14.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 805

Zonder poldertaliban geen Jan Wolkers

0
Jan-Wolkers-.jpg
Foto: © Reuters

”InHolland-jihadisten komen om bij examen”, aldus de kop boven een stukje op de satirische website De Speld een klein jaar geleden, dat kritiek op de in marktgerichte modieuze studies resulterende gebrekkige kwaliteit van het hoger onderwijs combineerde met een profetische vooruitblik op de huidige discussie ”hoe herken ik de jihadist-in-spé in de salafist-van-nu”.

“InHolland kreeg 4 jaar geleden toestemming te beginnen met de opleiding Jihadisme”, zo vervolgt De Speld. “Het toenmalige kabinet wilde op die manier voorkomen dat geradicaliseerde jonge moslims in het Midden-Oosten een hoogwaardige training zouden krijgen. De eerste 50 studenten zijn nu omgekomen bij hun praktijkexamen. Tijdens het examen sneuvelden 20 studenten al bij het schoonmaken van hun kalashnikov. Veel studenten klaagden over de kwaliteit van de opleiding. Voor het vak Zelfmoordaanslagen was maanden geen ervaren docent beschikbaar. Alle slachtoffers zijn postuum gezakt.”

Kijk: als het zo simpel was, dan was de Nederlandse overheid snel klaar – wie zich voor zo’n opleiding aanmeldt, geeft immers meteen zijn intenties bloot, maar zo’n eenduidige opleiding wordt nergens aangeboden, zelfs niet in de meest fundamentalistische moskee, waar een imam rabiaat anti-westerse taal uitslaat. Dat zulke taal sommige losgeslagen moslimjongeren kan inspireren tot het plegen van aanslagen – net zoals die van Geert Wilders sommige losgeslagen niet-moslim-jongeren in Geldermalsen of Anders Breivik – is waar. Maar of dat bij een bepaalde individuele jongere inderdáád daartoe leidt, blijkt meestal als het te laat is. In de termen van De Speld: past bij het ”praktijkexamen”.

“Gedachten zijn vrij”, aldus de eerste regel van een oud Duits volkslied uit het begin van de 16e eeuw. Het behelsde een aanklacht tegen censuur en controle, die juist toen ook heel duidelijk religieuze relevantie bezat. Het waren de dagen van de Reformatie, waarin Maarten Luther (1483-1546) met succes het met veel censuur en controle opgelegde waarheidsmonopolie van de Rooms-Katholieke Kerk aanviel.

Het motto lag later aan de basis van de Verlichting: de vrijheid van denken geldt sindsdien als één van onze belangrijkste verworvenheden. Tegelijk staat zij ook steeds opnieuw onder druk – niet alleen, als er gedachten geformuleerd worden, die de machthebbers onwelgevallig zijn, maar vooral, als een vrij geformuleerde gedachte behelst dat ánderen het recht op vrij denken wordt ontzegd.

Het is het eeuwige dilemma van de democratie: hoe groot kan en moet de tolerantie zijn ten opzichte van de intoleranten? Groot als zij door hun kleine aantal geen bedreiging vormen, klein als zij dat door hun grote aantal wel doen? Of pas als sommigen hun intolerantie met geweld op willen leggen? Moet dan ook de intolerante denkwijze die daaraan ten grondslag ligt, niet slechts met intellectuele, maar ook met juridische middelen bestreden worden?

In de 20ste eeuw waren het vooral fascisme en communisme die deze vragen opriepen. Sinds de eeuwwisseling is het, het islamitisch fundamentalisme dat tot een plaatsbepaling dwingt. Wat in Europa de aandrang tot verbieden stimuleert, is enerzijds dat het daarbij – anders dan bij fascisme en communisme – niet om een westers cultuurproduct gaat en anderzijds dat men als gevolg van de secularisatie steeds vreemder is komen te staan tegenover religieuze orthodoxie als zodanig. Die maakt daarmee al automatisch velen bang, zeker als de atavistische aspecten ervan niet tot het eigen Europese verleden te herleiden vallen.

In de NRC van 19 december verscheen een uitgebreid stuk over de salafistische preekpraktijken in de Utrechtse moskee al-Fitrah. Kinderen moeten elkaar corrigeren als zij ”onislamitisch” gedrag waarnemen; zij dienen hun gezicht af te wenden wanneer zij een kerk (afgoderij!) of een McDonald’s (varkensvlees!) zien. Ouders moeten voorkomen dat zij op school muziek te horen krijgen. Geen hoofddoek dragen of ongehuwd met een vriendin rondlopen is ontoelaatbaar, afstand bewaren tot onreine mensen zoals zondaren en ongelovigen is verplicht.

Voor alle duidelijkheid: dit gaat veel verder dan ”integratie met behoud van identiteit”. Van integratie is gewoon geen sprake en de daaraan ten grondslag liggende opvattingen zijn ook in mijn ogen zot. Maar zijn ze zotter dan sommige die zeer orthodoxe christenen of dito joden huldigen? Gemengdgeslachtelijk handen schudden – ten onzent oorzaak van veel opwinding – mogen de laatsten ook niet.

“In het isolement ligt onze kracht”, aldus de leuze van de aartsvader van het politieke protestantisme in Nederland, Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876). Aan omgang met andersgelovigen deed men tijdens de verzuiling zo min mogelijk. In de Bible Belt wordt dat principe nog steeds gehuldigd. Recent brak op het eiland Goeree een rel uit, omdat in het plaatselijke sufferdje een interview was verschenen met een homostel. Met deze vorm van boze buitenwereld wenste de gereformeerde goegemeente niet te worden geconfronteerd en de sufferds van de redactie van het bewuste blaadje boden prompt nederig hun excuses aan.

Naar aanleiding daarvan verscheen 12 december een leerzaam dorpsportret in de NRC. Tot de taboes behoorde de vondst van een nieuwe schakel in de evolutie, het horen van een vloek en het zien van blote vrouwen. En gemengd gymnastiek op school – tot in de jaren 80 overal ongebruikelijk – is vast ook niet hun ding.

Zeker: de poldertaliban van Goeree roepen niet op tot geweld en dat is een essentieel verschil met de gewelddadige jihadisten. Maar hun wereldbeeld is even introvert en voor slachtoffers in eigen kring zeker niet minder beknellend. De sociale controle is groot. Wie zich zondig gedraagt, wordt evenzeer met uitstoting uit de gemeenschap bedreigd. Zonder de bijbehorende trauma’s zou de Nederlandse literatuur – Hugo Claus, Jan Wolkers, Maarten ‘t Hart – overigens amper bestaan.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

De Saoedi’s, onze ongemakkelijke vrienden

0
Salman-koning-Nederland.jpg
Foto: © AP

In dezelfde week dat Tweede Kamerlid Ahmed Marcouch (PvdA) in Zaman Vandaag pleitte voor een verbod op salafistische organisaties, bezocht zijn partijgenoot Ahmed Aboutaleb namens de gemeente Rotterdam Saoedi-Arabië om er geld te verdienen. Een omstreden bezoek. Niet alleen omdat in Saoedi-Arabië de mensenrechten op grote schaal worden geschonden, maar ook omdat vanuit dat land het wahabisme wordt geëxporteerd en terrorisme wordt gefinancierd. 

Saoedi-Arabië kondigde onlangs aan met 33 andere soennitische islamitische landen een militaire alliantie te hebben gevormd om terrorisme te bestrijden. De alliantie wordt geleid vanuit de Saoedische hoofdstad Riyad. Met de oproep lijken de Saoediërs te voldoen aan een eerdere oproep van de Verenigde Staten om de militaire actie tegen IS op te schroeven.

Op het initiatief werd met scepsis en zorg gereageerd. Niet alleen omdat het kan leiden tot spanningen tussen soennieten en sjiieten (Iran), maar ook omdat het een middel kan worden om in verschillende landen politieke tegenstanders aan te pakken. 

Zo heeft de leider van de coalitie, Saoedi-Arabië de neiging iedere opvatting die het bewind niet bevalt als ”terroristisch” te betitelen. Volgens Human Right Watch wordt terrorisme in artikel 1 van de in 2014 uitgebreide terrorismewetten onder andere gedefinieerd als het oproepen tot atheïsme of het bekritiseren van de islamitische fundamenten waarop het land is gebaseerd.

Mensenrechten 

Er zijn weinig landen ter wereld waar het zo beroerd gesteld is met de mensenrechten als in Saoedi-Arabië. Demonstraties zijn er verboden, alle nog levende mensenrechtenverdedigers zitten lange gevangenisstraffen uit, vrouwen worden op vele vlakken gediscrimineerd, om maar niet te spreken over de positie van homo’s en ongelovigen. Het land is er sinds de komst van koning Salman niet milder op geworden: in 2015 gaat het uit 1995 stammende record executeren verbeterd worden. De Saoediërs zijn net zo behendig in het publiekelijk onthoofden van tegenstanders als ‘Jihadi John’ en zijn vrienden en doen dat bij voorbaat in het openbaar, zodat het afschrikwekkende effect des te groter is. 

In bijna de helft van de gevallen gaat het om buitenlanders, meestal gastarbeiders, die vaak geen Arabisch spreken en ook geen recht op een tolk hebben. Een gebrekkige inburgering kan in dat land letterlijk je kop kosten. 

Wahabisme

Tenslotte exporteert Saoedi-Arabië het wahabisme, het salafisme van de Saoedische school, een bijzonder orthodoxe en weinig tolerante vorm van de islam die weinig verschilt van de ideologie waarmee IS haar terreurdaden rechtvaardigt. Dat betekent nog niet dat het Saoedische bewind IS steunt. Het Huis van Saoed, het koningshuis van Saoedi-Arabië, is juist een doelwit van IS. Toch heeft Saoedi-Arabië wel gedoogd dat er vanuit het land volop steun aan verschillende terroristische groeperingen, waaronder IS, is gegeven.  

Wanneer Saoedi-Arabië een marginaal land was geweest, was de kans groot dat onze politici zich als dominees hadden opgesteld en over elkaar waren gebuiteld om principiële standpunten in te nemen. Saoedi-Arabië was dan, met het dreigement van een mogelijke boycot of militair ingrijpen, onder grote druk gezet om de mensenrechten te verbeteren en de export van wahabisme te stoppen.  

Zwart goud

Maar, Saoedi-Arabië is geen marginaal land. Behalve het wahabisme exporteren de Saoediërs ook olie en zo lang een groot deel van de wereldeconomie aan het infuus van dit zwarte goud ligt,  stellen onze politici zich eerder als koopmannen dan als dominees op. 

Saoedi-Arabië behoort niet tot de belangrijkste handelspartners van Nederland. Toch importeerde ons land vorig jaar voor ruim 3,4 miljard aan goederen uit het land. Het Saoedische petrochemieconcern Sabic en staatsoliemaatschappij Saudi Aramco zijn beiden actief in Rotterdam en Shell zit ook in Saoedi-Arabië.

Behalve dat we olie kopen, is Saoedi-Arabië ook een klant van het Nederlandse bedrijfsleven. De Saoediërs importeerden voor ruim 2,5 miljard euro uit Nederland, vooral op het gebied van luxe consumptiegoederen, energie, gezondheid, wetenschappelijke samenwerking en landbouw. Ook verkocht Nederland de afgelopen jaren voor ruim 35 miljoen euro wapens aan het land en werden wapens uit andere landen via onze havens en Schiphol doorgevoerd naar Saoedi-Arabië. Het zijn wapens die nu ingezet worden in de oorlog in Jemen. 

Brede betrekkingen 

Burgemeester Aboutaleb was niet de eerste hoogwaardigheidsbekleder die een bezoek aan Saoedi-Arabië bracht. Velen gingen hem voor. Nederland onderhoudt goede betrekkingen met de Saoediërs. Ons Koningshuis is al lange tijd goed bevriend met het Huis van Saoed. De Koning en minister Bert Koenders (Buitenlandse Zaken) waren in januari nog in de Saoedische hoofdstad Riyad om het rouwbeklag voor de overleden koning Abdullah (1924-2015) bij te wonen. Premier Mark Rutte weerlegde destijds de kritiek van D66, PVV en GroenLinks op dit bezoek. Nederland en Saoedi-Arabië hebben volgens de premier ”brede betrekkingen” en daarbij hoort het om ”op passende wijze” de laatste eer te bewijzen aan de koning.

Islam

De Saoediërs hebben nog een andere troef in handen die een boycot bemoeilijken: het land vormt het religieuze centrum van de islam en is één van de weinige islamitische landen ter wereld waar een volledig op de klassieke sharia gebaseerd rechtssysteem is ingevoerd. Andere islamitische landen kennen een duaal rechtssysteem met religieuze en seculiere rechtbanken, die vaak gebruik maken van rechtsstelsels die geïnspireerd zijn op het recht van de voormalige koloniale overheersers. 

Ook bezit het land de belangrijkste islamitische heilige plaatsen Mekka en Medina. Saoedi-Arabië is de ”beschermer van de twee heilige moskeeën”. Ieder jaar ontvangt het land miljoenen moslims die naar Mekka komen om de hadj, één van de vijf zuilen van de islam, te volbrengen. De hadj brengt Saoedi-Arabië niet alleen veel inkomsten, maar bezorgt het land ook een strategisch sterke positie ten opzichte van landen die grote groepen moslims herbergen en die alleen al vanwege dit gegeven met de Saoediërs zaken moeten doen. 

Al deze economische, religieuze en strategische factoren verklaren waarom we de Saoediërs maar liever te vriend houden. 

Daarom werd onlangs een motie om wapenleveranties aan Saoedi-Arabië te stoppen verworpen en kwamen niet alleen de multinationals, maar ook Marokkaanse organisaties in het verweer toen Saoedi-Arabië een handelsboycot dreigde in te stellen tegen Nederland vanwege anti-islam-stickers van Geert Wilders. Rutte was er deze keer als de kippen bij om ”fel afstand” te nemen van de stickers van Wilders. Met succes: de boycot kwam er niet. 

En zo kan het gebeuren dat we in Nederland politici hebben die pleiten voor mensenrechten, die zich hard maken voor ”onze waarden” en die een keiharde aanpak van het politieke salafisme voorstaan, maar tegelijkertijd de exporteur van het wahabisme en de kampioen onthoofdingen als vriend beschouwen. Een ”uitermate ongemakkelijke vriend” in de woorden van VVD’er Han ten Broeke. Dat dan weer wel. 

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Salafisme op de korrel

0
salafi-Thijl-Sunier.jpg
Foto: © Reuters

In hun grenzeloze ambitie om de burgers van Nederland in het morele gareel te houden hebben de regeringspartijen VVD en PvdA een motie aangenomen die het OM vraagt om te onderzoeken of organisaties die ‘het salafisme’ aanhangen verboden kunnen worden. Het was vooral de overijverige Ahmed Marcouch van de PvdA die daar het voortouw nam. In een opiniestuk in Zaman Vandaag stelt hij dat moslims weliswaar in meerderheid geweld afwijzen, maar dat het nu tijd is om ook met het gedachtengoed dat achter IS steekt af te rekenen. Volgens Marcouch heeft salafisme niets te maken met het ideaal te leven naar het voorbeeld van de eerste drie generaties moslims. Salafisme is volgens hem ”de ideologie van de jihadisten”: het is anti-democratisch en gewelddadig, wat ‘ons’ te doen staat is ”de foute ideologie bestrijden met goede en betere ideeën”.

Het stuk van Marcouch is een merkwaardige mix van inside talk en politieke spierballentaal, natuurlijk niet verwonderlijk, want hij is moslim en politicus, maar daar zit het probleem. Als het gaat om de oproep aan medemoslims om mee te doen met ideeënstrijd en kritiek te leveren op een bepaalde uitleg van de bronnen, dan lijkt me dat zonder meer zinvol, maar waarom moet dat dan uitmonden in een voorstel ‘het salafisme’ te verbieden? Dat is een verkeerde en vooral gevaarlijke weg. Praktisch is zo’n verbod onuitvoerbaar, omdat het allerminst duidelijk is wat er onder verstaan wordt en wat je met zo’n verbod denkt te bereiken. Wat ga je nu eigenlijk verbieden? Wat wil je bestrijden?

Marcouch zelf stelt simpelweg dat salafisme iets anders is dan assalaf assalih, de drie eerste generaties moslims. Tsja, what’s in a name? In het EO-programma Arena van 9 december werd gediscussieerd over het mogelijke verbod. Verwarring alom toen een deskundige beweerde dat er maar een klein percentage van de moslims salafistische ideeën koestert, terwijl een moslim aan tafel vervolgens stelde dat iedere goede moslim zich spiegelt aan de eerste generaties moslims, dus “meer dan 80 procent is salafistisch”, enzovoort, enzovoort. In een ander stuk over salafisme in Zaman Vandaag, een interview met onderzoekster Ineke Roex, stelt Roex terecht stelde dat salafisme een containerbegrip is dat geen recht doet aan de grote diversiteit daarachter.

Kortom, ik zie de discussies al opdoemen als het inderdaad tot een verbod zou komen, maar ik vind een verbod vooral om principiële redenen verkeerd. We begeven ons als samenleving op een hellend vlak met alle gevaarlijke gevolgen. Ik wil het hier niet eens hebben over twee grondwettelijke principes die met voeten getreden worden: vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Het gevaar zit hem vooral in het feit dat de staat zich steeds vaker de rol van ‘waardenpolitie’ aanmeet en bepaalt wat ‘we’ moeten vinden. Het ”Haagse jihadproces” waarin op 10 december zware straffen werden opgelegd, waartegen juist ook door juristen flinke kritiek werd geuit, laat zien dat ook in de rechtspraak de neiging bestaat in die rol van de overheid mee te gaan.

Salafisten hebben net als andere moslims ideeën over het goede leven, over goed en kwaad, over hoe je als moslims dient te leven. Dit is nu typisch zo’n onderwerp waar de overheid en de Tweede Kamer zich juist niet mee moeten bemoeien en meer vertrouwen moet hebben in de kracht van de discussie onder moslims. Een verbod is een teken van zwakte, angst en vooral van fundamenteel wantrouwen. In mijn column van vier weken geleden betoog ik dat het van groot belang is te begrijpen wie naar wie luistert en waarom. Het is goed als publieke figuren als Marcouch die zichzelf als moslim beschouwen aan die discussie meedoen, maar zonder direct als politieagent op te treden.

Een verbod is ook verkeerd omdat bepaalde opvattingen en overtuigingen op voorhand worden uitgesloten van de publieke discussie. Van buitenaf wordt salafisme opgetuigd met allerlei kwalificaties die mensen met totaal verschillende opvattingen op een hoop veegt, maar juist die verschillen en de discussie die daarover gevoerd wordt is uitermate belangrijk om te voorkomen dat jongeren voor geweld kiezen. In plaats van een groot deel van die zogenoemde salafisten te beschouwen als bondgenoten, worden ze uitgesloten van de discussie en op voorhand verdacht gemaakt.

Een verbod zoals geformuleerd in de motie, is dus wat mij betreft een heilloze weg. Het is symboolpolitiek zonder enig praktisch nut. Wat je ermee bereikt is dat de zaken alleen maar verder op de spits worden gedreven. Dat kan en moet anders.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.

Nederland doet altijd wat VS wil

0
Rutte-Obama.jpg
Foto: © AP. Mark Rutte & Barack Obama.

De aanslagen in Parijs en het Franse antwoord daarop in de vorm van bombardementen op de hoofdstad van IS, het in Syrië gelegen Raqqa, zetten ook de Nederlandse regering steeds verder onder druk. Londen heeft zich, na een verhit debat in het Lagerhuis, solidair met de Fransen verklaard, en vecht ginds inmiddels vanuit de lucht mee. Berlijn belooft op afstand militaire steun te verlenen en zodoende wordt ook weer naar Den Haag gekeken.

Nederland heeft sinds de eeuwwisseling – anders dan sommige andere NAVO-landen – immers vaker aan militaire operaties in de islamitische wereld meegedaan. Eerst, nadat Saddam verslagen was, aan de Amerikaanse bezetting van Irak; dan, om de Taliban op afstand te houden, successievelijk in twee provincies in Afghanistan – Oeroezgan en Koendoez – ook al moest dat toen, omwille van de kritisch tot afwijzende publieke opinie in eigen land, officieel als wederopbouwmissie respectievelijk politietraining in de annalen van de krijgsmacht geboekstaafd worden. Het voorlopige eindresultaat voldoet niet geheel aan de verwachtingen, zullen we maar zeggen.

Sinds enige tijd is Den Haag opnieuw in het Midden-Oosten actief: op verzoek van de regering in Bagdad helpt het mee met het bombarderen van het territorium van IS, althans voorzover dit het Irakese deel betreft. Van deelname aan de luchtacties tegen het Syrische deel van IS onthoudt Nederland zich, omdat een dergelijk verzoek van de regering van Damascus tot dusverre nog niet voorligt, evenmin als een mandaat van de VN. Voor de ”hoofdstad van het internationaal recht”, een titel waarop Den Haag zo graag aanspraak maakt, zijn dat geen randvoorwaarden om lichtzinnig mee om te gaan.

Mede tegen die achtergrond (en met de weinig duurzame ‘successen’ in Irak en Afghanistan voor ogen) staat niet iedereen in Den Haag te springen om alsnog ook in Syrië te interveniëren, en zijn coalitie en kabinet verdeeld. De VVD is vóór – de VVD is altijd vóór – en de PvdA was lang tegen, en aarzelt nu. Haar standpunt: zolang nog niet eens de eerste contouren van een plan voor de toekomst van Syrië geschetst zijn, heeft nog meer bombarderen geen zin.

Het maakt, omdat deze bombardementen zich uitsluitend op IS richten, Nederland bovendien partij in een conflict, waarin het beter geen partij kan zijn, omdat de twee elkaar hier bevechtende vijanden even erg zijn. Zeker: het zijn aan IS gelieerde soennitische jihadisten die in Parijs hebben gemoord, maar het is het sjiitische bewind van Assad dat, gesteund door Iran en Rusland, vanwege zijn tirannieke karakter vanaf 2011 (eerst vreedzaam) verzet heeft uitgelokt, vervolgens de voedingsbodem voor IS heeft bereid en nog altijd veruit de meeste doden – en daarmee ook veruit de meeste vluchtelingen – op z’n geweten heeft, al doet die zelfbenoemde kalief wel erg z’n best.

Het spel dat Assad vanaf het begin speelt – uitschakeling van de gematigde oppositie met Russische militaire hulp om het Westen, voor de keus tussen hem en IS gesteld, tot steun aan hem te dwingen – lijkt, vanwege de aanslagen in Parijs, steeds succesvoller te worden. Staten die eerst terughoudend aangaande contacten met Assad waren, laten die terughoudendheid nu varen. Zie Washington, waar het standpunt van een ”Assad moet meteen weg” tot een ”uiteindelijk moet Assad wel weg, ja”, is getransformeerd.

Het is die veranderende context, waarin nu druk op Nederland wordt uitgeoefend om ook in Syrië mee te vechten, van zowel Franse als Amerikaanse zijde. Als gezegd: de VVD is vóór, en is ook altijd vóór, zoals dat in zulke gevallen voor de meeste rechtse partijen in Nederland geldt. Het is in die wetenschap dat Amerika ook steevast Nederland als één van de eerste kleinere NAVO-landen benadert. België staat meestal niet zo hoog op de lijst.

Dat heeft te maken met een traditioneel verschil in oriëntatie: Nederland Atlantisch, België Europees, Den Haag kijkt altijd wat Washington doet, Brussel met dezelfde intentie naar Parijs. In dit concrete geval zou het voor de verandering overigens weinig uitmaken, nu Hollande en Obama jegens IS min of meer één lijn trekken, maar in veel gevallen waar Parijs en Washington juist tegenover elkaar staan, maakt het wèl uit. Denk aan Chirac tegenover Bush in 2003 inzake Irak.

Ettelijke jaren na de Amerikaanse inval, toen de chaotische uitkomst daarvan niet meer te loochenen viel, was er op het instituut Clingendael een forumdiscussie, waaraan ook de ex-adjunct-hoofdredacteur van De Volkskrant, Arie Elshout, aan deelnam, indertijd een voorstander van die inval in Irak. Mijn vraag vanuit de zaal aan hem: zou U ook voor zo’n inval zijn geweest als juist Chirac vóór en Bush tegen zou zijn geweest? Zijn antwoord, na enig nadenken: nee, dan vermoedelijk niet.

Dus niet het ‘wat’, maar het ‘wie’ was beslissend. Het triomfantelijke commentaar van zijn Vlaamse forum-buurman, de Antwerpse hoogleraar Yves Vandenberghe: dat weten wij in België allang, jullie doen altijd alles wat de Amerikanen willen. En inderdaad: een deel van Den Haag durft zich amper af te vragen of wát de Amerikanen dan zoal willen, wel wenselijk en verstandig is.

Over de reden en achtergrond daarvan valt vanuit historisch perspectief veel te zeggen. Het staat in elk geval niet los van onze eigen oorlogservaringen in het verleden, die nu voor een kritischer houding een obstakel vormen. Simpel gezegd: sinds het ontstaan van Nederland in de 16e eeuw kwam de bedreiging altijd van over land – eerst de Spanjaarden met Philips II, dan de Fransen met Lodewijk XIV en Napoleon, dan de Duitsers met Hitler – en de redding van overzee, waarbij Londen als reddende engel inmiddels alleen plaats heeft gemaakt voor Washington.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Terrorist, vrijheidsstrijder of verward?

1
AndersBehringBreivik.jpg
Foto: © AP. Anders Breivik.

Karst Tates die op Koninginnedag in 2009 door de menigte reed en zichzelf en 7 anderen doodde werd direct na zijn daad een verwarde man genoemd. Dat geldt ook voor Tristan van der Vlis die 2 jaar later in een winkelcentrum in Alphen aan de Rijn 6 anderen en zichzelf doodde. Van der Vlis had niet alleen een schietvergunning en meerdere wapens, het was ook al langer bekend dat hij psychische problemen had en suïcidaal was. 

Anders Breivik vermoordde in 2011 77 mensen in Noorwegen. In eerste instantie werd in de media gespeculeerd dat het om een moslimextremist ging. Toen bekend was dat Breivik de dader was, werd door sommige media nog gewacht met hem een terrorist te noemen, totdat kennis werd genomen van zijn manifest van zo’n 1.500 pagina’s dat tegen de islam en tegen links was gericht. Breivik werd uiteindelijk als terrorist veroordeeld. 

Elliot Rodger, de jongen die vorig jaar 6 mensen doodde in Santa Barbara, motiveerde zijn moordpartij in video’s en een manifest. Zijn actie was gericht tegen de vrouwen die hem afwezen, en tegen alle vrouwen in het algemeen. Rodger werd ondanks zijn vrouwenhaat niet als terrorist, maar als een verwarde man beschouwd.   

Over Andreas Lubitz, de co-piloot van German Wings die met opzet een vliegtuig met 149 inzittenden liet crashen, ging aanvankelijk het verhaal dat hij zich net bekeerd had tot de islam. Dat was voor sommigen voldoende om te concluderen dat hij een terrorist zou zijn. Het officiële verhaal was echter direct al dat er geen sprake was van terrorisme. Lubitz was al lange tijd zwaar depressief en suïcidaal, maar had zijn werkgever daarvan onvoldoende op de hoogte gesteld, waarschijnlijk uit angst voor zijn carrière.  

Na het bloedbad vorige maand in San Bernardino met 14 dodelijke slachtoffers brak direct de discussie los of er sprake was van een schietpartij of van een terroristische aanslag. Waren Syed Farook en Tashfeen Malik verwarde mensen bij wie de stoppen waren doorgeslagen of hadden ze ideologische motieven en waren het terroristen?  Voorlopig houden de Amerikaanse autoriteiten het op het laatste. 

Dylann Roof ten slotte, de man die de afgelopen zomer in een Afro-Amerikaanse kerk in het Amerikaanse Charleston 9 zwarte mensen doodschoot, werd in de Verenigde Staten en ook in de Nederlandse media niet direct een terrorist genoemd. Zijn daad werd in eerste instantie gekwalificeerd als schietpartij, niet als een aanslag. Toch wilde hij een rassenoorlog ontketenen. 

De aarzeling van de pers om Roof een terrorist te noemen, leidde tot veel irritaties. Als een moslim een aanslag pleegt, spreekt iedereen van terrorisme, zo klonk het verwijt, maar als een blanke dat doet, is hij verward of een lone wolf. De Amerikaanse komiek Jon Stewart stelde in zijn tv-programma: ”Wanneer Roof een moslim was geweest, waren we direct 2 landen binnengevallen.”

In verschillende Nederlandse kranten verschenen vervolgens artikelen over de vraag waarom Roof geen terrorist werd genoemd. In De Volkskrant werd door de ombudsvrouw verwezen naar het stijlboek van de krant waarin wordt gesteld ”niet te lichtvaardig het beladen etiket terrorist” te gebruiken: ”Vaak is die classificatie politiek gemotiveerd en speelt de veronderstelde rechtmatigheid van geweld een rol. Op dit gladde ijs moet De Volkskrant zich niet begeven. Het is niet aan ons in nieuwsberichten te bepalen of verzet al of niet gerechtvaardigd is.”

Hoogleraar Beatrice de Graaf van de Universiteit Utrecht – gespecialiseerd in terrorisme – vindt terrorisme een glibberig begrip. Toch geeft ze in een online college van de Universiteit van Nederland een definitie: een terrorist wil volgens haar de vijanden raken, medestanders mobiliseren en de rest van de samenleving schrik aanjagen. Daarnaast heeft een terroristische aanslag een theatraal effect: het moet de aandacht trekken van veel mensen.

Volgens De Graaf zal uiteindelijk de geschiedenis in veel gevallen oordelen of iemand een terrorist was of bijvoorbeeld een vrijheidsstrijder. Wanneer we nog steeds onder Duitse bezetting hadden geleefd, waren de mensen die bij het verzet hadden gezeten vast als terroristen in de geschiedenisboeken verdwenen. 

Nelson Mandela (1918-2013) won in 1993 de Nobelprijs voor de Vrede. Toch werd hij pas in 2008 door de VS van de lijst met terroristen gehaald waarop hij 30 jaar had gestaan vanwege zijn strijd tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsbewind. 

Ook een andere winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, Yasser Arafat (1929-2004), gold lange tijd als een terrorist. Hetzelfde ging op voor de oud-Israëlische premiers Menachem Begin (1913-1992) en Yitzhak Shamir (1915-2012): zij werden als terrorist beschouwd toen zij in de jaren 40 van de vorige eeuw vochten tegen de Britse mandaatregering. 

In het huidige Israëlisch-Palestijns conflict valt de term terrorisme ook om de haverklap. Hamas wordt door Israël en de meeste westerse landen en Saoedi-Arabië en Egypte als een terroristische organisatie beschouwd, terwijl de critici van Israël dat land juist weer van staatsterrorisme beschuldigen.

Staatsterrorisme wordt gebruikt bij buitenproportioneel geweld van regeringslegers met een politiek of religieus doel waarbij veel onschuldige burgerslachtoffers vallen. Er zijn vele landen die in de loop der jaren beschuldigd zijn van staatsterrorisme. 

In het stijlboek van De Volkskrant wordt terecht aangeraden om het label terrorisme niet te snel te gebruiken. Terrorisme is een politiek waardeoordeel. Het overnemen van die term kan betekenen dat media zich laten gebruiken voor propagandadoeleinden van anderen. Hetzelfde geldt overigens ook voor het gebruik van termen als verzetsstrijder, vrijheidsstrijder en verward persoon. Ook dat zijn termen waarmee niet alleen een daad wordt geclassificeerd, maar waarmee de basis wordt gelegd voor een moreel oordeel en voor passend vervolgbeleid. 

Een verward persoon wordt als individu behandeld die behalve straf ook zorg nodig heeft, terwijl een terrorist al snel als onderdeel van een collectief wordt beschouwd. Een terroristische daad vraagt om veiligheidsbeleid en misschien wel om militair optreden.

Probleem is dat de werkelijkheid vaak gecompliceerder is: een deel van de terroristen bestaat uit verwarde personen. Zo bleek afgelopen zomer uit politiedossiers dat minstens 60 procent van de Nederlanders die naar Syrië is vertrokken, psychische problemen had voordat ze radicaliseerden. 

1 op de 5 Syrië-gangers heeft zelfs een officieel vastgestelde stoornis, zoals schizofrenie of een psychose. Zij zijn niet alleen terroristen, maar ook verwarde personen. Die conclusie zou ook consequenties moeten hebben voor het beleid, maar zover zijn we nog niet.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

‘Scheer salafisten niet over één kam’

1
‘Met een verbod op salafistische organisaties komen we niet verder’, zegt Ineke Roex. ‘Als je alle salafisten over één kam scheert en criminaliseert, isoleer je degenen onder hen die weliswaar een orthodox-fundamentalistische leer aanhangen, maar niet anti-democratisch en tegen geweld zijn.’

Het Openbaar Ministerie onderzoekt of het mogelijk is om salafistische organisaties te verbieden. Een motie daarover van Ahmed Marcouch (PvdA) en Ockje Tellegen (VVD) is onlangs aangenomen door de Tweede Kamer. De Kanttekening sprak naar aanleiding daarvan over het salafisme met salafisme-expert Ineke Roex.

Is het salafisme een kweekvijver van gewelddadig jihadisme?
‘Nee. Dat is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Salafisme kan een kweekvijver zijn van gewelddadig jihadisme, maar is het zeker niet per definitie. Sterker nog, de salafistische beweging in Nederland levert momenteel een bijdrage aan het bestrijden van gewelddadig jihadisme. Marcouch vereenvoudigt sterk de complexiteit van de salafistische beweging. Er zijn grote verschillen tussen de verscheidene stromingen binnen het salafisme. Binnen deze beweging maken de niet-gewelddadige salafisten zich heel erg sterk om gewelddadig jihadisme in de eigen kringen te bestrijden. Een recent voorbeeld, is bijvoorbeeld dat salafisten zich hebben uitgesproken tegen de aanslagen in Parijs. Ze bestrijden eigenlijk al sinds de moord op Theo van Gogh in 2004 en zeker de laatste jaren, sinds een aantal jongeren naar Syrië afreist, radicalisering in de eigen gelederen. Je snijdt je in de eigen vingers als je de goedwillende salafistische organisaties verbiedt. Het is symboolpolitiek, want het Openbaar Ministerie gaat nu onderzoeken of salafistische organisaties anti-democratische activiteiten ontplooien. Nou, dan komen ze er gauw achter dat dat niet zo is, en dan heb ik het over de mainstream salafistische organisaties in Nederland. Natuurlijk zijn er ook mensen in Nederland die wel sympathiseren met gewelddadige ideeën, mensen die sympathie hebben voor IS bijvoorbeeld. Die mensen komen niet in die salafistische organisaties. Dus met een verbod op salafistische organisaties komen we niet verder. Het heeft geen zin. De jihadistische netwerkjes bestaan in de marges van de moslimgemeenschap, voornamelijk op het internet. Ze zijn slecht zichtbaar; ze hebben zich niet verenigd in formele organisaties of moskeestichtingen en dergelijke.’

Je claimt dat salafisten in Nederland gewelddadig jihadisme bestrijden. Kan je voorbeelden noemen. Welke organisaties of personen binnen de salafistische beweging bestrijden gewelddadig jihadisme en wat doen ze precies?
‘De belangrijkste actoren op dit moment zijn de moskee as-Soennah en de organisatie al-Yaqeen in Den Haag. Ze doen het al jaren. Toen imam Fawaz Jneid nog spreker was in as-Soennah sprak hij zich in preken al uit tegen de aanslagen in Madrid en Londen en heel expliciet tegen al-Qaeda. Dat is alweer een tijdje geleden. Maar recent hebben mensen die les geven in as-Soennah programma’s over radicalisering ontwikkeld. Sowieso gaan lezingen en vrijdagpreken over dit probleem. Daarnaast heeft het bestuur van de moskee zich uitgesproken tegen de aanslagen in Parijs. Ook andere salafistische moskeeën, zoals de moskee al-Fourqaan in Eindhoven, en organisaties hebben dat gedaan. Ook Suhayb Salaam, één van de belangrijkste salafistische prekers in Nederland, heeft dat gedaan.’

Dat is veroordelen, niet bestrijden. Het veroordelen van terroristische aanslagen staat volgens jou dus gelijk aan het bestrijden van radicalisering? Radicalisme bestrijden eindigt niet, maar begint met het veroordelen van terrorisme.
‘Nee, dat klopt. Maar ze doen het wel in heel felle bewoordingen. En het blijft absoluut niet alleen bij verklaringen. Op grassroots niveau zijn ze ermee bezig, door middel van allerlei activiteiten. Niet naar aanleiding van alleen aanslagen, maar bijvoorbeeld ook toen Sharia4Belgium voet aan de grond in Nederland probeerde te krijgen, waren de salafistische organisaties de eerste die daar tegen ageerden. En dat deden ze in heel strenge bewoordingen.’

As-Soenah doet volgens jou tegenwoordig veel om radicalisering te bestrijden. Waarom omschrijven zo veel radicaliseringsexperts en media de moskee dan als een hotbed van extremisten?
‘De verhouding van salafistische organisaties en moskeeën zoals as-Soennah met jihadistische organisaties was in het verleden inderdaad nogal dubieus. Er waren in het verleden mensen die actief waren binnen jihadistische netwerken die binnen die moskeeën en organisaties kwamen. Maar zij zijn eruit gezet. Deze organisaties en moskeeën hebben een ontwikkeling doorgemaakt. Het is niet van de éne op de andere dag gebeurd dat ze zich bezig gingen houden met deradicalisering. Heel lang hebben ze het radicaliseringsprobleem ontkend, maar zeker de laatste jaren hebben ze er heel veel tegen gedaan.’

Foto: de Kanttekening. Ineke Roex (1982) is antropoloog, gespecialiseerd in het salafisme. Ze is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ze promoveerde op een proefschrift over salafisten in Nederland, getiteld ‘Leven als de profeet in Nederland: over de salafistische beweging en democratie’ (2013). Daarvoor verrichtte ze intensief antropologisch veldwerk binnen salafistische organisaties. Van 2009 tot 2011 deed ze onderzoek naar radicalisering voor Forum, een inmiddels opgeheven instituut in Utrecht dat onderzoek deed naar multiculturele vraagstukken. Momenteel is ze betrokken bij een onderzoeksproject dat zich richt op islamitisch activisme in West-Europa.

Binnen de salafistische beweging is er een invloedrijke groep of stroming die als kweekvijver fungeert voor gewelddadig jihadisme, dat is een feit. IS, Jabhat al-Nusra, al-Qaeda, Boko Haram, al-Shabaab en veel andere soortgelijke terroristische organisaties hangen immers het salafisme aan.
‘Ja, klopt. Ik zeg ook zeker niet dat er geen probleem is met het salafisme. Ik zeg dat gewelddadig jihadisme een stroming is binnen die brede salafistische beweging en dat we onderscheid moeten maken tussen de verschillende stromingen. Wat heel erg nodig is, vooral nu na de aanslagen in Parijs, is het interne debat onder moslims. Als je alle salafisten over één kam scheert en criminaliseert, isoleer je degenen onder hen die weliswaar een orthodox-fundamentalistische leer aanhangen, maar niet anti-democratisch en tegen geweld zijn. Dan verlam je het debat en creëer je meer problemen. Uiteraard moet wel opgetreden worden tegen de gewelddadig-jihadistische stromingen binnen de salafistische beweging.’

Ben je voor een verbod op de organisaties die wel als gewelddadig-jihadistisch aangemerkt kunnen worden?
‘Zodra een organisatie of individu gewelddadige actie onderneemt of de democratie wil omverwerpen, dan moet de wet gehandhaafd worden. Ik kijk altijd naar wat de wet toestaat en wat niet. Ik denk dat as-Soennah bijvoorbeeld de wet niet overtreedt. Salafistische organisaties worden waarschijnlijk al gemonitord sinds ze bestaan, vooral sinds de moord op Theo van Gogh, de AIVD zit er waarschijnlijk al bovenop. Op het moment dat ze iets doen wat niet kan volgens de wet, wordt er waarschijnlijk sowieso ingegrepen.’

Zou je het salafisme karakteriseren als anti-westers?
‘Nee. Er zijn anti-westerse elementen, maar het salafisme is niet per definitie tegen democratie of anti-westers, zo zwart-wit is het niet.’

Willen we dat het salafisme of de salafistische beweging een plek heeft in Nederland?
‘Het is een feit. Er is vrijheid van godsdienst en vrijheid van vereniging. Een verbod stimuleert het debat niet. Ideeën, opvattingen kun je niet laten verdwijnen door ze te verbieden, ze zullen blijven bestaan. Dus je kunt er beter ruimte aan bieden, zodat erover gedebatteerd kan worden en mensen er kritiek op kunnen uiten.’

Het gelijk van Ella Vogelaar

0
‘Ik ben geboren in Nederland en ik woon hier mijn hele leven. Ik heb veel van Nederland ontvangen en ik probeer, zeker sinds ik werk, veel terug te geven. Uiteindelijk zal ik in Nederland sterven. Ik voel me een Nederlander, maar ik word ‘allochtoon’ of ‘Turk’ genoemd. Niet alleen ik, ook mijn kinderen krijgen die labels. En de laatste 15 jaar worden we ook steeds vaker aangesproken als ‘moslim’. Ook mijn kinderen, die nog nooit een moskee van binnen hebben gezien, wordt gevraagd afstand te nemen van aanslagen in Verweggistan. Nederlanders willen niet accepteren dat wij Nederlanders zijn. Turkse Nederlanders trouwens ook niet. Zij blijven me aanspreken in het Turks, ook publiekelijk of op Facebook, ze vallen me lastig met de Turkse politiek en spreken mij en mijn kinderen vermanend toe wanneer we tijdens de ramadan op straat eten.’

Aycig (39 jaar) heeft zelfs overwogen haar naam en die van haar kinderen te veranderen in Nederlandse namen, maar dat vond ze uiteindelijk te ver gaan. Ook al wil ze zichzelf graag als Nederlander beschouwen en is ze niet meer gelovig, de buitenwereld blijft haar als Turkse en als moslima zien.

Deze week riep CDA-kamerlid Pieter Heerma op tot meer aandacht voor de Nederlandse identiteit en de joods-christelijke waarden en normen. Hij is niet de eerste.

In Nederland voeren we sinds de jaren 90, intensiever dan voorheen, een debat over de Nederlandse identiteit, waarbij vragen als ”wat maakt Nederlanders Nederlands?”, ”wat onderscheidt Nederlanders van anderen?” en ”wat bindt Nederlanders?” aan de orde komen. Dat dit debat intensiveerde kwam onder andere door langlopende processen als ontzuiling, individualisering, globalisering en vervreemding, maar ook door de uitbreiding van de Europese Unie in de jaren 90, de komst van de euro en de verscherping van het integratiedebat.

Dat laatste debat is sinds de eeuwwisseling steeds meer geculturaliseerd en geïslamiseerd: ging het integratiedebat in de vorige eeuw vooral over participatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, de laatste 15 jaar hebben we het vooral over de vraag in hoeverre culturen of religies, en dan vooral de islam, een handicap vormen om te integreren.

Sommigen, onder wie bijvoorbeeld publicist Paul Scheffer en CDA’er Heerma deze week, zwengelen dit debat aan. Zij stellen dat Nederland een zwak gedefinieerde identiteit heeft en dat het voor migranten daardoor niet duidelijk is in wat voor samenleving zij zouden moeten integreren.

De pogingen in de afgelopen decennia om onze nationale identiteit te definiëren hebben tot nu toe echter weinig opgeleverd. Allereerst blijkt het niet mee te vallen om een identiteit te omschrijven waarin alle leden van een verbeelde nationale gemeenschap, variërend van een Amsterdamse hipster tot een ouderling uit Staphorst zich kunnen vinden. Het is gemakkelijker om een paling uit een emmer snot te halen.

Het probleem met identiteiten is namelijk dat ze per definitie dynamisch zijn en in interactie en in contrast met anderen tot stand komen. Ze worden continu en afhankelijk van de omstandigheden opnieuw ingevuld, geïnterpreteerd en aangepast.

De discussie over onze identiteit richt zich in de praktijk vooral op het verleden en wordt teruggebracht tot discussies over sommige gestolde tradities als onlosmakelijk en vaststaand onderdeel van ‘onze cultuur’. Dat leidt tot verhitte en soms verkrampte discussies over bijvoorbeeld Zwarte Piet of over een mogelijk vuurwerkverbod in sommige wijken.

In tegenstelling tot wat Scheffer en anderen hoopten, hebben pogingen tot definiëring van onze nationale identiteit eerder geleid tot polarisatie en het uitsluiten van ‘nieuwe’ Nederlanders.

Dat geldt misschien wel sterker voor moslims. Gestimuleerd door Samuel Huntingtons clash of civilizations-theorie, maar zeker ook door het sterk toenemend islamitisch terrorisme, worden de westerse en islamitische beschavingen steeds scherper tegenover elkaar gesteld.

Sinds George W. Bush de aanslagen van 11 september 2001 een aanval op de westerse beschaving noemde, wordt dit frame herhaald bij iedere aanslag door moslimterroristen. Geweld van extremisten van een ander pluimage krijgt niet deze labels.

Ook de aanslagen in Parijs werden geduid als een aanval op ”onze waarden” en ”onze manier van leven”. En in de debatten die volgden ging het dan al snel over ”wij” versus ”de moslims”. In het enthousiasme om geradicaliseerde moslims buiten te sluiten, dreigen sommige deelnemers aan het debat alle moslims uit te sluiten.

En dan gaat het wringen. Moslims wonen immers niet alleen in islamitische landen, maar ze zijn ook een onderdeel gaan vormen van onze westerse beschaving. 1 op de 20 volwassen Nederlanders beschouwt zichzelf als moslim.

Het is een idee waar een groot deel van de Nederlanders moeite mee heeft. Toen in 2007 de minister van Integratie Ella Vogelaar in dagblad Trouw liet weten dat zij zich kon ”voorstellen” dat wij ”ooit” (”over een paar eeuwen”, voegde ze er aan toe) zullen zeggen dat Nederland een land is van ”joods-christelijke-islamitische traditie”, noemde Geert Wilders haar ”knettergek” en diende hij een motie van wantrouwen in.

De PVV-leider was niet de enige die twijfelde aan het verstandelijke vermogen van Vogelaar. Volgens opiniepeiler Maurice de Hond deelde destijds niet alleen de PVV-achterban, maar ook meer dan de helft van de VVD-stemmers deze mening.

Vogelaar had natuurlijk gelijk. Of Wilders en anderen het nu leuk vinden of niet: moslims zijn hier en zullen hier blijven. Ze zullen een minderheid blijven, maar wel een onlosmakelijk onderdeel van de Nederlandse samenleving blijven vormen en hun invloed op de Nederlandse cultuur gaan hebben. Dat geldt niet alleen voor moslims, maar voor alle religieuze en etnische groepen die de afgelopen decennia in Nederland zijn komen wonen.

Deze constatering zou ook van invloed moeten zijn op de wijze waarop we in Nederland onze nationale identiteit definiëren, voorzover dat nuttig is en daar behoefte aan bestaat. Laten die pogingen tot definiëring van de nationale identiteit in het vervolg meer op de toekomst en minder op het verleden zijn gericht. Laat het gaan over een samenleving die we willen hebben en niet over de samenleving die we hadden.

Daarnaast zal er meer ruimte moeten zijn voor het besef dat mensen een meervoudige, hybride identiteit hebben en zich tegelijkertijd met verschillende groepen kunnen identificeren, zelfs wanneer deze identiteiten op sommige vlakken met elkaar botsen.

Een sterk ontwikkelde nationale identiteit als bindend element, zoals die in immigratielanden als de Verenigde Staten, Canada en Australië bestaat, is alleen mogelijk wanneer dit gepaard gaat met het tegelijkertijd respecteren of op zijn minst accepteren van diversiteit.

Dat betekent ook accepteren dat onze nationale identiteit voortdurend aan verandering onderhevig is. Veel van de christelijke en in veel mindere mate joodse waarden zijn inmiddels vervangen door humanistische waarden uit de verlichting zoals de gelijkheid van man en vrouw en de acceptatie van homoseksualiteit. Die humanistische invloeden zijn de laatste decennia dominant geworden en zullen dat ook blijven. Dat neemt niet weg dat er ook sprake zal zijn van islamitische invloeden en van bijvoorbeeld hindoeïstische, boeddhistische en atheïstische invloeden.

Alleen wanneer de nationale identiteit dynamisch en ruim wordt gedefinieerd zal deze ruimte bieden voor de integratie van alle Nederlanders, waaronder ook die van Aycig en haar (klein)kinderen.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Islamitisch gezag in Europa is op drift

0
islamitischgezag-ThijlSunier.jpg
Foto: © Reuters

Wat hebben de aanslagen in Parijs met de islam te maken? In de commentaren die de afgelopen weken in de media verschenen worden de daders van de aanslagen erg vaak neergezet als jongeren met een geschiedenis van drugs, criminaliteit en stukgelopen carrières die helemaal niet uit gelovige milieus komen. Ze zijn gefrustreerd, ze leven in sociaal isolement en zijn volledig de weg kwijt als gevolg van economische uitsluiting, discriminatie en mislukking, maar weten bovenal weinig over de islam. Dat is te gemakkelijk geconcludeerd. Veel radicale moslims handelen wel degelijk uit religieuze overtuiging. Jihadistische leiders kun je niet zomaar van onkunde betichten, maar juist daarom is het belangrijk te weten wie naar hen luistert en waarom. Jihadi-salafisme, hoe marginaal ook, heeft een theologische onderbouwing die je niet zomaar kunt afdoen als een onjuiste interpretatie van islamitische bronnen, of een verschijnsel dat niets met de islam van doen heeft. Het is van groot belang aandacht te geven aan de discussies daarover onder moslims en aan de belangrijke rol die religieuze leiders daarin spelen. Dat gebeurt nog te weinig. Eén van de onderwerpen die nauwelijks aandacht krijgen, is de vraag hoe islamitisch gezag zich ontwikkelt en waar het op gebaseerd is. Als we inzicht willen hebben in de vraag hoe islam hier en elders in de wereld vorm krijgt dan is meer kennis over de ontwikkeling van islamitisch gezag onontbeerlijk. Gezag is de verbindende schakel tussen geloofsleer en gemeenschap.

Waarom hebben bepaalde theologen, opinieleiders en activisten een groter gehoor en meer overtuigingskracht dan anderen? Waarop is hun legitimiteit en hun recht van spreken gebaseerd? Hoe ontstaat een publiek, een aanhang? De zoektocht naar gezag is een cruciale schakel in het begrijpen van de gebeurtenissen. Gezag is echter helemaal niet zo vanzelfsprekend als vaak wordt verondersteld. Als een religieus geleerde controversiële uitspraken doet dan loopt men daar niet automatisch achteraan en de vraag is dan wie daar wel naar luistert en wie niet en waarom?

In Europa is al geruime tijd een proces aan de gang dat je ”gezag op drift” zou kunnen noemen. Tot ver in de jaren 90 leek islamitisch gezag stabiel en stevig verankerd in de typische migrantenorganisaties waarvan sommige sterke banden met landen van herkomst hebben. Islamitisch gezag was als het ware opgesloten in institutionele kaders en hing ook samen met netwerken, loyaliteiten en persoonlijke banden. Nieuwe generaties moslims voelen zich steeds minder thuis in deze op migrantenstructuren gebaseerde situatie en zijn van mening dat het religieus gezag dat daarbij hoort niet meer aansluit bij hun ervaringen. Dat traditionele gezag komt dus steeds meer onder druk te staan en wordt ter discussie gesteld door een nieuwe generatie van theologen en predikers die niet gebonden zijn aan gevestigde verenigingen en organisaties. De opkomst van moderne massamedia hebben dit proces van fragmentering versneld en gecompliceerd. In dat opzicht is het een ontwikkeling die we overal in de islamitische wereld zien gebeuren. 

De overtuigingskracht van predikers is niet alleen gebaseerd op kennis van geloofsleer en theologie, maar zeker ook op de manier waarop zij weten aan te sluiten bij de ervaringswereld van jonge moslims. Het gaat ook om de vraag hoe de boodschap verpakt wordt. Dat heeft ook iets te maken verbeelding. Het dominante beeld van de daders van de aanslagen is dat zij in hun leven zijn vastgelopen en zich dan laten mislieden, een negatieve keuze dus. Maar waarom zou het zo ongepast zijn om gewoon te stellen dat deze daders wel degelijk strijden voor een in hun ogen betere wereld en vechten voor een utopisch ideaal? Hun overtuiging moet niet uitsluitend worden afgedaan als pathologie. Dat vereist inzicht in hoe die overtuiging tot stand komt en luisteren naar wat ze te zeggen hebben. 

Maar er is nog iets belangrijkers aan de hand. Over online-imams, rondtrekkende predikers, lokale leiders en het effect van moderne media is al het nodige gezegd en geschreven, maar voornamelijk in relatie tot radicalisering. Fragmentering van gezag en de groei van onafhankelijke predikers wordt vrijwel uitsluitend beschouwd als een ongewenste ontwikkeling die radicalisering stimuleert. Daarom worden deze predikers doorgaans gewantrouwd door beleidsmakers en politici. Maar de fragmentering van en de zoektocht naar religieus gezag is oneindig veel breder dan het jihadistische segment. Tussen zogenoemde ”haat-predikers” en gevestigde traditionele imams, is een hele wereld waar van alles gebeurt, maar die helaas te vaak genegeerd wordt. Dat is zeer onverstandig en kortzichtig. Veel predikers, mannen maar ook vrouwen, kunnen juist een schakel zijn om radicalisering op inhoud tegen te gaan. Beschouw hen als bondgenoten en niet als een potentieel gevaar.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe en voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies.

Saoedi-Arabië is decadent én fundamentalistisch

0
Saoedi-Arabië-fundamentalistisch.jpg
Foto: © Reuters

Het imago van het Midden-Oosten in het Westen heeft in de afgelopen eeuwen een enorme verandering ondergaan. Tot in de 19e eeuw associeerde men de Arabische wereld nog met onmetelijke rijkdom, wulpsheid, verfijning en decadentie: met de sprookjes van 1000 en 1 nacht. Menig ‘oriëntaals’ schilderij in een Europees museum getuigt daar tot op heden van. Thans associeert men deze daarentegen met armoede, barbaarse strafpraktijken, godsdienstfanatisme en vergaande preutsheid – de halfnaakte haremdame heeft als symbool plaatsgemaakt voor de totale omhulling van de boerka.

In het huidige Saoedi-Arabië komen beide samen, en misschien is het juist Saoedi-Arabië dat – samen met de Golfstaten – door die combinatie de islam zo’n slechte naam bezorgt, omdat het Arabisch schiereiland tegelijk de heilige plaatsen van de islam herbergt en daarom als het hartland ervan geldt.

Tegelijk fundamentalisme en decadentie – van het laatste sprak de slotfoto van de jongste G-20-top in het Turkse Antalya boekdelen: temidden van 2 dozijn in sobere zwarte pakken geklede regeringsleiders vormde de Saoedische koning Salman bin Abdoel Aziz al-Saoed in zijn gouden gewaad letterlijk het stralende middelpunt. Hij had er meteen een vakantie aan vastgeknoopt, en daartoe voor zichzelf en zijn gevolg 546 hotelkamers afgehuurd. Daaraan konden zelfs de zonen van Muammar al-Kaddafi (1942-2011) en Saddam Hussein (1937-2006) – bij leven en welzijn geldend als de belichaming van de morele degeneratie van de Arabische elite bij uitstek – niet tippen.

Het ronduit schunnige karakter hiervan – waarin andere miljardair-sjeiks in de Golfstaten overigens amper voor de Saoedische koning onderdoen – realiseert men zich bovenal, als men de vluchtelingencrisis als gevolg van de burgeroorlog in Irak en Syrië beziet, die intussen Jordanië en Libanon maatschappelijk ontwricht.

Het aantal vluchtelingen dat op het stinkend rijke Arabische schiereiland wordt opgevangen daarentegen: nagenoeg nul. Men houdt er stug de boot af – mogelijk mede omdat veel Syriërs seculier en hoogopgeleid zijn en men ginds niet op hun kritische geest zit te wachten. Als er al financiële middelen voor het buitenland worden vrijgemaakt, dan is dat niet om berooide medemoslims te helpen, maar om er peperdure moskeeën te bouwen, waar een zeer radicale wahabitische geloofsleer wordt verkondigd die niet echt van die van IS verschilt.

Wel werken er op het Arabisch schiereiland veel gastarbeiders uit Bangladesh, Indonesië en de Filippijnen, die, rechteloos als slaven, tot op het bot worden uitgebuit – vrouwen in de huishouding, mannen in de industrie. De bouw van die voetbalstadions van Qatar, waarin straks ook Nederland feestelijk aan het WK wil meedoen, heeft inmiddels vanwege de mensonterende arbeidsomstandigheden al talloze buitenlandse bouwvakkers het leven gekost.

Westerse politici laten op gezette tijden hun afschuw blijken als in IS weer eens iemand publiekelijk wordt onthoofd. Dat dit in Saoedi-Arabië al decennia bijna dagelijkse praktijk is, voegt men daar liever niet aan toe. Nog afgelopen week kondigde het land een massa-onthoofding aan, meteen 50 mensen op 1 dag. Ook voor de meeste andere gruwelijke straffen die hij binnen zijn territorium heeft geïntroduceerd kon de zelfbenoemde ‘kalief’ bij Riyad in de leer. Denk aan die kritische blogger, die daar nog voor duizend stokslagen op de rol staat.

Het stond de benoeming van een Saoediër binnen de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in september allemaal niet in de weg en nog vorig jaar evenmin een akkoord tussen Riyad en Londen, waarin werd afgesproken dat de Britten Saoedische cipiers zouden gaan opleiden – pas vorige maand kwam premier David Cameron daar onder zware druk van zijn nieuwe minister van Justitie op terug.

De Saoediërs en de meest basale mensenrechten: Ben Bot zei tegen De Volkskrant op 14 november dat hij als minister eens zijn Saoedische collega daarop aansprak. Diens reactie: “Nou moet je eens goed luisteren, jullie hebben mensenwetten, onze wetten komen rechtstreeks van God – wat denk je dat hier voorrang heeft? Hou op met dat gezwets.” Dat doet het Westen in zulke gevallen, niet in de laatste plaats met het oog op de goedkope olie, meestal inderdaad. Dat de sultan van Broenei inmiddels de Saoedische shariapraktijk wil kopiëren, staat een intieme verhouding met het Nederlandse koningshuis ook nog steeds niet in de weg.

Sinds het uitbreken van de opstanden tegen de Arabische dictaturen is een nieuwe fase aangebroken. Riyad heeft geholpen die in Bahrein te onderdrukken en bombardeert inmiddels Jemen kapot, dat zal straks weer nieuwe vluchtelingenstromen genereren. Bovenal is het land de ideologische hofleverancier van IS, rijke Saoedische particulieren fungeren als geldschieters.

Dit Saoedi-Arabië is sinds jaar en dag de favoriete westerse bondgenoot in de islamitische wereld. We doen er uitvoerig zaken mee, ook Nederland vaardigt, onder enthousiaste leiding van werkgeversvoorzitter Hans de Boer, regelmatig koninklijke handelsdelegaties af. Op de jaarlijkse wapenbeurs zijn naast Britse, Franse en Amerikaanse bedrijven eveneens Nederlandse bedrijven present. Die wapens belanden dan deels in handen van IS en duiken dan weer op in bijvoorbeeld Parijs of Molenbeek.

Het VVD-Kamerlid Han ten Broeke betitelde Saoedi-Arabië recent als een ”ongemakkelijke bondgenoot”. Dat is het eufemisme van de eeuw. Als de VVD zich niet tot gratuite retoriek wil beperken, maar de strijd tegen het terrorisme  serieus neemt, dan vertelt Ten Broeke morgen De Boer dat de wapenhandel aan banden gaat en zijn kiezers dat de benzine duurder wordt. Zo niet, dan had NRC-columnist Maxim Februari 24 november gelijk: de hoogste westerse waarde die op vrijdag de dertiende werd aangevallen was niet democratie, maar hypocrisie.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Weg met de term islamofobie

0
islamofobie-moslims-moslim.jpg
Foto: © AP

De volstrekt zinloze en willekeurige dood van meer dan 130 mensen bij de aanslagen in Parijs kan niemand rechtvaardigen vanuit het geloof. Als de terroristen één ding bereikt hebben dan is het wel dat het nu definitief tot de publieke opinie moet doordringen dat er een groot onderscheid is tussen ‘gewone’ moslims en zij die in naam van de islam terreur bedrijven.

Geen enkele zichzelf respecterende moslim, van liberaal tot fundamentalistisch, kan noch wil dit gedrag goed praten. Het valt te hopen dat dit besef nu meer dan ooit doordringt tot de bevolking van Europa en dat het niet alleen meer gedragen wordt door uitspraken van politici of leidslieden van moslimgemeenschappen.

De gebeurtenissen geven ook aanleiding om de term islamofobie eens nader te beschouwen. Ik heb het altijd een merkwaardige term gevonden. In het westerse en dus ook in het Nederlandse discours wordt de term islamofobie vaak verbonden aan de term antisemitisme. Maar in de term antisemitisme zit de angst en de haat bij degene die antisemitisch is. Terwijl bij de term islamofobie de angst en haat bij degene zit die de angst oproept, namelijk de moslim. Bij antisemitisme ligt de bewijslast bij de antisemiet. Bij islamofobie ligt de bewijslast bij de moslim. Dat is raar.

Een heroverweging van de term islamofobie wordt nog eens versterkt door het volgende. De overgrote meerderheid aan slachtoffers van islamitisch extremisme en terrorisme bestaat zelf uit moslims. Voorbeelden daarvan zijn er helaas te over. Een dag voor de aanslagen in Parijs werd Beiroet getroffen door een bomaanslag waarbij veel moslims het leven lieten. Moslims en niet moslims zijn allemaal slachtoffer van terreur die in naam van de islam wordt bedreven.

Ik heb evenwel niet de illusie dat een oproep tot het afschaffen van de term islamofobie veel effect zal hebben. De term is nationaal en internationaal zo ingeburgerd dat het moeilijk zal zijn een cultuuromslag te bewerkstelligen. Niettemin kan het geen kwaad om het toch te proberen. De verschrikkelijke aanleiding die de aanslagen in Parijs vormen is meer dan reden genoeg om het debat over de term aan te gaan.

Ik heb over alternatieven nagedacht. De eerste is even revolutionair als maatschappelijk heel moeilijk te realiseren. Ervan uitgaande dat joden en Arabieren beiden afstammelingen zijn van aartsvader Abraham, stel ik vast dat ze in wezen familie van elkaar zijn. Naar joden wordt verwezen als Semieten en vanwege de ‘familieband’ kunnen ook Arabieren gelabeld worden als Semieten. Antisemitisme zou, vanuit dit perspectief niet enkel slaan op jodenhaat, de klassieke betekenis, maar ook op Arabierenhaat. Nu zijn de Arabieren in overgrote meerderheid moslims, maar er zijn ook Arabische christenen en er zijn ook veel niet-Arabische moslims. Daarmee zijn dit inhoudelijke bezwaren tegen een dergelijke veralgemenisering van de term antisemitisme. Bovendien is de term vanuit het westerse perspectief zeer beladen en vereist het bredere gebruik ervan meer dan een cultuuromslag. Deze optie moet dan ook als niet realistisch van de hand gewezen worden.

Maar als we de term antisemitisme als basis nemen, kan er wel een ander alternatief gepostuleerd worden. Antisemieten zijn mensen die Semieten (lees: joden) haten, enkel en alleen omdat het joden zijn. Deze lijn van redeneren volgend zijn er ook mensen die moslims haten, enkel en alleen omdat het moslims zijn. De vergelijkbare termen die op een dergelijke moslimafkeer en -haat geplakt kunnen worden zouden dan antimoslimisme en anti-moslimiet zijn. Met de termen anti-moslimisme en anti-moslimiet halen we de fobische angel uit de discussie en leggen we de bewijslast bij degenen bij wie die moet liggen: de eertijds islamofoben en nu anti-moslimieten.

Het valt te hopen dat er ook elders in de wereld een nieuw bewustzijn ontstaat over een nieuwe naamgeving van moslimhaat. Het zal de discussie zeer ten goede komen en de moslims, hoe paradoxaal ook, uiteindelijk ook.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter