7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 805

Vla

1

Mijn vader en ik staan voor het Joodse bejaardentehuis in de Amsterdamse wijk Buitenveldert. De schuifdeuren gaan traag open. Naast ons schuifelt een oude man voetje voor voetje naar binnen. Hij klemt zich vast aan zijn rollator en doet zijn uiterste best op zijn evenwicht te bewaren. Binnen ruikt het naar schoonmaakmiddel en iets ondefinieerbaars – een weeïge geur. Aan de leestafel in de centrale hal bladeren een aantal mannen in rolstoel de ochtendkranten door. ‘Wat voor invloed zal het aftreden van de Libanese premier op de situatie in Israël hebben?’, hoor ik één van hen mompelen. Ik wil meteen doorlopen naar de kamer van mijn oudtante, maar zie dat ze in de hal voor het raam zit. Ze draagt een veel te groot colbert met daaroverheen een enorme plastic slabber. Haar blik staat op oneindig. Het valt me op dat haar haren grijzer zijn dan ooit. Kennelijk neemt niemand meer de moeite om ze te verven. Ik leg een hand op haar schouder. Ze krimpt even ineen. Dan ziet ze mijn vader en roept ze enthousiast ‘Max’. Zodra ze mij in het vizier krijgt zegt ze ‘Anet’. Ik glimlach, want dat is de naam van mijn moeder. Ik geef haar een zoen en zeg dat ik Natascha heet. Ze knikt en zegt nogmaals ‘Anet’.

Mijn oudtante is afgelopen zomer honderd jaar geworden. Een respectabele leeftijd die niet veel mensen bereiken. Iedere maand dat ze leeft is dus eigenlijk mooi meegenomen, maar toch doet het me pijn om haar hier zo te zien zitten. Haar stem klinkt schriel, bijna kinderlijk. Veel praat ze niet. Vroeger was dat wel anders. De zus van mijn opa kon vrij dominant zijn. Wanneer ik binnenkwam vroeg ze me vaak enigszins verwijtend of ik het soms druk had. Anders had ik immers toch al veel eerder op bezoek kunnen komen? Als ik tijdens dergelijke bezoekjes met mijn telefoon aan het spelen was liet ze ook duidelijk haar afkeuring blijken. ‘Kom je voor mij of kom je voor je telefoon?’

Een verpleegster komt mijn oudtante naar de wc brengen. Ook dat is ze vergeten, dat haar lichaam daar soms om vraagt. Mijn vader en ik lopen achter hen aan en nemen plaats in haar kamer. Uit de woning van haar buurman hoor ik de klanken van een Duits televisieprogramma komen. Kennelijk heeft de man behoefte aan geluiden uit zijn kindertijd, geluiden van vóór de oorlog. Zodra mijn oudtante in haar fauteuil zit vraagt ze om vla. De verpleegster geeft haar een soepkom vol. Ze eet razendsnel en morst af en toe wat van het gele goedje op haar slabber. Ze maakt goedkeurende geluidjes als teken van genoegdoening. Zodra haar kom leeg is vraagt ze opnieuw om vla. Weer eet ze met een snelheid die doet vermoeden dat ze nog nooit zoiets lekkers heeft geproefd. Na de derde kom richt ze zich op en kijkt ze me recht in de ogen. Ik meen een blik van herkenning te zien, maar ik heb het mis. ‘Mevrouw, mag ik nog meer vla?’ Als ik zeg dat het op is voel ik me schuldig – haar hele koelkast staat vol met gezinsverpakkingen – maar ik wil niet dat ze ten onder gaat aan een overdosis vanille.

Ik lees het nieuws op mijn telefoon. Mijn oudtante merkt het niet eens, laat staan dat ze vraagt of ik het apparaat weg wil doen. ‘Pegida ‘besprenkelt’ moskee in Enschede met varkensbloed’, meldt mijn NOS-app. En: ‘Zestigduizend Poolse extremisten demonstreren voor ‘wit Europa’.’ Ik zucht. Hoewel ik het jammer vind dat ik geen gesprek meer met mijn oudtante kan voeren is het misschien zo slecht nog niet dat ze hier helemaal niets meer van meekrijgt.

Honderden baby’s in Turkse gevangenissen

0
In Turkije zitten rond de zevenhonderd kinderen, onder wie honderden baby’s, in de gevangenis. ‘Dit is schrijnend en onacceptabel. Kinderen horen niet in de cel.’

Ieder jaar wordt op 20 november de Internationale Dag van de Rechten van het Kind gevierd. Op die dag werd in 1989 het verdrag van de Universele Verklaring van de Rechten van het Kind aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarmee landen die het verdrag hebben ondertekend zich verplichten tot het beschermen van de rechten van kinderen in hun land.

Ook Turkije, waar sinds de couppoging van 15-16 juli vorig jaar nog steeds de noodtoestand van kracht is, heeft het verdrag ondertekend. Uit een recent onderzoek van de VN blijkt dat rond de zevenhonderd kinderen, onder wie honderden baby’s, vastzitten in Turkije, vaak onder zeer moeilijke omstandigheden. Er worden in aanloop naar 20 november verschillende initiatieven gelanceerd om aandacht te vragen voor de situatie van deze kinderen, ook in Nederland.

Volgens het VN-rapport Global study on children deprived of liberty zijn wereldwijd ruim 1,1 miljoen kinderen van hun vrijheid beroofd. Na de couppoging in Turkije is het aantal kinderen onder de zes jaar dat samen met hun moeder vastzit, explosief toegenomen.

Een Nederlandse actiegroep die aandacht vraagt voor de schrijnende situatie van deze Turkse kinderen, richtte zich onlangs in een brief aan de leden van de Tweede Kamer. ‘Wij doen een beroep op u als volksvertegenwoordigers en bewindspersonen om aandacht te (blijven) vestigen op de rechten van kinderen in Turkije die het slachtoffer zijn geworden van een willekeurige heksenjacht. Wij hopen dat u in deze niet onverschillig blijft’, staat in de brief. Het Tweede Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma (D66) spreekt in een reactie aan deze krant bezorgdheid uit over de situatie van de gevangen kinderen in Turkije. ‘Dit is schrijnend en onacceptabel. Kinderen horen niet in de cel’, aldus Sjoerdsma.

Selma Ablak, voorzitter van de vrouwenorganisatie Platform ZijN en één van de initiatiefnemers van de actiegroep, laat weten dat ze de ontwikkelingen in Turkije rond deze kwestie op de voet volgt. Ze maakt zich grote zorgen. ‘Ze hebben in overvolle cellen nauwelijks bewegingsruimte en zien vrijwel geen daglicht, zelfs in primaire levensbehoeften worden ze niet volledig voorzien.’

Uit een recent gepubliceerd rapport van Gamze Akkus Ilgezdi, parlementariër voor de grootste Turkse oppositiepartij CHP (Republikeinse Volkspartij), blijkt dat veel kinderen door de druk die ze ervaren in de gevangenis vaak spraakproblemen en psychische klachten krijgen. Verder is er volgens het rapport sprake van ondervoeding, omdat kinderen geen aparte maaltijd krijgen (ze moeten één maaltijd delen met hun moeders) en is het erg slecht gesteld met de gezondheidszorg. ‘Het is onmenselijk om kinderen dit aan te doen’, aldus het rapport.

In Nederland is een social media-campagne gaande om aandacht te vragen voor de situatie van deze kinderen. Op 20 november wil Ablak met een groep activisten op een tweetal prominente locaties een manifest houden om aandacht te vragen voor de kinderen in Turkse gevangenissen. Ablak: ‘Het gaat echter niet alleen om deze kinderen, maar ook om de honderden kinderen die in Nederland zijn geboren, maar geen verblijfsvergunning krijgen en kinderen die het slachtoffer worden van mensenhandel.’

Ablak hoopt dat in Turkije zwangere vrouwen en vrouwen met pasgeboren of jonge kinderen hun proces in vrijheid kunnen afwachten, zoals de Turkse en internationale wetgeving dat voorschrijft. In de Grondwet van Turkije staat dat vrouwen die bijna gaan bevallen en vrouwen met kinderen tot zes maanden oud niet gevangengezet mogen worden. Maar de werkelijkheid is anders. Op het internet zijn meerdere video’s verschenen van politieagenten in een verloskamer die in de wacht staan om net bevallen vrouwen in de boeien te slaan om ze vervolgens samen met hun pasgeboren kinderen mee te nemen naar de gevangenis.

Libanon is slachtoffer van machtsspel Saoedi-Arabië en Iran

0

Er is iets vreemds aan de hand met Libanon. De soennitische premier van het land neemt vanuit Saoedi-Arabië ontslag, omdat hij zegt bang te zijn voor een aanslag door de sjiitische Hezbollah. Het ontslag wordt door de christelijke president niet aanvaard. De leider van Hezbollah stelt dat de premier helemaal niets te vrezen heeft. De Libanese geheime diensten stellen voorts dat er geen enkele dreiging tegen de premier bestaat. Tegelijkertijd drukt de Israëlische diplomatieke dienst haar diplomaten en ambassadeurs op het hart in hun contacten toch vooral te benadrukken dat Hezbollah en Iran de grote destabiliserende boosdoeners zijn in het Midden-Oosten. Saoedi-Arabië stelt dat het afschieten van een raket richting de Saoedische hoofdstad door Jemenitische Houthi-rebellen gelijk staat aan een oorlogsverklaring door Hezbollah en Iran, die niet alleen de Houthi’s in Jemen steunen, maar tevens het regime van Bashar al-Assad in Syrië. Bahrein, een trouwe bondgenoot van de Saoedi’s, heeft al zijn burgers uit Libanon teruggeroepen. Zowel Israël als Saoedi-Arabië houden Libanon verantwoordelijk voor de daden van Hezbollah. Het zou ons niet moeten verbazen als Libanon binnen afzienbare tijd op zijn minst een ‘Qatar-behandeling’ ten deel valt.

Libanon is een land ter grootte van een kwart van Nederland met ruim zes miljoen inwoners, waardoor het land tot de dichtstbevolkte landen ter wereld hoort. De inwoners zijn verdeeld in maar liefst achttien verschillende religieuze groeperingen, onder wie alevieten, soennieten, sjiieten, druzen en christenen. Etnische lijnen lopen dwars door deze religieuze groepen heen. Zo bestaat de bevolking voor negentig procent uit Arabieren, maar onder hen zijn christenen, soennieten, alevieten, druzen en sjiieten. Je zou kunnen verwachten dat deze groepen allemaal met elkaar overhoop liggen, maar feitelijk is dat niet zo, uitgezonderd de periode van de burgeroorlog in de jaren zeventig en tachtig misschien. Over het algemeen is men goed in staat met elkaar en naast elkaar te leven.

Vanwege het vermogen tot samenleven van zo veel verschillende bevolkingsgroepen stond het land gedurende lange tijd bekend als ‘het Zwitserland van het Midden-Oosten’. Het mondaine Beiroet werd vaak ook vergeleken met Parijs. De burgeroorlog heeft dat beeld weliswaar beschadigd, maar het is niet zo dat de onderlinge geschiedenis van deze groepen gekenmerkt wordt door kommer en kwel.

Veel eerder werd de destabilisatie van de Libanese verhoudingen veroorzaakt door buitenlandse invloeden. De Israëlisch-Palestijnse kwestie leidde sinds 1948 tot bijna een half miljoen Palestijnse vluchtelingen in Libanon. Het vestigen van Yassir Arafats PLO-hoofdkwartier in Zuid-Libanon was voor Israël aanleiding diverse malen militair in te grijpen totdat uiteindelijk Arafat de wijk nam naar Tunis. De Israëlische interventies en bezetting verdeelden het land. Sommigen steunden de Israëli’s, terwijl anderen, waaronder sjiitische groeperingen zoals Alam en later Hezbollah, zich juist fel verzetten.

Het is met name Hezbollah die sinds de jaren tachtig de verhouding tussen Israël en Libanon heeft bepaald. Aanvankelijk door directe aanvallen op Israëlische grensposten of raketaanvallen op dorpen in Noord-Israël uit te voeren, later ook met terroristische aanslagen. Hezbollah werd daarbij gesteund door Iran en later ook door het Assad-regime. Die steun mondde uiteindelijk uit in de door Hezbollah aan Assad verleende hulp bij het neerslaan van de opstand in Syrië, waardoor Hezbollah niet alleen een vijand werd in de ogen van de Israëli’s, maar tevens van de soennitische Arabische wereld, aangevoerd door Saoedi-Arabië. Dat Israëli’s en Saoedi’s in Hezbollah een gezamenlijke vijand zouden zien is essentieel voor de huidige verhoudingen in de regio.

Ondertussen probeerden de verschillende groeperingen in Libanon zelf na de burgeroorlog weer verder te gaan met elkaar. Dat ging gepaard met wisselend succes. Regeringen kwamen en vielen. Er waren nu wel degelijk onderlinge twisten en het koste grote moeite het vertrouwen weer te herstellen. Er was zelfs een ‘presidentloos’ tijdperk en een ‘parlementloos’ tijdperk. Belangrijk uitgangspunt voor het evenwicht in het land is dat alles zo veel mogelijk verdeeld wordt op basis van de bevolkingssamenstelling. Zo is de president altijd een christen, de premier altijd een soenniet en de voorzitter van het parlement altijd een sjiiet. Hoewel dat uitgangspunt door veranderingen in de verhoudingen tussen bevolkingsgroepen nog wel eens ter discussie wordt gesteld, heeft het in het algemeen wel gewerkt. De onlangs afgetreden premier Saad Hariri was hoofd van een regering van ‘nationale eenheid’, waaraan ook Hezbollah deelnam. Hezbollah had sinds 2009 zijn koers drastisch gewijzigd, democratische beginselen tot uitgangspunt verklaard en zelfs de gelijke berechtiging van de vrouw tot speerpunt gemaakt. Daarmee werd de partij regierungsfähig en kon ze toetreden tot de regering. Het leek dus allemaal de goede kant op te gaan. Zelfs het opnemen van ruim anderhalf miljoen vluchtelingen uit Syrië ging het land relatief goed af. Maar het feit dat Hezbollah openlijk het Syrische regime steunt en sinds enige tijd ook de Houthi-rebellen in Jemen, lijkt het land nu op te breken. Reeds vorig jaar uitten de Saoedi’s’ scherpe kritiek op de Libanese regering, omdat ze haar verantwoordelijk houden voor het handelen van Hezbollah in Syrië en Jemen. De aandacht werd mogelijk even afgeleid door de kwestie met Qatar, dat eigenlijk over hetzelfde probleem gaat: de toenemende macht en invloed van Iran.

Maar door het terugtreden van Hariri tijdens een bezoek aan Saoedi-Arabië staat het land weer in het brandpunt van de belangstelling. Zijn vertrek heeft alles te maken met de in de ogen van de Saoedi’s te dominante rol van Hezbollah in de Libanese regering. De dreigende taal die door de Saoedi’s richting Libanon wordt geuit liegt er niet om: indien de Libanezen Hezbollah niet aan de ketting leggen, worden zij direct verantwoordelijk gehouden voor de ‘oorlogsdaden’ die door Hezbollah worden verricht jegens Saoedi-Arabië. Mogelijk wacht Libanon een zelfde lot als Qatar, die andere ‘vriend’ van Iran in de ogen van de Saoedi’s. Aan de andere kant zou Israël door de ontstane situatie mogelijk juist zijn kans schoon zien zich van de gehate Hezbollah te ontdoen. In beide gevallen dreigt het zorgvuldig nagestreefde evenwicht tussen de Libanese bevolkingsgroepen verstoord te raken, met alle gevolgen van dien. Libanon is niet langer vrij zijn eigen regering te kiezen. En Saoedi-Arabië deelt de lakens uit in de Arabische wereld, met steun van Israël.

Joop en Jessica hekelen ‘corruptie’ bij NPO: ‘Radio 1 draait variatie moedwillig de nek om’

0
‘Neem een onthoofding van IS, als we dat naar Nederland zouden kunnen halen en als het van de wet mag, dan weet ik zeker dat hele volksstammen elke zaterdag klaarzitten om het te aanschouwen’, zegt Joop Visser over de behoefte aan sensatie van Nederlanders.

Joop en Jessica is een zangduo bestaande uit Joop Visser en Jessica van Noord dat sinds 2004 optreedt met liedjes geschreven door Visser. Vaak bevatten zijn liedjes scherpe en humoristische teksten over politieke en maatschappelijk issues, maar er zitten ook veel romantische liedjes tussen. Visser is in de vroege jaren zestig begonnen als soloartiest. Zijn oeuvre bevat meer dan vijfhonderd liedjes. Sinds 2012 zijn Joop en Jessica gestopt met openbare optredens, ze zijn alleen nog te boeken voor speciale gelegenheden. Ze hebben voor YouTube verschillende liedjes ten gehore gebracht. Zo zingen zij onder andere in het Arabisch in traditioneel Arabische kledij het Duitse lied Die Gedanken sind frei (de gedachten zijn vrij). De Kanttekening sprak Joop en Jessica onder meer over engagement in de muziek, het nationalisme van CDA-leider Buma en de eenheidsworst in de muziekindustrie.

In een aantal van jullie liederen wordt stelling genomen tegen bepaalde instituten, zoals de monarchie in het lied Willem Alexander (‘zonder iets te zijn geworden toch de hoogste ridderorde’), De Volkskrant (‘de Volkskrant is een kutkrant (…) je krijgt de halve waarheid, maar wel twee keer zo duur’), Heineken (‘Heineken is een moordbedrijf, een moordbedrijf met geld en macht’) en De Amsterdamse universiteit (‘leve de haat en nijd, leve het wanbeleid’). Wat beogen jullie daarmee?
Joop: ‘Heineken, De Amsterdamse universiteit en Willem Alexander zie ik niet als stellingnames, het zijn observaties. De Volkskrant is wel een stellingname van ruim twintig jaar geleden. En die stellingname heeft zijn vruchten afgeworpen. Op dit moment vind ik de Volkskrant, niets ten kwade van Trouw, de beste van Nederland.’
Jessica: ‘Ik ben niet de maker van de teksten, maar sta er helemaal achter. Ik zing ze graag. Ik vind ze ijzersterk juist vanwege het niet-politiek-correcte, spiegelende en humoristische karakter. Inhoudelijke teksten die zo goed in elkaar zitten en die je verder nergens tegenkomt.’

Is het geen stellingname als je zegt dat Heineken een harddrugsdealer is en zijn bedrijf een moordbedrijf?
Joop: ‘Nee, dat is een constatering. Medische specialisten zien dat ook zo, alcohol heeft een enorm verslavende werking. Medici zeggen zelfs dat cocaïne minder verslavend is. Dus dat Heineken in harddrugs dealt is een wetenschappelijk feit.’
Jessica: ‘Wat ik ook echt belachelijk vind is dat Heineken allerlei sportevenementen sponsort. Heineken heeft niks met sport te maken. Ik heb een zoon die voetbalt en in de kantine zetten ze dan om twaalf uur s’middags het bier al klaar voor die jonge jongens. Dan denk ik écht waar zijn we mee bezig?’

In het lied Journalisten wordt gezongen dat ‘jourhoernalisten, zo arrogant als God’ zijn. Is dat ook geen stellingname?
Joop: ‘Ik zou het geen stellingname noemen. Dat type journalisten heb je in grote aantallen. Oud-hoofdredacteur van de NRC, Folkert Jensma, zei in 2014: ‘Zelfreflectie is in mijn vak niet sterk ontwikkeld. Lange tenen, grote mond, snel bang en diep onzeker. Leer mij mijn vakgenoten kennen.’ Dat is wat hij zegt, maar het hangt er natuurlijk ook van af hoe een journalist het vak invult, ik ken ook hele goede en integere journalisten. Wie de schoen past trekke hem aan.’

Hebben jullie wel eens een reactie gehad van één van deze instituten?
Jessica: ‘Van de Volkskrant weet ik als dochter van een Volkskrant-‘joerhoernalist’ dat de redactie bij het schallen van het de Volkskrant-lied door de boxen als de Rode Zee in tweeën spleet. De ene helft vond het fantastisch en lag in een deuk, de andere helft vond het helemaal niet leuk. Persoonlijk vind ik het lied Maxima op een tangomelodie werkelijk een top lied. ‘Ik waarschuw hierbij Maxima en alle Argentijnen, je mag hem hebben, trouwen ja, maar laat hem niet verdwijnen.’ Meesterlijk.’
Joop: ‘Nou hoor je het eens van een ander.’

Een recent liedje van jullie gaat over Rutte. Het refrein is ‘wie gelooft wie gelooft wat Rutte belooft is niet goed bij zijn hoofd’. Is dat niet een duidelijke politieke stellingname?
Joop: ‘Dat liedje kan je natuurlijk met hetzelfde plezier over Asscher zingen. Als je het met hem in de hoofdrol zingt, dan draait het ook goed hoor! Als er jongens in de politiek zijn die het liedje geweldig vinden en denken ‘gelukkig zijn wij niet zo’, dan vergissen ze zich behoorlijk. Het gaat over het algemeen politiek fenomeen van met alle winden meewaaien.’

Zijn jullie activistisch?
Jessica: ‘We willen wel de wereld verbeteren! Zo moeilijk is dat nou ook weer niet.’
Joop: ‘De wereld is zo’n zooitje. Er is altijd wel iets te verbeteren, maar we hebben geen zendingsdrang. Vergeet het, die illusie hebben we niet. We richten ons wel op onderwerpen die gevoelig liggen. Bijvoorbeeld het feit dat alcohol volledig in onze samenleving is geïntegreerd of dat het Rode Kruis Joden in de Tweede Wereldoorlog volkomen in de steek heeft gelaten. Dat zijn onwelkome boodschappen. Over dat soort maatschappelijk thema’s maak ik graag liedjes.’

Dat werd vroeger engagement genoemd. Zijn jullie geëngageerd?
Joop: ‘Misschien komt mijn muziek over als geëngageerd, maar ik zie dat niet zo. Je kan wel zeggen dat de onderwerpen waar we over zingen engagement bevatten. Een voorbeeld is dat ik een liedje heb gemaakt over Israël (‘Israël je bent daar wel, maar Israël je hoort daar niet’, red.). Nou, die boodschap is niet welkom in Nederland. Terwijl wat ik daar zing voor mij niet meer dan een waarneming is. Je kan zeggen dat er een sterke maatschappelijk betrokkenheid uit blijkt. Ik zeg namelijk: hoor eens, men zegt dit, maar doet dat. Hypocrisie heb je overal, in elke samenleving. Je ziet een verschil tussen het gedrag en het verhaal.’

Maatschappijkritische liedjes lijken helemaal verdwenen bij artiesten van nu, valt jullie dat ook op?
Jessica: ‘Jongeren die nu een creatieve opleiding volgen krijgen vaak te horen ‘laat eens wat van jezelf zien, doe iets met je persoonlijke verhaal, je eigen moeder, vader, vriendin en vrienden’. Terwijl ik dat dus helemaal niet interessant vind.’
Joop: ‘Daar heb je gelijk in. Daarnaast gaat het ook vaak over wat iemand vindt over iets. Terwijl ik de politiek-rechtse zaak net zo gemakkelijk kan verdedigen als de politiek-linkse zaak. Ik maak liever een tableau van de werkelijkheid zoals ik haar aanschouw. Ik schilder wat ik zie. Ik voer niet alleen mijzelf op, maar verschillende stemmen. Als iemand in mijn liedje iets rechts of links zegt betekent dat niet dat ik dat vind.’

In het liedje Vrienden en beminden zingen jullie ‘er zijn hier heel veel hufters die zichzelf geen hufter vinden, dat is het mooie van Nederlanders, dat wij zo verdraagzaam zijn (…) dat maakt ons Nederland zo fijn’. Julie houden daarmee nationalisten een spiegel voor. Hebben Nederlanders geen zelfinzicht?
Joop: ‘We zingen over mensen die ervan overtuigd zijn dat ze geen hufters zijn. Nou die kom je toch dagelijks tegen? Iedereen kan die zo aanwijzen in zijn omgeving!
Jessica: ‘Je zou denken dat mensen die gediscrimineerd worden zelf niet discrimineren. Vergeet het maar.’

Zit het reflecteren op jezelf vanwege de Verlichting niet sterker in de westerse cultuur dan in andere culturen?
Joop: ‘Dankzij Sybrand Buma en zijn makkers gaan we nu kleine kindertjes het volkslied laten zingen. Alsof dat Nederland is, dat vind ik niet een teken van een cultuur die op zichzelf reflecteert. Het gaat de mannenbroeders om het zesde couplet van het Wilhelmus, dat begint met ‘mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer, op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer’. Moeten kinderen dat op een openbare school leren? Laat de kinderen liever zingen over wat ze gemeenschappelijk hebben.’

Het totalitaire denken van christenen waartegen je ageert, daar maken ook moslims zich aan schuldig. De herijking van de Nederlandse cultuur van Buma is een reactie op de totalitaire aspecten van bepaalde moslims over wie de vrees bestaat dat ze de christelijke cultuur vervagen. Buma wil juist stelling nemen tegen totalitarisme, door duidelijke grenzen aan te geven. Nationale symbolen worden extra aangezet, omdat de indruk bestaat dat ze bedreigd worden. Is het dan niet beter dat je je richt op het totalitarisme dat als bedreigend wordt ervaren?
Joop: ‘Nee, ik vind dat niet de goede manier. Er zijn ook moslims die niet dat totalitaire benadrukken en ze verwachten van ons dat we ze daarin steunen. Wij moeten die steun ook geven. Buma focust, met de beste bedoelingen, op verschillen in plaats van overeenkomsten. Wil je nou werkelijk de kleine Abdullah en Ahmed en de kinderen van atheïsten leren zingen ‘mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God mijn Heer, op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer’, op een openbare school?!’

Voor moslims is het toch niet zo’n probleem dat er over God wordt gesproken in ons volkslied?
Joop: ‘Ja, dan kom je in de sfeer van Ajax en Feyenoord, beide kampen houden van voetbal. Ik kijk liever naar wat ons allemaal bindt als gehele samenleving en dat is niet de God waarover gesproken wordt in het volkslied.’
Jessica: ‘De angst voor verandering van Buma komt voort uit angst om de controle te verliezen.’

Joop en Jessica beginnen spontaan hun eigen ‘volkslied’ te zingen dat Jessica als zangdocent aan basisschoolkinderen leert en dat Joop geschreven heeft. ‘De ene is een dunne, de andere die is dik. En die is een professor en die is niet goed snik. Maar dat is niet belangrijk. De juf die zegt altijd ‘het gaat om wat je samen bindt en niet om wat je scheidt. Je scheidt, je scheidt, de juf die zegt altijd het gaat om wat je samen bindt en niet om wat je scheidt. De ene gelooft in dit, de ander gelooft in dat. En de ene gelooft helemaal niets. En die gelooft in patat. Maar dat is niet belangrijk. De juf die zegt altijd ‘het gaat om wat je samen bindt en niet om wat je scheidt.

Joop: ‘Daar heb je het, dit liedje kan iedereen meezingen. Met dit lied bereik je meer het Nederlandse gevoel en de Nederlandse cultuur dan met het Wilhelmus.’

Maar zijn Turken die met Turkse vlaggen demonstreren op de Erasmusbrug en trouw zweren aan Erdogan dan geen reële bedreiging voor een samenbindend Nederland?
Joop: ‘Ook tegen die groep zeg je ‘het gaat om wat je samenbindt en niet om wat je scheidt’. Dat geldt ook voor volkswijken waar volkse autochtone mensen ineens geconfronteerd werden met al die culturen. Ze kunnen in de dure buurten wel zeggen ‘we moeten verdraagzaam zijn’, enzovoorts, maar zij hebben er niet dagelijks mee te maken. Dat is een reëel punt dat je ook serieus moet nemen. Dat is een heel normale reactie. Maar voor al die groepen geldt vooral dat het beter is om te focussen op wat hen samenbindt en niet om wat hen scheidt. Zou het ook niet beter zijn als dat ook de strekking was van het Turkse volkslied? Dat de Koerden en alevieten en alle anderen zich er ook in kunnen herkennen? Ik denk dat heel veel mensen er zo over denken hoor, alleen het zijn niet de mensen de het voor het zeggen hebben.’
Jessica: ‘Ik denk als je al heel jong begint en op scholen vertelt dat iedereen meetelt, je zulke rancune kan voorkomen.’

Joop heeft verschillende kritische liedjes over het christendom geschreven, zoals Je hebt geen benen nodig (‘je hebt geen benen nodig om de Heer te volgen want de Heer is overal’), Embryoselectie (‘kanker is niet van God (…) embryoselectie is een zegen en houdt het kwade tegen’), Jozef (‘als kleine Jezus is geboren, dan trakteer ik op kalkoen’), Ezels (‘de ezels hebben een God’). Links wordt vaak verweten wel kritiek te hebben op het christendom, maar in veel minder mate op de islam. Wat vinden jullie daarvan?
Joop: ‘Ik weet niet of dat zo is. Vind je Rusland en China links of rechts? Ik zou zeggen links vanwege het communisme en ze gaan ook niet bepaald vriendelijk om met de islam en minderheden. ‘Religie is opium voor het volk’, zei Marx.’
Jessica: ‘In de liedjes over het christendom kan je het christendom ook vervangen met de islam, net als dat je Rutte kan vervangen met Asscher.’
Joop: ‘Het christendom heeft heel goede en heel slechte dingen gedaan en doet dat nog steeds. Kijk eens hoe vredelievend het christendom is zolang ze de baas niet is en kijk eens hoe vreselijk ze te keer kan gaan als ze wel de baas is. Macht corrumpeert altijd. Daarbij maakt het niet uit wie de macht krijgt. Als jij de macht krijgt, dan gaat het mis. Als ik de macht krijg, dan gaat het ook mis.’
Jessica: ‘Haha! Dat denk ik ook als jij de macht krijgt.’

Jullie hebben in 2013 meegedaan aan het programma Hollands got talent. Wat zochten jullie daar eigenlijk?
Jessica: ‘Daar mogen wij het niet over hebben, hè Joop? Staat in ons contract.’
Joop: ‘Een wurgcontract waarin je afstand doet van je rechten als artiest. Tja, ik had nog nooit van het programma gehoord. Ik kreeg een mailtje toen Jessica op vakantie was van het programma. Er stond in dat ze een optreden hadden bijgewoond van ons en vroegen of we meer wilden doen aan Holland’s got talent.’

Het programma heeft jullie zelf gevraagd?
Jessica: ‘Ja, een scoutingsbureau van het programma.’
Joop: ‘Een bureau met de naam Blue Circle zorgt dat er in zo’n programma artiesten komen. Dat wil zeggen amateurs die ze dan in de zeik kunnen zetten. Maar dat wist ik allemaal niet.’

Dan is het toch heel merkwaardig dat de jury jullie niet herkenden als gevestigde artiesten?
Joop: ‘Ja, van te voren hebben we ook gewoon uitgelegd wat we deden. We hebben eerst ook nog een voorronde gedaan voor het op tv kwam voor een kleine jury. Dat is vooral een selectie waarbij ze kijken of je vermakelijk bent op televisie. Als je heel slecht bent kom je daar ook doorheen. Ik hoopte oprecht dat we niet door zouden gaan bij de tv-ronde, want dan begint de ellende pas echt. Jessica kneep hem, maar ik dacht: de jury laat ons toch niet door. Gelukkig gingen we eruit in de eerste ronde.’
Jessica: ‘We hebben erg gelachen! Zo’n jury raakt ons niet, maar er doen ook veel jonge mensen aan mee, die gewoon worden neergesabeld. Dan heb je toch geen klasse als professional-jurylid.
Joop: ‘Het is wel merkwaardig dat je er als beroepsartiest lol in hebt om een amateur af te zeiken. Zo’n Chantal Janzen, hoe krijgt ze het in haar hoofd? Ik wil wel een verschil maken tussen de begeleiding en de juryleden die je op tv ziet. Achter de schermen waren het heel vriendelijke mensen.’

Hoe was het met de nazorg?
Joop: ‘We hebben nog een keurig kaartje gestuurd naar Blue Circle die ons had uitgenodigd met een excuus dat we het niet gehaald hadden en dank voor de prettige begeleiding, maar geen reactie op gekregen.’

Wat zegt het over de muziekindustrie in Nederland dat dit bestaat?
Jessica: ‘Ik denk dat het puur gaat om kijkcijfers, zoals zo vaak.’
Joop: ‘Het moet sensationeel zijn. Het is natuurlijk ook leuk om mislukkingen te zien. Neem een onthoofding van IS, als we dat naar Nederland zouden kunnen halen en als het van de wet mag, dan weet ik zeker dat hele volksstammen elke zaterdag klaarzitten om het te aanschouwen.’

Is het ook niet zo dat zo’n talentenshow uitgaat van de behoefte van het grote publiek en een soort mal maakt waarin artiesten moeten passen om dat publiek te kunnen bedienen, waardoor eigenheid en de originaliteit verloren gaat?
Jessica: ‘Ja, kijk naar de dj’s, daar is niets nieuws aan.’
Joop: ‘Het gaat er om wie in ons Engelstalige straatje past en wie niet. Ik geloof niet dat ze je heel erg gaan kneden als je er niet tussen past. Je past bij ze of niet. Als het niet past, dan flikkeren ze je eruit. Dat straatje is erg smal.’

Geldt dat ook voor Radio 1? In jullie nummer Kutmuziek zingen jullie dat er alleen maar kutmuziek is op Radio 1.
Joop: ‘Met Radio 1 is er nog iets anders aan de hand, want als commercieel station mag je doen wat je wil. Radio 1 is publieke omroep en betalen wij dus als burgers. Dat doen we zodat ze iets anders kunnen aanbieden dan wat de commerciële zenders aanbieden. Maar ze doen precies hetzelfde, ze vechten om dezelfde doelgroep. Waarom hoor ik vrijwel geen Nederlandse, Surinaamse, Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse muziek op de radio? Alles is Engels. Ook in de Engelse popmuziek die ze aanbieden is er nauwelijks variatie. Radio 1 draait variatie moedwillig de nek om. Of dat censuur is? Corruptie is een passender woord ervoor. De NPO lapt de voorwaarden aan zijn laars. De overheid weet dat en blijft toch betalen. Dat proces zie je overal in de samenleving. Het probleem is dat Nederland geen corrupt land is, dus dan kan je ook nooit corruptie ontdekken. Net zoiets als Iran waar ze geen homo’s hebben. Dan heb je ook geen homoproblemen. Er zijn zo veel verschillende groepen in Nederland; of denk je dat Hollanders en Marokkaanse, Turkse en Surinaamse Nederlanders allemaal dezelfde muziek leuk vinden? Het is denk ik ook pure armoede, er is in Nederland geen liedcultuur.’

Hoe bedoel je Nederland heeft geen liedcultuur? Er zijn toch heel veel verschillende Nederlandstalige liedjeszangers geweest? Ik noem Jules de Corte, Robert Long, Armand.
Joop: ‘Zeker, maar dat zijn allemaal mensen die in kleine kring populair zijn. Vraag jij maar eens aan mensen van alle soorten leeftijden en opleidingen of ze een liedje van Robert Long uit hun hoofd willen zingen. Dat lukt niet! Een Nederlander komt misschien nog net op Het kleine café aan de haven van Vader Abraham of Zie ginds komt de stoomboot, maar dan houdt het op. We hebben geen liederen die dwars door alle lagen van de samenleving gaan. Vader Abraham en André Hazes is lagere cultuur, in de volkscultuur lukt het, maar dat wordt niet collectief omarmd.’
Jessica: ‘In Ierland bijvoorbeeld zingt hoog en laag mee in de kroeg, dat kennen wij nauwelijks.’
Joop: ‘Vraag aan een Franse, Italiaanse of Duitse minister of hij een lied in zijn eigen taal kan zingen, hij zingt er gelijk vijf. Vraag een Nederlandse minister of hij een Nederlands lied kan zingen en hij staat met zijn mond vol tanden, behalve de brabo’s en de christenbroeders natuurlijk.’

‘Mensen die kritiek hebben op Bouterse moeten nog steeds oppassen’

0
Het Surinaamse OM eist gevangenisstraf tegen twee verdachten van de December-moorden. De Kanttekening sprak over de zaak met advocaat Gerard Spong en journalist Sam Jones.

Het Openbaar Ministerie in Suriname eist twintig jaar gevangenisstraf tegen voormalig bataljonscommandant Etienne Boerenveen en voormalig legerleider Arthy Gorré voor hun rol in de December-moorden. Aanklager Roy Elgin heeft die eis onlangs bekendgemaakt in Paramaribo. Volgens de aanklager blijkt uit getuigenverhoren dat Boerenveen nauw betrokken was bij het voorbereiden en uitvoeren van de moorden. Gorré zou verantwoordelijk zijn geweest voor de gang van zaken op 7, 8 en 9 december. Toen brachten militairen de opgepakte tegenstanders van het regime naar Fort Zeelandia, het hoofdkwartier van het regime. Gorré beweert dat hij een groot deel van de tijd niet aanwezig was in Fort Zeelandia, maar getuigen weerspreken dat.

De December-moorden vonden plaats in 1982. In de nacht van 8 op 9 december zijn vijftien tegenstanders van het militaire regime doodgeschoten in Fort Zeelandia. De slachtoffers waren tegenstanders van het regime van Desi Bouterse, de huidige president van Suriname. Bouterse wordt ervan verdacht betrokken te zijn bij de moorden en is hoofdverdachte in de rechtszaak. In juni is twintig jaar cel geëist tegen hem.

Suriname heeft jarenlang niets met de moorden gedaan en in 2000, een maand voordat de verjaringstermijn verliep, kwam er eindelijk een gerechtelijk onderzoek. Het duurde toen nog tot 2007 voordat het proces van start ging. Het proces is al meerdere keren uitgesteld, mede door de vele verweren van de advocaten van Bouterse en door de omstreden amnestiewet die het parlement aannam. Door de wet zouden Bouterse en vijfentwintig andere verdachten niet berecht worden. Nabestaanden van slachtoffers dienden een verzoek in om alsnog vervolging te starten en eind 2015 gaf het Hof van Justitie het OM de opdracht dat te doen. Halverwege 2016 beriep Bouterse zich op grondwetsartikel 148 waarin staat dat de president opdracht kan geven de vervolging te staken als de staatsveiligheid in het geding komt. De Krijgsraad trok zich daar niets van aan. De opdracht tot het stoppen van de vervolging was volgens de voorzitter gericht aan het OM en niet aan de raad. Het OM ging vervolgens in beroep bij het Hof van Justitie tegen het besluit van de Krijgsraad om door te gaan. Het hof verklaarde dat hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat daarvoor geen wettelijke basis was.

Bloedvergieten
Hoewel advocaat Gerard Spong, die jarenlang adviseur was voor de Surinaamse regering over de December-moorden, ten tijde van de moorden al lang advocaat was in Den Haag, trekt hij het zich wel aan. ‘Ik vind het afschuwelijk wat er gebeurd is. Ook al ben je feitelijk niet ter plekke aanwezig. Vooral de betrokken advocaten heb ik zeer goed en van dichtbij gekend, ik had veel contact met hun.’

Journalist Sam Jones woonde tot kort na de moorden in Suriname. Bouterse was een paar jaar voor de moorden zelfs zijn overbuurman. ‘Ik zat toen op de middelbare school. Bouterse woonde tegenover mij in de straat in Paramaribo. Ik kende hem vrij goed, in die zin dat we buren waren en zo met elkaar omgingen. Ik heb ooit nog een badmintonracket van hem cadeau gekregen. Vroeger was Bouterse voor veel Surinamers een groot voorbeeld. Hij was jong en energiek, stond altijd vroeg op, ging joggen en had een positieve uitstraling. Men geloofde in 1980 in hem. Hij was charismatisch en de bevolking wilde verandering na de strenge regels in het leger en de grote corruptie in het land.’ Volgens Jones moesten er dingen veranderen in Suriname, maar was de coup van Bouterse en de zijnen daar niet de juiste manier voor. ‘Er ontstond angst in de samenleving en Maurice Bishop, vriend van Bouterse’s revolutie en premier van Grenada, riep op tot bloedvergieten en eliminatie. De coup ontaarde in een dictatuur en er kwam veel kritiek van studenten, docenten, advocaten en journalisten. Je moest echt uitkijken met wat je zei. Critici van Bouterse zijn toen van hun bed gelicht en hij heeft hun laten executeren. Hij kon niet tegen kritiek en was bang dat hij weer het onderspit zou delven. Hij zei op de televisie ‘het is zij of wij die eraan gaan’. Het staat voor mij als een paal boven water dat hij verantwoordelijk is voor de moorden en misschien ook wel een dader is geweest.’

Voor Jones was er een periode vóór 1982 en een periode na 1982, omdat er veel veranderd is in Suriname. ‘Ik ben zelf naar Nederland gegaan om journalistiek te studeren, want in Suriname was in die periode absoluut niet het klimaat om verder te leren. De angst zat er goed in. Heel die situatie heeft ervoor gezorgd dat ik vertrok. Dat was niet mijn eerste keuze, maar ik wilde echt weg, dat gold voor meer mensen.’

Verdeeld
De Surinaamse bevolking is verdeeld over het onderwerp. Jones: ‘Dat komt omdat er geen alternatief is voor Bouterse. De huidige oppositie heeft geen aansprekende leider. Een andere reden is dat 1982 voor veel mensen lang geleden is. Een groot deel van de bevolking heeft de revolutie en de December-moorden niet meegemaakt. Verder is iedereen sinds 1982 vooral met zichzelf bezig, niet met het land. Men vindt het allemaal wel best zo. Bouterse belooft van alles, maar zit zelf ook in een heleboel onduidelijke toestanden, zoals drugshandel. Er was onlangs nog nieuws over drugshandel, waarin Bouterse niet expliciet genoemd wordt, maar je kunt er donder op zeggen dat er wel een link moet zijn. De Surinaamse pers durft dit soort zaken ook niet echt bloot te leggen. Ik ben zelf ook voorzichtig en ik woon daar niet eens. Mensen die kritiek hebben op Bouterse moeten nog steeds oppassen.’ Voor de Surinaamse gemeenschap in Nederland is dat volgens Jones anders. ‘Hier is de betrokkenheid minder. Een relatief kleine groep vindt het belangrijk, een andere groep interesseert het niet en er is een heel kleine groep aanhangers van Bouterse. In Nederland zijn er meer mensen die kritisch zijn. Ik hoor zelfs dat sommige mensen Suriname hebben afgeschreven hebben, ze hebben de hoop opgegeven en afstand gedaan van het land.’

Hoop
Nabestaanden hebben de hoop nog niet opgegeven. Jones vindt het van groot belang dat het proces wordt voortgezet. ‘Het is niet alleen iets van de nabestaanden, maar een zaak van de totale Surinaamse samenleving’. Ook Spong heeft hoop op een goede afloop. ‘Er gaat uiteindelijk een uitspraak komen, daar ben ik van overtuigd. Hoe je het ook wendt of keert, het komt stap voor stap dichterbij, zelfs in een land als Suriname.’ Hij hekelt de manier waarop Bouterse zich opstelt. ‘De houding van Bouterse is buitengewoon laf. Hij mag ontkennen zoveel hij wil, dat is het recht van iedere verdachte, maar ik vind het ronduit laf dat hij niet in de rechtszaal verschijnt en daar zijn verhaal doet. En ik vind het een vorm van minachting naar de Surinaamse rechter. Hij schreeuwt wel overal van de daken dat hij politieke verantwoordelijkheid neemt voor het een en ander, maar laat hem dat maar even komen uitleggen in de rechtszaal en laat hij zich daar ook maar onderwerpen aan kritische vragen. Maar hij gaat die kritische vragen uit de weg door gewoon niet te verschijnen en dat vind ik laf. Ik acht de kans dat hij toch gaat verschijnen voor de rechter zeer onwaarschijnlijk en hetzelfde geldt voor de kans dat hij gaat bekennen. U kunt zich voorstellen dat de slachtoffers en nabestaanden snakken naar gerechtigheid. Ze blijven het proces op de voet volgen en geven de moed niet op. Ik ben zeer nauw betrokken bij het proces en de nabestaanden, maar meer dan dat kan ik daar niet over zeggen.’

Jones weet niet hoe lang Bouterse het proces nog kan rekken. ‘Dat is moeilijk, geen idee eigenlijk. Persoonlijk maakt het mij niet uit wat de uitspraak is, als er maar een uitspraak is. Zodat het afgerond is en duidelijk wordt wat wel en niet door de beugel kan, want het is te gek voor woorden dat iemand verantwoordelijk is voor moord, maar daar geen straf voor krijgt. Je merkt wel dat Bouterse op verschillende plekken mensen benoemt die officieel geen functie hebben binnen de regering, maar ineens gebombardeerd worden tot adviseur van de president. Dat zijn vaak oude vrienden die ook belangen hebben. Hij is dus voortdurend aan het bekijken hoe hij zijn positie kan verstevigen. Hij is zich aan het indekken voor als het misgaat. Als dit voorbij is kan een nieuwe start gemaakt worden in het land, dat is nodig.’

‘Met Koningsdag gaan we spijkerpoepen en blikgooien’

0
Een bruin café, friet van Piet en de kids overdag naar een Hollandse crèche. De Nederlandse inwoners aan de Costa Brava zouden met een beetje moeite kunnen leven zonder ooit een Spanjaard te spreken of zelfs te zien. Hoe belangrijk vindt deze groep immigranten het behouden van de eigen cultuur? Hoe kijken de Spanjaarden daartegenaan? En wat zegt dit over de situatie in Nederland zelf? Onze verslaggever Freek de Swart zocht het uit aan de Costa Brava.

Wie zich in Barcelona wil ergeren aan pepernoten die veel te vroeg in het boodschappenrek liggen komt al snel terecht bij Super Lekker. De Nederlandse supermarkt in het hart van de stad is vier jaar geleden opgericht door Sergio Arnal Hernador samen met zijn Nederlandse vrouw Debby Grooteman. ‘We wisten dat hier een grote Nederlandse gemeenschap leeft, maar geen winkels met stroopwafels, kaas en frikandellen’, zegt de winkeleigenaar terwijl hij zijn kaasmes in een Edammer zet.

Een rondje langs de schappen leert dat Super Lekker naast Nederlandse producten ook veel Indische en Surinaamse voedingsmiddelen verkoopt. Zelf is Hernador inmiddels verslaafd geraakt aan Nederlands brood en kaas. Ook zure haring werkt hij inmiddels smakelijk naar binnen. ‘Maar het overhalen van mijn landgenoten om iets nieuws te proeven is erg moeilijk. Zo’n tachtig procent van mijn klanten zijn dan ook Nederlands of komen uit een deels Nederlands gezin.’

De Hollandse gemeenschap in Barcelona is over het algemeen goed ingeburgerd volgens Hernador. ‘Ik ken wel Nederlandse Spanjaarden die geen enkel woord Spaans spreken, maar dat is een kleine minderheid. Er zijn ook wel een paar Nederlands sociëteiten in de stad, maar de meesten zijn volledig geïntegreerd in de Catalaanse cultuur. Meedraaien in deze maatschappij is overigens niet heel moeilijk. De Catalanen zijn over het algemeen progressieve denkers die open staan voor andere culturen.’

Klant Paul van Straten is het daar wel mee eens. Hij woont sinds twee jaar in Barcelona. ‘Ik kom een keer in de maand naar Super Lekker voor brood en erwtensoep.’ Of hij zichzelf goed ingeburgerd vindt in Barcelona? ‘De taal is lastig, maar het Spaans is hier goed te gebruiken.’

[blendlebutton] Hernador voedt zijn twee kinderen viertalig op. Zo spreken ze Catalaans op school en thuis vooral Spaans en Nederlands. Het Engels krijgen ze mee via de tv. Grote culturele verschillen heeft de winkelier persoonlijk nog niet meegemaakt. Hij heeft het dan ook liever over de overeenkomsten tussen Nederlanders en Catalanen. ‘Beiden zijn hardwerkende mensen die dingen graag goed willen doen en open-minded zijn over zaken als homorechten.’

Nederlanders krijgen volgens Hernador in Barcelona vaak nog een streepje extra vanwege de legende die Johan Cruijf in deze contreien nog steeds is. Ook in de supermarkt hangt bij de ingang trots een foto van een bezoek dat de voetballer aan Super Lekker bracht. Even staat Hernador op het punt ook wat negatieve gelijkenissen te noemen tussen de twee volkeren, maar bedenkt zich dan. Lachend laat hij weten dat het waarschijnlijk niet slim is om honderd procent van zijn potentiële klanten te schofferen. Hij staat toe dat de verslaggever deze negatieve stereotypering in algemene termen omschrijft in het artikel. Zo is het bijvoorbeeld algemeen bekend dat Nederlanders gierig zijn.

Ook barman Roel Renken van het nabijgelegen café Rembrandt merkt dat Nederlanders vaak warm worden ontvangen in Barcelona. ‘De Catalanen spiegelen zich best veel aan Nederland, ze vinden ons meestal wel tof, zelf snap ik dat niet zo goed.’ De bar waarin Renken werkt staat elke zondag in het teken van de eredivisie en organiseert iedere jaar zowel een nieuwsjaarsduik als Sinterklaas-feest. Ook serveert de kroeg elke donderdag ‘oer-Hollandse’ gerechten zoals boerenkool en kapsalon. Ondanks dat kwalificeert de barman zijn werkplek niet als ‘extreem Nederlands’. Een connectie met de Hollandse ‘tokkietenten’ in Blanes en lloret de Mar is immers snel gemaakt.

In tegenstelling tot Hernador kent Renken wel redelijk wat Nederlandse Spanjaarden die niet of nauwelijks Spaans spreken. De Nederlandse gemeenschap in Spanje bestaande uit rond de veertigduizend mensen zijn volgens de barman in drie categorieën te verdelen. Pensionados, buitenlandse liefdes en expats. ‘Vooral die laatste groep heeft vaak geen zin om een taal te leren wanneer ze werkzaam zijn voor een Nederlands of Engelstalig bedrijf. Hoewel ik dat begrijp vind ik het wel zonde. Het maakt je horizon breder. Je krijgt meer begrip voor de verschillende mensen en hun achtergronden.’

Renken zegt zelf geen probleem te hebben gehad met het vinden van zijn draai in het Zuid-Europese land. ‘Dat ze in Spanje vooral tussen de middag warm eten kwam me als barman met onregelmatige werktijden zelfs wel goed uit. De eerste stap is werk, hoe stom dat ook klinkt. Daar maak je de eerste connecties en contacten met Catalanen.’ Hij benadrukt dat hij mensen met een migratieachtergrond in Nederland nu beter begrijpt. ‘Ik heb door mijn ervaring hier meer begrip gekregen voor minderheidsgroepen in Nederland. In mijn beginperiode hier voelde ik hoe natuurlijk het is om mensen op te zoeken waarmee je taal en dus gevoel kunt delen. Momenteel spreek ik het Spaans zelf goed genoeg, maar dan denk ik bijvoorbeeld aan Arabisch en Nederlands, dat ligt mijlenver uit elkaar.’

Net als Super Lekker is ook de Nederlandstalige kinderopvang Kidzz geboren dankzij een relatie tussen een Nederlander en een Spaanse. Leidinggevende Else van der Tuin legt uit dat eigenaar Elena Crespo wilde dat haar kinderen de moedertaal zouden leren van haar man. Aangezien dergelijke opvang nog niet bestond in Barcelona werd in 2012 Kidzz opgericht. Naast taal staat de kinderopvang ook stil bij Nederlandse feestdagen.

‘Met Koningsdag gaan we spijkerpoepen en blikgooien. De Nederlandse kindjes krijgen dan echt iets mee van hun eigen cultuur’, vertelt Van der Tuin. Ook gaat Kidzz dagelijks met de kinderen de wijk in met een Hollandse bolderkar. De kar vol koters trekt volgens Van der Tuin veel aandacht in Gracia, de buurt waarin de kinderopvang ligt. Vooral qua gevoelstemperatuur merkt Van der Tuin een verschil met de Spanjaarden. ‘We gaan lekker naar buiten, ook als het kouder wordt, dat is wel écht Hollands.’

Van der Tuin denkt niet dat de Nederlandstalige kinderopvang integratie in het land in de weg staat. Volgens haar willen gemengde gezinnen vooral voorkomen dat hun nakomelingen niet in staat zijn om te communiceren met een deel van de familie. Van der Tuin wijst erop dat kleine kinderen veel gemakkelijker een nieuwe taal oppikken dan volwassenen. Zo kwam er vorig jaar een meisje naar de opvang dat Spaans, Nederlands, Engels en Portugees sprak. ‘Maar er zijn ook volledig Nederlandse gezinnen die weten dat ze ooit weer zullen verhuizen naar Nederland. Die vinden het fijn om in touch te blijven met de Nederlandse cultuur.’ [/blendlebutton]

‘Oud en migrant, slechte combinatie in Nederland’

0
Nederlandse ouderen met een migratieachtergrond raken steeds meer geïsoleerd, waarschuwt de Marokkaanse Ouderenbond in Nederland. ‘Het is onverstandig en vooral heel oneerlijk om ze het gevoel te geven dat ze nergens meer welkom zijn.’

Het was één van de meest gedeelde artikelen op de website van het AD vorige week. Bewoners van een seniorencomplex aan de Duivenlaan in Apeldoorn-Zuid voelen zich overvallen door de plannen van een woonstichting om appartementen die leeg komen te staan te verhuren aan ‘Turkse’ ouderen. De autochtone bewoners van het seniorencomplex reageerden ontstemd. ‘Als hier straks alleen maar Turks om me heen gesproken wordt, voel ik me niet meer thuis’, werd er bijvoorbeeld gezegd. Sommige bewoners zoeken nu naar een ander huis, omdat ze bang zijn dat de flat verandert in ‘klein-Turkije’. ‘Ik heb niks tegen Turken, je hebt goede en slechte, maar ik ben wel bang voor problemen. Zodra ik een mooi huis heb, ga ik weg’, aldus een bewoner in het AD.

Zijn de discussies in Apeldoorn over de komst van Turks-Nederlandse senioren een uitzondering of zeggen ze ook iets over de algehele situatie van ouderen met een migratieachtergrond? De Kanttekening vroeg dat en meer aan betrokkenen.

Oud en migrant
Bouchaib Saadane, voorzitter van de Marokkaanse Ouderenbond in Nederland (MOBIN), helpt met zijn organisatie Marokkaans-Nederlandse ouderen met hun gezondheid, inkomen, sociale zekerheid, wonen en mobiliteit. Hij maakt zich zorgen om deze groep. ‘Naast de financiële problemen die ze hebben, omdat ze een lager pensioen krijgen ten opzichte van autochtone ouderen, hebben senioren uit Turkije en Marokko vooral te maken met sociaal isolement. Het is onverstandig en vooral heel oneerlijk om ze het gevoel te geven dat ze nergens meer welkom zijn. Dat doet heel pijn, sommigen lijken zich dat niet te beseffen.’ Saadane vertelt dat deze ouderen vroeger autochtone collega’s hadden en dat ze ondanks het feit dat ze matig Nederlands spraken toch met elkaar konden communiceren. ‘Je ziet nu dat ze geen contact meer hebben met hun oud-collega’s, dat ze zich hebben teruggetrokken. Ze zijn eenzaam. Je vraagt je af: wie begrijpt ze nog?’

[blendlebutton]Het lijkt Saadane een goed idee om een aantal keren per jaar senioren met een migratieachtergrond in contact te brengen met hun autochtone oud-collega’s met wie ze vroeger hebben samengewerkt. ‘Ik weet zeker dat ze zich dan heel gelukkig gaan voelen. Ik praat met ouderen die bijvoorbeeld zeggen ‘weet je nog, die Jan of Peter?’ en ‘in de jaren zeventig en tachtig was het zus en zo’. Veel ouderen met een migratieachtergrond zijn in een vergeten hoek geduwd. En als je dan nog iets voor ze probeert te doen, iets met een verzorgingshuis of iets dergelijks, dan wordt daar nog over geklaagd ook. Dat is de wereld op zijn kop.’

Sadaane wil dat gemeenten projecten opzetten om de cohesie te verbeteren tussen ouderen. ‘Ik weet zeker dat migrantenouderen dat zullen appreciëren en ook autochtone senioren hebben er iets aan. Laten we eerst daarmee beginnen. Onbekend maakt onbemind. De autochtonen klagen steen en been, ik wil hun vragen: hebben jullie nooit collega’s met een migratieachtergrond gehad?’

Sadaane geeft als voorbeeld Marokkaanse Nederlanders die vroeger in de mijnen in Limburg hebben gewerkt. Wanneer je met die mensen praat komen er volgens hem mooie verhalen naar boven waar we van kunnen leren. ‘In die tijd werkten ze in koppels. Ondergronds is alles zwart, iedereen is hetzelfde, alles ziet er hetzelfde uit, allemaal zwart. Daar is geen onderscheid tussen allochtoon en autochtoon. Het mooiste vind ik: ze verstonden elkaar bijna niet en toch konden ze heel goed met elkaar communiceren. Ze waren op elkaar aangewezen voor hun veiligheid. Dat is nu helemaal weg. Niemand communiceert meer met deze mensen, niemand heeft aandacht voor ze. Oud en migrant zijn is niet iets wat je nu zou willen in Nederland, het is een slechte combinatie.’

‘Ze verdienen beter dan dit’
Sunita Biharie, voorzitter en lijsttrekker van SP Apeldoorn, stoort zich aan ‘het tegen elkaar opzetten van ouderen’. Ze vindt het verwijt aan ouderen met een migratieachtergrond dat ze de taal niet spreken en niet geïntegreerd zijn onterecht. ‘Hoe komt het dat een deel van die senioren geen Nederlands spreekt? Ze hebben niet de gelegenheid gehad om de taal te leren. Ze waren er puur om arbeid te verrichten en daarna weer terug te gaan. Dat was het beleid. Toen duidelijk werd dat deze mensen zouden blijven zijn wij er juist in gefaald om daar een oplossing voor te vinden.’ De senioren hebben volgens haar veel meer overeenkomsten dan sommigen denken, toch is er nauwelijks contact onderling. ‘We klagen in Nederland over segregatie, dat mensen in hun eigen wereld leven en geen contact hebben met anderen. Maar wanneer bijvoorbeeld Turkse Nederlanders, zoals in Apeldoorn, wel naar een wijk met veel autochtonen trekken, is het weer niet goed. De senioren met een migratieachtergrond worden gereduceerd tot hun afkomst. Door hun afkomst worden zij niet gezien als Nederlanders. Dat vind ik heel erg kwalijk, vooral omdat het om kwetsbare mensen gaat. Ouderen met een migratieachtergrond hebben keihard gewerkt om Nederland een beter land te maken. Ze verdienen beter dan dit.’

Naar aanleiding van het artikel in het AD stelde de PVV Kamervragen aan de verantwoordelijke ministers waarin werd gevraagd waarom Nederlandse ouderen gediscrimineerd worden. De PVV stelde de vraag ‘bent u bereid deze discriminatie van Nederlandse ouderen te staken en met betrokken partijen in overleg te gaan, zodat deze plannen van tafel kunnen?’ Biharie vindt dat de PVV olie op het vuur gooit. ‘De PVV claimt dat het om Turken gaat, maar het gaat om Nederlanders, Nederlanders met een Turkse achtergrond. Ze praten geen Nederlands, wordt er gezegd, maar hoe weten ze dat? Hebben ze alle senioren één voor één gesproken? De PVV is niet actief in Apeldoorn. Deze partij kent onze inwoners niet en weet niet wat hier speelt. PVV’ers lezen een stukje in de krant en gaan daar dan Kamervragen over stellen. Ik vraag me af of ze überhaupt onderzoek hebben gedaan naar deze kwestie. Wij hebben dat wel gedaan.’

Biharie heeft naar aanleiding van de discussies contact gehad met de thuiszorgorganisatie in kwestie en gevraagd of het een organisatie is voor alleen Turks-Nederlandse senioren. ‘Daaruit blijkt dat de organisatie senioren met verschillende achtergronden helpt’, zegt de SP’er. ‘De PVV zorgt voor segregatie. Door het gedrag van deze partij worden mensen bang voor elkaar en ouderen worden afgewezen vanwege hun afkomst. Dat is onacceptabel.’ Biharie, die zelf een Surinaamse achtergrond heeft, zegt dat de segregatie in Apeldoorn groot is en de angst onder autochtone ouderen voor de komst van leeftijdsgenoten met een Turkse achtergrond ook daar mee te maken heeft. Ze vertelt dat veel mensen in Apeldoorn niet met elkaar, maar naast elkaar leven. Ze neemt het de senioren ook niet helemaal kwalijk dat ze zich zo onzeker voelen. ‘Ik wil ze niet allemaal over één kam scheren, ik spreek vaak ouderen die hier heel anders over denken. Het zijn vooroordelen, het is napraten van de haattaal van de PVV. Maar dit is natuurlijk niet alleen een probleem van Apeldoorn. We hebben in heel Nederland vergelijkbare problemen, omdat van Nederlanders met een migratieachtergrond altijd werd verwacht dat ze eenzijdig zouden integreren en omdat er nooit kennis gedeeld is over waarom die mensen überhaupt naar Nederland zijn gekomen.’

‘Wij Turkse Nederlanders zijn luidruchtiger en drukker dan anderen’
Güler van der Wekken, afdelingsmanager van het dagcentrum Axioncontinu, helpt senioren met een migratieachtergrond in de dagopvang. De begeleiders hebben dezelfde culturele achtergrond als de bezoekers. De ruimte is ingericht naar specifieke culturele en religieuze waarden. De lunch bijvoorbeeld is afgestemd op islamitische voorschriften. Van der Wekken, die zowel ervaring heeft met autochtone als niet-autochtone senioren, zegt dat ze begrijpt dat sommige ouderen, zoals recent in Apeldoorn, bepaalde vooroordelen hebben jegens bijvoorbeeld ouderen met een Turkse achtergrond. ‘Wij Turkse Nederlanders zijn luidruchtiger en drukker dan anderen. Als we bijvoorbeeld op visite gaan, zijn we soms met tien man. Dat vrezen ze volgens mij nu een beetje. Maar als ze eenmaal naast elkaar wonen, zullen ze merken dat het allemaal best wel meevalt en dat ze veel kunnen leren van elkaar, ondanks de taalbarrière.’

Waar komt die weerstand voor Turks-Nederlandse senioren vandaan? Van der Wekken heeft wel een idee. ‘De jongere generaties participeren, hebben gestudeerd, hebben een baan en zijn actief binnen de samenleving. Ze komen vaak in aanraking met mensen van verschillende culturen. Dat geldt niet voor autochtone senioren. Ze hebben in hun jonge jaren weinig kennis gemaakt met ‘gekleurde’ Nederlanders. Het is eigenlijk best opvallend dat ze nu zo tekeer gaan, want onderling hebben ze vrij veel overeenkomsten. Ze zijn oud, ziek, hebben hulp nodig en zouden daardoor juist beter in staat moeten zijn om elkaar te begrijpen. Jammer, dat het niet zo werkt.’ [/blendlebutton]

Schokkende ontdekkingen

1

De dag nadat ik naast advocaat Inez Weski had gezeten in het tv-programma De nieuwe maan verscheen een appje van één van mijn leerlingen in de groepsapp van de klas. Marouane: ‘Ik ben tot een schokkende ontdekking gekomen.’ Ik schrok van zijn mededeling: ‘Wat dan?’ Marouane: ‘Die advocaat is de advocaat van F.N.’ Ik: ‘Ja, en?’ Marouane: ‘F.N. is de moordenaar van twee van mijn neven.’ Nawral die gewoonlijk nogal een treiteraar is in de groepsapp liet zich van zijn beste kant zien: ‘Gecondoleerd man.’ Zo word je in één klap de mocromaffia in gesleurd. Ik wist even niet wat ik moest appen. Moest ik hem condoleren? Het ging om een afrekening in het criminele circuit. Zowel de neven als F.N. hadden waarschijnlijk het nodige op hun kerfstok. Maar nu waren ze dood. Of iemand nou crimineel is of niet, dood is dood, en dat betekent verdriet voor vrienden en familie. Ik wist niets van die neven en hun banden met criminaliteit. Maar er is zo veel wat wij niet weten, zo veel wat ik niet eens vermoed.

Ik moest aan een gebeurtenis van jaren geleden denken. Een collega die in de keuken van onze school werkte ging met pensioen. Het werd een mooi afscheid met eten en drinken in overvloed, dat uitgeserveerd werd door een paar oud-leerlingen. Onder anderen Jozephine hielp mee, een Colombiaans meisje dat illegaal in Nederland verbleef toen ze bij ons op school kwam. Inmiddels was ze legaal, had een plekje gevonden in Nederland en het ging zo te zien goed met haar. Ik kon me haar nog goed herinneren. Een halfjaar na het begin van haar eerste jaar op school bleek ze zwanger te zijn. Ze was nog geen of ternauwernood zestien jaar. Ze wilde niet zeggen wie de vader was. Mijn collega Janny, die haar mentor was in dat jaar, drong erop aan dat ze haar moeder zou vertellen dat ze zwanger was en uiteindelijk deed ze dat ook. Haar moeder reageerde gechoqueerd. Uiteindelijk vond er in overleg met haar en haar ouders een abortus plaats. Jozephine had daarna haar school gewoon – of nou ja, ik weet eigenlijk niet of we hier van gewoon kunnen spreken – afgemaakt. Wie het kind verwekt had is nooit duidelijk geworden. Daar is verder ook niet over gepraat, want Jozephine had al genoeg te stellen met het halen van haar diploma.

Na de receptie liep ik met Janny naar buiten. ‘Hoe ging het met Jozephine?’, vroeg ik. Janny schudde haar hoofd, ze had een vreemde uitdrukking op haar gezicht. ‘Dat is toch niet te geloven’, zei ze. Ik begreep niet wat ze bedoelde: ‘Wat is er dan?’ Janny: ‘Dat we dat nooit gezien hebben.’ Ze had lang met Jozephine staan praten en die had haar eindelijk verteld wat er gebeurd was, dat eerste jaar op het MCO. Als doodsbange illegaal had ze zich zo onzichtbaar mogelijk gedragen: niet opvallen, nooit tegenspreken, stil zijn en je mond houden, dat was haar houding geweest. Juist dit kind, dat van angst geen vin durfde te verroeren, was het doelwit geworden van een ‘stoere’ vierdeklasser die een mogelijkheid zag om ongestraft misbruik van haar te maken. Met het dreigement dat hij haar aan zou geven bij de IND als ze het aan iemand zou vertellen, had hij haar gedwongen tot alle denkbare seksuele handelingen. Dus had ze niets gezegd. Maandenlang. Niet op school, niet tegen haar ouders, niet tegen wie ook maar. Met uiteindelijk dus een zwangerschap als gevolg. Ik probeerde me voor te stellen hoe het voor Jozephine geweest moest zijn: overgeleverd, zwanger, een abortus en niemand die wist hoe het zat. Het lukte me niet, maar ze moet zich heel, heel erg eenzaam hebben gevoeld. De volgende dag ben ik meteen naar de directeur gegaan, omdat ik vind dat we als school hierin op moeten kunnen treden. Dat we dit moeten zien en dat we de leerling het gevoel moeten geven dat ze alles aan ons kunnen vertellen. Zonder sanctie en zonder gevaar. Ook als ze illegaal zijn. Juist als ze illegaal zijn. Want ieder kind moet zich veilig kunnen voelen op school.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

‘Het vrije woord wordt vaak alleen gebruikt om reuring te veroorzaken’

0
Journalist Minka Nijhuis laat zien hoe burgers het slachtoffer worden van dictaturen en oorlogen. Ze is onlangs onderscheiden met de Prijs van het Vrije Woord. Ze noemt het vrije woord ‘een impliciete waarde waar ik me van bewust ben’. ‘Het vrije woord staat niet als een soort slogan overal boven in mijn werk.’

Het vrije woord is essentieel voor journalist Minka Nijhuis (59). Ze ziet dat mensen in de landen waar ze komt er vaak een hoge prijs voor betalen. Met haar verhalende journalistiek laat ze verhalen achter het gejaagde nieuws zien. Al meer dan vijfentwintig jaar doet ze verslag over conflictgebieden voor onder meer Trouw, NRC Handelsblad, De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland. Ze gaat naar gebieden waar het gevaarlijk is, mensen onderdrukt worden door het regime, vrijheid van meningsuiting niet vanzelfsprekend is en de mensenrechten geschonden worden. Ze volgt mensen, laat hen hun eigen verhaal vertellen en geeft hen een gezicht. De laatste jaren schreef ze over oorlogen in landen als Cambodja, Birma, Oost-Timor, Irak, Afghanistan en Syrië. Ze is auteur van meerdere boeken die ook internationaal zijn uitgegeven. Ze is onlangs onderscheiden met de Prijs van het Vrije Woord, die al tien jaar wordt toegekend aan een persoon of organisatie die zich onderscheidt met activiteiten op het gebied van mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting. Volgens de jury maakt ze met haar werk zichtbaar ‘dat de vrijheid van het woord een graadmeter is voor het respecteren van mensenrechten’.

Wat betekent de prijs voor u?
‘Het is een prijs die kijkt naar vijfentwintig jaar werk en dat is bijzonder. Het is een erkenning voor een manier van werken die ik slow journalism noem: achter het ‘snelle’ nieuws kijken en een gezicht geven aan wat oorlogen en dictaturen betekenen voor mensen. Het is een intensieve manier van werken waarbij je mensen in bepaalde landen langdurig probeert te volgen. Deze prijs staat daar nadrukkelijk bij stil. Het laat zien dat er oog is voor meer dan alleen maar het nieuws verslaan, wat tegenwoordig steeds sneller moet.’

Waar staat voor u het vrije woord voor?
‘Ik werk meestal in landen waar het vrije woord er niet of bijna niet is. Mensen in dergelijke landen die zich inzetten om het vrije woord te verdedigen of uit te dragen moeten dat niet zelden met een heel hoge prijs bekopen. Soms zelfs met de hoogste prijs, namelijk hun leven. Ik vind het vrije woord heel essentieel om het democratisch gehalte en ook de vrijheid van een samenleving te waarborgen. Het is één van de grootste waarden en belangrijkste peilers van een vrije samenleving. Ik heb dat ook heel erg leren zien. Als je ziet dat in bepaalde landen mensen er gestraft voor worden, voor iets dat doorgaans heel vanzelfsprekend is in bijvoorbeeld Nederland, dan kijk je er toch anders tegen aan. Het heeft een enorme waarde voor mij.’

Is het vrije woord essentieel voor goede mensenrechten?
‘Het is een mensenrecht. Ik ken veel mensen die het vrije woord lange tijd niet hebben kunnen voeren. Ik heb gezien wat het met mensen doet als ze niet vrij kunnen spreken. Het is een beknotting en verstikking van je leven en dat geldt ook voor een samenleving als geheel. Het is niet voor niets dat mensen bereid zijn er echt serieuze offers voor te brengen. Bekenden van mij zijn voor iets wat ze zeiden veroordeeld tot lange gevangenisstraffen, soms wel twintig jaar. Als je er dan bij bent wanneer ze weer vrijkomen, dan besef je heel goed wat de prijs was. Dat regimes mensen zo zwaar straffen omdat ze het vrije woord gebruiken, laat al zien hoe gevaarlijk dictators het vrije woord vinden.’

Staat kritiek het vrije woord en zelfs persvrijheid in de weg?
‘Het vrije woord moet ook kritisch zijn als dat nodig is, zeker ook naar de macht toe. Dan kan het een reinigend vermogen hebben of het vermogen om tot nadenken te stemmen of uit te dagen tot discussie. Mensen in dictaturen voelen vaak veel beter wat het vrije woord is dan mensen in vrije samenlevingen. Dat valt me vaak op. Wij vinden het zo gewoon. Dat is heel prettig en je zou het iedereen gunnen, maar dat maakt het ook weer abstract. Ik vind wel dat in onze samenleving het vrije woord heel snel gebruikt wordt om te schelden en elkaar op een zinloze manier te beschimpen en dat mag, maar ik zie daar het nut niet van in.’

Gaan we in Nederland niet altijd zorgvuldig met het vrije woord om?
‘We mogen van alles roepen, zolang we de wet maar niet overtreden. Maar ik zie dat in Nederland het vrije woord vaak alleen wordt gebruikt om reuring te veroorzaken, vooral op social media. Mensen proberen zichzelf daarmee in the picture te spelen; het gaat dan dus niet om het aankaarten van essentiële kwesties. Daar heb wel moeite mee, maar het mag, want ook dat is het vrije woord.’

Heeft het internet nog wat betekent voor het vrije woord?
‘Ik denk het wel, want internet ontsluit ook een wereld en het is een goede manier om mensen informatie te geven. Zeker voor landen waar het deels is afgesloten. Ik heb het in Birma gezien dat de overheid bepaalde websites blokkeerde en dat mensen toch weer een manier vonden om dat te omzeilen. Daar stonden dan weer grote sancties op. Bij demonstraties in dit soort landen is internet het eerste dat op slot gaat om mensen de mond te snoeren.’

Moeten we dan meer nadenken voordat we dingen gaan roepen?
‘Dat is niet aan mij. Ik ben niet iemand die moralistisch is ingesteld, maar het kan me erg bevreemden, vooral als je als journalist veel in landen werkt waar het vrije woord zo heel anders is qua betekenis. Maar als ik iets vind, dan vind ik niet dat ik anderen daarvan moet overtuigen, hoewel ik de reuring zinloos vind. Ik vind het ook jammer dat het voor een deel mijn beroep binnensluipt, want een onderwerp is een journalistiek onderwerp als het reuring geeft. Dat is voor mij niet de essentie van journalistiek.’

Komt persvrijheid dan ook in het geding?
‘Dat ligt in elkaars verlengde. Persvrijheid is een specifieke vorm van het vrije woord. Het vrije woord moet voor iedereen gelden, niet alleen voor de pers. In landen die niet vrij zijn wordt het vrije woord gezien als gevaarlijk en daarmee ook de pers. In die landen wordt er alles aan gedaan om ook de pers de kop in te drukken. Het aan banden leggen van de media en daar als regime het eigen nieuws tegenover stellen, dan heb je een belangrijk instrument in handen. Het ontnemen van het vrije woord richt zich zowel op burgers als de pers.’

Wat doet dat met mensen?
‘Als je niet vrij kunt spreken wordt je beperkt in je doen en laten en wordt er met angst geregeerd. Degenen die daartegen in opstand komen vormen vaak een minderheid, omdat de meerderheid toch probeert verder te leven. In sommige landen is er veel moed nodig om te vechten voor vrijheid, de consequenties kunnen groot zijn.’

Voelt u zich bevoorrecht?
‘Door wat ik zie in dictaturen waardeer ik enorm hoe vrij we zijn in Nederland. Wat moeilijk is aan het werken in onvrije landen is dat ik niet zomaar alles kan doen wat ik zou willen doen. Je moet altijd rekening houden met degene met wie je contact hebt, want die spreken zich uit en dat is voor hun een risico. Voor mezelf kan het gevolgen hebben, maar de gevolgen voor de lokale mensen met wie ik werk zijn altijd groter. Daar ben ik me erg bewust van. Daardoor kan ik niet altijd doen wat ik zou willen doen, omdat het mensen in gevaar kan brengen. Ik voel die beperking. Het geeft aan de andere kant weer aan wat mensen er voor over hebben om te vertellen wat ze willen vertellen. In de donkerste jaren van de dictatuur in Birma konden mensen zeven jaar gevangenisstraf krijgen voor het spreken met een buitenlandse journalist, maar ze wilden het toch persé doen.’

Voelt u zich dan verantwoordelijk? 
‘Enorm, ja. Gelukkig is het mij nooit overkomen dat mensen in de problemen kwamen door met mij te praten. Ik heb regelmatig interviews laten lopen, omdat ik mensen niet in gevaar wilde brengen, terwijl ze het zelf wel wilden doen. Ik vond dan dat ze hun eigen risico’s niet goed konden inschatten. Ik heb ook vaak sprekende details uit een verhaal weggelaten, omdat iemand daardoor gemakkelijk geïdentificeerd kon worden. Dat is voor een journalist heel frustrerend, want je wilt dat je verhaal zo aansprekend mogelijk is. Maar dat is journalistieke ethiek, want je bent absoluut verantwoordelijk voor de mensen met wie je praat. Een collega van mij in Birma had er alles aan gedaan om zijn bronnen te beschermen en om de geïnterviewde te vermommen. Daar is het Birmese regime toch achter gekomen en die jongen heeft toen zeven jaar vastgezeten. Vreselijk voor de geïnterviewde jongen, maar ook voor de journalist.’

Bepaalde regeringen zijn niet blij met het vrije woord.
‘Nee, sommige regeringen beschouwen het vrije woord als een vijand en de waarheid moet vooral verborgen blijven. Daar ligt het probleem. Ik probeer mijn verhaal zo goed mogelijk te maken ondanks alle obstakels. Het vrije woord staat niet als een soort slogan overal boven in mijn werk. Het is meer een impliciete waarde waar ik me van bewust ben. In Nederland geniet je bescherming van de wet en in bepaalde andere landen niet.’

Ziet u waardering voor uw werk?
‘Ik heb niets te klagen wat betreft waardering, maar de sectie buitenland zit bij veel media wel in het verdomhoekje. Ik moet iedere keer een goed verhaal hebben om opdrachten binnen te blijven halen. Alles draait om kijk- en luistercijfers, maar ik ben een ouderwetse journalist die vindt dat het publiek best iets mag leren van een stuk. Het hoeft niet allemaal infotainment in hapklare brokken te zijn. Als de zoveelste bom in Bagdad ontploft snap ik best dat mensen het niet meer gaan lezen, maar dan moet je andere invalshoeken bedenken om te laten zien dat het gevaar nog niet is geweken. Dat is wel je taak. Journalisten hebben een belangrijke maatschappelijke taak waarbij het niet draait om het u-vraagt-wij-draaien. Daarvoor moet er ruimte zijn voor genuanceerde verhalen en moet je vertragen. Daarbij moet een journalist aanwezig zijn in een land zodat je ziet dat er zich signalen aandienen. Niet wachten tot de vlammen uit het dak schieten en dan met tientallen aan komen rennen en zodra het vuurtje ‘gedoofd’ is – maar eigenlijk ondergronds gewoon nog verder smeult – allemaal wegrennen naar de volgende brandhaard. Dat is geen vorm van journalistiek die ik heel zinnig vind.’

Hutaks geweldsfantasieën onteren niet Nanninga maar het geschreven woord

1

Gesimuleerd geweld is een merkwaardig genre. De auteur simuleert in woord of beeld geweld tegen een bepaald persoon of groep personen om uiting te geven aan een reële vijandigheid. Het gaat niet persé om een concreet dreigement, maar toch tonen zich in zulke geweldssimulaties authentieke gevoelens van agressie. De auteur probeert zo’n geweldssimulatie dikwijls te verbloemen als een kunstzinnige geste of meningsuiting. Geweldssimulaties zijn kunstzinnig normaliter niet hoogstaand en als ‘meningsuiting’ plaatsen ze zich buiten iedere rationele discussie.

Ik kwam hier in China laatst een uitgesproken voorbeeld van gesimuleerd geweld tegen, de nieuwe rapvideo Gua laowai van de bekende rapper Fat Shady uit Chengdu. Gua is een scheldwoord in het Chengdu-dialect. Laowai is een informele term voor niet-Aziatische, met name blanke buitenlanders. Gua laowai betekent ‘stomme buitenlander’ of ‘stomme blanke’. De video begint met de vermeende nuancering dat niet zijn buitenlandse vrienden, maar alleen de ‘slechte gua laowai‘ het doelwit zijn: ‘Gua laowai, ik neuk je moeder.’ Vervolgens bestaat de rap uit verwensingen jegens ‘gua laowai‘. Onbewust spreekt uit de rap de onzekerheid van haar auteur: ‘Jullie gua laowai komen naar China voor de vrouwen.’ De video eindigt met het beeld van Fat Shady die met een honkbalknuppel het hoofd van een witte etalagepop eraf slaat. Op de pop staat in Chinese karakters gua laowai geschreven. Ik ben bekend genoeg met de diepgewortelde Chinese xenofobie om te weten dat hier een echt geweldsverlangen uit spreekt.

Net toen ik begon te denken dat geweldssimulaties vooral het stokpaardje zijn van mediaproducenten uit Chengdu en Raqqa, las ik in Het Parool van 29 oktober de column van Massih Hutak. De Afghaans-Nederlandse columnist en voormalig docent Maatschappijleer richt zijn pijlen op Annabel Nanninga. Nanninga heeft onlangs de journalistiek verlaten om de lijst van het Forum voor Democratie in de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen aan te voeren. Genoeg reden dus om haar kritisch door te lichten. Ze heeft als columniste jarenlang zo veel geschreven dat er genoeg inhoudelijks is om aan te vallen. Bovendien zou je kritiek op haar overstap naar de politiek kunnen leveren. Nanninga heeft namelijk weinig bestuurservaring en zal misschien moeite hebben om zich in bijvoorbeeld de voor Amsterdam belangrijke erfpachtdiscussie te profileren. Maar Hutak bekritiseert geen van Nanninga’s ideeën noch haar bestuurlijke onervarenheid. Hij probeert haar te onteren als vrouw door haar af te schilderen als zijn bitch.

‘Kom, laten we (…) ons beiden bloot geven. Letterlijk. Wat nou als (…) ik dan Annabel (…) een full body massage geef? Ze hoeft me niet uit te leggen hoe ze het hebben wilt, ik weet waar ze van houdt: drukken waar het pijn doet. En drukken zal ik. (…) Hoe meer ze zegt dat ik van haar voeten moet afblijven, des te fermer ik mijn vingers zal verstrengelen tussen haar tenen. Volledig in de filosofie van haar bedrijfsleider: nee is ja. (…) De massage zal, met haar goedkeuring, te livestreamen zijn via Instagram zodat we achteraf niet hoeven te tweeten met #MeToo en #IHave. Lieve Annabel, ik wacht. Kom je?’

Hier staat eigenlijk dat hij Nanninga echt een keer seksueel wil vernederen. De seksuele toespelingen zijn niet van een minnaar. Nee, ze moet terug haar hok in worden geneukt. Het gaat om het aantasten van haar integriteit, het vernederende element. En ze moet pijn lijden. Tenslotte verwijzen ‘nee is ja’ en MeToo – op Twitter gebruikte hashtag voor beschuldigingen van ongewenste intimiteiten – naar seksueel geweld. Hutak wil onze gedachten nadrukkelijk die richting in duwen. Het is vervolgens niet duidelijk of het ‘livestreamen via Instagram’ tot doel heeft om te bewijzen dat de denkbeeldige seks toch vrijwillig plaatsvond. Een alternatieve, even consistente lezing van diezelfde zin is dat het de verkrachting juist voor het oog van de natie moet vastleggen, zodat er achteraf inderdaad geen Twitter-beschuldigingen meer nodig zijn.

Net als bij Fat Shady, toont ook deze geweldsfantasie ons meer over de onzekerheden van haar auteur dan bedoeld was. Hutak lijkt zich bedreigd te voelen door een vrouw die misschien een leidinggevende functie gaat bekleden in zijn stad, Amsterdam. Zou zij niet boven hem staan in de pikorde? Hij keert dat schrikbeeld in zijn fantasie om door haar juist onder zich te plaatsen als zijn denkbeeldige bitch en triomfantelijk zijn eigen mannelijkheid te vieren. Eerder in het stuk schept hij op over zijn baard die zo ‘mooi’ zou zijn dat Thierry Baudet er ‘bang’ van wordt – weer zo’n grapje waar een echt identiteitsverlangen in doorklinkt. Hutuk wil het alfamannetje zijn. De door hem gevierde mannelijkheid is niet dat van de beschermende, dappere of inspirerende man, maar dat van de agressieve bullebak. De absolute verlaging.

Uiteindelijk onteren Hutaks geweldsfantasieën niet Nanninga, maar het geschreven woord. De geschreven publieke discussie behoort een verheven domein van ideeën, argumentatie, analyse, schoonheid en belijdenis te zijn. Gesimuleerd geweld hoort bij een ander en veel primitiever levensdomein.