7.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 803

‘Sommige basisscholen nemen vrijwel uitsluitend ‘kansrijke’ kinderen aan’

1
Kinderen met een migratieachtergrond vinden steeds moeilijker aansluiting in het onderwijs. Experts pleiten voor specifieke begeleiding.

Verrassend kan je het niet noemen, de uitkomsten van het onderzoek naar de schoolcarrière van leerlingen uit Amsterdam. Kinderen van autochtone ouders met een goede baan en opleiding presteren het beste op school. Van deze groep heeft 67 procent kans op een succesvolle schoolloopbaan zonder vertraging. Dan volgen de kinderen van autochtone ouders met een laag inkomen en een lage opleiding. Van deze leerlingen haalt 48 procent zonder problemen zijn diploma. Hekkensluiter is de groep leerlingen van niet-westerse afkomst van wie de ouders laag opgeleid zijn en in de bijstand zitten. Van deze kinderen heeft maar 35 procent een probleemloze schoolcarrière. Voorzieningen die het mogelijk maken om bijvoorbeeld met korting studieboeken aan te schaffen of zwemlessen te volgen, zorgen in arme gezinnen voor betere schoolprestaties, maar nemen de grote verschillen niet weg. Dat concludeert de Amsterdamse Rekenkamer in het onlangs verschenen onderzoeksrapport Armoedebeleid en de impact op kinderen.

De Kanttekening sprak daarover onderwijsexperts. Volgens onderwijskundige Zeki Arslan komen de conclusies van het Amsterdamse rapport overeen met wat al jaren bekend is. ‘Het gaat niet goed met de onderwijsgelijkheid in Nederland.’ Ook onderwijssocioloog Maurice Crul, hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam, is niet verwonderd. ‘De kloof tussen ‘kansarm’ en ‘kansrijk’ neemt de laatste jaren alleen maar toe. De verschillen tussen kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs worden steeds groter. Het inkomen van de ouders wordt steeds bepalender voor naar welke school een kind uiteindelijk gaat. Er is een trend onder ouders uit de midden- en hogere klasse om hun kinderen naar bijles te sturen. Voor arme gezinnen zijn die lessen niet te betalen’, zegt Crul. ‘En sinds het leenstelsel is ingevoerd kiezen studenten uit gezinnen met lagere inkomens, minder vaak voor het hoger onderwijs. De studieschuld weegt in gezinnen met weinig geld zwaarder.’

De tweedeling begint al vroeg. Veel steden kampen met segregatie in het onderwijs.
‘Sommige basisscholen nemen vrijwel uitsluitend ‘kansrijke’ kinderen aan en er zijn scholen met een grote concentratie ‘kansarme’ kinderen. Die laatste groep lukt het niet om de achterstand van de leerlingen aan te pakken’, zegt Arslan. ‘Op ‘zwarte’ scholen met veel ‘kansarme’ kinderen werken vaak jongere leerkrachten. Het ziekteverzuim is er hoog en er is een tekort aan leerkrachten. De klassen zijn er daarom groot, terwijl deze kinderen juist gebaat zijn met kleinere klassen en individuele aandacht.’

Crul benadrukt dat de ongelijkheid na de basisschool alleen maar groter wordt. ‘De afschaffing van de cito-toets draagt daaraan bij’, zegt hij. ‘Niet langer een onafhankelijk meetinstrument, maar het schooladvies van de leerkracht is doorslaggevend. Hoogopgeleide ouders kunnen dit advies beter beïnvloeden.’

Arslan wijst erop dat de grote boosdoener de slechte onderwijskwaliteit van sommige scholen is. ‘Tussen basisscholen bestaan grote kwaliteitsverschillen. Er zijn in Nederland geen landelijke doelen vastgesteld over wat scholen moeten bereiken met de middelen om de achterstand weg te werken. Daar is ook geen controle op.’

Slecht onderwijs gaat volgens Crul vooral ten koste van ‘verborgen talent’: kinderen die nooit de kans hebben gekregen zich via onderwijs te ontwikkelen, maar wel veel capaciteiten bezitten. ‘Als deze getalenteerde kinderen goed begeleid worden, stromen ze na de basisschool zo door naar havo en vwo. Vaak gaat het om kinderen van migranten uit Turkije en Marokko of recentelijk uit Eritrea en Syrië.’ De hoogleraar vindt het belangrijk goed te kijken naar de combinatie van maatregelen zoals het schooladvies en het leenstelsel en de effecten ervan. ‘Er blijven maar nieuwe regels komen uit Den Haag, maar het is maar de vraag of ze goed uitpakken.’

‘Binnenkort zal ook de sleutel veranderen waarop scholen geld krijgen voor kinderen uit achterstandsmilieus. Tot nu toe werd gekeken naar opleiding van ouders en of het gezin een migratiegeschiedenis heeft. Dat laatste criterium gaat minder zwaar wegen. De gedachte daarachter is dat alleen kinderen van laagopgeleide ouders extra steun nodig hebben in het onderwijs. Voor een deel klopt die redenering. Voor kinderen van Turks-Nederlandse ouders met een academische opleiding is de Nederlandse taal vaak geen probleem. Maar kinderen van hoogopgeleide Syrische asielzoekers hebben juist wel die ondersteuning nodig.’

Een groot probleem is ook volgens Arslan dat ‘kansarme’ kinderen in het onderwijs door niemand vertegenwoordigd worden. ‘Ze hebben geen eigen belangengroep. De onderwijsbonden en lobbygroepen van actieve hoogopgeleide ouders zitten regelmatig met wethouders en schoolbesturen om de tafel. Maar de laagopgeleide vaders en moeders zitten daar nooit bij, ze praten niet mee. Ze kunnen dus ook niet aan de bel trekken en vragen als ‘waarom geeft u onze kinderen zwak onderwijs?’ en ‘waarom stromen ze niet door naar goede middelbare scholen?’ stellen.’ Volgens Arslan ligt de oplossing in het opheffen van de autonomie van scholen en actief bemoeien met de besteding van de budgetten. ‘Dat kan door bijvoorbeeld samen met ouders te kijken naar hoe het onderwijs verbeterd kan worden en hoe je de beste docenten naar scholen krijgt. Dat laatste kun je alleen bereiken door ze meer salaris te geven. Er zijn afgelopen jaren zo’n honderdduizend vluchtelingenkinderen bijgekomen. Daar zijn professionals voor nodig. Niet iedereen heeft thuis bibliotheekboeken en een open haard.’

Van vreemde smetten vrij maar dan in een nieuw jasje

1

In 2015 verscheen Martin Bosma’s boek Minderheid in eigen land, over de volgens hem kwalijke rol van progressief Nederland in de strijd tegen het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime. Hij neemt het daarin op voor de blanke Afrikaner minderheid en voorspelt dat als we geen korte metten maken met het multiculturalisme, de autochtone Nederlanders over een halve eeuw een zelfde lot beschoren zijn. Door ‘massa-immigratie’ van vooral niet-westerse immigranten zullen de ‘echte’ Nederlanders demografisch en daarmee cultureel, het onderspit delven.

Inmiddels zijn we twee jaar verder en horen we vergelijkbare geluiden van de new kid on the block, Thierry Baudet, die waarschuwt tegen een ‘homeopathische verdunning’ van de Europese bevolking als gevolg van ‘massa-immigratie’. Ook hier weer de suggestie dat ‘linkse deugmensen’ door hun open grenzen-gedram, een ‘migratiestroom’ zonder weerga mogelijk maken. Zoals Joshua Livestro in de NRC van 3 juni jongstleden al duidelijk maakte, is de bangmakerij voor massa-immigratie onderdeel van een cultuurpessimistisch complotdenken. Het ‘Avondland’ zou in een ‘doodsstrijd’ gewikkeld zijn. Grote en apocalyptische woorden die doen denken aan racistische angstdromen van Amerikaanse white supremacists. Een nieuwe, ook door Baudet en anderen gebruikte omineuze term in dit verband is ‘omvolking’, een proces dat er toe zou leiden dat het eigen volk op den duur zou verdwijnen.

Recentelijk heeft deze opvatting steun gekregen van cultureel antropoloog Jan van de Beek, die een proefschrift schreef over de kosten van migratie. De afgelopen jaren ontwikkelt hij zich, middels een eigen website (demo-demo.nl), als een verklaard tegenstander van het opnemen van vluchtelingen en andere niet-westerse immigranten. Die zouden namelijk een financiële en culturele bedreiging vormen voor de samenleving. Met uitzondering dan van Europeanen en  blanke Afrikaners, immers stamgenoten. Nou mag je dat allemaal vinden, maar zijn bewijsvoering is niet erg sterk.

Als vluchtelingen werkelijk zo’n belasting voor de verzorgingsstaat zouden zijn, dan waren we er in de jaren negentig, toen er veel meer kwamen en de economie slechter draaide, allang aan onderdoor zijn gegaan. En wat die vermeende bedreiging van ‘onze’ cultuur betreft, hebben rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (Vluchtelingengroepen in Nederland, 2010) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (Geen tijd te verliezen, 2015) laten zien dat de meeste vluchtelingen uit islamitische landen na twintig jaar geen wezenlijk probleem hebben met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving.

In een lezing op 17 november jongstleden voor de jongerenafdeling van het Forum voor Democratie trad Van de Beek in de voetsporen van de omvolkingsdenkers door een prognose te geven van de samenstelling van de Nederlandse bevolking aan het eind van de eeuw. Nu is dit een tamelijk speculatieve exercitie, omdat niemand kan voorspellen hoe de migraties en vruchtbaarheid zich zo’n lange toekomst zich zullen ontwikkelen. Het komt meestal neer op het doortrekken van trends uit het recente verleden en is als zodanig een erkende demografische tak van sport. Zo voorspelt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat er in 2060 zo’n 5,7 miljoen ‘allochtonen’ zijn, van wie ruim 42 procent uit het Westen, circa twee miljoen meer dan nu, tegen zo’n 12,4 miljoen autochtonen. Kortom een derde van de bevolking is dan ofwel zelf in het buitenland geboren of één van hun ouders. Het gaat dan overigens om alle ‘buitenlanden’, van België tot China. Vreemd is dat overigens niet. Nederland is al eeuwen een open economie en de komst van immigranten is juist een teken van economische en culturele vitaliteit.

Van de Beek kijkt echter verder dan het CBS en voorspelt op basis van een eigen model dat aan het einde van de eeuw de autochtonen in de minderheid zijn. Dat is opmerkelijk, want dat kan alleen als je, anders dan het CBS, uitgaat van een voortdurend zeer hoge (asiel)migratie en/of dat je ook de kleinkinderen van immigranten als ‘allochtoon’ blijft beschouwen. Het eerste scenario is bijzonder onwaarschijnlijk en gaat uit van een véél hoger jaarlijks gemiddelde dan we in de afgelopen decennia hebben gezien. Het tweede scenario past eveneens binnen het radicaal-rechtse integratiepessimisme en doet denken aan het voorstel uit 2011 van het toenmalige PVV-Tweede Kamerlid Joram van Klaveren om de niet-westerse derde generatie eveneens als ‘allochtoon’ aan te merken. Want stel je voor dat deze Nederlanders niet meer apart herkenbaar zouden zijn? Zo’n keuze ontkent echter niet alleen dat een niet onaanzienlijk deel van de tweede generatie reeds op veel terreinen al in hoge mate is geïntegreerd, maar bezorgt de ‘allochtoon’ een bijkans erfelijke status. Autochtonen, die vaak ook van immigranten afstammen, daarentegen worden als een geïsoleerde bedreigde en onveranderlijke diersoort voorgesteld. Het is een essentialistisch wij-zij-denken dat we vooral kennen uit raciale theorieën.

Prognoses zoals die van Van de Beek en de aanvechtbare aannames die er aan ten grondslag liggen, passen naadloos in het apocalyptische beeld van een uitstervend Europa, dat wordt overlopen door immigranten uit Afrika en Azië. Het is een duidelijk voorbeeld van ideologisch activisme, gebaseerd op negatief wensdenken. Dat blijkt ook uit zijn uitspraak tijdens de lezing van 17 november dat ‘als we niks doen wij minderheid in eigen land worden’. Vandaar ook zijn stelling dat Nederland ‘asiel zou moeten beperken tot Europeanen en enkele uitzonderingsgroepen zoals Afrikaners’. Kortom, van vreemde smetten vrij, maar dan in een nieuw jasje.

‘Men was tevreden met wat men had, dat zijn ze nog steeds’

0
In Noord-Drenthe zijn de meeste mensen gelukkiger dan elders in Nederland, zo blijkt uit onderzoek. De Kanttekening toog naar het Noord-Drentse plaatsje Vries en vroeg bewoners wat hun zo gelukkig maakt.

Mensen in Drenthe zijn het gelukkigst van Nederland volgens een recent onderzoek van de Universiteit Utrecht. In het rapport De brede welvaartsindicator staat Noord-Drenthe bovenaan, gevolgd door de regio Zuidwest-Drenthe. Waar komt dit grote welzijnsgevoel onder deze noordelingen vandaan en wat kan de gestreste westerling leren van deze provinciale levensgenieters?

Paradijs
In het bosrijke gebied tussen Groningen en Assen ligt al meer dan 1.200 jaar het pittoreske dorpje Vries. Een plaatsje met 4.292 inwoners. Bij café Onder de Linden snappen ze de uitkomst van het onderzoek van de Universiteit Utrecht wel. ‘De relaties tussen de mensen is bepalend voor het geluk’, verklaart cafébaas Sietse Hamersma. Zijn goede vriend Mariano Salgado Escudero naast hem aan tafel is het daarmee eens. ‘Als je hier binnenkomt maakt Sietse meteen een praatje. In Groningen is dat heel anders, de mensen lachen hier meer.’ De in Mexico geboren oud-muziekdocent werd zelf in 1977 verliefd op het gebied tijdens een stage aan het conservatorium. Dat de Drentenaar in de rest van Nederland bekend staat als stug begrijpt hij niet. ‘Mensen in het westen praten makkelijk, maar ze laten je ook makkelijk vallen.’

Escudero herinnert zich hoe studenten hem hielpen met het behangen van zijn eerste Nederlandse woning. Ook kreeg hij van hen een kachel cadeau. ‘Ik dacht een kachel, wat moet ik met zo’n ding? Tijdens de winter stelde ik mijn mening bij. Ook moest ik in het begin wennen aan de stilte op het platteland.’ Niet gek wanneer je bedenkt dat hij zijn jeugd doorbracht in Mexico-Stad. ‘Toch waren het vooral de muzikale klanken die me voorgoed deden aarden in de ‘oer-Hollandse!’ klei. Je had in die tijd ontzettend veel symfonieorkesten, het was bijna een paradijs!’

Volgens Escudero denken mensen uit de rest van Nederland vaak onterecht dat Drenthe een achtergesteld gebied is waar alleen maar boeren wonen. ‘Wij zijn een vreselijk ontwikkeld gebied toch?’, zegt hij lachend tegen Hamersma. De barman merkt op dat zijn collega’s in de hoofdstad vaak Engels terug praten, ook als er in het Nederlands is besteld. Volgens hem een teken van gebrek aan gemeenschapsgevoel. ‘Ik praat Duits, Frans, Engels, Fries en Gronings terug tegen iedereen, dat is gastvrijheid.’ Dat is overigens geen overbodige luxe, want in de zomer weten ook redelijk wat toeristen de weg naar Vries te vinden. De gastvrije houding heeft de zaak ook financieel gezien geen windeieren gelegd. Uit een krantenknipsel aan de muur blijkt dat café Onder de Linden onlangs nog is uitgeroepen tot het beste bedrijf van de gemeente Tynaarlo. In de zaak die beschikt over twee zalen en een podium gebeurt dan ook veel meer dan bier drinken alleen. Zo spelen de vijf biljartclubs uit het dorp hier hun wedstrijden en komen ook de dertig andere Vriese verenigingen regelmatig over de vloer. ‘De fokclub van de boeren, maar ook de bingo of politieke partijen, alles kan en mag hier.’

Kleine boeren
Dat de Vriese gemeenschap hecht is blijkt ook wanneer de verslaggever terloops laat merken nog een lokaal historicus te zoeken. Tien minuten en een telefoontje van Hamersma later loopt Jan Zuurd de kroeg binnen. De man blijkt naast romanschrijver en klompenmaker ook lid te zijn van de Historische Vereniging Oud Vries. Zuurd zit al snel op zijn praatstoel en verhaalt over het Vries van 1800, een plek die voornamelijk bestond uit kleine boeren en ambachtslieden met vaak ook een paar koeien op stal. ‘Het was een aparte gemeenschap, men keek niet over de grens en veel grond was gemeenschappelijk gebied.’

Jan Zuurd

Dit gevoel is volgens de amateurhistoricus nog steeds terug te vinden in de autochtone Vries. Zo is de Brink in het dorp nog steeds voor een gedeelte in gemeenschappelijk bezit. In tegenstelling tot veel andere plaatsen kende het dorp ook geen echte elite die voor kosmopolitische problemen kon zorgen. ‘Havezaten had je in Vries niet, daarom is het zo’n rustig dorp gebleven.’ Ook in latere tijden duurde het vaak lang voordat de regio aansluiting vond bij de rest van Nederland. Soms letterlijk. De eerste verharde weg van Assen naar Groningen werd pas in 1932 aangelegd. ‘Men wist niet anders en was tevreden met wat men had, dat zijn ze nog steeds.’

Zuurd zelf hecht overigens weinig waarde aan de titel van ‘gelukkigste regio van Nederland’. ‘Net zoals iedereen getrouwd is met de mooiste vrouw ter wereld, moet je vooral je eigen geluk maken’, vindt hij.

Tot slot vertelt Zuurd een typerende anekdote over de eerste smederij in Drenthe die een fiets in de etalage had staan eind 1800. ‘Dat heeft hem al zijn klanten gekost. Soms houden de mensen hier wat te veel vast aan het verleden, dat zie je ook terug in het lokale verenigingsleven.’ Tegelijkertijd wordt dat bij de jongere generatie volgens hem wel steeds minder. Zo is Vries het eerste dorp in Nederland met een horseballvereniging, een nieuwe paardensport die waarschijnlijk weinig mensen iets zal zeggen.

Bot
De huidige fietsenmaker van het dorp, Purshottama Bhardvaj (gefingeerde naam), vindt het vooral prettig hoe de mensen met elkaar omgaan in het dorp. ‘Als je in het westen ‘hoi’ tegen iemand zegt kijken ze je verwilderd aan. De mensen daar zijn meer met zichzelf bezig.’ Dat Drentenaren meestal eerst de kat uit de boom kijken betekent volgens hem niet dat nieuwkomers niet geaccepteerd worden. Ook asielzoekers zijn volgens hem onder bepaalde voorwaarde van harte welkom. ‘Ik ben niet racistisch, maar ze moeten wel gewoon doen en een beetje aanpassen.’ Een tip voor westerlingen om gelukkiger te worden heeft hij ook. ‘Minder verheven doen en vriendelijker zijn. Moet je zien wat er gebeurt als je iemand per ongeluk aanstoot op straat in Amsterdam en dan zeggen ze dat wij in het noorden bot zijn.’

‘Mijn stem is mijn reddingsmiddel’

0
Al van jongs af aan kreeg Dina-Perla Portnaar te maken met geweld. Thuis werd ze mishandeld, op school kreeg ze niet de steun waar ze op hoopte. Ze besloot er over te schrijven. De Kanttekening sprak haar.

Dina-Perla Portnaar (32) groeide op in een ultra-orthodox-joods gezin waar niets was wat het leek. Ze leefde er een onveilig leven vol geweld en pesterijen, onder meer van haar gehandicapte moeder. Daarnaast zat ze op de strenge ultra-orthodoxe joodse school Cheider in Amsterdam, die wist van de gevaarlijke thuissituatie, maar niet consequent ingreep. Ze wist haar hoofd boven water te houden. Ze ging op haar achttiende op zichzelf wonen en brak met de gesloten orthodox-joodse gemeenschap. Ze beschrijft het allemaal in haar memoires Exodus uit de vuurtoren dat recent is verschenen.

Al van jongs af aan kreeg Portnaar te maken met geweld. Ook op haar school, het Cheider, waar een oud-docent nu verdacht wordt van het misbruiken van leerlingen. Het zijn stuk voor stuk mechanismes waarvan ze vindt dat die ontsleuteld kunnen of moeten worden. Daar komt nog bij dat ze er niet zo heel lang geleden achter kwam dat ze geen kinderen kan krijgen, omdat ze endometriose heeft, een vrouwenziekte waarbij weefsel (endometriose) dat lijkt op baarmoederslijmvlies buiten de baarmoederholte voorkomt. Opnieuw iets dat volgens haar in de joodse gemeenschap vaak onbespreekbaar is.

Ze geeft nu voorlichting over endometriose in de joodse gemeenschap en is ze genomineerd voor de Joke Smitprijs, een prijs die wordt toegekend aan vrouwen die de positie van andere vrouwen beter maken. Voor haar boek heeft ze onder meer haar oude buren, hulpverleners en de schoolleiding van het Cheider gesproken.

Waarom wilde je hier een boek over schrijven?
‘Ik ben lang weggerend voor het schrijven, maar mijn buurman, schrijver Joost Zwagerman moedigde me aan om het toch te doen. Ondertussen moest ik wel de rekeningen betalen, dus naast mijn voorliefde voor verschillende media, heb ik een soort schaduwloopbaan gebouwd om het schrijverschap heen. Het echte moment om dit boek te schrijven kwam vorig jaar, toen ik ontdekte dat ik geen kinderen kon krijgen. Ik had tijd om na te denken. Ik besloot de verhalen achter mijn verhaal, dus mijn familie, uit te pluizen. Dus de biologische kinderloosheid heeft me er uiteindelijk toe aangezet om te doen wat ik altijd al wilde doen en waarvan ik wist dat ik het moest doen.’

Voelde je een drang om dit te schrijven?
‘Ja. Ik zag ook altijd mijn boeken al in de winkels liggen. Maar ook het krijgen van biologische kinderen, dat was iets groots voor me, iets waar ik iedere dag naar toe werkte. Ik kwam in een rouwproces terecht, maar dat had niets te maken met het ouderschap op zich. Er zijn immers andere manieren om ouder te worden. Maar het biologische was zo gelinkt aan het ego, dat het heel beladen werd. Ik wilde een biologisch kind om het beter te doen dan mijn familie, om het goed te maken en omdat het iets menselijks is om een nieuwe generatie op te laten groeien.’

Werd het krijgen van kinderen van je verwacht?
‘Absoluut. Ik kom uit een ultra-orthodoxe joodse gemeenschap en ben opgegroeid in een afgebrokkelde familie vol met leugens. Ik heb op het Cheider gezeten, een joods-orthodoxe school, waar nooit eerder een boek over is geschreven. Je schrijft over een groep mensen die eeuwenlang veel heeft geleden en ik voelde die druk om een kind te krijgen om zo iets terug te geven aan de gemeenschap. Ik was geprogrammeerd om biologisch een kind te krijgen, maar dat kon ik dus niet.’

Heeft je ego daardoor een deuk opgelopen?
‘Het was een ego-dingetje, ja. Het had mogelijk voorkomen kunnen worden als ik van mijn moeder aan de pil had gemogen. Ik heb de laatste jaren veel aan zelfstudie gedaan en nu zit ik in een heel andere fase van mijn leven en snap ik bepaalde dingen beter en dat lees je terug in het boek, dat over het begin van mijn leven gaat.’

Hoe reageerde de joodse gemeenschap erop dat je geen kinderen kan krijgen?
‘Met mijn familie is het contact minimaal. In de gemeenschap is het wel doorgesijpeld, maar ik zit daar niet meer. Ik geef wel voorlichting over endometriose in de joodse gemeenschap en dat is fantastisch. Daarmee is de cirkel wat mij betreft ook enigszins rond. Ik weet alleen hoeveel werk er nog te doen is. Oude mechanismen zijn nog steeds van kracht in die gemeenschap, er is sprake van een hiërarchie, een machtsstructuur en veel taboes. Het zijn mechanismen die in deze tijd geen nut meer hebben en vaak zitten ze humaniteit en het bestaansrecht van de mens in de weg. Patronen die van generatie op generatie voortgezet worden.’

Komt dat terug in je memoires?
‘Ja. Er zitten twee kanten aan dit verhaal. Aan de ene kant mijn persoonlijke verhaal en de geschiedenis van drie generaties vanuit mijn perspectief. In dit eerste boek, onder meer het verhaal van het Cheider. Ik wil dit echt aan de wereld vertellen. Mensen kennen dat deel van mij niet, omdat ik het altijd geheimgehouden heb.’

Wat kan de joodse gemeenschap leren van jouw verhaal?
‘Dat ze adequaat moet handelen bij veel situaties en mechanismen en dat humaniteit altijd op de eerste plaats moet komen. Sommigen uit de gemeenschap wisten dat het niet goed was bij mij thuis en ze deden niets. Ik had hulp nodig en had uit huis geplaatst moeten worden. Toen ik op mijn achttiende zelf uit huis ging, nadat ik in het ziekenhuis belandde door het geweld van mijn oudste halfbroer, deed ik voor het eerst aangifte en kon ik niet meer terug. Toen ben ik keihard gaan vechten voor mijn leven. Een lerares van het Cheider kwam later nog naar me toe, toen ze las over mijn biologische kinderloosheid. Ze heeft echt bij mij zitten huilen en excuses aangeboden.’

Hoe kijk je daar op terug?
‘Het kalf is al verdronken. Voorlichting geven over endometriose zal nooit een biologisch kind kunnen terugbrengen. Natuurlijk zijn er heel veel goede mensen in de joodse gemeenschap, maar dit soort taboes moeten uit de wereld. Ik snap het niet dat mensen elkaar pijn doen. We moeten als mensheid naar een volgend niveau, een ander bewustzijn, waar dit soort dingen niet meer mogelijk zijn. Ik zie dat veel van de mechanismen uit de joodse gemeenschap ook in andere entiteiten, zoals het bedrijfsleven, voorkomen en ook daar kan best aan gewerkt worden.’

Doel je daarmee op #MeToo?
‘Bijvoorbeeld, ja. Er moet meer transparantie komen. Transparantie lijkt simpel, maar dat is het niet. Ik heb respect voor mensen die ‘sorry’ durven te zeggen, die een fout toe durven geven, zoals in de #MeToo-discussie. We moeten weer één geheel worden en dat is het bewustzijn waar we mee bezig moeten zijn. Dat probeer ik met mijn boek ook aan te geven.’

Beeld: Dina-Perla Business

Verwacht je een mea culpa van de joodse gemeenschap?
‘Ik heb weinig verwachtingen en dat vind ik erg. Daarom vind ik het gebaar van die docente die wel spijt betuigt, zo mooi. Daarmee heeft ze het voor mij toch gezegd namens al die mensen die het niet zullen doen. Kinderen zijn afhankelijk van anderen om hen heen. Ze hebben geen referentiekader en hoe ouder ik word, des te gekker mijn jeugd wordt. Ondanks dat ik een kind was en weet dat het niet mijn schuld was, durf ik mijn hand in eigen boezem te steken. Ik zeg precies waar het op staat, maar dat vinden mensen niet altijd leuk. Mijn stem is mijn reddingsmiddel, ik kan me niet conformeren aan dingen waar ik niet in geloof.’

Waarom heb je er zo lang mee rondgelopen?
‘Schaamte, heel veel schaamte. Dat is de reden waarom ik nu pas dit boek naar buiten breng, vooral over waar ik vandaan kom. Ieder familielid is als een spiritueel meester om in mijn leven exact te weten wat ik in mijn leven wil en niet wil en om het beter te doen. Ik heb er mijn kracht van gemaakt. Ik heb keihard gewerkt aan vergeving, vooral van mijn moeder.’

Heb je je familie vergeven?
‘Ik heb iedereen vergeven. Ik heb me daarvoor verdiept in kabbala (de joods-mystieke traditie, red.). Spiritualiteit heeft me geholpen met vergeven. Ik zit nu in een nieuwe fase en er is zo veel ruimte tussen waar ik toen stond en waar ik nu sta, dat ik alles vanuit alle perspectieven bekeken heb. Ik heb echt afstand genomen om alles goed te kunnen onderzoeken. Ik had graag gezien dat mensen hun excuses hadden aangeboden, maar wie ben ik om te vinden dat dat nodig is? Vanuit spiritueel oogpunt is het een illusie, vergankelijk en dus niet echt.’

Heb je nu vrede met het verleden?
‘Ik heb heel veel rust. Eindelijk. Ik kijk uit naar de toekomst, want ik begin pas. Ik weet dat ik mijn leven zelf moet creëren. De enige manier om mijn leven goed te doorlopen is door het heft in eigen hand te nemen. Mijn leven is niet makkelijk, maar wel heel krachtig en mooi. Het is omlaag of omhoog en ik moet het zelf doen. Het gaat niet om goed of fout of hoe vreselijk het is wat er allemaal is gebeurd. Ik word binnenkort drieëndertig en in die periode heb ik al zo’n beetje vijf levens erop zitten. Er is te veel gebeurd in te weinig tijd, maar nu begrijp ik veel meer.’

Het lijkt me niet makkelijk om dat te zeggen.
‘Toch kan ik het bijna, met een paar kleine puntjes op de i, zeggen. Mijn familiegeschiedenis heeft me geleerd niet te oordelen en bescheiden te zijn. Deze serie boeken is de enige manier om alles in mijn familie te ‘fiksen’, helen. Dat wil ik nog doen. Mijn moeder zei dat ook altijd, dat ik alles kon ‘fiksen’.’

Staat je familie of de gemeenschap daar voor open denk je?
‘Ik hoop het. De enige manier om dit te doen is transparantie, heling en transformatie. Het ontsleutelen van de mechanismen in gesloten gemeenschappen kan alleen door middel van transparantie. Het werk dat ik doe komt echt uit mijn hart. Uit de tenen van mijn innerlijke ik. Ik ben niet tegen religie of dit soort orthodoxe gemeenschappen, maar humaniteit moet voorop staan én iemand moet er echt voor gekozen hebben en er niet alleen maar deel van uitmaken, omdat hij of zij er geboren is. Ik ben joods geboren, maar ik ben ook christen, moslim en boeddhist. Dat is volwassen met God omgaan, terwijl veel gelovigen zeggen dat er maar één weg of waarheid is. Als ik joods ben, kan ik officieel geen moslim zijn en dat is een ander soort bewustzijn. Geloof is diversiteit.’

Van inburgerende statushouder tot houder van een inburgeringsschool

0
Syrische vluchteling Wael Shaker was ontevreden over zijn inburgeringstraject, dus startte hij zijn eigen inburgeringsschool. De Kanttekening nam er een kijkje.

Twee jaar geleden schreef de Syrische statushouder Wael Shaker zich in bij een inburgeringsschool. Zijn ervaring bij deze onderwijsinstelling was echter zo slecht dat hij besloot er zelf één te beginnen. Samen met Margot van Bragt runt hij inmiddels TCI Compiti. Die is met eenendertig vestigingen inmiddels één van de grootste inburgeringsaanbieders van Nederland.

Buitenlands accent
Op het hoofdkantoor van TCI Compiti is het een komen en gaan van veelal jonge Syrische mannen. Net als alle andere statushouders in Nederland zijn ze verplicht hun eigen inburgeringsonderwijs te regelen. Ook Wael Shaker moest enkele jaren geleden op zoek naar een taalschool. Zittend achter het bureau in zijn werkkamer van TCI Compiti herinnert de Syriër zijn eigen inburgeringstraject als een lange weg vol frustraties. Dat begon al met de wachttijd van zes maanden. Verder waren de klassen overvol en sprak de docent Nederlands met een buitenlands accent. ‘Ik was boos. Als ik Nederlands met een accent leer, dan spreek ik dus geen goed Nederlands.’ Klachten daarover bij de directie werden volgens Shaker verworpen als racistisch. ‘Onterecht’, vindt de Syrische vluchteling. ‘Je gaat toch ook in het buitenland geen vreemde taal leren van een Nederlander.’

Zij gelooft in mij
Het idee voor de school kwam nadat Shaker Margot van Bragt leerde kennen. Zij gaf op dat moment al Italiaanse les, waar de naam Taal Centrum Italië (TCI) Compiti nog altijd aan refereert. Shaker wist, mede dankzij zijn grote Syrische netwerk, haar te overtuigen om de switch te maken naar inburgeringsschool. ‘Ik dacht in het begin: zij is gek, want ze gelooft in mij’, grapt Shaker. Toch waren zijn eerste stappen als ondernemer in Nederland niet helemaal zonder serieuze twijfels. Vooral het inschrijven bij de Kamer van Koophandel staat hem nog goed bij als een onzeker moment. Zo wist hij niet honderd procent zeker of hij überhaupt een eigen zaak mocht starten. ‘Het was een mooi en dankbaar moment, het gaf me meer geloof in Nederland.’ Wat begon met vijf studenten in Berkel en Rodenrijs is inmiddels uitgegroeid tot een bedrijf met eenendertig vestigingen. Volgens Shaker en Van Bragt zit het succes van hun school in de kleinere klassen, het netwerk van Shaker, aanmeldbonussen en het feit dat slimme studenten bij TCI Compiti bepaalde cursussen versneld en dus goedkoper kunnen afleggen.

Cowboys
Ondanks dit succes blijft de wereld van inburgeringsaanbieders volgens Shaker en Van Bragt een verraderlijke met veel cowboys. Zo beweerde een vrijwilliger van Vluchtelingenwerk in Zeeuws Vlaanderen dat asielzoekers gekort zouden worden op hun uitkering als ze zich niet aanmeldden bij een specifieke inburgeringsschool. Volgens de twee worden veel problemen veroorzaakt doordat gemeentes veel werk overhevelen naar derden. Zo wordt het wegwijs maken van statushouders in Breda vooral toevertrouwd aan Vluchtelingenwerk. Volgens Shaker denken statushouders daardoor vaak dat ze niet zelf mogen kiezen naar welke inburgeringsschool ze gaan. ‘Vanwege het cultuurverschil denken asielzoekers vaak dat Vluchtelingenwerk een autoriteit is, ze kennen hun rechten niet.’ Dat een oud-student van TCI Compiti inmiddels ook een inburgeringsschool is gestart die veel aandacht krijgt in de media zorgt ook voor irritatie. Op zijn computer laat Shaker zien dat TCI Compiti een 8.3 cijfer krijgt van kwaliteitswaakhond Blik op Werk, terwijl de school van de oud-student nog moet worden gekeurd. ‘We zien hierdoor de laatste tijd minder aanmeldingen. Ook hebben we het vermoeden dat de gemeente bepaalde scholen voortrekt’, vertelt Van Bragt.

Dobbelsteen
Dan is het tijd om zelf een lesje mee te draaien bij docent Paul Rotscheid. Hij werkt sinds een jaar voor TCI en heeft voor vandaag een taalspel voorbereid met dobbelstenen. ‘Dobbelsteen’, zegt Rotscheid tegen de tienkoppige klas terwijl hij wijst naar een getekende dobbelsteen op het bord. ‘Dobbelsteen’, roept de klas enthousiast. Voor de zekerheid doet de docent op zijn tafel nog even voor hoe de becijferde kubus ook alweer werkt. Opvallend is hoe gedreven de klas zich daarna stort op de taalles. Soms levert dat vrij hilarische dialogen op. Zo wordt de groep gevraagd wat je moet zeggen als je iets niet begrijpt. ‘Ik begrijp het’, antwoordt een student daarop. ‘Nee, als je het niet begrijpt’, kaatst Rotscheid terug. De student haalt zijn schouders op. ‘Ik snap het niet’, zegt hij.
‘Precies’, reageert de docent tevreden. Soms komen studenten ook in opstand als een antwoord hen niet zint. Zo kan een fiets volgens één van hen ook een voertuig zijn met vier wielen. ‘Ik heb er één gezien’, zegt hij stellig.

Pittig gesprek
Net als elke andere school zijn er ook een aantal laatkomers. Sommigen buiten adem, met excuses over wachtrijen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Anderen komen nonchalanter binnenlopen met een kopje thee in de hand. Het verschil in motivatie is iets waar Rotscheid rekening mee houdt. ‘De grootste uitdaging is iedereen te betrekken in de klas, ook de minder sterke sprekers’, vertelt de docent even later wanneer de klas druk bezig is met een vraag-en-antwoord-spel. ‘Tegelijkertijd moet je ook de sterke sprekers blijven motiveren met moeilijkere vragen.’ Volgens Rotscheid is het een misverstand te denken dat een inburgeringsschool alleen maar aan taallessen doet. Zo heeft de leraar ook discussies met zijn studenten over maatschappelijke thema’s. ‘Dat zijn soms pittige gesprekken over politiek, samenleving en democratie, maar ook over hoe je werk vindt. Ik merk dat de meeste Syriërs de democratische waarden hoog hebben zitten. Wel bereiken mij af en toe conservatieve signalen. Zo geven een aantal vrouwelijke studenten mij geen hand. Iets wat ik zelf overigens geen probleem vindt. Ze tonen respect door met hun hand op het hart een buiging te maken, dat is ook mooi.’

Reactie gemeente Breda
De gemeente Breda laat desgevraagd weten dat alle inburgeringsaanbieders gecertificeerd moeten zijn met het overheidskeurmerk Blik op Werk. Wanneer inburgeringsplichtigen een lening bij de Dienst Uitvoering Onderwijs voor inburgering aanvragen is dit keurmerk namelijk ook een voorwaarde. Het keurmerk biedt soms helaas onvoldoende garantie voor kwaliteit. Gemeente Breda werkt niet met een zwarte lijst, maar haalt bij haar inburgeraars wel informatie op om te monitoren of inburgeringsaanbieders voldoende presteren. Als de gemeente tot de conclusie komt dat de kwaliteit ondermaats is, dan kan het zo zijn dat ze inburgeraars adviseert van aanbieder te wisselen. Met de gecertificeerde inburgeringsaanbieders vindt tenminste één keer per kwartaal een plenair overleg plaats om dit soort zaken te bespreken.

Inmiddels is er contact geweest tussen de gemeente Breda en Tci Compiti en is de ergste kou volgens Van Bragt uit de lucht.

‘Tien dagen lang deed ik niets anders dan mediteren’

0
Westerlingen gaan naar Nepal voor meditatie en mindfullness. Wat maken zij zoal mee? Onze verslaggever Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Nepal. ‘Ik hoorde van veel reizigers en vrienden dat vipassana een heel bijzondere ervaring is, daarom wilde ik het proberen.’

De geboorteplaats van Siddhartha Gautama Boeddha is Lumbini, een dorp in Nepal vlakbij de Indiase grens. Voor degenen die dat nog niet weten, is er een t-shirt met de tekst ‘Boeddha is geboren in Nepal’, die ook op muren in Lumbini staat. De meerderheid van de Nepalese bevolking is hindoeïstisch, circa tien procent is boeddhistisch. De twee stromingen delen veel met elkaar, soms zelfs tempels, zoals de belangrijke tempel in Muktinath, een pelgrimsplaats voor zowel hindoes als boeddhisten.

De boeddhistische traditie is groot in Nepal. Het land ligt tussen Tibet en India en was door de eeuwen heen een belangrijke ontmoetingsplaats voor boeddhistische leraren. Nepal is onder meer daarom een geliefde bestemming voor westerlingen die zich aangetrokken voelen tot het boeddhisme. Er is veel historische boeddhistische nalatenschap te vinden, zoals tempels en inscripties. Deze nalatenschap leeft ook voort in het onderricht aan onder meer westerlingen door monniken. Mensen kunnen zich verdiepen in het boeddhisme door middel van een retraite- of meditatiecursus.

Retraite is afzondering voor spiritueel zelfonderzoek en geestelijke oefening. Een geschikte omgeving voor retraite kan bijvoorbeeld een klooster zijn of een speciaal daarvoor opgericht retraitecentrum. Retraitecentra bieden vaak de gelegenheid om intensief te mediteren in een groep.

In het Kopan-klooster nabij de hoofdstad Katmandoe komen mensen vanuit heel de wereld om een paar dagen samen te leven en les te krijgen van de boeddhistische monniken. De Duitse reiziger Eline (32) is er een paar dagen gebleven. ‘Je kan er overnachten als er geen vipassanameditatiecursussen worden gedaan. Ik vond het een heerlijke plaats voor contemplatie. De monniken voeren hun rituelen uit, ze geven de jonge monniken les en discussiëren met elkaar. Het is bijzonder om bij hun dagelijks leven aanwezig zijn. Je kan bijvoorbeeld meezingen met de mantra’s.’ Vipassana is één van de twee meditatietechnieken die Boeddha onderwees. Eline beschouwt zichzelf niet als boeddhist maar als ‘boeddhistisch geïnteresseerde’. ‘Het boeddhisme is een mooie filosofie. Het zegt eigenlijk in een notendop ‘een betere wereld begint bij jezelf’. Het stelt zelfontwikkeling centraal. Het laat zien waar het menselijk ego tot in staat is. Reactiviteit wordt omgezet in observatie. Alle gevoelens mogen er zijn, maar bewust zijn van deze gevoelens is een must.’

De Franse Camille (30) noemt zichzelf wel boeddhist. ‘Ik heb de boeddhistische eed afgelegd. Het menselijk leven is lijden en het boeddhisme geeft je de manieren om jezelf van dat lijden te verlossen. Iedereen doet het op zijn of haar eigen manier. Iedereen heeft een innerlijk kompas waar hij of zij naar moet luisteren. Als ik me niet goed voel weet ik dat ik terug moet naar mijn kern door middel van meditatie of het lezen van een boek over dharma.’ Dharma zijn de normen en regels van het persoonlijke en sociale gedrag volgens het hindoeïsme, boeddhisme jaïnisme en sikhisme.

Boeddhisme herbergt een veelvoud aan verschillende stromingen. De dominante stromingen in Nepal zijn Theravada, Mahayana en Vajrayana. Nepal kan worden verdeeld in drie gebieden. Het besneeuwde Himalaya-gebergte, het heuvelachtige middengebied en de vlakke vruchtbare grond dichtbij de grens van India. De boeddhistische traditie leeft voornamelijk nog in dorpen bij de stammen Sherpas, Magars, Thakalis, Lhomi, Dolpa en Nyimba, in de bergen, dichtbij de Tibetaanse grens. Deze traditie heeft veel overeenkomsten met het Tibetaans boeddhisme. Maar ook stammen zoals de Gurungs, Tamangs, Newars, Thami, Chepang in de centrale heuvelgebieden zijn boeddhistisch. Het boeddhisme van deze stammen kent echter een sterke hindoeïstische invloed.

Kagbeni ligt vlakbij de afgelegen regio Upper Mustang, ten noorden van de Himalaya, waar veel Tibetanen heen zijn gevlucht na de Chinese invasie in 1959. Volgens Tenzin (44), eigenaar van een hostel in het gebied, is de meerderheid van het stadje boeddhistisch. Zijn moeder gaat elke ochtend naar de tempel. ‘Zij gaat om te bidden en ze voert rituelen uit, maar mediteren doet ze niet. Ik mediteer ook niet en ken niet veel mensen in mijn dorp, behalve de monniken, die het wel doen.’ Volgens Tenzin is meditatie maar een klein onderdeel van de stroming. ‘Ik ben geboren als boeddhist en ik zal sterven als boeddhist.’

‘Zo denken veel boeddhisten’, zegt Camille. ‘Veel mensen zijn boeddhist door de overtuiging van hun familie, ze kiezen er niet bewust voor. Ik kan me dan ook moeilijk voorstellen dat de mensen die er niet bewust voor kiezen écht boeddhist zijn. Ikzelf heb bewust voor het boeddhisme gekozen, ik ga er helemaal voor.

Meditatie is onderdeel van het boeddhisme dat veel westerlingen aantrekt. Duizenden toeristen reizen per jaar af naar Nepal om zich terug te trekken in één van de vele meditatie- en yogaretraites. Sarah (28) uit Israël is zo’n toerist. Vooral vipassana heeft de afgelopen jaren enorm aan populariteit gewonnen. Sarah heeft tien dagen deze meditatietechniek uitgevoerd in het meditatiecentrum Panditarama in Lumbini. ‘Ik hoorde van veel reizigers en vrienden dat vipassana een heel bijzondere ervaring is, daarom wilde ik het proberen. Tien dagen lang deed ik niets anders dan mediteren. Ik volgde een vrijere vorm van vipassana, waarin je veel alleen op je kamer mediteert. Loop- en ligmeditatie worden afgewisseld. Elke avond had ik een individuele evaluatie met de Duitse monnik die de leiding had. Dat was heel fijn. Ik kon allerlei vragen stellen en mijn vragen aan hem voorleggen.’

In het meditatiecentrum in Lumbini is het in de wintermaanden druk. De Duitse monnik en leraar Ven Vivekananda (57), die het centrum al sinds 1998 runt, legt uit: ‘We zijn van oktober tot en met maart helemaal volgeboekt. Er is een wachtlijst, we accepteren geen nieuwe aanmeldingen. Elke dag spreek ik deelnemers. Het werk is veeleisend.’ De meeste mensen komen uit Europa, Australië en de Verenigde Staten. Er zijn veel senioren, maar de laatste jaren is het aantal aanmeldingen van jonge mensen gestegen. Ook Claudia (29) uit Canada en haar vriend Julio (30) uit Spanje hebben hun eerste vipassana gedaan in de stad Pokhara. ‘Het was voor ons beiden een heel bijzondere ervaring’, aldus Claudia.

Ven Vivekananda

Voor veel westerlingen in Nepal is het niet zozeer het boeddhisme dat hun aantrekt, maar de meditatie en mindfulness. Mindfulness is een meditatietechniek om in het hier en nu te leven. In veel westerse landen heeft het aantal burn-outs een record bereikt. Om te ontsnappen aan het snelle leven, verdiepen steeds meer westerlingen zich in mindfulness. Het boeddhisme geeft mogelijkheden om op de rem te trappen en jezelf onder een vergrootglas te leggen.

Fausto (29) uit Italië omschrijft zichzelf als anarchist, maar benadrukt dat hij zich ook erg aangetrokken voelt tot het boeddhisme. ‘Het anarchisme en het boeddhisme hebben veel dingen gemeen, het belang van gelijkheid bijvoorbeeld. In beide stromingen is er geen hiërarchie. Anarchisme strijdt tegen ongelijkheid en het boeddhisme tegen het klassensysteem. Een belangrijk verschil is natuurlijk dat het anarchisme een politieke stroming is en het boeddhisme een spirituele.’ Lumbini klaagt dat hij geen echte spirituele beleving heeft gehad in Lumbini. ‘Oké, het is de geboorteplaats van Boeddha, maar alle tempels zijn toeristische attracties geworden. Ik sprak een winkeleigenaar hier in de buurt, hij vertelde dat er in het reglement van Lumbini staat dat er minstens altijd minimaal vijf monniken in de tempels aanwezig moeten zijn, maar er zijn er hoogstens maar één of twee. Toch blijven ze nieuwe tempels bouwen.’

Elk land met een boeddhistische identiteit wil vertegenwoordigd zijn op Boeddha’s geboorteplek. Behalve in Lumbini is de toeristenindustrie groot in andere plaatsen die een belangrijke rol speelden in het leven van Boeddha, te weten Sarnath (India) waar hij zijn eerste preek hield, Bodhgaya (India) waar hij ‘de Nirvana bereikte’ (het uitdoven van de verlangens waardoor het lijden wordt opgeheven en er geen wedergeboorte meer plaatsvindt.), en Kushinagara (India) waar hij stierf. Elk jaar reizen honderdduizenden pelgrims en toeristen af naar deze beroemde plekken. Het aantal tempels dat in deze en andere gebieden wordt bijgebouwd voor Boeddha is nauwelijks bij te houden en hetzelfde geldt ook voor het aantal boeddhisten verspreid over heel de wereld. Boeddha wordt nog altijd op handen gedragen.

Het verhaal van Anne Frank in een ander jasje: ‘Een snelkookpan van emoties’

0

Achter het huis is een nieuwe, eigentijdse bewerking van de dagboeken van Anne Frank. De Kanttekening sprak bezoekers en de hoofdrolspeler van dit veelbesproken toneelstuk.

Tot begin maart 2018 toert een bijzondere theatervoorstelling door heel het land, gebaseerd op de dagboeken van Anne Frank. De voorstelling Achter het huis is geschreven door dichter, classicus en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer. Hij wil dat het publiek ervaart hoe het is om met te veel mensen in een kleine ruimte te moeten leven. Je moet je overdag ook nog eens muisstil houden, dus ook niet bijvoorbeeld even de wc doortrekken.

Het van oorsprong Duitse gezin Frank, bestaande uit Otto en Edith en hun kinderen Margot en Anne, vluchtte in de jaren dertig vanwege hun Joodse achtergrond naar Nederland. Helaas sloeg het noodlot hier ook toe, waarop Otto besloot maatregelen te nemen. Boven zijn bedrijf zat een piepkleine woning verstopt die alleen bereikt kon worden via een geheime deur. Hier, in het ‘achterhuis’, verbleef het gezin Frank van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944 samen met het gezin Van Pels. Later kwam daar de Joodse tandarts Fritz Pfeffer bij. Miep Gies bracht hen eten en andere dingen die ze nodig hadden. Verder wist niemand het. Toch werd de schuilplaats door iemand verraden. Alle onderduikers werden afgevoerd naar concentratiekampen. Alleen Otto keerde terug.

Anne van der Burg, net afgestudeerd aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunst Academie, speelt de rol van Anne Frank. ‘Er wordt in deze voorstelling niet gesproken over Joden en Duitsers, maar over volk en bezetter. Zo wordt het drama van toen vertaald naar het hier en nu.’ Hoe is het om een tijd buiten de maatschappij te staan? Ze waren immers totaal afgesloten van de buitenwereld. ‘Zo’n situatie is een snelkookpan van emoties. Gedurende de voorstelling loopt de spanning op. Iedereen probeert beschaafd te blijven, wat niet altijd lukt. De onderduikers proberen ook om iets af te bakenen. Zo wil Anne absoluut aan een bepaald tafeltje in haar dagboek schrijven. Dat snap ik best. Ze was pas dertien jaar, deelde een piepklein hokje met haar zus en later met Fritz Pfeffer. Hij claimt haar tafeltje, waar ze tegen protesteert. Het was het enige van zichzelf dat ze nog had. Haar vader was voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog al begonnen met allerlei dingen naar het ‘achterhuis’ te brengen. Verder hadden ze alles achter moeten laten.’

Van der Burg is twee keer naar het Anne Frank Huis in Amsterdam geweest, voor het eerst tijdens de Museumnacht en vervolgens met acteurs van Achter het huis. ‘Een bijzondere ervaring. Met de cast beleefde ik het net iets anders.’ Achter het huis roept volgens Van der Burg veel emoties op bij het publiek. ‘Er zijn bezoekers die na afloop even met ons willen praten.’

De voorstelling wordt niet door iedereen op prijs gesteld. De discussie startte al toen Achter het huis nog in de maak was. Het Anne Frank Fonds in Bazel wilde geen toestemming geven, omdat de interpretatie van Pfeiffer te vrij zou zijn. Modern taalgebruik, toegevoegde verhaallijnen, het kon hen niet bekoren. Ondanks dat de makers heel duidelijk stellen dat het een fictieve voorstelling is van wat zich daar kan hebben afgespeeld. De context is wel degelijk historisch, maar het verhaal is niet honderd procent gebaseerd op de dagboeken van Anne Frank, wat duidelijk wordt aangegeven.

Met welk idee bezoeken mensen Achter het huis? Vlak voor de voorstelling in Barendrecht moet een gezelschap van zeven vrouwen grinniken om die vraag. Ze hebben duidelijk zin in hun gezamenlijke uitje, zeggen eerlijk dat ze niet weten wat ze kunnen verwachten en betreden met open blik de zaal.

De opening van het toneelstuk is een gesprek over het ‘achterhuis’ tussen Hermann van Pels (Michiel Nooter) en Otto (Hajo Bruins). Van Pels weet nog niet wat hij van de schuilplaats moet denken, maar hij wordt overtuigd door Otto, die zelfs een voedselvoorraad heeft aangelegd. Het is 1942 en ze zijn heel optimistisch over de komst van de geallieerden. Het komt niet in hun hoofd op dat ze hier ruim twee jaar zullen verblijven. Al snel ontstaan allerlei irritaties over ogenschijnlijk onbelangrijke dingen. Zo ergert mevrouw Van Pels (Raymonde de Kuyper) zich eraan dat ze elke avond van háár servies eten, nota bene Wedgewood, eigenlijk bestemd voor bijzondere gelegenheden. Ze bindt in als blijkt dat dit hun enige serviesgoed is. Verder vindt ze Anne hondsbrutaal. Haar man is vooral geïnteresseerd in de sigaretten die Miep (Marie Louise Stheins) meebrengt. Langzaam neemt de irritatie toe, ook omdat ze doorlopend bonen eten, er geen ramen open mogen en privacy ondenkbaar is. Bepaalde ergernissen ontstaan ook omdat ze zich niet meer kunnen verplaatsen in de buitenwereld. Voedsel wordt schaarser en op een gegeven moment alleen nog maar verkrijgbaar op de bon en de zwarte markt. Miep moet halsbrekende toeren uithalen om iets eetbaars voor te versieren, wat behalve bij Anne niet echt tot de bewoners doordringt.

In de pauze spreken de dames zich lovend uit over het stuk. ‘Er zit humor in en mooie dialogen’, zegt één van hen. ‘Je gaat je realiseren hoe het zou zijn om met twee gezinnen in zo’n kleine ruimte te leven’, zegt een ander. ‘Ik vind het heel bijzonder dat in dit toneelstuk het leven in het ‘achterhuis’ vanuit verschillende perspectieven wordt bekeken.’

Tijdens het tweede deel lopen de spanningen pas echt op, zowel tussen als binnen de gezinnen. Zo gaat Hermann totaal door het lint als hij zijn vrouw al trappelend van ongeduld en ergernis vertelt hoe hij over haar denkt. De snelkookpan van emoties waar Van der Burg het over had, kookt over.

Poetin en Assad zijn grootste winnaars van val IS

0

‘De grens tussen Irak en Syrië bestaat alleen nog in onze Bosatlas.’ VVD-buitenlandwoordvoerder in de Tweede Kamer Han ten Broeke werd er in de zomer van 2015 niet moe van om dat te herhalen, toen het ‘kalifaat’ van IS zich nog als een olievlek over het Midden-Oosten uitbreidde. Het is verstandig dat u uw Bosatlas niet heeft weggegooid, zoals het toen ook verstandig was van Noordhoff niet overhaast een nieuwe druk uit te brengen. Dat heeft ze zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog niet gedaan, ondanks de sterke aandrang van de bezetter, toen Hitler eveneens op zeer gewelddadige wijze de kaart had hertekend.

De jongste druk van de Bosatlas lijkt wat de grens tussen Irak en Syrië betreft met de ineenstorting van IS weer aan geldigheid te winnen. Althans, als het alleen aan Bagdad en Damascus ligt, want naast IS zijn er nog andere spelbrekers, waar het de na de Eerste Wereldoorlog getekende kaart van het Midden-Oosten betreft. De Iraakse Koerden hebben zich immers weinig van de adviezen van Washington aangetrokken en recent gewoon ook een eigen staat uitgeroepen, ook al gaat het daarmee dankzij gewapend ingrijpen van Bagdad territoriaal momenteel wat minder florissant dan door henzelf beoogd. En de Syrische Koerden hebben voor zichzelf tegen de zuidgrens van Turkije een zone van zelfbestuur gecreëerd, waarvan niet alleen Damascus, maar ook Ankara niet erg gediend is, vanwege een gevreesd uitzaai-effect naar de Koerden in Turkije zelf.

Kortom, wie meent dat met de val van Raqqa en de militaire verpulvering van IS ginds vrede en orde en rust zijn teruggekeerd en het business as usual is, heeft te vroeg gejuicht. Het idee van een kalifaat zal blijven leven en daarmee de hoop erop van sommigen en de vrees ervoor van anderen. De aantrekkingskracht die het op radicaliserende Europese moslimjongeren uitoefende is zeker niet voorbij. Of de overlevende buitenlandse gewelddadige jihadisten nu in het Midden-Oosten blijven of heimelijk naar Europa terugkeren om er terroristische aanslagen te plegen, we zullen nog zeker van hen horen. De IS-top zal voorlopig ondergronds gaan, zoals de soennieten die aan de basis van IS lagen dat na de implosie van het bewind van Saddam ook hebben gedaan.

In Bagdad en Damascus zal men beducht blijven op hun terugkeer, waarbij de cruciale vraag is hoe de nu zegevierende sjiieten respectievelijk alevieten daar hun terugkeer denken te verhinderen. Door middel van concessies om hen de wind uit de zeilen te nemen of repressie om hen vooral angst aan te jagen? Het succes van IS viel zowel in Irak als in Syrië immers niet los te zien van de behandeling van de soennieten door het zittende regime.

Na de val van Saddam waren de sjiitische politici niet uit op verzoening, maar vergelding, onder het motto ‘nu is het onze beurt’. Zullen zij nu, nu de voornaamste soennitische tegenkracht is uitgeschakeld, verstandiger opereren en daardoor de voedingsbodem voor een nieuw IS wegnemen? Ook Assad ontleende zijn macht deels aan het feit dat hij de soennieten in zijn land geen ruimte gaf.

Assad is natuurlijk voor dit moment de grootste winnaar in de regio. Hoewel hij nog niet heel Syrië heroverd heeft, zit hij weer vast in het zadel. Het commentaar van westerse tv-commentatoren van een paar jaar terug dat, net als bij Moebarak, ‘zijn dagen geteld zijn’, is inmiddels verstomd. Zowel de Amerikanen als de Europeanen – voor zover die laatsten niet sowieso door afwezigheid opvallen – hebben de eis dat Assad in het kader van een interne vredesregeling moet vertrekken, stilzwijgend ingeslikt.

Dat betekent dat de vanuit het Westen halfslachtig gesteunde opstand tegen de tirannie van Assad uiteindelijk, honderdduizenden doden verder, geen vrijheid, maar voortgezette onderdrukking heeft gebracht. De seculiere democratische oppositie is de grote verliezer, mede omdat de opstand tegen Assad door IS kon worden gekaapt. Daarna kon Assad, die nog altijd veel meer slachtoffers op zijn geweten heeft dan die zelfbenoemde kalief van IS, het conflict succesvol framen als een strijd tussen seculiere beschaving en fundamentalistische barbarij. Zeker de nieuwe Amerikaanse president Trump, met zijn sympathie voor sterke mannen, zoals Poetin, Erdogan, Duterte en Sisi, is daarvoor niet ongevoelig gebleken.

Terwijl Assad de grootste winnaar is in de regio, is Poetin dat mondiaal. Rusland is weer helemaal terug in het Midden-Oosten. Militaire steun van Moskou heeft op het cruciale moment Assad van de ondergang gered en daarmee is tegelijk ook de afhankelijkheid van Assad van het buitenland duidelijk geworden. Zijn bewind bestaat nog slechts bij de gratie van Rusland én Iran. Dat is, in geopolitieke zin, namelijk de ironische uitkomst van alle Amerikaanse bemoeienis sinds het begin van de eeuw. Terwijl Iran als de baarlijke duivel werd afgeschilderd, zijn door eigen toedoen Irak en Syrië meer dan ooit cliëntstaten van Teheran geworden. Daaraan zal ook een woedend opzeggen door Trump van het nucleaire akkoord dat zijn voorganger sloot, voorlopig echt niets kunnen veranderen.

BREAKING: heel China sloeg de Zwarte Piet-discussie dit jaar over

0

De meest overschatte discussie ooit: het zwartepieten over het uiterlijk van Zwarte Piet. Ja, je kunt van alles aan Zwarte Piet ophangen, zoals raciale onderdrukking of juist de Nederlandse identiteit, en je ontzettend opwinden. Maar het hoeft niet hoor. Soms denk ik dat ik de enige Nederlander ben die het niets uitmaakt hoe Zwarte Piet eruitziet. Ik begrijp dat het tof is om je eigen anti-racistische verzetsgroep op te richten of om een keertje de snelweg te blokkeren ter verdediging van Fryslân. Charmante frivoliteiten. Ontnuchterend werkt ieder jaar weer de vrolijke Sinterklaas-intocht op Curaçao waar een zwarte menigte onder luid Afrikaans tromgeroffel zwarte en gekleurde Pieten en een blanke Sinterklaas verwelkomd. De luchtigheid van die intocht, waarin trouwens ook nog allerlei andere fantasiewezens zoals smurfen in voorkomen, toont ons dat we het de hele tijd nergens over hadden.

Gelukkig woon ik in het perfecte land om de discussie te ontvluchten: China. China sloeg de Zwarte Piet-discussie dit jaar over. Of doet dat eigenlijk ieder jaar. Sterker nog: China doet helemaal niet aan discussies. En minderheden hebben nog minder te vinden dan andere mensen in China, tenzij ze vinden dat de alleenheerschappij van de Partij een zaligmakend feest is. Die mening mag wel; die moet zelfs.

Maar alle gekheid op een stokje. Dankzij het gedweep van westerse ‘anti-racisme’-activisten à la Quincy Gario en Sunny Bergman zou je bijna vergeten dat racisme wereldwijd een ernstig probleem is. In China worden zwarte studenten, toeristen en expats, onder wie zowel Afro-Amerikanen als Afrikanen, continu en vaak openlijk gediscrimineerd. Zwarte Piet zou hier in China alleen als een schrikfiguur kunnen fungeren. Openlijke discriminatie is alomtegenwoordig.

Ik zou bijvoorbeeld mijn huidige bijbaan in de private sector als mentor van Chinese studenten die in de Verenigde Staten gaan studeren, niet hebben gekregen als ik zwart was geweest.

Een meevaller is dat Chinees racisme normaliter niet erg theoretisch en eerder naïef is. In tegenstelling tot geharde Europese racisten die aan hun rassentheorie vastklampen als ze in de praktijk ‘uitzonderingen’ aantreffen, kunnen Chinezen hun racisme zo aan de kant zetten bij de eerste empirische weerstand. In de trant van ‘oh, ik dacht dat zwarten (of blanken) altijd zus of zo waren, maar nu ik er één heb ontmoet, blijkt dat onwaar’. Zo denken velen dat Engels een soort ‘witte’ taal is en dat alle westerse blanken goed Engels spreken. Soms vragen vacatures voor docent Engels expliciet om een blanke. Gelukkig hebben Italianen die zich baantjes in bluften, veel bijgedragen aan het ontkrachten van de ‘witte’ taal-mythe. Westerse toeristen met Chinese voorouders die geen Chinees spreken ondermijnen ondertussen de mythe dat de Chinese talen ‘in het bloed van de Chinezen zit’, wat me ooit eens in alle ernst werd medegedeeld.

Nu heb je wel de theorie dat blanken en zwarten dichter bij de apen staan. De inspiratie daarvoor is antropoloog Wu Xinzhi’s these dat het Chinese ras niet uit Afrika komt, maar al een miljoen jaar aan eigen ontwikkeling kent. Ik ken de theorie van een incident in een Chinese treincoupé. Tijdens de treinreis begon er een nieuwsgierig Chinees peutertje met de blonde beenharen van een Zweedse vriend van me te spelen. Wat een gekke haren! Het was erg schattig, tot de moeder, denkende dat de Zweed geen Chinees sprak, tegen haar kind zei ‘daaraan kun je zien dat ze dichter bij de apen staan’.

We hebben onze gezichten ook niet mee. Jaren terug vertelde een Chinees vriendinnetje van me dat de gezichten van blanken op die van apen lijken. Maar ik was wel een knappe aap, voegde ze eraan toe. Natuurlijk heb ik haar er nog weken mee geplaagd dat ze blijkbaar op apen valt. Ik vond het grappig. Natuurlijk is het voor mij als blanke gemakkelijker niet beledigd te zijn dan dat zou zijn voor een zwart persoon die zich duidelijker in een achtergestelde positie bevindt. Blankheid heeft ook prestige. Toch zijn blanken hier niet bevoorrecht, omdat we van veel worden buitengesloten en de staatspropaganda raciale rancunes verder aanwakkert.

China is een gesloten land met een etnische nationale identiteit. De paar blanken en zwarten met een Chinees paspoort die in China zijn geboren en getogen, worden aangesproken met ‘hallo buitenlander’. Bij het beeld van de Chinees hoort een vastomlijnd scala aan etniciteiten en een onderwerping aan de Partij. China is het koloniale rijk van de Han-Chinezen, geleid door een homogeniserende partijstaat. Daaronder lijden trouwens vooral de lokale minderheden. De hoeddhistische Tibetanen en de islamitische Oeigoeren worden hard onderdrukt. Het achterliggende motief is trouwens niet zozeer racisme, maar de xenofobe Han-cultuur in het algemeen en de totalitaire controledrang van de Partij in het bijzonder. De Partij voert een beleid van Gleichschaltung. Ze willen dat alles en iedereen gelijkvormig en beheersbaar is.

Peking heeft wat Willemstad nodig. Denk aan een prachtige Curaçaose parade met tromgeroffel op het Plein van de Hemelse Vrede, het hart van de Chinese macht en het symbool van haar controledrang. We trommelen en dansen al die eenheidsworst, xenofobie en controledrang eruit in een wilde parade vol Pieten, Friezen en smurfen in alle kleuren van de regenboog. Geheel spontaan. Dat de Partij in dat feest haar feestelijke afsluiting moge vinden.

Wel of geen hoofddoek bij de politie? ‘Niemand is neutraal’

1
De hoofddoek van politieagent Sarah Izat vormt volgens het College voor de Rechten van de Mens geen bezwaar voor de uitoefening van haar beroep. De Kanttekening sprak enkele voor- en tegenstanders van de hoofddoek bij de politie.

Het College voor de Rechten van de Mens heeft Sarah Izat, een islamitische agent uit Rotterdam, gelijk gegeven. Izat stapte onlangs naar het college om het hoofddoekverbod onder werktijd aan te vechten. volgens haar maakt de politie onderscheid op basis van haar godsdienst. Het college vindt de uniforme gezagsuitstraling en de eigen veiligheid van de politieambtenaar op zich zwaarwegende belangen vanuit de politie, maar is er in dit geval niet van overtuigd dat die van toepassing zijn op de betrokkene. Izat heeft een communicatieve functie op het politiekantoor. Er is geen uitsluitsel over de vraag of een agent met hoofddoek ook op straat mag werken.

Anne Dijk zegt dat het in Nederland mogelijk moet zijn om ook met hoofddoek de functie van politieagent te bekleden. ‘Ik ben voor radicale gelijkwaardigheid tussen alle mensen en pleit voor gedeelde normen en waarden in sociale bejegening naar elkaar toe.’ Dijk is als islamoloog verbonden aan het Fahm Instituut, dat zich ‘inzet voor het verbeteren en verdiepen van kennis over de islam’. Volgens Dijk is de hoofddoek goed te integreren met het politie-uniform en andere uniformen. ‘In de sportwereld zie je daar voorbeelden van en ook bij Albert Heijn wordt de hoofddoek geïntegreerd met het uniform. Laten we vooral praktisch zijn en onderstrepen dat het uniform van belang is, maar tegelijkertijd verder kijken hoe er aan het uniform voldaan kan worden met behoud van persoonlijke vrijheden.’

Foto: Anne Dijk

Aysenur Öztürk, student Bio-Farmaceutische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden, zegt dat ze de discussie over agenten met hoofddoek aandachtig volgt. ‘Nederland is een vrij land’, benadrukt Öztürk. Een politieagent met hoofddoek zou wat haar betreft geen probleem moeten zijn. ‘We zien tegenwoordig dat steeds meer vrouwen met hoofddoek verschillende functies bekleden. Als zij de vaardigheden heeft om agent te worden, dan is haar hoofddoek slechts bijzaak en een denkbeeldig obstakel gecreëerd door vooroordelen van andere mensen.’ [blendlebutton]

Foto: Aysenur Öztürk

Actrice Leyla Cimen ziet het anders. Ze vindt het dragen van een hoofddoek als agent problematisch. ‘Uitingen van welke religie dan ook moeten verboden zijn bij de politie, dus ook geen joodse agenten met keppeltjes, sikhs die een tulband dragen of christenen die met een kruisje komen werken. Religieuze uitingen zijn wat mij betreft niet te combineren met het werk van een politieagent.’ Cimen vindt dat de hoofddoek afbreuk doet aan de geloofwaardigheid en neutraliteit van een agent. ‘Door het dragen van het uniform straalt de agent neutraliteit uit, als ze een hoofddoek draagt, dan twijfel ik daar aan.’

Foto: Leyla Cimen

Dijk is het daar niet mee eens. ‘Wil je neutraliteit in het handelen van mensen of moet de mens zelf neutraal zijn? Dat laatste is namelijk een illusie. Niemand is neutraal. Dan zou er bijvoorbeeld ook een neutrale politieke partij moeten bestaan.’ Volgens Dijk moet het gaan om de vraag of iemand neutraal handelt. ‘We moeten niet doen alsof degene die geen religieuze uitingen heeft, beter in staat is om neutraal te handelen dan degene die dat wel heeft. Iemand die geen religieuze uitingen heeft kan ook zeer a-neutraal en bevooroordeeld zijn. Dat een agent met hoofddoek per definitie niet neutraal zou zijn, insinueert een tweedeling in wel en niet neutraal op basis van uiterlijke kenmerken in plaats van basisprincipes in het handelen.’ Dijk vindt dat een hoofddoek een vrouw niet mag beperken. ‘Ik zou het fijn vinden als ik in elke functie die de maatschappij dient een afspiegeling van diezelfde maatschappij zie. Dat draagt bij aan vertrouwen. Een te homogene groep draagt bij aan het wij-zij-denken en een soort koloniale superioriteit.’

Öztürk stelt dat vrouwen met hoofddoek onderling sterk van elkaar verschillen. ‘Ik draag een hoofddoek, maar kan je daaraan zien hoe ik denk over politiek, vrouwenrechten, kunst of andere zaken? Door de discussies over de hoofddoek op deze manier te voeren worden vrouwen beperkt. Dat is heel erg onterecht. Agenten zonder hoofddoek kunnen net zo goed zeer a-neutraal zijn. Je kan ook bijvoorbeeld een agent met extreem-rechtse overtuigingen treffen, zo’n agent wordt niet op zijn of haar ideologie maar handelen afgerekend. Hetzelfde zou moeten gebeuren met agenten met hoofddoek. Kijk naar het werk dat ze leveren, naar hun kundigheid, focus je niet op een kledingstuk.’

Dijk meent dat zelfs de functie van rechter uitgeoefend kan worden door een vrouw met hoofddoek. ‘Geen enkele functiekwaliteit wordt beperkt door de keuze van hoofdbedekking. Belangrijk om te beseffen is dat het dus niet om functies gaat, maar om onderbuikgevoelens die we koppelen aan waarden en normen. We moeten het dus over die waarden en normen en gevoelens gaan hebben, zeker als we het over het ‘neutraliteitsprincipe’ hebben, want wie bepaalt wie neutraal kan zijn?’

Een rechter met hoofddoek is voor Cimen absoluut uitgesloten. ‘De functies die uitgeoefend kunnen worden zijn eigenlijk alle functies waarbij geen neutraliteit wordt verwacht van de werknemer. Dat kan een docent zijn of een arts, maar een rechter niet.’

Student Mandy Ari begrijpt de bezwaren, maar stelt dat een hoofddoek bij een politieagent ook heel subtiel gedragen kan worden. ‘Aan het uiterlijk hoef je niet veel te zien, want wanneer iemand een pet op heeft zie je ook weinig van zijn of haar hoofd. Of een agent autoriteit uitstraalt hangt dan volledig af van zijn of haar karakter, houding, gezichtsuitdrukking en beheersing van accentloos correct Nederlands.’

Foto: Mandy Ari

Öztürk sluit zich aan bij Ari. ‘Je kan je geloof niet wegdoen als je bij de politie gaat werken. Je geloof is een belangrijk en onlosmakelijk onderdeel van je identiteit. Het zou Nederland sieren als het een voorbeeldland wordt voor de kansen van vrouwen met hoofddoek, een land waar je met hoofddoek alles kunt bereiken wat je maar wil.’ [/blendlebutton]