17.1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 797

Kosovo, twintig jaar na de oorlog

2
‘Het is belangrijk dat het land een goede relatie met Servië blijft behouden.’

De oorlog in Kosovo is twintig jaar geleden tot een einde gekomen. Kosovo verklaarde zich na een gewelddadig conflict in 2008 onafhankelijk van Servië. Dat betekende dat Europa een nieuw land erbij kreeg. Het jongste land van Europa wordt door 108 landen erkend, maar Servië accepteert de afscheiding niet en probeert zoveel mogelijk zaken te dwarsbomen. Kosovo zit dan ook nog steeds in een politieke en economische impasse. De recente oprichting van een nationaal leger zal de relatie met de buurlanden niet verbeteren, terwijl dat juist nodig is om ooit toe te treden tot de EU. Hetzelfde geldt voor Servië, dat ook nog steeds in de wachtkamer zit.

Na de beëindiging van de oorlog in 1999 werd er een internationale administratieve macht – de United Nations Interim Administration Mission (UNMIK) – in het leven geroepen. De UNMIK hield zich bezig met het reconstrueren en opzetten van een modern regeringsapparaat. In 2008 begon de Europese Unie – onder de European Union Rule of Law Mission (EULEX) – zich te richten op de ondersteuning van een rechtsstaat in Kosovo. Maar de aanwezigheid van de EULEX in Kosovo wordt inmiddels met scepsis bekeken.

Burhan (28), student economie aan de hoofdstedelijke Universiteit van Pristina, zegt dat buitenlanders in Kosovo als koningen leven. ‘Ik ken een meisje dat tienduizend euro per maand verdient als projectmanager, en dat in een land waar het gemiddelde salaris rond de 350 tot 400 euro per maand ligt. Hoewel sommigen echt goed werk verrichten, vind ik tienduizend euro belachelijk hoog. Veel mensen zijn daarom niet erg blij met hun aanwezigheid.’

Centraal plein Pristina

Om toe te kunnen treden tot de EU, moeten Kosovo en Servië hun relatie normaliseren. De vraag is wanneer dit gaat gebeuren. Servië lijkt het jonge land voorlopig niet te erkennen en wordt hierin gesteund door Rusland. In het noorden van Kosovo wonen voornamelijk Serviërs die zich het liefst willen aansluiten bij Servië, een optie waar de Kosovaarse regering absoluut niet over wil praten. De regionale relaties verslechterden toen Kosovo besloot honderd procent belasting te heffen op Servische en Bosnische producten. Kosovo heeft deze maatregel ingevoerd als reactie op het veto van Servië en Bosnië-Herzegovina op het Kosovaarse lidmaatschap van Interpol, de internationale opsporingsdienst. Burhan: ‘Voor ons is de honderd procent belasting niet goed, want de Servische producten zijn beter. Groente en fruit uit Kosovo zijn duidelijk van mindere kwaliteit.’

Geert Luteijn (30) – Balkanhistoricus uit Delft – vindt dat de Kosovaarse regering het eigenlijk niet kan maken om honderd procent belasting te heffen, omdat de handel met dit buurland zo essentieel is voor de economie. ‘Kosovo is afhankelijk van de handel met Servië en de relatie met de EU. Het is belangrijk dat het land een goede relatie met Servië blijft behouden. Het sluiten van de grenzen is hartstikke schadelijk.’

De EU blijft hameren op het afschaffen van de honderd procent belasting en speelt met één van de belangrijkste wapens: de visumliberalisatie. Inwoners uit Kosovo kunnen nu maar naar drie Europese buurlanden afreizen; Albanië, Montenegro en Noord-Macedonië. De aanvraag voor een visum is voor velen een tijdrovende, ingewikkelde en kostbare investering. De EU belooft al jaren visumliberalisatie, maar blijft deze uitstellen. Qendrim (25) – een Albanese Kosovaar, werkzaam als jurist in Mitrovica – kijkt erg uit naar het moment dat hij vrij in Europa kan reizen. ‘Dat kan misschien al deze zomer, zo wordt ons steeds beloofd. We moeten het maar zien, want het wordt elke keer weer uitgesteld.’ Qendrim zou wel voor even willen emigreren. Het is zijn droom om naar Duitsland te gaan, maar hij zou  uiteindelijk wel terug naar Kosovo komen. ‘We moeten het land hier opbouwen en dat gaat niet als alle opgeleide mensen vertrekken.’

Lluzim (46) – een voormalig soldaat uit Mitrovica – wil daarentegen graag weg uit Kosovo. Hij is al drie keer afgewezen voor een werkvisum en studentenvisum in Canada. ‘Daar woont mijn beste vriend met zijn vrouw. Hij verdient veel geld en heeft een goed leven. Het enige dat hij erg mist is zijn familie en vrienden. Ik zou mijn familie ook missen. Maar je moet offers brengen in het leven.’ In 1992 is Lluzim als soldaat in Bosnië in zijn hoofd geschoten. Hierdoor is hij aan de rechterkant van zijn lichaam verlamd geraakt. Hij heeft recentelijk een master in publieke regelgeving gehaald, maar een baan vinden is moeilijk voor hem. ‘Ze willen hier in Kosovo dat je alles gratis doet. Je moet echt zeuren om je geld en vaak krijg je het niet. Ook zien mensen mijn beperking als een nadeel. Op financiële steun van de staat hoef ik niet te rekenen. In Canada zorgen instanties veel beter voor mensen met een beperking.’

Veel Kosovaren staren zich blind op de aansluiting bij de EU. Maar met de oprichting van een eigen leger, zet de Kosovaarse regering de relaties met de buurlanden en de EU weer onder spanning. Veel Albanese Kosovaren zijn echter blij met het besluit. Besnik (40) – afkomstig uit Pristina en zeven jaar werkzaam in het leger – zegt hierover: ‘Mijn mening is waarschijnlijk de mening die je van elke Albanees in Kosovo zou horen, namelijk dat we als land recht hebben op een leger. Het is een fundamenteel recht van elk onafhankelijk land.’

Ook Burhan vindt een leger noodzakelijk, niet vanuit defensieve redenen, maar om morele redenen. ‘Het leger vormt geen bedreiging in de regio, het is klein, zwak en zal nooit een verschil kunnen maken. Maar we hebben het nodig in spirituele zin, als morele steun. De mensen die familieleden in de oorlog hebben verloren, die hebben het nodig. Mijn oom heeft tijdens de oorlog zijn achttienjarige zoon verloren. Toen hij hoorde dat we een leger kregen begon hij te huilen. Hij zei: ‘Mijn zoon heeft nu vast een glimlach op zijn gezicht.’ Daarbij heeft elke staat zijn eigen leger, waarom is het dan verkeerd als Kosovo dat ook heeft? Mijn West-Europese vrienden zeggen dat het slecht is, dat de regering niet zoveel geld moet investeren in een leger, maar in nuttige zaken als het bestrijden van de werkloosheid. Ik denk nog steeds dat we het nodig hebben. Heel de politiek is sowieso nep. Ik stem uit protest niet, omdat ik van mening ben dat het niet uitmaakt. Politici verdelen toch alles onder elkaar. Publiekelijk doen ze alsof ze het niet met elkaar eens zijn, maar ondertussen wordt alle macht en geld verdeeld.’

Tanita (28) – afkomstig uit Pristina – ziet niet waarom het nationaal Kosovaars leger een bedreiging zou vormen voor de vrede en veiligheid in de regio. ‘De transformatie van de Kosovo Veiligheidstroepen (KSF) tot een nationaal leger, een proces dat door de NAVO wordt begeleid, zal meer dan een decennium duren. Daarnaast is de macht van het leger minimaal. Als ik me niet vergis, zullen het maar vijfduizend soldaten zijn met een minimum budget. Met deze capaciteiten kan het geen bedreigende kracht zijn.’ Ook is Tanita van mening dat het leger noodzakelijk is, omdat Kosovo geen garantie heeft dat de NAVO het land voor eeuwig zal blijven beschermen.

Lluzim geeft niets om een leger. ‘De mensen in de politiek zijn net een stel kinderen’, vertelt hij. ‘Als de een zegt: ‘ik heb een leger’, dan zegt de ander dat ook. Maar kijk om je heen, in Mitrovica is nog genoeg armoede, mensen zitten zonder werk. Daar moet in geïnvesteerd worden. Het leger is symbolisch, maar het gaat niets uitmaken. Het is alleen maar bedoeld om de buurlanden pissig te maken.’

Florim (37) – accountant in Pristina – noemt het leger een droom die uitkomt. ‘We zijn vanaf 1912 constant overheerst geweest door andere landen. Een leger hoort bij de staat en eindelijk hebben wij er nu ook een.’ Florim haalt – net als vele anderen – belangrijke historische gebeurtenissen erbij om de legitimiteit van de Albanezen in de regio te verklaren. Het probleem is dat de Serviërs, Kroaten, Macedoniërs, en Montenegrijnen weer een heel ander historisch verhaal hebben om hun gelijk aan te tonen.

Willem Lingmont (67) uit Limburg heeft drie jaar als EULEX-gevangenisdirecteur in Mitrovica gewerkt. Hij begrijpt het nut van het opzetten van een leger niet. ‘Wat moet een straatarm land met een leger? Wordt Kosovo’s voortbestaan als natie bedreigd? Ik denk van niet. Kosovo is verwikkeld in een conflict met Servië, beide partijen willen lid worden van de EU, beide partijen wakkeren het conflict aan. Ze verscherpen de tegenstellingen waar ze maar kunnen. Wie heeft hier belang bij? Voor wie is deze status quo een verdienmodel? Dat heb ik me vaak afgevraagd. Het begint bij de propaganda voor de gewone mensen: ‘We worden bedreigd, we hebben een leger nodig.’ Terwijl de grootste Amerikaanse legerbasis zich op Kosovaars grondgebied bevindt. De kans op een tweede Balkanoorlog is erg klein. De EU en de VS zullen onmiddellijk ingrijpen vanwege geopolitieke belangen in deze achtertuin van Europa.’

Volgens Lingmont is het oprichten van een eigen leger overduidelijk symboolpolitiek. ‘Het is een uiting van machtsdenken, waar men helaas zeer vertrouwd mee is. Het past in een lange traditie waarin heldendom en mannelijke kracht vereerd worden. Dat was ooit nodig om te overleven, maar het wordt nu aangewend om protesten tegen armoede, sociale ongelijkheid en corruptie van de heersende clans de kop in te drukken. Kortom, ieder weldenkend mens zal zien dat er geen reden is om een eigen leger op te richten. Maar het staat stoer en wordt gezien als een stap in de verwezenlijking van de droom van een groot Albanees rijk. Ouderwets nationalisme ter bescherming van de belangen van de heersende elite. De politiek is hopeloos verdeeld en zo kun je het onvermogen om economische vooruitgang en meer welvaart te bewerkstelligen verdoezelen. Dit is mijn persoonlijke mening over wat ik gezien en ervaren heb. Ze hebben door de Turkse overheersing geleerd om ja te zeggen en nee te doen.’

Maar er zijn ook Albanese Kosovaren die er anders over denken. Qendrim noemt nationalisme een ziekte. ‘Het is niet goed om mensen in etnische hokjes te plaatsen.’ Qendrim werkt zelf in het noordelijke deel van Mitrovica, waar voornamelijk Serviërs wonen. Hij werkt bij de gemeentelijke rechtbank en gaat elke dag met veel plezier naar zijn werk. ‘Ik werk samen met Bosniërs, Serviërs en Albanezen. We zijn een familie.’ Qendrim praat geïnspireerd over zijn Servische collega. ‘Ze is een vrouw van 42 die overal wat vanaf weet. Ze draait al jaren mee met de internationale gemeenschap in Kosovo, ik bel haar voor alle moeilijkheden op.’

Kerk in Pristina

De Serviërs in Kosovo voelen zich in de steek gelaten door zowel de Servische regering als de Kosovaarse. Qendrim: ‘Ze denken dat ze buiten de boot vallen, omdat zowel de regering in Servië als de regering in Kosovo niet veel voor ze doen. Maar de Kosovaarse regering doet net zo min iets voor de Serviërs in Noord-Mitrovica als voor de Albanezen in Zuid-Mitrovica. De regering denkt aan zichzelf en haar vrienden. Ze kopen mensen om. In Mitrovica willen mensen economische mogelijkheden, werk, hun gezin onderhouden. Ze geven niets om dat leger. Serviërs en Albanezen die oorspronkelijk uit Mitrovica komen respecteren elkaar. Het zijn meer mensen van buiten, hooligans bijvoorbeeld, die betaalt worden om onrust te stoken.’

Alleen als Servië accepteert dat Kosovo een onafhankelijk land is zal het beter gaan, zegt Luteijn. ‘Ik denk eerlijk gezegd dat wanneer je accepteert dat Kosovo een onafhankelijk land is, het opzetten van een leger niet veel uitmaakt. Het leger vormt geen gevaar. Het is alleen een stap verder in de staatsvorming van Kosovo en daar zal Servië de komende jaren zeker nog tegen in verzet komen.’ Het lijkt er volgens Luteijn op dat Servië steeds meer druk opvoert op de Servische minderheid in Kosovo en deze ontmoedigt om mee te werken aan een onafhankelijk Kosovo. ‘Er zijn natuurlijk bepaalde groepen in de samenleving die belang hebben bij polarisatie. Dat zie je ook met Hashim Thaci, de huidige president van Kosovo.’ Thaci heeft een nationalistisch verleden met zijn deelname aan de Kosovo Liberation Army (KLA), het Albanese bevrijdingsleger waarvan sommige leden berecht zijn voor oorlogsmisdaden.

Luteijn ziet een trend in Servië waarin de rol van de overheid steeds groter wordt. Nemanya (29), en software-ingenieur uit Belgrado, kan dat beamen. ‘Er zijn sinds een half jaar demonstraties in Belgrado tegen President Vucic. Ik deed in het begin mee, maar nu niet meer. Het is elke week en ik heb ook niet zoveel tijd. Bovendien helpt het ook niet. Hij trekt zich niets aan van de demonstraties. Zijn antwoord is: ‘Laat ze maar lopen’. Hij koopt mensen om met de verkiezingen.’ Fotograaf Aleksandar (35) denkt dat Vucic tot aan zijn dood aan de macht zal zijn. ‘Deze man is onvoorstelbaar, zijn macht reikt zo ver en wijd; dat is ongelooflijk. Hij is van alle markten thuis; hij profileert zich pro-Europees, pro-Russisch, pro-nationalisme. Hij heeft een lesbienne als premier benoemd en haar zelfs gefeliciteerd met haar baby, iets wat in Servië publiekelijk echt niet zo makkelijk kan. Hij kan doen en zeggen wat hij wil, omdat zijn macht zo groot is.’

In de Servische hoofdstad hangen genoeg pamfletten, stickers en posters die oproepen om Kosovo niet te vergeten en de onafhankelijkheid niet uit handen te laten glippen. In bussen hangen stickers die tegen de onafhankelijkheid propageren, op gebouwen hangen leuzen over de oorlogsmisdaden van de KLA. Aleksandar ziet Kosovo als een jammerlijk, verloren gebied, ook in culturele zin. ‘We hebben al zo weinig erfgoed. Belgrado is door de eeuwen heen zo vaak vernield, dat het belangrijk is te beschermen wat ervan overgebleven is. Er moet gewoon een oplossing van buitenaf komen, want wij Kosovaren kunnen het kennelijk zelf niet aan.’

‘Maar jullie landen hebben oorlog’

0
Voor nog één woord gewisseld te hebben, maken labels jullie tot vijanden. Trekken Nederlanders uit ex-Joegoslavië zich iets aan van de grote donkere wolk die boven hun moederlanden hangt – is het moeilijk om met elkaar om te gaan?

Inmiddels kan de eenenvijftigjarige Bosnische Amna er makkelijk over vertellen, ze lacht er soms zelfs om. Zo luchtig heeft ze lang niet kunnen vertellen over de oorlog in de jaren negentig, en alle gevolgen ervan. Nadat ze naar Nederland was gevlucht was het gevaar geweken, maar de spanning bleef haar achtervolgen. Elke keer als Amna toen een Serviër of Kroaat tegenkwam, moest ze slikken. Want: ‘als je iemand van de andere nationaliteit tegenkwam’, lacht ze nu, ‘kon het nog best hete communicatie worden.’

Amna voelde al spanning bij andere ex-Joegoslaven zonder dat ze hen ooit eerder gezien had. Dit is een universeel menselijk fenomeen. Bij elke ontmoeting tussen mensen zijn talloze processen van invloed – sommigen waarbij de ontmoeters zelf invloed hebben, maar veel waarbij dat niet het geval is. Politiek en media oefenen grote invloed uit, via taal die ons onderbewuste binnendringt. Labels en categorieën die zij doordrukken laten hun stempel achter in ons denken, komen op bij elke ontmoeting. Zo gedragen we ons anders bij een ontmoeting met moslim dan met een christen, iemand met zwarte of witte huidskleur, bij een Duitser of Engelsman.

Zo gaat dat overal, maar op weinig plekken in de recente geschiedenis zijn groepen zo tegenover elkaar gezet als in het voormalig Joegoslavië. In de jaren negentig zaaiden nationalistische leiders diepe verdeeldheid onder Serviërs, Bosnische moslims en Kroaten. Ondanks een gedeeld verleden, taal en Balkan-cultuur kwam het zelfs tot oorlog, waarna veel vluchtelingen uit het land ontsnapten, onder meer naar Nederland. Ze bouwden een nieuw leven op, maar komen nog regelmatig ex-landgenoten tegen – inmiddels door leiders in het moederland vaak als vijand bestempeld. Hoe sterk is de macht van de achterliggende natie? Verzuren de strijd en propaganda alledaagse ontmoetingen, of zijn oude banden nog sterker? De Kanttekening sprak vijf mensen van ex-Joegoslavische afkomst en vroegen naar hun ervaringen. Hoe gaan zij om met de ander, terwijl hun landen elkaar naar het leven stonden, en vaak nog steed staan?

Lucija

Wanneer Lucija nadenkt over de onderlinge spanningen in Nederland, grijpt zij net als Amna terug naar de jaren negentig. Toen gaf ze als twintiger les in de Kroatische taal en zag ze veel verschillende Kroaten. Daar zag ze een groot verschil tussen de vluchtelingen uit de jaren negentig, en de gastarbeiders die al langer in Nederland zijn. Juist de vluchtelingen koesterden weinig wrok jegens de andere nationaliteiten – ze zijn immers gevlúcht uit een oorlog vol vijandbeelden – terwijl de gastarbeiders, die uit economische motieven hierheen kwamen, terugvielen op het groepsdenken dat ze uit hun eigen regio hadden meegenomen.

Tegenwoordig ontmoet Lucija echter  niet veel nieuwe ex-Joegoslaven meer. De ex-Joegoslaven die ze nog ontmoet zijn vooral mensen die op haar lijken: hoogopgeleid en kosmopolitisch, mensen die ook in hun jeugd veel contact hadden met verschillende delen van Joegoslavië. Ofwel: mensen voor wie afkomst niet zwaar telt. ‘Als ze al je afkomst opmerken, hebben ze het enkel over hoe ze laatst een keer in je thuisland waren. Dat is alleen maar leuk.’  Als ze diep in haar geheugen graaft, rakelt ze het ergste incident op: hoe op een feestje een dronken Serviër een opmerking maakte over een zwaar getroffen Kroatische stad: ‘Vukovar heeft lekker gebrand, hè’, zei hij. Maar hij werd snel berispt, nota bene door de andere Serviërs – en dat was dat.

Toch merkt ze soms bij vage kennissen hoe de groep op subtiele wijze meetelt – ze koppelen slecht gedrag wel heel snel aan de nationaliteit. ‘Ze vinden Serviërs helemaal prima, totdat ze iets verkeerd doen. Dan zeggen ze: ‘Maar ja, het is wel een Serviër hè.’’ Ook Lucija vond het spannend toen ze recent naar Servië op vakantie ging. Ze probeerde zo neutraal mogelijk te praten, zo weinig mogelijk op te vallen, niet meteen te laten merken dat ze Kroatisch is. ‘Want ja, het is toch Servië. Je weet nooit wat de reactie zal zijn.’

Het tegendeel is echter ook waar: het gedeelde ex-Joegoslavische én vluchtelingenverleden brengt mensen bijeen. Nederland is ‘de grote vreemde’ – ‘Dat schept een band die er anders niet zou zijn’, zegt Lucija. Als je allebei de ervaring deelt van een leven opnieuw opbouwen, ‘weet je sneller waarover je praat.’

Die gemene deler zorgt ervoor dat ex-Joegoslaven vaak op straat op elkaar afstapten, vooral toen Nederland nog onbekend terrein was. Zelf heeft Lucija nooit grote behoefte daartoe gevoeld. ‘Hetzelfde paspoort hebben is niet genoeg.’ Vroeger switchte ze zelfs prompt naar het Nederlands als ze iemand op straat Servo-Kroatisch hoorde praten, bang om aangesproken te worden. ‘Om eerlijk te zeggen: vooral toen ik jong en leuk opgemaakt was werd ik vaak aangesproken. Met name mannen hadden de behoefte om met mij kennis te maken.’

Emma

In tegenstelling tot Lucija is de eenentwintigjarige Emma opgegroeid in Nederland met een Servische moeder.  Ze heeft niet veel met de ex-Joegoslavische landen of met hun onderlinge gebekvecht, maar ze kreeg als kind een zweem van spanning mee. Emma weet nog dat haar moeder, als ze anderen op straat Servo-Kroatisch hoorde praten, expres overging op het Nederlands – bang dat anderen zouden merken dat zij Servische is.

Zelf heeft Emma enige voorzichtigheid geërfd. Altijd als ze iemand anders ontmoet die net als zij Servo-Kroatisch spreekt, wacht ze even met vragen waar diegene precies vandaan komt. ‘Ik vind het leuk om mijn taal met mensen te spreken, maar ik weet nooit wat de reactie zal zijn.’ Zelfs als ze de afkomst noemen, gaat Emma er niet verder op in. Deels omdat ze er weinig mee kan, maar ook omdat ze de spanning wil voorkomen. Niet uit zelfverdediging, maar voor haar gesprekspartner. ‘Ik ben meer bang dat die ander zich aangevallen voelt.’

Amna, Vildana en Erna

In een flat zitten Vildana en Amna – de een uitvoerig rokend, de ander vertelt het meest. Het zijn twee vriendinnen, allebei in de begin vijftig, en kwamen beiden in de jaren negentig naar Nederland. Officieel als Bosnische moslims – maar zo hebben ze zich eigenlijk nooit echt gevoeld.

Amna had in het begin maar mondjesmaat contact met andere ex-Joegoslaven, hoofdzakelijk via grote feesten waar Balkanartiesten optraden. ‘Zeker in het begin waren er veel van zulke feesten’, zegt Amna. In een tijd zonder sociale media of mobiele telefoons was dat dé manier om elkaar te ontmoeten, om te horen over het lot van bekenden. Maar niet iedereen durfde naar de feesten. Zoals veel anderen waagden Amna en haar vrienden zich zeker niet aan Servische feesten, want met de alcohol erbij konden zomaar nationalistische liederen uit de kast komen. ‘De wonden van het conflict tussen Bosnische moslims en Bosnische Serviërs waren nog vers’, zegt Amna,. ‘Het waren bijna etnisch zuivere feesten’, lacht ze vol ironie. ‘Maar nu allang niet meer.’

Stap voor stap raken de verschillende groepen aan elkaar gewend. De eerste stap is de Nederlandse taalcursus, waar de drie groepen elkaar tegenkwamen. Amna had gemengde gevoelens, maar was daar vooral blij mee: ze woonde toen alleen met haar broertje en snakte naar contact met mensen die je kunnen verstaan en begrijpen wat je mist. ‘Ze delen het eten en gedrag. Dan is de oorlog helemaal niet belangrijk.’ Zo kreeg Amna langzaamaan meer vertrouwen door positieve ervaringen. Maar ook, vertelt ze, ‘door slechte ervaringen met de eigen Bosniërs!’

‘Maar er zijn ook mensen die het niet kunnen opbrengen’, vervolgt ze. Vriendin Vildana knikt plechtig: ‘Dat bestaat, ja’. Amna snapt het heel goed: in het begin was ook zij zo. In Bosnië heeft ze geleden onder Kroatische gevangenschap en in Nederland had ze daar nog last van. Ze kan zich nog vrienden van haar broertje herinneren die zich aan haar voorstelden – maar zodra ze hun Kroatische naam hoorde, voelde ze zich onveilig. ‘Dat voel je zo door alles wat je hebt meegemaakt.’ De gezamenlijke band met haar broertje was dan de enige boei van veiligheid waar ze zich aan vastklampte.

Scholen, papieren en paspoorten

Toen Vildana naar Nederland vluchtte, kwam ze eerst in een asielzoekerscentrum terecht waar alle ex-Joegoslavische nationaliteiten samen zaten – en dat was eigenlijk heel gezellig. Alle asielzoekers daar probeerden de spanningen zo veel mogelijk te vermijden door alleen te praten over de toekomst, zegt ze, ‘over scholen, papieren, paspoorten.’ In de oorlog heeft Vildana ook geen nare dingen meegemaakt. Daarom kan zij kan zeggen dat ze nooit iets van de spanning voelde, vanaf het eerste moment al niet. Voor Vildana is omgaan met andere ex-Joegoslaven niet complexer dan met andere nationaliteiten. Amna denkt dat het verschil ‘m daar in zit: ‘Hoeveel heb je gezien en hoe diep ben je in de oorlog geweest?’

De vriendinnen zien ook een groot verschil tussen hoe stedelingen en dorpelingen hen benaderen. ‘Dorpelingen praten al niet graag met mensen van een ander dorp’, zegt Amna, met de implicatie: laat staan dat ze met mensen praten van een ander geloof of andere nationaliteit. Uiteindelijk weet je nooit met wie je te maken hebt, daar zijn ze het over eens. ‘Maar’, zo besluiten ze lachend, ‘we hebben er een neus voor.’

Ook Erna, dochter van Vildana, voelt niks meer van de spanningen die ooit tussen ex-Joegoslaven speelden. Met enthousiasme vertelt ze hoe het niks meer uitmaakt tussen de jongeren, hoe zij niks hebben meegekregen van die hele oorlog – ‘net een ongeboren baby!’

Het belangrijkste is, denkt Erna, dat ze geen haatvolle opvoeding heeft gehad. De invloed van ouders is beslissend weet ze, zoals ze elke dag op haar werk als tandartsassistente ziet. Haar moeder heeft haar opgevoed om vrijdenkend en zonder oordeel te zijn. Daarbij: ‘Nederland heeft ons neutraal gemaakt. Ik heb een Kroatische vriendin en wij denken aan hele andere dingen: werken, ons rijbewijs halen.’

Dansend en spelend het verdriet verdringen

0

Als directeur van Nationaal Jeugdfonds Jantje Beton kom ik in contact met kinderen door heel ons land. Arme en rijke kinderen, wit en zwart, meisjes en jongens, met en zonder beperking. Ook met kinderen die zijn gevlucht uit het buitenland kom ik in contact. Wat al deze kinderen gemeen hebben, is dat ze gelukkig willen zijn. Lekker en vrijelijk buitenspelen kan daarbij enorm helpen. Daar worden de kinderen niet alleen gelukkiger van, maar ook gezonder, creatiever en meer zelfverzekerd. Cruciale bouwstenen voor de empowerment van kinderen in de meest kwetsbare posities, zoals vluchtelingenkinderen. Een betere wereld begint bij spelende, gelukkige kinderen.

‘Waar kom je vandaan?’, vroeg ik op een regenachtige donderdag in een asielzoekerscentrum aan een Aziatisch uitziende jongen van een jaar of negen. ‘Korea’, antwoordde hij schuchter. ‘Bedoel je Noord- of Zuid-Korea?’. ‘Noord-Korea’. ‘Ben je hier alleen of heb je ook familie in Nederland?’. ‘Mijn moeder en zusje wonen hier ook.’ En toen was ik zo lomp om de volgende vraag te stellen: ‘Ik hoor dat het niet zo goed gaat in Noord-Korea, bijvoorbeeld door de nodige armoede en onveiligheid. Hoe was dat voor jouw familie?’ Op deze te direct geformuleerde vraag aan iemand die ik slechts enkele seconden kende, wilde de jonge knul geen antwoord geven – zo bleek uit het feit dat hij met het nodige oogvocht rechtsomkeert maakte, zijn nek gebogen en op zoek naar een veilig hoekje in de drukke gymzaal waar enige rust te vinden was.

Even later zag ik hem weer opfleuren, genietend van een muzikaal deuntje dat hem klaarblijkelijk beter beviel dan het korte gesprek met mij. Langzaam maar zeker bewoog hij zich over de gymzaal, die voor deze middag was omgetoverd tot danszaal. Er kwam beweging in de heupjes, zijn voeten gingen van links naar rechts en de somberheid op zijn gezicht maakte plaats voor een brede lach. Contact leggen met leeftijdsgenootjes deed hij niet, maar in zijn jongere zusje vond hij een ideaal dansmaatje. Hij was buiten deze danszaal overduidelijk de oudere, beschermende broer die het altijd voor zijn zusje opnam tegen de boze buitenwereld. Maar vanmiddag even niet. Samen mochten ze, net als andere kinderen uit verre landen als Eritrea, Syrië en Burundi, die middag genieten van het kind zijn. Een bekroning van een bijzondere en onvergetelijke vakantieweek in april. Die week mocht een groep kinderen in het asielzoekerscentrum namelijk actief deelnemen aan een dansworkshop. Onder leiding van enkele professionele dansinstructeurs leerden ze samen te werken, samen te spelen, samen te genieten en leerden ze ook dat het leven niet alleen maar serieus en spannend hoeft te zijn. Even waren ze niet meer die (volgens veel Nederlandse volwassenen in hun omgeving) zielige, kwetsbare kinderen die gevlucht zijn voor tirannie, terreur en tragiek in hun geboorteland.

Dansend en spelend het verdriet verdringen. Deze week stond in het teken van spelen, lachen, genieten, geloof in een betere toekomst, hoop en liefde. Aan het einde van deze week mochten de kinderen hun gezamenlijke danceact presenteren aan hun ouders en andere familieleden. Het plezier dat de kinderen lieten zien tijdens hun dansvoorstelling vond op de geïmproviseerde tribune zijn weerspiegeling in de trotse en adembenemende blikken van de mensen die het meest van hen hielden. Zelden heb ik zulke trotse papa’s en mama’s gezien als op dat moment. Het was ook meer dan trots alleen. Het was een mix van opluchting, dankbaarheid en ontroering die ik zag in die zaal. Een zaal die overigens behangen was met indrukwekkende teksten die tijdens de workshop waren beschreven door de kinderen. ‘Maak de volgende zin af: ‘Ik ben dankbaar voor…’’, had de workshopleider aan de kinderen gevraagd. Dat leverde indrukwekkende antwoorden op als: ‘dat ik er mag zijn’. Of: ‘als iemand mij helpt’. En: ‘mijn goede moeder en vader’. Kinderen in de meest kwetsbare posities in onze samenleving, woonachtig in een krappe kamer in een anoniem asielzoekerscentrum, waren zich in een met workshops gevulde vakantieweek meer bewust geworden van de mooie dingen en mensen in hun leven. Ze mochten eindelijk weer eens onbezonnen en op een leuke manier kind zijn. Daar in dat asielzoekerscentrum op die druiligere donderdagmiddag werd iets groots verricht. En dat in een tijd van verzuring, verruwing en vervreemding van het maatschappelijk sentiment in Nederland in het algemeen en van de Nederlanders in de richting van vluchtelingen en asielzoekers in het bijzonder. Eens te meer blijkt de toekomst van onze beschaving geworteld te zijn in het geluk van een kind.

Lijdt links aan ‘christofobie’?

0
‘In onze empathie zijn we niet onpartijdig.’

Telegraaf-journalist Wierd Duk weet het zeker: ‘Links heeft smetvrees voor christelijke slachtoffers’. In zijn podcast Het land van Wierd Duk stelt hij dat links met twee maten meet. Na Christchurch was links heel solidair met de moslims en werd de extreemrechtse achtergrond van de daders benadrukt, maar na de aanslagen in Sri Lanka had links het opeens over paasvierders en werd de religie van de daders niet benoemd. Duk begrijpt dat sommige bezorgde burgers hierdoor heel wantrouwig zijn geworden tegenover ‘de gevestigde orde’. Duk is het met hun achterdocht eens: ‘En ja, zo langzamerhand moet ik wel zeggen hoor, het was wel heel opvallend hoe dat gaat.’
Maar ervaren christenen dit zelf ook zo? Dat links en de gevestigde media bevooroordeeld zijn en zich laten leiden door antichristelijke sentimenten? De Kanttekening sprak hierover met vier christelijke opiniemakers: blogger en activist Chris Develing, SGP-raadslid Tom de Nooijer, theoloog en schrijver Alain Verheij en politicoloog en bestuurskundige Jasper Klapwijk.

Fobie

Chris Develing is een ‘wedergeboren christen’ en staat politiek duidelijk rechts. Hij was eerst randkerkelijk, voordat hij bewust tot geloof kwam en Jezus Christus als zijn verlosser zag. Develing is werkzaam voor Schreeuw om Leven, een christelijke organisatie die strijdt tegen de abortus- en euthanasiepraktijk in Nederland. Daarnaast is hij blogger en activist en schrijft hij bijdragen voor het online evangelisatieplatform Deo Volente.
Met de stelling van Wierd Duk dat links met twee maten meet is Develing het voor 100 procent eens. ‘Je zag dit heel duidelijk in de reactie op de aanslagen in Sri Lanka. Dat de daders moslim waren mocht niet benoemd worden, maar ook niet dat de slachtoffers christenen waren. Ze werden Easter Worshippers genoemd, paasvierders. Moslims worden als slachtoffers erkend, christenen niet. Opvallend vond ik ook het optreden van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema. Na Christchurch zei ze dat ze solidair was met Nieuw-Zeeland, de nabestaanden en met de moslims wereldwijd. Na Sri Lanka zei de GroenLinks-politica niets.’
Halsema en andere linkse politici, opiniemakers, journalisten en wetenschappers hebben volgens Develing last van christofobie. Met deze term, die enkele jaren geleden gemunt is door Ayaan Hirsi Ali, wordt de afkeer tegen christenen bedoeld. ‘De term is natuurlijk een reactie op de term islamofobie, maar christofobie werkt een beetje anders’, vertelt Develing. ‘De afkeer tegen christenen is subtieler, geniepiger. Ik merk het bijvoorbeeld wanneer kranten gretig een nieuwsbericht overnemen, waarin zogenaamd wordt bewezen dat bepaalde passages in de Bijbel niet waar zijn. Dit wordt dan heel triomfantelijk gebracht. Over de islam durven journalisten het niet op die manier op te schrijven.’ Op de Nederlandse universiteiten is volgens Develing iets soortgelijks aan de hand. ‘Studenten aan de Vrije Universiteit Amsterdam en andere instellingen vertelden mij dat tijdens de colleges de Bijbel en het christendom regelmatig belachelijk worden gemaakt, terwijl de Koran en de islam met het grootst mogelijke respect worden behandeld. Dat is krom.’
Maar waar komt volgens Develing die dubbele maat, zoals hij dat ziet, vandaan? ‘Links is tegen religie, maar komt op voor minderheden. In Nederland ziet links het christendom als de religie van de onderdrukkers, terwijl de islam de religie van de onderdrukten zou zijn. In Turkije en andere islamitische landen is het – interessant genoeg – precies andersom. Daar is links tegen de politieke islam maar moeten christenen, als vervolgde minderheid, worden beschermd.’

Islam

Ook Tom de Nooijer, SGP-raadslid in de Gelderse gemeente Oldebroek en met zijn negentien jaar een van de jongste gemeenteraadsleden van Nederland, is van mening dat links dubbele maatstaven hanteert. ‘Na de gebeurtenissen in Christchurch, die echt verschrikkelijk waren, werd er meteen gewezen op de identiteit van de dader. Brenton Tarrant was geen christelijke, maar wel een blanke man met extreemrechtse denkbeelden. Ik vind het op zich goed dat zijn foute denkbeelden benoemd worden, maar doe dat dan bij alle terroristen. Wees daarin consequent. De NOS en andere media hielden lange tijd de kaken stijf op elkaar na de aanslagen in Sri Lanka. Het was al heel gauw duidelijk dat de daders moslims waren, maar dit mocht aanvankelijk niet benoemd worden, bijvoorbeeld in de avonduitzending van Nieuwsuur. Dat is meten met twee maten.’
Maar kun je dat wel zo simpel stellen, dat moslims de daders waren van de aanslagen in Sri Lanka? Scheer je daarmee niet alle moslims – bedoeld of onbedoeld – over een kam? De Nooijer: ‘Natuurlijk wordt de islam verschillend uitgelegd door moslims, maar de terroristen beroepen zich wel degelijk op de islam en hebben daar ook gefundeerde theologische argumenten voor. De islamitische religie en ideologie kunnen door theologische concepten als de jihad zeker tot terrorisme leiden. Links wil dat echter niet onder ogen zien. We moeten een inhoudelijk, theologisch debat voeren over de relatie tussen islam en terrorisme, maar links gaat dit debat uit de weg. Al meer dan twintig jaar lang.’ De Nooijer stoort zich aan het beeld dat jihadisten een kleine minderheid zijn en dat de ‘ware’ islam vrede is. ‘Het onderscheid tussen radicale en gewone moslims kun je niet zo scherp maken, blijkt telkens maar weer. Moslims in de Brusselse wijk Molenbeek wisten dat er ook terroristen in hun buurt woonden, maar zij werden gewoon gedoogd en soms zelfs gesteund. Het probleem is echt veel groter dan linkse mensen denken.
De SGP, de partij waarvoor De Nooijer in Oldebroek in de gemeenteraad zit, heeft toch ook weinig op met democratie? De Nooijer ziet dit toch echt anders. ‘De SGP vindt de democratische rechtsstaat heel belangrijk en we zijn daarom terughoudend met de bouw van nieuwe moskeeën, omdat de politieke islam onze democratie bedreigt. We zijn niet tegen de godsdienstvrijheid, maar de islam is niet alleen een religie, maar ook een ideologie. Daarom moeten we als overheid heel alert zijn.’

Foto: Youtube – Sri Lanka

Frames

Maar toch klinkt er vanuit christelijke hoek ook felle kritiek op het narratief, waarin de christenen slachtoffers en moslims daders zouden zijn. ‘Theoloog des Twitterlands’ Alain Verheij, auteur van de bestseller God en ik, stelt dat we in principe solidair met alle slachtoffers moeten zijn, maar legt uit dat dit in de praktijk niet zo werkt. ‘In onze empathie zijn we niet onpartijdig.’ Volgens Verheij zit dat ‘tribale’ in alle mensen. Als voorbeeld noemt hij de ranglijst van Open Doors, een orthodox-protestantse organisatie die zich voor vervolgde christenen inzet. ‘Dankzij Open Doors wist ik alles van de christenvervolging in China, maar hoe het met andere minderheden in China zat, die ook slachtoffer waren van discriminatie, wist ik helemaal niets. Daarvoor moest ik naar andere stichtingen.’ Verheij snapt dat christenen wereldwijd solidariteit met elkaar voelen, maar begrijpt ook dat linkse mensen dat misschien minder zullen voelen. ‘Dat komt toch door dat tribale, een doorwerking van de verzuiling.’
Verheij is tegen het frame ‘christendom versus islam’. Volgens Verheij doet die tegenstelling geen recht aan de lokale situatie. ‘Bovendien willen extremisten juist dat we in zo’n frame gaan denken. Dat is genoeg reden om het niet te willen.’ Verheij vindt het ook opvallend dat christenen – net als Joden – selectief als minderheden worden omarmd door populistisch rechts. ‘Dat doet men niet omdat men zo dol op ons is, maar we zijn een stok om de moslims mee te slaan. Vervolgde christenen in islamitische landen passen in het islamofobe narratief van rechts.’
De Theoloog des Twitterlands wijst daarenboven op de kwalijke rol die sociale media kunnen spelen. ‘Brenton Tarrant, de terrorist die vijftig moslims vermoordde in Christchurch, was geradicaliseerd dankzij het alt-rechtse internetcultuurtje. Op Twitter wordt na elke aanslag meteen druk gespeculeerd over de mogelijke daders, terwijl het veel beter is om eerst gewoon het nieuws af te wachten. Het is juist heel belangrijk om zorgvuldig te zijn. Dat geldt trouwens ook voor de reguliere media. Er kunnen heel snel frames ontstaan. En die frames werken radicalisering en tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen in de hand.’
Ook Jasper Klapwijk, tot voor kort politiek commentator bij het EO-programma Dit is de Dag, is tegen het Duk-frame waarin christenen alleen maar slachtoffers zijn. ‘Christenen zijn maar al te vaak daders, zoals weer bleek bij de recente aanslag in de synagoge in de Verenigde Staten. Maar ook de toenmalige Amerikaanse president George W. Bush heeft met zijn ‘War on Terror’ honderdduizenden doden op zijn geweten. De uitgesproken christelijke Bush sprak over een ‘crusade’, een kruistocht. Moslims in het Midden-Oosten, die door Amerikaanse bommen en raketten werden bestookt, zagen de oorlog tegen het terrorisme als een christelijke oorlog tegen de islam. Het Westen en het christendom zijn in de ogen van veel moslims namelijk hetzelfde. Zoals het Midden-Oosten in de westerse beeldvorming één monolithisch islamitisch blok is.’
Westerse landen en westerse christenen hebben volgens Klapwijk een zeer kwalijke rol gespeeld in het Midden-Oosten. Om die reden zouden ze zich eerst drie keer achter de oren moeten krabben voordat ze protesteren tegen de christenvervolging in islamitische landen. ‘Bovendien help je daar christenen in het Midden-Oosten helemaal niet mee’, voegt Klapwijk hieraan toe. ‘Zij worden dan namelijk weggezet als handlangers van het christelijke Westen, dat verantwoordelijk is voor al die bommen en raketten. Oosterse christenen zijn geen vijfde colonne, maar zo worden ze wel gezien.’
Als de aanslagen in Sri Lanka ter sprake komen vertelt Klapwijk dat hij helemaal geen moeite heeft met de term Easter Worshippers. ‘Historicus James Kennedy vond dit woord politiek-correct, maar ik vind het eigenlijk wel een goede term: mensen die pasen vieren. Niet alle mensen die in de kerk zaten waren christelijk. Bovendien werden er aanslagen gepleegd op hotels, waar veel westerse toeristen zaten. Het is dus niet zo dat alle slachtoffers christenen waren.’ Klapwijk noemt zichzelf ook niet altijd christen. ‘Ik vind het een omstreden woord. Joseph Kony van het Verzetsleger van de Heer, die dood en verderf zaait in Afrika, noemt zichzelf een christen. Ik weet niet of ik daarmee wel geassocieerd wil worden.’
Klapwijk is het ten slotte niet eens met De Nooijer, die de islam sterk associeert met geweld. ‘Dat media niet direct spraken over moslims vind ik meer dan terecht, want het was niet direct duidelijk wie de aanslag hadden gepleegd. Bovendien is de term te generiek: je kunt de islam niet de schuld geven. Liever spreek ik van jihadisten. We moeten gewoon heel erg goed opletten welke woorden we gebruiken, we moeten heel nauwkeurig in onze analyse zijn.’ Klapwijk benadrukt dat moslims tegen geweld zijn en zulke aanslagen veroordelen. ‘We mogen dit natuurlijk niet van moslims eisen, zoals we ook niet van christenen eisen dat ze zich van aanslagen uit naam van het christendom distantiëren. Maar het is fijn als dit gebeurt. ‘Religie moet bijdragen aan menselijkheid’, zei de onlangs overleden VVD-politicus Johan Witteveen ooit. Hij was een soefi. Christenen en moslims kunnen veel van zijn wijsheid leren.’

Ooit knielden wij ook voor onze vorsten

0

Het was, zullen we maar zeggen, een opmerkelijke foto, die dezer dagen in de krant verscheen: van de trouwceremonie van de kersverse koning van Thailand Rama X. Niet alleen lagen alle hovelingen languit op de grond rond het gouden troonachtige gestoelte van de daarop gezeten monarch geschaard. Voor hem lag in dezelfde houding ook zijn aanstaande echtgenote, wier voorhoofd op het plaatje net door de koninklijke wijsvinger werd beroerd. Niet alleen voor republikeinen is er, gezien de draconische straffen die ginds op majesteitsschennis staan, nog het nodige werk aan de winkel, ook voor feministen is dat het geval. Ik geloof althans niet dat Maxima er indertijd zo bijgelegen heeft; mocht Willem Alexander dat gesuggereerd hebben, dan vond ze dat vast méér dan ‘een beetje dom’.

Het nieuwe Thaise staatshoofd geldt ook in eigen land als een zonderling. Zo had hij een aantal jaren terug zijn poedel Fufu tot luchtmaarschalk verheven, wat aan de Romeinse keizer Caligula herinnert, die zijn paard tot consul had benoemd. Fufu schoof vanzelfsprekend ook, in bijpassend uniform en met de pootjes in witte handschoentjes gestoken, bij officiële banketten aan, zoals de Amerikaanse ambassadeur wist te berichten. De koning schijnt in Zuid-Duitsland, waar hij grote delen van het jaar verblijft, juist wat minder formeel gekleed rond te lopen – met afhangende spijkerbroek en een met neptatoeages beplakt naveltruitje. Ook zou hij samen met zijn minnares halfnaakt in een damesslipje fietsen, wat voor de doorsnee westerling misschien juist weer wél wat meer herkenbaar is.

Maar dat zijn aanstaande echtgenote uitgestrekt op de grond voor hem lag, was geen gril van de koning als persoonlijke variant op een passage uit Fifty Shades of Grey, maar officiële etiquette. De vereisten daarvan kunnen overigens soms ook enig sadistisch gehalte bezitten; denk aan de verplichting van de wachtsoldaten bij Buckingham Palace en hun soortgenoten bij paleizen elders om, ongeacht de weersomstandigheden en het opdringerige publiek, urenlang geen spier te vertrekken. Al die stompzinnige selfies schietende toeristen om je heen: dat moet toch een vorm van geestelijke marteling zijn. En ook onder die toeristen zullen er regelmatig zijn die die soldaten met een vinger aanraken, om te kijken of ze wel echt zijn, zoals de apostel Thomas ooit bij Christus deed.

In dit soort ceremonies die een bijna als goddelijk begrepen hiërarchie moeten verbeelden, en vooral in de waarde die daarom daaraan wordt gehecht, manifesteert zich een enorme kloof met de hedendaagse westerse cultuur. Zeker: ook daar bestaan nog bepaalde rudimenten van omgangsvormen uit hiërarchischer tijden. Dit is met name zo in Engeland, dat niet alleen in dat opzicht de sprong naar de moderne tijd volledig heeft gemist. In de film The Queen (2006) konden we premier Blair bij zijn aantreden voor Elisabeth zien knielen, waarna hij achteruitlopend de kamer verliet, omdat niemand de koningin zijn rug terugkeren mag.

Vóór 1918 was dit aan veel Europese hoven gebruikelijk. Toen de Duitse ex-keizer Wilhelm II het Slot in Berlijn voor Huis Doorn verruilde zonder de hoeveelheid meegenomen meubilair geheel op zijn krappe nieuwe onderkomen aan te passen, waagde een jonger lid van de hofhouding het weliswaar om te opperen of men misschien niet een beetje met de tijd mee moest gaan door dit archaïsche gebruik af te schaffen, maar die werd meteen als ‘communist’ in de hoek gezet. Ook in de volgestouwde gangen en kamers van Doorn bleef de oude hofetiquette, inclusief dit achterwaarts bewegen der lakeien, strikt intact. Of daarbij wel eens een kostbare vaas gesneuveld is verhaalt de geschiedenis niet.

Geen volk is momenteel informeler – Zuid-Europeanen zouden zeggen: plomper – dan de Nederlanders, de Scandinaviërs hooguit uitgezonderd. En de Amerikanen niet te vergeten. Toen de voorvorige president Bush junior in 2007 een bezoek aan het Vaticaan bracht, begroette hij de vorige paus met de woorden ‘Hello Sir‘: Zijne Heiligheid tot meneer Benedictus-zoveel teruggebracht. Al anderhalve eeuw eerder had overigens bij de opening van de Badischer Bahnhof in Basel het dienstdoende Zwitserse bondsraadlid, eveneens wars van veel formeel gedoe, groothertog Frederik I van Baden met een simpel ‘Guten Tag, Herr Grossherzog‘ aangesproken.

Inzake Nederland valt trouwens de kanttekening te maken dat veel verder rationele mensen Beatrix met grote wellust met ‘majesteit’ aanspraken, in de kennelijke hoop dat dan ook iets van dat koninklijke aura op hen afstralen zou. En oud-minister Klaas de Vries wist in het aan de mislukte revolutie-poging van Troelstra van 1918 gewijde nummer van De Republikein van afgelopen najaar te berichten, hoe in zijn jeugd in Limburg het volledige college van B&W bij een bezoek van de bisschop op de knieën ging – met uitzondering van zijn vader, die ook wethouder was. Hij stak slechts zijn hand uit, die de bisschop echter niet wilde aannemen.

Met handen schudden hadden in vroeger tijden wel meer machthebbers moeite, omdat het als een bij uitstek ‘democratisch’, want gelijkwaardigheid demonstrerend begroetingsritueel gold. Dit in tegenstelling tot de gangbare kniebuiging met handkus, waarmee juist een hiërarchische relatie zichtbaar werd gemaakt: degene die hem krijgt staat immers duidelijk boven degene die hem geeft.

Toen paus Pius VI in 1783 in Wenen een bezoek aan kanselier Kaunitz bracht, strekte hij na aankomst dan ook zijn hand met die intentie uit in de richting van de Oostenrijkse kanselier. Tot zijn volstrekte verbijstering boog Kaunitz echter noch zijn knieën, noch zijn hoofd voorover voor de bedoelde kus, maar hield hij zijn rug recht, om de hand van de paus met zijn beide eígen handen beet te grijpen en enthousiast te schudden. Hij gaf daarmee aan dat hij zich in geen enkel opzicht de mindere wist van zijn gast. In Thailand kost je zoiets nu nog vast de kop.

dK-Panel: ‘Houd toch op met de herdenkingspolitie uit te hangen!’

1

De laatste jaren is er veel te doen rondom de invulling van Dodenherdenking en Bevrijdingsdag. Wie herdenken wij op 4 mei – en wat vieren wij precies op 5 mei? Het panel van de Kanttekening kijkt terug.

Amma Asante

Amma Asante, (46) voorzitter Landelijke Cliëntenraad

‘Als kind groeide ik in Nederland op met de geschiedenis van de Dodenherdenking en leerde ik op school over de Tweede Wereldoorlog. Toen ik wat ouder werd en ging nadenken over actuele oorlogen en de oorzaken daarvan, kregen 4 en 5 mei voor mij een bredere betekenis dan de Tweede Wereldoorlog alleen. Wat daarin misschien ook meespeelt is dat ik geen familieleden heb die ik herdenk – geen Nederlandse opa of oma die mij verhalen vertelde over hoe de oorlog hier was.
Alles wat ik van de oorlog hoorde leerde ik op school en heb ik zelf opgepikt uit de boeken en verhalen. De Tweede Wereldoorlog heeft voor mij een universele betekenis gekregen: hoe heeft dit allemaal zo kunnen lopen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat het nooit meer gebeurt?
Op 4 mei ben ik om 20.00 uur twee minuten muisstil, samen met mijn man en kinderen. Vroeger ging ik nog wel eens naar de Dam, maar met de kinderen vind ik dat een beetje te massaal. Toen mijn oudste negen jaar werd heb ik haar het dagboek van Anne Frank gegeven, omdat ze allemaal vragen had over hoe gemeen Adolf Hitler was en over hoe erg de oorlog voor de Joden was. Inmiddels is ze twaalf en stelt ze ook vragen ook over wat andere mensen meemaken in de oorlogen die ze ziet op het Jeugdjournaal.
5 mei is een heugelijke dag, een echte feestdag, waarbij we vieren dat we vrij zijn van onderdrukking en vervolging. Dat we mogen zijn wie we zijn. De verantwoordelijkheid die daarbij hoort probeer ik ook over te brengen op de volgende generatie: jouw vrijheid houdt op wanneer je de vrijheid van een ander beperkt. Maar ook: wat hebben we een geluk dat we in Nederland wonen!
Over wie of wat we herdenken heb ik wel een mening, maar ik zeg ook: laten we elkaar vooral de vrijheid bieden om te herdenken op onze eigen wijze. De laatste overlevenden van de oorlog zijn straks dood. Als je 4 en 5 mei een dag van betekenis wil laten zijn in de toekomst, dan doe je er goed aan om het idee nu alvast breder te trekken dan alleen de Tweede Wereldoorlog. Ik doe sowieso niet zo aan de rangschikking van leed. Ieder mensenleven verloren aan oorlog is de moeite waard om te herdenken. Als je een Syriër bent die is gevlucht voor de oorlog, waarom zou je op 4 mei niet ook je vrienden mogen herdenken die zijn gemarteld en vermoord? Hou toch op met de herdenkingspolitie uit te hangen!’

Lieke Huizinga

Lieke Huizinga (50), moeder van twee, groenvoorzieningsmedewerker

‘Ik doe zelf weinig met Bevrijdingsdag. Dat komt meer door de invulling die er tegenwoordig aan wordt gegeven dan door de dag zelf. Je hebt een aantal bevrijdingsfestivals en dat was het dan. Heel erg gecentreerd en toegespitst op jongeren. Dat laatste vind ik wel heel belangrijk hoor, maar het betekent ook dat ik er zelf minder mee bezig mee ben. In 1995, toen Nederland een halve eeuw bevrijd was, maakte de viering wel een onuitwisbare indruk op mij. De veteranen die Hengelo destijds bevrijd hebben waren toen allemaal ingevlogen, die dag herinner ik mij nog heel goed.
Aan de Nationale Dodenherdenking doe ik wel ieder jaar mee, maar ik herdenk dan niet alleen de doden uit de Tweede Wereldoorlog. Ik sta er juist heel erg bij stil dat er iedere keer weer een klein groepje mensen is – ook nu nog – dat besluit dat er oorlogen moeten worden gevoerd die miljoenen mensen het leven kosten. Ik ben dus niet alleen met de Holocaust bezig, al blijven dat gruwelijke verhalen. Zeker als je ziet hoe het zich nu ontwikkelt met de haat jegens buitenlanders en moslims in het bijzonder, vind ik het extra belangrijk om stil te staan bij de processen die leiden tot uitsluiting.
Ik heb het herdenken bepaald niet van huis uit meegekregen. Als kind werd ik thuis zelfs belachelijk gemaakt op 4 mei, omdat ik die twee minuten per se stil wilde zijn. Maar de hoon van mijn familie heeft me niet tegengehouden. Ik vond het wel belangrijk. Mijn eigen kinderen doen nu ook mee. Die leren op school veel over de oorlog.
Ik vind ook dat niemand zeggenschap heeft over het hoofd van een ander, dus ik zeg: herdenk lekker wie je wilt en hoe je wilt. Ik vind het ook goed om aandacht te vragen voor bepaalde kwesties, wie je wel of niet wil herdenken – Nederlandse militairen die vochten tijdens de Politionele Acties in Indonesië bijvoorbeeld. Geef er media-aandacht aan, dan hoor je ook nog eens een andere visie. Vorig jaar was er de oproep om twee minuten te schreeuwen in plaats van stil te zijn. Ik zou zeggen, vooral doen als je dat wilt. Ergens op een aparte herdenking dan, lekker schreeuwen met elkaar. Dat kan heel bevrijdend werken.’

Avital Elbaz

Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller

‘Ik ga eigenlijk altijd, sinds ik kinderen heb, naar de Dodenherdenking. Ik doe dat omdat ik het belangrijk vind dat zij de geschiedenis kennen, zodat de kans groter is dat we het in de toekomst anders zullen doen. Ik ben zelf Joodse, maar heb gelukkig in de Tweede Oorlog geen familie verloren omdat mijn grootouders in Marokko woonden (Sefardische Joden, red.). Toch behoor ik ook tot het Joodse collectief. Mijn Volendamse bab (opa) heeft in het verzet gezeten. Voor mijn moeder en mijn grootouders, maar ook voor mij is de oorlog altijd prominent aanwezig geweest. Nu ik zelf als therapeut werk, kan ik achteraf zien hoe getraumatiseerd mijn bab eigenlijk was. Hij sprak altijd over de oorlog alsof het een groot avontuur was, maar rond deze periode mocht hij van mijn bes (oma) geen TV kijken. Van al die programma’s over de oorlog kreeg hij ‘s nachts nachtmerries. Dan werd-ie schreeuwend wakker.
Mijn kinderen doen ook mee aan de herdenking. Ik herdenk dan niet alleen de Joden, maar ook al die Duitse soldaten die naar het front werden gestuurd als kanonnenvoer. Dat is natuurlijk tegen het heilige huisje schoppen en ik vermoed dat mijn bab zich omdraait in zijn graf – maar de oorlog kent slachtoffers aan alle kanten. Als systeemopsteller kijk ik op een andere manier dan de gemiddelde mens naar de dynamiek tussen daders en slachtoffers. Natuurlijk heb je de agressors en zij die zichzelf verdedigen – maar uiteindelijk eindig je aan beide kanten met mensen die anderen hebben vermoord en daarmee moeten dealen. We leven in een getraumatiseerde maatschappij en we weten inmiddels dat getraumatiseerde mensen getraumatiseerde kinderen voortbrengen. Ik denk dat je ook zo moet kijken naar de Nederlandse soldaten die hebben gevochten in Indonesië en daar vreselijke dingen hebben gedaan. Wanneer je zodanig bent gebrainwashed, dat je denkt dat je iets goeds doet terwijl je mensen vermoordt en verkracht, dan ben je zelf ook een slachtoffer van een systeem dat groter is dan onszelf. Ook die slachtoffers moeten herdacht worden. Wij kunnen het onszelf misschien niet voorstellen dat wij zulke misdaden kunnen plegen – maar de wereld om ons heen laat iets anders zien, namelijk dat ook gewone mensen in staat zijn tot gruwelijke dingen. Die Amerikanen die nu in het Midden-Oosten de boel platbombarderen denken ook echt dat ze daar iets goeds doen.
Als ik kijk wie er bij die herdenkingen aanwezig zijn, dan zie ik weinig mensen van mijn eigen leeftijd en jonger al helemaal niet. Veel jongeren hebben echt geen idee meer, merk ik. En als je dan van die droeftoeters hebt die ‘Minder, minder!’ roepen, dan denk ik wel eens: ‘God, wat hebben we verdomd weinig geleerd.’ Op scholen moet er ook veel meer aandacht komen voor andere oorlogen en misdaden, zoals bijvoorbeeld het slavernijverleden waarin Nederland een kwalijke rol heeft gespeeld.
In Israël op Jom HaShoa (de jaarlijkse dag voor de herdenking van de Holocaust, red.) staat echt heel de natie stil als de oorlog wordt herdacht. Hier in Nederland is het een keuze. Ik ben zelf niet zo van de dwang, maar het houdt de overlevering van het bewustzijn wel in stand. Ik vertel de verhalen van mijn bab door aan mijn kinderen. Als je die familieverhalen niet hebt, dan haal je er misschien gemakkelijker je schouders over op.’

Leo Rearuw

Leo Rearuw (59), veteraan en voorzitter Stichting Maluku 4 Maluku

‘De Nationale Dodenherdenking is totaal veranderd de afgelopen jaren. De Moluks-Indische gemeenschap heeft daarin wel een goede rol gekregen, mede dankzij mijn inzet. Er zijn daarnaast geluiden dat onze militairen die hebben gevochten in Bosnië en Afghanistan ook herdacht moeten worden. Daar heb ik wel vrede mee. Twee minuten van bezinning over oorlogen waarbij we betrokken zijn geweest, waarom niet? Ook met het herdenken van Nederlandse militairen die vochten tijdens de Politionele Acties heb ik geen moeite. Door de Pemuda’s (nationalistische knokploegen, red ) zijn in de eerste vier weken na het uitroepen van de Indonesische Onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 zo’n dertigduizend Indisch-Nederlandse mensen vermoord (deze periode staat bekend als de Bersiap, red.). Dat geweld moest stoppen. Trouwens, de Pemuda’s vochten elkaar onderling ook de tent uit. Het was een gruwelijke tijd, lang niet zo zwart-wit als soms wordt gedacht. De Politionele Acties hebben voorkomen dat er nog meer slachtoffers zijn gevallen. Dat hebben militairen onder de Nederlandse vlag gedaan en tijdens de Dodenherdenking herdenken we ook de gevallenen uit andere oorlogen waarbij Nederland betrokken was. Dus ik heb er vrede mee.
We zijn in Nederland nu al weer een hele tijd gevrijwaard van oorlog. We mogen blij zijn dat we hier in vrijheid kunnen leven, dat Nederland een democratie is. Ik zag op WNL een veteraan die naar Afghanistan was gegaan – en toen opeens besefte hoe goed we het in Nederland hebben. Dat mogen we koesteren.
Voorheen was de herdenking van de Tweede Wereldoorlog voor ons Ambonezen een beetje dubbel. Wij zijn na de oorlog ontzettend genaaid door de Nederlandse regering, maar aan de andere kant bleven wij koningin Wilhelmina altijd trouw. Dat is nooit veranderd. Ik, als iemand van de jongere generatie, was al weer wat kritischer. Ik kom helemaal uit de militaire traditie en ik eer de militairen die zijn gevallen. Maar ik dacht ook: waarom wordt de Molukse gemeenschap hier niet bij betrokken? De Japanners hebben flink huisgehouden in Indië en wij Ambonezen waren zo gek als een deur. Wij weigerden om over de Nederlandse vlag heen te lopen, wilden niet op het portret van Wilhelmina spugen. Want de Japanners gingen de dorpen rond met vlaggen en portretten, om de lokale bevolking hierop te laten spugen. Molukkers waren zo trouw aan Nederland dat ze dit weigerden, ook onder dreigen van onthoofding. Dan bogen ze hun hoofd. Gekkenwerk, vooral met de kennis van achteraf. Nederland, ook het koningshuis, heeft de Molukkers namelijk in de steek gelaten. Er kwam geen eigen Zuid-Molukse Republiek (Republik Maluku Selatan, RMS, red.). Ik draag daarom een oranje stropdas om iedereen hieraan te herinneren, daar mag men over nadenken. Want in principe ben ik republikein.
Het is me pas vorig jaar gelukt om een officiële Ambonese delegatie mee te krijgen naar de Nationale Dodenherdenking. Dit jaar nam ik als genodigde de allerjongste deelnemer – Gersayno Tahitu, een vijfjarige jonge uit Ede – mee naar de Nieuwe Kerk. De hele kerk zit altijd vol met bobo’s – maar als wij het herdenken willen doorgeven aan de volgende generaties, dan moeten we ook kinderen hierbij betrekken. Wij als Molukse gemeenschap hebben ons aandeel in de oorlog wel geleverd. Ik ben dankbaar dat het Nationaal Comité 4 en 5 mei gehoor heeft gegeven aan ons verzoek om ook het Molukse verhaal een plek te geven.
Tegenwoordig ben ik ook in contact met de laatste levende Surinaamse veteranen. Die mannen hebben tegen de Japanners gevochten in Indië en waren actief in de Prinses Irene Brigade, die ook een steentje heeft bijgedragen aan de bevrijding. Ten slotte waren Surinaamse veteranen actief in de Korea Oorlog. Echt een vergeten stukje geschiedenis. Gelukkig heb ik met directeur Jan van Kooten van het Nationaal Comité de afspraak kunnen maken dat ik volgend jaar de Surinaamse veteranen mee mag nemen naar de herdenking, vijfenzeventig jaar na de bevrijding. Opdat wij – maar vooral zij, de Nederlanders – niet vergeten!’

İbrahim Özgul

Ibrahim Özgül (35), finance & project professional

‘Soms vind ik het lastig met 4 en 5 mei. Je herdenkt een nare situatie, mensen die hun leven hebben opgeofferd voor ons land, maar je viert ook de bevrijding. Met de ene dag zit je diep in de oorlog, met de andere dag open je een nieuwe periode. Een dubbel gevoel, maar we moeten het wel zo houden. Per jaar verschilt het hoe ik het herdenk en vier. Soms neem ik deel aan een vrijheidsdiner, maar tijdens de Dodenherdenking neem ik altijd twee minuten stilte in acht. In Vlaardingen, waar ik als kind woonde, heb je bij een rotonde allemaal standbeelden staan van mensen die een belangrijke rol hebben gespeeld in de oorlog. Als kind bezocht ik altijd de Dodenherdenking daar, samen met mijn vrienden. Tien of twaalf waren we, maar ik associeer die rotonde in Vlaardingen nog altijd met 4 mei.
Met mijn eigen kinderen, die nu vier en zeven zijn, heb ik er tot dit jaar niks aan gedaan. Maar mijn oudste heb ik dit jaar wel voor het eerst verteld wat er is gebeurd, dat er mensen zijn gestorven om andere mensen te beschermen en dat we daarvoor dankbaar moeten zijn.
Wat betreft het herdenken, je moet organisaties niet gaan verbieden om op 4 mei ook vluchtelingen of andere hedendaagse oorlogsslachtoffers te herdenken. Maar als je in de officiële herdenking ook allerlei andere oorlogen gaat herdenken, dan krijg je natuurlijk wel de eindeloze discussie over welke andere oorlog we wel en welke oorlog we niet meenemen.’

Nooit meer oorlog?

0

Ik doe mee met de twee minuten stilte tijdens de nationale Dodenherdenking op 4 mei. Soms ergens op locatie, deze keer thuis achter de buis vanwege ziekte. Ik zal dat blijven doen, maar ik merk ook dat ik moeite heb met de nationalistische ondertoon die de Dodenherdenking steeds meer kenmerkt. Het dreigt een nationalistisch ritueel te worden dat mensen de maat neemt over loyaliteit en integratie. Bovendien is inmiddels volstrekt vaag wie er nu herdacht worden; concentratiekampslachtoffers worden gelijkgeschakeld met omgekomen Nederlandse soldaten in ‘vredesmissies’. Dat lijkt me een heilloze ontwikkeling.

De nationale Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam is, net als alle herdenkingsplechtigheden, een ritueel, een reeks voorgeschreven handelingen waarbij degenen die niet actief aan het ritueel deelnemen – de toeschouwers – op een afstand worden gehouden. De commentator die zijn stem gepast laat dalen, de koning en koningin met de voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei die van het paleis naar het monument schrijden, de toespraak, de kransleggingen, het defilé. En iedereen kijkt heel serieus, want zo hoort dat. Het probleem van zulke protocollair strak geregisseerde rituelen is dat ze weinig meer met spontaniteit en emotie te maken hebben, alleen voor een handjevol mensen die oorlogsgeweld in de jaren veertig zelf hebben meegemaakt. Voor heel veel aanwezigen lijkt het vooral een ‘ervaringsmomentje’. Daar is op zichzelf niets mis mee, maar daar zit precies het probleem: wat wil je hiermee dan bereiken? Wat communiceer je naar al die toeschouwers die van ‘na de oorlog’ zijn? Hoe houd je deze groeiende groep bij de zaak betrokken en hoe voorkom je dat zo’n Dodenherdenking niet even weinigzeggend wordt als de herdenking van bijvoorbeeld het einde van de Tachtigjarige Oorlog zou zijn? Er moet iets zijn dat de volgende generaties erbij betrekt. Maar dat gebeurt nu op totaal verkeerde gronden.

Op 4 mei 1946 werd de eerste officiële Dodenherdenking gehouden. Een jaar ervoor, op 9 mei 1945, vond in Amsterdam al een herdenking van de doden plaats. Toen nog had de overgrote meerderheid van de bevolking de gruwelen van het naziregime en hun handlangers en meelopers in Nederland zelf meegemaakt. De herdenking was een persoonlijke en emotionele gebeurtenis. Maar ieder jaar wordt die groep kleiner. Aan het begin van de jaren tachtig werd serieus gezocht naar een vorm van herdenken die ook voor de volgende generaties betekenis had. De 4 mei-herdenking zou een herdenking moeten worden van alle slachtoffers van racisme en onverdraagzaamheid. Dit is een zinvolle verbreding. Racisme en onverdraagzaamheid, dé kenmerken van het naziregime, zijn immers nog springlevend, ook in Nederland. Als je de herdenking verbreedt kun je bovendien duidelijk maken dat het naziregime een Europees product was en dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat het niet weer kan gebeuren, sterker nog dat het aan het gebeuren is. Zo wordt de Dodenherdenking vooral ook toekomstgericht.

Maar het mocht niet zo zijn. Vanaf het midden van de jaren 2000 wordt het nationale element in de herdenking weer sterker aangezet. Dat gebeurt aan de ene kant door het Nederlandse slachtofferschap tijdens de Tweede Wereldoorlog tot iets collectiefs te verheffen. Het Nederlandse volk heeft geleden en dat laat een nationaal litteken achter, over de generaties heen. Aan de andere kant wordt het naziregime in Nederland, meer dan voorheen, beschouwd als een bezetting van de ene (Nederlandse) natie door de andere (Duitse) natie. In plaats van het naziregime te beschouwen als een politiek systeem waar ook veel Duitsers onder hebben geleden, wordt dat politieke regime gelijkgesteld met de Duitse bevolking. Ik hoorde dit jaar in de aanloop naar de herdenking ook mensen steeds zeggen dat ‘we’ vijf jaar geen vrijheid hebben gekend omdat ‘we’ bezet werden door ‘de Duitsers’. En nog steeds is er gedoe over de absurde vraag of de Duitse ambassadeur bij de herdenking aanwezig mag zijn. Daarmee veegt Nederland niet alleen historisch zijn straatje schoon, alsof de bezetting ‘ons overkwam’ en dat ervoor en erna alles koek en ei was, maar de bezetting wordt bovendien voorgesteld als een botsing tussen volkeren. De bezetting als nationale mythe. Met zo’n voorstelling van zaken worden de nationalisten van nu op hun wenken bediend. En door de totale verwarring over wie we nu herdenken, ontstaat de bizarre situatie dat Nederlandse soldaten die in de vuile koloniale oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1949 zijn omgekomen, op één lijn worden gesteld met de Joden die zijn omgekomen in de gaskamers van de nazi’s.

Of we moeten de Dodenherdenking beperken tot alle slachtoffers van de naziterreur van toen, met het risico dat het op den duur aan betekenis verliest, of maak het tot een wake-up call: potentiële nazi’s zijn nog steeds onder ons. Maar maak er in elk geval geen nationalistisch ritueel van, zoals nu dreigt te gebeuren.

Een andere kijk op stress

0
Drie vrouwelijke coaches vertellen over oosterse wijsheden en oefeningen om van stress af te komen.

Wanneer je googelt op ‘volksziekte nummer één’ krijg je veel verschillende resultaten. Verklein je de zoekopdracht naar het werkaspect, dan is het duidelijk: stress en burn-outs liggen overal op de loer. Volgens onderzoeksinstituut TNO ervaart zestien procent van de werkende bevolking stressklachten. Volksgezondheid en Zorg laat zien dat er in 2017 bijna 145.000 nieuwe patiënten met overspannenheid bij de dokter hebben aangeklopt.

Stresscounselor en mental coach Annelies Deinum weet: ‘De jaren van wederopbouw, hard werken en jezelf daarvoor wegcijferen zijn al lang voorbij, maar de drive die daarmee is ontstaan is er nog steeds: winst maken en steeds meer doen met steeds minder. Bovendien wordt onze maatschappij steeds veeleisender. Het probleem wordt dus alleen maar groter.’

Om meer inzicht te geven in deze vorm van stressbestrijding ging de Kanttekening in gesprek met verschillende coaches. Is er buiten de westerse psychologie een oplossing te vinden voor dit stressprobleem?

Feline Beuming

Feline Beuming (30) is pedagoog, sociotherapeut in de psychiatrie en business consultant voor creatieve ondernemers. Ze heeft zelf ook ernstige stress ervaren.

‘Vier jaar geleden zakte ik letterlijk in elkaar door orgaanuitval en een aangetast immuunsysteem. De oorzaak: stress. Ik heb mijn leven drastisch moeten omgooien en de antwoorden vond ik in de alternatieve sector.’

Persoonlijke ervaring

‘In eerste instantie leerde ik van mijn ouders en mijn omgeving hoe ik met stress moest omgaan’, vervolgt Feline haar verhaal. ‘Ik was altijd al wel een beetje anders. Met name omdat ik hoogsensitief ben zocht ik altijd naar diepere betekenissen, door mijn intensere behoefte aan verwerking. Vaak voelde ik me pas vervuld wanneer ik goed had kunnen huilen, of echt even aandacht kon geven aan wat er speelde. Zolang ik echter de vaardigheden daar niet voor had geleerd was de oplossing vaak het ‘wegdrukken’ van gevoelens.’

Dit wegdrukken werkte absoluut niet voor Feline. ‘Dankzij verschillende cursussen, studies, levenservaringen en de nodige therapieën leerde ik dat het wél aandacht geven aan wat gevoelens voor je betekenen je zó kan helpen. Het kan je letterlijk ontladen. Natuurlijk richt de westerse geneeskunde zich hier ook op, alleen geloof ik inmiddels dat er meer voor nodig is dan enkel het werken aan de psyche. Je hebt namelijk ook nog je fysieke lichaam, waar je je gevoelens en stress opslaat als je er niet genoeg aandacht aan geeft. Daarnaast heb je jouw spirit of ziel. Jouw ‘innerlijke kind’ dat gehoord wil worden. De kijk op deze drie zaken tezamen, komt voor uit de holistische geneeskunde. Hier wordt de mens als geheel gezien en gaat men er vanuit dat iemand nu al compleet en heel is.’

In de praktijk

Feline past deze manier van werken dan ook met veel succes toe in haar werk. ‘Veel Aziatische genees -en zienswijzen gaan uit van het positieve en niet van een probleem. Zo kan ik mijn klanten op een positieve manier helpen en bij hen aansluiten. Natuurlijk is er een klacht, maar het gaat er voor mij om dat de cliënt leert dat deze er mag zijn en niet weg moet. De acceptatie ervan zorgt namelijk juist voor verlichting van frustratie en stress. Ik zou mensen dan ook willen aanraden om verder te kijken dan de westerse psychologie en op onderzoek uit te gaan als ze er op die manier niet uit komen. Om mensen op weg te helpen heb ik een Healthcare Toolkit gemaakt. Het heeft mij ontzettend geholpen en ik hoop dat het ook voor anderen veel kan betekenen.’

Annelies Deinum

Annelies Deinum (57) is gespecialiseerd in stressklachten. Zelf luisterde ze jarenlang niet naar de stress die ze voelde. ‘Ik was geen watje en al helemaal niet bereid om te falen. Mijn lijf moest gewoon doen waar het voor gemaakt was, vond ik. Die houding zorgde ervoor dat ik altijd bezig was, maar op een gegeven moment ging dat niet meer. Ik had mezelf afgebeuld. Mijn lichaam protesteerde dusdanig dat ik niet meer kon presteren. Ik had een burn-out en hartproblemen.’

Persoonlijke ervaring

‘In eerste instantie probeerde ik mijn burn-out op te lossen door uit te rusten, een hartoperatie te ondergaan en te bedenken hoe ik mij in mijn baan beter staande kon houden, bijvoorbeeld door praktische afspraken te maken. Het werkte niet. Ik ging langzaamaan inzien dat ik daarmee mijn probleem niet echt kon oplossen.’

‘Met de vraag: ‘Wat moet ik met mezelf?’ zocht ik hulp bij een coach. Dat hielp ontzettend. Ik ontdekte daarnaast mijn hoogsensitiviteit en leerde begrijpen waarom ik me altijd een beetje ‘anders’ had gevoeld. Ik concludeerde dat ik helemaal niet zo anders was en leerde mezelf, met mijn hoog sensitieve kanten, waarderen.’

Ervaringen deed en doet Annelies niet alleen op in Nederland. Dat doet ze in allerlei culturen. ‘In Vietnam heb ik kennis gemaakt met de boeddhistische cultuur. Wat mij opviel, was de rust die in de tempels heerst, maar ook daarbuiten. Dan bedoel ik niet op straat, waar de bromfietsen aan alle kanten om je heen scheuren, maar de rust in de mensen zelf. Ik vond het weldadig. In het bijzonder viel mij de houding van de mensen tegenover de Amerikanen op. Die was zonder enige haat, terwijl de Vietnamezen gruwelijk hebben geleden door wat de Verenigde Staten tijdens de Vietnamoorlog (1955-1975, red.) hebben aangericht. In dit opzicht waren de positieve gevolgen van een boeddhistische grondhouding in Vietnam duidelijk zichtbaar.’

Tijdens haar werk gebruikt Annelies die ‘boeddhistische blik’, en wel op een heel bijzondere manier. Ze begeleidt haar cliënten via de mail. ‘De methodiek die ik bij e-mailcoaching.nl gebruik heeft een wetenschappelijke insteek, gebaseerd op universele inzichten uit de verschillende werkvelden van geestelijke verzorging, taalwetenschap, filosofie, mindfulness en boeddhistische psychologie. Eén van mijn collega’s heeft grondig onderzoek gedaan en hieruit blijkt dat e-mailcoaching in meer dan 95 procent van de gevallen werkt. Het is eigenlijk een samenraapsel van het beste van alles.’

Deze hulpverlening via de mail is heel geschikt voor alle situaties die stress geven. ‘De fases binnen de methodiek van e-mailcoaching, die mindful analysis heet, zijn afgeleid van ‘de vier edele waarheden’ uit het boeddhisme. Deze vier fases fungeren als een natuurlijke leidraad binnen het proces. Ik stel vragen die dit proces ondersteunen en meer denkruimte geven dan je voor mogelijk houdt. Daardoor komt de cliënt steeds een laagje dieper en wordt deze zich gaandeweg bewust van de eigen mogelijkheden en oplossingen.’

‘Tijdens de eerste fase ga je uitgebreid in op de situatie die je stress geeft. Je beseft dat er lijden is en hoe dat eruit ziet. De tweede fase is meer therapeutisch en gaat in op de oorzaak van dit lijden. In fase drie richt je je op al wat mogelijk is om je situatie te veranderen, oftewel het lijden te beëindigen. In fase vier, ten slotte, beschrijf je de stappen die je daadwerkelijk gaat nemen om de situatie te veranderen, jouw pad naar verlichting. Met schrijven, wat min of meer meditatief werkt, kom je snel tot de kern. Daarbij kun je via de mail geheel anoniem aan het werk in je eigen vertrouwde omgeving.’

Tip

Annelies ziet dat het werkt en heeft tijdens haar coachingstrajecten al veel ontdekt. ‘Het is eerder ons gebrek aan perspectief in combinatie met de mate waarin we ons gesteund voelen, dan de feitelijke belasting die ervoor zorgt dat je te maken krijgt met chronische stress. Mijn tip: trek regelmatig tijd uit om stil te staan en helder te krijgen wat je bezielt, waarom je doet wat je doet. Wat belangrijk en goed voor je is, wat bij je past en wat je kunt veranderen om rust, ruimte en vrijheid in je hoofd te ervaren. Je zult er veel plezier van hebben, want het geeft je focus en je kunt prioriteit geven aan wat er voor jou toe doet.’

Sunita Changoe

Sunita Changoe (47) is mediator en business mentor. Ze weet door haar achtergrond niets beter dan eclectisch te handelen. ‘Er stroomt Aziatisch bloed door mijn aderen. Ik ben half Moluks en daarnaast half Hindoestaans. Met het motto ‘Take the best of all worlds’ ben ik opgegroeid. Dat maakte dat ik lang een vreemde eend in de bijt was, maar dat is nu wel anders. Oosterse disciplines worden steeds meer vermengd met de westerse.’

Echte stress heeft Sunita eigenlijk nooit gehad. ‘Ik had vooral op mijn werk last van stress. Zelf had ik dat niet zo in de gaten, maar er werd wel veel van me verwacht. Toch vond ik werken onder druk ook juist heel prettig. Het hield me gefocust. Stress heb ik meestal weten te voorkomen door te gaan mediteren. Als ik er toch last van kreeg ging ik sporten. Wanneer je aan meditatie doet, aan yoga of aan sport, ben je bezig met jezelf. Je blijft in verbinding met jezelf en daardoor voel je je al gauw veel beter en minder gestrest.’

Oplossing

‘Ik raad mensen wanneer ze bij me komen met stress dan ook aan om te mediteren. Zo blijf je bij je kern en kom je in je eigen kracht te staan. In India en Azië zie je heel sterk dat de psychologie ook echt onderdeel is van de levenswijze. Ze zijn er eigenlijk elke dag mee bezig. In Nederland groeien mensen niet op met het idee dat wanneer je ‘s ochtends je dag rustig begint met een meditatie, dat mentaal en fysiek vruchten gaat afwerpen. En juist omdat we daar niet mee opgroeien belanden we sneller in stresssituaties of krijgen we zelfs burn-outs.

We kunnen veel leren van de oosterse culturen. Ook dat we meer verbonden mogen zijn met de natuur. We kunnen de weerspiegeling van de mensheid zien in de natuur. Een duidelijk voorbeeld daarvoor zijn de mythen en sagen uit niet-westerse culturen, die vol zitten met verwijzingen naar dieren en de natuur.’

Sunita werkt tijdens haar coaching-sessies vaak met deze mythes en sagen om mensen iets duidelijk te maken. ‘Bijvoorbeeld als het gaat om focus en het gebrek daarvan met als resultaat een burn-out. Dan haal ik het verhaal van de krijgsheer Arjuna aan. Hoe hij samen met zijn broers bekwaam werd gemaakt in het boogschieten. De leraar die een houten vogel had gemaakt, vroeg een leerling telkens nadat die boog en pijl gespannen had: ‘Wat zie je?’ Iedereen beschreef de houten vogel, om vervolgens bij de volgende vraag ‘En verder?’ in geuren en kleuren al het overige te beschrijven. Hoe volledig de omschrijving ook was, elke leerling mocht telkens boog en pijl weer neerleggen en teruggaan naar zijn plek. Totdat Arjuna aan de beurt was. Hij stond klaar met gespannen pijl en boog. ‘Vertel me wat je ziet, Arjuna?’ Arjuna antwoordde rustig en verzekerd: ‘Het oog van de vogel, meester.’ ‘Vertel me wat je verder nog ziet Arjuna?’ ‘Nog steeds alleen het oog van de vogel, meester.’ De leerlingen keken op en naar de meester. De meester bleef naar Arjuna kijken en zei: ‘Schiet.’ Arjuna trof precies het oog van de vogel.’

Tip

Door het vertellen van deze verhalen, krijgt Sunita het voor elkaar om mensen net even op een andere manier naar hun probleem te laten kijken. Daarnaast geeft ze tips, zoals bijvoorbeeld over het mediteren. ‘Haal adem. Elke ademhaling masseert je organen. Elke inademing is toelaten en elke uitademing is loslaten. Met dit loslaten en toelaten kun je veel meer in het moment zijn en minder stress ervaren. Neem de tijd om bewust adem te halen. Het is het beste om daarmee te beginnen als je wakker wordt.’

‘Adem in, laat je buik opkomen, duw je navel terug en adem alles uit. Als je dat aan het eind van de dag ook doet, helpt dat al heel veel. Let ook op de gedachte waarmee je ‘s ochtends deze bewuste ademhaling doet. Sommige mensen denken: ‘Ik ga even goed ademhalen, want ik moet een race gaan winnen vandaag.’ Maar je kunt ook denken: ‘Oké, ik ga alles doen zoals het hoort te zijn en niet omdat het van me verwacht wordt. De dag mag verlopen zoals hij verloopt’.’

‘Wanneer je ‘s avonds in- en uitademt met de gedachte ‘Dankjewel dat het zo is gebeurd’, dan krijg je een heel andere blik op het leven. Mensen mogen meer dankbaar zijn voor het enkele gegeven dat ze leven. Dat ze ademen.’

Black Lives Matter – ook in Afrika

0
De wereld was doof voor de noodkreet van Mozambique

De Notre-Dame is nog geen uur in de fik en grote mediaorganisaties, inclusief de NOS, lanceren livestreams om het incident te verslaan. De hele wereld barst in tranen uit, want de Notre-Dame en Parijs zijn een beetje van ‘ons’ allemaal. De brand is nog maar een paar uur bezig en twee rijke families beloven al 300 miljoen euro voor de restauratie van de wereldberoemde kathedraal. De volgende dag staat de teller op 700 miljoen. Een internationale donorconferentie voor de heropbouw van de kerk volgt, en bedrijven als Michelin en Apple doen een greep in de beurs om de kathedraal der kathedralen als een fenix uit de as te doen laten herrijzen.

Critici in mijn netwerk stelden dat de massale wereldwijde solidariteit een dubbele standaard blootlegt: in het Westen rouwt men wel massaal om de Notre-Dame, maar een bootongeluk in Oost-Congo, waarbij veertig mensen verdronken, haalt het nieuws niet. En westerlingen geven miljarden uit om een kathedraal te restaureren, maar laten de meer dan een miljoen slachtoffers van de cycloon Idai in Mozambique gewoon creperen.

Mijn eerste gedachte: het is helemaal geen ramp dat mensen om de Notre-Dame geven. Daarnaast, want zo werkt de menselijke psyche nu eenmaal, blijken we pas empathie te kunnen tonen als een ramp zich in onze nabijheid afspeelt, of wanneer wij ons in de slachtoffers kunnen verplaatsen. Daarom kijken media bij een ramp altijd of er ook Nederlandse slachtoffers zijn en schrijven journalisten over individuele slachtoffers van een ramp, want met mensen van vlees en bloed kun je je identificeren. Bovendien, zo bedacht ik, moeten wij boos worden op de Afrikaanse leiders, in plaats van op die mensen die hun portemonnee trekken om de Notre-Dame weer op te bouwen. Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo betuigden Afrikaanse leiders hun solidariteit met Frankrijk, maar tegelijkertijd zwijgen ze nog steeds in alle talen over rampen op hun eigen continent. Wie van anderen solidariteit verlangt moet eerst zijn eigen broeders en zusters helpen.

Maar helaas, dat is niet het hele verhaal. Eind vorige maand trof de cycloon Kenneth, zes weken na Idai, Mozambique. Tijdens deze ramp kwamen meer dan dertig mensen om het leven, honderdduizend anderen werden dakloos. Het was een van de zwaarste natuurrampen die Afrika in de recente geschiedenis heeft getroffen. Kinderen konden niet meer naar school. Er ontstonden voedseltekorten. Er braken ziektes uit. Een vreselijke humanitaire ramp dus. Hulporganisaties trokken hard aan de bel: er is meer geld nodig. Maar ondanks deze oproepen en een oproep van de Verenigde Naties is nog maar een kwart van het geld dat nodig is om Mozambique weer op te bouwen binnengehaald.

De wereld was doof voor de noodkreet van Mozambique. Politici zoals Sybrand Buma waren bezig met campagnepraatjes over het versterken van de Europese grenzen. Want dat is wat er nu gebeurt: Europese landen geven miljarden uit aan grensbewaking om migranten uit Afrika tegen te houden, geld dat vroeger werd uitgegeven aan ontwikkelingshulp. Internationale solidariteit staat steeds meer onder druk.

‘Dit is niet zomaar een kleine toevoeging op een bestaande crisis, dit is een nieuwe crisis’, zei Gemma Connell van de humanitaire dienst van de Verenigde Naties over cycloon Kenneth. ‘Als deze ramp elders in de wereld had plaatsgevonden, dan zou de reactie heel anders zijn geweest’, verklaarde zij tegenover de camera van Al Jazeera. Bij het horen van haar woorden moest ik aan mijn vrienden denken, die tegen mij zeiden dat Europa meer geeft om oude gebouwen dan om zwarte mensen.

De wereld is vol bittere ironie. In de Verenigde Staten worden zwarte levens beëndigd door witte politieagenten, terwijl mobiele telefoons deze tragedies op camera vastleggen. Hiertegen wordt – volkomen terecht natuurlijk – gedemonstreerd: Black Lives Matter. Maar die zwarte levens doen er ook toe in Afrika. Daar worden zwarte levens beëindigd zonder dat een camera dit vastlegt, zonder dat media hierover berichten. Er volgen geen demonstraties. Geen leuzen. Geen solidariteit.

Progressieve idealisten of nuttige idioten?

0
Vrij Links is deze maand precies één jaar oud. De Kanttekening blikt met voor- en tegenstanders van deze seculiere beweging terug en vooruit.

Een jaar geleden publiceerden Asis Aynan, Femke Lakerveld, Eddy Terstall en Keklik Yücel het manifest Vrij Links, waarin ze een seculiere linkse politiek bepleiten. Nu, een jaar later, is er een hele beweging rondom dit initiatief gevormd, met een eigen stichting, een website, borrels en evenementen. Welke mensen voelen zich aangetrokken tot Vrij Links? Moet Vrij Links een nieuwe politieke partij worden? Waarom roept Vrij Links bij sommige linkse politici en opiniemakers zoveel weerstand op? Is Vrij Links eigenlijk wel een linkse stroming? Of zijn degenen die Vrij Links propageren islamofoob en de ‘nuttige idioten van het nieuwe fascisme’? De Kanttekening ging op onderzoek uit.

Weerklank

Wie een beetje actief is op Twitter wist het misschien al, maar de beweging Vrij Links bestaat voor een deel uit de bloggers van Plebspraat, een opiniewebsite. Bojan van der Heide, Marieke Hoogwout, Niels Roode en Sander Zuidema schreven eerst voor Plebspraat, voordat ze actief werden voor Vrij Links. Zuidema is tegenwoordig penningmeester van stichting Vrij Links. ‘Toen ik het manifest (van Vrij Links, red.) in de Volkskrant las herkende ik mij zeer in de inhoud ervan. Ik wilde graag dit geluid versterken. In de zomer hebben we een stichting gevormd en is ook onze website vrij-links.nl de lucht ingegaan. We nemen veelvuldig deel aan debatten die door anderen worden georganiseerd, waaronder politieke partijen. We hebben bovendien een rol gespeeld in de totstandkoming van het debat over afvalligheid in debatcentrum De Balie. Dit jaar organiseren we onze eerste eigen debatmiddag.’

Ook historicus en islamdeskundige Gert Jan Geling herkent zich in het manifest. ‘Vrij Links wil meer aandacht voor het individu, keert zich tegen politieke correctheid en staat voor vrijheid en secularisme.’ Geling bezoekt regelmatig de borrels van Vrij Links, waar veel mensen op af komen. ‘De oprichters van Vrij Links komen uit de PvdA, maar de beweging is breder. Ik ben zelf actief voor D66. We hopen het seculiere geluid binnen de progressieve partijen te versterken.’ Volgens Geling is het lastig na te gaan hoeveel invloed Vrij Links heeft. ‘PvdA-leider Lodewijk Asscher heeft sympathie voor onze ideeën en er zitten invloedrijke politici, oud-politici, opiniemakers en activisten bij onze club, denk aan Tweede Kamerlid Zihni Özdil van GroenLinks, oud-parlementariër Boris van der Ham van D66, journalist en columnist Erdal Balci en Shirin Musa van de vrouwenrechtenorganisatie Femmes For Freedom. Maar of progressieve partijen hierdoor van koers veranderen? Dat kan je niet goed meten. Als ik op een D66-congres voorstellen indien die in de lijn liggen van Vrij Links betekent dat niet dat ik ze namens Vrij Links indien. Dat doe ik als D66’er natuurlijk.’

In gesprek met Wierd Duk van de Telegraaf vertelde Femke Lakerveld dat het bestuur van Vrij Links veel mailtjes kreeg van sympathisanten, die zich afvroegen of Vrij Links van een platform gaat veranderen in een politieke partij. Voormalig PvdA-Kamerlid Keklik Yücel zei in datzelfde interview echter dat ze hoopte dat dit niet hoefde, want ‘dat zou betekenen dat ons geluid niet doordringt bij de bestaande linkse partijen’. Geling en Zuidema zijn het hierin helemaal met Yücel eens. Geling: ‘Vrij Links is nu een meerstemmige club. Als je een politieke partij wordt, dan vallen er mensen af. Denk aan het Forum voor Democratie, dat is begonnen als denktank. Aanvankelijk waren journalist Arno Wellens hoogleraar en SP’er Arjo Klamer ook bij het FvD betrokken. Toen het FvD een politieke partij werd en heel duidelijk een bepaalde ideologie ging uitdragen vertrokken zij als lid.’ Zuidema: ‘Een eigen politieke partij is niet aan de orde. We vinden veel weerklank, onder andere bij alle politieke partijen op links en bij liberale partijen, op lokaal en landelijk niveau, en die stemmen willen we versterken. Dit beperkt zich trouwens niet tot de politiek, we krijgen ook weerklank binnen de cultuursector, bij vakbonden, in de wetenschap, enzovoort.’

Kritiek

De beweging Vrij Links heeft, sinds de publicatie van het manifest een jaar geleden, veel kritiek gekregen. Critici vinden Vrij Links islamofoob, omdat religiekritiek heel vaak over de islam alleen gaat. Ook geeft Vrij Links weinig aandacht aan sociaaleconomische onderwerpen, waardoor de beweging het predicaat ‘links’ niet zou verdienen. Opiniemaker Joshua Livestro noemde de aanhangers van Vrij Links op Twitter ‘de nuttige idioten van het nieuwe fascisme’.

‘Er is in ons land op de rechterflank een stroming ontstaan die handelt in complotdenken, vijandbeelden en rassentheorieën’, legt Livestro uit. ‘Elke oprecht democratische beweging zou zich tegen dit nieuwe fascisme moeten verzetten. Dat verzet zien we niet bij Vrij Links, dat lijkt me op zich al een ernstig verzuim. Nog erger is dat Vrij Links zowel de retoriek als het analysekader van extreemrechts heeft overgenomen en daarmee van legitimiteit heeft voorzien – ‘politieke correctheid’ zou hebben geleid tot ‘onbeduidende kunst’ en ‘intellectueel weerloze laureaten’ – het is alsof je Baudet zelf hoort zwatelen. Door het debat niet over de economische maar over de culturele as te voeren, en daarbij uit te gaan van de stelling dat migratie in culturele zin een probleem vormt voor de vrije samenleving, verlegt men het speelterrein naar de uiterst rechtervleugel van het politieke speelveld. Ze bedoelen het wellicht anders, maar in feite legitimeren ze de agenda van het nieuwe fascisme.’

Deze analyse wordt grotendeels onderschreven door historicus en GroenLinks-coryfee Huub Bellemakers. Volgens hem zijn er twee dingen mis met Vrij Links. ‘Ten eerste besteedt Vrij Links nauwelijks aandacht aan sociaaleconomische onderwerpen, het gaat vooral over identiteitspolitiek. Dat is ironisch, want daar keren ze zich zogenaamd tegen. Maar door altijd maar weer hiertegen te ageren hebben ze het er telkens over. Mijn tweede kritiekpunt ligt in het verlengde hiervan, want hun verzet tegen linkse identiteitspolitiek past helemaal in het raamwerk van rechts. Links wil het helemaal niet alleen over identiteitspolitiek hebben, dat is een karikatuur. Jesse Klaver heeft kritiek op het economisme, Lodewijk Asscher strijdt voor bestaanszekerheid en de SP zet zich in voor de zorg. Allemaal economie. Maar in het rechtse beeld van links, een beeld dat ook door Vrij Links is omarmd, houdt links zich alleen maar bezig met genderneutrale toiletten en Zwarte Piet. De betiteling ‘de nuttige idioten van het nieuwe fascisme’ is wel heel negatief gezegd. Nuttige idioten is niet het goede woord. Maar ze versterken wel het frame van rechts’.

Fatima Faid, raadslid voor de Haagse Stadspartij en lid van BIJ1, windt er ook geen doekjes om en vindt ‘dat vrij links te veel op identiteit zit en te weinig op de verhouding tussen staat en burgers’. Voor werkelijke kritiek op links moet je volgens haar bij vrouwen zijn, mensen van kleur en LHBTQIA’ers. ‘Vrij links is vooral de status quo en niets vernieuwends.’ De club is volgens Faid dus helemaal niet links. ‘Het gaat Vrij Links om islambashen, want als het echt om individuele vrijheid zou gaan dan pakten ze het heel anders aan en bleven ze ver uit de buurt van rechts.’ Als voorbeeld noemt Faid de controversiële postercampagne van Shirin Musa van Femmes For Freedom, waarop onder andere te zien is dat een moslima een joodse man met een keppeltje zoent. Deze actie werd niet alleen door de populistische partij Leefbaar Rotterdam maar ook door Vrij Links actief ondersteund. Faid: ‘Er is niks mis met vrije partnerkeuze, daar ben ik ook voor. Maar de vrouwen om wie het te doen is herkennen zich helemaal niet in die posters. Femmes For Freedom hangt te veel aan de rokken van (extreem)rechts. Hoe denk je dat je vrouwen kunt emanciperen, als je aanschurkt tegen groepen en partijen die hun bestaansrechten en die van hun kinderen betwijfelen? Dat werkt natuurlijk niet. Die postercampagne is echt zonde van het geld, daarmee hadden we veel meer grassroots-zaken kunnen doen.’

Bellemakers vindt het verwijt dat Vrij Links niet echt links is, maar feitelijk rechts is, niet terecht. ‘Ze staan voor progressieve waarden, voor individuele vrijheid, voor verheffing, dat zijn linkse idealen. Ik heb slechts kritiek op hun tactiek, op de manier waarop ze te werk gaan, dat ze rechtse frames overnemen.’ Geling vindt zichzelf ook allesbehalve conservatief. Er bestaan volgens hem twee soorten van linkse politiek. ‘Binnen links heb je eigenlijk twee tradities, een seculiere en een pluralistische. Seculier links staat voor individualisme, vrijheid, zelfontplooiing, enzovoort. Pluralistisch links daarentegen denkt vanuit groepen, collectieven. Deze stroming staat voor de multiculturele ideologie, politieke correctheid en identiteitspolitiek. De tegenstanders van Vrij Links willen dat links de multiculturalistische ideologie blijft uitdragen. Wij willen juist dat er aandacht komt voor het individu, voor minderheden binnen minderheden.’ Faid vindt dit onderscheid echter kunstmatig: ‘Natuurlijk is links voor individuele vrijheid. Maar we komen ook op voor kwetsbare groepen. Vrij Links plaatst zich echter aan de kant van rechts in deze discussies, aan de kant van de moslimbashers.’

Dupliek

Zuidema vindt deze linkse kritiek op Vrij Links niet terecht. ‘Het begrip ‘islamofobie’ is problematisch, omdat hierin geen onderscheid wordt gemaakt tussen islamkritiek en haatzaaien tegen moslims. Bovendien schrijven we niet alleen over de islam, maar ook over de Nashvilleverklaring (de verklaring van orthodox-protestantse predikanten die homoseksualiteit veroordelen, red.), bijzonder christelijk onderwijs, diversiteit binnen de moslimgemeenschap, enzovoort.’

‘Het is given dat we links zijn, ons doel is juist om links wakker te schudden op dat andere vlak’, vervolgt Zuidema. ‘Niettemin besteedt Vrij Links steeds meer aandacht aan sociaaleconomische onderwerpen. SP-parlementariër Jasper van Dijk schrijft stukken voor onze website. En we hebben ook Ewald Engelen geïnterviewd, die pleit voor een herwaardering van de klassenstrijd.’ Volgens Zuidema heeft Vrij Links een heel ander wereldbeeld dan de populisten. ‘Wij zijn progressief en voor secularisme, populistisch rechts hangt conservatieve waarden aan. Denk bijvoorbeeld aan de ophef over de Donald Duck, waarin een lesbisch stelletje was getekend, en de protesten tegen een bijeenkomst in de Openbare Bibliotheek van Nijmegen, omdat de dragqueen Dolly Bellefleur kinderen verhaaltjes zou vertellen tijdens een voorleesmiddag.’

‘Critici die ons als islamofoob of fascistisch labelen noemen iedereen die het niet met hun eens is islamofoob of fascistisch’, antwoordt Geling als hem gevraagd wordt wat hij van de kritiek vindt, dat Vrij Linksers islamofoob en de nuttige idioten van het nieuwe fascisme zouden zijn. Volgens Geling worden zulke labels geplakt met als doel andersdenkenden te verketteren en de mond te snoeren. Vrij Links is helemaal niet islamofoob, wat niet betekent dat er geen kritiek is op de islam. ‘Er is veel discussie over de islam in onze samenleving en er wordt veel gediscussieerd over identiteitsgerelateerde onderwerpen. Wij worden hierin meegezogen. En we formuleren hier onze eigen antwoorden op.’

Ook het verwijt dat Vrij Links te weinig aandacht aan sociaaleconomische kwesties zou besteden is volgens Geling niet eerlijk. ‘Natuurlijk vind ik dat het meer over sociaaleconomische kwesties zou moeten gaan, want daarmee kunnen we rechts verslaan. Nu is het echter zo dat veel mensen niet op linkse partijen willen stemmen, vanwege het islamstandpunt en de identiteitspolitiek. Ze stemmen op rechtse partijen. Door de meerstemmigheid van links op het gebied van identiteit te laten zien kunnen we de aan rechts verloren kiezers weer terughalen.’

Gaat dat lukken? Vrij Linksers willen vooralsnog geen eigen politieke partij, omdat ze geloven dat ze met hun geluid progressieve partijen kunnen beïnvloeden en een meer seculiere koers kunnen laten varen. Zullen progressieve partijen dat doen? En levert een seculiere koers echt meer stemmen op? Opiniemaker en blogger Wouter Louwerens heeft hier zo zijn twijfels bij: ‘Vrij Links wordt volgens mij echt overschat. Er zijn wat mensen die in de media en vooral op sociale media heel hard allemaal dingen roepen, maar het heeft weinig om het lijf. Het lijkt groot, vanwege de Twitterbubbel. En als je als ‘linkse’ beweging de Telegraaf en GeenStijl nodig hebt om je boodschap te promoten, dan is er volgens mij toch iets mis.’ Zuidema ziet dat toch echt anders: ‘Het manifest werd gepubliceerd in de Volkskrant, we hebben interviews en publicaties gehad in NRC, Parool, de Volkskrant en Vrij Nederland – en inderdaad ook een interview gedaan met de Telegraaf. GeenStijl heeft over ons geschreven, en daarin zijn ze vrij. Het klopt dat we in de Telegraaf hebben gestaan en dat GeenStijl positief over ons schrijft, maar de suggestie dat we alleen weerklank vinden op rechtse platforms is feitelijk onjuist.’