6.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 830

Katholieken vasten op hun eigen manier

0
Niet alleen moslims, ook katholieken en sommige protestanten vasten. De Kanttekening vroeg drie katholieken hoe zij de eerste week van de vastentijd hebben ervaren.

Officieel moet elke katholiek zich op vrijdagen en op speciale heilige dagen tijdens de vastentijd onthouden van voedsel. De kerk heeft de regels echter versoepeld en in de praktijk geven katholieken op een persoonlijke manier invulling aan het vasten. De eerste dag van de vastentijd heet Aswoensdag en viel dit jaar op 10 februari, de dag na carnaval. Op die dag gaan katholieken naar de kerk om een askruisje te ontvangen. Tijdens de mis wordt as ingezegend en worden gelovigen naar voren geroepen. De voorganger tekent met de as een kruis op het voorhoofd van iedere gelovige en spreekt daarbij de woorden ‘gedenk o mens, dat gij stof zijt en tot stof zult wederkeren’. Vanaf dat moment is de vastentijd officieel begonnen. De vastentijd eindigt op de laatste dag voor Pasen en duurt veertig dagen.

Koen

Hoe heb je afgelopen Aswoensdag beleefd?
‘Op Aswoensdag heb ik één grote maaltijd gegeten. Ik voelde me hongerig en slap, maar tegelijkertijd ook heel sterk. Ik voelde me die dag nog meer dan op de andere dagen van de vastentijd diep verbonden met God.’

Was het lastig om het vasten vol te houden?
‘Ja en nee. Ik ben het gewend. Enerzijds ben ik er mee opgegroeid en doe ik dit al vanaf mijn twaalfde, anderzijds heb ik er ook zelf voor gekozen. Ik ben vrij om een jaar over te slaan, maar heb het toch elk jaar nog gedaan, omdat ik mijn geloof wil verdiepen.’

Hoe ga je de rest van de veertig dagen vasten?
‘Op normale vastendagen eet ik normaal, maar probeer ik sober te leven. Ik zou in deze periode ook graag geld willen geven aan goede doelen, maar dat is iets wat ik me als student nu simpelweg niet kan veroorloven. Op Goede Vrijdag (de dag waarop de kruisiging van Jezus herdacht wordt, red.) vast ik net als op Aswoensdag de hele dag. Daarnaast en dat vind ik denk ik het belangrijkste, ben ik de gehele vastentijd meer met anderen bezig dan met mezelf.’

Vast je samen met je familie of ben je op jezelf aangewezen?
‘Ik ben in Brabant in het plaatsje Oss opgegroeid, mijn ouders wonen daar nog steeds. Vanwege mijn studie aan de Erasmus Universiteit ben ik op kamers gaan wonen in Rotterdam. Doordeweeks verblijf ik daar, zodoende was ik op Aswoensdag alleen in de kerk. Dat is soms lastig, maar het is ook een bevestiging dat je niet afhankelijk hoeft te zijn van anderen als het aankomt op je geloof. Daarnaast weet ik dat zij op datzelfde moment in Oss ook in de kerk zitten.’

Moet je vaak aan mensen uitleggen waarom je dit doet?
‘Heel vaak, mijn klasgenoten kennen alleen het tv-programma Veertig dagen zonder seks van de Evangelische Omroep. Ook in Oss begrijpen mijn vrienden het niet echt. Zij vieren carnaval als een groot zuipfeest, ik doe daar soms wel aan mee maar op een bescheiden manier, het religieuze element is bij mij nooit ver weg. Ik heb geen vrienden die op dezelfde manier omspringen met het geloof als ik. Gelukkig heb ik drie broers die wel dezelfde intenties hebben.’

Michiel

Wat betekent de vastentijd voor jou?
‘De vastentijd zie ik als een middel om in contact te komen met het hogere. Ik zie het niet als een gebod, maar meer als een mogelijkheid om het geloof uit te diepen. Afgelopen Aswoensdag heb ik gegeten zoals altijd. Normaal ga ik woensdagavond voetballen, maar het voetbal bleek te zijn afgelast. Ik bedacht me toen ineens dat het die dag Aswoensdag was en ben naar de kerk gegaan. Eigenlijk een toevallige samenloop van omstandigheden, het ene jaar haal ik het askruisje wel en het andere jaar niet. Ik voel me niet schuldig als ik het een jaartje oversla. Vasten doe ik voor mezelf. Het is goed voor lichaam en geest.’

Geloof je dat de as letterlijk door God is ingezegend?
‘Nee, dat is niet de manier waarop ik geloof. Ik zie het als een menselijk ritueel; rituelen kunnen dienen als middel om andere of diepere lagen in jezelf aan te spreken. De katholieke kerk biedt gelukkig de ruimte voor persoonlijke invulling tot op zekere hoogte, dat is ook één van de redenen waarom ik mij er thuis voel. Het is beeldspraak die het makkelijker maakt om de goddelijke macht te ervaren.’

Op welke manier vast je?
‘Vasten gaat voor mij over bewustwording van de overvloed en de kracht van verleidingen. Extraatjes die je niet nodig hebt maar wel lekker zijn probeer ik in de vastentijd af te slaan. Ik neem geen koek en snoep. Alcohol drink ik in principe niet, maar in sommige gevallen maak ik een uitzondering. Soms vind ik het sociale element belangrijker, als mijn vrienden alcohol drinken wil ik soms geen spelbreker zijn. Op zo’n moment kies ik er bewust voor om af te wijken van mijn principe. In andere gevallen overkomt het me, bijvoorbeeld als ik zonder nadenken een gebakje aanneem van een collega. Daar kan ik dan wel om glimlachen, ik zie dan mijn eigen zwakte en verwendheid.’

Raad je andere mensen aan om te vasten?
‘Zeker, het is voor iedereen goed om een bepaalde periode van het jaar stil te staan bij alle overdaad en verleidingen in de wereld. Vasten brengt veel goeds, niet alleen voor jezelf maar ook voor je omgeving. Je stimuleert de niet-egoïstische krachten. Overigens hoef je daar niet katholiek voor te zijn. Ik ben katholiek omdat ik daar mee ben opgegroeid en het dus een bekende weg voor mij is. Het vasten van moslims is wat dat betreft, denk ik, niet anders. (Schiet in de lach) Er leiden meerdere wegen naar Rome!’

Stephanie

Hoe ben jij de vastentijd ingegaan?
‘Een beetje anders dan normaal. Ik heb gewoon gewerkt en gegeten zoals ik altijd doe. Ik heb geen as gehaald, terwijl dit in eerdere jaren voor mij altijd vaste prik was. Wel ben ik de eerste zondag van de vastentijd naar de kerk gegaan. Er gaat nooit een jaar voorbij zonder dat ik bezig ben met de vastentijd.’

Hoe komt het dat dit jaar voor jou anders is dan andere jaren?
‘Ik kom uit Curaçao, daar is het vasten echt een groepsgebeuren. Je doet het daar echt samen, sinds ik in Nederland woon ben ik eerlijk gezegd het vasten een beetje gaan verslonzen. Ik voel mij daar schuldig over. Blijkbaar heb ik andere mensen nodig om te vasten. Als het allemaal op mij aankomt merk ik dat ik moeite heb om de discipline op te brengen.’

Kun je nu je geen as hebt gehaald nog wel volwaardig vasten?
‘Ja, voor mijn gevoel wel. Het is nooit te laat om te vasten. Het is een periode van veertig dagen waarin je elke dag weer je medeleven met Jezus en God kan tonen. God vergeeft iedereen die een fout maakt. Het feit dat ik geen as heb ontvangen betekent voor mij niet dat ik niet meer mee mag doen aan de vastenperiode.’

Hoe ga je de komende dagen vasten?
‘Op vrijdagen eet ik geen vlees en vis. Ook de overige dagen leef ik soberder dan normaal. Uit eten gaan doe ik in deze periode vrijwel niet en ik koop geen dingen die ik niet echt nodig heb. Soms doe ik ook mee met projecten vanuit de kerk. Zo heb ik via de kerk meegeholpen met het verzorgen van maaltijden voor ouderen in de buurt. Toch kan ik dat niet vergelijken met hoe het er op curaçao aan toe gaat. Daar is bijna iedereen katholiek, in de vastenperiode zijn er geen grote feesten en zijn de meeste winkels gesloten. Iedereen neemt het heel serieus, waardoor het voor mij ook makkelijker was om ook op die manier te vasten.’

Voor wie vast je?
‘Ik vast voor God en voor Jezus. Het is belangrijk om stil te staan bij het feit dat Jezus ook veertig dagen heeft gevast en dat hij dat allemaal heeft doorgemaakt voor ons. Door in zijn voetsporen te treden kun je de band met hem versterken.’

Waarom wonen zo veel moslims in Leerdam?

1
Percentueel gezien wonen de meeste moslims in Nederland in Leerdam, meldde het CBS onlangs. De Kanttekening sprak daarover zes Leerdammers.

Leerdam telt ruim 20.000 inwoners. Er wonen relatief gezien de meeste moslims, blijkt uit recent gepubliceerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat onderzoek heeft gedaan naar de religieuze verhoudingen per provincie en gemeente in Nederland. In de periode 2010-2015 bestond 18,6 procent van de Leerdamse bevolking uit moslims. Daarna volgen Den Haag (ruim 14 procent) en Rotterdam (ruim 13 procent). Voor Monique Ramdjiawan-Peterzen, woordvoerder van het CBS, is het geen verrassing. “Het kan goed dat er in een kleinere gemeente relatief meer moslims wonen. Alleen in Rotterdam en Den Haag is het meer bekend omdat daar absoluut gezien meer moslims wonen.” Een verklaring voor waarom Leerdam zo hoog scoort in het onderzoek heeft zij niet. Volgens de Leerdamse wethouder Bart Bruggeman bewijst het feit dat relatief gezien de meeste moslims in Leerdam wonen dat de stad “een kleurrijke doch vreedzame gemeente is”. Maar is dat ook echt zo? Is de integratie in Leerdam geslaagd of leven mensen langs elkaar heen? De Kanttekening bezocht Leerdam en vroeg inwoners of zij weten waarom de stad zo populair is onder moslims en wat zij daarvan vinden.

Mehmet Yanmaz, 27 jaar, woont drie jaar in Leerdam
“Ik weet niet goed wat Leerdam nu zo leuk maakt. Ik ben hier naartoe gekomen, omdat mijn vrouw hier woonde. Zij is in Leerdam geboren. Daarnaast heb ik hier mijn zaak. Het was dus gunstig om hier te gaan wonen. Leerdam is een fijne stad, maar wel erg rustig. In het centrum zijn er veel veel restaurants, maar wat we nodig hebben zijn bijvoorbeeld kledingwinkels, die zijn er minder. Daarvoor moeten we echt naar de grote stad. Als je om je heen kijkt zie je in Leerdam wel meer allochtonen dan Nederlanders. Het is een behoorlijke groep die hier woont. Dat gaat allemaal goed samen.”

Ahmad Abukar, 53 jaar, woont zestien jaar in Leerdam
“Leerdam is een belangrijke stad om meerdere redenen. Er zijn kassen waar mensen kunnen werken. Het kaasbedrijf Leerdammer bijvoorbeeld is bekend over de hele wereld. Friesland Campina is hier ook en we hebben een grote glasfabriek. Het is een rustige stad met veel verschillende nationaliteiten. Er wonen mensen uit Somalië, Eritrea, Syrië, Afghanistan, Irak, noem maar op. Samen bij elkaar en met elkaar. Ik kom oorspronkelijk uit Somalië en kwam hier als vluchteling. We wonen hier met onze kinderen en zijn heel blij en tevreden. De gemeente staat erg open voor mensen en we zijn hier goed opgevangen.”

Renee Kentie, 18 jaar, woont zes jaar in Leerdam
“Geen idee waarom er hier zo veel moslims wonen. De enige verklaring die ik zou kunnen bedenken, is dat het percentage hoger is, omdat Leerdam zo klein is. In West hebben ze laatst wel een nieuwe moskee gebouwd. Er komen daar verschillende culturen bij elkaar. In West is het vooral; je hoort erbij of je moet uitkijken. Dat geldt overigens voor alle bevolkingsgroepen. Het samenwonen gaat prima. Volgens mij zijn er niet veel problemen. Het is meer dat je ziet dat de ene zich anders gedraagt dan de andere, maar dat maakt verder niet uit. Dat is altijd zo.”

Cevdet Bal, 51 jaar, woont zijn hele leven in Leerdam
“Ik heb het nieuws van het CBS gehoord. Ik denk dat het met de werkgelegenheid te maken heeft. Door de glasfabriek is er veel werk. Mijn vader heeft daar ook gewerkt. Daarnaast zijn er genoeg faciliteiten. Er zijn twee winkels waar we boodschappen kunnen doen en twee moskeeën. We wonen hier heel plezierig. We hebben nooit te maken gehad met problemen.”

Gerard Jakobs, 59 jaar, woont zijn hele leven in Leerdam
“Ik denk dat moslims hiernaartoe trekken door de werkgelegenheid, bijvoorbeeld in de glasfabriek. In mijn beleving neemt het aantal nationaliteiten dat hier komt wonen toe. Ik heb er geen moeite mee. Alleen heb ik wel het gevoel dat de criminaliteit toeneemt. De laatste tijd zijn er een paar overvallen geweest in Leerdam. De daders zijn nog niet gevonden. Het is niet om te discrimineren, maar ik heb slechte ervaringen met Marokkaanse jongens. Wij wonen in een seniorenwoning die op de hoek staat. In de weekenden bonken jongeren op de ramen of trekken zij aan de bel. Dan ga ik wel eens naar buiten en dan zijn het meestal Marokkaanse jongens die je willen uitdagen. Voor de rest heb ik met niemand problemen. Ik ben twintig jaar taxichauffeur geweest, dus velen hier kennen mij. Ik heb een goede band met de jongens van de shoarmatent.”

Van Holten (wil niet met zijn voornaam in de krant), 65 jaar, woont zijn hele leven in Leerdam
“Er wonen veel buitenlanders in Leerdam. De families zitten hier en de rest volgt door gezinshereniging. Dat is overal wel denk ik, maar hier zie je het wel veel. Ik woon in West en daar wonen veel Albanezen, Afrikaantjes en moslims. Daarnaast wonen er in de stad ook veel Turken en Molukkers. Mijn buren, zowel onder als boven, zijn allemaal buitenlanders. Ik heb er geen last van en ben er gewend aan geraakt. ‘s Ochtends ga ik de deur uit en dan ben ik de hele dag van huis. Alleen tijdens Oud en Nieuw heb ik wat last, omdat ze dan vuurwerk afsteken. Verder vallen hier weinig doden en wordt er weinig gevochten.”

‘Mensen weten niet welke extra hordes ik moest nemen’

0
‘Het bleef hangen in verwijten, boosheid en appelleren aan de onderbuik van wanhopige, gefrustreerde migranten’, zegt Sylvana Simons  over Denk.

Sylvana Simons heeft geschiedenis geschreven. Ze is de eerste zwarte Nederlander die een politieke partij heeft opgericht, Artikel 1, waarmee ze meedoet aan de Tweede Kamerverkiezingen in maart. De politica was tot eind vorig jaar als kandidaat-Kamerlid actief voor een andere politieke partij, Denk. De Kanttekening sprak haar.

Wie of wat inspireert jou?
‘Mijn moeder liet me zien dat je als vrouw carrière kunt maken, een gezin kunt hebben én een leuk mens kunt zijn. Mijn beide ouders waren hoogopgeleid. Mijn moeder werkte bij het ICT-bedrijf IBM. Toen we in 1972 over kwamen vanuit Suriname, moest zij onderaan beginnen in de fabriek. Maar door veel te werken en te leren eindigde zij in een managementfunctie. Verder raak ik geïnspireerd door mensen als Martin Luther King en Malcolm X, maar ook door een gesprek met een dakloze. Daarnaast verrassen mijn kinderen mij dagelijks. Ik vind het vooral belangrijk een leerling te blijven. Als je je hart openstelt, is er veel mogelijk.’

Helpt die inspiratie bij alle negativiteit die je over je heen krijgt?
‘Daar heeft vooral mijn omgeving last van. Voor mijn kinderen gaat het natuurlijk niet om zomaar iemand. Het gaat om zijn moeder. Al scheelt het wel dat zij al hun hele leven een moeder hebben die bekend is. Zij weten dat op zich goed te scheiden, maar geen enkel kind vindt het leuk als hun moeder door het slijk wordt gehaald. Als het nodig is, praten we erover.’

Waarom was Denk een misstap?
‘Toen Denk mij benaderde, was de partij het enige alternatief voor de gevestigde partijen. De enige partij ook die over racisme sprak. En, eerlijk is eerlijk, ik hou ook wel van een beetje rebellie; ik ben er niet vies van om er met gestrekt been in te gaan. Gaandeweg merkte ik echter dat ik niet op mijn plek zat. Bij mijn entree had ik mijn kaarten op tafel gelegd en laten weten wat belangrijk is voor mij: vrouwenemancipatie, emancipatie van de LGBT-gemeenschap, verbinding tussen alle Nederlanders én dat betekent ook Turken onderling, Surinamers onderling en ga zo maar door. Je moet dan ook kritisch naar je eigen gemeenschap kijken. Ik kwam erachter dat wat ik te bieden had niet kwijt kon binnen Denk. Ik wilde de instituties aanpakken, het systeem; daar zit het racisme! Nu Artikel 1 er is, merken we dat mensen die bij Denk een drempel zagen, ons nu wél weten te vinden. Je kunt niet zeggen dat de Koerden je broeders zijn als je hun pijn niet voelt of erkent, of als je onrecht tegen alevieten niet wil zien. Als je jezelf niet kritisch onder ogen kunt nemen, hoe moet de ander jou dan serieus nemen? Dat geldt voor alle bevolkingsgroepen, uiteraard. Ook voor de witte arbeider. Inmiddels dreigt Denk met dwangsommen als ik en Ian van der Kooye (voormalig campagneleider van Denk en medeoprichter van Artikel 1, red.) over de partij praten in het openbaar. Inmiddels staat Van der Kooye op veertigduizend euro, ik kreeg een brief met een som van dertigduizend euro (door negatieve uitlatingen te doen over Denk hebben Simons en Van der Kooye contractbreuk gepleegd, zo redeneert Denk, red.). Wij worden daar niet echt warm of koud van. Geen rechter gaat Denk gelijk geven. Het enige wat wij niet willen, is de kiezers van Denk schofferen. Dat zijn oprechte mensen met een oprecht verlangen. Ook over de partij of organisatie zal je ons niets horen zeggen, vragen over onze persoonlijke ervaringen beantwoorden we gewoon.’

Hoe kijk je nu naar de ontwikkelingen in Turkije?
‘Ik wist en weet er niet veel van, de historische context ken ik niet goed genoeg. Daarom heb ik wekenlang binnen Denk gevraagd  ‘leg het eens uit, praat me eens bij, ik wil het snappen’. Ik volgde zoals iedereen het nieuws en ik had er veel vragen over. Die uitleg is er nooit gekomen, dus ik kan er nog steeds niet veel over zeggen. Iedereen ziet vanuit Nederlands perspectief wel dat daar het een en ander mis gaat. Toch blijft het gek dat Denk zich iedere keer moet verantwoorden voor wat er in Turkije gebeurt. Jij vraagt mij toch ook niet naar Desi Bouterse? Ik vind het alleen wel schijnheilig dat heel Nederland een mening heeft over Turkije, maar dat we over elkaar heen buitelen voor de goedkoopste tickets naar de Turkse kust. Ik hoor de laatste tijd vaak van mensen die zeggen dat zij in die tijd aanvragen deden die mij niet bereikt hebben.’

Wil je nu je weg bent bij Denk iets zeggen over de Armeense genocide die ontkend wordt door Denk?
‘Mensen denken onterecht dat ik die ontken. Ik weet niet wat er toen is gebeurd. Ik heb eigenlijk hetzelfde standpunt als de Nederlandse overheid, daarom zou ik zeggen: zoek het voor eens en voor altijd goed uit. Vind consensus en handel daar naar. Het is trouwens écht bizar dat, nadat ik had aangekondigd de politiek in te gaan, de allereerste vraag aan mij was: wat vind je van de Armeense genocide? Dat vind ik een schande. Ik heb ook wel geleerd van fouten. Bijvoorbeeld: Van der Kooye was verantwoordelijk voor de strategie van Denk. Dat kwam neer op de volgende pijlers: spraakmakend zijn, de media gebruiken om campagne voor je te voeren, omdat media nu eenmaal voorspelbaar zijn, en het belangrijkste: laat de media vertellen aan alle Turken dat er een ‘Turkenpartij’ is in Nederland. Dat wilde Selçuk Özturk, de voorzitter en werkelijke leider van Denk, eigenlijk niet, hij wilde van het label ‘Turkenpartij’ af. Van der Kooye adviseerde hem juist: er zijn zo’n vierhonderdduizend Turken in Nederland. Wat doe je daarna? Daarna vraag je er een Marokkaanse Nederlander bij, dan gaan mensen denken dat je een ‘moslimpartij’ bent. Er zijn zo’n één miljoen moslims in Nederland. Vervolgens vraag je er een Surinaamse Nederlander bij, wat gaan ze dan zeggen? Dat het een ‘allochtonenpartij’ is. Er zijn immers zo’n tweeënhalf miljoen allochtonen in Nederland. Dan vraag je een witte Nederlander erbij en is het circus compleet. Bekendheid bereik je door spraakmakend te zijn, door bijvoorbeeld het grote r-woord te gebruiken: racisme. Zo krijg je zaken in de media. Het heeft als strategie goed gewerkt, maar daar bleef het dan ook bij. Het bleef hangen in verwijten, boosheid en appelleren aan de onderbuik van wanhopige, gefrustreerde migranten. Op het thema verbinding liep het tussen mij en de heren dan ook stuk. Terwijl Van der Kooye en ik elkaar juist daar vonden. Als je eerst hard om aandacht roept en je krijgt die aandacht uiteindelijk, moet je wel wat te vertellen hebben. Zo van: hier is mijn hart, hier is mijn visie, hier wil ik naar toe. Dat gebeurde niet. Misschien was het te comfortabel, we kregen aandacht. De gedachte was misschien ‘als we gewoon lekker boos blijven, krijgen we wel een aantal zetels’, maar je moet op enig moment naar de inhoud.’

Artikel 1 heeft nog geen verkiezingsprogramma naar buiten gebracht. Dat maakt het lastig de partij inhoudelijk te beoordelen. Kan je een aantal prioriteiten van de partij noemen?
‘Rond de vijftiende deze maand presenteren we het programma. Enkele prioriteiten die er zeker in staan: we willen emancipatie voor seksualiteit en gelijke beloning voor man en vrouw. Ik wacht al mijn hele leven op een goede uitleg waarom die verdeling ongelijk is. Een dubbel paspoort mag geen reden zijn om te twijfelen aan loyaliteit. Het ouderschapsverlof willen we uitbreiden. Waarom mag een man maar twee dagen verlof na de geboorte van een kind? Religieus onderwijs is wettelijk vastgelegd, maar blijkt in de praktijk knap lastig. Het wordt soms zelfs al jaren tegen gewerkt. Zo kent Amsterdam geen islamitisch middelbaar onderwijs. De basis van dit alles is gelijkwaardigheid oftewel Artikel één uit de Grondwet.’

Nu we het toch over staatszaken hebben: de structuur van het Nederlands Koninkrijk maakt dat Nederland bijvoorbeeld in kan grijpen op Aruba, maar andersom niet. Wat vind je daarvan?
‘Het gaat niet om autonomie gunnen, het is hun mensenrecht om zelfstandig beslissingen te nemen. Daar gaat Nederland niet over. Sterker nog, sinds dat gebeurt, gaat het slechter met de eilanden. En wat doet Nederland eigenlijk voor hen?’

Je staat voor vrouwenrechten. Ben je voor een hoofddoek als de vrouw er zelf voor kiest?
‘Zeker. Het recht dat ik heb om geen hoofddoek te dragen is hetzelfde als het recht om er wél een te dragen. Ik kan dat niet verdedigen als wij niet allebei dat recht hebben.’

Hoe merk je als succesvolle, zwarte vrouw iets van witte privileges?
‘Mensen weten niet welke extra hordes ik moest nemen. Noem mij een situatie waarin een witte vrouw zich uitsprak over Nederland en vervolgens zo behandeld is als ik. De micro-agressie waar ik mee te maken heb is dagelijks ‘wat spreek jij goed Nederlands’, hoor je dan. Of dat het logisch is dat ik in de entertainment heb gewerkt, omdat ik zwart ben. Dat ik atheneum-advies had is gek en toen ik naar de balletacademie ging, was de reactie ‘ja natuurlijk, jullie dansen altijd zo goed’. Ik kan me geen fouten veroorloven want ik vertegenwoordig automatisch een hele bevolkingsgroep. Bovendien krijg ik de wind van twee kanten, immer ik krijg ook de vraag of ik nog zwart genoeg ben voor de zwarte gemeenschap. Iedere zwarte ouder heeft ooit tegen zijn of haar kind gezegd dat het dubbel zo hard moet werken om er te komen. Wij hebben niet hetzelfde recht van falen, wij hebben niet hetzelfde recht van succes. Als atleet Churandy Martina een wedstrijd wint staat in de kop van het krantenartikel dat hij een Nederlander is. Verliest hij dan is hij een Antilliaan. Zo werkt het. Nu is er een minister van Integratie die dan een handreiking moet doen, maar die hoef ik niet. Mijn zoon is in Amsterdam geboren, mijn dochter in de polder. Hoe Hollands wil je het hebben? Ik heb een paspoort gekregen waar ik niet om gevraagd heb, maar nu wordt me gevraagd dat te verdedigen. Je eigen identiteit zoeken is al moeilijk genoeg, dan krijg je dit er nog eens bij.’

Als je een vraag zou mogen stellen aan Donald Trump, wat zou die zijn?
‘Waar doet het zeer? Waar zit de pijn, Donald? Waar ben je zo bang voor? Ik spoor mensen aan om in de spiegel te kijken. Dat zou hij ook moeten doen. Ik zie een hele bange man. Angst voor de realiteit van zichzelf. Daarnaast is hij een klassiek voorbeeld van een narcist en die zijn altijd het meest bang voor zichzelf.’

Waarom meer vrouwelijke politici?
‘Honderden jaren mannelijke macht heeft ons gebracht tot waar we nu zijn. Daar zitten goede dingen bij, maar ook slechte. Waarom zijn wij vrouwen niet met vijftig procent vertegenwoordigd in de Tweede Kamer, terwijl wij ongeveer de helft van de mensheid vormen? Die norm ligt gewoon overal scheef. Neem de medische wereld: de standaard in de medische wetenschap is het mannelijk lichaam. Dat betekent dus dat symptomen bij vrouwen veel later worden geconstateerd en medicijnen voor mannelijke lichamen worden ontworpen. Dat is schandalig! Man en vrouw vormen yin en yang. Als we er generaliserend van uit gaan dat mannen rationeler en vrouwen emotioneler zijn, dan is er duidelijk behoefte aan het vrouwelijke om dat in evenwicht te krijgen. Waarmee ik trouwens niet zeg dat dit de enige normen zijn. Holistisch denken is zo belangrijk. Ik draai de vraag dan ook graag om: waarom niet? Er zijn simpelweg meer perspectieven nodig. Als je niet opkomt voor die universele gelijkheid, kom je alleen op voor je eigen gelijk en dat is onrechtvaardig.’

Frame mij niet als islamcriticus uit Leidse stal

0
In zijn vorige week gepubliceerde column (Beoordeel onderzoek op wetenschappelijke kwaliteiten) plaatst Zaman Vandaag-columnist Thijl Sunier mij in het kamp van de zogeheten ”uitgesproken critici van de islam”, uit de ”Leidse stal”. Een frame waar ik mijzelf niet in herken. Sunier schreef dat naar aanleiding van een debat met mij in het radioprogramma Nieuws en Co., over de kwestie rondom een onderzoek van academici van de Universiteit van Amsterdam (UvA), Annelies Moors, Martijn de Koning en Aysha Navest, waarbij Navest in een recent artikel in de NRC wordt omschreven als een online-jihadiste.

Graag kom ik terug op het debat dat plaatsvond tijdens de radio-uitzending. Sunier en ik verschilden van mening over het onderzoek van deze UvA-wetenschappers. Sunier stelde dat het, indien het op de juiste wetenschappelijke wijze verricht was, gewoon voor een goed wetenschappelijk onderzoek door kon gaan, ongeacht hoe de onderzoekers in kwestie er zelf instonden. Dat betoogt hij eveneens in zijn column. Hij stelt dat wanneer we mijn redenering in deze door zouden trekken, onderzoekers als ik dan ook geen onderzoek meer zouden kunnen doen. Maar mijn mening over het UvA-onderzoek is echter niet dat het niet geldig is, omdat de onderzoekers in kwestie niet geheel neutraal waren. Dat is naar mijn mening geen enkele islamwetenschapper, ook Sunier niet. Waar het mij bij om gaat is het feit dat het een onderzoek betrof dat directe implicaties had kunnen hebben voor onze nationale veiligheid, namelijk de manier waarop we straks omgaan met teruggekeerde Syrië-gangers. Dat vind ik een uiterst gevoelige materie en daarom vind ik dat terughoudendheid van wetenschappers en een zo groot mogelijke objectiviteit en neutraliteit (inclusief uitstraling hiervan), hierbij ook absoluut noodzakelijk is. Daar was bij dit UvA-onderzoek geen sprake van. Niet alleen vanwege de aantijgingen van de NRC aan het adres van Navest, maar ook omdat de onderzoekers zich in hun onderzoek bijzonder relativistisch opstellen. Neem alleen al de titel Female migrants to Syria, alsof het om expats ging die voor een paar jaar bij een multinational in Tartus gingen werken, terwijl het gaat om vrouwen die zich hebben aangesloten bij een terroristische organisatie, die in het Midden-Oosten genocidale praktijken pleegt, en hier in Europa aanslagen pleegt. Een dergelijke relativistische houding in wetenschappelijk onderzoek kan de manier waarop in de toekomst Justitie en de rechterlijke macht zullen oordelen over eventueel teruggekeerde (vrouwelijke) Syrië-gangers beïnvloeden, wat mogelijke implicaties kan hebben voor onze nationale veiligheid. In dat opzicht vind ik het ook een goede zaak dat het Openbaar Ministerie besloten heeft de uitkomsten van het onderzoek niet mee te nemen in hun eigen onderzoek naar de eventuele misdaden die begaan zijn door Syrië-gangers.

Terug naar de aantijgingen van Sunier aan mijn adres. Ik vind het erg jammer dat hij mij in zijn column probeert te framen als iemand die onderdeel is van de ”Leidse stal”, een school die de reputatie geniet overwegend kritisch te zijn ten opzichte van de islam, terwijl het feit dat ik daar promoveer niet automatisch impliceert dat ik me met betrekking tot de islam op een en dezelfde wijze opstel als de andere wetenschappers die Sunier noemt in zijn column. Ik heb mijn eigen onderzoek, wat gericht is op ex-moslims, het verlaten van de islam en horizontale godsdienstvrijheid in Nederland, en mijn eigen visie op de islam. En ik wens daar ook op beoordeeld te worden. En niet op guilt by association. Desondanks word ik toch door Sunier op basis daarvan geframed. Nu is framen iets wat naar mijn mening sowieso al te veel gebeurt in het islamdebat in Nederland. Dat is uiteindelijk ook wat er is gebeurd met Navest, vandaar dat ik in mijn debat met Sunier ook uitdrukkelijk heb gesteld dat ik Navest, een oud-studiegenoot van me, niet ken als iemand die op enige wijze geweld rechtvaardigt, terwijl zij nu wel zo afgeschilderd is. Dat is niet terecht op basis van wie zij is.

Aan het framen doen niet alleen de media mee, maar ook islamwetenschappers zelf. Termen als ”islamcriticus” of ”wegkijker” worden mijns inziens veel te gemakkelijk gebruikt om iemand maar weg te zetten en vervolgens geen aandacht aan de inhoud van zijn of haar publicaties te besteden. Maar wat maakt iemand tot een islamcriticus? Is dat iemand die tegen de islam in zijn geheel is of kritisch op de islam in zijn geheel of kritisch op alleen bepaalde aspecten van de islam? Indien we die laatste invulling aan het begrip zouden geven dan zou waarschijnlijk het overgrote deel van de niet-moslims, inclusief Sunier, een islamcriticus zijn, aangezien zij zelf niet meegaan in het islamitische geloof op basis van bepaalde aspecten van het geloof waar zij kritisch op zijn, en waar zij dus niet in willen of kunnen geloven. Bepaalde aspecten van de islam bekritiseren, iets wat het overgrote deel van de aanhangers van deze religie ook zeer regelmatig doet, maakt iemand daarom nog niet per definitie tot een islamcriticus. Een islamcriticus is iemand die zich kritisch uitlaat over de islam als geheel, die deze religie in zij geheel verwerpt als zijnde iets negatiefs, iets waarvan de uitingen problematisch zijn en als een overtuiging die niet samengaat met democratie. Dat is zeker geen houding die ik wens in te nemen of waar ik mij mee identificeer. Dat impliceert overigens niet dat ik nooit kritisch ben over de islam. Waarop ik wel degelijk kritisch ben, is de aanwezigheid van bepaalde ideeën binnen de islam, bijvoorbeeld het salafisme, dat naar mijn mening bijdraagt aan radicalisering, maar ook het vermengen van politiek en religie, iets dat bijvoorbeeld binnen het islamisme gebeurt.

Daarnaast gaat mijn onderzoek over ex-moslims, een groep die te maken heeft met bepaalde denkbeelden en oordelen binnen de islam die hen belemmeren in het uitoefenen van hun godsdienstvrijheid. Dat op dit punt ook binnen de islamitische mainstream hervormingen nodig zijn is niet zozeer het standpunt van een ”islamcriticus”, maar ook de mening van sommige islamitische geleerden, zoals bijvoorbeeld sjeik Abdallah bin Mahfudh ibn Bayyah. Op dergelijke ideeën die de rechten en vrijheden van velen in deze wereld schaden zou in wezen eenieder die redeneert vanuit een liberaal-democratisch referentiekader kritisch moeten zijn. Naast dat kritische standpunt heb ik mij tegelijkertijd ook consequent uitgesproken tegen het boerkaverbod, het hoofddoekverbod, het verbieden van het salafisme, het gebruik van termen zoals ”haatimam”, het wegzetten van orthodoxe moslims als jihadisten en het aanduiden van bepaalde aspecten van het denken van IS als zijnde islamitisch. Daarnaast heb ik me uitgesproken voor het bouwen van moskeeën, het maken van onderscheid tussen islam en islamisme, het bestrijden van discriminatie van moslims, het streven naar een Europese islam en het accepteren van moslims als zijnde onderdeel van Europa. Indien dergelijke meningen iemand tot een ”uitgesproken islamcriticus” maken, dan is dat begrip nog meer aan inflatie onderhevig dan ik al vreesde. Het lichtelijk, zonder inhoudelijke onderbouwing, strooien met dergelijke termen is dan ook onwetenschappelijk.

Beoordeel mensen op hun ideeën, op wat zij zeggen en schrijven, niet op basis van guilty by association of omdat je het in bepaalde opzichten met hen oneens bent. Een hooggeleerde wetenschapper als Sunier zou beter moeten weten dan dat en dat is ook iets wat we van hem mogen verwachten. Laat ons daarom uiterst voorzichtig zijn met het strooien van termen als ”islamcriticus”, ”wegkijker”, ”islamhater” en ”linkse kerk”. Een goed, inhoudelijk debat is immers niet gebaat bij dergelijke frames ten aanzien van personen, maar bij reacties gebaseerd op de inhoud.

‘Ik ben een trotse Nederlander maar ik vecht voor Turkije’

0
‘Sommige vechters houden van gewoon rammen. Dat is mooi om te zien, maar ik heb toch liever het technische spelletje.’

Hij wordt Turkish Turbine genoemd, de 25-jarige Tilburgse kickbokskampioen Tayfun Özcan. Hij verdedigde onlangs zijn titel met succes. Op 18 februari verdedigt hij zijn titel opnieuw, tegen Jonay Risco. De Kanttekening sprak Özcan.

Waarom is je bijnaam Turkish Turbine?
‘Dat is wel grappig. Die naam heb ik gekregen van een Engelse commentator. Toen ik aan hem vroeg waarom hij die naam voor mij had bedacht zei hij dat hij mijn voornaam linkte aan een tyfoon. Hij vond dat ik spektakel naar de ring bracht en dat ik snelle combo’s maakte. Turbine staat voor wind. Zo kwam dat in hem op. Ik vind het een mooie naam.’

Hoe lang ben je al kickbokser?
‘Ik kickboks al twaalf jaar. Mijn profdebuut was in 2010, toen ik negentien jaar was. Uit mijn hoofd heb ik sindsdien 84 wedstrijden gevochten, waarvan ik er 74 heb gewonnen. In 2015 won ik de wereldtitel van kickboksbond Enfusion in de gewichtsklasse 72,5 kilo. Die titel draag ik nog steeds.’

Hoe is het ooit allemaal begonnen?
‘Ik heb tot mijn dertiende gevoetbald. Met een groot gezin van zeven kinderen hadden we het niet zo breed. Op een gegeven moment konden mijn ouders de contributie niet meer betalen en moest ik stoppen met voetballen. Ik was een lastige jongen, altijd druk en ik maakte veel ruzie. Toen ik stopte met voetballen werd dat alleen maar erger. Totdat ik een keer met jongerenwerk mee ging naar een kickboksschool. Ik werd op slag verliefd op de sport.’

Hoe ging het toen verder?
‘Mijn ouders konden nog steeds geen contributie betalen voor sporten. Toen ik een keer bij een sportschool ging kijken, zagen zij talent in mij. Zij hebben mijn kleding, materiaal en contributie gesponsord. Ik geloof in het lot en in Allah. Alles valt op zijn plaats als de tijd rijp is.’

Hoe heb je de stap naar professioneel kickboksen gemaakt?
‘Op mijn zeventiende ben ik gestopt met school. Ik was best een slimme jongen, maar het boeide me niet. Er gebeurde in die tijd ook veel; de druk van school, foute vrienden om me heen, mijn ouders die gingen scheiden. Ik was 21 jaar toen een paar vrienden vastzaten en ik ook bijna. Ik heb het geluk gehad dat ik op het juiste moment ergens niet was. Toen besefte ik dat ik een andere wending aan mijn leven moest geven. Ik ben weggegaan uit mijn oude omgeving en ging naar een andere sportschool. Enfusion zag talent in mij en toen heb ik een contract getekend.’

Je traint nu bij Siam Gym, kan je daar iets over vertellen?
‘Ik train daar nu twee jaar samen met mijn trainer Mekki Benazzouz. In mijn ogen is hij de beste trainer van Nederland. Hij begrijpt me en geeft net zoveel om de sport als ik. We trainen zo’n acht keer per week, vaak zelfs twee keer per dag. Mijn trainer noemt me wel eens een militair. De trainingen die we doen zijn heel zwaar, maar niets is leuker dan trainen. Natuurlijk heb ik ook weleens geen zin, maar ik heb mezelf vroeger aangeleerd om dan toch te gaan. Op die manier went je lichaam eraan.’

Wat maakt kickboksen zo leuk?
‘Het spelletje. Omdat ik dit al zo lang doe ben ik continu bezig met nadenken en schakelen. Wat voor move gaat iemand maken? Hoe raak ik hem? Sommige vechters houden van gewoon rammen. Dat is mooi om te zien, maar ik heb toch liever het technische spelletje.’

Wat maakt jou een goede kickbokser?
‘De discipline die ik voor de sport heb. Ik leef er echt naar, ook al is dat weleens zwaar. Het moeilijkste offer vind ik het eten. We zijn met veel mensen thuis en soms eten zij zulke lekkere dingen, terwijl ik het moet doen met een kommetje rijst en groente. Ik wil er echt voor gaan en iets bereiken, daarom let ik op wat ik weet. Degenen die dat doen zitten in de top. Daar wil ik ook naar toe.’

Wat doe je als je een gevecht hebt gewonnen?
‘Ik vier het graag met mijn familie en vrienden. Zij zijn ook degenen die mij meemaken als ik chagrijnig ben of met niemand wil praten omdat ik moe ben. Daarna ga ik echt een week kanen en maakt het even niks meer uit. Dan pak ik alles wat ik wil.’

Wat doe je als je een gevecht hebt verloren?
‘Gelukkig komt dat niet heel vaak voor, maar dan ga je kritisch kijken naar wat je verkeerd hebt gedaan. Meestal ga ik dan ook naar de moskee om te bidden. Ik geloof dat er dan een reden is voor mijn verlies. Als ergens een deur dicht gaat gaat ergens anders weer een deur open.’

Waarom vecht je voor Turkije?
‘Ik ben een trotse Nederlander, maar ik vecht voor Turkije. Ik ben hier geboren en getogen, maar als mensen mij zien dan zeggen ze niet ‘dat is een Nederlander’. Zelf voel ik me ook meer Turks dan Nederlands, ook omdat ik altijd ben weggezet als een Turkse jongen. Vandaar de keuze om voor de Turkse vlag te vechten.’

Wat wil je in de toekomst bereiken?
‘Ik wil de beste worden in mijn gewichtsklasse. In de gewichtsklasse 72,5 kilo ben ik nu de beste, maar er is ook de gewichtsklasse 70 kilo. Daar ben ik ooit ook begonnen. Nu sta ik daar achtste, maar ik zou graag de eerste plek willen innemen. Ik weet dat ik niet voor altijd kan blijven kickboksen, maar mijn interesses zullen wel altijd bij het sporten liggen. Ik geef nu al les en voedingstips aan mensen. Later wil ik dat ook doen en mijn eigen sportschool runnen. Ik hoop daarmee jongeren van de straat te halen en te motiveren.’

Beoordeel onderzoek op wetenschappelijke kwaliteiten

0
Onlangs was er een relletje in de kranten, op de radio en social media naar aanleiding van een artikel in de NRC. In dat artikel wordt een onderzoeker van de Universiteit van Amsterdam (UvA) beschuldigd van sympathieën voor IS. Zij deed onderzoek naar vrouwen die als bruid van jihadstrijders naar Syrië afreisden. De resultaten van dat onderzoek zijn afgelopen april gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift. Daarin stelt de onderzoeker dat een groot deel van de vrouwen die zich als bruid in IS vestigen dat uit vrije wil doen en zelf niet betrokken zijn bij geweld. Maar een heel klein deel van de vrouwen die die kant op is gegaan is zelf politiek dan wel militair actief. Er zullen ongetwijfeld ook vrouwen zijn die onder dwang zijn vertrokken, maar de grootste groep trouwt uit overtuiging met een jihadist en is daar huisvrouw. Dat lijkt me een belangwekkende observatie.

Nu zou dat onderzoek weinig aandacht hebben gekregen ware het niet dat NRC-journalist Andreas Kouwenhoven had geclaimd over sterke aanwijzingen te beschikken dat de onderzoeker onder een andere naam actief is op fora waarin ze propaganda voor IS maakt. Daarmee zouden de uitkomsten van het onderzoek in een ander daglicht komen te staan, beweert hij. Ook verwijt de journalist de begeleiders van het onderzoek, de antropologen Annelies Moors en Martijn de Koning van de UvA, onzorgvuldig te werk te zijn gegaan. Zij zouden niet hebben vermeld dat de onderzoeker sympathieën koestert voor IS, maar vooral zouden zij zich niet gehouden hebben aan de wetenschappelijke gedragscodes van transparantie en openheid. Verder zouden de resultaten op voorhand niet valide zijn want die zouden wel gemanipuleerd zijn. Met andere woorden, het hele onderzoek moest inhoudelijk en wat betreft methode worden gediskwalificeerd. Steun voor deze stelling kwam uit de hoek van promovendus Gert-Jan Geling van de Universiteit Leiden die van mening is dat iemand met dergelijke opvattingen geen onderzoek zou moeten doen.

Over de vraag of de onderzoeker inderdaad sympathie voor IS koestert, ga ik niet speculeren. Het is aan de journalist om dat hard te maken. Het gaat mij om wat anders. De onderzoeker in kwestie wordt van twee dingen beticht. Zij is volgens critici partijdig, dus vooringenomen en daarmee onbetrouwbaar als onderzoeker. Dat zou dan blijken uit het feit dat de onderzoeker niet kritisch genoeg zou zijn over haar informanten. Deze vrouwen maken volgens de onderzoeker eigen keuzes en dat past niet in het beeld dat islamcritici graag naar buiten brengen. Een islamitische vrouw is volgens hen of slachtoffer van onderdrukking of ze is naïef en erin geluisd. De onderzoeksresultaten zouden dus wel eens onjuist kunnen zijn. Dat is een boude stelling. Erachter zit de veronderstelling dat je als onderzoeker kennelijk geen mening kan hebben over dingen waar je onderzoek naar doet, of dat er zoiets bestaat als ‘objectieve kennis’. Maar ben ik als onderzoeker naar armoede vooringenomen en dus niet geschikt als ik van mening ben dat arme mensen geen daders maar slachtoffer zijn? Als dat zo is dan zijn uitgesproken critici van de islam, zoals Gert-Jan Geling, Afshin Ellian, Paul Cliteur en Machteld Zee – om er een paar uit die Leidse stal te noemen – ook niet geschikt om islamonderzoek te doen. Want ook zij zijn partijdig. Een uiterst merkwaardige redenering dus.

De onderzoeker in kwestie is moslim en deed antropologisch onderzoek naar de denkbeelden en motieven van die vrouwen omtrent huwelijk. Om de diepte in te gaan en beweegredenen van mensen te begrijpen moet je een vertrouwensband met je informanten opbouwen en een zekere empathie ontwikkelen. De antropologische onderzoeker leeft zich zo goed mogelijk in, in de groep die wordt onderzocht en juist dit soort onderzoek is een uitermate belangrijke aanvulling op het grootschalige, vaak nogal oppervlakkige onderzoek dat doorgaans wordt uitgevoerd naar jihadisme.

Eerder heb ik in een andere column in deze krant kritiek geuit op het onderzoek van Maarten Zeegers die undercover onderzoek deed onder salafisten in Nederland. Een deel van de pers was lovend over zijn aanpak, maar ik vond zijn methode onethisch en zonder enig respect voor zijn informanten. Dat soort onderzoek naar deze uiterst gevoelige materie vereist een juiste balans tussen vertrouwen, empathie en anonimiteit aan de ene kant en wetenschappelijke transparantie anderzijds. Bij het onderzoek van Zeegers was die balans zoek. In het geval van het onderzoek naar bruiden van jihadisten heb ik geen enkele reden aan te nemen dat ethische of wetenschappelijke grenzen zijn overschreden. Beoordeel het onderzoek op zijn wetenschappelijke kwaliteiten en niet op de veronderstelde partijdigheid van de onderzoeker.

Islamacademie wil nuance terugbrengen in islamdebat

0
Onlangs is de Leiden Islamacademie opgericht. Een instituut waar organisaties terecht kunnen met vragen over de islam. De academie wil neutrale kennis vanuit Nederlandse context beschikbaar maken.

Als onderdeel van de Universiteit Leiden bedient de Leiden Islamacademie maatschappelijke organisaties, overheidsinstellingen en bedrijfsleven van kennis over islamgerelateerde onderwerpen. Volgens directeur en arabist Maurits Berger is de academie, na drie jaar opstarttijd, nu klaar om zich aan de buitenwereld te presenteren. De officiële lancering van het instituut is afgelopen december groots gevierd. Er was een symposium over de vraag hoe je het publieke debat over de islam voert. Islamwetenschapper Tariq Ramadan, hoogleraar aan de universiteit van Oxford en geliefd bij veel hoogopgeleide moslims, was speciaal voor de gelegenheid ingevlogen uit Engeland. In zijn toespraak noemde hij zichzelf een activistische professor. Hij vindt het zijn taak als wetenschapper om ook maatschappelijk geëngageerd te zijn.

“Een houding die we met hem gemeen hebben”, vertelt Fatiha Azzarhouni, vice-directeur van de islamacademie. “Wij kijken ook verder dan de universitaire muren. We dragen neutrale kennis over islam- en moslimgerelateerde onderwerpen over aan de maatschappij. Zo kunnen ook mensen buiten de universiteit goed geïnformeerd tot een eigen mening komen.”

Onder de klanten van de academie zijn islamitische studentenverenigingen en moskeeën. “Een imam doet zijn religieuze kennis meestal op in het buitenland. Maar om optimaal te kunnen functioneren heeft hij ook kennis nodig van de Nederlandse context. Hoe zit het bijvoorbeeld met de vrijheid van meningsuiting, mag je een gelovige zomaar beledigen? Hoe verhouden religie en staat zich ten opzichte van elkaar?”, werpt Azzarhouni op. “We houden ons dus niet bezig met normatieve vragen zoals de halal-haram kwesties. We vertellen niet waar moslims in moeten geloven en hoe ze dat moeten doen. Wel kunnen we een palet presenteren van de diverse religieuze meningen over een bepaald onderwerp. Binnen de islam bestaat een enorme verscheidenheid. Niet alleen in een land of regio, zelfs binnen één familie worden verschillende islamitische stromingen aangehangen.”

Maar niet alleen organisaties van islamitische signatuur doen een beroep op de academie. De overgrote meerderheid bestaat uit overheden en sociale instellingen die te maken hebben met een in cultureel opzicht steeds diversere doelgroep. Ze benaderen de academie voor lezingen en lespakketten omdat ze tegen vraagstukken aanlopen waar ze zonder objectieve kennis van de islam niet uitkomen. De onderwerpkeuze is groot, van islam en opvoeding, politie, islamitisch recht en ethiek tot vluchtelingen. Ziekenhuizen en zorginstanties willen steeds vaker weten hoe er in de islam gekeken wordt naar abortus, orgaandonatie en stervensbegeleiding. Gemeentes hebben vragen over de omgang met vluchtelingen uit Syrië en Irak. Een ander bijzonder project vindt plaats binnen de muren van de universiteit. Studenten – zowel moslims als niet-moslims – van de denktank Islam in Nederland gaan met elkaar in gesprek over hoe het is om anno 2017 moslim te zijn. Ze bespreken elkaars angsten of dragen juist het optimisme over waarmee ze naar de toekomst kijken.

Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken is onlangs een eigen leergang ontwikkeld waarin kennis van de islam wordt overgedragen. “Een diplomaat krijgt in het Midden-Oosten met andere vragen te maken dan in Afrika. Het is goed om nauwgezet op de hoogte te zijn van de religieuze regels en gebruiken van het land waarin je gestationeerd bent. Dat komt ook de samenwerking met de lokale overheid ten goede”, zegt Azzarhouni. Voor alle cursisten van de islamacademie geldt dat ze af en toe verbaasd zijn over wat ze van de docenten horen. “De sharia is zo’n woord waarvan bij veel mensen de haren recht overeind gaan staan. Ze denken aan vrouwenonderdrukking en lijfstraffen, maar dit rechtssysteem is veel genuanceerder dan dat. Het heeft vele verschijningsvormen en kan ook een rechtvaardigere duurzame wereld en de gelijkheid van man en vrouw voorstaan. Dan vallen hun monden open van verbazing. Dat had ik niet gedacht, zeggen ze dan.”

Wordt de wereld door deze academie een stukje mooier? “Wat we doen is wereldwijd gezien natuurlijk een druppel op de gloeiende plaat. Ons primaire doel is niet depolarisatie of elkaar lief vinden. Maar we zijn wel van mening dat wanneer je de juiste kennis aanbiedt en de ander bereid is om die aan te nemen, je dichter bij elkaar komt. Begrip begint toch bij kennis.”

Cyprus: make Turkey great again

0
Het vormde lange tijd één van de belangrijkste barrières voor Turkije’s lidmaatschap van de Europese Unie: de Cyprus-kwestie. Het punt is echter al enige jaren van de radar verdwenen, omdat er inmiddels veel grotere belemmeringen voor het slagen van de toetredingsonderhandelingen zijn ontstaan. Cyprus is sinds de Turkse inval van 1974 in twee helften verdeeld, waarbij alleen de regering van de Griekse helft door de Europese landen als wettig wordt erkend. Sinds Cyprus dankzij Griekse chantage – ‘anders blokkeren wij ook met ons veto de toetreding van alle Oost-Europese kandidaten’ – in 2004 lid werd van de Europese Unie, hangt de kwestie als een molensteen om de nek van Brussel.

De opzet van indertijd – het plan van de toenmalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan – om middels een referendum op het eiland over een herenigingsplan van de ‘Griekse’ en ‘Turkse’ helften de tweedeling op te heffen, was mislukte jammerlijk. Daarmee werd voor de zoveelste keer de veelvuldige illusie in diplomatieke kring, dat men van buitenaf iets dergelijks met rationele argumenten en het voorhouden van een wortel kan afdwingen, beschaamd. De Turkse inwoners van het eiland stemden namelijk in meerderheid voor, de Griekse in meerderheid tegen. Het dankzij Athene’s veto afgedwongen bizarre resultaat was vervolgens dat Grieks-Cyprioten voor hun obstructie met het EU-lidmaatschap werden beloond en de Turks-Cyprioten voor hun meegaandheid werden bestraft. Daarmee was de hereniging van de baan en de stok achter de deur om Grieks-Cyprus te bewegen daaraan mee te werken, verdwenen. Men was binnen. Nadien ook anderszins niet tot onverdeeld genoegen van Brussel, zoals tijdens de kredietcrisis van 2008 bleek, toen Cyprus een bancaire vluchtheuvel bleek voor het maffiose grote Russische geld.

Belangrijker was dat, ook toen men in Brussel er nog wel van uitging dat Recep Tayyip Erdogan Turkije democratischer zou maken, Ankara en Athene ten aanzien van Cyprus bikkelhard tegenover elkaar bleven staan: Turkije weigerde de regering van Grieks-Cyprus als gesprekspartner te erkennen en in het verlengde daarvan om schepen van Cyprus in Turkse havens toe te laten. Dat punt is sindsdien als een zwaard van Damocles boven de toetredingsonderhandelingen blijven hangen. Het speelde twaalf jaar terug tijdens het Nederlandse Europese voorzitterschap, toen toenmalig premier Jan Peter Balkenende en minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot uit Ankara terugkeerden en verklaarden dat de kern van de kwestie was opgelost. Alleen de precieze uitwerking moest over een paar maanden geschieden. Daarmee kwam dat op het bordje van de Britten, die in het najaar van 2004 Nederland als voorzitter opvolgden. Die zijn er ook niet uitgekomen.

Nu lijkt er plotseling nieuwe hoop te zijn: de leiders van de Grieks- en Turks-Cyprioten praten over een oplossing van het al bijna een halve eeuw durende conflict. Tot de belangrijkste pijnpunten behoort de toekomstige staatkundige structuur en de eventuele terugkeer van de in 1974 uit ‘andermans’ eilandhelft verdreven/gevluchte Grieks- en Turks-Cyprioten naar hun oude huizen, die intussen al lang door anderen worden bewoond. Moet er, als zo’n terugkeer om die reden niet mogelijk is, omdat die immers een nieuwe gedwongen verhuizingsgolf zou veroorzaken, voor de ontheemden schadevergoeding komen? Het is een vraag die ons maar al te bekend voorkomt van een conflict even verderop in de regio: het nog veel hopelozer (want ook nog eens veel sterker religieus getinte) conflict tussen Israël en Palestina.

De deling van Cyprus herinnert ook aan de deling van Ierland en daaruit vallen ook voor Cyprus enige lessen te trekken. Net als in het geval van Cyprus had ook de Noord-Ierse kwestie twee dimensies: een plaatselijke tegenstelling tussen beide (de pro-Ierse en pro-Britse) bevolkingsgroepen in het gebied zelf en een nationaal-ideologische tussen beide landen op de achtergrond. Wat hier een belangrijke voorwaarde voor het bereiken van vrede was, was dat zowel de bewoners van de republiek Ierland als van het Verenigd Koninkrijk inmiddels in overgrote meerderheid waren gaan vinden dat de oplossing vooral aan de inwoners zelf moest worden overgelaten. Dat gaf Dublin en Londen de mogelijkheid om hun eigen (botsende) claims te laten varen, en de Ierse en Britse premier de ruimte om een bemiddelende rol te spelen. De tweede belangrijke factor was de Europese éénwording, waardoor – met het wegvallen van de grenzen – de vraag waarbij Noord-Ierland staatkundig behoorde, een deel van zijn brandbaarheid verloor. Momenteel merk je alleen aan details dat je hier een staatsgrens overschrijdt – kilometers worden mijlen – en dat geeft de Ierse nationalisten een beetje het gevoel dat Ierland weer één is en de Britse unionisten dat gewoon nog heel Ierland deel uitmaakt van het Verenigd Koninkrijk. Met de brexit staat dat onder druk – vandaar de groeiende onrust in Belfast.

Voor Cyprus betekent dat, dat het niet alleen van belang zal zijn dat de Turkse en Grieks-Cyprioten elkaar kunnen vinden, maar ook dat Athene en Ankara eigen nationalistische sentimenten – ‘Cyprus is van ons’ – weten te bedwingen, in plaats van (om binnenlandse redenen) op te stoken. Momenteel valt in deze van Athene, met het linkse Syriza aan de macht, vermoedelijk minder te vrezen dat het als stoorzender optreedt, dan van Ankara, waar Erdogan juist op de Ottomaans-imperialistische trom slaat, onder het Trumpiaanse motto make Turkey great again. Turks-Cyprus weggeven aan een verenigd Cyprus, waarin de Grieken getalsmatig veruit in de meerderheid zijn, past daar niet in.

‘Staatsstructuur Nederland vertoont koloniale trekjes’

0
De structuur van het Koninkrijk der Nederlanden vertoont kenmerken van een koloniale staat, zegt Rycond Santos do Nascimento. ‘Nederland kan ingrijpen in de politiek op Aruba, maar andersom kan dat niet.’

Het Koninkrijk der Nederlanden* bestaat uit vier landen: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Rycond Santos do Nascimento onderzocht de politieke en staatsrechtelijke verhoudingen tussen de landen binnen het Koninkrijk. Zijn promotie is tot stand gekomen in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit van Aruba. Hij promoveerde op Koninkrijksdag, 15 december 2016, aan de Rijksuniversiteit. Op 16 februari 2017 promoveert hij aan de Universiteit van Aruba op basis van de Double Doctorate Agreement die tussen de twee universiteiten is gesloten. De Kanttekening sprak hem.

U noemt de verhouding tussen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk koloniaal, ondemocratisch en zelfs autocratisch. Waaruit blijkt dat?
‘Een mooi praktijkvoorbeeld hiervan was de Arubaanse begrotingskwestie die plaatsvond in de zomer van 2014. De Nederlandse minister Ronald Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft toen ingegrepen. Nederland vond dit optreden van de minister geheel legitiem, omdat voorkomen moest worden dat er een landsbegroting zou worden vastgesteld die niet voldeed aan de eisen van deugdelijk bestuur. Aruba zag dit als een onrechtmatige inbreuk op zijn autonomie en op het eigen democratische proces. Plasterk heeft de Gouverneur van Aruba opgedragen de begroting niet te ondertekenen. Daarmee bemoeit hij zich met Arubaanse aangelegenheden, terwijl hij enkel en alleen door het Nederlandse volk is gekozen. Hij dient alleen het Nederlandse belang. Arubanen mogen niet stemmen op Nederlandse politieke partijen, maar die partijen beslissen wel over Aruba. De Nederlandse kiezer heeft dus invloed op wat er op Aruba gebeurt, terwijl andersom de Arubaanse kiezer geen invloed heeft op wat er in Nederland gebeurt. De Nederlandse minister is alleen verantwoording verschuldigd aan het Nederlandse volk. Hierdoor prevaleert nog steeds zoals onder het koloniaal regime, de politieke stem van het Nederlandse volk boven die van de Caribische volkeren.’

Pleit u voor een Koninkrijksregering die de belangen van alle vier de landen dient?
‘In het verleden hebben verschillende mensen zich hard gemaakt voor zo’n structuur. Formeel besluiten de landen in zelfstandigheid over hun interne aangelegenheden. In de praktijk echter is er geen onderscheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Nederland, waardoor Nederland een extra bevoegdheid over de andere landen heeft. Toch ben ik geen voorstander van een Koninkrijksregering, aangezien Nederland economisch veel krachtiger is dan Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het is logisch dat Nederland een zwaardere stem heeft in het Koninkrijk. De bevolking van de overzeese gebieden is klein. Ik ben om die reden ook geen voorstander van het invoeren van kiesrecht; dat zal niet meer dan drie zetels opleveren in de Tweede Kamer waardoor medezeggenschap voor de Caribische landen een wassen neus wordt.’

Nederland zegt te willen voorkomen dat er in de drie landen wanbestuur en politieke chaos uitbreekt. Is dit voor u een geldig argument?
‘De vraag is of alleen het bestaan van wanbestuur voldoende grondslag geeft om het gezag van Nederland over andere volkeren te rechtvaardigen. Als het antwoord daarop ‘ja’ is, dan is het glashelder dat de verhouding koloniaal is. Het argument van de kolonialen was dat Nederland de andere volkeren moest opvoeden. Als Nederland dat argument van voogdij nog steeds gebruikt, dan is dat zeer kwalijk.’

Op welke manier kan Nederland recht doen aan de overzeese gebieden van het Koninkrijk?
‘Het is mijn stellige overtuiging dat het Arubaanse, Curaçao’se en Sint Maartense volk net zoveel aanspraak maken op het Koninkrijk als Nederland zelf. Indonesië en Suriname hebben ervoor gekozen om zich af te scheiden van Nederland, maar ik denk dat er een andere, betere oplossing mogelijk is. Ik pleit voor gelijkwaardigheid tussen de verschillende volkeren. Mijn aanbeveling is om het bestuurlijk toezicht van Nederland op de Caribische landen op te heffen en de Nederlandse regering te laten controleren door een onafhankelijk constitutioneel hof. Het paspoort van een Arubaanse Nederlander is staatsrechtelijk gezien zwakker dan het paspoort van een Europese Nederlander. Toch pleit ik niet voor een Europees-Nederlands burgerschap, omdat dit zou ontkennen dat er ook een Arubaans volk is. De koning heeft bij zijn inhuldiging trouw gezworen aan de volkeren van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Dat vereist dat de volkeren ook gelijkwaardig worden behandeld. Dat is nu niet het geval, aangezien de Caribische Koninkrijksdelen onderdak bieden aan aparte volkeren en niet slechts aan bevolkingen. Daarbij speelt de erkenning van het Papiaments als officiële taal ook een rol.’

Waarom heeft u de positie van de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet meegenomen in uw onderzoek?
‘De bevolkingen van die gebieden hebben er zelf voor gekozen om een nauwere band aan te gaan met Nederland. Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben zich daarentegen hard gemaakt voor meer zelfbeschikking en dat heeft geleid tot drie autonome landen binnen het Koninkrijk. De relatie tussen deze landen en Nederland is daardoor complexer en vraagt om meer duiding. Overigens hebben deze landen nooit gepleit voor volledige onafhankelijkheid. In 1986 kreeg Aruba als eerste de Status Aparte. Nederland erkende Aruba als autonoom land binnen het Koninkrijk op voorwaarde dat het land in 1996 volledig onafhankelijk zou worden. Aruba heeft in 1996 echter met succes onderhandeld om binnen het Koninkrijk te blijven.’

Heeft Nederland een blinde vlek wat betreft zijn koloniaal verleden?
‘Dat vind ik wel. Haagse politici noemen het ingrijpen op één van de Caribische eilanden een vorm van federaal bestuur. Je kan het beter koloniaal noemen; het is een feit dat Nederland autocratisch handelt. Als je dat probleem bij naam noemt, ben je naar mijn mening al een stuk dichter bij een oplossing.’

U promoveert zowel aan de Rijksuniversiteit van Groningen als aan de Universiteit van Aruba. heeft u culturele verschillen bemerkt in de benadering van dit onderwerp?
‘De Rijksuniversiteit Groningen heeft al jaren een intensieve samenwerking met de Universiteit van Aruba, toch denk ik dat het onderzoek andere resultaten had opgeleverd als het alleen door de Rijksuniversiteit Groningen was uitgevoerd. Het feit dat ik woon en werk op Aruba maakt dat ik met Arubaans perspectief kijk naar de relatie tussen de landen. Daardoor heb ik beter zicht op hoe de staatsstructuur ervaren wordt in de overzeese gebieden.’

Voelen Arubanen, Curaçaoënaars en Sint Maartenaren zich verbonden met Nederland?
‘Ja en nee. Als Nederland het goed doet op het WK-voetbal dan juichen de mensen hier ook. Daarnaast delen de eilandbewoners hetzelfde cultureel erfgoed, zoals onder ander het Sinterklaas-feest. Maar zodra het om politieke zaken gaat, voelen zij zich regelmatig tekort gedaan door Nederland. Je kan spreken van een haat-liefde verhouding.’

*Het Koninkrijk der Nederlanden
Het Koninkrijk der Nederlanden is een soevereine staat samengesteld uit vier landen: Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland. De burgers van de landen hebben de Nederlandse nationaliteit; de landen kennen één staatshoofd, één gezamenlijk buitenlands- en één defensiebeleid. De landen zijn in hoge mate autonoom als het gaat om interne aangelegenheden. Zo heeft ieder land een eigen regering, een eigen parlement en aldus ook eigen verkiezingen. De landen zijn in principe gelijkwaardig aan elkaar, maar hun staatkundige positie verschilt. Nederland treedt namelijk als enige van de vier landen naar binnen en naar buiten toe op in de hoedanigheid van het Koninkrijk der Nederlanden. Het zwaartepunt in de verhoudingen ligt zowel feitelijk als juridisch bij Nederland. De huidige situatie berust grotendeels op het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden uit 1954, dat het zelfbeschikkingsrecht van alle landen in de wet verankert. Voor dit statuut waren Aruba, Curaçao en Sint Maarten koloniën van Nederland.

Restaurantketen wil Nederlanders warm maken voor Libanees eten

0
De Libanese keuken is beroemd in het Midden-Oosten. In Rotterdam probeert Le Souq ook Nederlanders warm te maken voor Libanees eten.

Le Souq is een Libanees restaurantketen met drie vestigingen. Eén in de Markthal in Rotterdam, waar je heerlijk kunt lunchen, één in de Rotterdamse wijk Delfshaven én sinds kort één in Tanger, Marokko. Wat de Franse keuken in Europa is, dat is de Libanese keuken voor de Arabische wereld. Het is niet voor niets de tweede keuken van de wereld, na Frankrijk.

De Kanttekening vroeg Sofia Safieddine-Farhat, die het bedrijf met haar zus en ouders runt, wat Nederlandse koks kunnen leren van de Libanese keuken. “De verfijnde smaak”, antwoordt Safieddine-Farhat zonder aarzelen. “De spil van de Libanese keuken wordt gevormd door mezze, min of meer vergelijkbaar met tapas. Er zijn wel 30 verschillende soorten mezze, voor elk wat wils. Veganisten, vegetariërs, vleesliefhebbers, ze vinden allemaal iets naar hun gading. Alleen zit er geen vis in. De hapjes kunnen een hoofdmaaltijd vormen. Een zeer specifiek ingrediënt van Libanees eten is een mix van zeven kruiden, uitsluitend gebruikt in Libanon. Die koop je bij de kruidenier, maar behalve de samenstellers kent niemand precies de onderlinge verhoudingen van de kruiden. Met deze kruidenmelange wordt vlees gemarineerd, waardoor het vlees een specifieke smaak krijgt. In Nederland is de zevenkruidenmix niet verkrijgbaar. Wel in Libanese toko’s in België, Duitsland of Frankrijk. Daar wonen namelijk veel meer Libanezen dan in Nederland.” Overige ingrediënten die de spil van de Libanese keuken vormen, zijn olijfolie, knoflook, koriander en citroen. “In elk filiaal wordt gekookt met verse producten.”

Het restaurant in Markthal bestaat uit drie delen. Beneden is een toko waar zowel zoete dingen (baklava) als hartige lekkernijen worden verkocht. Vanaf de tussenverdieping hebben de bezoekers uitstekend zicht op het bijzondere plafond. Vooral in de winter is het hier af en toe koud, maar de service van Le Souq behelst ook een deken om de benen te bedekken. Nog een verdieping hoger is het wat warmer. Wat in dit filiaal erg populair is, zijn broodjes kip en de hamburgers. “Alleen zijn onze hamburgers niet te vergelijken met de westerse variant. Het brood is anders en het vlees is veel kruidiger. Er worden wel frietjes bij geserveerd.”

Al het vlees dat bij Le Souq wordt opgediend is halal. “De gasten van Le Souq vormen een doorsnede van de Rotterdamse bevolking. Ze hebben alle denkbare achtergronden. In de Markthal komen voornamelijk toeristen uit binnen- en buitenland. Daardoor hebben we hier slechts voor een deel vaste bezoekers. Mensen komen niet even uit Limburg naar Rotterdam om bij Le Souq te lunchen. Veel van onze gasten laten wel positieve recensies achter. Onze gerechten smaken alsof ze in huiselijke kring zijn klaargemaakt.”