
Eenmaal in de warmtecabine brak de spreekwoordelijke hel los. Ik moest oefeningen met namen als ‘gedraaide crunch’, ‘donkey kick’ en ‘beenschaar’, doen. Vijftig graden Celsius bleek wel erg heet te zijn en het tempo was zo moordend dat ik het niet bij kon houden. Na afloop deed mijn lichaam zoveel pijn dat ik twee dagen nauwelijks kon lopen. Aangezien ik het een beetje zonde vond om er meteen weer mee te stoppen ging ik drie dagen laten braaf weer. Het werd alleen maar erger. De enthousiaste, afgetrainde coaches bleven maar roepen ‘lekker Natascha, je gaat als een speer’, terwijl ik wist dat het een leugen was. Ik vergat constant goed door te ademen, waardoor mijn gezicht eerst rood werd en daarna paarsig. Wat het niet beter maakte was dat mijn hoofd met van alles bezig was, behalve de opperste concentratie die verlangd werd. Ik dacht aan de boodschappen die ik nog moest doen, het rapport van het SCP waaruit blijkt dat Nederlandse jonge vrouwen minder economisch zelfstandig zijn dan vrouwen in andere landen en de situatie in Afrin.
Van tevoren keek ik steeds dagenlang op tegen de sessies. Tot vorige week. De pijn en moeite tijdens het trainen waren niet minder, maar toen ik na afloop in de kleedkamer zat voelde ik me vrolijk en relaxed. Mijn huid had een gezonde, roze blos en ik had de hele dag veel energie. Ik vermoed dat ik nooit een sportheld zal worden, al is het misschien toch de moeite waard om het nog een kans te geven. Want sommige dingen zijn gewoon goed voor je, ook al blink je er niet in uit.
‘Foute straatnamen en beelden, zoals van Coen en De Ruyter, moeten weg.’
Mag de Coen-tunnel nog wel de Coen-tunnel heten? De discussie over straten, scholen, tunnels, standbeelden en andere dingen met een ‘besmette’ naam is onlangs weer opgelaaid. Het Mauritshuis besloot het beeld van Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), die in slaven handelde, te verplaatsen. De J.P. Coen-school gaat anders heten, omdat Jan Pieterszoon Coen (1587-1629) in Indonesië hele dorpen heeft uitgemoord. Ook Michiel de Ruyter (1607-1676) ligt onder vuur, omdat de zeeheld aan de kust van Afrika het slavenfort Elmina veroverde op de Portugezen. Linkse activisten willen het verleden dekoloniseren. Actiegroep De Grauwe Eeuw schuwt daarbij vandalisme niet en heeft het beeld van Coen in Hoorn beklad. De Kanttekening sprak een Tweede Kamerlid, een activist en experts over deze nieuwe ‘beeldenstorm’.
Uitgummen
Klaas Dijkhoff vindt de ophef overdreven. Op Facebook zette de VVD-fractievoorzitter zijn visie helder uiteen. ‘Nederland heeft als klein land altijd een bizar grote rol op het wereldtoneel gespeeld. Dat was niet altijd schoon. Maar we snappen heel goed dat alles twee kanten heeft. En we herdenken ze allebei. De positieve kanten met trots, de negatieve kanten met het besef dat we het nu gelukkig anders doen.’ Hij hekelt het linkse activisme niet alleen omdat het volgens hem ongenuanceerd is en vooral de negatieve kant belicht, maar ook vanwege het ‘slachtofferschap’ en de ‘georganiseerde gekwetstheid’. ‘Mensen die vroeger nooit moeite hadden met de Coen-tunnel protesteren nu opeens.’ De VVD’er wil niet dat activisten onze geschiedenis uitgummen.
Activist Frank van der Linde neemt een geheel ander standpunt in. ‘Foute straatnamen en beelden, zoals van Coen en De Ruyter, moeten weg. In Duitsland bestaan de Hitler-straße en Stalin-allee ook niet meer.’ Hij steunt de actiegroep De Grauwe Eeuw. ‘Ik ben geen voorstander van vandalisme, maar als men in Nederland niet wil luisteren naar kritiek, dan moet je met harde actie komen. De overheid maakt het actievoeren door gematigde activisten onmogelijk, dan is het logisch dat er agressiever verzet komt.’ Maar wordt de geschiedenis zo niet uitgegumd? ‘Die beelden moeten niet worden vernietigd, maar naar een museumtuin, met context en uitleg erbij. We moeten weten hoe barbaars ons koloniale verleden was.’
De andere kant
Tweede Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks), die Kamervragen heeft gesteld over kolonialisme in Nederlandse schoolboeken, stelt zich voorzichtiger op. ‘We moeten beide kanten van onze geschiedenis belichten, dus ook de zwarte bladzijdes, die kant is vaak onderbelicht.’ GroenLinks heeft nog geen officieel standpunt ingenomen over de beeldenstorm, maar Westerveld geeft wel een richting aan. ‘In Nijmegen heb ik als gemeenteraadslid gediscussieerd over het veranderen van de straatnamen van de Zeeheldenbuurt. GroenLinks was daar toen geen voorstander van. Wel dat er andere bordjes moesten komen, met een betere uitleg.’ En het vandalisme van De Grauwe Eeuw? ‘Dat keuren we af. Maar het is wel goed dat de discussie er nu is.’
Bas Kromhout, historicus en hoofdredacteur van het magazine Haagse Historie, kijkt graag naar het grote plaatje. Hij noemt de discussie in de Verenigde Staten, waar beelden van helden van de Confederatie zijn weggehaald, omdat het Zuiden voor slavernij was. Ook noemt Kromhout Zuid-Afrika, waar apartheidssymbolen worden verwijderd. ‘Het is een internationale beweging, die begonnen is op universiteiten. Activisten bezigen dezelfde dekolonisatieretoriek.’
Kromhout wil alles per geval bekijken. ‘Dat de Coen-tunnel en de J.P. Coen-school een andere naam krijgen is niet erg. Coen heeft duizenden mensen uitgemoord. Hij werd in de negentiende eeuw op een voetstuk gezet, omdat hij het kolonialisme introduceerde in Indonesië. Met De Ruyter ligt het anders. Wij eren hem niet omdat hij slavenforten veroverde maar omdat hij Nederland gered heeft tijdens de Engelse Oorlogen.’ Kromhout heeft een creatieve oplossing voor de beeldenstorm. ‘We kunnen tegenover Coens beeld in Hoorn een standbeeld plaatsen van een Indonesische vrijheidsstrijder, voor het andere perspectief. Dat doet men in Zuid-Afrika ook. Bij een Afrikaner monument over de Slag bij de Bloed-rivier plaatste men na de apartheid een Zoeloe-monument, dat het andere verhaal vertelde.’
Post-modern perspectief
Stads- en erfgoeddeskundige Ankie Petersen, verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam, bekijkt de discussie ook als wetenschapper, maar vanuit een post-modern perspectief. ‘Het verleden is een constructie. Wij beslissen wie onze helden zijn, hoe wij onze geschiedenis willen herinneren.’ De vrees van Dijkhoff dat het verleden wordt uitgegumd vindt Petersen onterecht. ‘Een beeld weghalen is absoluut geen geschiedvervalsing. Beelden staan in de openbare ruimte om personen te vieren, niet om geschiedenis te schrijven. Het debat moet gaan over wat we willen vieren en wat niet.’ Ze pleit daarom voor ‘een nieuwe dekoloniserende beeldenstorm’.
Dat betekent niet dat Petersen het met De Grauwe Eeuw eens is. ‘Zij gaan vrij extreem te werk. In Utrecht, waar ik woon, probeerde de gemeente met deze activisten in dialoog te gaan. Dat mislukte vanwege hun niet-constructieve opstelling volkomen. Je moet tijdens een dialoog de verschillende belangen afwegen. Mensen met belangen moeten met elkaar in gesprek. Democratisering van de discussie is zeer belangrijk, want dan kunnen meer mensen meepraten. Niet alleen de Rijksdienst van Cultureel Erfgoed moet zeggenschap hebben, maar er moeten meer initiatieven komen van onderop. Een mooi voorbeeld is Mapping Slavery, een initiatief om locaties die verbonden zijn aan slavernij in kaart te brengen en te etaleren. Degenen achter dit initiatief laten koloniale sporen in de openbare ruimte zien, zodat wij ons er meer bewust van worden. Een ander mooi voorbeeld is F-site. Die groep bestaat uit historici die aandacht vragen voor de vrouwen uit onze geschiedenis, want er zijn nu te veel mannen op een voetstuk gezet.’
‘Soms is het winkelaanbod zo éénzijdig dat je je bijna niet kan voorstellen dat het Nederland is.’
Leefbaar Rotterdam maakt zich zorgen over segregatie en criminaliteit in Rotterdamse wijken. De partij wijst erop dat één van de onderdelen van segregatie het grote aantal halalwinkels in sommige straten is, zoals de Beijerlandselaan, een winkelstraat in Rotterdam-Zuid. De Kanttekening sprak daarover Tanya Hoogwerf, gemeenteraadslid namens Leefbaar en nummer twee op de kandidatenlijst van de partij, en ondernemer Ferdi Groeneveld, eigenaar van het Turkse restaurant Emirdag Köftecisi aan de Beijerlandselaan.
McDonald’s
Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen op 21 maart is het onderwerp halal in Rotterdam weer opgelaaid. Aanleiding was een artikel in het Algemeen Dagblad over de jonge ondernemer Redouan Makoer, die de eerste halalvestiging van McDonald’s in Rotterdam wil openen.
Dat wordt niet van harte verwelkomd door Leefbaar. ‘We zijn een samenleving om het mét elkaar te doen en het oprichten van halaleettenten is jezelf afzetten tegen de ander’, aldus Hoogwerf.
De eerste halalvestiging van McDonald’s zal er waarschijnlijk niet komen, omdat het bedrijf wil blijven vasthouden aan zijn strikte assortimentsregels. Er zijn al meerdere halal-gecertificeerde fastfoodketens in Nederland, zoals Halal Fried Chicken en Chicken Spot, de islamitische tegenhangers van Kentucky Fried Chicken.
Witwaslaan
‘Wij hebben niets tegen een halalslager, maar we willen geen Turkse enclaves, waar alleen Turks wordt gegeten, Turks wordt gesproken en naar de Turkse tv wordt gekeken’, verklaarde wethouder en Leefbaar-lijsttrekker Joost Eerdmans in een debat met Denk-voorman Tunahan Kuzu, in een uitzending van het tv-programma Buitenhof op 17 december.
Leefbaar pleit voor de herinvoering van de Vestigingswet die in 2007 was afgeschaft. Startende ondernemers zouden dan weer een speciale vergunning moeten aanvragen. Hoogwerf legt uit dat haar partij met de herinvoering van de Vestigingswet een eenzijdig winkelaanbod in straten wil voorkomen en bestrijden. ‘Soms is het winkelaanbod zo éénzijdig dat je je bijna niet kan voorstellen dat het Nederland is.’
Hoogwerf geeft de Beijerlandselaan als voorbeeld. Die staat ook wel bekend als de ‘Witwaslaan’ vanwege de vele operaties die de politie er heeft uitgevoerd tegen zwart bankieren en drugshandel. ‘Wat wij willen is een dusdanige toepassing van de Vestigingswet zodat winkelstraten worden gevrijwaard van criminaliteit’, aldus Hoogwerf. ‘In de Beijerlandselaan zijn er veel armoedige winkels enerzijds en veel dure auto’s anderzijds. Iedereen weet dat hier de onder- en bovenwereld elkaar ontmoeten.’
D66, coalitiegenoot van Leefbaar, is absoluut tegen de komst van de Vestigingswet. D66-lijsttrekker Said Kasmi verklaarde dat D66 een nieuwe coalitie met Leefbaar uitsluit als de partij verhindert dat Marokkaanse, Turkse en Antilliaanse Nederlanders geen winkels meer mogen beginnen. Volgens Hoogwerf is zijn uitspraak over de coalitie veel te voorbarig.
De realiteit
Groeneveld zegt niets te weten over of te merken van criminaliteit. ‘In deze straat is er ook een Nederlandse bakker, een MediaMarkt en een Intertoys. Ik heb zelf ook veel Nederlandse klanten, bijvoorbeeld mensen die in het verleden in Rotterdam hebben gestudeerd of gewoon mensen uit de buurt. Deze straat is niet uitsluitend bezet door Turken of moslims.’ Over de spreektaal in de straat zegt hij: ‘Buiten is dat gewoon Nederlands. Er wordt een verkeerd beeld van de Beijerlandselaan geschetst.’
De ondernemer benadrukt dat de groei van de halalsector net zoals bij andere sectoren een kwestie is van vraag en aanbod. ‘Als ondernemer kijk je naar de locatie en of het commercieel aantrekkelijk genoeg is. Als er vraag is naar halalproducten en ik als ondernemer lever het, waarom zou dat dan fout zijn?’ De kritiek dat sommige autochtonen hun buurt niet meer herkennen in straten zoals de Beijerlandselaan begrijpt hij wel. ‘Zij kennen het misschien van veertig jaar geleden, maar Nederland is veranderd. Ik begrijp ook dat sommigen er moeite mee hebben, maar dit is nu éénmaal de realiteit.’
‘Westerlingen verlangen iets van de Afrikaanse filosofie dat ze kunnen toepassen in hun eigen leven’, zegt Grace Ndjako. ‘Dat is oppervlakkig en op een bepaalde manier koloniaal.’
De Congolees-Nederlandse filosoof Grace Ndjako is gespecialiseerd in het Afrikaanse denken. De Kanttekening sprak haar onder meer over de filosofie van Afrika, de verschillende talen die er worden gesproken en het koloniale verleden.
Een antwoord op de vraag naar wat Afrikaans denken is blijkt lastig. ‘Wat Afrikaanse filosofie is? Dat vragen Afrikaanse filosofen zich ook af’, zegt Ndjako. Vorige week woensdag gaf ze daarover een openbare workshop in cultureel centrum Castrum Peregrini aan de Amsterdamse Herengracht. ‘Het kolonialisme heeft in Afrika een enorme impact gehad. In de meeste Afrikaanse landen wordt de taal van de voormalige kolonisator nog altijd als officiële taal gehanteerd. In Congo, waar mijn ouders vandaan komen, is er Frans onderwijs en bij de overheid is de voertaal Frans’, zegt Ndjako om aan te geven hoe groot die invloed van het Westen op het continent nog steeds is. ‘In de jaren dertig van de vorige eeuw speelde dit al. Je had de Negritude, een beweging van zwarte intellectuelen en kunstenaars uit Frankrijk en de Franse koloniën. Het was een reactie op het assimilatiebeleid dat van Afrikanen een soort Fransen probeerde te maken. Schrijvers als de Senegalese Leopold Senghor (1906-2001, red.) en de Frans-Martikaanse Aime Cesaire (1913-2008, red.) beschreven de vervreemding waar ze mee te maken hadden. Ze vroegen zich af, wie zijn wij eigenlijk en wat is de Afrikaanse cultuur?’
Wat is het antwoord op die vraag?
‘Dat is dus lastig. De invloed van Europa is groot. De kolonisten brachten hun geloof mee, de inheemse religies zagen ze als primitief en werden verboden. In veel christelijke Afrikaanse landen groeit nu de aanhang van de Pinkstergemeente. Ze geven een eigen draai aan het christelijke geloof, proberen de religie op hun eigen manier te beleven. Afrikaanse filosofen vinden dat hun denken gedekoloniseerd moet worden. Sommigen willen daarbij een bepaalde mate van Europese invloed houden. Zo zegt de Beninse filosoof Paulin Hountondji dat onze voorouders ons nu eenmaal geen eigen schrift hebben nagelaten. Dus eigenlijk moeten we onze filosofie voornamelijk gaan baseren op het westerse denken, zij hebben ons het schrift gebracht. Daarnaast zijn er filosofen als de Nigeriaanse Sophie Oluwole. Zij vindt dat er een Afrikaanse intellectuele traditie is die volkomen losstaat van de Europese cultuur. Om er achter te komen wat die is, moet je je richten op de inheemse talen. Ze ziet taal als drager van cultuur. In iedere taal zitten woorden en begrippen die moeilijk te vertalen zijn.’
Bij Afrikaanse filosofie denk ik altijd direct aan Ubuntu.
‘Dat is inderdaad een denkwijze van de Bantoe volken uit Centraal- en Zuidelijk Afrika die diep verankerd is in hun cultuur. Het is een leer waarbij niet het individu maar het samenleven centraal staat. In het Westen zeggen we sinds de Verlichting ‘ik denk dus ik besta’, bij Bantoe geldt dat je er bent, omdat wij zijn. Volgens Sophie Oluwole valt in de Afrikaanse filosofie het denken in dichotomieën weg. Europeanen denken in tegenstellingen: ratio en emotie, lichaam en geest. Heel het koloniale experiment is gebaseerd op tegenstellingen. Daarom zijn Afrikanen zwart en Europeanen wit. Het westerse denken creëert altijd die ander.’
Hoe komt dat?
‘Volgens Oyeronke Oyewumi, een Nigeriaanse filosofe, komt dat omdat voor westerlingen het zicht, de ogen, het primaire zintuig is, denk aan woorden als worldview, wereldbeschouwing. Maar dat is niet in iedere cultuur zo vanzelfsprekend. Zelf vindt ze het logischer om te spreken van worldsense. Zo zijn er meer verschillen. In Nederland wordt er steeds meer gesproken over genderneutraliteit. Veel pre-koloniale Afrikaanse culturen kennen het concept gender niet. Oyewumi behoort tot de Yoruba-bevolking in Nigeria. In de Yoruba-taal zijn er geen woorden voor zoon, dochter, jongen of meisje. Dat is ook zo in het Lingala, één van de talen die in Congo wordt gesproken. In Afrikaanse culturen is het principe van senioriteit belangrijk. Het eerste wat je doet in sociale interacties is vaststellen wie ouder en jonger is. Dat bepaalt hoe je de ander aanspreekt. Mijn oudere neven en nichten in Congo mag ik niet zomaar bij hun naam noemen. Mijn oudere nicht spreek ik aan met ya, dat oudere betekent. Dat toont mijn respect voor het feit dat zij ouder is dan ik. Ik kan in het Lingala niet zeggen dat ik een broertje en een zus heb. Daar zijn geen woorden voor. Er is alleen het woord leki dat zoiets betekent als het Engelse sibling. Stel dat je preciezer wil formuleren, dan kun je daaraan toevoegen my sibling, the female of my sibling, the male.’
Er zijn wel twee geslachten?
‘Ja, maar de verschillen tussen mannen en vrouwen waren in de pre-koloniale cultuur alleen belangrijk voor zover ze betrekking hadden op de voortplanting. Anders dan in Europa kon een dochter net zo goed erven als een zoon. De Europese overheersers hebben het genderverschil geïntroduceerd in de Afrikaanse cultuur. In 1929 was er in Nigeria de Women’s war. Nigeriaanse vrouwen van verschillende volkeren kwamen in opstand tegen de Britse kolonisators, omdat veel van de rechten die ze hadden hen werden ontnomen. Bepaalde beroepen stonden alleen nog maar open voor mannen en ze werden uitgesloten van onderwijs. In Congo gebeurde hetzelfde. Mijn oma is niet naar school geweest, ze is analfabeet en spreekt geen Frans. Er zijn zoveel wreedheden geweest in de koloniale tijd. De Belgische koning Leopold II zag Congo als zijn privé-achtertuintje. Tijdens zijn bewind zijn zo’n tien miljoen mensen omgekomen. De bevolking werd tot slaaf gemaakt en werkten zich vaak letterlijk dood. Er waren afschuwelijke martelpartijen, er werd verkracht en gemoord. Dat is allemaal nog niet zolang geleden, Congo was tot 1960 een kolonie van België, mijn moeder is geboren in het koloniale tijdperk.’
In Afrika zijn nog steeds veel dictators aan de macht. Hoe kan dat?
‘Daar zijn geen kant-en-klare antwoorden op, er bestaan wel veel verschillende theorieën. Sommige dictators zijn door het Westen ondersteund, zoals Mobutu in Congo, omdat men bang was dat deze landen in het Sovjet-kamp terecht zouden komen. Dat soort geopolitieke belangen spelen ook een grote rol. Bovendien moet je niet vergeten dat de wij bij democratie denken aan ons model van een parlementaire democratie, met een democratisch gekozen staatshoofd. Afrikaanse denkers proberen tegenwoordig aan te tonen dat veel Afrikaanse volkeren hun eigen politieke systeem hadden met eigen democratische structuren. Een stamhoofd van een dorp kon niet zomaar zijn wil opleggen. Bij belangrijke beslissingen werden alle volwassenen in een dorp geraadpleegd, ook de vrouwen. Het kolonialisme heeft die manieren van politiek bedrijven voor een belangrijk deel weggevaagd. Afrikaanse denkers willen niet terug naar de oude pre-koloniale structuren, maar kijken naar manieren waarop je elementen ervan opnieuw kunt inzetten.’
Heeft het kolonialisme ook in jou iets kapot gemaakt?
‘Ik ben geboren in Alkmaar, maar heb nog steeds veel familie in Congo. Ik heb het kolonialisme dus zelf niet meegemaakt. Maar de gevolgen ervan werken nog steeds door. Het is geen ver verleden dat afgesloten is. Ook de oorlog en de dictatuur van Mobutu die tot 1997 duurde, speelde enorm bij mij thuis. Mijn moeder vertelde dat ze iedere maandag op haar werk een lied moest zingen ter ere van Mobutu. Deed je dat niet, dan kwam je al gauw in de problemen. Ook werden nepverkiezingen gehouden waarbij je alleen kon kiezen tussen voor of tegen het regime. De stemming was niet anoniem. Als je tegenstemde, had dat gevolgen. Maar ook hier in Nederland word ik met het koloniale verleden geconfronteerd. Ik heb als sinds mijn vroege jeugd te maken met racisme en discriminatie. Kinderen die zeiden dat ik Zoeloe-lippen heb. Waar komt die minachting voor Zoeloe vandaan? Zoeloe is de inheemse bevolking van Zuid-Afrika, tijdens de Apartheid een tweederangs bevolking in eigen land. Het feit dat je Zoeloe als scheldwoord gebruikt, dat staat niet los van de geschiedenis die Nederland heeft met Zuid-Afrika.’
Filosoof Mogobe Ramose was vorige week te gast in Nederland. Zijn boek Ubuntu is onlangs vertaald naar het Nederlands. Vorig jaar was Oluwole op bezoek. Afrikaanse filosofie lijkt aan te slaan.
‘Dat zou je kunnen zeggen. Ik vraag me alleen af of hoe diep die interesse gaat. Er is geen werkelijk engagement met Afrika. Je zag dat duidelijk toen Sophie Oluwole vorig jaar een bezoek bracht aan Nederland. Bij het filosofisch centrum The School of Life in Amsterdam werd ze geïnterviewd over haar werk. Ik zat op de eerste rij geboeid te luisteren. Het viel me op dat er steeds meer mensen wegliepen ondanks dat ze best veel voor hun kaartje hadden betaald. Het gesprek ging over de impact van kolonialisme op de Afrikaanse cultuur. Een belangrijk onderwerp als het gaat om Afrikaanse filosofie. Die Europese invloed is er nog steeds, tot op de dag van vandaag. Het onderwerp leeft ook nog steeds bij Afrikaanse studenten. Je kunt daar niet zomaar overheen stappen. Het overwegend witte publiek zat blijkbaar niet op deze kwestie te wachten. ‘We hebben het aldoor over kolonialisme en racisme, daar ben ik niet voor gekomen, wanneer gaan we het nou hebben over Afrikaanse filosofie?’, vroeg iemand.’
Wat vind je daarvan?
‘Westerlingen verlangen iets van de Afrikaanse filosofie dat ze kunnen toepassen in hun eigen leven. Wijze inzichten die helpen om het eigen leven comfortabeler te maken of een nieuwe dimensie te geven. Dat is oppervlakkig en op een bepaalde manier koloniaal. De serieuze leer wordt eruit gehaald, een kant-en-klaar-recept voor iedereen die wil ontsnappen uit het dagelijks bestaan. The School of Life stuurde de volgende dag een mail uit met als titel ‘Sophie zegt sorry’. Ze verontschuldigden zich voor haar ingewikkelde accent. Blijkbaar hadden veel aanwezigen zich gestoord aan haar West-Afrikaanse tongval. Alleen dat al. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij jezelf, zoals de moeite nemen om een accent dat je niet kent, proberen te verstaan in plaats van direct weglopen. Sophie Oluwole voldeed niet aan de verwachtingen. Ze wilden een wijze exotische vrouw, geen intellectueel. Maar van een westerse filosoof verwacht je ook een doorwrocht verhaal. Geen prediker die je in hapklare brokken verlossing probeert te geven.’
Het beeld dat mensen die wonderen denken te hebben meegemaakt vaak arm en laagopgeleid zijn klopt volgens Anne-Marie Korte niet. ‘Het is veel meer bepalend dat ze in een crisissituatie zitten dan dat ze uit een lagere sociale klasse komen.’
Hoogleraar Anne-Marie Korte (Universiteit Utrecht) deed jarenlang onderzoek naar bijna tweeduizend brieven met wonderverhalen die het KRO-televisieprogramma Wonderen bestaan vanaf 2002 had ontvangen. Deze wonderverhalen werden geschreven door een zeer diverse groep mensen, van religieus tot atheïstisch en van hoogopgeleid tot laagopgeleid. De Kanttekening sprak Korte over de plek van hedendaagse wonderen in het leven van mensen, hoe de wetenschap zulke verschijnselen verklaart en hoe er in de Nederlandse seculiere samenleving wordt gekeken naar mensen die beweren een wonder te hebben meegemaakt.
Zijn er veel verschillen in de wonderen die mensen hebben meegemaakt?
‘Ik kwam erachter dat de wonderverhalen in te delen zijn in drie belangrijke categorieën. Ten eerste heb je de klassiek-religieuze wonderverhalen, zoals een Maria-verschijning. Ten tweede heb je mensen die het helemaal zonder religieus referentiekader vertellen, dat zijn vaak verhalen met veel ‘toeval’ erin. Als laatst heb je nog de grootste groep wonderverhalen die een eigentijds-religieuze duiding kennen, ongeveer vijfenzestig procent van de verhalen die ik heb gelezen valt daaronder.’
Wat maakt die verhalen eigentijds?
‘Naar aanleiding van wat deze mensen hebben meegemaakt geven ze zelf een religieuze interpretatie. Je zou kunnen zeggen dat ze fantaseren, maar het is meer dan dat. Ze vertellen wat ze is overkomen en interpreteren dat op hun eigen manier. Een interpretatie die vaak voorkomt is bijvoorbeeld ‘ik ben nooit meer bang, want nu weet ik dat ik uiteindelijk in goede handen ben’. Of dat echt zo is weten we niet, maar de verteller ziet dat zo en daar gaat het om. Hun interpretatie is groter en belangrijker dan het verhaal zelf. Die reikt verder dan het verhaal en zegt veel over wie die mensen zelf zijn en hoe ze zich plaatsen in het leven. Er zit wel degelijk een religieuze dimensie in, maar het wordt niet verteld aan de hand van klassiek-religieuze wonderverhalen.’
Voor religieuze mensen lijkt me het verklaren van dit soort gebeurtenissen wat makkelijker, aangezien wonderen goed passen binnen het kader van de meeste religies. Hoe verklaren niet-religieuze mensen dit soort gebeurtenissen?
‘Voor vijfentachtig procent geldt dat ze zulke wonderen religieus interpreteren, vijftien procent ziet er geen religieus dimensie in, maar meer een sterk verhaal dat deze mensen niet echt kunnen plaatsen. Een gezamenlijk aspect van al die verhalen is dat er altijd een situatie van crisis is. Er is iets niet goed in het leven van deze mensen. Het kan zijn dat iemand ziek of geestelijk in de war is. Of het kan zijn dat iemand even de weg kwijt is. Wat ook vaak voorkomt is dat zo iemand recent een naaste heeft verloren. Dan maken ze iets mee wat hun verlost, uit die crisis haalt of een antwoord geeft op de vragen die ze hebben. Het antwoord is op een onverwachte manier, er zit iets in dat ze niet hadden kunnen vermoeden.’
Wat voor effect hebben wonderen op het leven van zulke mensen? Maken ze radicale veranderingen mee of blijft het een interessante gebeurtenis zonder verdere gevolgen?
‘De betekenis die ze aan wonderen geven kan variëren van iets heel kleins, bijvoorbeeld wanneer geld uit onverwachte hoek komt op het moment dat het heel hard nodig is, tot grotere en spirituele oplossingen. Ik denk dat de meeste mensen een vergaande interpretatie geven aan zulke gebeurtenissen, omdat ze het idee hebben heel erg geholpen of bevrijd te zijn. Ze zeggen vaak dat ze na een wonder anders zijn gaan leven. Het is opvallend hoeveel mensen zeggen dat het hun leven heeft veranderd. Dat is een constante in een absolute meerderheid van de wonderverhalen. Zo zijn er veel mensen van wie het geloof een beetje is weggezakt, die in hun verhalen vertellen dat ze door het wonder dat ze hebben meegemaakt weer heel religieus zijn geworden. ‘Ik geloof weer in God’, zeggen ze dan vaak. Wonderen hebben het vermogen om bij sommige mensen het geloof weer aan te wakkeren en hun de kracht te geven er opnieuw mee te beginnen.’
Is het mogelijk een profiel te maken van de gemiddelde Nederlander die wonderen denkt mee te hebben gemaakt?
‘Ik had redelijk veel aanwijzingen om een profiel van de vertellers te maken. De meerderheid van de vertellers was tussen de dertig en zestig jaar. Het gaat iets vaker om vrouwen dan om mannen. Ze wonen wat vaker op het platteland dan in de stad. Maar heel veel informatie wordt helemaal niet duidelijk beschreven in die verhalen. Je moet het er zelf uit kunnen halen. De helft van de mensen schrijft bijvoorbeeld niets over hun religieuze achtergrond. Uit het type verhaal dat ze vertellen moet je opmaken in welke traditie ze staan.’
Maar in hoeverre klopt het stereotype van laagopgeleide vrouw uit de lagere sociale en economische klasse?
‘Dat klopt absoluut niet. De meeste mensen die een wonder denken te hebben meegemaakt zijn juist vaak redelijk goed opgeleid. Het is veel meer bepalend dat ze in een crisissituatie zitten dan dat ze uit een lagere sociale klasse komen.’
Er wordt in het protestantisme anders gekeken naar wonderen dan in het katholicisme. Hoe denkt u daarover?
‘Een typisch protestants wonderverhaal dat ik las gaat over iemand die de volgende dag een belijdenis moet doen en daar over begint te twijfelen. Om rustig te worden pakt ze de Bijbel en laat ze het openvallen. ‘Mijn oog viel op een passage, ik las het en dat maakte mij rustig en kalm. Ik besloot daardoor om toch belijdenis te doen’, schrijft zij. De volgende dag, tijdens de belijdenis krijgt ze precies diezelfde passage van de dominee als lijftekst. Het is misschien toeval, maar dan wel een Bijbels toeval. De Bijbel speelt er een zeer belangrijke rol in. Dat is een typisch protestants wonderverhaal.’
Wat is een typisch katholiek wonderverhaal?
‘In een typisch katholiek wonderverhaal speelt de Bijbel nooit een rol. Eén van de vertellers schreef bijvoorbeeld dat in de Tweede Wereldoorlog een bomaanslag was op een klein plaatsje waar mensen allemaal in een schuilkelder zaten. Toen ze weer naar buiten kwamen zagen ze dat het kerkje helemaal was vernietigd, maar het Maria-beeldje eruit was geslingerd en dus intact was gebleven. Het zag er nog helemaal goed uit. Katholieke objecten spelen een heel belangrijke rol in zulke wonderverhalen. Het gaat niet aan de hand van teksten.’
Dan zijn er nog eigentijdse wonderen. Hoe zijn die anders dan andere wonderen?
‘Die gaan niet uit van Bijbelse teksten en ook niet uit van vooraf bekende objecten die al heilig zijn. Daarbij krijgt eigenlijk een gewoon voorwerp een bijzondere betekenis.’
Kunt u een voorbeeld geven?
‘Een voorbeeld is het wonder dat een vrouw heeft meegemaakt tijdens haar vakantie in Turkije. Ze ging op vakantie nadat ze haar vader had verloren. Ze miste haar vader enorm en schreeuwde op een gegeven moment naar de hemel en vroeg haar vader een teken te geven dat het goed met hem gaat. Toen ze vervolgens een stukje langs het strand ging lopen spoelde er een rode anjer uit de zee aan. Een wonder, dacht zij.’
Dat klinkt niet echt als een wonder.
‘Je kan inderdaad zeggen dat dit helemaal niet bijzonder is, maar we moeten ook naar de context kijken. Haar vader was namelijk hovenier en kweker van rode anjers. Een voorwerp dat normaal gesproken heel gewoon is, krijgt dus plots dezelfde betekenis als een Maria-beeldje of een Bijbel-tekst. Mensen geven daar een bijzondere betekenis aan omdat het helemaal in hun verhaal past en het ook een antwoord geeft op een vraag die ze hebben. Ook in niet-religieuze wonderverhalen krijgen zulke gewone voorwerpen een bijzondere betekenis, maar er wordt geen diepe betekenis aan gehecht. Het wordt gezien als een leuk verhaal, maar men gaat daarna verder tot de orde van de dag.’
Heeft u ook wonderverhalen gelezen die door moslims zijn geschreven?
‘Het leuke is dat moslims in hun verhalen eigenlijk precies hetzelfde beschrijven als andere mensen met een religieuze of niet-religieuze achtergrond. Je leest bijvoorbeeld dat mensen op pelgrimstocht naar Mekka gaan en daar een belofte doen aan God. Bij thuiskomst blijkt dat hun wens in vervulling is gegaan. Dat ze zijn genezen bijvoorbeeld. Dezelfde ervaring hebben katholieken ook wanneer ze naar Lourdes gaan. Er zit geen verschil tussen. Ook omdat het gaat om gewone crisissituaties die iedereen wel kan meemaken in het leven. Het heeft ook helemaal geen zin om ze apart te behandelen.’
Wat is het opvallendste wonderverhaal dat u heeft gelezen?
‘In de verhalen die ik het meest interessant vond zijn de wonderen die plaatsvinden minder van betekenis voor de verteller zelf en meer van betekenis voor een ander. Ik vond het verhaal van een technicus die voor een groot verzorgingscentrum werkt erg interessant. Op een dag had hij heel sterk het gevoel dat een klus die al langer is blijven liggen eindelijk opgeknapt moest worden. De klus was ingewikkeld en lastig. Hij moest daarvoor helemaal naar de zolder van het gebouw gaan en in een soort kruipruimte komen. Op de dag van het wonder dacht hij ‘ik moet het nu echt gaan doen’. Hij ging dus naar de kruipruimte en eenmaal aangekomen beleefde hij de schrik van zijn leven. Hij zag daar iets of iemand liggen en dacht dat het om een overleden persoon ging. Maar het bleek een oudere vrouw te zijn die twee dagen eerder tijdens een bezoek aan het verzorgingscentrum een verkeerde deur was binnengelopen en in die ruimte vast kwam te zitten. Ze had nog geroepen, maar niemand had haar gehoord. Op dat moment was de vrouw ook jarig en heeft ze gedacht dat ze op haar verjaardag dood zou gaan. Deze man kwam bij haar en haalde haar eruit. Hij was helemaal verbaasd dat hij nou precies op die dag een sterke drang had om naar de zolder te gaan om die klus te doen. Zulke gebeurtenissen komen ten goede aan iemand anders, daarom vind ik het extra bijzonder.’
Gelooft u zelf in wonderen?
‘Ik ben katholiek opgevoed en heb tot een bepaalde leeftijd heel erg geloofd dat mij een wonder zou overkomen. Daarmee bedoel ik een Maria-verschijning. Ik had altijd een rozenkrans bij me en wist precies wat ik moest doen wanneer het wonder zou plaatsvinden. Ik zou op de grond vallen en bidden. Ik herinner me nog dat ik even graag wilde dat het zou gebeuren, als dat het niet zou gebeuren. Het is aan de ene kant heel bijzonder natuurlijk, maar aan de andere kant zou het meemaken van een Maria-verschijning ook betekenen dat ik in het klooster moest. Daar had ik helemaal geen zin in als kind. Maar ik ben nu niet meer op die manier gelovig, dus ik ben daar ook niet meer even gevoelig voor. Ik ben er op dit moment op een meer rationale manier mee bezig.’
Wat voor effect hebben zulke verhalen persoonlijk op u en uw wereldbeeld?
‘De ernst van een wonder, het gevoel dat zo iets mijn leven helemaal zou kunnen veranderen, is nog steeds heel herkenbaar. Dat is heel behulpzaam geweest tijdens mijn onderzoek. Daardoor snap ik ook beter wat die mensen overkomt en waarom ze er bepaalde consequenties aan verbinden. Omdat ik het gevoel zo goed ken, kan ik er ook echt iets mee. Dat is ook de reden waarom ik er over ben gaan schrijven. Ik doe hiernaast ook heel veel andere dingen, maar dit is één van de onderdelen waar ik heel veel plezier in heb. Die wonderverhalen lopen ook altijd goed af. Je wordt vrolijk door het lezen van deze collectie verhalen. Dat ik me naast lastige en gevoelige onderwerpen als bekering en homoseksualiteit ook met wonderverhalen kan bezighouden doet mij persoonlijk enorm goed.’
Het idee is dat als je het puur rationeel bekijkt de meeste wonderen na nader onderzoek een simpele verklaring blijken te hebben. De publieke opinie in Nederland is vrij sceptisch over zulke verhalen. Wat doet dat met mensen die een wonder denken mee te hebben gemaakt?
‘Op dit moment bestaat er eigenlijk nauwelijks een publiek debat over wonderen. Er heerst in Nederland een seculiere houding ten opzichte van wonderverhalen. Ik snap ook wel dat wonderen heel sterk worden geassocieerd met bijgeloof en mensen die dom zijn of niet beter weten. Dat maakt echter dat zulke mensen dit vaak alleen onder elkaar bespreken en er liever niet mee in de publiciteit komen.’
Het gaat niet alleen om niet-religieuze mensen, ook vanuit de kerken en religieuze instanties is men soms kritisch ten aanzien van wonderen.
‘In de katholieke kerk moet er heel veel bewijs zijn voordat het echt als een wonder wordt geaccepteerd. Daar gaat heel veel tijd over heen. Het punt is dat net als de kerken ook de publieke opinie nauwelijks belangstelling heeft voor de gewone dagelijkse wonderen. Huis-, tuin- en keukenverhalen stuiten op veel verzet. Dat zorgt ervoor dat mensen die dat soort verhalen meemaken niet zo goed weten waar ze terechtkunnen. Mensen lachen er een beetje om, de kerken maken er een enorm punt van, wat blijft er dan over? Ondertussen zijn er verschillende groepjes waar men met zulke verhalen terecht kan, zonder uitgelachen of vreemd aangekeken te worden. Een wonderverhaal blijft heel individueel. Het wonder past totaal niet in hoe de wetenschap, de politiek of de publieke opinie kijkt naar zaken, het heeft daar helemaal geen betekenis.’
Hoe moet de wetenschap omgaan met iemand die denkt een wonder te hebben meegemaakt? Kan de wetenschap, begrenst door empirie, überhaupt een uitspraak doen over wonderen?
‘Zoals ik het doe. Ik kijk heel goed naar de wonderverhalen in hun eigen context. Ik kijk naar de onderlinge samenhang. Ik baseer me daarbij op wetenschappelijke methoden van onderzoek. Dat is een wetenschappelijke manier van werken waar niemand problemen mee heeft.’
Waar heeft men dan wel problemen mee?
‘Als je vandaag in Nederland een wonder meemaakt en dat van de daken schreeuwt, gaan mensen zich tegen je keren. De wetenschap speelt daar een rol in. Maar wat mij opvalt in die verhalen is dat voor de vertellers eigenlijk geen grote kloof is tussen geloof en wetenschap. Die kloof is wel heel groot bij mensen die niet in wonderen geloven.’
Leggen de discussies over wonderen de strijd tussen wetenschap en religie bloot?
‘Voor heel veel mensen is er in de dagelijkse realiteit geen onderscheid tussen deze twee. Heel het concept van religie versus wetenschap is aan het verouderen, heb ik het idee. De vraag die we op dit moment veel meer stellen over zulke verhalen is of ze authentiek zijn. Hoe hebben mensen het ervaren? Dat is een veel belangrijkere vraag dan of het echt is gebeurd. Dat is een verandering die ik de laatste tijd zie. Dat past beter bij het idee van moderne religiositeit. Ik zal een voorbeeld geven. In één van de afleveringen van de KRO vertelde een man, die zijn vrouw onverwachts had verloren, dat hij op een dag de gordijnen en ramen in zijn woonkamer opendeed en in de sneeuw twee in elkaar getekende hartjes zag. Hij wist zeker dat het een soort laatste groet van zijn vrouw was. Hij riep zijn zoon erbij en maakte er foto’s van die ze later lieten inlijsten. Hij geloofde door wat hij zag dat het helemaal goed was gekomen met zijn vrouw.’
Het kan toch toeval zijn wat deze man heeft meegemaakt, dat iemand die hartjes gewoon heeft getekend?
‘Dat was precies ook de vraag die deze man kreeg tijdens de uitzending. Want je kon ook sporen van een vrachtwagen zien die daar was gekeerd. Maar de reactie van de man geeft heel goed weer hoe deze mensen aankijken tegen wonderen. ‘Dat kan zo zijn, maar het doet er helemaal niet toe’, was zijn reactie. ‘Ook al zijn er sporen en is er een oorzaak aan te wijzen, het zijn nog steeds twee hartjes en een groet van mijn vrouw.’ Deze mensen hebben helemaal geen last van de heel grote breuk die we vaak zien tussen geloof en wetenschap. Vaak wordt onterecht de nadruk gelegd op een strijd tussen die twee, die op dit moment in Nederland gaande zou zijn.’
Aruba wordt de laatste tijd steeds vaker opgeschrikt door kindermisbruik. De Kanttekening vroeg gedragswetenschappers Clementia Eugene en Jan Hendriks en gezinstherapeut Enid de Kort dat te verklaren.
Experts noemen verschillende mogelijke oorzaken voor het kindermisbruik op Aruba, variërend van veel eenoudergezinnen en financiële problemen tot het hoge aantal Venezolaanse en Colombiaanse vluchtelingen op het eiland.
Volgens Sacha Geerman van de Arubaanse Task Force Kinderrechten heeft één op de vijftien kinderen op Aruba te maken met huiselijk geweld, seksueel misbruik, mishandeling of verwaarlozing. Het gaat hier om een voorzichtige schatting van betrokken hulpverleners.
Eind vorig jaar trokken donkere wolken over het doorgaans zo zonnige Aruba. De driejarige peuter Roshandrick en zijn vijfjarige broertje Rishandro bleken te zijn vermoord door hun eigen vader. Er gaat een langere periode van mishandeling en verwaarlozing aan vooraf, wees onderzoek uit. De zaak staat niet op zichzelf. De Arubaanse premier Evelyn Wever-Croes zegt nu een meldcode te willen introduceren voor kindermishandeling.
De daders zijn volgens de experts in de meeste gevallen familie of bekenden van de familie. Een veilige stabiele thuissituatie is dan ook essentieel. ‘Het type relatie dat het kind ontwikkelt met de primaire zorggevers bepaalt de persoonlijkheid van het kind en de latere relaties die het kind aangaat’, legt Clementia Eugene uit. Ze is verbonden aan de Universiteit van Aruba en is bezig met promotieonderzoek op dit gebied. ‘Een kind dat continu liefde, zorg en aandacht heeft genoten van een zorggever, ontwikkelt een zekere gehechtheid. Dat in tegenstelling tot kinderen die zijn verwaarloosd, misbruikt en van het ene naar het andere huis zijn gesleept tijdens de vormende jaren.’
Zulke kinderen zijn volgens Eugene extra gevoelig voor misbruik. ‘De beste manier om kindermisbruik tegen te gaan is dan ook het promoten van permanente zorg voor een kind. Daarnaast moeten kinderen niet langer van hot naar her worden gesleept binnen de jeugdzorg.’
Hoe daders tot hun daden komen is volgens Eugene goed in kaart gebracht. Ze legt uit dat gedrag op twee manieren wordt aangeleerd. ‘Ten eerste door beloning voor onze acties. Ten tweede doordat we anderen observeren en anderen imiteren.’ De algemene consensus onder gedragswetenschappers is dan ook dat ouders die hun kinderen misbruiken vaak zelf ook misbruikt zijn, of grof misbruik bij anderen hebben gezien. ‘Dit patroon wordt vaak geleerde agressie of de geweldscyclus genoemd. Zo wordt gewelddadig gedrag van generatie op generatie overgedragen.’
Waarom Aruba?
Drugs, armoede, ontrouw en financiële problemen spelen op Aruba een grote rol. Deze factoren kunnen voor grote stress zorgen bij ouders die dat weer afreageren op hun kroost. ‘Hoewel het belangrijk is hierbij aan te tekenen dat niet alle ouders die in zulke omstandigheden leven ook overgaan tot misbruik’, zegt Eugene. ‘Het maakt bijvoorbeeld nogal verschil of ouders de adequate vaardigheden hebben om hun kinderen te beschermen. Ook geduld is een cruciale factor voor effectief ouderschap. Ouders die dat niet hebben kunnen, in combinatie met een stressvolle thuissituatie, angst, depressie en lichamelijke pijntjes ontwikkelen. Onder dit soort omstandigheden neigen sommige ouders naar verwaarlozing en fysieke mishandeling van hun kinderen.’
Het komt zelfs voor dat ouders door financiële moeilijkheden hun minderjarige dochters aanzetten tot betaalde seks als manier om de familie te onderhouden. De vraag is nu waarom dit alles op Aruba kennelijk veelvuldig voorkomt. ‘Om dat te kunnen beantwoorden is een breed, lokaal onderzoek nodig’, vindt Eugene. ‘De aantallen moeten in kaart worden gebracht, de aard van het misbruik, het profiel van de slachtoffers, daders en families. Pas dan kunnen we denken aan een plan van aanpak voor de korte of lange termijn.’
De koloniale erfenis is één van de factoren die door sommige zwarte activisten wordt aangevoerd als reden voor destructief gedrag. Gedegen onderzoek naar de gevolgen van slavernij op familiebanden is voor zover bekend nog niet uitgevoerd. Toch deed een grote groep wetenschappers van de universiteiten van Berkeley, Michigan en Santa Barbara een experiment dat daar enigszins op aansluit. Gedurende tientallen jaren werden personen gevolgd binnen het onderzoeksprogramma Youth-Parent Socialization Panel Study. In 1965 werden mensen als schoolverlater samen met hun ouders geïnterviewd en vervolgens in 1973, 1982 en 1997 weer. Zo kon een goed beeld worden geschetst van de samenhang tussen generaties, alsmede de invloed van grote gebeurtenissen in iemands leven. Eén van de uitkomsten was het feit dat politieke denkbeelden min of meer één op één worden overgenomen tussen generaties. Conservatieven die meewerkten aan het onderzoek, bleken op latere leeftijd grotendeels hetzelfde gedachtengoed aan te hangen als hun ouders.
Wat dit onderzoek aantoonde is dat gedrag, houding en zelfs politieke en culturele bagage wordt doorgegeven van generatie op generatie. Als we dit op Aruba projecteren, komt de vraag op of zijn verleden van kolonialisme – maar zonder plantages, zoals dat bijvoorbeeld in Suriname wel het geval was – een oorzaak is voor de misbruik van kinderen.
Jan Hendriks is bijzonder hoogleraar Forensische Orthopedagogische Diagnostiek en Behandeling aan de Universiteit van Amsterdam, bijzonder hoogleraar Forensische Psychiatrie en Psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en vast lid van de Commissie Samson, die onderzoek doet naar seksueel misbruik van kinderen die op internaten en in pleeggezinnen zijn geplaatst. ‘Het is bijzonder lastig om te spreken over de specifieke situatie op Aruba, omdat kindermisbruik iets is dat wereldwijd voorkomt. We moeten dan ook niet denken dat het er in Nederland wat dat aangaat zo veel beter gaat. Ook in ons land gaat het om honderdduizenden bekende gevallen. Wel is het zo dat Aruba meer eenoudergezinnen kent, waardoor er meer dan gemiddeld stress heerst bij de ouder die zorg draagt voor meestal meerdere kinderen’, zegt Hendriks. ‘Dan wordt er wel eens een mep uitgedeeld.’
Hendriks is bekend met de Youth-Parent Socialization Panel Study. ‘Of je met de uitkomsten van dat onderzoek vervolgens een verband kunt leggen tussen misbruik op Aruba en de koloniale tijd op het eiland lijkt me vergezocht. Wij zouden dan, als oud-slavenhouders, ook nog altijd lijfstraffen uitdelen. Wat je wel kunt stellen is dat er een enorme variatie zit in de daderprofielen bij dit type misdaden. Sommige daders zijn anti-sociaal, zijn zelf misbruikt op jonge leeftijd of hebben een ander trauma opgelopen. Maar ook iets banaals als de tijdelijke afwezigheid van een moeder kan ertoe leiden dat een man zich vergrijpt aan een jong kind, omdat hij domweg zin heeft in seks.’ Hendriks kan niet zeggen of de problemen op Aruba ook spelen binnen de Arubaanse gemeenschap in Nederland. ‘Daar weet ik niets van.’
Een ander element dat op Aruba speelt is de enorme vluchtelingenstroom die voor mensen in Nederland nog grotendeels onzichtbaar is. Gezinstherapeut Enid de Kort ziet om die reden in haar praktijk problemen gecompliceerder worden. ‘We zijn van circa zestigduizend inwoners naar ruim twee keer zoveel gegaan. Dat komt door de onrust in landen als Colombia en recentelijk Venezuela, waardoor grote aantallen vluchtelingen uit die landen hun heil op eilanden als Curaçao en Aruba zoeken.’
‘De nieuwkomers brengen trauma’s mee’, weet De Kort. ‘Ze zijn niet voor niets gevlucht en maken van alles mee voordat ze hier aankomen. Door de import van andere normen en waarden ontstaan problemen. Je kind slaan met een riem is niet normaal, maar in sommige culturen die hier nu bestaan, wordt dat wél als normaal gezien.’ Ze pleit voor strengere migratiewetgeving. ‘We moeten kijken wie we het land binnenhalen, nu komen vooral laaggeschoolden.’
De Kort ziet groeiend maatschappelijke bewustzijn over de kwestie. ‘Het taboe op kindermisbruik is er wel vanaf’, merkt ze. ‘Vanuit de stichting Fundacion Respeta Mi geef ik, in samenwerking met UNESCO, workshops op scholen over relaties. Hoe kies je een partner? Hoe kijk je naar relaties? Zulke vragen komen aan bod, om zo hopelijk tot betere relaties te komen op Aruba. We staan in de wereldtop wat betreft het aantal echtscheidingen.’
De Kort noemt nog een andere verklaring voor het misbruik. ‘Huiselijk geweld is één van de grootste problemen hier. Een mogelijke verklaring daarvoor is de feestcultuur die we hier hebben. We zitten nu middenin de carnavalsperiode. Er wordt veel gedronken, er is hedonistisch gedrag. Dat zet erg veel druk op relaties en is absoluut een factor van belang bij het in stand houden van een gezonde relatie.’
In maart is er een grote conferentie over kindermisbruik op Aruba. ‘Samen met Antilliaanse en Nederlandse partners. Er moet meer familiebeleid komen, we werken nu veel te versnipperd. Er moet nog veel gebeuren. Maar ik ben hoopvol.’
‘Duurzaamheid is nu rendabel en het is een hype’, zegt moskeebestuurder Yücel Aydemir. ‘Vanuit het geloof gezien is het een schande dat de aandacht hiervoor er niet eerder was. Ook moskeebesturen denken vaak met hun portemonnee.’
Steeds meer bedrijven en huishoudens in Nederland kopen zonnepanelen, betere isolatie of een warmtepomp. Maar hoe duurzaam zijn gebedshuizen? De Kanttekening maakte een rondgang langs kerken, moskeeën, synagogen, tempels en retraitecentra.
Kerken
Op het dak van het bijgebouw van de Trefpuntkerk in Bennebroek liggen sinds drie jaar meer dan zestig zonnepanelen. ‘Daarmee is het stroomgebruik grotendeels duurzaam’, zegt Anne Gelderloos. De milieuvriendelijke koers werd zeven jaar geleden ingezet toen Gelderloos met haar ervaring als duurzaamheidsadviseur bij een ingenieursbureau lid werd van het College van Kerkrentmeesters. Sindsdien kwamen er milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen, ging de kerk afval scheiden en kocht het uitsluitend fairtrade koffie en thee. Ook de som geld die de kerk tien jaar geleden voor de verkoop van de pastorie had gekregen werd voortaan duurzaam belegd. Gelderloos: ‘Voorheen zaten we in AAA-fondsen die gericht waren op het hoogste rendement. Afgelopen jaren hebben we het geld grotendeels in fondsen van duurzame banken, zoals Triodos en ASN, gestopt.’
De kerk in Bennebroek is één van de honderdvijftig kerkgemeenschappen die zich hebben aangesloten bij de Groene Kerken-actie. Een bescheiden aandeel op een totaal van ongeveer vierduizend kerken in Nederland. ‘Maar de groep groeit explosief’, zegt Atie de Vos, de drijvende kracht achter de actie. ‘Afgelopen jaar zijn we van honderd naar honderdvijftig gebedshuizen gegaan.’ Daarnaast weet De Vos dat er alleen al in Brabant ongeveer dertig kerken staan die genoeg doen met duurzaamheid om zich aan te sluiten bij de Groene Kerken. ‘De eerste stap om te vergroenen heeft vaak een financieel motief. Kerken willen de energierekening naar beneden halen. Daarnaast worden kerkgemeenschappen gedreven vanuit de zorg voor de schepping.’
Het grootste deel van de aangesloten kerken is protestant. ‘Het protestantisme is wat activistischer dan de Katholieke Kerk’, verklaart De Vos. Het was dan ook Protestante Kerk in Nederland (PKN) die de actie vijf jaar geleden opzette. ‘Er was toen net een conferentie geweest van alle christelijke kerken in Ghana’, vertelt De Vos. ‘De Afrikaanse kerken hadden daar het thema klimaatverandering aangedragen. Ze deden een beroep op de vervuilende rijke landen. Dat was voor de PKN de aanleiding om te zeggen ‘wij moeten meehelpen’.’
Sinds de encycliek Laudato si (geprezen zijt gij) uit 2015 waarin paus Franciscus inging op de beschermwaardigheid van de aarde en het milieu, melden ook steeds meer katholieke kerken zich aan bij de Groene Kerken. Sindsdien hebben zich volgens Vos twintig katholieke kerken aangesloten.
Moskeeën
Naast de houten voordeuren van de Utrechtse Ulu-moskee hangt een bordje waarop staat dat de Turkse moskee ook is aangesloten bij de Groene Kerken-actie. ‘Eén van de criteria bij de bouw was dat het gebouw duurzaam moest zijn’, zegt Yücel Aydemir, voorzitter van het moskeebestuur. ‘Niet uit zuinigheid, maar vanuit het geloof, verspillen mag niet bij ons.’ Dus kwamen er sensorkranen tegen waterverspilling bij de rituele wassing en is de koepel zo gebouwd dat de gebedsruimte verlicht wordt met buitenlicht. ‘Pas als het donker is hoeven we daar elektriciteit te gebruiken.’
Diyanet, de koepelorganisatie van Turkse moskeeën, tekende in juli samen met de Groene Kerken-actie een verklaring voor de verduurzaming van gebedshuizen. Naast de Ulu-Moskee sloten nog zes andere Diyanet-moskeeën zich aan bij de actie. In totaal zijn honderdzesenveertig Nederlandse moskeeën aangesloten bij de koepelorganisatie.
‘Over vijf jaar is meer dan de helft van die moskeeën een groene moskee’, denkt Aydemir, die ook penningmeester is van Diyanet. ‘Duurzaamheid is nu rendabel en het is een hype. Vanuit het geloof gezien is het een schande dat de aandacht hiervoor er niet eerder was. Ook moskeebesturen denken vaak met hun portemonnee.’
Ook voor de Marokkaanse Khalid-moskee in Heerhugowaard was geld overhouden in eerste instantie de belangrijkste reden om zonnepanelen en een energiezuinige boiler aan te schaffen, zegt penningmeester Abdelhakim Sabili. De moskee kon in 2014 een gemeentelijke subsidie krijgen voor de aanschaf van zonnepanelen. ‘De panelen zijn hartstikke rendabel’, zegt Sabili. ‘Het bedrag dat we zelf in moesten leggen hebben we nu al terugverdiend.’
Sabili ziet juist voor islamitische gebedshuizen veel kansen om te verduurzamen komende jaren. ‘Veel moskeeën zijn nieuwbouw. Bij de bouw kan dan al rekening worden gehouden met de toekomstige ambities.’ In het geval van de Khalid-moskee werd er vloerverwarming in het pand gelegd. ‘We willen nog een grotere elektrische boiler aanschaffen zodat de vloerverwarming niet meer met gas verwarmd wordt.’ Ook de Ulu-moskee ziet dat in de toekomst het gebouw nog duurzamer kan worden. Aydemir: ‘De afvalscheiding kan nog beter. Maar we zijn er nog niet uit hoe we dat moeten organiseren.’
Synagogen
In tegenstelling tot moskeeën zijn er nauwelijks nieuwbouw synagogen. ‘En ook niet echt verbouwingen’, zegt Ruben Vis, algemeen secretaris van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). Bij die koepelorganisatie zijn ongeveer veertig synagogen aangesloten. Het gebrek aan ontwikkeling van de panden is volgens Vis één van de redenen dat zijn antwoord op de vraag hoe groen synagogen zijn ‘redelijk negatief’ is. ‘Ik ken geen synagogen en sjoels die al iets doen met duurzaamheidsbeleid. Ook vanuit de NIK is er geen overkoepelend beleid. We zouden best een kenniscentrum kunnen zijn of de gemeenten stimuleren, maar dat gebeurt niet.’
Toch speelt volgens Vis het thema in de joodse gemeenschap waarschijnlijk net zo veel als in andere geloofsgemeenschappen. ‘Er is ook zeker een religieuze grondslag voor verduurzaming.’ Maar joodse stichtingen die zich met duurzaamheid bezighouden kent Vis niet. ‘Joodse organisaties houden zich over het algemeen niet zo bezig met algemene onderwerpen als milieu, armoede of vluchtelingen in tegenstelling tot bijvoorbeeld christenen. Christenen hebben dan ook meer een geloofsopdracht om zich te ontfermen over andere mensen en zaken, ook buiten de christelijke kring. Joden hebben dat niet.’ Daarnaast speelt volgens hem de minderheidspositie die joden van oudsher in Nederland hebben een rol. ‘Daardoor zijn joodse organisaties waarschijnlijk wat terughoudender in het maatschappelijk debat.’
Het beeld dat Vis van het NIK schetst herkent Madelon Bino niet. ‘Wij vinden zeker dat we ons bezig moeten houden met duurzaamheid. Joden geloven dat de wereld niet volmaakt is. Wij proberen die een klein beetje beter te maken’, zegt de directeur van de Liberale Joodse Gemeente (LJG) Amsterdam. De gemeente waarvan elfhonderd families lid zijn, is de grootste van de tien liberale joodse gemeentes in Nederland.
De liberale gemeentes zijn niet aangesloten bij het NIK. ‘Het liberale jodendom is een wat modernere vorm van het geloof. We staan meer in de wereld. Onze gemeente is geen eiland in het maatschappelijk debat. We organiseren debatten, voorstellingen en diners. Daar komen ook veel niet-religieuze joden op af’, legt Bino uit. ‘Vooral na de oorlog is het liberale jodendom gegroeid in Nederland.’ Daardoor hebben de liberale gemeentes vaker een nieuwbouw synagoge.
In 2010 werd de nieuwe synagoge van de LJG Amsterdam opgeleverd. ‘Het gebouw is gebouwd met energievriendelijke verwarming. Dat betekent dat er geen thermostaat is, maar dat de temperatuur zich aanpast aan het aantal mensen in een ruimte’, vertelt Bino. ‘Daarnaast denken we na over zonnepanelen. We hebben een heel geschikt dak op het zuiden, maar de panelen zijn erg duur, dus we wachten nog op een gunstige subsidieregeling.’
Voor duurzaamheid is niet altijd een zak geld of een nieuwbouwpand nodig. Bino: ‘We organiseren vaak maaltijden. Soms voor wel honderdvijftig mensen. Voorheen werd het eten dat over was weggegooid. Tegenwoordig geven we dat eten mee aan mensen die het nodig hebben, of brengen we het naar de voedselbank.’
Tempels en retraitecentra
In Zeeuws-Vlaanderen, tussen Hulst en Terneuzen werd zes jaar geleden het Boeddhistische retraitecentrum Metta Vihara opgeleverd. ‘Het pand is helemaal energieneutraal gebouwd. Er is geen gasleiding. Warmte krijgen we via warmtepompen uit de aarde. Elektriciteit komt van veertig zonnepanelen’, vertelt bestuurslid Ksantivadin. Zelf voor de toiletten is een systeem aangelegd waardoor ze kunnen doorspoelen met regenwater. ‘Maar vanwege bacteriegroei spoelen we nu weer met leidingwater. Zodra er een goede ecologische oplossing is uitgevonden tegen die bacteriën koppelen we het systeem weer aan.’
De inspiratie om het centrum zo te bouwen komt uit het boeddhistisch gedachtegoed, zegt Ksantivadin. ‘We willen onze voetafdruk zo klein mogelijk houden. Eén van de leefregels van het boeddhisme schrijft voor dat we moeten leven met zorg en respect voor iedereen. Wie bijdraagt aan de klimaatverandering kwetst en schaadt andere levende wezens. Bewoonde eilanden komen steeds meer onder water en diersoorten sterven uit.’
Om die reden probeert het retraitecentrum het duurzame gedachtegoed tot in de puntjes door te voeren. ‘We kopen zo veel mogelijk fairtrade en biologisch dynamisch voedsel’, zegt Ksantivadin. ‘Heel het centrum is vegetarisch en de gevorderden zijn zelf veganistisch. Om te zorgen dat onze spullen geen lange en vervuilende afstand hoeven af te leggen kopen we zo veel mogelijk lokaal. Ook de wasmachine hebben we hier in de buurt gekocht. Dat is misschien iets duurder, maar dan heb je toch weer wat kilometers bespaard.’
Metta Vihara is een mooie uitzondering. ‘De meeste tempels en kloosters zitten in oudere gebouwen’, zegt Micha Reitman, voorzitter van de Boeddhistische Unie Nederland (BUN). ‘Dan is het vaak vooral een kwestie van zo weinig mogelijk stoken.’ Bovendien zitten de boeddhistische gebedshuizen vaak in gehuurde locaties. Daardoor hebben ze zelf geen zeggenschap over de verduurzaming van het gebouw.
De BUN is er volgens Reitman nooit aan toe gekomen om op koepelniveau duurzaamheidsbeleid te maken. ‘Dat heeft met de schaalgrootte van het boeddhisme in Nederland te maken.’ Bij de BUN zijn zes van de acht Nederlandse tempels aangesloten en zeven kloosters en retraitecentra.
Waartoe zijn religieuze leiders op aarde? Een relevante vraag voor wie de politieke ontwikkelingen van de afgelopen twee weken in het hart van Afrika heeft gevolgd. Met een verrassende uitkomst: voortaan geldt er een reisverbod voor evangelische dominees uit Congo naar Europa.
Afgelopen Oudejaarsdag demonstreerden jongeren in heel Congo tegen het bewind van president Joseph Kabila. Zijn termijn is sinds 18 december 2016 officieel verlopen. Op die dag had hij verkiezingen moeten organiseren. Dat deed meneer Kabila echter niet. In plaats daarvan probeerde hij de grondwet te veranderen zodat hij zich voor een derde, ongrondwettelijke termijn als president kon kandideren. Het volk pikte dat niet, massaal gingen burgers de straat op om duidelijk te maken dat Kabila’s dagen geteld zijn. Daarop reageerde Kabila met harde hand. Met kogels en traangas werd geschoten op demonstranten. Tientallen mensen verloren hun leven. Honderden anderen werden gevangengenomen.
Als antwoord op de demonstraties sloot Kabila op 31 december 2016 onder bemiddeling van katholieke geestelijken een akkoord met de oppositie. Er werd vastgesteld dat Kabila samen met de oppositie een overgangsregering zou vormen. Die zou voor het eind van 2017 nieuwe verkiezingen organiseren. Helaas gebruikte Kabila het akkoord om oppositieleden te coöpteren. Daarnaast werden de politieke gevangen niet vrijgesproken. De verkiezingen zijn naar het eind van dit jaar verplaatst. Kabila heeft zijn deelname daaraan niet publiekelijk uitgesloten.
Door deze deceptie keerde de Katholieke Kerk voor het eerst in de geschiedenis zich tegen de Congolese overheid. Honderden katholieke geestelijken in het land riepen hun volgelingen op om op 31 december 2017, na de zondagsmis, de straat op te gaan om te demonstreren tegen Kabila. Duizenden mensen deden dat. Als reactie daarop sloot Kabila het internet en het sms-verkeer. Weer trad zijn bewind met harde hand op. Zelfs kerkdiensten werden verstoord. Acht mensen verloren hun leven.
Te midden van deze politieke crisis besloten verschillende evangelische dominees zich juist achter president Kabila te scharen. Op YouTube zag ik jongemannen die hun dominee confronteerden met het feit dat hij zich niet tegen Kabila wilde uitspreken. De dominee zag het nut van demonstreren niet in. ‘Als God president Kabila heeft gekozen, dan kunnen we doen wat we willen, hij zal niet vertrekken’, verklaarde hij. Een jonge twintiger diende de dominee van repliek. ‘Ik ben niet katholiek, maar ik ga wel demonstreren. Als ik thuisblijf, word ik vermoord. Als ik de straat op ga, word ik ook vermoord. Welke keuze heb ik?’, aldus de jongeman. ‘De Bijbel leert mij dat ik moet bidden voor het gezag. Ik bid elke dag voor de autoriteiten. Elk gezag komt van God’, reageerde de dominee.
Een paar dagen later kreeg ik een bericht van een Congolese vriend in Londen. ‘De Congolese diaspora introduceert met onmiddellijke ingang een reisverbod op alle evangelische dominees in Europa’, liet hij weten. ‘Net als Congolese muzikanten worden evangelische dominees als collaborateurs van de overheid gezien, omdat ze op tv opriepen tot een verbod op een vreedzame mars tegen Kabila. Het is duidelijk, ze hebben de kant van de onderdrukker gekozen.’
Sinds 2011 heeft de Congolese diaspora een dergelijk verbod succesvol gehanteerd. Congolese artiesten mogen niet meer optreden in Europa, omdat hun muziek als politieke afleiding wordt gezien en de meesten van hen voor Kabila hebben gezongen. Als ze komen, wacht hun blokkades, eieren en fysieke aanvallen. Sindsdien huilen ze in de Congolese hoofdstad. Nu zijn evangelische dominees aan de beurt om in Congo te creperen. En terecht. Wie het geloof en de kerk misbruikt om een onrechtmatig bewind te steunen mag niet het slachtoffer uithangen.
Wat heeft de slavernij Nederland gebracht en wat is de erfenis? Die vragen zijn vandaag de dag prangender dan ooit. Historicus Piet Emmer gooit een steen in die vijver.
Historicus Piet Emmer, emeritus hoogleraar Europese Expansie en Migratie (Universiteit Leiden), publiceerde onlangs het boek Het zwart-wit-denken voorbij: een bijdrage aan de discussie over kolonialisme, slavernij en migratie. Zijn boek bevat stevige kritiek op hoe er in de media gesproken wordt over het Nederlandse slavernijverleden. De Kanttekening sprak Emmer en twee andere slavernijspecialisten van de Universiteit Leiden, emeritus hoogleraar Zeegeschiedenis Henk den Heijer en historicus en docent gespecialiseerd in de Nederlandse koloniale geschiedenis Karwan Fatah-Black.
Tussen 1600 en 1850 werden zo’n twaalf miljoen zwarte slaven van Afrika naar Amerika verscheept, circa zeshonderdduizend slaven, zo’n vijf procent van het totaal, door de Nederlanders. Het is een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis, maar Emmer wil het zwart-wit-denken voorbij. ‘Ik verbaas mij over de morele verontwaardiging over het feit dat men vroeger andere normen en waarden had. Het slavernijdebat wordt gevoerd in de kranten op basis van emoties. De feiten doen er niet toe. Uit mijn onderzoek blijkt dat slechts 0,005 procent van ons nationaal inkomen toentertijd aan de slavenhandel was te danken. Activisten maken slavernij veel groter.’ Dat de historicus naar aanleiding van zijn gepeperde uitspraken in de Volkskrant op Twitter zwaar onder vuur werd genomen doet Emmer niets. ‘Ach, Twitter. Ik reageer alleen op artikelen in wetenschappelijke tijdschriften.’
Contra-productief
Wat zeggen vakgenoten? Den Heijer is kritisch positief. ‘Los van de enigszins polemische toon die Emmer bezigt in zijn stukken, vind ik dat hij een punt heeft met zijn mening dat veel activisten het slavernijverleden langs de hedendaagse morele meetlat leggen. Ik vind ook dat een historicus zijn onderzoek als het gaat om morele oordelen in de context van de tijd moet plaatsen, hoe verwerpelijk wij slavernij vandaag de dag ook vinden. En ja, er waren ook in de vroegmoderne tijd tegenstanders van slavernij, maar de meerderheid had daar geen probleem mee, net zoals ze geen probleem had met lijfstraffen en openbare terechtstellingen, zaken waarvan wij nu gruwen.’ De felle kritiek op Emmer op sociale media vindt Den Heijer contra-productief. ‘Ik volg de discussie ook een beetje op Twitter waarin voor- en tegenstanders van Emmer in one-liners en niet gehinderd door enige kennis van onderzoek en literatuur elkaar proberen te overtuigen. Een trieste vertoning waarvan ik vrees dat die eerder tot meer dan minder racisme zal leiden.’
Waarheidsvinding
Toch zijn er ook historici met kritiek, zoals Fatah-Black. ‘Zo objectief is Emmer niet, hij heeft een rechts-conservatieve agenda. Wat hij als feiten presenteert zijn vaak vergezochte conclusies op basis van selectieve lezing van de literatuur.’
Het meningsverschil tussen Emmer en Fatah-Black dateert uit 2012. Het begon met een wetenschappelijk artikel van Fatah-Black, dat hij schreef samen met collega-historicus Matthias van Rossum. ‘In ons stuk hebben we een reconstructie gemaakt van de brutomarge van de slavenhandel. Voor welk bedrag zijn slaven gekocht in Afrika en voor welk bedrag werden ze verkocht in Amerika? Het verschil daartussen is de brutomarge, die volgens ons goeddeels in Nederland terechtkwam. Emmer had veel kritiek op onze onderzoeksmethode en noemde ons kwakzalvers, maar zijn cijfers kloppen gewoon niet. Hij is geen historicus van de cijfers. Hij baseert zich vooral op het werk van Angelsaksische historici, nauwelijks op eigen bronnenonderzoek.’
Volgens Fatah-Black gebruikt Emmer bovendien maar een klein deel van de cijfers. ‘Als hij het economische belang van de slavernij voor de Nederlandse economie wil uitrekenen neemt hij daarvoor het jaar 1800. Dat is vreemd, want toen werden er eigenlijk geen slaven meer verhandeld. Recent maakte hij een herberekening van de brutomarge, maar deed dat op basis van zes schepen die voeren voor een compagnie die het op dat moment slecht deed.’
Complex verhaal
Emmer is het daar niet mee eens. Van Rossum en Fatah-Black knoeien volgens hem met cijfers. ‘Geen enkele tak van de economie wordt zo bestudeerd. De slavenhandel wordt ten onrechte meer betekenis toegekend. Als je naar de brutomarge kijkt, neem je veel factoren niet mee, bijvoorbeeld de slaven die onderweg van Afrika naar Amerika overleden zijn en het feit dat een groot deel van de matrozen Duits of Pools was en dat hun salarissen de Nederlandse economie dus niet ten goede kwamen. En dan nog, de betekenis van de slavenhandel blijft dan nog klein: 0,5 procent in plaats van 0,005 procent. Veel belangrijker was de handel met de Oostzee, Engeland en Frankrijk.’
Wat vindt van Emmer van de kritiek dat zijn onderzoek selectief is? ‘Dat van het jaar 1800 klopt helemaal niet. Ik heb gekeken naar de piekjaren van de slavenhandel, de jaren zestig en zeventig van de achttiende eeuw. Maar ook toen was de slavenhandel een miniem deel van onze economie.’ En die zes schepen? ‘Er waren ook jaren dat er helemaal geen slavenhandel was. Je kan de slavenhandel wel groter proberen te maken door cijfers te manipuleren, maar dan heb je een politieke agenda.’
Den Heijer neemt in dit debat een middenpositie in. ‘We moeten beseffen dat slechts een paar procent, twee of drie, van het BNP afkomstig was van door slaven geproduceerde goederen. Dat is echter inclusief de in de Republiek der Verenigde Nederlanden verwerkte goederen. Suiker moest geraffineerd worden, tabak ‘gesponnen’, enzovoorts, zaken waar duizenden vrije arbeiders in Nederland mee bezig waren. Kortom, de economische opbrengsten van dat slavernijverleden zijn niet zo eenvoudig te duiden, dat is een complex verhaal.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.