20.2 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 802

Business as unusual

0

Het Nederlands Dagblad kwam langs om me te interviewen. Ik ken de krant niet, het is een blad op christelijke grondslag en aangezien ik niet actief een geloof aanhang, vond ik het wel apart dat ze me wilden spreken. Het tijdstip van het interview kwam me alleen knap beroerd uit. De journalist wilde donderdagavond 21 maart om acht uur langskomen. ‘Kun je misschien iets vroeger komen,’ vroeg ik. ‘Want Nederland speelt.’ ‘Nederland speelt?’ zei hij. Ik hoopte maar dat hij meer verstand had van interviewen.

‘Voetbal.’ Duidelijk niet zijn ding, maar gelukkig was het geen probleem om het tijdstip een paar uur naar voren te schuiven zodat ik rustig de wedstrijd zou kunnen zien. Want voetbal, je kunt me ervoor wakker maken. Daarom baalde ik ook stevig een paar weken geleden. Ik was uitgenodigd voor de Salon d’Amsterdam de la Haute Horlogerie in de diamantfabriek van Gassan. Daar worden ‘noviteiten van hoogstaande horlogemerken’ getoond, het is een leuk evenement waar veel prominenten acte de présence geven. Maar ik moest naar een Indië-lezing in de Openbare Bibliotheek waar ik al een paar keer voor uitgenodigd was. In de pauze wilde ik wegsneaken om alsnog een deel van de Salon d’Amsterdam bij te kunnen wonen, maar ik vond het uiteindelijk toch wel heel onbeleefd om weg te gaan, dus bleef ik en had ik de Salon gemist.

‘Goh,’ zei Benno Leeser, directeur van Gassan, een paar dagen later toen ik hem ergens anders tegenkwam. ‘Wat jammer dat je er niet was. Ik sprak Ziyech nog, want die was er ook, en die had het heel leuk gevonden om je te ontmoeten.’ Ik kon hem wel de nek omdraaien. Ziyech, sterspeler van Ajax – als ik iemand een hand had willen geven was het Ziyech wel. Gelukkig won Nederland donderdag met 4-0 van Wit-Rusland, met een glansrol voor Memphis Depay. Mijn avond was goed.

Maar het leven bestaat uit meer dan voetbal natuurlijk. Op school was het business as usual. Of eigenlijk niet, want dat is het nooit. Business as unusual is misschien een betere benaming voor de gang van zaken. Woensdag was Soufyan absent. Reden onbekend. Bleek later dat hij zijn verkeerstheorie-examen aan het doen was. Dat moet je natuurlijk niet onder schooltijd doen, maar gewoon in je eigen tijd. Ik sprak hem erop aan – ‘dit kan niet’ – maar de vrijdag daarop was hij wederom niet aanwezig. Hij had het examen niet gehaald, dus vrijdag moest hij herexamen doen. Daardoor miste hij een herkansingstoets op school. ‘Maar de juf had gezegd dat ik vrij mocht’, rechtvaardigde hij zijn afwezigheid. Bij navraag bleek mijn co-mentor niet gezegd te hebben dat hij vrij mocht, maar dat ze niet wist of hij daarvoor (een herexamen theorie) wel vrij kon krijgen. Een wel erg discutabele interpretatie van de boodschap van zijn juf. Hij kreeg een niet-herkansbare 1 voor de toets. Dat is vaak de makke met dit soort acties van leerlingen: het slipt overal tussendoor en leerlingen komen ermee weg. Maar echt, spijbelen om theorie-examen te kunnen doen is niet de bedoeling en dat moet een leerling volkomen duidelijk zijn. Dat is niet streng, dat is volkomen normaal.

Ondertussen bereiden we ons op school voor op het vrijheidscollege. In de aanloop naar 4-5 mei worden in het hele land vrijheidscolleges georganiseerd, en 17 april komt Rajae el-Mouhandiz bij ons spreken – een kunstenares van Marokkaanse afkomst. Ik dacht dat ik haar niet kende, maar toen ik haar een paar weken geleden ontmoette op een partnerbijeenkomst – een bijeenkomst van mensen uit organisaties die meedoen aan de 4-5-meivieringen – beging ik de flater van de eeuw. Ik stelde me voor, maar we hadden elkaar al eens ontmoet in een talkshow, wat ik glad vergeten was. ‘Wat waren we goed, hè’, zei ze. Ik knikte schaapachtig en hoopte maar dat het geloofwaardig overkwam.

Vorig jaar werd het vrijheidscollege gegeven door een Afghaanse rapper die sprak over vrijheid van meningsuiting. ’Jullie mogen alles vragen en zeggen.’ Later bleken bepaalde vragen hem toch tegen het zere been te schoppen, wat maar weer eens bewees dat vrijheid van meningsuiting een moeilijk begrip is.

Dat voetbal mijn leven behoorlijk doordesemt bleek afgelopen zaterdag wederom bij mijn kapper, een Duitse dame. Naast mij zat een oude Joodse dame van vierennegentig. Gelakte nagels, haren werden keurig gekleurd en geknipt. We hadden het over de wedstrijd Nederland – Duitsland van zondag 24 maart. Wij, de Joodse dame en ik, hoopten natuurlijk allebei dat Nederland zou winnen. ‘Het moet maar eens afgelopen zijn met die weerstand tegen Duitsland’, zei de kapster. ‘En toch willen we niet dat Duitsland wint’, zei de Joodse dame ferm. We waren het helemaal eens.

Stress, weinig salaris en werk onder niveau

1
‘Doordat het moeilijk is om werk te vinden, en doordat de overheid ‘flexibiliteit’ stimuleert, nemen heel veel mensen slecht betaalde banen met slechte omstandigheden aan.’

Hebben starters in Europa het gevoel dat ze hun arbeidsdromen kunnen realiseren en hoe doen ze dat? Sinds de economische crisis in 2008 was het behoorlijk lastig om als afgestudeerde een baan te krijgen. Maar sinds enkele jaren is de werkloosheid gedaald en ziet het er voor de starters in Europa volgens alle economische dagbladen weer wat rooskleuriger uit. Maar hoe denken de starters er zelf over?

Starters in België

Hoe meet je of het goed gaat met de economie? Een belangrijke indicator of het goed gaat op de arbeidsmarkt is de arbeidsparticipatie. Hoe meer mensen werken, hoe beter, lijkt het motto. Volgens Joke van Bommel, woordvoerder van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), gaat het over het algemeen goed in België. ‘We zien hier een daling van het aantal werkzoekenden. Dat heeft alles te maken met de hoogconjunctuur op dit moment. De economie groeit en dat zien we weerspiegeld in het stijgende aantal vacatures. Vorig jaar ontving de VDAB bijna driehonderdduizend vacatures. Daardoor hebben werkzoekenden meer kans op werk.’

Koen (32) uit Gent, werkzaam bij een relatief jong bedrijf dat nu zijn kansen grijpt, heeft dan ook het gevoel dat de arbeidsmarkt in België het niet slecht doet. Er is volgens hem zeker werkgelegenheid genoeg voor iedereen. ‘Ik ben ervan overtuigd dat wie jong is en wil werken sowieso een baan kan krijgen. Het zal niet altijd direct de leukste en beste baan zijn, maar daar moeten jongeren maar vrede mee hebben. Ze kunnen groeien in de loop van de jaren. Er is zelfs een tekort aan bepaald personeel. Vooral in de zorgsector en de technische sector. We hebben eigenlijk veel teveel hoog opgeleide mensen.’

Tevreden

Koen is zelf wel tevreden met zijn werk. ‘Ik werk in een bedrijf dat aan het exploderen is. In tien jaar tijd heb ik mee kunnen groeien, waardoor ik nu een vrij belangrijke functie met een goed salaris heb. Of het mijn droombaan is weet ik niet. Maar ik ga wel met plezier naar mijn werk.’

Dries (27) uit Gent, afgestudeerd in wijsbegeerte en moraalwetenschappen – en nu werkzaam bij een softwarebedrijf – ziet drie hindernissen die jonge werkzoekenden tegenkomen. ‘Mijn generatie heeft ermee leren leven, maar het is heel belangrijk om te beseffen dat het in onze rijke landen anders kan en moet. Ik denk dat starters in Nederland wel het een en ander herkennen. De eerste hindernis die ik zie zijn de hoge eisen die werkgevers stellen. Twee jaar ervaring is standaard voor echte startersposities. Een universitair diploma is een minimumvereiste voor veel relatief eenvoudige administratieve banen, als je er bovenuit wil steken heb je twee diploma’s nodig.’

Maar dat is niet alles volgens Dries: ‘Men verwacht sociaal sterke mensen in elke baan  – zelfs als het gaat om een boekhouders of andere jobs waar je vooral alleen werkt en geen contact hebt met mensen buiten de organisatie. Mensen die tijd nodig hebben om te bloeien, of mensen die zich nooit betrokken hebben gevoeld bij vrijetijdsverenigingen, vallen hierdoor vaak buiten de boot. Natuurlijk zijn deze hoge eisen enkel mogelijk omdat er ook veel kandidaten zijn  – er zijn namelijk ook werkenden en studenten die een baan onder hun niveau, of zonder enige zekerheid geaccepteerd hebben en dus verder zoeken.’

‘Doordat het moeilijk is om werk te vinden, en doordat de overheid ‘flexibiliteit’ stimuleert, nemen heel veel mensen slecht betaalde banen met slechte omstandigheden aan’, vervolgt Dries zijn verhaal. ‘Dagcontracten waarbij je niet weet wanneer je moet werken, onbetaalde overuren, mensen die met deeltijdwerk de rekeningen niet kunnen betalen en daarnaast dus een baan als fietskoerier nemen waarbij ze zelf voor een fiets moeten zorgen. En het ergste vind ik: de onbetaalde stages en vrijwilligersvergoedingen die moeten doorgaan voor een echte baan. Een goede vriendin van me krijgt op haar stage zevenhonderd euro per maand, onder het minimumloon dus. Het is voor haar heel moeilijk om naast haar stage een andere baan te nemen, maar toch kon ze niet weigeren. Zo’n constructie is vooral normaal geworden in de sociale en NGO-sector. Maar zelfs de beste architecten beginnen hun carrière bij slecht betaalde stageplekken, om als alles goed gaat verder te gaan als schijnzelfstandige – op die manier draagt het architectenbureau niet alle kosten en verantwoordelijkheden die normaal gezien horen bij het hebben van personeel.’

Gestreste vrijwilligers

‘Heel wat verenigingen draaien intussen op gestreste vrijwilligers’, aldus Dries. ‘Kunstenaars worden massaal betaald in ‘ervaring’ en exposure in plaats van geld. We trekken elkaar zo allemaal naar beneden. Ja, er is werk bijgekomen, maar heel weinig goed werk.’ Dries kent vooral veel mensen die werk hebben aanvaard dat niet ideaal is. ‘Een sociaal werker die op elk uur van de dag kan opgeroepen worden om in een magazijn te werken en tussendoor pizza’s levert, is niet werkloos. Een student die geen geld heeft en slechts een dag per week werkt, geldt ook niet als werkloos. Om het anders te zeggen: ik ken veel mensen die werkloos zouden zijn als ze de luxe hadden om kieskeurig te zijn.’

Vriendjespolitiek

De derde hindernis die werk vinden voor starters moeilijk maakt is volgens Dries vriendjespolitiek. ‘België is een groot web van vriendjespolitiek. Ik heb hier al verschillende goedgeluimde, hooggeschoolde en gemotiveerde Nederlanders zich stuk zien lopen op onze arbeidsmarkt. Want er bestaan niet alleen allerlei vooroordelen, er is ook een sterke cultuur van achterpoortjes en ‘ons kent ons’. Toen ik werk zocht als leerkracht merkte ik dat ik soms langs de achterdeur werd binnengehaald door kennissen van de school, en dat vacatures enkel publiek verschenen omdat dit wettelijk verplicht is. Terwijl de school al wist wie ze gingen aannemen. In de organisaties waar ik zelf bij betrokken ben zie ik ook dat keer op keer bekenden worden binnengehaald. Vroegere klasgenoten, familie, mensen van de jeugdbeweging, vrienden. Voor een nieuwkomer zonder netwerk kan het jaren duren om werk te vinden op niveau, omdat je niet bij de belangrijkste bron van werk zit – mensen die al ergens werken of weten hoe het systeem werkt.’

Er zijn ook sectoren waarin het anders gaat, vindt Koen. ‘In de kunstsector bijvoorbeeld. Of grafische ontwerpers. Je moet echt heel goed zijn, wil je daar werk in vinden. Er zullen nog wel meer sectoren zijn waar het moeilijk is om een baan in te vinden. Specifieke functies waarvan het aanbod groter is dan de vraag.’

Toch zijn schoolverlaters en ouderen boven de vijfenvijftig volgens de woordvoerder van de VDAB de meest kwetsbare groep op de Belgische arbeidsmarkt. ‘Ongekwalificeerde jongeren vormen een groep die zeer moeilijk werk vindt. 7,8 procent van alle schoolverlaters komt ongekwalificeerd de arbeidsmarkt op. Daarnaast is het ook voor oudere werkzoekenden en laaggeschoolde werkzoekenden minder evident om een nieuwe baan te vinden.’ Maar in sommige sectoren is er ook een tekort. ‘We volgen de sectoren die moeilijk nieuwe werknemers vinden nauw. Die nemen we op in lijsten genaamd ‘knelpuntberoepen’. Hier staan vooral beroepen uit de bouw, IT en zorg.’

Duitsland

De Duitse economie is de grootste economie in Europa en heeft recent het laagste groeiniveau van het bruto binnenlands product (bbp) sinds vijf jaar bereikt. Deze is vorig jaar maar met 1,5 procent gegroeid. Dit is de zwakste groei in vijf jaar. Terwijl deze in 2017 nog met 2,2 procent groeide. Volgens het ANP (persbureau, red.) ondervindt de Duitse economie de laatste maanden veel hinder van de wereldwijde handelsspanningen, de afzwakkende wereldeconomie en onzekerheid door de brexit. ‘Daardoor kwam de export van Duitsland onder druk te staan. Productieverstoringen in de Duitse auto-industrie kwamen daar nog bovenop’, aldus het persbureau.

Maar er zijn nog genoeg positieve ontwikkelingen volgens het ANP. ‘De hogere consumentenbestedingen in Duitsland zorgden juist voor steun, net als de gestegen investeringen in het bedrijfsleven en de goede gang van zaken in de bouwsector. Ook de overheidsuitgaven zaten in de lift. De Duitse economie laat nu al negen jaar op rij een groei optekenen.’

Dave (36) komt uit Boston in de Verenigde Staten, maar woont en werkt al twee jaar in Bonn. Hij geeft les op de universiteit en doet wiskundig onderzoek. Hij kreeg een baan als postdoctoraal aangeboden aan de Max Planck Instituut voor Wiskunde. Volgens hem is de academische sector een compleet andere wereld. In Europa is het volgens hem moeilijker om een baan te krijgen omdat er simpelweg minder aanbod is in vergelijking met de VS. Ook zijn de vacatures niet centraal georganiseerd, maar overal verspreid. Hij is nu op zoek naar een passende vacature, maar heeft er moeite mee.

Theresa (24) uit Stuttgart is bijna afgestudeerd in sociale wetenschappen met hoofdrichting Publieke Wetgeving. Volgens Theresa ligt het helemaal aan de sector. In haar gebied is de kans op werk gemiddeld, wat ze groot genoeg vindt. Ze kent mensen die werkloos zijn en bijvoorbeeld stage lopen, omdat ze geen passend werk kunnen vinden. ‘Je kan makkelijk baantjes vinden, maar dat zijn de laaggeschoolde baantjes, zoals serveerster, of in een supermarkt. Veel mensen die ik ken hebben zo’n bijbaantje. In de IT en als ingenieur maak je veel meer kans op een baan, omdat daar vraag naar is. Sommige sectoren hebben zo’n tekort dat ze iedereen aannemen, ook al heb je niet de beste vaardigheden voor de baan. Leraren bijvoorbeeld. Ze halen soms zelfs mensen uit het buitenland, bijvoorbeeld uit Griekenland. Maar ik ken niet zo heel veel werkloze mensen. Ik heb vooral veel vrienden die studeren en ook in mijn familie heeft iedereen gestudeerd. Dan is het toch makkelijker om een baan te vinden. Voor schoolverlaters is het volgens mij lastiger om een goede baan te krijgen. Behalve dus die laaggeschoolde baantjes. Ik heb altijd er wel vertrouwen in dat ik een baan ga vinden, en de meeste mensen die ik ken hebben dat vertrouwen ook.’

Intens werk

Andreas (30) uit Heidelberg is afgestudeerd in scheikunde. Hem lukt het op dit moment niet om een baan te vinden in zijn vakgebied. ‘Ik heb wel wat gesolliciteerd, maar ik ben het niet geworden. Het is best lastig als je niet veel ervaring hebt. Toch krijg ik hier en daar wel wat aanbiedingen, maar dat zijn meestal commerciële banen waar ik niet op zit te wachten. In plaats daarvan ben ik nu de persoonlijke verpleegkundige van een gehandicapte man. Eén keer per week moet ik vierentwintig uur voor hem klaar staan. Het is best intens werk, maar het is maar één keer per week. In een maand heb ik duizend euro verdiend en dat is genoeg voor mij om van te leven. Ik heb mazzel dat ik hiervoor geen diploma nodig heb, want meestal is dat wel zo in de baantjes van de zorgsector.’

Nederland heeft het met 3,5 procent het op twee na laagste werkloosheidspercentage in Europa. Op Duitsland met 3,3 procent en Tsjechië met 1,9 procent na. Maar dat het percentage laag zit, wil niet zeggen dat iedereen op zijn of haar niveau werkt. Volgens Susanne (32) uit Amsterdam ligt de kans op een baan heel erg aan de sector. Ze is van mening dat de situatie voor starters op de Nederlandse arbeidsmarkt op veel gebieden lastig is. ‘Het is moeilijk om na je universitaire opleiding meteen een geschikte baan te vinden. Vooral voor mensen die rechten, geneeskunde, psychologie of zoals ikzelf orthopedagogiek hebben gestudeerd. De arbeidsmarkt zit daar op slot. Veel oudere medewerkers zitten al lang bij dezelfde bedrijven waardoor er geen plekken vrijkomen. Daardoor is het moeilijker om werk te vinden en moet je iets inleveren door een werkervaringsplek te accepteren of te werken voor geen of weinig vergoeding. Dat geldt vooral voor psychologie. Dat is ergens wel heel naar, want het belooft geen werk en gaat vaak verkeerd. Persoonlijk heb ik toen een keuze gemaakt: het komt zoals het komt. Ik moet gewoon mijn huur betalen, wat ervoor gezorgd heeft dat ik in een andere groep terecht kwam. De sportsector, waar ik op mbo-niveau achter de balie werk. Ik heb de functies in mijn vakgebied een beetje losgelaten. Ik houd nog wel vacatures in de gaten, soms reageer ik ook, maar ik word vaak afgewezen. Over twee weken heb ik bijvoorbeeld weer een gesprek. Wat ik wel om me heen hoor is dat het op dit moment een goede tijd is op de arbeidsmarkt. Volgens mij geldt de regel zeven vette jaren, zeven magere jaren, zo werkt het ook op de woningmarkt.’

Het is niet alleen iets van deze tijd, vindt Suzanne. Toen zij was afgestudeerd in 2012 was het erg lastig om een baan te vinden. ‘De afgelopen jaren zeggen mensen tegen mij dat er nu echt veel banen zijn. Maar dan wordt het een persoonlijke keuze: heb je de ruimte, de tijd om die banen te zoeken? Ik heb een vriendin die sluit zich twee maanden op en zoekt intensief naar banen en die krijgt ook een passende baan. Zij heeft psychologie gestudeerd en wil psycholoog worden, dat is ook heel duidelijk. Ik heb orthopedagogiek gestudeerd, maar weet niet of ik orthopedagoog wil worden. Het is toch wel hard werken voor weinig geld. Psychologie spreekt mij meer aan, maar dat is dus voor mij moeilijker om in te rollen. Mijn streven is uiteindelijk wel op mijn niveau serieuze werkervaring op te doen, dan kan ik veel beter beslissen wat ik wil. Er speelt van alles en nog wat op de arbeidsmarkt, vooral met die flexibele contracten die steeds vaker voorkomen. Tegelijkertijd zijn er bedrijven die zeggen dat de millennials hun contracten opzeggen of stoppen met werken omdat ze ‘dan weer naar het buitenland willen, omdat ze allemaal dromen hebben’. Er is denk ik wel een verschuiving gaande, maar ook dat is weer aan de persoon gerelateerd. Er zijn ook genoeg mensen te vinden die wel gewoon meteen een baan vinden en in hetzelfde systeem doorrollen en wel in hetzelfde bedrijf blijven.’

‘Het discours gaat de verkeerde kant op’

0
Kun je vluchtelingen van nu vergelijken met de Joodse vluchtelingen die tussen 1933 en 1939 nazi-Duitsland ontvluchtten? ‘Nie wieder. Nooit meer. Maar nooit meer wat? Nooit meer Hitler? Of nooit meer racisme, intolerantie enzovoort?’

Tussen 1933 en 1939 vluchtten zo’n 282.000 Joden uit nazi-Duitsland. Andere landen zaten niet echt om deze vluchtelingen te springen, tot leedvermaak van de nazi’s. ‘Niemand wil ze hebben’, kopte nazikrant Völkische Beobachter naar aanleiding van de mislukte vluchtelingenconferentie in het Franse stadje Évian-les-Bains aan het Meer van Genève.

Journaliste Linda Polman ziet grote parallellen tussen de vluchtelingencrisis van 1933-1939 en de vluchtelingencrisis nu. Ze schreef hierover een boek, dat ook de titel Niemand wil ze hebben draagt. De Kanttekening sprak met haar, migratiehistoricus Leo Lucassen, historicus Bas Kromhout en Hidde van Koningsveld van de CIDI-jongeren over de vraag of je de Joodse vluchtelingen van toen wel kunt en mag vergelijken met de vluchtelingen van nu, die vaak islamitisch zijn. Deze vergelijking is namelijk nogal controversieel, wat ook blijkt uit de ophef die recentelijk ontstaan is over het plan om in Kamp Westerbork van start te gaan met de Nacht van de Vluchteling. Daarnaast zijn sommige Joden bang dat we met de islamitische vluchtelingen de antisemieten binnenhalen.

Overeenkomsten en verschillen

‘Toen ik over de conferentie van Evian las vielen mij de grote overeenkomsten met de huidige vluchtelingencrisis op’, vertelt Polman. ‘De politieke leiders gebruikten toen precies dezelfde argumenten als nu. De Joden die nazi-Duitsland waren ontvlucht werden migranten genoemd, geen vluchtelingen. Ze zouden een gevaar zijn voor de normen en waarden van de landen die deze mensen moesten opnemen. Daarnaast zouden ze een bedreiging vormen voor de sociale cohesie. Interessant is bovendien dat toen, net als nu, het pragmatisme prevaleerde boven de mensenrechten. De landen die de conferentie van Evian belegden vonden goede handelsrelaties met nazi-Duitsland belangrijker dan de rechten van de mensen die voor de naziterreur op de vlucht waren geslagen. Net als we nu de relatie met landen waarmee we deals hebben gesloten – denk aan Ethiopië, Libië, Soedan en Turkije – belangrijker vinden dan de mensenrechtensituatie in die landen.’

Hidde van Koningsveld, voorzitter van de CIDI-jongeren, heeft grote moeite met de vergelijking die Polman met de Joodse vluchtelingen trekt. ‘Allereerst, de situatie van de vluchtelingen van nu is echt vreselijk, daar wil ik geen misverstanden over laten bestaan. Maar het is niet goed dat we hen vergelijken met de Joodse vluchtelingen die in de jaren dertig voor de nazi’s zijn gevlucht. We weten namelijk wat er gebeurd is, hoe het is geëindigd. In de Holocaust, de moord op zes miljoen Joden. Dat is niet te vergelijken met de situatie waarin de vluchtelingen nu zich bevinden. Ze worden hier in Europa niet vervolgd, er worden juist heel veel dingen voor ze geregeld.’

Om deze reden vindt Van Koningsveld de ophef over Kamp Westerbork, waar in de nacht van 15 op 16 juni de Nacht van de Vluchteling van start gaat, meer dan terecht. ‘Natuurlijk, mensen zeggen wel dat Kamp Westerbork in de jaren dertig begonnen is als een vluchtelingenkamp voor Joodse mensen die zich niet meer veilig voelden in nazi-Duitsland, maar we kunnen Westerbork niet los zien van de Tweede Wereldoorlog, de Holocaust. Kamp Westerbork was een doorgangskamp, waar Joden tijdelijk werden ondergebracht, voordat ze naar Polen werden gedeporteerd om te worden vermoord.’

Polman snapt zulke bezwaren wel, maar is het hier niet mee eens. ‘De zionistische delegatie’, zegt ze met enige ironie in haar stem, ‘was ook aanwezig op mijn boekpresentatie in Spui25 te Amsterdam. Zij begonnen uiteraard meteen over het plan van de nazi’s om alle Joden uit te roeien. Maar ik heb het in mijn studie niet over de Holocaust, ik heb het over de geschiedenis ervoor. Trouwens, een verschil tussen de Joodse vluchtelingen van toen en de vluchtelingen van nu is dat nazi-Duitsland met de rassenwetten van Neurenberg de burgerrechten van de Joodse ingezeten heeft afgepakt.’

Leo Lucassen, directeur onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en hoogleraar arbeids- en migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, waarschuwt voor een anachronistische manier van kijken. ‘Wij weten nu dat de Jodenvervolging van de jaren dertig uitliep op genocide, maar dat konden toen maar weinigen bevroeden. We moeten de vluchtelingencrisis van de jaren dertig daarom niet bekijken door de lens van de Holocaust.’ Volgens Lucassen mag je wel degelijk historische vergelijkingen maken: ‘Vergelijken betekent niet dat alles precies hetzelfde is.’

De migratieprofessor ziet overeenkomsten en verschillen tussen beide groepen vluchtelingen. ‘Net als toen staan westerse landen niet te trappelen om vluchtelingen op te vangen en beroepen ze zich hiervoor op financiële en culturele argumenten. Toch zijn er ook verschillen. De Joodse vluchtelingen uit de jaren dertig waren een hele specifieke groep. Ze werden vervolgd vanwege hun religie en vanwege vermeende raskenmerken. De vluchtelingen van nu zijn als groep veel diffuser. Je hebt mensen uit verschillende landen uit het Midden-Oosten, mensen uit Afrika, enzovoort. Als we bijvoorbeeld naar de Syrische vluchtelingen kijken, zij zijn vanwege politieke redenen op de vlucht geslagen, niet vanwege hun geloof of etniciteit. Maar het mechanisme van afwering vertoont wel veel overeenkomsten.’

Botsende herinneringsculturen

‘Het gaat hier feitelijk om twee herinneringsculturen die op elkaar botsen’, analyseert historicus Bas Kromhout, redacteur bij het Historisch Nieuwsblad en een groot kenner van de Tweede Wereldoorlog. ‘Aan de ene kant heb je de mensen die lessen uit de Tweede Wereldoorlog willen trekken voor nu, om op deze manier geschiedenis levend te houden. En aan de andere kant heb je mensen die zich betrokken voelen bij het Joodse verhaal. De organisatie van het museum van Kamp Westerbork, waar de Nacht van de Vluchteling begint, wil aansluiten bij  de hedendaagse beleving. Hiervoor is herkenbaarheid belangrijk. Maar wat zijn de lessen die we uit het verleden moeten trekken? Nie wieder. Nooit meer. Maar nooit meer wat? Nooit meer Hitler? Of nooit meer racisme, intolerantie enzovoort?’

Kromhout leg uit dat meteen na de bevrijding die specifieke herinneringscultuur al bestond, dat de les van de Tweede Wereldoorlog was dat racisme en onverdraagzaamheid slecht zijn. ‘Maar dit narratief werd pas echt belangrijk in de jaren zeventig en tachtig. Het verhaal van de Holocaust was als een spiegel. Zo heb ik het in de jaren tachtig op school ook meegekregen. Vanwege de lessen uit de Tweede Wereldoorlog was ik tegen de apartheid in Zuid-Afrika en tegen rechtse dictaturen in Latijns-Amerika. Ik geloof wel dat die verbreding van het verhaal van de Tweede Wereldoorlog onvermijdelijk is, anders blijft de herinnering te beperkt. Binnen de Joodse gemeenschap zijn overigens ook andere opinies, Joodse mensen die het verhaal breder willen trekken.’

Als historicus heeft Kromhout begrip voor beide posities, ook ten aanzien van het beginnen van de Nacht van de Vluchteling in Kamp Westerbork. ‘In de jaren dertig was het een kamp voor vluchtelingen, in de Tweede Wereldoorlog fungeerde Westerbork als voorportaal voor Auschwitz en Sobibor. Het grote probleem is dat de discussie zo emotioneel wordt gevoerd.’

Lucassen is het met Kromhout eens: ‘De ophef om de Nacht van de Vluchtelingen in Kamp Westerbork te beginnen snap ik wel. Als er familieleden van je zijn vermoord tijdens de Holocaust kan ik mij voorstellen dat je het geen goed idee vindt om de herinnering te verbreden. Er zijn echter ook mensen uit links-Joodse hoek, waarvan er ook familieleden zijn vermoord tijdens de oorlog, die juist wel achter die verbreding staan. De Holocaust is uniek qua omvang en intensiteit, maar de onderliggende mechanismen van uitsluiting niet. Iedereen is wat mij betreft vrij om hierover een mening te hebben. Ik ben voor een brede herinnering, maar ik heb ook begrip voor mensen die het anders willen.’

Linda Polman

Antisemitische incidenten

De vluchtelingencrisis wordt ook op een andere manier met de Joden in verband gebracht. Esther Voet, hoofdredacteur van het Nieuw Israëlitisch Weekblad, trok in 2015 van leer tegen vluchtelingen van islamitische origine, omdat zij antisemitisch zouden zijn. ‘Joden zijn voor het overgrote deel van vluchtelingen in Nederland een inferieure groep. En ja, dat baart veel leden van deze kleine minderheid zorgen’, schreef de journaliste voor de opiniewebsite Jalta.

Van Koningsveld neemt een voorzichtigere positie in dan Voet. ‘Die angst is tot op zekere hoogte terecht. Maar dit is geen reden om alle vluchtelingen maar te weigeren. We mogen niet generaliseren. In landen als Syrië bestaat veel antisemitische propaganda, maar we moeten mensen als individu beoordelen. Toch vind ik het wel terecht dat we vluchtelingen niet opvangen bij Joodse centra. Waarom zouden we dit risico nemen?’

Veel indruk op Van Koningsveld maakte het incident bij het Amsterdamse restaurant HaCarmel. ‘Een Syrisch-Palestijnse asielzoeker heeft de ruiten van dit Joodse restaurant vernield. Bezoekers van het restaurant durven nog steeds niet bij het raam te zitten, voor het geval er weer iemand de ruiten ingooit. De ruitengooier was moslim. Tijdens de rechtszaak haalde hij een Koran uit zijn broekzak, waaruit hij vervolgens citeerde om zijn daad te rechtvaardigen. Dat maakte wel indruk op mij. Toch heb ik niet het idee dat dit incident gebruikt wordt om haat tegen vluchtelingen te zaaien.’

Linda Polman staat heel kritisch tegenover mensen die zulke beweringen doen en wil cijfers zien. ‘Heel veel vluchtelingen die bij ons asiel aanvragen zijn christelijk, hoewel vluchtelingen in de beeldvorming van sommige opiniemakers allemaal moslims zijn. Maar dan nog, ik weet niet of en in hoeverre islamitische vluchtelingen antisemitisch zijn. Is hier wel onderzoek naar gedaan? En hoe zit het met het antisemitisme van Nederlanders? Van Duitsers? We kunnen er niet automatisch maar vanuit gaan dat islamitische vluchtelingen antisemitisch zijn. Misschien is dat wel zo, maar dat moet onderbouwd worden met feiten. En die hebben we nu niet. Ik vind het echt heel gevaarlijk om ongefundeerde beweringen te doen. Voorzichtigheid is belangrijk. De geschiedenis leert juist dat het misgaat wanneer we gaan generaliseren.’

Lucassen kent wel onderzoeken en cijfers. ‘Als het conflict tussen Israël en de Palestijnen oplaait dan vinden er in Nederland meer antisemitische incidenten plaats, die ook door kinderen van immigranten afkomstig uit islamitische landen worden gepleegd. Denk aan het afslaan van keppeltjes enzovoort. We zien echter geen groei van antisemitisme als gevolg van de toename van het aantal vluchtelingen. In de jaren negentig kwamen veel asielzoekers uit Irak en Iran naar Nederland en dat leidde destijds niet tot meer antisemitisme. Sterker nog, als we goed naar de cijfers kijken dan is er sprake van een dalende trend over de lange termijn. Ik kan mij wel iets voorstellen bij de opmerkingen van Esther Voet. Er komt inderdaad antisemitisme onder vluchtelingen uit het Midden-Oosten voor, sterk gevoed door het conflict met Israël, maar waar het om gaat is of ze daar ook uiting aan geven, en daar zijn weinig aanwijzingen voor.’

Ook Kromhout snapt de angst van Voet cum suis. Hij vreest echter dat dit tot stigmatisering van vluchtelingen zal leiden. ‘In het Midden-Oosten komt antisemitisme veel voor, Mein Kampf is er een bestseller, dus ik begrijp heel goed dat mensen zich zorgen maken. Incidenten, zoals de vernielde ruiten bij HaCarmel en Joden die worden belaagd in Amsterdam als ze met een keppeltje over straat lopen, spreken bovendien erg tot de verbeelding. Maar als gevolg van een eenzijdige fixatie op deze kant kunnen vluchtelingen worden gestigmatiseerd. Je wil niet in de positie komen te moeten kiezen tussen twee kwetsbare minderheden, die een lastige relatie met elkaar hebben.’

Toekomst

En de toekomst? Wordt de vreemdelingenhaat steeds erger? Linda Polman maakt zich grote zorgen. ‘Mijn verhaal begint in 1938, bij de vluchtelingenconferentie van Evian. De paralellen tussen toen en nu zijn echt opvallend. Ook met betrekking tot hoe mensen nu denken over vluchtelingen. De genadeloosheid, het gebrek aan empathie, het politieke opportunisme van de landen waar vluchtelingen asiel aanvragen. Dit alarmeert mij.’

Toen ze met haar boek bezig was realiseerde Polman zich dat maatschappelijke en politieke veranderingen echt heel snel kunnen gaan. ‘In januari 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht en binnen een paar jaar was Duitsland in een totalitaire dictatuur veranderd, met concentratiekampen waarin politieke tegenstanders werden opgesloten. In dat jaar werden er ook de eerste discriminerende maatregelen tegen Joden genomen. Enkele jaren later werden de rassenwetten van Neurenberg aangenomen en in 1938, vijf jaar na Hitlers machtsovername, vond de Kristallnacht plaats. In vijf jaar kan er dus een heleboel gebeuren.’

Polman ziet duidelijke parallellen met onze tijd. ‘In 2014 kon niemand zich voorstellen dat iemand als Donald Trump president zou kunnen worden. Nu is hij president en behoren fascistische en racistische ideeën tot het dagelijkse vocabulaire. Nog maar pas geleden behoorde dit allemaal tot de taboesfeer, maar vandaag de dag niet meer. Het discours gaat de verkeerde richting op, ik houd mijn hart vast.’

Wie is de ware Baudet?

0

Zou Thierry Baudet ook de overtuiging zijn toegedaan dat de evolutietheorie niet klopt en dat er evenmin bewijs is dat de aarde rond de zon draait? Het is hem nog niet gevraagd, maar misschien zou dat toch nuttig zijn om wat meer in den brede zicht op de natuurkundige opvattingen van deze grote klimaatexpert te krijgen. Sinds hij de bètawetenschap tot niet meer dan een meninkje reduceert, hoeven we immers nergens meer van op te kijken.

In de alt-right-kringen waar hij dicht tegenaan leunt, waar feiten nepnieuws heten, en leugens als alternatieve feiten gelden, is er immers al één invloedrijke ideoloog die het bovenstaande verkondigt: de Braziliaan Olavo de Carvalho, raadgever van de nieuwe ultrarechtse president Jair Bolsonaro en innig bevriend met voormalig Trump-fluisteraar Steve Bannon. Ook een gevierd ‘denker’ in die kringen. NRC Handelsblad had 19 maart een informatief portret van hem.

Met Bolsonaro deelt Baudet zijn hang naar masculiene martialiteit, zoals hij die ook in zijn overwinningsspeech tot uiting bracht door boreale mammoetjagers tot zijn grote politieke voorbeeld te bombarderen, al zie ik hem niet zo snel persoonlijk een wilde mammoet vloeren. Ik betwijfel zelfs of het Baudet zou lukken om in de wei een tam schaap te pakken te krijgen (eerlijkheidshalve: dat geldt ook voor mijzelf, alleen zoek ik mijn politieke inspiratiebronnen dan ook wijselijk elders). Fred Flintstone als favoriete fractieleider – het ís natuurlijk een optie.

‘t Was een bijzondere speech, en dat was het, om met Dik Trom te spreken. We werden geconfronteerd met het puberale gymnasiasten-pathos van een intellectueel onvolgroeide narcist die door zijn eigen boekenkast verpletterd is. In de derde klas iets teveel Caesar gelezen, en dit mentaal nooit te boven gekomen. Zijn eigenwaan valt ook de hoogleraren te verwijten die hem nadien de hemel in hebben geprezen – het zijn sterke benen die die weelde kunnen dragen en Baudet is duidelijk naast zijn schoenen gaan lopen. Hij heeft al eens enige jaren terug, nadat hij op een dubieus proefschrift was gepromoveerd, zichzelf als de belangrijkste intellectueel van deze tijd betiteld. Ik kreeg toen niet de indruk dat dat ironisch was bedoeld.

In zijn overwinningstoespraak liet Baudet zich vooral kennen als een romanticus zonder maatbesef, maar dat betekent niet dat het allemaal maar onschuldig was. Ook al zal het meeste over de hoofden van zijn toehoorders zijn heengegaan, zijn betoog bevatte een aantal codewoorden die ideologisch niet zonder betekenis zijn.

Dat geldt bijvoorbeeld voor de term ‘boreaal’, een door Le Pen senior gemunt alternatief voor ‘Arisch’ sinds dat niet meer kan. Het geldt ook voor de passage: ‘Wij zijn naar het front geroepen’ – in de jaren twintig en dertig in fascistische kring een populaire kreet om gewelddadige actie te legitimeren. Ook al kan Baudet zeker niet van dat laatste beticht worden: het is onwaarschijnlijk dat hij geen weet heeft van deze achtergrond.

Hij koestert tenminste een ongezonde fascinatie voor troebele ultrarechtse figuren in heden en verleden, getuige ook de spengleriaanse ondergangsfantasieën waarin hij grossiert alsmede de toen en nu bij extreemrechts dominerende haat jegens de intelligentsia. Volgens Baudet zouden de ‘linkse’ universiteiten, journalisten, kunstenaars en leraren de samenleving zouden indoctrineren. Ook zouden zij, zoals hij op verkiezingsavond verkondigde, ervoor verantwoordelijk dat ‘we nu hier, vanavond, te elfder ure, letterlijk staan te midden van de brokstukken van wat ooit de grootste en mooiste beschaving was die de wereld ooit heeft gekend. Een beschaving die alle uithoeken van de wereld bestreek.’

Baudet is Le Pen persoonlijk zijn dissertatie komen brengen en dineerde een tijdje terug uitvoerig met de beruchte white supremacist Jared Taylor. De FvD-leider wuifde de kritiek toen luchtigjes weg, door te stellen dat Taylor hem wel een interessante gesprekspartner leek. Nodigt hij straks ook Holocaustontkenner David Irving uit? Die heeft vast ook héél interessante ideeën.

Het is alles bijeen net iets teveel om in onhandigheid of onwetendheid te geloven. Met Baudets voortdurende toespelingen op bepaalde zaken, waarvan hij dan nadien roept dat zijn uitspraken ‘uit hun verband gerukt zijn’, biedt het Forum voor Democratie zo een beschaafde vorm van racisme voor hogeropgeleiden en andere nette mensen. Daarmee is niet gezegd dat de meeste kiezers dat doorhebben of om die reden op Baudet hebben gestemd; wel dat hiermee sluipenderwijs een bepaalde vorm van onzalig blank superioriteitsdenken wordt gelegitimeerd. En het is, nu Baudet een heel Senaatselftal kan opstellen, de hoogste tijd om vooral de hoogleraren in zijn gevolg daarover eens kritisch te ondervragen.

Dat brengt mij tot slot op het geschiedbeeld van Baudet, dat geen serieus historicus serieus kan nemen. Hij spreekt over de ‘grootste en mooiste beschaving die alle uithoeken van de wereld bestreek’, maar laat ‘even’ terzijde dat de westerse beschaving ook voor twee wereldoorlogen en de Holocaust getekend heeft. Daarenboven heeft het westen een zeer fors aandeel in de slavenhandel gehad en heeft onze beschaving zich in al die uithoeken van de wereld niet altijd van haar meest beschaafde kant laten zien: ik noem slechts de Belgen in Congo. Ergo: veel van wat Baudet uitkraamt valt als zodanig niet met elkaar te rijmen.

En wat die fantastische kunst en muziek betreft, in de boreale wereld was men nog niet verder dan de grotschilderingen van Lascaux. Welk geluid onderwijl werd voortgebracht is onbekend, maar het was in elk geval nog niet een pianosonate van Chopin. Toen men daar eindelijk aan toe was, leefden de meeste Europeanen nog in bittere armoede. Zij zouden maar al te jaloers op onze ‘brokstukken’ zijn. Een Forum voor Democratie dat de democratie serieus neemt kan moeilijk terugverlangen naar al die kiesrechtloze eeuwen, waarin het door Baudet opgehemelde ‘volk’ pas echt door een klein kartel van beroepsvergaderaars werd geregeerd.

‘Erdogan wil niet verliezen’

0
Hoe belangrijk zijn de lokale verkiezingen van 31 maart voor Turkije?

Op zondag 31 maart vinden in Turkije de lokale verkiezingen plaats. Naast gemeenteraadsleden worden tijdens deze verkiezingen ook de burgemeesters verkozen. Omdat het lokale verkiezingen betreft kunnen Turkse Nederlanders, Duitsers enzovoort niet stemmen. Toch staat er veel op het spel. Volgens de Turkse journalist Yavuz Baydar, die vanwege de vervolging van journalisten en de gelijkschakeling van de pers in Turkije nu in Duitsland woont, kunnen we het belang van de lokale verkiezingen niet onderschatten. ‘Pas over vier jaar, in 2023, worden de volgende verkiezingen georganiseerd. De lokale verkiezingen gaan daarom over zoveel meer dan lokale kwesties. Het is eigenlijk een referendum: staat de meerderheid van de Turkse bevolking nog steeds achter Erdogan en zijn autoritaire beleid? Of laat men een ‘nee’ horen?’

Wat staat er op het spel op 31 maart? Gaat de AKP van Erdogan de verkiezingen winnen, of krijgt hij een spreekwoordelijke tik op zijn neus? Als de AKP verliest, wat zullen de gevolgen voor Turkije zijn? Hoeveel ruimte krijgen oppositiepartijen om campagne te voeren? Hoe gaat Turkije om met de pro-Koerdische HDP? En is het eigenlijk nog wel mogelijk, na de mislukte coup van 15 juli 2016 en het massaal opsluiten van dissidenten en journalisten, dat in Turkije de democratie en de rechtsstaat worden hersteld? Behalve met Yavuz Baydar ging De Kanttekening hierover in gesprek met Koerdoloog Joost Jongerden, voormalig HDP-parlementariër Ertugrul Kürkcü en Egid Helbest, medevoorzitter van HDK (Democratische Congres van Volkeren) en tijdens de Turkse parlementsverkiezingen van 2018 woordvoerder van HDP Nederland.

Spannende verkiezingen

Op woensdagavond was Ertugrul Kürkcü in Nederland, op een bijeenkomst van Kurds & Friends in Nieuwspoort in Den Haag. Kürkcü verloor op 20 mei 2016 zijn parlementaire immuniteit, net als 54 andere HDP-parlementariërs, en werd in december 2018 tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. Voor die tijd is Kürkcü echter naar Duitsland gevlucht, waar hij actie voert tegen het autoritaire regime van Erdogan. Aan De Kanttekening vertelt hij dat de lokale verkiezingen niet eerlijk zullen verlopen, net als eerdere verkiezingen. ‘Erdogan wil niet verliezen. Er was in het verleden sprake van fraude met stembriefjes en van intimidatie. Dit gaat weer gebeuren. Toch zal Erdogan het deze keer moeilijker krijgen. In de grote steden heeft hij niet de volledige controle over de stembureaus. Hij kan de verkiezingen verliezen. Als dat gebeurt zal dat grote gevolgen hebben.’

Joost Jongerden onderschrijft deze analyse. ‘In Turkije is de pers gelijkgeschakeld. Er bestaan geen onafhankelijke media meer. Ze zijn allemaal pro-Erdogan en dus pro-AKP. De AKP maakt bovendien gebruik van overheidsfondsen om campagne te voeren. De oppositiepartijen krijgen nauwelijks media-aandacht. Politici van CHP, de seculier-nationalistische partij, en de HDP, hebben te maken gekregen met belemmeringen om campagne te gaan voeren. Even los van de vraag of er geknoeid gaat worden met de verkiezingsresultaten, oppositiepartijen wordt het vrijwel onmogelijk gemaakt om hun boodschap aan de man te brengen.’

Desondanks meent Jongerden dat de verkiezingen spannend zullen worden. ‘Het gaat slecht met de Turkse economie. Voorheen had Erdogan altijd het economische tij mee, maar nu kampt Turkije met een hoge werkloosheid en een torenhoge inflatie. De regering heeft besloten om tomaten en aardappelen te subsidiëren, zodat ze betaalbaar blijven voor de gewone mensen. Maar dit zorgt voor ellenlange rijen voor de uitgifteposten. Dit zijn beelden die bij velen het gevoel van crisis alleen maar versterken. Ik denk dat Erdogans AKP-partij en ook de ultranationalistische MHP, Erdogans coalitiepartner, heel veel moeite moeten doen om in de grote steden de grootste te blijven.’

Yavuz Baydar noemt de lokale verkiezingen een referendum voor of tegen Erdogan. ‘Het gaat op 31 maart echt om veel meer dan om het kiezen van gemeenteraadsleden en burgemeesters. Turkije kampt met vier crises: een politieke crisis, een administratieve crisis, een economische crisis en een sociale crisis. Het land drijft steeds verder van het Westen af, van de EU en van de NAVO. Vanwege het pad dat hij is ingeslagen heeft Erdogan veel vijanden gemaakt. Erdogan en zijn getrouwen, mensen van de AKP, de MHP en de ambtenaren die hem steunen, doen er daarom alles aan om de verkiezingen te winnen. Een overwinning voor de AKP zal het regime extra legitimiteit geven, Erdogan krijgt een carte blanche.’

Maar als de AKP en MHP straks verliezen, wat dan? ‘Dát is de ‘twenty million dollar question’, antwoordt Baydar. ‘Veel hangt af van de vraag hoeveel AKP en MHP verliezen. Zullen ze verliezen in Istanbul, in Ankara, in Izmir, in Antalya, in Bursa? Een nederlaag in Istanbul zal een grote symboolwaarde hebben, omdat deze stad al een kwart eeuw in handen van de AKP is. Volgens de polls staat de AKP in de grote steden op verlies. Uiteraard is het afwachten of de AKP ook daadwerkelijk verliest.’

Ertugrul Kürkcü klampt zich heel erg vast aan de polls. Hij hoopt vurig dat het verlies van de AKP het begin van het einde van Erdogan zal inluiden. Yavuz Baydar is sceptischer. ‘Zelfs als Erdogan verliest blijft hij natuurlijk regeren. Er komen geen vervroegde verkiezingen, ook al zal de oppositie dat eisen. Erdogan zit te stevig in zadel en wil aan de macht blijven.’

FOTO: AP / Selahattin Demirtas

HDP

De HDP heeft haar electorale machtsbasis in Zuidoost-Turkije. Op dit moment zitten veel HDP-burgemeesters en andere politici in de gevangenis, omdat ze verdacht worden van banden met de PKK, die nog steeds op de terreurlijst staat van de Verenigde Staten en de Europese Unie. Ook de leider van de HDP, Selahattin Demirtas, zit in de gevangenis. Hij werd op 4 november 2016 gearresteerd omdat hij ervan verdacht werd de PKK moreel en logistiek te ondersteunen. Een maand later werd Demirtas tot vier jaar en acht maanden gevangenisstraf veroordeeld.

‘Uit een rapport uit 2018 van Human Rights Watch blijkt dat Turkije de grootste ‘terroristische’ gevangenispopulatie in de wereld heeft’, zegt Kürkcü tijdens zijn toespraak in Nieuwspoort. ‘Het gaat om journalisten, generaals, docenten, dokters, huisvrouwen en zelfs baby’s. Ze worden ervan beschuldigd dat ze de PKK steunen. Of dat betrokken zijn bij de Gülenbeweging, die verantwoordelijk wordt gesteld voor de mislukte coup. Of dat ze IS zouden steunen. Er zitten trouwens meer mensen gevangen dan de officiële cijfers beweren. De gevangenissen zijn echt overvol.’

In het door Kürkcü aangehaalde rapport van Human Rights Watch staat dat Turkije na 15 juli 2016 meer dan 110.000 ambtenaren en andere overheidsfunctionarissen ontslagen heeft. Daarnaast zitten er sinds de mislukte coup meer dan 50.000 mensen in voorarrest en zijn er nog veel meer mensen aangeklaagd.

Joost Jongerden vertelt dat Erdogan verklaard heeft dat wanneer HDP-burgemeesters gekozen worden hij ze zal vervangen. ‘Indien hij HDP-burgemeesters zal afzetten en vervangen door zijn eigen mensen, dan zal dat de politieke crisis in Turkije verder vergroten.’

‘Dankzij het nieuwe presidentiële systeem heeft Erdogan enorm veel extra bevoegdheden gekregen, om lokaal in te kunnen grijpen’, legt Yavuz Baydar uit. ‘Turkije is enorm gecentraliseerd. Ankara heeft veel macht over de burgemeesters, de financiën, de ambtenaren enzovoort. Als de HDP wint en HDP-burgemeesters en – raadsleden worden niet afgezet, dan nog heeft Erdogan heel veel mogelijkheden tot zijn beschikking om zijn wil te doen laten gelden in Zuidoost-Turkije.’

Volgens Egid Helbest van HDP Nederland was de pro-Koerdische democratische partij tot drie jaar geleden in opkomst. ‘Maar toen werd de staat van beleg uitgeroepen en werden mensen vervolgd en in de gevangenis gegooid. We zijn echter niet bang. De strijd gaat door.’ Helbest vertelt over de hongerstaking van Leyla Güven, de HDP-parlementariër die in hongerstaking is gegaan om op die manier te protesteren tegen het isolement van PKK-leider Abdullah Öcalan, die geen toegang krijgt tot zijn advocaten. ‘Güven is nu meer dan 140 dagen in hongerstaking. Haar voorbeeld krijgt overal navolging, honderden activisten zijn in hongerstaking gegaan.’ Volgens Helbest is het Turkse regime bang voor onrust. ‘Hongerstakers die zijn overleden en Koerdische activisten die zelfmoord hebben gepleegd worden in het geheim ’s nachts door de politie begraven, om op deze manier te voorkomen dat een begrafenis verandert in een politieke demonstratie. Het Turkse regime doet denken het Spanje van Franco. Daar werden tegenstanders van de dictatuur ook door het regime begraven.’

‘Something is rotten in the state of Denmark’

‘Turkije is geen rechtsstaat meer, de democratie is verder weg dan ooit, er is geen civil society meer en het regime geeft ruim baan aan nationalistische, anti-westerse sentimenten’, stelt Baydar als we hem vragen naar de staat van het land. Kürkcü beaamt dit en citeert Hamlet van Shakespeare: ‘Something is rotten in the state of Denmark.’ We moeten het dictatoriale karakter van het Turkse regime onder ogen zien. En het feit dat mensenrechten grof worden geschonden.’ Helbest noemt Turkije zonder blikken of blozen een fascistische en islamitische staat.

‘Aan deze situatie is Europa mede debet’, vindt Jongerden. ‘Het is verbazingwekkend dat Erdogan zo is geaccommodeerd. Hij komt echt overal mee weg. Met geweld, met autoritarisme, met een onberekenbare, agressieve buitenlandse politiek richting Syrië, Cyprus, Griekenland en Israël. Erdogan wordt met fluwelen handschoentjes aangepakt. Dat de Europese Unie zo meegaand is en Turkije niet op de vingers tikt komt door de vluchtelingendeal. De Europese leiders zijn doodsbenauwd dat Turkije de grenzen openzet, met een nieuwe vluchtelingencrisis als gevolg. Daarom doet de Europese Unie nu haar democratische waarden in de uitverkoop. Het is een bewijs van onvermogen.’

Maar is er nog hoop, voor een democratischer Turkije? ‘Op de middellange termijn zie ik de toekomst somber in’, antwoordt Baydar. ‘Erdogan zal er alles aan doen om aan de macht te blijven. Een scenario is dat hij de CHP of een andere partij probeert te verleiden om in een regering van nationale eenheid te stappen. Of hij creëert weer een nieuwe crisis, die als bliksemafleider fungeert en als gevolg heeft dat de natie weer achter hem gaat staan. Erdogan zal in ieder geval niet softer zijn richting de oppositie. Zijn tegenstanders zullen namelijk elke zwakte aangrijpen om zelf sterker te worden. Erdogan weet dat.’

Jongerden: ‘Erdogan heeft in Turkije onder zijn aanhangers inmiddels de statuur gekregen van de plaatsvervanger van God op aarde. Hij is echt niet van plan om te vertrekken en zal vermoedelijk nog heel lang de touwtjes stevig in handen hebben. Er komt geen machtswisseling zoals vroeger. Erdogan gaat straks niet schilderen in zijn buitenhuis. Hij heeft te veel vijanden gemaakt en is bang dat de macht die hij nu heeft bij een eventueel vertrek door een opvolger tegen hem zal worden gebruikt. Om dit te voorkomen moet hij aan de macht blijven. Dat is het nadeel van het dictatorschap, je kan niet met pensioen.’

Waarom kwam Denk niet in de Senaat?

0
Het verkiezingsresultaat van Denk bij de Provinciale Statenverkiezingen van 20 maart viel nogal tegen. Selcuk Öztürk wordt geen senator.

De Provinciale Statenverkiezingen kende nogal wat verliezers, maar het was Denk dat zich ontpopte tot de teleurstelling van de verkiezingsavond. Tweede Kamerlid Selcuk Öztürk, door de partij op het schild geheven als lijsttrekker voor de Eerste Kamer, mikte aanvankelijk nog op twee Senaatszetels. Waar dat op de verkiezingsavond slechts één leek te worden, bleken dat er de volgende ochtend nul te zijn.

Opmerkelijk, want Denk kon in de peilingen steeds op een tot twee Senaatszetels rekenen. Ook lijkt de partij goed georganiseerd en bleek haar achterban tijdens de gemeenteraadsverkiezingen zeer loyaal. Wat ging er deze Statenverkiezingen mis bij Denk? De Kanttekening sprak hierover electoraal geograaf Josse de Voogd, politicoloog André Krouwel, de Friese Denk-stemmer Marrit en bestuurder en publicist Dave Ensberg-Kleijkers uit Brabant.

Achtergebleven

Op de dag na de verkiezingen verwees Tunahan Kuzu naar de lage opkomst onder zijn achterban. ‘De motivatie om te gaan stemmen voor de Provinciale Staten is wat achtergebleven,’ concludeerde hij. Maar in Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland deed Denk het zo onaardig nog niet. In  elk van die provincies scoorde Denk één zetel.

Electoraal geograaf Josse de Voogd kan goed verklaren hoe dat komt. Hij bracht minutieus in kaart waar de stemmers van alle partijen wonen, en vertelt dat de winst voor Denk vooral van specifieke delen binnen steden uit de Randstad afhangt. ‘Denk piekt in buurten waar veel mensen met een moslimachtergrond wonen, zoals de Schilderwijk in Den Haag en Osdorp in Amsterdam. Maar ook in een kleine stad als Leerdam, waar veel migranten in de jaren zestig naartoe trokken om daar in de glasfabriek te werken, scoort Denk relatief hoog.’

De data van De Voogd stroken met de bevindingen van VU-politicoloog André Krouwel, die onderzoek heeft gedaan naar de mensen die op Denk stemmen. Hij kan het beeld van Denk als ‘migrantenpartij’ bevestigen. ‘Denk-stemmers zijn voor het grootste deel moslims uit de tweede en derde migrantengeneratie. Ze hebben met name met een Turkse achtergrond’, zo analyseert hij. ‘Maar ook onder Marokkaans-Nederlandse moslims is Denk populair.’

‘Second order’-verkiezingen

Denk scoorde dan wel redelijk in de Randstad en Flevoland, toch viel het resultaat landelijk gezien wat tegen. Bij de landelijke verkiezingen van maart 2017 haalde Denk nog twee procent van de stemmen. Maar bij de Statenverkiezingen was dat slechts 1,7 procent. Waar ligt dat aan? André Krouwel heeft onderzoek gedaan naar de verschillende redenen dat mensen niet stemmen. Hij noemt dat de achterban van de partij traditioneel weinig opheeft met de Provinciale Statenverkiezingen.

Krouwel legt uit: ‘De Statenverkiezingen worden gezien als ‘second-order’-verkiezingen, ze doen er in de beeldvorming minder toe dan de Tweede Kamerverkiezingen. De opkomst is daardoor altijd laag. Dit geldt in principe voor alle groepen, maar nog sterker voor de kiezersgroep waar Denk uit put. De eerste en tweede generatie migranten heeft een minder dan gemiddeld besef van waar de Statenverkiezingen überhaupt over gaan. Dit kennisgebrek is een belangrijke oorzaak van het niet-stemmen.’  

Daar blijft het niet bij. Volgens Krouwel speelt er nog een reden mee dat Denk-kiezers het bij de Provinciale Statenverkiezingen relatief vaak laten afweten. ‘Nieuwe Nederlanders voelen zich vaker machteloos over de politiek, omdat zij vaak lager op de sociale ladder staan, een lager opleidingsniveau hebben en economisch kwetsbaarder zijn. Ze Denken vaak: ‘Wat doet onze stem er toe?’ Onder dit type stemmer, dat onder de migrantenachterban van Denk veel voorkomt, zien we een relatief lage opkomst bij ‘second-order’-verkiezingen.’

Taskforce Antillianen

Marrit (achternaam bij de redactie bekend) heeft zich op latere leeftijd tot de islam bekeerd en woont in Leeuwarden. Ze herkent deze afkeer van de politiek in haar gemeenschap. Ook zij merkt dat onder moslims de behoefte om te stemmen minder groot is. ‘We zijn murw geslagen. Door twintig jaar aan moslimhaat, het opkomende racisme sinds Pim Fortuyn, de verloochening van linkse principes door de linkse partijen. Moslims en mensen van kleur hebben het gevoel dat de politiek er niet voor hen is, dat politici tégen hen zijn.’

Marrit geeft een tekenend voorbeeld. Vorig jaar ontdekte ze dat het collegebestuur in Leeuwarden 120.000 euro heeft uitgegeven aan een ‘Taskforce Antillianen’. Dit plan houdt onder andere in dat de gemeente actief aanstuurt op remigratie van Antilliaanse Nederlanders. ‘Een inhumaan en racistisch plan’, ageert ze. ‘En wat bleek? Zelfs GroenLinks Leeuwarden blijkt dat te hebben gesteund.’ Volgens Marrit bevestigde dit wat veel biculturele Nederlanders al langer denken: ‘Politici zien ons niet als gelijkwaardig. Als het even kon, dan zouden ze ons liever weg uit Nederland hebben.’

De Leeuwardense Marrit is actief in haar lokale moskeegemeenschap, en laat ook daarbuiten haar stem horen. Als anti-racismeactivist is ze veelvuldig te vinden bij demonstraties op straat en in stevige discussies op twitter. Haar stem ging naar Denk, de enige partij in Friesland die ze bij haar strijd voor inclusie en acceptatie vond passen. Het mocht niet baten: ook in Friesland haalde Denk nul zetels.

Van de Friese Denk-campagne heeft Marrit niet zoveel gemerkt. Zo is ze op straat geen Denk-flyeraars tegengekomen. Maar, nuanceert ze, dat geldt voor elke partij. We zouden het verlies van Denk eerder moeten zoeken in de Friese demografie en stemcultuur. ‘Friesland is nu eenmaal een erg witte provincie met loyale achterbannen. GroenLinks wordt hier al als extreem-links gezien. Een partij als Denk, die veel krachtiger stelling neemt tegen racisme en uitsluiting, wordt hier totaal niet geaccepteerd.’

Exponent van polarisatie

Dave Ensberg-Kleijkers woont in Tilburg en is bestuurder van diverse stichtingen. Ook is hij publicist en auteur van het boek Bezielde beschaving, waarin hij verslag doet van hoe hij met zijn ouders Suriname ontvluchtte en na een moeilijke jeugd zijn plek wist te vinden. Ensberg-Kleijkers ziet net als Marrit dat Denk niet wordt geaccepteerd in de provincie. De reden? De Brabanders halen gewoonweg hun neus op voor de activistische toon die de partij aanslaat.

‘Het is een partij van schreeuwers. Via filmpjes op social media zet Denk bi-culturele Kamerleden van andere partijen, zoals Kamervoorzitter Khadija Arib, in een kwaad daglicht. Denk zegt dan wel de verruwing en verharding in de samenleving tegen te gaan, maar is zelf een exponent van die polarisatie.’ Is het dan toch de befaamde Brabantse gemoedelijkheid die Denk niet weet aan te voelen? Ensberg-Kleijkers denkt van wel. ‘Hier kiezen we liever voor de verbinding dan voor de keiharde confrontatiestrategie van de partij. Of inwoners hier nu bicultureel zijn of niet, dat maakt niet eens zoveel uit.’

Ensberg-Kleijkers is actief CDA-lid en volgde de Brabantse Statenverkiezingen op de voet. Hij zag dat de organisatie van Denk te wensen overliet. ‘De partij heeft hier bijvoorbeeld geen bestuur en weinig vrijwilligers. De mensen hier weten ook niet waar Denk voor staan, de partij is hier niet geworteld.’ Een verklaring voor deze onervarenheid heeft Ensberg-Kleijkers wel. ‘De partij was de vorige verkiezingen vooral aanwezig in de grote steden. In de rest van het land moest ze een nieuwe organisatie opbouwen. Dat gaat, zeker voor een relatief kleine partij als Denk, niet van de een op de andere dag.’

Marrit zag dat ook in Friesland de Denk-campagne allesbehalve gestroomlijnd verliep. De kandidaten werden daar pas in februari bekend gemaakt. Op de lijst staan slechts twee personen, die bovendien allebei niet in Friesland wonen. ‘Denk is een nieuwe partij in Friesland’, verklaart Marrit. ‘Het was blijkbaar moeilijk om kandidaten te vinden.’ Daarnaast kan Marrit zich voorstellen dat moslims en mensen van kleur in Friesland veel weerstand voelen om zich kandidaat te stellen. ‘Je wordt hier vaak al raar aangekeken als je met een hoofddoek om loopt’, weet ze uit eigen ervaring. Op straat wordt ze regelmatig uitgescholden. Ook heeft ze wel eens bedreigingen ontvangen. ‘Het klimaat in Friesland is onveilig voor moslims en mensen van kleur. Laat staan dat je je dan ook nog eens openlijk kandidaat stelt voor een partij die racisme en uitsluiting juist aankaart.’

Regionale factoren

De ervaringen van Marrit en Dave Ensberg-Kleijkers duiden erop dat de geringe slagingskans van de partij in de provincie een uiting is van specifieke regionale factoren. Maar één probleem was voor Denk in alle provincies precies hetzelfde, constateert André Krouwel: ‘De thema’s van Denk sluiten niet aan bij de provincie.’ Krouwel ziet dat de partij niet scoort op kenmerkende Statenthema’s als energie, wegenbeleid en woningbouw. ‘Racisme en ongelijkheid, dat zijn de zaken waar Denk een helder profiel op heeft. Alleen gaat het takenpakket van de Pronviciale Staten daar nauwelijks over.’ Ensberg-Kleijkers vult aan: ‘Hier in Brabant speelden bijvoorbeeld megastallen en vervoer een grote rol. Wat Denk vindt over die thema’s? Niemand weet het.’

De provinciale thema’s pasten dus niet bij de partij. Maar landelijke politici en onderwerpen spelen toch ook een grote rol in de campagne? Dat is waar, stelt Krouwel. Hij stelt vast dat de campagne van begin af aan gedomineerd door het klimaatakkoord. Met name de klimaatsceptische Thierry Baudet leek daar garen bij te spinnen, maar voor Denk was het klimaatthema juist een nadeel. ‘In het klimaatdebat is Denk totaal onzichtbaar. Het klimaat vormt voor de potentiële Denk-achterban ook minder een trigger om daadwerkelijk op die partij te gaan stemmen.’ En identiteit, het thema waar de partij het bij uitstek van moet hebben? ‘Dat onderwerp sneeuwde compleet onder. Pas in de week van de verkiezingen, na de verschrikkelijke gebeurtenissen in Utrecht, trad het identiteits- en immigratiethema weer naar de voorgrond.’

Botte pech

Eén verklarende factor voor het falen van Denk is tot nu toe onbenoemd gebleven: botte pech. Josse de Voogd rekent voor dat de 1,7 procent van de stemmen die de partij heeft gehaald goed is voor ruim één van de vijfenzeventig Senaatszetels. In theorie althans. ‘De Eerste Kamer kent echter een getrapt systeem’, zo legt De Voogd uit, ‘waarin de Statenleden de Eerste Kamer kiezen. Dit werkt zwaar in het nadeel van de partij.’

‘Als je puur kijkt naar het landelijke aantal stemmen, dan verdient Denk die Senaatszetel. Maar de vier  Statenleden die de partij straks krijgt, die hebben te weinig gewicht om een Denk-senator te kunnen kiezen. De partij heeft dan wel stemmen gehaald in andere provincies, maar die kun je als verloren beschouwen.’ Daarbij had Denk het ongeluk dat binnen de provincies waar zij wél een zetel hebben gehaald alsnog veel stemmen niets waard waren. De Voogd geeft een voorbeeld: ‘Neem Zuid-Holland. De partij haalde daar omgerekend anderhalve Statenzetel. Een derde van de stemmen op Denk in die provincie droeg dus niets bij aan het resultaat.’

En stel dat Denk toch die tweede Zuid-Hollandse zetel had bemachtigd? Dan was het wellicht nét gelukt om in de Eerste Kamer te komen, zo leert navraag bij de Kiesraad. Maar dit is wijsheid achteraf. Denk doet er in het vervolg verstandiger aan vol in te zetten op de Randstad. De provincie kan de partij voorlopig beter links laten liggen.

‘Herineringen aan chauka laten je niet los’

0
Wat je moet weten voor je de film Chauka, please tell us the time ziet.

Twee mannen maakten een documentaire over een detentiecentrum op het eiland Manus. Schrijver Behrouz Boochani, die niets afwist van het regiewerk, draaide hem met zijn smartphone. Filmmaker Arash Kamali Sarvestani gaf de instructies vanuit Nederland en zette de film in elkaar. Welke moeilijkheden kwamen ze allemaal tegen?

Filmmaker Arash Kamali Sarvestani en schrijver en journalist Behrouz Boochani hadden twee dingen gemeenschappelijk voor ze aan hun film begonnen. De taal en de favoriete regisseur: Iraanse filmicoon Abbas Kiarostami. Voor de rest gaapte er een kloof tussen hen: dertienduizend kilometer afstand en tien uur tijdsverschil.

Kamali Sarvestani verhuisde tien jaar geleden uit Iran naar Nederland. Hij had er genoeg van om in zijn geboorteland voortdurend te horen hoe hij films moest maken. Sinds 2015 liep hij met een idee om een documentaire over het Australische detentiecentrum op Nauru te maken. ‘Ik heb gehoord dat er veel kinderen verbleven. En ik vroeg me af hoe het voor hen was om de oceaan met een boot over te steken. Wat dachten ze over het detentiecentrum? Zagen ze het als een gevangenis of een soort spel? Nu weet ik hoe verschrikkelijk het verblijf in zulke plekken voor kinderen eigenlijk is. Maar toentertijd was ik het nog maar net aan het onderzoeken.’

Omdat hij geen toestemming kreeg om op het eiland te filmen, probeerde hij een vluchteling over te halen om de families te interviewen. ‘Maar de gedetineerden wilden hun families en hun vluchtelingenstatus niet in gevaar brengen.’

In 2016 kwam hij artikelen van Behrouz Boochani in The Guardian (een Brits dagblad, red.) tegen. Journalist en schrijver Boochani vluchtte in 2013 uit Iran waar hij voor een pro-Koerdische blad werkte. Hij wilde Australië bereiken, maar werd tegengehouden door de Australische kunstwacht. Hij verblijft nu al zes jaar in een detentiecentrum op het eiland Manus, driehonderdvijftig kilometer van de kust van Papoea-Nieuw-Guinea. Daar houdt Australië mannen vast die het land met een boot proberen te bereiken.

Repressief systeem
‘Vanaf de eerste dag hier in de Manus-gevangenis, zodra ik binnenkwam, wilde ik dat mensen over deze plek horen’, schreef Boochani in 2017. Hij zag onmiddellijk in dat het om een repressief systeem gaat dat als enig doel heeft mensen te criminaliseren en hun leven te verwoesten. ‘Ons enige misdaad is dat we veiligheid zoeken’, vertelt hij via WhatsApp. ‘Australië is het slechtste land ter wereld als het om het behandelen van vluchtelingen gaat. Want hoe kan je onschuldige mensen jaren in onzekerheid houden? Hoe kan je kinderen opsluiten en families scheiden? Je kunt mensen toch niet naar een afgelegen eiland verbannen, ze zes jaar lang vasthouden en desalniettemin beweren dat je de mensenrechten respecteert?’

In 2014 naaiden vier bewoners van het detentiecentrum op Manus uit protest hun lippen dicht. The Guardian publiceerde toen een brief, geschreven door de ‘vergeten mannen van Manus’. Ze vertelden hoe ze met vijftig personen in een verstikkende kamer in de tropische hitte gepropt zaten. ‘Maar het ergste is het gedrag van de meeste mensen die hier werken. Ze behandelen ons alsof we slaven waren.’ In die tijd was Hamid Kehazei al overleden ten gevolge van een infectie. Twee jaar later stak Omid Masoumali zichzelf in brand, toen hij vernam dat hij nog tien jaar in Nauru zou moeten blijven.

Tegen de klok in
Het detentiecentrum op Manus, waar Boochani sinds 2013 verbleef, werd in 2016 als illegaal en in strijd met de grondwet verklaard door het Hooggerechtshof van Papoea-Nieuw-Guinea. Boochani en Kamali Sarvestani moesten zich haasten om een verslag voor de volgende generaties te maken. De film werd een poëtisch maar sterk politiek getint relaas van de laatste maanden van Manus Prison, zoals Boochani de plek van zijn ballingschap zelf noemt.

Boochani moest uiterst voorzichtig zijn tijdens het draaien van de documentaire. Zijn eerste telefoon, die hij tegen vijftig sigaretten en kleren ruilde, werd in beslag genomen. In het begin wisten de makers nog niet waar de film nou over moest gaan. ‘Je komt zo veel verhalen tegen in een plek zoals Manus Prison, maar als je een beetje over alles vertelt dan vertel je uiteindelijk niets’, geeft de regisseur toe.

Chauka
Na twee maanden intensief brainstormen kwamen ze uiteindelijk uit op chauka, een inheemse vogel die endemisch is voor Manus. ‘De vogelzang was altijd goed te horen wanneer Behrouz me in de vroege ochtend opbelde. Het is een heel speciale vogel. Op een eiland driehonderd meter verderop vind je de vogel al niet.’ Chauka groeide uit tot een symbool van de Manus-identiteit en moraliteit, schrijft Michelle Nayahamiu Rooney in haar memorabele essay Chauka, where are you. De vogel is zelfs op de vlag van Manus te zien. Het beestje is tegelijkertijd een gids, een tijdwaarnemer en een waarschuwende stem: het wekt mensen op en geeft een signaal wanneer de rusttijd aanbreekt. In de film wordt de vogel ook de stem van vrijheid: de stem van de gedetineerde die de waarheid over het Manus-detentiecentrum verspreidt.

‘Toen Behrouz me vertelde dat de naam chauka ook door de Australische bewakers wordt gebruikt om kerkers te benoemen, wist ik dat chauka de focus van de film moest worden. Zo vertellen we het complete verhaal van Manus – een pittoreske plaats die een scène van folteringen wordt.’ Volgens Sarvestani is het geen toeval dat de bewakers een belangrijk element van de inheemse cultuur respectloos behandelen. De oorspronkelijke volkeren worden in Australië nog steeds gediscrimineerd. ‘Tegen vluchtelingen wordt er zelfs gezegd dat de mensen uit Manus kannibalen zijn.’ De bewoners van Manus worden vervolgens weer wijs gemaakt dat ze met terroristen zitten opgeschept.

Geruchten
‘Populistische politici en de media schilderen ons af als gevaarlijke misdadigers die het land proberen binnen te dringen’, vertelt Boochani. ‘Ze verspreiden geruchten dat we allemaal voor overlast zullen zorgen. Zo zaai je haat tegen vluchtelingen. Zo worden mensen bang van andere mensen, die hun landen verlaten vanwege discriminatie, oorlog of vervolging.’ Kamali Sarvestani vult aan: ‘Als crimineel word je tenminste berecht en je belandt bijvoorbeeld voor drie jaar in de cel. De vluchtelingen op Manus weten niet hoe lang ze op het eiland zullen worden vastgehouden. Ze willen er trouwens helemaal niet zijn. Ze worden gefolterd met het idee dat ze daar misschien de rest van hun leven zouden moeten doorbrengen.’ Dit maakt het detentiecentrum erger dan een gevangenis, merkt Boochani. ‘In een gevangenis wordt je niet gedwongen om wreed te zijn tegen andere mensen om te overleven. Hier wel. Mensen worden bewust tegen elkaar opgestookt.’

In de kerkers verliezen gedetineerden het besef van tijd. Daarom vragen ze vriendelijk aan chauka om hen de tijd te wijzen. Kamali Sarvestani valt even stil. ‘Ik ben totaal niet gelovig, maar ik voelde chauka’s aanwezigheid tijdens het maken van de film. Het was alsof ondefinieerbare energie ons vooruit hielp.’

Boochani won eind januari de Victorian Prize for Literature, de hoogste Australische literaire prijs, voor zijn debuut over het leven in Manus Prison. Hij is van plan om verhalen te blijven vertellen. ‘Ik wil dat mensen wereldwijd op de hoogte zijn van de misstanden in Australische detentiecentra. Mijn boodschap voor Europeanen is: volg het voorbeeld van Australië niet. Als jullie het wel doen, dan gaan jullie mensen alleen maar vernederen, in plaats van de vluchtelingenkwestie op te lossen.’

Chauka, please tell us the time’ is op 22 maart op NPO2 Plus te zien. Het is ook mogelijk om de film op Vimeo on demand te bekijken.

Wij zijn geen goden

0

Kort na de moordaanslag in een tram in Utrecht, waarbij drie mensen om het leven kwamen, sloegen de meeste liveblogs en talkshows in een ‘duidende’ modus. Er werd meteen gespeculeerd over een ‘terroristisch motief’ en terrorismedeskundige Beatrice de Graaf mocht weer bij De Wereld Draait Door aanschuiven. Geert Wilders en Thierry Baudet probeerden een politieke munt uit de tragedie te slaan. Volgens hen verkeerde Nederland in een crisis als gevolg van de ‘massa-immigratie’.

Het zal vast een probleem van iedere ‘ontwikkelde’ samenleving zijn, maar het valt mij op dat wij in Nederland het rouwen hebben verleerd. Dat is niet verrassend, als je bedenkt dat Nederlanders zich ontwikkelen naar de ‘Homo Deus’, naar het gelijknamige boek van de Israëlische historicus Yuval Noah Harari. Nederlanders zijn zich steeds meer als goden gaan gedragen. Als er een ramp plaatsvindt zoeken ze niet naar een natuurlijke verklaring, nee, ze zijn op zoek naar hiaten in het systeem.

Niet zo heel lang geleden leefden we in een tijd waarin het van jou, als burger, niet werd verwacht om een maatschappelijke crisis ‘live’ te volgen. Neem de terroristische aanval op het World Trade Center in New York of de moord op Pim Fortuyn. Je kreeg weliswaar de beelden op de televisie al snel te zien, maar dan moest je thuis zijn of op een plek waar een tv aan de muur hing. Niettemin ging je gewoon door met het werk waarmee je bezig was. Als je nog verder terug in te tijd gaat, voor het televisietijdperk, dan duurde het nog minstens twaalf uur voordat je de beelden van een incident in jouw krant zag, de volgende dag. Wat een verschil met vandaag de dag, waar het NOS een kwartier na het incident een live-uitzending begint, dat ook op Facebook te zien is. Het is anno 2019 heel anders, omdat alle kranten van het land nu een ‘liveblog’ bijhouden.

Door deze information overload word je als burger zelf een commentator van het nieuws. Vanuit jouw computerscherm of smartphone zie je hoe het nieuws zich ontwikkelt en nieuwe feiten naar boven komen. Je volgt al deze informatie live, omdat je gelooft dat dit jouw burgerlijke plicht is. Want anders mis je de boot en begrijp je het gesprek van de dag niet op Twitter en bij de koffieautomaat. Daarenboven leven wij in een land dat meningen heilig heeft verklaard, dus je moet op de hoogte zijn van dingen om zelf een eigen mening te ontwikkelen. Over hoe politici op het incident reageren bijvoorbeeld.

Op hun beurt moeten politici zo snel mogelijk reageren, omdat ze weten dat de burgers al live de informatie van de media consumeren. Dus komen de burgemeester, de minister-president en minister van Justitie en Veiligheid aan het woord. Dus wordt er gesproken over ‘een aanslag’ en wordt een terroristische motief ‘niet uitgesloten’. Net als de media zijn de politieke verantwoordelijken misschien te voorbarig met hun reactie over de ware toedracht van de crisis, maar ze moeten zo snel mogelijk spreken, omdat ze denken dat de ‘mondige’ burger van hen verwacht dat ze uitleggen wat er precies aan de hand is.

En dat verklaart de paradox waarin we verkeren. Wij zijn enerzijds goed geworden in het snel verspreiden van informatie, maar de kwaliteit van die informatie neemt af. Twintig jaar geleden verspreidden verslaggevers en politici pas informatie nadat ze alle feiten op tafel hadden, nu kunnen ze jou al binnen een kwartier vertellen wat er is gebeurd – maar dan wel zonder context.

Er is een simpele menselijke regel: we blijken pas goed te kunnen snappen wat er gebeurt als we de tijd nemen om er rustig over na te denken. We kunnen de wereld om ons heen pas echt doorgronden als wij ons bezinnen. En precies dat is wat er nu ontbreekt in Nederland. In plaats van samen te bidden en samen te rouwen verspreiden wij onvolledige informatie en proberen we conclusies te trekken, zonder te weten wat er precies gebeurd is. Dit doen we omdat we te bang zijn om toe geven dat we niet alles snappen. En dat doen we omdat we te bang zijn om onze imperfectie in te zien en te erkennen dat wij geen goden zijn, hoe graag we dat ook zouden willen zijn.

Botsende emancipatiestrategieën

0
Worden nieuwe Nederlanders met een andere mening over de multiculturele samenleving, racisme en islam monddood gemaakt? Of wordt het racisme in de samenleving dankzij politici en opiniemakers als Sunita Biharie juist versterkt?

Het Apeldoornse SP-raadslid Sunita Biharie kreeg een heuse twitterstorm over zich heen, nadat zij een artikel promootte dat gepubliceerd was op de rechtse opiniewebsite The Post Online. In het gewraakte stuk werd beweerd dat Denk en Bij1, partijen die zeggen te ageren tegen discriminatie, zelf aan het discrimineren zijn. Denk-leider Tunahan Kuzu maakt immers een onderscheid tussen ‘goede’ en ‘foute’ Turken en Sylvana Simons en Bij1 zijn erg bezig met de huidskleur van mensen. Biharie, die zelf van Surinaams-Hindoestaanse afkomst is, werd door Denk- en Bij1-aanhangers hard bekritiseerd en ze zou voor ‘huisslaaf’ zijn uitgemaakt, die buigt voor haar ‘witte’ meesters. Een deel van de tweets is echter vrij gauw weer verwijderd, zodat het lastig is om na te gaan wat er precies is gezegd.

Naar aanleiding van de ophef kreeg Biharie een podium in De Telegraaf, waar Wierd Duk de twitterstorm als ‘intimidatie’ omschreef. Voor haar criticasters was het feit dat Biharie zich liet interviewen door Duk echter hét bewijs dat ze niet deugde, omdat de Telegraaf-journalist in hun ogen een racist en extreemrechts is.

Hoe moeten we de ophef over Sunita Biharie duiden? Worden nieuwe Nederlanders met een andere mening over de multiculturele samenleving, racisme en islam monddood gemaakt? Of wordt het racisme in de samenleving dankzij politici en opiniemakers als Sunita Biharie juist versterkt? De Kanttekening sprak over dit hete hangijzer met opiniemaker ‘van kleur’ Chris Dorsman, Bij1-partijvoorzitter Lennon Fokkens en de Leidse historica Larissa Schulte Nordholt, die bezig is met een proefschrift over de historiografie van de geschiedenis van Afrika.

Recht van spreken

‘Wat er nu gaande is, is dat er partijpolitiek gevoerd wordt onder de paraplu van identiteitspolitiek’, stelt Chris Dorsman, die regelmatig opiniestukken schrijft voor de websites Jalta en Joop. ‘Het gaat niet om de emancipatiestrijd, identiteitspolitiek dus, maar om partijpolitiek. De pijlen van Bij1 zijn vooral gericht op de SP, omdat deze partij weliswaar links is, maar ten aanzien van de multiculturele samenleving hele andere standpunten verkondigt. Voor de SP immers staan niet sociaal-culturele verschillen maar sociaal-economische verschillen centraal, in tegenstelling tot Bij1 en Denk.’

De vrijheid van meningsuiting is heel belangrijk voor Dorsman. ‘Hoewel ik Bij1 ergens wel begrijp sta ik meer aan de kant van Sunita Biharie: ik ben honderd procent voor de strijd voor meer gelijkwaardigheid, maar ik ben tegelijkertijd tegen dogmatisch denken en voor het voeren van de dialoog waarin de problematiek wordt benoemd en waarin de verbinding centraal staat. Het werkt niet als je iedereen die een andere mening verkondigt uitmaakt voor racist, fascist, huisslaaf enzovoort.’ Dorsman vindt daarom dat Biharie recht van spreken heeft. ‘Ze mag gewoon kritiek hebben op Bij1. Dat ze vervolgens voor ‘huisslaaf’ wordt uitgemaakt is best erg. Dat is een poging om mensen met andere meningen monddood te maken.  Zulke termen zie je in normale discussies eigenlijk nooit. Dit soort taal wordt vooral gebezigd door mensen van Bij1 en Denk, met regelmatig als doel anderen het zwijgen op te leggen.’

‘Andere partijen bezigen deze taal trouwens ook soms’, vult Dorsman aan. ‘In een debat met Henk Otten, de lijsttrekker voor de Eerste Kamerverkiezingen van het Forum voor Democratie, begon PvdA-politica Mei Li Vos opeens ‘mansplaining’ te roepen. Nu kun en mag en moet je misschien zelfs het heel erg met Otten oneens zijn, maar deze persoonlijke aanval van Vos sloeg echt helemaal nergens op. Op die manier een opponent het zwijgen op te leggen is schadelijk voor de politiek en voor de emancipatiestrijd van vrouwen.’

Bewustwording

Bij1-voorzitter Lennon Fokkens heeft een wat andere kijk op de zaken. ‘Op sociale media gaat het er inderdaad heel heftig aan toe, ook met die twitterstorm rond Sunita Biharie. Ik noem mensen nooit ‘Uncle Tom’ of ‘huisslaaf’. Maar ik snap wel dat mensen dat zeggen.’ Volgens Fokkens moeten we de discussie zien in het licht van de nasleep van het kolonialisme. ‘Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van Sunita Biharie en ik begrijp heel goed dat ze schrok van de twitterstorm, maar haar visie op racisme is pertinent onjuist. Ze staat net als veel witte mensen voor kleurenblindheid. Die positie is echter naïef. Hiermee ontken je immers het bestaande racisme.’

Witte mensen negeren de geschiedenis van honderden jaren raciale ongelijkheid, aldus Fokkens. ‘Ze willen veel dingen niet als racisme zien en beginnen dan over kleurenblindheid. Tegelijkertijd voelen ze zich wel gekwetst als ze wit worden genoemd en noemen ons dan de echte racisten. Dat noem ik het omdraaien van feiten.’ Sunita Biharie doet aan dit discours mee. ‘Ze lijkt de elephant in the room niet te willen zien. Er is nog steeds heel veel racisme in Nederland. Lees de online-reacties maar op het interview met haar in De Telegraaf. Daar hebben mensen het over ‘ze’, de ‘niet-witte Nederlanders’. Alsof wij er niet bij horen.’ Het leed van mensen van kleur, die elke dag met racisme te maken hebben, wordt volgens Fokkens gebagatelliseerd. ‘Ik word echt boos als witte mensen zeggen dat Sylvana Simons zich aanstelt. Ze weten dan echt niet waar ze het over hebben.’

Heel belangrijk voor Fokkens is het proces van bewustwording. ‘Vroeger dacht ik: ik heb geen last van Zwarte Piet, dus dan valt het wel mee. Ik ben mij pas later bewust geworden van het feit dat Zwarte Piet racisme is. Nu kan ik het mij ook niet meer anders voorstellen. Dit geldt trouwens voor heel veel mensen bij Bij1. Dat we ons pas later bewust zijn geworden van racisme.’ Bij1 staat volgens Fokkens voor inclusiviteit voor iedereen. ‘We zijn niet een Randstadpartij, dat is een frame van De Telegraaf. We zijn voor mensen in de provincie. Voor de Groningers die last hebben van de aardbevingen als gevolg van de gasboringen. En die niets van de gasbaten terugzien, omdat al dat geld naar Den Haag gaat.’

Bij1 is volgens Fokkens ook voor diversiteit van ideeën, maar dit heeft wel duidelijke grenzen. ‘De mensenrechten mogen niet ter discussie staan. Ik gebruik heel zelden de typering fascistisch, maar dit is wel het beste begrip om de foute ideologie van het Forum voor Democratie te omschrijven. We moeten niet willen discussiëren over de vraag of zwarte mensen een lager IQ hebben, een debat dat door FvD-kandidaat voor de Amsterdamse gemeenteraad Yernaz Ramautarsing werd aangezwengeld. Of dat homoseksuelen een samenleving dommer zouden maken. Mensen kunnen een debat meeluisteren. Het gaat over je medemensen. Onze buren, onze vrienden.’

Twee extremen

Volgens historica Larissa Schulte Nordholt, die de discussie tussen Sunita Biharie en haar activistische criticasters van een afstandje bekijkt, gaat het hier om ‘een klassieke botsing tussen verschillende emancipatie strategieën’. Ze legt uit: ‘Enerzijds de wil om te assimileren en zo veel mogelijk weg te bewegen van een beroep op de eigen speciale identiteit en anderzijds de houding van hard verzet en beroep op eigen rechten en identiteit, waarbij dikwijls wordt verwezen naar de hypocrisie van de maatschappij. Aanpassen aan het systeem versus omverwerpen van het systeem. En dan bedoel ik dit heel schematisch, want natuurlijk past geen van beide partijen precies in dat plaatje. Ten slotte speelt partijpolitiek, Bij1 versus de SP, in deze discussie natuurlijk ook nog een grote rol.’

Dorsman herkent zich deels in de analyse van Schulte Nordholt. ‘Dat over partijpolitiek noemde ik al, maar ik heb ook het idee dat er in het huidige maatschappelijke klimaat in extremen wordt gedacht. Er zijn twee posities. Of je onderwerpt je aan het systeem, je cijfert jezelf weg en je doet ‘gezellig’ mee. Of je slaat het pad in van de confrontatie, wat Bij1 doet, en strijdt voor radicale gelijkwaardigheid. Een middenweg is er nu nauwelijks.’ Wel heeft Dorsman moeite met het begrip ‘assimileren’, wat het verloochenen van de eigen identiteit impliceert. ‘Daar is Sunita helemaal niet voor.’ Voorts benadrukt Dorsman de wijze waarop Biharie door Bij1-activisten werd aangevallen op Twitter: ‘Ik vind het schandelijk hoe ze Sunita hebben aangevallen. Ze is helemaal geen racist, maar werd wel meteen in die hoek geduwd. Ik vind dat de partij Bij1 hier krachtig afstand van moet nemen.’

Dogmatisch denken en het monddood maken van ideologische tegenstanders vindt Dorsman dus verkeerd. Maar mag je dan nog wel kritiek leveren op Sunita Biharie, Fidan Ekiz, Shirin Musa en andere nieuwe Nederlanders, die als ‘rechts’ bekendstaan? Hebben Bij1 en Denk misschien niet een beetje gelijk, dat Biharie cum suis zich voor het karretje van de populisten en xenofoben laten spannen? Volgens Dorsman hangt echt alles af van de context. ‘Ik heb er bijvoorbeeld zelf helemaal geen moeite mee als televisieprogramma De Nieuwe Maan Jan Roos of Edwin Wagensveld van Pegida uitnodigt. Maar ze moeten dan wel echt kritisch bevraagd worden, zodat de kijker kan zien welke argumenten er worden gebruikt. En wat voor onzin Roos, Wagensveld enzovoort verkondigen. Ik ben niet voor onkritische interviews.’

Biharie kreeg ook veel kritiek omdat ze zich liet interviewen door Wierd Duk, een journalist die in linkse kringen zeer omstreden is. Wat vindt Dorsman hier eigenlijk van? Moet je rechtse media als De Telegraaf, The Post Online enzovoort mijden als ‘persoon van kleur’ die strijd voor sociale rechtvaardigheid? ‘Dat is een lastige vraag. Even voor de duidelijkheid, ik ben geen fan van The Post Online. Gelukkig prees Biharie geen column op De Dagelijkse Standaard aan, haha. Maar ik vind, het is aan de mensen zelf om te beslissen door welke media ze zich laten interviewen. Daarnaast is het aan de lezer om dit goed of fout te vinden. Je moet jezelf echter wel telkens de hamvraag stellen: ‘Welk publiek wil ik graag bereiken met mijn boodschap? En hoe komt dit bij anderen over? En gelukkig is dat de vrijheid die wij als opiniemakers hebben in onze samenleving. En juist dat moeten wij goed bewaken en koesteren.’

Bahá’í leert de jongeren nobel te zijn

0
Elke week komt een groep jongeren aan de rand van Utrecht samen om te werken. Aan zichzelf én aan de buurt, volgens de principes van een van Nederlands kleinste religies. ‘Helpen kan op allerlei manieren, van heel klein tot heel groot.’

Heel inspirerend is het niet, de omgeving waar de kring het gebed inzet. Het buurthuis ligt aan de rand van Utrecht, in de wijk Overvecht, met aan de ene kant een muur aan grijze galerijflats en aan de andere kant een onophoudelijk gezoem van de auto’s op de provincieweg. Grijstinten domineren het interieur, dat  nog het meest weg heeft van een klaslokaal. De kinderen in de geïmproviseerde kring zijn onrustig. ‘Ik heb hóóónger’, klaagt een meisje met langgerekte stem, een pestjongetje tikt constant op het raam, een baby loopt rond en pruttelt aan één stuk door. Het stoort de Bahá’ìs niet. Wanneer de begeleidende gitaar de eerste akkoorden aanslaat, sluit iedereen de ogen en zingt mee – ondanks de babygilletjes. Het meisje dat net nog klaagde leest nu voor uit een klein boekje met religieuze gebeden.

De sessie vandaag draait volledig om deze kinderen. Stephanie, een twintiger met kort zwart haar en een dik zwart brilmontuur, is de begeleider en legt uit: ‘Dit is deel van het jeugdbekrachtigingsprogramma, om de intellectuele en spirituele krachten vrij te maken.’ Stephanie is in het dagelijks leven niet alleen studente pedagogiek, maar ook een belangrijk lid van een nieuwe geloofsgemeenschap in Nederland: de Bahá’ís. Als assisterend coördinator helpt ze de jeugdgroepen van midden-Nederland te organiseren en hen te onderwijzen, en bevordert zo één van de belangrijkste principes van het geloof.

Utrecht Overvecht is lang niet de enige plek waar  Bahá’í-groepen samenkomen: inmiddels zijn in meer dan de helft van de gemeenten in Nederland Bahá’í-gemeenschappen gevestigd. In totaal leven ongeveer vijftienhonderd Bahá’ís in Nederland, en het aantal groeit gestaag. Een van de belangrijkste manieren waarop ze de principes van het Bahá’í-geloof praktiseren is door de lokale samenleving te ondersteunen en de jeugd op te leiden. Zoals elke zaterdagmiddag komen zo’n eenentwintig kinderen van twaalf tot zeventien in verschillende groepjes samen – sommigen kinderen zijn Bahá’í, anderen niet. Doel van vandaag: het evalueren van de eigen inzet tijdens het  zogenaamde ‘dienstbaarheidsproject’ van de voorgaande dag.

Dienstbaarheid

In een klein zaaltje verderop zit Holech (14) met zijn begeleider Justus (21). Voor hen ligt een groot blauw vel, waarmee ze de evaluatie verdelen in verschillende categorieën – haast gestructureerd als een waar beleidsplan. ‘Welke eigenschappen hebben we nodig als we ons dienstbaar willen opstellen?’ vraagt Justus, een jongen met wild haar, baardje en beugel. Holech zit voorover gebogen met zijn hoofd op zijn handen geleund. ‘Geduld misschien’, verzucht hij. Bij de bejaarden ging niks gemakkelijk, en moest hij langzaam praten. Justus maakt nauwgezet aantekeningen. Dan veert Holech op: ‘Er was ook een dame die de bingokaarten stiekem omwisselde, waarna ze snel de bingo claimde!’ Hij zag het gebeuren – maar ja, moest hij een bejaarde dan terechtwijzen voor zoiets kleins? Justus tobt mee, ziet ook geen makkelijk antwoord. ‘Rechtvaardigheid mist nogal eens in de wereld’, verzucht hij.

Dienstbaarheidsprojecten zijn de manier waarop jeugdgroepen de buurt helpen en de religieuze lessen in de praktijk brengen, legt Stephanie later uit. ‘Helpen kan op allerlei manieren, van heel klein tot heel groot. Bijvoorbeeld door het planten van bomen, of het bezoeken van zieken.’ De praktische kant van dienstbaarheid is belangrijk, zegt ze: ‘Met de projecten maak je het leermateriaal tastbaar en breng je het dichterbij. Pas als je het in de praktijk brengt, beoefen je spirituele kwaliteiten zoals vrijgevigheid of geduld.’

Holech en Justus zijn vandaag niet zo scherp als normaal, zeggen ze. Ze zijn allebei Bahá’í, en deze zaterdag is de eerste dag van de vastenperiode. Holech probeert dit jaar voor het eerst helemaal mee te doen, Justus doet het al een tijdje. ‘Ik ben het inmiddels wel gewend’, zegt hij. Vroeger, als enige op school, was het nog wel eens  lastig, zeker toen hij nog professioneel ijshockeyde. ‘Maar nu ben ik eigenlijk vooral moe.’ Gelukkig is er ook iets om naar uit te kijken: aan het eind van de middag is er een viering van de eerste vastendag met een grote groep Bahá’ís – en, hoewel ze het nu nog niet weten, zullen de jongeren dan hun evaluaties presenteren.

Buurtcohesie

Claudia, één van de andere jongerenbegeleiders, vertelt even later over de invloed van de aanwezigheid van Bahá’ís op de wijk. Eén van de principes van het geloof, zegt ze, is eenheid – vanuit die gedachte zetten ze zich in om de verbintenis in de wijk te versterken. Eens in de drie maanden maken ze een rondje door de wijk en knopen ze een gesprek aan met iedereen die ze op straat vinden, om de connectie te maken. ‘Ik kom uit een land waar het veel normaler is om een praatje te maken – om bijvoorbeeld in de bus met elkaar te praten. Die cultuuromslag proberen we hier ook te bereiken, elkaar te leren kennen.’

Voor begeleider Stephanie heeft het in elk geval geholpen. Ze woont al achttien jaar in Overvecht, maar is pas sinds het vaste contact de wijk echt gaan waarderen. ‘Als je elke keer gesprekken begint met mensen, voel je je meer verbonden en meer thuis.’ Overvecht heeft wel positiefs nodig – traditioneel staat het bekend als een slechte buurt, en dat straalt af op de jongeren die er wonen. ‘Ik weet hoe het is om te zeggen: ik kom uit Overvecht en hoe de mensen dan naar je kijken – dat je uit een slechte buurt komt, slecht bent. En op een gegeven moment ga je het ook echt geloven, je gaat je ernaar gedragen.’ Dat is wat zij de jongeren zou willen meegeven tijdens de wekelijkse bijeenkomsten. ‘Pas als je je ware identiteit kent, kun je ertegen vechten. Ik hoop uiteindelijk dat de jeugd beseft dat ze, zoals elk mens, nobel zijn geschapen. En dat ze zich zullen inzetten voor het goed van de mensheid. Wat ook niet makkelijk is voor een elfjarige.’

Moskee

De gesprekken op straat zijn ook een manier waarop jongeren Bahá’í leren kennen. De gelovigen nodigen hen op straat uit om een keer naar de wekelijkse bijeenkomsten te komen, en als ze het fijn vinden komen ze terug. Dit is hoe Efrim (12), een jongen met gaten in zijn strakke spijkerbroek en een overhemd onder zijn trui, zich aansloot bij de wekelijkse groepjes. ‘Ze kwamen een keer langs de deur’, vertelt hij, ‘Ze zijn heel vriendelijk en helpen graag. Ik kwam langs en vond het leuk, nog steeds. Zelfs als we met bejaarden bingo spelen.’

Efrim is geen Bahá’í, net als veel andere  kinderen en  volwassenen die meehelpen. ‘De grenzen in de organisatie zijn heel poreus,’ zegt Claudia, ‘en er zijn kinderen van allerlei achtergronden. We proberen vooral uit te gaan van de universele ervaringen, want één van de principes van Bahá’í is de eenheid.’ Toch schuurt het zo nu en dan met ouders, wanneer die het idee krijgen dat de kinderen beïnvloed worden, geeft ze toe. Ook daarom houden ze goed contact met de buurt. Bovendien zien de ouders vanzelf de positieve resultaten die de bijeenkomsten op de kinderen hebben. En ook, zegt Claudia: ‘We hebben vertrouwen in onze zuivere intenties.’

Later bevestigt Stephanie dat voor Bahá’í diversiteit vanzelfsprekend is, de aanwezigheid van andere religies geen probleem. Een van hun principes is: alle religies zijn één. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in sessies waarin samen wordt gebeden, want elk gebed waarin God wordt genoemd, is prima. ‘In het verleden hadden we weleens bijeenkomsten waarin we alleen gebeden van andere geloven zeiden.’ Andersom is er ook welwillendheid – zo is er contact geweest met de moskee, die na het zien van het programma de deelname goedkeurde. Voordat een kind bij een jeugdgroep gaat, bezoeken de Bahá’ís altijd de ouders voor een kennismaking en uitleg over het programma. Alleen met hun goedkeuring bezoekt het kind de jeugdgroep. ‘Je probeert dan uit te leggen hoe alle religies één zijn, maar sommige ouders zijn heel gesloten.’ Ware het niet vanwege  sommige ouders, dan hadden er veel meer dan de huidige eenentwintig kinderen in de jeugdgroepen kunnen zitten.

Leuk

In zaal vier, even verderop, worden de gebeden van Bahá’í verder onderzocht. Vier mensen zitten aan tafel: Stephanie, de lange langharige Reza, met tegenover hen de kinderen Israe en Adesuwa. ‘Zodat hij verlost mag worden van de dwaling…’, leest Israe hakkelend en met gefronste wenkbrauwen. Ze nemen een passage door uit het gebedenboek, een lastige passage  vol  geboden met ingewikkeld vocabulaire. Stap voor stap helpt Reza de meisjes te ontleden wat ze precies aan het lezen zijn. Hij kijkt streng: ‘Dwaling’, wat betekent dat?’ Als ze het even niet weten roept Reza ze tot de orde, eist een antwoord. ‘Nou, dat je anders bent..?’, probeert Adesuwa.

Deze scène is niet standaard, vertelt Stephanie later. Noch Reza noch de kinderen zijn Bahá’ís, maar ze doen wel alle drie mee aan activiteiten die Bahá’ís organiseren. Reza volgt een  training om dienstbaar te kunnen zijn. Als praktisch onderdeel onderwijst hij de kinderen, vandaag door het gebed door te nemen en te praten over de betekenis voor hun alledag.

‘Ik kom hier omdat het leuk is’, zegt Adesuwa. Israe knikt instemmend. Al lezend praten de meisjes over hun ideeën van plezier. ‘In het boek lezen is wel leuk, maar vooral de dienstbaarheidsprojecten zijn leuker, dan maak je mensen blij.’ Reza vraagt door: ‘‘Waarom is blij maken belangrijk?’ ‘Nou…’ Adesuwa denkt even na. ‘Zodat ze een leuk gevoel krijgen.’

‘Ik ga écht niet presenteren!’ reageert Efrim onthutst als hij zijn evaluatievel weer in de hand gedrukt krijgt. In een gymzaal verderop vieren in grote kring misschien wel dertig Bahá’ís de eerste dag van het vasten. Efrim schudt zijn hoofd, maar als even later de kinderen in de kring zitten wenkt Stephanie – hij heeft geen keus. Ondertussen fluisteren en giechelen Adesuwa en Israe met hun mobieltjes. Efrim zucht zachtjes, maar gaat dan staan en maakt er het beste van. Eerst zachtjes, maar dan steeds harder vertelt hij over de bejaarden. En dan is het voorbij. Hij gaat zitten, de meisjes giechelen nog wat na en de grote kring gaat over op zang. Iedereen zingt – zelfs de meisjes hebben hun ogen gesloten, en fluisteren mee.