10.3 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 837

Nederland in de wereld, macht en onmacht

0

In het veld van de internationale betrekkingen wordt de macht en invloed van een land altijd gebaseerd op twee pijlers: economische macht en militaire macht. Je ziet dat altijd als er vergelijkingen worden gemaakt tussen grootmachten zoals de VS, China en Rusland: hoe groot is de economische macht van die landen en hoe groot en sterk is hun leger? Van China en de VS weten we dat die landen economisch en militair alleen maar sterker worden, wat vaak aanleiding is om te speculeren over een mogelijke conflictsituatie tussen die twee. Van Rusland weten we dat zijn economische macht afneemt en dat het militair gezien ook niet allemaal rozengeur en maneschijn is. Maar het Rusland van Poetin blijft zich echter nog steeds als een grootmacht gedragen.

Nederland is een klein land. Qua inwonertal staan we met ruim zeventien miljoen mensen op de zesenzestigste plaats op de wereldranglijst. Wat grootte betreft staan we met een oppervlakte van ruim eenenveertigduizend vierkante kilometer in de wereld op de honderddrieëndertigste plaats. Ons past dus bescheidenheid, zou je denken.

Maar wat in het groot geldt, geldt ook in het klein. Ook kleinere landen ontlenen hun invloed aan hun economische en militaire macht. Het geldt zelfs voor Nederland, dat zich niet zo graag manifesteert in machtsspelletjes, maar dat door de andere spelers op het wereldtoneel wel degelijk vanuit die optiek wordt bezien. Je zou bijna kunnen zeggen dat Nederland een, weliswaar betrekkelijk, machtig land is tegen wil en dank. Zoals wel vaker wordt gesteld, het is de grootste onder de kleinere landen.

Hoe staat Nederland er dan eigenlijk voor? Qua economische macht gaat het eigenlijk fantastisch. Nederland behoort tot de grootste exportlanden ter wereld (nummer vijf). In 2017 bedroeg de exportwaarde zo’n vierhonderdzeventig miljard euro. Bijna tweeënnegentig miljard euro daarvan bestond uit agrarische producten, waardoor Nederland na de VS de grootste exporteur op agrarisch gebied is. De Nederlandse economie groeide in 2017 met circa drie procent. Binnen Europa is Nederland de vijfde economie. Alleen de grote Europese landen verdienen meer dan Nederland. Europa is voor Nederland belangrijk. Ruim zeventig procent van de Nederlandse export gaat naar Europa. Nederland profiteert daarmee enorm van de vrije Europese markt, zoals die door de EU wordt geboden. De EU en de NAVO zorgen in Europa voor stabiliteit en veiligheid. Dat is van groot belang voor de Nederlandse handel. De export buiten Europa neemt echter in omvang toe, waardoor het belang voor Nederland van goede relaties en stabiliteit buiten Europa ook toeneemt. Vooral de export naar China heeft een belangrijk aandeel in die groei.

Door die bloeiende handel is de Nederlandse economische macht dus veel groter dan op grond van zijn omvang of inwoneraantal zou kunnen worden verwacht. Maar voor het in stand houden van die economische positie en de daaruit voortvloeiende welvaart vormen vrede en stabiliteit binnen en buiten Europa essentiële voorwaarden. Het lijkt niet meer dan logisch dat de Nederlandse militaire macht gelijke tred zou houden met zijn economische macht om die vrede en stabiliteit te bewaren en te verdedigen.

Helaas zijn we nogal tweeslachtig op dat gebied. We staan niet echt te dringen om onze handelsbelangen wereldwijd te beschermen. Zelfs binnen Europa vragen we ons af of we ons daartoe moeten inspannen. Het lijkt er soms op dat we ons het liefst opsluiten binnen onze grenzen en Europa en de rest van de wereld willen buiten sluiten. Die nationale grenzen willen we dan nog wel verdedigen, misschien nog liever afsluiten, maar daar houdt het dan ook mee op.

Dat zien we aan de staat van onze militaire macht. Die is sinds het einde van de Koude Oorlog zodanig gekrompen dat je eigenlijk kunt spreken van militaire onmacht. Toegegeven, we doen daar relatief veel mee, maar om nu te zeggen dat het leveren van één bataljon soldaten, een paar jachtvliegtuigen of helikopters en één à twee oorlogsschepen veel indruk maakt op potentiële tegenstanders is sterk overdreven.

Nederland geeft dit jaar ongeveer negen miljard euro uit aan defensie. Dat is een stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Maar de combinatie van grote bezuinigingen en roofbouw heeft diepe gaten geslagen in ons militair vermogen. In deze onzekere wereld is steeds meer behoefte aan een breed inzetbare krijgsmacht. Maar de Nederlandse krijgsmacht is op dit moment verre van breed inzetbaar, zoals voormalig minister Hillen al in 2014 constateerde. De huidige budgettaire groei dient dan ook ter reparatie van ons danig aangetaste militair vermogen. Daarnaast is er door de recente geopolitieke en technologische ontwikkelingen zeer zeker behoefte aan versterking, zelfs uitbreiding, van het militair vermogen. Daarbij horen dan ook nieuwe capaciteiten zoals cybermiddelen, onbemande systemen en een verbeterde inlichtingencapaciteit, waaronder middelen om vanuit de ruimte crisisgebieden en potentiële tegenstanders te kunnen observeren.

Tijdens de NAVO-top in Wales van 2014 kwamen de NAVO-landen overeen te zullen streven naar een defensiebudget dat twee procent van het Bruto Binnenlands Product zou bedragen. Voor Nederland komt dat bij de huidige stand van het BBP overeen met twee procent van zevenhonderdvijfentwintig miljard euro, namelijk veertien half miljard euro. Door de regering is afgesproken dat de defensiebegroting ten opzichte van 2016 nog met anderhalf miljard gaat groeien. Dat betekent dat het uiteindelijk rond de tien miljard zou uitkomen. Dat lijkt veel, maar het is de vraag of Nederland daarmee een voldoende en ook internationaal erkende bijdrage zou kunnen leveren aan het bewaren, beschermen en zo nodig afdwingen van vrede en stabiliteit om zijn handelsbelangen en zijn welvaart te beschermen. Zowel ter land als ter zee en in de lucht komt Nederland militaire capaciteit te kort en het ziet er niet naar uit dat daarin in voldoende mate wordt voorzien.

Nederland mag dan in economisch opzicht een relatief machtig land zijn, in militair opzicht is het dat niet en in de toekomst mogelijk ook niet. Daarmee blijft het voor het bewaren van vrede en stabiliteit en het beschermen van zijn handelsbelangen en welvaart te veel afhankelijk van grotere landen zoals de VS. Dat maakt ons kwetsbaar. Want sinds het aantreden van Donald Trump weten we dat we niet zonder meer zeker van die bescherming kunnen zijn.

Een geschiedenis van geweld

0
‘Al drieëndertig jaar zoek ik mijn zoon. Al drieëndertig jaar laat ik mijn huis niet schilderen om te voorkomen dat hij het niet herkent als hij ooit thuiskomt. Al drieëndertig jaar doe ik mijn deur niet op slot, zodat hij binnen kan komen als hij ooit thuiskomt.’

De Zaterdag-moeders kwamen op 25 augustus voor de zevenhonderdste keer bijeen op het Galatasaray-plein in Istanbul. De bijeenkomst werd verstoord door de politie, die ingreep met een waterkanon, traangas en rubberkogels. Zevenenveertig mensen werden aangehouden en later op de dag weer vrijgelaten. De autoriteiten gaven als verklaring voor de politie-interventie dat sociale media-accounts gelieerd aan de PKK, die op de Turkse, Europese en Amerikaanse terreurlijsten staat, opriepen tot deelname aan de bijeenkomst.

De Zaterdag-moeders kwamen voor het eerst bijeen op het Galatasaray-plein op 27 mei 1995. Sindsdien hebben ze meermaals hun wekelijkse bijeenkomsten moeten onderbreken als gevolg van politiegeweld en druk van de autoriteiten. De langste onderbreking duurde bijna tien jaar, van 13 maart 1999 tot 31 januari 2009.

De Zaterdag-moeders protesteren tegen staatsgeweld middels stille sit-ins en wakes. Ze dragen foto’s bij zich van hun vaders, echtgenoten, zonen, dochters en andere dierbaren die slachtoffer zijn geworden van de gedwongen verdwijningen en politieke moorden die begonnen na de coup van 1980 en escaleerden in de donkere en bloedige jaren negentig in Turkije, op het hoogtepunt van het conflict tussen de staat en de PKK (1978-heden), die aan meer dan vijftigduizend mensen het leven heeft gekost.

Alleen al in de periode 1992-1996 zijn volgens de Turkse mensenrechtenorganisatie IHD melding gedaan van 792 gedwongen verdwijningen en politieke moorden in het oosten van Turkije. Van vele andere dergelijke misdaden, is volgens de mensenrechtenorganisatie geen melding gemaakt.

De Zaterdag-moeders eisen van de staat onder meer de restanten van de lichamen van hun dierbaren, de vervolging van de daders, de aanpassing van het strafrecht om de vervolging van de daders van gedwongen verdwijningen en politieke moorden te vergemakkelijken en de ondertekening van het Internationaal Verdrag Inzake de Bescherming van Alle Personen Tegen Gedwongen Verdwijning.

In het kader van de zevenhonderdste bijeenkomst van de Zaterdag-moeders in Istanbul werden ook bijeenkomsten gehouden in andere steden in de wereld, waaronder Keulen, Berlijn, Hamburg, Frankfurt, Parijs, Bordeaux, Straatsburg, Wenen, Innsbruck, Stockholm, Göteborg, Kopenhagen, Aarhus, Toronto, Melbourne, Londen, Brussel en Amsterdam. De bijeenkomst in Amsterdam, op de Dam, werd georganiseerd door het Nederlandse Comité Zaterdag-moeders.

De Zaterdag-moeders herinneren ons eraan dat Turkije niet alleen het land is van geschiedenis, cultuur, prachtige stranden, lekker eten, betoverende natuur en warme gastvrijheid, maar ook van de grove mensenrechtenschendingen en het stille leed. De Kanttekening sprak erover met de gerenommeerde historicus en socioloog Ugur Ümit Üngör (Universiteit Utrecht) en twee leden van het Nederlandse Comité Zaterdag-moeders, Gülcan Coban en ‘Cevdet’ (gefingeerde naam, zijn echte naam is bekend bij de redactie), die niet met zijn naam in de krant wil, uit angst dat hij opgepakt wordt als hij op vakantie gaat naar Turkije.

Foto: Onedio

Desaparecidos
‘De mensen die hebben deelgenomen aan de bijeenkomst in Amsterdam voelen zich solidair met de Zaterdag-moeders. Met dit soort bijeenkomsten kan meer aandacht gegenereerd worden voor het leed van de Zaterdag-moeders’, verklaart Cevdet. ‘Behalve een solidariteitsactie was de meeting een protestactie tegen het Erdogan-regime. Een regime dat mensen die schreeuwen om rechtvaardigheid, vrijheid en gelijkheid, beschouwt als vijanden van de staat. Mijn afkeer van het regime is een reactie op de schaamteloze media van het regime die propaganda verspreiden in plaats van journalistiek bedrijven en het gedrag van de regimeleden en hun slaafse volgers die oorlog, bloed en de dood adoreren, het vermoorden van andersdenkenden rechtvaardigen en de invoering van de doodstraf eisen.’

Coban omschrijft het leed van de Zaterdag-moeders als een ‘open wond’. ‘Ze hebben geen disproportionele eisen, ze willen niets geks. Ze willen simpelweg weten wat er met hun dierbaren is gebeurd. Ze willen hun dierbaren begraven. Ze willen gerechtigheid en de waarheid. Zelfs het recht om op een normale manier te rouwen is hen afgenomen. Hun leed is ongelofelijk groot.’

Eén van de bekendste Zaterdag-moeders, Berfo Kirbayir, verklaarde in 2013: ‘Al drieëndertig jaar zoek ik mijn zoon. Al drieëndertig jaar laat ik mijn huis niet schilderen om te voorkomen dat hij het niet herkent als hij ooit thuiskomt. Al drieëndertig jaar doe ik mijn deur niet op slot, zodat hij binnen kan komen als hij ooit thuiskomt.’ Berfo Kirbayir, die Berfo Ana (Moeder Berfo) werd genoemd, overleed in hetzelfde jaar, zonder ooit te weten te komen wat haar zoon (Cemil Kirbayir), die na de coup van 1980 werd opgepakt en verdween, precies is overkomen.

Foto: YouTube. Berfo Ana.

‘Het feit dat de Zaterdag-moeders de lichamen van hun ontvoerde, verdwenen, omgekomen dierbaren niet hebben gekregen en daarom niet hebben kunnen begraven, heeft een specifiek trauma gecreëerd’, vertelt Üngör. ‘Ze kunnen niet naar de begraafplaats gaan om te rouwen of bidden. We hebben het hier over vooral moslims, volgens de islamitische traditie en zowel de Turkse als Koerdische cultuur, moeten doden begraven worden en allerlei rituelen zijn daar onderdeel van. Het gaat hier dus over een bijzondere, specifieke vorm van geweld, anders dan bijvoorbeeld een meer straightforward massamoord.’

Üngör wijst erop dat gedwongen verdwijningen onderdeel zijn van de geschiedenis van vele andere delen van de wereld. Hij geeft als voorbeeld de Moeders van de Plaza de Mayo, die in 1977 begonnen te demonstreren op het Plaza de Mayo (Mei-plein) in de Argentijnse hoofdstad Buenos Aires voor hun kinderen die verdwenen onder de dictatuur van de militaire junta in Argentinië, die het land van 1976 tot 1983 bestuurde. De schattingen van het aantal desaparecidos (verdwenen personen) in die periode lopen uiteen van dertienduizend tot dertigduizend. Een ander voorbeeld dat Üngör noemt is het Bloedbad van Srebrenica in 1995, dat volgens het Srebrenica-Potocari Memorial Center aan 8.373 Bosnische moslims, onder wie vooral mannen en jongens, het leven heeft gekost. ‘Het regime van Ratko Mladic, Radovan Karadzic en Slobodan Milosevic heeft deze duizenden mensen geëxecuteerd en vervolgens geprobeerd om hun lichamen te verbergen, onder meer in massagraven, expliciet met het doel om forensisch bewijs aan het oog te onttrekken.’

Bloedbaden
In Turkije staken gedwongen verdwijningen niet plotseling de kop op na de coup van 1980, ze vormen een terugkerend fenomeen. Zo waren ze onderdeel van de Ottomaanse campagnes in het eerste deel van de vorige eeuw tegen christenen, Zaza’s en Koerden. De International Association of Genocide Scholars concludeerde in 2007: ‘De Ottomaanse campagne tegen christelijke minderheden in het rijk tussen 1914 en 1923 vormde een genocide op Armeniërs, Assyriërs en Pontische en Anatolische Grieken.’ Üngör: ‘De Armeense Genocide is hét grootschalige geweldsincident in de Turkse geschiedenis, die in 1915 begon met de arrestatie van meer dan tweehonderd Armeense intellectuelen en gemeenschapsleiders, van wie de meesten werden vermoord, net zoals meer dan een miljoen andere Armeniërs. Let that sink in, meer dan een miljoen Ottomaanse burgers zijn uitgemoord door hun eigen staat. Dat heeft geen precedent in de geschiedenis van de regio. De republiek, opgericht in 1923, is als het ware gesticht op genocide.’

Andere voorbeelden van schokkende geweldsincidenten of periodes van geweld in de Turkse geschiedenis sinds het einde van de negentiende eeuw (ook andere actoren dan de staat gebruikten geweld):

  • Hamidische Bloedbaden (1894-1896), die in het Ottomaanse binnenland begonnen en zich later uitbreidden tot andere gebieden in het rijk. Gericht tegen christenen, vooral Armeniërs en Assyriërs.
  • Bloedbad van Lassithi (1897), in het oosten van Kreta, een vilayet (provincie) van het Ottomaanse Rijk. Gericht tegen moslims van Griekse afkomst.
  • Bloedbad van Adana (1909). Gericht tegen christenen, vooral Armeniërs en Assyriërs.
  • Massamoorden op moslims, vooral Albanezen, Pomaken en Turken, in de Ottomaanse gebieden in de Balkan tijdens de Balkan Oorlogen (1912-1913).
  • Massamoorden op moslims, vooral Turken en Koerden, in gebieden in het noordoosten van het Ottomaanse Rijk die bezet werden door Keizerrijk Rusland (1915-1918).
  • Koerdisch-alevitische Opstand van Kocgiri (1921), die hardhandig de kop werd ingedrukt.
  • Grote Brand van Smyrna/Izmir (1922), die aan vele Grieken en Armeniërs het leven kostte.
  • Massamoorden op soennitische Zaza’s en Koerden en een kleinere groep alevitische Zaza’s tijdens de Opstand van Sjeik Said (1925) in een aantal steden in het zuidoosten van het land.
  • Bloedbad van Zilan (1930) tijdens de Opstand van Ararat/Agri (1927-1930). Gericht tegen Koerden.
  • Massamoorden op alevitische Zaza’s en Koerden tijdens de Opstand van Dersim (1937-1938).
  • Pogrom van Istanbul (1955). Gericht tegen Grieken.
  • Post-coup-periode (na de coup van 1960).
  • Post-coup-periode (na de coup van 1971).
  • Bloedbad van Maras (1978). Gericht tegen Koerdische alevieten.
  • Bloedbad van Corum (1980). Gericht tegen Turkse alevieten.
  • Post-coup-periode (na de coup van 1980).
  • Bloedbad van Pinarcik (1987). Gericht tegen Koerden.
  • Bloedbad van Sivas (1993). Gericht tegen Turkse alevieten.
  • Bloedbad van Basbaglar (1993). Gericht tegen Turkse soennieten.
  • Bloedbad van Roboski (2011). Gericht tegen Koerden.
  • Couppoging (2016) en post-couppoging-periode.

Zwarte komedie
Sinds de couppoging van 15-16 juli 2016 zijn volgens officiële cijfers meer dan tachtigduizend mensen gearresteerd en meer dan honderdzeventigduizend mensen ontslagen, onder wie rechters, aanklagers, advocaten, militairen, politieagenten, docenten, journalisten, activisten en politici. Kidnappings, gedwongen verdwijningen en martelingen zijn weer aan de orde van de dag, volgens mensenrechtenorganisaties, waaronder Human Rights Watch, die de regering meermaals tevergeefs heeft opgeroepen duidelijkheid te verschaffen.

Tijdens de coups van 1960, 1971 en 1980 is relatief weinig bloed vergoten, deze coups staan dan ook bekend als grotendeels ‘bloedeloze’ coups. Na de coups volgden echter periodes van repressie en geweld in de vorm van onder meer gedwongen verdwijningen, martelingen en moorden. In tegenstelling tot deze drie coups, was de couppoging van 2016 uiterst gewelddadig. ‘Of het Erdogan nu goed uitkomt of niet, de realiteit is: het parlement werd gebombardeerd, er is over mensen heen gereden met tanks, op mensen geschoten en de bedoeling was het vliegtuig van een zittende president uit de lucht te schieten. Spectaculair en zonder precedent in de Turkse geschiedenis’, constateert Üngör.

‘Als ik naar het Turkije van na de couppoging kijk, lijkt het net alsof ik kijk naar een interactieve zwarte komedie’, zegt Cevdet. ‘De cast van de film bestaat uit heel de bevolking, iedere burger heeft een rol in de film. De film is volgens velen een meesterwerk of een box-office success, maar feit is dat de film een blamage, een compleet fiasco is.’ Hij ziet twee groepen mensen in Turkije. ‘De strijd tussen goed en kwaad in het land wordt gestreden tussen aan de ene kant de gewetensvolle mensen die de menselijke waarden hoog in het vaandel dragen en geloven in rechtvaardigheid en aan de andere kant de onverschillige of meedogenloze mensen die dat niet doen. Het is geen strijd tussen ideologieën, religies, culturen, sociale klassen of etniciteit, want binnen elke groep zijn er mensen van beide soorten.’

Cevdet pleit voor eenheid binnen de Turkse oppositie. ‘De oppositie moet zich verenigen rond menselijke waarden, pro-actief democratie eisen en opkomen voor de rechten van iedereen, zonder onderscheid te maken op basis van etniciteit, levensbeschouwing, geslacht, seksuele voorkeur en andere persoonlijke kenmerken. Wanneer dat gebeurt, zal het regime instorten. Sommige mensen proberen zichzelf en anderen te troosten door te zeggen dat dit regime de boeken in gaat als een schandvlek in de geschiedenis van de mensheid. Ze houden zichzelf voor de gek, want de geschiedenis wordt altijd bepaald door de overwinnaars. Als dit regime niet een halt toegeroepen wordt, zal ze zijn eigen geschiedenis zélf schrijven. De oplossing is dat het regime berecht wordt, als waarschuwing voor politici met dictatoriale ambities en om de pijn van de vele slachtoffers te verzachten. De oppositie moet dat afdwingen.’

De democratisch-socialistische oppositiepartij HDP, die ondanks de arrestatie van duizenden van haar leden oppositie blijft voeren, kan rekenen op de sympathie van Cevdet, maar hij is negatief over de rest van de oppositie. Hij haalt uit naar de grootste oppositiepartij, de kemalistische CHP. ‘De CHP moet haar tanden laten zien aan het regime in plaats van stilzwijgend toekijken hoe het regime Turkije naar de afgrond leidt. ‘Wanneer de tijd rijp is, zullen we onze allerhardste reflex tonen’, zei een prominente CHP’er onlangs. Wat moet er dan in hemelsnaam nog gebeuren voordat de CHP haar ‘allerhardste reflex’ toont? Zo kan de CHP in plaats van een paar van haar parlementsleden te sturen naar de eerstvolgende bijeenkomst van de Zaterdag-moeders op het Galatasaray-plein, zoals ze altijd doet, ál haar parlementsleden sturen. Dat zou pas een boodschap zijn aan het regime. Wat houdt de CHP tegen? Is de partij bang dat ze wordt weggezet als ‘terroristisch’, omdat het regime de mensen op het Galatasaray-plein heeft gelabeld als ‘terroristen’?’ Cevdet heeft ook geen goed woord over voor de nationalistische oppositiepartij Iyi Parti. ‘Waarom steunt de Iyi Parti de Zaterdag-moeders niet? De partij beweert democratisch te zijn, of is dat slechts een leugen om haar ware fascistische identiteit te camoufleren? Is de partij bang dat ze in verband gebracht wordt met Armeniërs zoals Garo Paylan (parlementslid namens de HDP, red.) en de zoon van Hrant Dink (vermoorde journalist, red.) die van zich laten horen op het Galatasaray-plein?’

Coban laakt de houding van de Europese Unie tegenover de mensenrechtenschendingen in Turkije. ‘De EU roert zich nauwelijks over de mensenrechtenschendingen waar een NAVO-bondgenoot zich schuldig aan maakt. EU-landen blijven wapens exporteren naar Turkije. Nederland is één van de grootste investeerders in het land. Zolang dit soort belangen de ethiek parten spelen, zal de EU nooit de daad bij het woord voegen tegen de mensenrechtenschendingen.’

Vuile oorlog
Sommige waarnemers beweren dat het staatsgeweld inmiddels het hoogste niveau heeft bereikt sinds de oprichting van de republiek. Üngör is het daar niet mee eens. ‘De machtsconcentratie in de handen van één man, Erdogan, neemt zonder meer zorgwekkende proporties aan, het begint te lijken op Atatürks kemalisme en dictatoriale éénpartijstaat, maar het staatsgeweld nu is niet het ergste dat de republiek heeft meegemaakt. Dat was in de jaren negentig, tijdens de ‘vuile oorlog’ tegen de PKK. De intensiteit en breedte van het staatsgeweld in die periode en de impact, de trauma’s die het heeft gecreëerd, is van een andere orde.’

Üngör noemt voorbeelden van dat geweld. ‘Onder meer de JITEM (‘contra-terrorisme-organisatie’ van de gendarmerie die eind jaren tachtig werd opgericht, het bestaan van de organisatie werd lange tijd ontkend door de staat, onder anderen oud-premiers Bülent Ecevit en Mesut Yilmaz hebben het bestaan van de organisatie bevestigd, red.), een belangrijk onderdeel van de diepe staat, heeft zich schuldig gemaakt aan een breed scala aan misdaden. Neem de grootschalige gedwongen verdwijningen: veel slachtoffers waren competente Koerden die de potentie hadden om uit te groeien tot gemeenschapsleiders, daarom zijn ze uit de weg geruimd. Of de bosverbrandingen in onder meer Sirnak, Bingöl, Tunceli en Hakkari. Of de systematisch verkrachting van Koerdische gevangenen, vrouwen én mannen, meestal in politie- en gendarmeriecellen. Nu worden gevangenen ook verkracht, maar het is geen beleid zoals tijdens de ‘vuile oorlog’.’

Geweld produceert geweld, blijkt wederom. ‘De meeste Koerden die zich in die periode hebben aangesloten bij de PKK, hebben dat niet primair gedaan vanuit ideologische overwegingen, maar door de trauma’s en wraakgevoelens en het gevoel van onrecht die ze hebben overgehouden aan het staatsgeweld’, aldus Üngör. ‘Als personen die je dierbaar zijn worden doodgemarteld, kan je besluiten de wapens op te pakken, uit liefde voor je vermoorde dierbaren. Als de staat beter was omgegaan met de Koerden, zou de PKK nooit hebben bestaan.’

Door het aanhoudende geweld van beide kanten lijkt het einde van het decenniadurende conflict niet in zicht. ‘Het blijft een bloedig conflict met verschillende vormen van geweld’, zegt Üngör ‘Het is ook een strijd van verschillende capaciteiten. De PKK is lang niet zo machtig als de staat, maar niettemin zeer gewelddadig. Bepaalde vormen van geweld zijn ingezet door zowel de staat als de PKK, zoals executies en martelingen. Maar omdat de staat, inclusief de diepe staat, sterker en machtiger is dan de PKK, is het staatsgeweld omvangrijker en ongebreidelder.’

Landverrader
Üngör is een internationale autoriteit op het gebied van de genocidestudies. Hij heeft een reeks indrukwekkende publicaties op zijn naam staan. Met zijn promotieonderzoek naar de vorming van de Turkse natiestaat, getiteld Young Turk social engineering: mass violence and the nation state in Eastern Turkey, 1913-1950, is hij meermaals in de prijzen gevallen. Zo ontving hij de Heineken Young Scientists Award voor de Historische Wetenschap. Zoals je van elke wetenschapper mag verwachten, baseert Üngör zijn uitspraken op feiten. Een kwestie van onderzoeken, constateren, analyseren en concluderen. Zijn werk valt echter niet bij iedereen in goede aarde. Vooral zijn vele publicaties over de Armeense Genocide en rol in de documentaire Het land van onze grootouders (2010) over de genocide, zijn sommige Turken een doorn in het oog. Uitgemaakt worden voor ‘landverrader’ of ‘terrorist’, omdat je de Turkse staatslijn niet volgt; het is een bekend fenomeen in de Turkse gemeenschap. Üngör kan erover meepraten.

Foto: Ugur Ümit Üngör

‘Ik ben weleens uitgemaakt voor het één en ander’, zegt Üngör. ‘Sommige mensen die me beschuldigingen raken echter in de waar als ik, bijvoorbeeld als het gaat om het conflict tussen de staat en de PKK, uitleg dat ik oog heb voor het geweld van beide kanten; je kunt het ene niet begrijpen zonder het andere. Als wetenschapper probeer ik met een bepaalde distantie te kijken naar het geweld dat tegen mensen wordt gepleegd. Ik ben geen activist, ik ben een wetenschapper. Ik heb geen begrip voor geweld, ik keur het af, door wie het ook wordt gepleegd. Maar afijn, ik besef dat beschuldigingen en verdachtmakingen erbij horen als je onderzoek doet naar gevoelige thema’s zoals geweld.’ In het verdomhoekje geplaatst worden om je persoonlijke visie, komt uiteraard niet alleen voor in de Turkse gemeenschap, het is een universeel probleem, erkent ook Üngör. ‘Ik heb collega’s met andere culturele achtergronden die hetzelfde meemaken. Bijvoorbeeld collega’s die onderzoek doen naar het geweld in Bosnië, zij worden ook uitgemaakt voor van alles en nog wat door Servische nationalisten.’

We are here

1
De kraakactie van een groepje uitgeprocedeerde vluchtelingen van We Are Here groeide uit tot een groot success. Nu, zes jaar later na de oprichting, is de groep vooral moe.

Het nieuwe kraken kraakt. Het zijn dit keer niet de Nederlandse jongeren die op de woonbarricades springen, maar vluchtelingen uit voornamelijk Afrika die bij elkaar zijn gekomen om het recht op een dak boven hun hoofd op te eisen. Ze staan bekend onder de naam We Are Here. Alleen met de komst van de Leegstandswet in 2010 in het kraken illegaal verklaard en dus ondervinden de leden veel problemen. Dat maakt ze moe en murw.

We Are Here bestaat zes jaar. Zes jaar geleden, op 4 september, slaagde de eerste kraakactie van een klein groepje uitgeprocedeerde vluchtelingen. Dat veroorzaakte een sneeuwbaleffect. Vooral in Amsterdam werden vervolgens weer gebouwen gekraakt. Net zoals vroeger. Maar of er iemand blij is met het jubileum, is nog maar de vraag. Menig We Are Here lid is eigenlijk moe. Ze missen niet alleen een dak boven hun hoofd, maar hebben ook geen financiële toekomst vanwege hun illegale status. Daar bovenop is de slechte kwaliteit van hun leefomstandigheden van negatieve invloed. Zo leven groepen in de gekraakte panden zonder elektriciteit en water.

De onzekere situatie vreet aan hen. Het is een vicieuze cirkel. Juist doordat ze geen identiteitspapieren bezitten wordt hun asielaanvraag afgewezen. Maar juist door het gebrek aan papieren kunnen ze niet terug naar het land van herkomst. En daardoor eindigt een grote groep uiteindelijk op straat en moeten ze vervolgens zelf maar uitzoeken hoe ze hier wegkomen. Terug naar het land van herkomst gaat alleen niet zonder papiertje.

In Nederland zijn er volgens het Wereldhuis van de Amsterdamse Protestantse Diaconie ruim vijftienduizend ongedocumenteerden in de stad die meer dan vijftig verschillende nationaliteiten bezitten. Velen komen elke dag een gratis maaltijd halen die het Wereldhuis aanbiedt. Naast maaltijden kunnen ze ook Nederlandse les krijgen, zijn er yogalessen en leren ze zelfbeschermingstechnieken. Het wereldhuis wil hen zowel psychisch als fysiek begeleiden in hun afgewezen bestaan in Nederland.

De vrouwenbeweging van We Are Here is wat teneergeslagen. Ze hebben net te horen gekregen dat ze 3 september het gekraakte leegstaande bedrijfspand aan de Reinier Engelmanstraat in Amsterdam Slotervaart moeten verlaten. 8 juli kraakte een groepje het pand. Nu wonen er twintig vrouwen voornamelijk uit Somalië, Ethiopië en Eritrea. Er is geen water. Er is geen elektriciteit. Overdag zijn daarom de meeste vrouwen niet thuis, vanwege het ontbreken van deze basisvoorzieningen.

De buren hebben daarom misschien niet veel door. Er zijn erbij die niet weten dat het pand gekraakt is, laat staan dat er mensen wonen. De ingang is ook moeilijk te vinden. Een buurman adviseerde vriendelijk om toch nog even om de hoek te kijken. En ja hoor, daar hangen de briefjes voor het raam van We Are Here gericht aan de buren. Met een uitleg wie de vrouwen zijn en waarom ze dit pad hebben gekraakt. Er is zelfs een werkende bel. Na vijf minuten komt er een Afrikaanse vrouw naar beneden. Ze opent de deur en spreekt vriendelijk in het Engels toe. Ze roept een tweede vrouw erbij. Beiden zijn zo midden veertig en een van hen komt uit Eritrea. Vanavond is er een vergadering met alle vrouwen. Het is beter om dan terug te komen.

‘s Avonds om zeven uur zit er al een groepje vrouwen in de ruime en nette woonkamer met een bank en een matras in de hoek. Er wordt gekookt op een klein gaspitje, traditioneel Ethiopisch eten. Het smaakt heerlijk. Er zit een Nederlandse vrijwilligster op de bank. Langzamerhand komen steeds meer vrouwen binnendruppelen met nog twee andere Nederlandse vrijwilligsters.

De vrouwen hebben verschillende achtergronden. Er zitten twee moslima’s met hoofddoek aan een kant, terwijl er ook meisjes sterk opgemaakt met navel topjes en korte broekjes rondlopen. Het blijkt dat veel vrouwen getraumatiseerd zijn en niet zomaar even hun verhaal op tafel leggen. Zo is een mooie middelbare vrouw uit Eritrea zeven jaar geleden in Nederland aangekomen. Ze spreekt Nederlands, maar ook zij heeft moeite met het delen van haar verhaal. Ze heeft nog steeds geen verblijfsvergunning en verwacht deze ook nooit te zullen krijgen.

De vergadering begint. Er wordt geschokt gereageerd als ze merken dat een journaliste aanwezig is. Vooral omdat vanavond nieuwe kraakplannen worden besproken. Journalisten mogen niet aanwezig zijn. Dus wordt er gevraagd wie interesse heeft om een interview af te nemen. De vrouwen zijn terughoudend. Niemand steekt een hand op. Verschillende reacties volgen: ‘we zijn te moe om weer te praten met de media. We geven, geven, geven maar en wat krijgen we ervoor terug? Helemaal niets. De media is business, het draait om geld en wij blijven met niets achter.’

Trienke (in de dertig) uit Amsterdam is al vier vier jaar vrijwilligster bij We Are Here. Ook zij kon vier jaar geleden niet inschatten wat voor effect dit leven heeft op deze mensen. ‘Ik vraag bijna nooit naar hun verhaal, of vraag niet of ze denken een status te kunnen krijgen. Dat kan heel ingrijpend zijn. Het is soms moeilijk in te schatten waar de gevoeligheden liggen. Maar aan de andere kant vertelt iemand lachend hoeveel dagen hij/zij door de woestijn heeft gezworven. Ik laat het aan hun over om te bepalen wat ze wanneer willen vertellen. Ik weet van sommigen de nationaliteit niet eens, dit kan ook heel gevoelig liggen.’

De opkomst van We Are Here
Jo (tweeënzestig) oud-kraker en oprichter van de ngo Migrant 2 Migrant (M2M) heeft al veel ervaring met vluchtelingenwerk. Zijn betrokkenheid met We Are Here is voortgekomen uit de Schiphol-brand in 2005. Destijds brak er brand uit in een cellencomplex op Schiphol-Oost waarbij 11 gedetineerden vluchtelingen omkwamen. Volgens Jo was dit moment een dieptepunt in de migratiegeschiedenis van Nederland. Jo heeft toen nauw samengewerkt met de overlevenden en nabestaanden. ‘Dan heb je dus ervaring met dertig tot veertig mensen die zwaar getraumatiseerd zijn. Vermorzeld door het systeem.’

Daarom was Jo ook zo blij met de opkomst van We Are Here. Jo: ‘Toen in 2011 de zogeheten illegalen zich gingen manifesteren met demonstraties in tentenkampen in Ter Apel, was dat voor mij een enorme verademing. Niet alleen omdat ze zich niet meer verstopten, maar ook omdat ze zich organiseerden, iets van zich lieten horen. Het was een verfrissende sterke groep die althans niet door de Schiphol-brand was getraumatiseerd.’ Jo was als oud-kraker vanaf het begin betrokken bij de kraakacties van We Are Here. ‘We hebben zitten wachten totdat er een zelfde soort actie in Amsterdam zou starten. Dat gebeurde op 4 september 2012. Het begon met het kraken van een kunstwerk in de tuin van de Protestantse Diaconie op de Nieuwe Herengracht in Amsterdam. Daar staan zeven beelden van barmhartigheid in de tuin en daar zag dokter Co een stuk bouwplastic liggen. Ze waren aan het verbouwen en toen hebben we het stuk plastic over die beelden gespannen en daaronder zijn twee mensen gaan slapen. Ze zijn eigenlijk begonnen met het kraken van een kunstwerk.’

De naam We Are Here komt van een van de overlevenden van de Schiphol-brand. Jo: ‘Een kunstenaar zei bij de eerste herdenking van de Schiphol-brand de woorden: ‘We are here. To make a life again, together as one.’ Daar is het mee begonnen.

In eerste instantie accepteerde de Diaconie de vluchtelingen. Maar op een gegeven moment werd het te vol en te politiek volgens Jo. De uit de beeldentuin gezette vluchtelingen werden zo genoodzaakt een nieuwe plek te zoeken. Dit keer namen ze een braak stuk liggend land in Osdorp in beslag. ‘We kampeerden op het veldje van een schoolplein. Nou dat was vrij sensationeel. Het was toen herfst en het werd toen echt bar en boos weer. Het was koud en nat. Mensen sliepen slecht en kregen botproblemen. Het was allemaal ellende. Toen kwam burgemeester Van der Laan op het idee om daklozen te verspreiden in de opvang in Nederland. Het ging de mensen natuurlijk niet om een opvang, maar om papieren. Ze wilden een legale status. Aanvankelijk ging een groep Somaliërs op het voorstel in. Maar toen ze de omgeving zagen waar ze terecht kwamen, waren het voornamelijk de vrouwen die dit een uitzonderlijk slecht idee vonden. Ze zouden terecht komen tussen alcoholisten. Toen zijn ze teruggekomen naar het tentenkamp tot het door de politie ontruimd werd. Iedereen werd toen naar cellenblokken van de politie gebracht. Kort daarna zijn ze weer vrijgelaten in de regen. Toen hebben ze zich verzameld in een bushaltehokje. Dat werd de foto van het jaar.’

Daarna begon eigenlijk het echte kraken. De Vluchtkerk op de Weteringschans in Amsterdam was de eerste echte kraak. Volgens Jo werd deze locatie half gedoogd en stond deze min of meer onder curatele van de Protestantse Diaconie. In het begin was iedereen welkom. Jo: ‘Vrijwilligers, religieuzen, iedereen deed mee. Maar het probleem was dat de vluchtelingen zelf niet meer de baas waren. Het probleem was dat iedereen uiteindelijk welkom was behalve de vluchtelingen. Deze realiseerden zich al heel snel dat ze werden gebruikt. En dat was ook voor een deel waar. Ze werden onder meer gebruikt door mensen als Arie Boomsma, de EO, de dominee en BN’ers die kwamen optreden. Het werd een grote show. Aan de buitenkant was niet meer te merken wat er zich binnen afspeelde. Het was ook helemaal geen actie meer. Het was een soort speeltje geworden.’ In het begin waren de leden volgens Jo vooral Somaliërs en later kwamen er allemaal andere Afrikanen, Afghanen, Irakezen, Iraniërs, en een verdwaalde Chinees bij.

Na de vluchtkerk werd het kraken als oorspronkelijke methode doorgezet. Jo: ‘Uiteindelijk zijn er nu iets van vijfendertig panden in Amsterdam, vaak kort maar soms langer bewoond geweest.’ Er zijn nu een paar verschillende groepen van We Are Here, die er allemaal op hun eigen manier een gemeenschap van proberen te maken. De een heeft meer succes als de ander. Er zijn volgens Jo ook meningsverschillen, maar volgens hem houd je dat toch. ‘Dat is niet anders geweest. Er was een tijd dat er tweehonderd mensen in een gebouw zaten. Dat was ook niet meer te managen. Je bent tot elkaar veroordeeld.’ Een ding is zeker. De groep is heel divers en het aantal is onbekend. Jo: ‘Ik zeg altijd: ik tel niet, iedereen telt. Het is namelijk een beweging, dat golft, dat stormt, dat klotst, dat gaat alle kanten op. Er zijn mensen die eruit gaan en er zijn mensen die weer naar een asielzoekerscentrum teruggaan. Sommigen die dan weer even chillen bij een vriend of familie in België opzoeken.’ Oftewel: ze komen en ze gaan.

Volgens Jo zijn het nu weer spannende tijden in Amsterdam. ‘Met GroenLinks aan de macht is er meer ruimte voor creatieve oplossingen. Het stelt meer eisen aan We Are Here, om zich als serieuze gesprekspartner te profileren.’

Nederlandse hulp
Er is zeker hulp in Nederland volgens Jo. ‘Ik maak onderscheid tussen hulp van de staat en hulp van de individuele Nederlander. In Amsterdam is de samenleving heel behulpzaam. Spontaan worden ze doodgegooid met kleertjes en knuffels. Maar er zijn ook veel vrijwilligers die het jarenlang volhouden om mensen les te geven of te begeleiden met advocaten en projecten te leiden als een voetbalteam etc. Ze hebben zelfs in het parlement gesproken. Dat is geen kattenpis.’

Maar de politiek is een andere zaak volgens Jo: ‘Om te beginnen heeft de Nederlandse politiek geen fuck geleerd van de Schiphol-brand. De enige les uit de Schiphol-brand is dat je iets beter moet verzinnen dan mensen die hier zijn als retour afzender te beschouwen. Die je kan parkeren in een brandbare kluis totdat de fik erin gaat. Dat is wat de Schiphol-brand ons leert. En deze mensen worden net zo behandeld. Door jou en door mij. Als je hebt gestemd dan heb je daarvoor gekozen. Wie is hier crimineel? Een mens of een systeem? En op filosofisch niveau begrijp ik het wel. Want een staat is een grens, een gesloten systeem en als een systeem zegt: jij hoort er niet in dan creëert ze niet alleen een probleem voor degenen die er niet mag zijn, maar ook voor zichzelf. De staat moet wel de fout in gaan. De kracht van nu is dat je direct met de mensen praat. Het staat ook op de website van We Are Here: you have to look with us, not at us. Probeer je eens te verbazen, ga er eens naast staan. Loop een dagje mee, dan snap je waar het over gaat.’

Volgens Jo is het zo een absurde situatie. ‘Je kunt lezen: illegaal, zonder papieren, op straat. Maar weet je waar je moet poepen? Je durft niet zomaar een café in te lopen, want je hebt geen geld om iets te bestellen. En het is winter. Als je onder een boom gaat slapen, kan de politie je oppakken.’

Dembe uit Eritrea is sinds februari in Nederland en heeft zich sinds een maand aangesloten bij de beweging. ‘Ik woonde twintig dagen in Amstelveen, maar daar is de plek ontruimd. De woordvoerder heeft de deadline gemist om te reageren of hij die plek zou accepteren. Daar zijn wij de dupe van geworden. Dembe stak een aantal jaren geleden de zee over van Libië naar Italië. ‘We reisden naar Soedan via de Sahara naar Libië. Maar ik wil er liever niet over praten. Het was een heel traumatische ervaring, midden op zee en niet weten of je het haalt. Ik zit hier nu met mijn vrouw en we moeten wachten op een verblijfsvergunning. De Nederlandse mensen helpen ons heel erg. Elke middag ga ik naar het wereldhuis voor een gratis maaltijd. De mensen zijn heel aardig en begripvol, alleen de immigratiedienst niet. Maar Nederland is wel een prachtig land.’

Er zijn volgens Jo zoveel andere oplossingen mogelijk. ‘Als je wilt dat mensen teruggaan naar hun eigen land, dan moet je ze een paspoort geven. De mensen die teruggaan naar bijvoorbeeld Somalië, zijn dan mensen met een Nederlands paspoort opdat die terug kunnen. Maar dat zal de politiek nooit doen, want dan moet de staat namelijk iemand erkennen die ze niet kunnen erkennen maar toch is dat een deel van de oplossing. Je moet je niet afvragen wat ze hier trekt, maar wat ze daar duwt. Waarom gaan ze weg, hoe gaan ze weg, wat verliezen ze als ze weggaan? Zonder het nog te beseffen en als ze hier zijn, waarom kunnen ze eigenlijk niet terug? Ja het is oorlog, ja er is honger, ja er is armoede. Dat weten we allemaal, maar ga eens praten met iemand en vraag naar zijn moeder als je durft. Ze willen allemaal terug naar hun moeder. Echt. Maar ze durven niet.’

Uiteindelijk willen de mensen niet per se alleen een paspoort. Volgens Jo willen ze gewoon huisje, boompje, beestje. ‘Een gewoon leven. Met het recht om een familie te stichten en te werken. Om uiteindelijk de familie terug te betalen, want die hebben allemaal geïnvesteerd. Als ze teruggaan, moeten ze laten zien dat ze het gemaakt hebben. Dan steken ze zich in de schulden om bijvoorbeeld een Mercedes en gouden kettingen te huren. Dan geloven ze je thuis en gaat je neefje ook mee.’ De misverstanden komen volgens Jo dus van twee kanten. ‘Zo hardnekkig als ze hier zijn, zijn ze daar.’

Ook moet er volgens Jo niet worden gekeken naar individuen, maar naar hoe je mensen als groep kan terugsturen. Jo: ‘Je kan ook hier organiseren dat mensen als groep teruggaan. Dan staan ze sterker, dan kun je ze veel meer vaardigheden bijbrengen. De een kan misschien een computer bedienen, de ander elektriciteit aanleggen, een school opzetten. Als je de mensen hier opleidt. Dan kunnen ze met deze kennis terugkeren en dat gebeurt ook. Via migranten gaat er naar Afrika veel meer geld dan via heel de ontwikkelingshulp.’

Jo: ‘Een Senegalees wilde onderzoek doen bij migranten: wat er moest gebeuren in het land van herkomst om terug te gaan? Dan gaat het vaak over corruptie. Maar gewoon het idee dat je zelf gaat nadenken over: wat hebben wij nodig om terug te gaan? Teruggaan is bijna een taboe. Er zijn mensen die met terugkeerprojecten bezig zijn, vaak met de beste bedoelingen, maar het is toch een instrument van Den Haag dus die zijn verdacht. Het is niet echt een geliefd onderwerp. Veel staren zich zo blind op dat papiertje, dat ze nergens anders meer aan toekomen. Maar je kan er niet mee eten, je kan er niet mee vrijen. Alleen maar wachten is ook dehumanisering.’

De kracht van het geven

0
‘Door te geven leren we afstand te doen van materieel bezit en te delen.’ Onze correspondent Tieme Hermans doet verslag vanuit Azië.

Een dakloze Birmees staat onder zijn paraplu op een kruispunt in de stromende regen. Hij heeft niets dan de kleren die hij draagt en zijn halfverwaaide paraplu. Wanneer een monnik de hoek om komt, doorweekt door deze vlaag van vroege moesson, twijfelt de dakloze geen moment en geeft de monnik zijn enige bezit, buigt eerbiedig en blijft zonder paraplu achter in de regen.

Als vierde jaar op rij gaat het arme Birma er vandoor met de titel van het meest vrijgevige land ter wereld. In de Wereld Liefdadigheidsindex, jaarlijks uitgegeven door de Britse Charities Aid Foundation, zijn ook andere Aziatische landen, zoals Thailand, Sri Lanka en Cambodja, uitschieters tussen de overwegend rijke landen in de top-twintig, zoals Nederland, Canada en Australië. Ondanks de geringe welvaart in deze vier boeddhistische landen is vrijgevigheid hier een sterk verankerd onderdeel van de cultuur, mede door het geloof dat de deugd van het geven zal zorgen voor een gunstig karma en voorspoed in het huidige en het volgende leven.

Sir John Lowe, algemeen directeur van de Charities Aid Foundation (CAF), legt uit dat het doel van de stichting is om wereldwijde vrijgevigheid te stimuleren. Lowe vermoedt dat de hoge score van Birma en de andere boeddhistische landen te danken is aan de cultuur van het regelmatig geven van een kleine donatie, vaak gericht aan monniken. ‘De winst van Birma zet de traditionele denkwijze over de link tussen welvaart en vrijgevigheid op zijn kop. Het land was een paar jaar geleden nog een van de minst ontwikkelde landen ter wereld en krabbelt net weer op na een lange periode van isolatie, oorlog en bittere armoede. Het bevestigt wat we eigenlijk allemaal weten: geven draait om wilskracht en innerlijke motivatie, niet alleen om financiële middelen.’

In de index van de CAF wordt gekeken naar hoe vaak mensen doneren, niet naar het geldbedrag zelf. Volgens de stichting staat het totale bedrag vaak niet in verhouding als je een rijk land als Noorwegen vergelijkt met Sri Lanka, maar dat als je kijkt naar het percentage van het inkomen dat besteed wordt aan vrijgevigheid, het duidelijk te zien is dat er in deze Aziatische landen relatief meer gegeven wordt.

Tussen de tachtig en negentig procent van de Birmezen is aanhanger van het theravada boeddhisme, één van de drie hoofdstromen van het boeddhisme, dat ook beoefend wordt in Laos, Cambodja, Thailand en Sri Lanka. Eén van de basisprincipes voor volgers van deze stroom is de kunst van het geven, wat in boeddhistische en hindoeïstische cultuur bekend staat als dana; de deugd van vrijgevigheid, liefdadigheid of het geven van aalmoezen. Het woord dana stamt uit het Sanskriet en is direct gerelateerd aan het Latijnse woord donum, waardoor het in het Nederlands terecht kwam als donor, donatie en donateur. In het boeddhisme is het geven van dana een formele religieuze daad die een zuiverende werking zou hebben op de gever, zelfs als dit slechts een klein kommetje rijst is.

Volgens de kloosterregels van het theravada boeddhisme mogen monniken niet voorzien in hun eigen etensbehoefte. In het Pali, een aan het Sanskriet verwante taal uit de tijd van de Boeddha, heet een monnik dan ook een bikkhu, wat letterlijk staat voor aalmoesbedelaar. Het idee achter het verplichte bedelen is dat de monniken een sociale verplichting hebben naar de gemeenschap toe, namelijk het verspreiden van kennis over het pad naar verlichting. Dus in plaats van zich af te zonderen in afgelegen grotten, moeten monniken elke dag met hun bedelkom langs de deuren om letterlijk restjes te bedelen bij de mensen thuis. Dit geeft de monnik de kans om te leven zonder bezit, zonder zorgen om dagelijkse voorzieningen en veel tijd om zich te wijden aan meditatie.

‘We komen twee keer per maand naar onze dorpstempel om lunch en ontbijt voor de monniken te verzorgen’, vertelt Thura (67). ‘We geven wat we kunnen, soms is het alleen rijst met linzen en groenten, maar de andere maand misschien een stuk vis. Door te geven leren we om afstand te doen van materieel bezit en om te delen. We weten niet hoe de toekomst of zelfs ons volgende leven gaat zijn, maar vrijgevigheid is de eerste stap op het pad in de goede richting.’

Deze meer dan tweeduizendvijfhonderd jaar oude traditie van het geven aan monniken heeft in het Tibetaans boeddhisme en het mahayana boeddhisme van onder meer China, Korea en Vietnam een andere vorm aangenomen, maar is in Thailand, Cambodja, Laos, Birma en Sri Lanka nog springlevend. In deze landen heeft bijna elk dorp zijn eigen tempel met een of meerdere monniken die ondersteund worden door de lokale gemeenschap.

Het oorspronkelijke concept van de bedelmonnik die in lompen gekleed langs de deuren gaat, is tegenwoordig wel wat afgezwakt. Door het grote aanzien dat monniken genieten, staan dorpelingen vaak al ruim van tevoren langs de weg klaar met eten. En niet alleen met kommetjes rijst. Zeker in het ontwikkelde Thailand komen monniken niets tekort, want liefdadigheid stopt niet bij genoeg; naar de tempel breng je het beste eten. Vaak zijn het juist de beste curry’s, de mooiste vruchten en de duurste sapjes die in de bedelkom verdwijnen. Ook smartphones, geld en zelfs auto’s en huisjes met airconditioning worden gedoneerd en er zijn zelfs verhalen van monniken die kampen met diabetes vanwege de vele lekkernijen die elke dag geofferd worden. Toch is dit volgens de Thaise monnik Bodhijana (48) niet de norm. ‘Een groot deel van de monniken loopt elke dag, vaak blootsvoets, langs de huizen en eet simpelweg wat de dorpelingen ook eten. In andere tempels of meer afgelegen kloosters komen mensen vaak van heinde en verre om ter plekke in een tempelkeuken voor de monniken te koken. Ondanks dat we als kloosterling veel aanzien genieten, moeten we alles accepteren zoals het komt, ook als er tijdens een regenachtige dag niet veel eten is.’

Dat het systeem werkt in deze boeddhistische gemeenschappen, blijkt. De monniken krijgen meer dan genoeg te eten en hebben vaak zelfs teveel. Het overschot wordt verdeeld onder de armen, ouderen en zieken en de laatste restjes gaan naar de honden en katten die in elke tempel schijnen te wonen.

Vrijgevigheid beperkt zich niet alleen tot het doneren van eten en drinken aan monniken, ook het onderhoud van de tempel wordt verzorgd door de gemeenschap. Zo worden er in Birma regelmatig processies georganiseerd waarbij een reliek uit de tempel langs de dorpen wordt gedragen en aan de mensen wordt gevraagd om een donatie voor onderhoud aan de tempel. Westerse reizigers in Zuidoost-Azië staan vaak versteld van de pracht van dorpstempels in gebieden waar mensen zelf in golfplaten hutjes wonen.

De Nederlandse backpacker Rutger (29) vertelt dat hij in the middle of nowhere in Birma ’s avonds eens een aansluiting miste met het openbaar vervoer, maar dat mensen hem meteen doorverwezen naar de tempel om te gaan slapen. ‘Het was echt een dorpje van niets. Geen straatverlichting, de mensen kookten op houtvuur en de weg was onverhard. Ik liep met de zaklamp van mijn telefoon door het pikdonker en zag ineens een soort gouden tempelgebouw staan, middenin de jungle. Ik moest wel twee keer in mijn ogen wrijven voor ik kon geloven dat in dit dorp zo’n tempel kon staan.’ Rutger beschrijft vervolgens hoe de volgende dag de dorpelingen in hun nette kleren langs de weg stonden om de monniken eten te geven. ‘Sommigen gaven niet meer dan een beetje rijst, maar je zag aan hun plechtige manier van doen hoeveel het voor ze betekende. Met name het beeld van zo’n heel fragiel oud vrouwtje dat met trillende handen een enkel schepje witte rijst in de kom van elke monnik schepte zal me nog lang bijblijven. Alsof ze het aan de koning van het land gaf, maar waarschijnlijk staat zij hier elke dag langs de kant van de weg.’

Zoals veel van de lessen uit het boeddhisme, gaat het bij het geven van dana niet in de eerste plaats om het geven zelf, maar om de mentale staat en intentie op het moment dat je geeft. De gegeven hoeveelheid is daarom niet relevant. Het eenvoudige offer van een bloem, een kleine dienst of een simpele maaltijd wordt dan ook gezien als een waardige vorm van dana. Boeddhisten geloven dat de ideale omstandigheden om te geven zijn: een pure gift met pure intenties aan een pure ontvanger. De pure gift komt in de praktijk neer op het geven van de juiste gift in de juiste omstandigheden, op het juiste moment en verkregen op een eerlijke wijze. Zo is het beter om een bedelend kind eten, liefde en aandacht te geven dan geld en wordt een gift van een slachthuis, alcoholfabriek of dief als minder puur gezien dan die van een dokter, leraar of timmerman. De pure intentie betekent dat je geeft vanuit je hart, met compassie voor de ontvanger, met overtuiging, aandacht en zonder verwachtingen. Een pure ontvanger is iemand die het waardig is om aan te geven, in Azië zijn dit vaak monniken en ouderen, voor wie men groot respect heeft.

Net als het Nederlandse gezegde ‘wie goed doet, goed ontmoet’ staan veel geschriften uit het oude India vol met aanwijzingen over de baten van het geven en de zonde van het niet-geven. Zoals dit vers uit de Mahabharata, een circa vijfduizend jaar oud religieus en filosofisch epos:

Laat de rijke de arme bedelaar tevredenstellen en zijn oog leggen op een langere weg. Rijkdom komt nu tot de een en dan tot de ander en, als de wielen van een wagen die voort blijven rollen, wint de dwaas zijn voedsel met vruchteloze arbeid; dat voedsel, waarachtig, zal zijn ondergang zijn. Hij voedt geen vertrouweling, heeft niemand om van hem te houden. Vol van schuld is hij die eet zonder deelnemer.

Deze oude verzen maken duidelijk dat het in het oude India als plicht werd gezien om te geven en als groot verderf om welvaart voor jezelf te houden. Zeker in het licht van deze langere weg, waarmee gedoeld wordt op reïncarnatie, een van de fundamenten van het boeddhisme en veel hindoeïstische stromingen. Zij geloven dat je in het ene leven als rijke geboren wordt, maar je voor hetzelfde geld in je volgende leven een bedelaar bent. Dit laat ook zien dat er een diepere dimensie verscholen gaat onder het simpele gebaar van het geven. Het doen van goede daden als vrijgevigheid wordt gezien als een training van kwaliteiten om in het huidige en het volgende leven vruchten van te plukken.

De Thaise monnik Bodhijana legt uit dat er veel voordelen kleven aan vrijgevigheid en liefdadigheid. ‘De gever ervaart vandaag liefde en waardering van anderen en in de toekomst door de wet van karma, die vertelt dat wat gegeven is uiteindelijk in een andere vorm weer bij de gever terecht zal komen.’ Naast deze voordelen, gaat het geven volgens hem vooral om het zuiveren van de geest. Om te vorderen op het pad van boeddhisme, schrijft de leer voor dat de beoefenaar zich ontdoet van hebzucht, begeerte, egoïsme en haatdragendheid. Door iets waardevols weg te geven, ontwikkelt de gever onbaatzuchtigheid naar anderen toe, wat een transformatieve werking kan hebben op de gever. Mensen die vaak geven zouden gezondere relaties hebben en betere vriendschappen omdat zij minder verwachten van de mensen om hen heen en het de hechting aan materieel bezit vermindert. Gevers van dana krijgen dan ook het advies om te geven zonder iets terug te verwachten en zonder kwaad te zien in de ontvanger, of het nou een hooggerespecteerde monnik of een bezitloze bedelaar is. Of, in de woorden van Bodhijana, is liefdadigheid het meest effectief wanneer het gegeven wordt met vreugde, onbaatzuchtigheid en zonder oog te slaan op de kortetermijngebreken en de omstandigheden van de ontvanger.

In één van de boeddhistische soetra’s spreekt de Boeddha over zes soorten mensen die in aanmerking komen voor liefdadigheid: monniken en kluizenaars, andere mensen van religieuze ordes, armen, reizigers, daklozen en bedelaars. Andere, eerdere soetra’s spreken ook over het belang van hulp aan zieken en slachtoffers van rampen. Door de sociale hiërarchie zijn het in de praktijk toch de monniken die op de eerste rang staan wat liefdadigheid betreft, ook in arme landen als Birma en Cambodja, waar sommige families geen geld hebben om hun eigen kinderen naar school te sturen. Toch wordt dit probleem in veel gemeenschappen ook door de tempels opgelost, die vaak fungeren als doorgeefluik voor liefdadigheid.

De Sri Lankaanse docente Wani (41) legt uit hoe dat werkt. ‘Omdat veel mensen geloven dat de puurste personen om aan te doneren de monniken zijn, halen zij zogezegd het meeste uit hun gift, het hoogste aantal karmapunten zou je haast kunnen zeggen’, zegt ze lachend. ‘De tempels fungeren echter niet alleen als gebedsplaatsen, maar ook als gemeenschapshuis, onderdak voor reizigers, huisvesting voor ouderen en wezen en vaak als school voor de dorpskinderen. Op die manier komt niemand iets tekort en blijft de spirituele dimensie van het geven overeind.’

De Vlaamse Erick (31) en Michelle (30) reisden per fiets door Sri Lanka en werden inderdaad hartelijk ontvangen in verschillende dorpstempels. ‘Vaak keken mensen nogal verbaasd naar twee buitenlanders die in hun kleine dorpje aan kwamen fietsen, maar zodra we duidelijk maakten dat we een plek zochten om te slapen, werden we steevast naar de tempel doorverwezen’, vertelt Michelle. ‘Vaak kwam er dan ’s avonds wel iemand uit het dorp met een mandje fruit of een bord rijst. De monniken zelf vonden het ook nog een leuke kans om hun Engels te oefenen, dus het waren altijd mooie ontmoetingen. Zeker in armere gebieden viel het echt op dat de tempels veel meer zijn dan een religieus instituut, maar ook als ontmoetingsplaats, dagopvang en verzorgingshuis.’

Ook in Thailand werkt het systeem voor behoeftigen die geen monnik zijn. De Thaise schooldirectrice Jicki (39) legt het concept naam jai uit. ‘Naam jai is Thaise vrijgevigheid en is een systeem dat zichzelf overeind houdt. Thai geven graag en verwachten er in principe niets voor terug. Alleen gaan ze wel uit van de wederkerigheid op lange termijn. Dit komt erop neer dat we altijd bereid zijn om iets te doen voor elkaar, maar dat we er dan ook vanuit gaan dat als we zelf een keer hulp nodig hebben, dat de deuren van de persoon aan wie we gegeven hebben voor ons open staan. Op die manier geven we elkaar voldoende mogelijkheden om elkaar vrijgevigheid te tonen. Eigenlijk denk ik dat dit principe voortkomt uit de kleine plattelandsgemeenschappen waar iedereen afhankelijk is van elkaar. Je helpt je buren, want wie weet ben jij het morgen die hulp nodig heeft.’

Door deze diepgewortelde cultuur van geven en delen lijkt het erop alsof de Aziatische landen de lijst van de CAF nog lange tijd zullen blijven leiden. Het verschil tussen deze landen en het Westen is volgens algemeen directeur Lowe dat westerse landen vaak reactief geven. ‘Rampen en tegenspoed zorgen er vaak voor dat de rijke landen in actie komen. Zo zagen we in 2012 een sterke daling in de score van westerse landen omdat er dat jaar relatief weinig internationale rampen plaatsvonden, terwijl het jaar daarvoor veel gegeven werd voor onder andere de tsunami in Japan.’

Lowe legt uit dat er een duidelijke trend zichtbaar is van snel-ontwikkelende landen met een groeiende cultuur van vrijgevigheid. ‘Wereldwijde welvaart verspreidt zich, de wereldbevolking krijgt beter werk en miljoenen mensen genieten van een hoger levensstandaard en meer vrij te besteden inkomen.’ Volgens de CAF-directeur heeft deze groep mensen de potentie om een enorme impact te hebben wat betreft het oplossen van sociale problemen, noodsituaties en het transformeren van de maatschappij waar ze leven. ‘Het doel van onze stichting is simpel: we willen het debat aanwakkeren onder politici en burgers over hoe de cultuur van vrijgevigheid gestimuleerd en verankerd kan worden in de maatschappij. De wereld heeft een historische kans om een sterke gemeenschap te vormen die de levens van miljoenen mensen kan veranderen.’

‘Nederlandse godsbeleving is vaak rationeler’

0
Waarom gaat iemand elke week naar een kerk, moskee of tempel? Wat zoekt of vindt hij of zij daar? De Kanttekening bezoekt diensten, missen en andere levensbeschouwelijke samenkomsten om daarachter te komen. Deze week: Gereja Kristen Indonesia Nederland.

Trots toont ouderling Elvin Leuhery de nieuwe kerk waar de gemeenschap zo’n vijftien jaar voor heeft gespaard. Naast een ruime zaal met een capaciteit van honderdtachtig personen op de begane grond heeft het pand ook een eerste verdieping voor Bijbel-studies en vergaderingen. Tijdens de rondleiding legt Leuhery uit dat de Indonesische protestantse gemeente in Amstelveen ongeveer tweehonderd leden kent. De Gereja Kristen Indonesia Nederland (GKIN) heeft naast Amstelveen ook afdelingen in onder andere Den Haag, Rotterdam, Dordrecht, Tilburg, Arnhem en Nijmegen. De diensten worden in het Nederlands gehouden met een Indonesische vertaling op een beamer of vice versa. De kerkgemeenschap is in 1985 opgericht door Indonesische migranten die zich minder thuis voelden bij de toenmalige Gereformeerde Kerken in Nederland en de Nederlandse Hervormde Kerk. ‘De Nederlandse godsbeleving is vaak rationeler en individualistischer’, volgens Leuhery. ‘Indonesiërs zijn daarentegen meer gevoelsmensen die meer waarde hechten aan het collectief. De Indonesische cultuur is wat zachter en de mensen zijn wat vriendelijker. Als het met een omweg gezegd kan worden, dan zeggen we het met een omweg.’ Ook hebben de kerkgangers van de GKIN vaak meer behoefte aan bijeenkomsten rondom de kerkdiensten. Zo worden er vaak kooroefeningen gehouden en is er een standaard nabespreking van de preek.

Speciale aandacht is er vooral voor de jeugd die is aangesloten bij de gemeenschap. Volgens de ouderling een logisch gevolg van de veranderende tijden. ‘Je merkt dat jongeren nog steeds op zoek zijn naar God, maar dat ze het geloof toch op een iets andere manier beleven.’ Leuhery wijst hierbij naar het succes van Hillsongs, de meest invloedrijke pinksterbeweging wereldwijd op dit moment. Deze zou jonge mensen het geloof pragmatischer aanbieden, verwoord in een taal die zij begrijpen. ‘Een aantal jongeren is in het verleden naar dat soort kerken gegaan omdat het zich niet helemaal thuis voelde bij hoe wij hier het geloof beleven’, vertelt de ouderling. Ondanks dit gegeven trekt de kerk nog steeds beduidend meer jeugd dan collega-kerken in de buurt. De aanwezige ouderling Joli Tanahatoe en haar man Jeffry Tanahatoe kunnen hierover meepraten. Zelf gaan ze namelijk naast de diensten van GKIN ook iedere zondag naar een kerk in Osdorp. ‘Wij zijn daar de jongste!’, vertelt de zestigjarige Jeffry.

De GKIN verschilt inhoudelijk weinig met andere Nederlandse hervormde of gereformeerde kerken. De liturgie staat centraal, God wordt om vergiffenis gevraagd en de ‘vermaning tot nieuwe levenswandel’ is een belangrijk terugkerend thema. ‘Als je jezelf door Christus gered voelt, dan hoort daar ook een verandering van je leven bij’, verklaart Leuhery. Een verschil met de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is wel dat er naast psalmen en gezangen ook andere liederen worden gezongen. Zo klinken er op zondag bij de GKIN Johannes de Heer-liederen, alsook Engelse hymnes en opwekkingsliederen. Deze muziek wordt hierbij ondersteund door het orgel, maar soms ook door een piano of andere muziekinstrumenten. Een gemiddelde dienst van de GKIN telt met zeven liederen bijna het dubbele aantal vergeleken met andere traditioneel- protestantse kerkdiensten. Toch gaat het in deze kerkgemeenschap er niet zo uitbundig aan toe als bij evangelische gemeenten. Geen geklap dus of gedans voorin de kerkzaal. ‘Het is nog steeds een eredienst in de protestantse traditie, dus niet een viering zoals bij de pinkstergemeente.’ Leuhery legt uit dat bij pinkstergemeenten de focus meer gericht is op de genade van God, die leidt tot deze vrolijke godsbeleving. Protestanten trachten volgens hem daarentegen zo volmaakt te leven, dat in sommige gevallen de genade van god te weinig belicht wordt. Overigens ziet de ouderling deze verschillen in het geloof niet als iets negatiefs. ‘Kijk, alle geloven zijn goed. Uiterst links of rechts, ik ken geen kerk die perfect is.’

Ook binnen de eigen protestantse familie wijkt de GKIN soms inhoudelijk af van de PKN. Zo blijkt de Indonesische gemeente op een aantal punten een stuk conservatiever. ‘Het meest controversiële verschil is dat binnen de PKN het homohuwelijk is toegestaan, bij ons niet. In dat opzicht volgen we meer de gereformeerde lijn.’ Leuhery plaatst zijn eigen kerk op dit standpunt dan ook tussen de PKN en de afgescheiden protestantse kerken buiten dit verband. Ondanks deze Bijbelse meningsverschillen tekende de GKIN tien jaar geleden wel een associatieverdrag met de PKN. Sindsdien erkennen beide instituten elkaars ambtsdragers en kunnen dominees preken in elkaars kerken. Zelf had de kerk overigens ook een afsplitsing in 2014, de Gereja Protestan Indonesia Nederland. Hoewel deze scheuring gevoelig ligt passen meningsverschillen volgens Leuhery tegelijkertijd ook binnen de protestantse traditie. ‘Een kerk is altijd bezig om zichzelf te vernieuwen en te zoeken hoe God in het complete plaatje blijft passen.’ Dubbel kerklidmaatschap is bij de GKIN toegestaan. Binnen de kerk mag verder openlijk worden geargumenteerd over verschillende geloofsinterpretaties. ‘Dat heeft ook puur te maken met die zoektocht van jongeren. Omdat ze steeds mondiger zijn moet je als kerk ook de discussie aandurven.’

Het aantal bezoekers van de GKIN is door de jaren heen vrij stabiel gebleven. Nieuwe aanwas voor de migrantenkerk ontstaat vooral door geboortes en huwelijken. ‘Ook hadden we een periode dat we veel Indonesische studenten hadden, maar nu niet meer. Vroeger konden ze hun hele studie afmaken in Nederland, nu kunnen ze hier alleen kort verblijven’, vertelt Leuhery. De ouderling merkt dat christelijke Indonesische studenten sindsdien vaker voor internationale kerken kiezen. Ook ‘verkaast’ de Indonesische gemeenschap in Nederland in rap tempo door gemengde huwelijken en de vernederlandste levensstijl van de derde en soms vierde generatie Nederlandse Indonesiërs. Leuhery schat in dat tachtig procent van de jongere bezoekers van de GKIN in Amstelveen geen Bahasa Indonesia meer spreekt. Toch hoopt en denkt Leuhery dat zijn kerk over tien jaar nog steeds bestaat in de huidige vorm. Volgens de ouderling worden er bovendien al twintig jaar vraagtekens gezet bij het bestaansrecht van een Indonesische protestantse kerk in Nederland. Een exodus heeft de afgelopen decennia echter niet plaatsgevonden bij de GKIN. Leuhery ziet de toekomst dan ook met vertrouwen tegemoet. ‘Een kerk is een plek waar God zich manifesteert en als God het wil bestaan we over vijftig jaar nog.’

Economische crisis Turkije is van eigen makelij

0

‘Nederland opent weekendscholen in Turkije voor bijles economie’, zo kopte de satirische website De Speld op 15 augustus. ‘Op de scholen’, aldus het berichtje, ‘moeten jonge Turken les krijgen in economie, zodat toekomstige regeringen er niet zo’n puinhoop van maken dat de munt van het land instort. De ouders van minister van Financiën Berat Albayrak hebben hun zoon meteen aangemeld bij de Hollandse School’. Het kan, zo ‘citeert’ de site Albayraks moeder, immers ‘nooit kwaad om wat basiskennis over economie te hebben’.

Onbekend is of Albayraks schoonvader, president Erdogan, met wiens beleid hier indirect de vloer aangeveegd wordt, inmiddels al een aanklacht wegens smaad heeft ingediend. Maar mogelijk heeft die het momenteel daarvoor toch echt te druk, nu de Turkse lira inderdaad in sneltreinvaart naar beneden keldert, en hij de confrontatie aan moet met een bullebak die niet voor hem onderdoet, maar over een beslissende voorsprong aan machtsmiddelen beschikt: Donald Trump.

Die confrontatie spitst zich op twee punten toe. Enerzijds op een economische oorlog, waarbij Washington en Ankara elkaar door steeds hogere importtarieven op de knieën trachten te dwingen, anderzijds op de door de Turkse regering gearresteerde Amerikaanse dominee Andrew Brunson, die ervan beschuldigd wordt als onderdeel van een door de CIA opgezet netwerk van christelijke missionarissen met de Gülen-beweging en de PKK tegen de Turkse staat geconspireerd te hebben. Erdogan draait er daarbij niet omheen dat Brunson als ruilmiddel moet dienen om de reeds jaren in Amerika levende Fethullah Gülen, die van de mislukte staatsgreep van 2016 beschuldigd wordt, in handen te krijgen. ‘Geef ons jullie geestelijke’, aldus de boodschap, ‘dan krijgen jullie onze dominee’.

Anders dan Erdogan misschien verwachtte, heeft dat in het Witte Huis niet tot toegevendheid geleid, maar juist tot verharding. Trump eist op hoge toon directe vrijlating van Brunson, omdat die beschuldigingen op niets gebaseerd zouden zijn, en dreigt, als dat niet gebeurt, Turkije met een handelsoorlog economisch, en zo ook politiek, op de knieën te dwingen. Ankara van zijn kant dreigt daarop nu zelfs de NAVO-band te verbreken, en zijn heil bij Rusland en China te zoeken.

De kans dat Trump inzake Brunson inhoudelijk het gelijk aan zijn kant heeft, mag op ruim boven de negenennegentig procent worden geschat. Voor het omgekeerde is de door Erdogan in elkaar gedraaide complottheorie, waarbij de meest onwaarschijnlijke partners zich tegen Turkije verenigd zouden hebben, te ongeloofwaardig. Maar dat betekent niet automatisch dat het door Trump gekozen politieke antwoord, waarbij hij volledig in de overdrive gaat, ook wenselijk is. Geen zinnig mens zal, mocht de huidige financiële crisis in Turkije daartoe leiden, Erdogans ondergang als zodanig betreuren, maar de prijs zou wel eens te hoog kunnen zijn. Speciaal mede vanwege de bijwerkingen voor Europa, dat geen partij is in dit conflict.

Hoe belachelijk ook in onze ogen: met zijn complottheorieën inzake Brunson en Gülen vindt Erdogan in eigen land wijd en zijd gehoor, en zelfs bij veel Turkse emigranten en hun nazaten in den vreemde. Dat hij eveneens in Nederland weer bij de laatste presidents- en parlementsverkiezingen moeiteloos op de eerste plaats eindigde, en bijvoorbeeld het vijanddenken van Denk grote geestverwantschap met zijn eigen vertoont, zegt genoeg. Die politieke complottheorieën staan niet los van de economische, waarbij de ineenstortende lira volgens Ankara niet het gevolg van eigen wanbeleid, maar van een westerse samenzwering zou zijn.

Ofschoon Erdogans oproep aan zijn eigen onderdanen om ‘als goede patriotten’ nu euro’s en dollars voor lira’s in te wisselen, tot dusverre weinig wordt opgevolgd – integendeel zelfs – betekent dat niet dat het daaraan ten grondslag liggende denken niet bij een groot deel van zijn achterban aanslaat. Dat die, indachtig een vorige hyperinflatie in 2004, waarbij velen hun spaarcenten verloren, in de praktijk vervolgens het particuliere banksaldo zwaarder laten wegen dan dat van de staat, is een tweede. Eerst komt, vrij naar Berthold Brecht, nu eenmaal het eigen eten, en dan pas de nationale ‘eer’.

Ook het dreigement van een wisseling van allianties is niet geheel loos. Het moge, objectief, vanuit Turks perspectief alleen al om economische redenen uitermate onverstandig zijn om Europa en Amerika voor Rusland in te ruilen, maar net als voor Trump vooral het belang van Trump zélf op de eerste plaats komt, geldt dat ook voor Erdogan. Aan het behoud van zijn eigen machtspositie is het belang van Turkije ondergeschikt. En nu beide heethoofden tegenover elkaar staan, kunnen beiden het zich niet veroorloven voor de ander te wijken. Een dergelijke capitulatie tast in eigen ogen hun mannelijkheid aan.

Zeker, de economische crisis in Turkije, die door Trumps handelsoorlog op gevaarlijke wijze verergerd wordt, is in de kern van eigen makelij. Alleen laat het onverantwoordelijke economische gedrag van Erdogan zich niet corrigeren door er eigen onverantwoordelijk politiek gedrag tegenover te zetten. Het opzetten van Hollandse weekendscholen met basiscursussen economie, misschien is dat toch niet zo’n gek idee. Kan ook Stef Blok zich meteen weer een beetje rehabiliteren.

Niet alleen Turken hebben eer

0
‘Eergerelateerd geweld komt niet alleen voor in islamitische kringen.’

Turkoloog en arabist Rob Ermers schrijft in zijn onlangs verschenen boek Honor related violence: a new social psychological perspective over de laatste stand van zaken met betrekking tot eergerelateerd geweld. Hij geeft een antwoord op vragen als: Wat is eer? Waarom maken sommigen onderscheid tussen eer van westerlingen en niet-westerlingen?Hoe kunnen eer- en bloedwraak verklaard worden? De Kanttekening sprak Ermers over zijn onderzoek.

In uw boek biedt u een nieuw perspectief op eergerelateerd geweld. Wat was vooral het perspectief dat u in eerdere publicaties en discussies miste en dus de aanleiding vormde voor het schrijven van uw boek?
‘Als je boeken over eergerelateerd geweld kritisch leest, zal het opvallen dat de term ‘eer’ in geen van die boeken goed gedefinieerd wordt. Dat is zeer problematisch, omdat je zonder definitie ook geen onderscheid kunt maken in de verschillende casussen of misdrijven en moeilijk kunt zeggen ‘hier ging het om de eer’, of juist niet. Je hebt immers geen criteria. Deze manier van werken is trouwens wel de praktijk in Nederland. De afwezigheid van een definitie en bijbehorende criteria werd in 2012 al in een rapport geconstateerd. Het is heel simpel: als je niet weet wat het zikavirus precies is kun je onmogelijk een medicijn uitvinden om de ziekte uit te roeien. En zonder definitie kun je geen goed beleid ontwikkelen. Waar wel een poging wordt gedaan om eer te definiëren, wordt er jammergenoeg gesteld dat eer te maken heeft met een gevoel dat slechts onder bepaalde bevolkingsgroepen voorkomt. Eer zou een gevoel zijn dat mannen uit niet-westerse volkeren zoals bijvoorbeeld Turken, Marokkanen en Arabieren hebben, en autochtone Nederlanders, Duitsers en Zweden niet. Eer blijft daardoor iets mysterieus wat zijn oorsprong vindt in exotische, ondoorgrondelijke volkeren. En kunnen westerlingen acties van de niet-westerling niet begrijpen.’

Wat is uw definitie van eer?
‘Ik vind om te beginnen dat je een onderscheid moet maken tussen eergevoel en eer, want deze twee termen worden vaak door elkaar gehaald. Een gekrenkt eergevoel kan ontstaan in een situatie waarin je het idee hebt dat je onrecht wordt aangedaan, waarin je teleurgesteld bent of afgaat. Dat idee kan terecht zijn of onterecht, het is slechts je persoonlijke perceptie, en daardoor voor anderen niet altijd goed te begrijpen. Hoewel sommigen de situatie herkennen, weten ze nog niet wat je voelt. Dat eergevoel wordt in het Turks met gurur aangeduid. In de psychologie noemen ze geweld in die context affectief geweld. Eer daarentegen is niet een gevoel, maar in mijn visie hetzelfde als morele reputatie. Uit onderzoek blijkt dat je morele reputatie goed moet zijn om bijvoorbeeld vrienden te kunnen maken. Als je Harvey Weinstein heet en op Facebook vrienden zoekt, zal dat je waarschijnlijk niet echt meer lukken en dat komt omdat de morele reputatie van Weinstein helemaal naar de maan is. Dat is niet slechts de persoonlijke indruk van Weinstein zelf, maar iets wat ook buitenstaanders kunnen waarnemen en vaststellen. Om een Nederlands voorbeeld te geven: datzelfde geldt ook voor Joran van der Sloot;  zijn morele reputatie is ook kapot. Je kunt dus je morele reputatie bederven met moreel wangedrag, maar ook wanneer andere mensen veronderstellen dat je dat hebt gedaan.’

Is morele reputatie persoonsgebonden of heeft die ook een weerslag op de mensen in je omgeving?
‘Het punt is juist dat je andere mensen kunt meeslepen door de ondergang van jouw morele reputatie. De moeder van Joran bijvoorbeeld heeft een groot sociaal en moreel probleem gekregen door de misdaden van haar zoon. Dat wordt een associatief stigma genoemd. Zij heeft een sociaal issue in haar gemeenschap, vrienden en vriendinnen hebben zich waarschijnlijk van haar afgekeerd. Het was in dat opzicht interessant hoe ze toentertijd reageerde op de daden van haar zoon. Ze deed haar verhaal in verschillende tv-programma’s in een poging haar eigen morele reputatie te redden, zodat mensen in ieder geval niet slecht over haar en haar andere kinderen zouden denken. De vrouw van Weinstein heeft mogelijk om dezelfde redenen onmiddellijk echtscheiding aangevraagd. Dus of je het nou eer noemt of morele reputatie, dit mechanisme werkt hetzelfde, of je nou een Turk, Fin, Nederlander of Rus bent. Het gebeurt overal op dezelfde manier.’

U zegt dat eer of morele reputatie binnen alle bevolkingsgroepen bestaat. Wanneer het echter gaat om eer en eergerelateerd geweld denken we snel aan Turkse of Marokkaanse Nederlanders. Zorgt dat beeld ook in de praktijk voor problemen?
‘Stel dat een Turkse Nederlander ruzie heeft met zijn tienerdochter die niet wil luisteren en hij in een moment van zwakte haar een klap geeft. Dan komt hij bij  hulpverleningsinstanties of de politie terecht waar nog te vaak wordt gezegd ‘zie je wel, daar heb je weer zo’n Turk, die voelt dit en dat, omdat zijn dochter niet luistert, in de Turkse cultuur is een meisje immers het bezit van haar vader en Turkse mannen hebben vanwege hun cultuur vrouwonvriendelijke ideeën’. Dan mag hij urenlang uitleggen dat het in zijn geval niet om eergevoel of om die ideeën ging, maar om het feit dat de dochter in kwestie niet naar hem als liefhebbende en goedwillende vader luisterde en hij daar simpelweg boos om werd. Dat verweer heeft te vaak weinig zin.  Er wordt, overigens met de beste bedoelingen, op deze wijze een diagnose gesteld over deze burger heen, niet omdat de informatie dit of dat aantoont, maar omdat Turken ‘nou eenmaal zo zijn’. Zonder het te vragen weten wij, en daarmee bedoel ik ook medewerkers van officiële instanties, dat deze Turkse man die of die ideeën en gevoelens heeft. Dat is erg onrechtvaardig, temeer daar deze medewerkers op allerlei andere gebieden wel erg deskundig zijn. Zo komt men er niet of te laat achter dat het verhaal misschien is verzonnen of aangedikt door de tienerdochter die haar vader een hak wilde zetten, wat weleens gebeurt; de conclusie is nog te vaak gebaseerd op stereotypen.’

Foto: In-Mind. Rob Ermers is turkoloog en arabist. Hij is als gastonderzoeker verbonden aan de Radboud Universiteit. Hij heeft een eigen consultancybureau (Midden-Oosten Perspectief) dat adviezen en trainingen verzorgt over eer, eergerelateerde zaken en de culturen van het Midden-Oosten, hoofdzakelijk voor politie, justitie, maatschappelijk werk en Veilig Thuis, het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling. Hij is de auteur van ‘Eer en eerwraak: definitie en analyse’ (2007) en ‘Werkboek eergerelateerd geweld’ (2010). Begin dit jaar verscheen een Engelstalig boek van zijn hand over het onderwerp, getiteld ‘Honor related violence: a new social psychological perspective’.

Is het dan niet zo dat eerwraak en eergerelateerd geweld meer voorkomen binnen islamitische kringen?
‘Het klopt dat eerwraak voorkomt in een gebied dat loopt van Turkije tot Jemen, Egypte, delen van Centraal-Azië, Pakistan, India en de Kaukasus. Maar we zien in die regio eerwraakzaken bij aanhangers van alle godsdiensten. Eergerelateerd geweld komt niet alleen voor in islamitische kringen. Overigens is eerwraak altijd moord met als enige motief de morele reputatie van een familie te herstellen. Ook is belangrijk op te merken dat mannen én vrouwen met dat motief worden vermoord. Laten we eens aannemen dat de moeder van Joran hem in elkaar slaat. Vervolgens legt ze aan de rechter uit dat haar leven door hem is verpest en ze daardoor de confrontatie met hem niet aankon. Dat zou zonder meer een eergerelateerd verweer zijn. Er zullen in Nederland in zo’n geval volgens mij veel mensen erkennen dat zij een punt heeft. Hoe kunnen we, als dat zo is, nog claimen dat eer een niet-westers of zelfs een islamitisch fenomeen is?’

Er is natuurlijk wel verschil in wat Turkse Nederlanders en autochtone Nederlanders als een aanval op hun eer zien, toch? Bijvoorbeeld als we kijken naar wat als moreel wangedrag wordt gezien door westerse en niet-westerse bevolkingsgroepen?
‘Niet culturen of religies, maar gemeenschappen verschillen wel op het vlak van wat zij moreel wangedrag vinden. Je kunt daarom niet aannemen dat alle Turken enkel vanwege hun cultuur één en dezelfde opvatting hebben van wat moreel wangedrag is. Een jetsetfiguur uit Istanbul vindt het misschien minder erg dat zijn dochter een vriendje heeft dan een Turkse moeder in een Centraal-Anatolisch dorp bij Konya. En niet eens omdat die Turkse moeder dat persé zelf erg vindt, maar meer omdat de mensen in haar omgeving dat vinden en zij de sociale gevolgen vreest. Bij beoordeling van moraliteit gaat het immers altijd om de mening van mensen in de sociale omgeving. In Turkse jetset-gemeenschap is dergelijk gedrag geen probleem, en in Konya wel. Je kunt dus nooit zeggen ‘in de Turkse cultuur is het zo dat vrouwen …’, dat is onzin.’

Denkt u dan niet dat de islam gewelddadiger is of meer ruimte biedt aan eergerelateerd geweld dan andere religies?
‘In mijn boek heb ik godsdiensten grotendeels buiten beschouwing gelaten. Religies zijn op zichzelf niet gewelddadig. Het is daarentegen wel zo dat je op basis van bepaalde religieuze uitgangspunten een moreel kader kunt vormen voor een gemeenschap. De aanhangers van een godsdienst vormen dus morele normen. Een belangrijke rol ligt bij de religieuze leiders. Een imam of priester kan bijvoorbeeld aanvoeren dat je geen seks voor het huwelijk mag hebben, omdat hij zegt te weten dat God dat niet goed vindt. Gelukkig zijn er altijd ook heel verstandige imams en priesters geweest die bijvoorbeeld zeggen ‘hij die zonder zonde is werpe de eerste steen’. En ook in de islam heb je het belangrijke begrip rahma, ofwel barmhartigheid. Op grond van barmhartigheid kun je als individu en als gemeenschap mensen hun morele misstappen vergeven, en dat gebeurt ook. Dat daar in sommige gevallen niet de nadruk op wordt gelegd heeft meer te maken met de gelovigen – en wat buitenstaanders ervan vinden – dan met de mogelijkheden binnen het geloof zelf. Echter, als je slecht over een religie en in dit geval de islam wilt denken, kun je altijd wel iets vinden. Ik probeer in ieder geval in concrete zaken juist de positieve punten te vinden want daar kunnen de mensen iets mee.’

Hoe komt het dat migrantengroepen met een niet-westerse achtergrond gevoeliger lijken voor seksueel wangedrag door een familielid en dat als meer eer krenkend ervaren dan andere bevolkingsgroepen?
‘In alle gemeenschappen zijn er bepaalde seksuele en morele normen. Veel migranten in Nederland komen uit gebieden waar bijvoorbeeld seks voor het huwelijk een grote morele smet werpt op de familie, net zoals in Nederland tot in de jaren zeventig. De morele reputatie van de familie wordt daardoor beschadigd, met als gevolg sociale uitsluiting voor alle familieleden. Tegen hun zonen zeggen ouders daarom dat ze geen meisjes moeten verleiden, en tegen hun dochters dat ze zich niet mogen laten verleiden. Als de buitenwereld erachter komt hebben de familieleden immers, net als de moeder van Joran, ook een probleem. Zij weten dat moreel wangedrag de hele familie in gevaar kan brengen, inclusief weerloze minderjarige neefjes en nichtjes en opa en oma. Vanwege het associatieve stigma waar we het eerder over hadden. In dergelijke situaties wordt uit angst in sommige gevallen naar geweld gegrepen. Maar in wezen zijn dit algemene sociale mechanismen die overal ter wereld voorkomen. Het verschil zit in wat volgens al die verschillende gemeenschappen als moreel wangedrag wordt gezien. In veel Nederlandse gemeenschappen vormt het aangaan van een seksuele relatie zonder dat je met elkaar trouwt geen enkel moreel probleem meer. Je wordt er moreel gezien niet meer op afgerekend. Maar als je wordt beschuldigd van seks met minderjarigen is je sociale leven wel afgelopen. Het lijkt mij dus niet verstandig om wat eer betreft met de vinger te wijzen naar ‘de ander’, terwijl vergelijkbare mechanismen ook voorkomen binnen de diverse autochtone gemeenschappen.’

U vraagt in uw boek of wij in het westen niet ‘onze’ idealen aan het afzetten zijn tegen ‘hun’ geweldsdelicten en misstanden? Denkt u dat we in Nederland een bepaalde morele standaard op te dringen aan migrantengroepen en vervolgens daaraan afmeten of ze nou wel of niet deugen?
‘Dat is precies wat we doen. In Nederland en West-Europa heerst het idee dat veel moslims ‘slecht’ zijn. Zij plegen immers eerwraak, behandelen hun vrouwen als voetvegen en doen aan gedwongen uithuwelijken van hun kinderen. Ja, dergelijke misstanden zijn er, dat ontkent niemand. Maar doen ze dat echt allemaal? Ook mijn collega of buurman? En zijn Nederlanders dan allemaal even goed? Hebben wij niet een zekere Willem Holleeder, die verdacht wordt van afpersing en liquidaties? Is hij een typische Nederlander die we als maatstaf kunnen nemen? Nee, natuurlijk niet. Je mag van mij best claimen dat de doorsnee Nederlander goed is, maar niet dat de doorsnee Turk of Arabier potentieel slecht is. Het is net als wel de splinter in het oog van de ander zien, maar niet de balk in het eigen. Wanneer een Turkse of Arabische Nederlander met een autochtone Nederlander in gesprek gaat over geweldsdelicten komt men te vaak op het onderwerp eerwraak of gedwongen huwelijken. Die zijn immers in onze visie inherent aan ‘de cultuur’. Maar waarom zou een willekeurige Turkse Nederlander zich constant moeten verdedigen voor misdaden die hij niet zelf pleegt?’

In veel publicaties, bijvoorbeeld in de media, zouden misdaden gepleegd door niet-westerse personen vaak worden toegeschreven aan hun culturele achtergrond in plaats van specifieke contexten of omstandigheden, in tegenstelling tot westerse gevallen.
‘Het is natuurlijk prettig als je kunt afgeven op bepaalde groepen in een land. Het komt sommigen soms ook goed uit dat zulke misstanden blijven bestaan, want deze dingen kun je koppelen aan de integratie van groepen en individuen. Zolang ze zich voordoen en deze koppeling aan hun cultuur in stand blijft, en er beleid gevoerd wordt zonder definitie, kunnen leden van de meerderheid, en ook bijvoorbeeld de overheid, bepalen wie er wel en wie er kennelijk niet is geïntegreerd. Integratie is als een stok die een meerderheidsgroep steeds achter de hand kan houden en steeds weer kan inzetten om te zeggen dat bepaalde minderheidsgroepen, ook op individueel niveau, niet deugen. Dan zeggen we bijvoorbeeld ‘u heeft zestig jaar uw best gedaan maar helaas is uw integratie niet gelukt, want u heeft uw vrouw geslagen’. Maar als een autochtoon-Nederlandse verdachte X bij wijze van spreken acht man doodschiet en er zeven afperst wordt die vraag over zijn integratie niet gesteld. Hij komt immers uit onze eigen cultuur, hij is ‘één van ons’. We erkennen dat hij een uitzondering is. Als Holleeder niet Willem maar Ali zou heten, zouden wij de lompe manier waarop hij zijn zus bejegent vermoedelijk toeschrijven aan ‘het feit’ dat hij uit een ‘vrouwonvriendelijke cultuur’ komt. ‘Zo gaan Turken en Arabieren nu eenmaal met vrouwen om’, zou dan de aanname zijn. Hebt u iemand horen zeggen dat de houding van Holleeder zou kunnen worden veroorzaakt door de Nederlandse of Amsterdamse cultuur? Ze wordt toegeschreven aan zijn karakter, zijn opvoeding, niet aan zijn etnische achtergrond of cultuur. En zo hoort het ook. Hij is tenslotte een uitzondering.’

Wat zijn de gevolgen van dit soort stigma’s en onterechte toeschrijvingen voor de samenleving?
‘De autochtone Nederlander blijft hierdoor toch met enige argwaan en twijfel kijken naar mensen uit migrantengroepen, met een idee van de zogenoemde vijfde colonne, ‘de klap kan onverwachts komen’. Bij de migrantengroepen leeft, denk ik, door die argwaan, die zij voelen, sterk het idee van ‘ze willen ons niet begrijpen, ze moeten ons niet hebben, wat we ook doen’. En zo lang nieuwe Nederlanders telkens weer naar allerlei vage maatstaven worden beoordeeld op hun mate van integratie in Nederland en er allerlei mythen over hun cultuur rondgaan, blijft de tweedeling, zo vrees ik, nog lang in stand. Dat vind ik enorm spijtig en schadelijk voor ons allemaal.’

‘Democratische krachten zullen Erdogan overleven’

0
‘Ik geef de moed niet op, ik vertrouw erop dat het geweten van het volk uiteindelijk zal zegevieren. Je kunt mensen niet eeuwig voor de gek houden.’

Vlak voor de zomer verscheen een interview in deze krant met de Koerdisch-alevitische politica Zarife Atik uit Turkije, een topbestuurder van de democratisch-socialistische partij HDP die sinds afgelopen februari in Nederland verblijft. Ze verklaarde in dat interview dat ze overwoog asiel aan te vragen in Nederland, omdat in Turkije een arrestatiebevel is uitgevaardigd tegen haar op basis van terreurbeschuldigingen. Het interview kreeg positieve reacties van lezers (en natuurlijk ook negatieve reacties doorspekt met haat en aantijgingen zoals ‘landverrader’ en ‘terrorist’). Velen vroegen om een vervolginterview met Atik; men wilde weten hoe het met haar ging en of ze wel of niet teruggekeerd was naar Turkije. Uw reporter nam opnieuw contact met haar op en kwam erachter dat ze inmiddels een asielaanvraag heeft ingediend in Nederland en verblijft in een vluchtelingenkamp.

De vorige keer dat ik je sprak twijfelde je nog over of je asiel wilde aanvragen in Nederland. Je liet je besluit afhangen van de Turkse parlements- en presidentsverkiezingen van 24 juni. ‘Als het regime verliest, keer ik huiswaarts’, zei je hoopvol. Het regime heeft aan het langste eind getrokken, dus jij bent voorlopig ver van huis. Hoe voelt dat?
‘Zoals het er nu naar uitziet, kan ik niet terugkeren. Natuurlijk wil ik terugkeren, omdat mijn man, dochters, moeder, vrienden, partijgenoten en andere dierbaren, mijn decennialange strijd voor democratie, kortom heel mijn leven, daar is. Het was dan ook niet gemakkelijk voor mij om de knoop door te hakken en hier asiel aan te vragen. Ik heb er goed over nagedacht. Ik heb lang geworsteld met mezelf. Allerlei vragen spookten door mijn hoofd. Als mijn asielaanvraag wordt ingewilligd, hoe gaat mijn leven er dan uitzien, wat ga ik hier doen, hoe lang blijf ik hier? Na de coup van 1980 emigreerden veel linkse, socialistische generatiegenoten naar West-Europese landen, maar ik bleef. De situatie in Turkije is nu echter zelfs erger dan na de coup van 1980, daarom pas ik deze keer. Als ik terugga riskeer ik een lange gevangenisstraf. Ik ben geen twintig meer, ik ben zestig, niet veel zestigers komen de Turkse gevangenis levend uit. Ik heb mijn asielaanvraag ingediend op 2 juli. Op die dag vond vijfentwintig jaar geleden het Bloedbad van Sivas plaats, dat aan vijfendertig mensen, vooral alevitische intellectuelen en kunstenaars, het leven kostte.’

Wat als je asielaanvraag wordt geweigerd?
‘Dat zou betekenen dat Nederland mij overlevert aan de ongenade van Erdogan. Maar ik heb vertrouwen in een goede afloop, want Nederland is een ontwikkeld land, een democratische rechtsstaat. Democratieën leveren doorgaans geen onschuldige mensen uit aan tirannen.’

En als je asielaanvraag wordt ingewilligd?
‘Dan richt ik mij op integreren in Nederland, wat begint met het leren van de taal. Of ik later, wanneer het beter gaat in Turkije wel of niet terugkeer doet er niet toe, want zolang ik hier ben, moet ik integreren. Let wel, integreren, niet assimileren, want diversiteit is een verrijking. Daarnaast wil ik mijn strijd als HDP’er hier voortzetten. Tienduizenden mensen zitten vast in Turkije, onder wie duizenden HDP’ers. De HDP is de enige partij in het land die écht zegt waar het op staat, over de repressie, de mensenrechtenschendingen, de ziekelijke propaganda, de corruptie en het nepotisme. Daar betaalt de partij nu de prijs voor. De strijd van de HDP is broodnodig en moet, hoe en waar dan ook, gevoerd blijven worden.’

Wat voor mensen verblijven zoal in het vluchtelingenkamp?
‘Veel vluchtelingen uit Syrië en Afrikaanse landen, zoals Eritrea en Soedan, maar ook uit onder meer Oekraïne, Rusland en Turkije. Uit Turkije is er bijvoorbeeld een groep HDP’ers, zoals familieleden van HDP-bestuurders en een jongeman die beschuldigd wordt van het ‘beledigen’ van Erdogan. De meeste vluchtelingen uit Turkije zijn van de Gülen-beweging. Net als de HDP’ers hebben zij opmerkelijke, ontroerende verhalen. Bijvoorbeeld verhalen over hoe ze via de Egeïsche Zee zijn gevlucht naar Griekenland en hoe velen, onder wie kinderen, onderweg zijn verdronken. Verschrikkelijk. Of het verhaal van een man die drieëndertig jaar in Nederland heeft gewoond, met pensioen is gegaan, afstand heeft genomen van zijn Nederlandse nationaliteit en naar Turkije is vertrokken, om vervolgens Turkije te ontvluchten, eerst naar Griekenland en uiteindelijk weer terug naar Nederland waar hij asiel heeft aangevraagd.’

Zarife Atik (Dersim, 1958) is sinds 2012 verbonden aan de HDP. Ze is bestuurder van het landelijk bureau en vooral actief voor de vrouwenbeweging van de partij. Eerder was ze onder meer co-voorzitter van HDP Antalya (2015-2016). Voor haar HDP-periode was ze mensenrechtenactivist. Na de coup van 1980 werd ze opgepakt, omdat ze deelnam aan een betoging tegen de Nationale Veiligheid Rechtbanken (opgeheven in 2004), die berucht waren vanwege de politiek gemotiveerde vonnissen die ze uitspraken tegen tegenstanders van het bewind, onder wie veel Koerden. Ze zat ruim tien maanden in de gevangenis en kreeg een verbod van vijf jaar om deel te nemen aan politieke activiteiten.

CHP’er Ince werd door opiniepeilers getipt als favoriet om Erdogan te verslaan in de presidentsverkiezingen. Ben je teleurgesteld in Ince en de CHP?
‘Ook ik dacht dat een serieuze mogelijkheid bestond dat het regime zou verliezen. De toespraken en beloften van Ince, de manier waarop hij verschillende groepen bij elkaar wist te brengen en tijdens verkiezingsbijeenkomsten de pleinen en zalen vol wist te krijgen, hadden mij en vele anderen hoop gegeven. Ik had het gevoel dat het politieke tij zou keren. Helaas is dat niet gebeurd. De democratie heeft verloren, de rechtsstaat is uitgeschakeld. De situatie was al uitermate zorgwekkend, maar met de verkiezingen van 24 juni is Turkije een hel geworden voor de democratisch gezinden. De CHP kan zich maar niet losmaken van haar traditionele staatsgeoriënteerde politieke visie. Dat vormt het grootste obstakel voor de partij om een grotere groep kiezers aan zich te binden. CHP’ers denken nog steeds ‘dit is onze staat, ons systeem, blijf er vanaf’. Ze lijken zich niet te beseffen dat de staat en het systeem inmiddels gedomineerd worden door de AKP. Daarnaast heeft de CHP vanaf de oprichting van de republiek in 1923 decennialang een bizarre, repressieve ideologie proberen op te leggen aan de bevolking. De partij noemde dat laïcisme, maar iedereen die weet wat laïcisme is, weet dat wat de partij probeerde af te dwingen weinig te maken had met laïcisme. Het was pure repressie. Een voorbeeld van die repressie was de obsessie van de partij om vrouwen ervan te weerhouden een hoofddoek te dragen in openbare gebouwen. Dat soort belachelijke, nutteloze maatregelen hebben de politieke islam groot gemaakt in Turkije. De AKP, die de anti-islamitische obsessies van de CHP heeft gebruikt om conservatieven voor zich te winnen, heeft haar succes voor een groot deel dan ook te danken aan de CHP. Verder weet de CHP nog steeds niet hoe ze effectief oppositie kan voeren. De partij heeft geen poot om op te staan. De partij toont veel te weinig lef, zegt zelden de dingen die gezegd moeten worden en draait om de feiten heen. Zo bood Ince na de verkiezingen geen weerstand tegen het regime. Hij erkende en accepteerde de verkiezingsresultaten, terwijl er zoveel meldingen waren van stemfraude en andere onregelmatigheden. De miljoenen mensen die hun hoop hadden gevestigd op de CHP zijn met volstrekt lege handen achtergebleven.’

Zou Demirtas (gedetineerde HDP-leider) het dan beter hebben gedaan als hij op vrije voeten was?
‘Demirtas zou zijn rug recht hebben gehouden en weerstand hebben geboden. Daarom zit hij in de gevangenis.’

Wat is de oplossing voor Turkije?
‘Het implementeren van westerse standaarden op het gebied van democratie en rechtsstaat. Mensenrechten dienen de hoogste prioriteit te hebben. Dat lijkt nu verder weg dan ooit door de barre omstandigheden die het regime Erdogan heeft gecreëerd. Maar vergis je niet, het is geen utopie, want er bestaat nog altijd een democratiecultuur in Turkije. Onder morele leiders rijpt die cultuur, de bevolking plukt daar de vruchten van, terwijl onder immorele leiders die cultuur wordt uitgehold. De republiek bevindt zich nu in de extreemste uithollingsfase sinds haar oprichting. Erdogan is vastbesloten een Midden-Oosten-land à la Iran te maken van Turkije. Maar de democratische krachten in Turkije zijn niet dood, ze zullen Erdogan overleven, net zoals ze vele anderen vóór Erdogan hebben overleefd.’

Je blijft hoopvol.
‘Ik ben ervan overtuigd dat langzaam maar zeker steeds meer en meer mensen zullen ontwaken uit hun roes en zullen zeggen ‘en nu is het genoeg geweest’. Dat heeft tijd nodig, vooral omdat de vrije pers vrijwel compleet is weggevaagd en desinformatie wijdverspreid is. Ik geef de moed niet op, ik vertrouw erop dat het geweten van het volk uiteindelijk zal zegevieren. Je kunt mensen niet eeuwig voor de gek houden.’

‘Echte emancipatie groeit van binnenuit en onderop’

0
Vrij Links, het seculiere initiatief van filmmaker Eddy Terstall, schrijver Asis Aynan, voormalig PvdA-parlementariër Keklik Yücel en actrice Femke Laterveld, roept veel emoties op.

De beweging Vrij Links wordt bejubeld en verguisd. Sympathisanten van Vrij Links hekelen de politieke correctheid van de linkse partijen, die de islam zouden ontzien, en zijn van mening dat het goed is dat hiertegen stelling wordt genomen. Critici daarentegen noemen Terstall en de zijnen antireligieus en islamofoob. Ze vinden het bovendien verdacht dat Vrij Links de steun krijgt van GeenStijl en journalist Wierd Duk (de Telegraaf). De Kanttekening sprak sympathisanten en critici van Vrij Links, om de controverse goed in kaart te brengen. Is Vrij Links antireligie, in het bijzonder anti-islam? Is Vrij Links ‘fout’, omdat GeenStijl het initiatief steunt? En hoe ver gaat het secularisme van Vrij Links eigenlijk?

Sympathie
Fabian van Hal (21) heeft sympathie voor het initiatief. Van Hal studeert rechten en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is columnist bij Jalta. Van oktober 2016 tot september 2017 was hij bovendien lid van het hoofdbestuur van DWARS, de jongerenorganisatie van GroenLinks. Van Hal voelt zich aangetrokken tot Vrij Links, vanwege het volgens hem intolerante intellectuele klimaat bij DWARS en andere progressieve organisaties. ‘Als je kritiek hebt op identity politics, intersectioneel feminisme of de conservatieve islam word je voor racist, seksist en/of islamofoob uitgemaakt. Een lid van het vorige bestuur vertelde me een half jaar geleden dat ik geen functies voor Dwars meer mag bekleden, omdat ik foute standpunten zou uitdragen. Ik ben nog wel lid, maar helemaal thuis voel ik mij er niet echt meer.’

In zijn artikel Meer vrij in mijn links graag, dat gepubliceerd werd op Jalta en de website van Vrij Links, bekritiseert Van Hal het linkse sociaalculturele verhaal, omdat men zich alleen maar zou afzetten tegen Geert Wilders en Thierry Baudet, zonder daarvoor een goed alternatief te formuleren. ‘De oplossing is een eigen geluid creëren, een geluid dat enerzijds opkomt voor gediscrimineerde minderheden, maar tegelijkertijd als het nodig is de ideeën van conservatieve moslims kan bekritiseren. Deze vrijheid is deel van de Verlichtingswaarden die we koste wat het kost moeten beschermen.’

Dat betekent echter ook dat Van Hal Keklik Yücel steunt, die in Vrij Nederland pleitte voor een hoofddoekverbod op de basisschool. Van Hal: ‘Meisjes op jonge leeftijd maken niet zelf de keuze. Dat doen hun ouders voor ze. Ik ben niet tegen de hoofddoek, maar dat mogen vrouwen zelf beslissen als ze achttien zijn.’ Volgens Van Hal maakt zo’n verbod de overheid niet tot een dwingeland. ‘De overheid mag soms ingrijpen. De ouders van het meisje hebben minder keuzevrijheid, maar zij krijgt door een hoofddoekverbod juist meer vrijheid.’

Een voorstander van het hoofddoekverbod op de basisschool is ook Hans de Vries (63), onderzoeker bij Saxion Hogeschool en voorzitter van de Atheïstisch Seculiere Partij. De Vries is daarnaast actief bij de vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte, van waaruit de ASP in 2010 werd opgericht. In 2014 en 2018 deed de ASP zonder een zetel te behalen mee aan de gemeenteraadsverkiezingen in Deventer. Als onderwijsman en als politieke atheïst is De Vries een uitgesproken tegenstander van het bijzonder religieus onderwijs. ‘Wat Yücel zei over het hoofddoekverbod is goed, maar ik vind dat je tot je achttiende religievrij moet blijven. Kinderen moeten zichzelf kunnen ontwikkelen, zichzelf ontdekken. Dan heb je niets aan religie. Als je als volwassene vrijwillig kiest om een geloof aan te gaan hangen, prima. Maar kinderen moeten van indoctrinatie, eenzijdige informatie en opleggedrag verschoond blijven.’

De Vries staat, naar eigen zeggen, voor negenennegentig procent achter Vrij Links. ‘Max Waterman, die begin dit jaar op onze ASP-lijst in Deventer stond, is secretaris van de ASP en betrokken bij Vrij Links. Daaruit blijkt duidelijk onze verbondenheid. Ik heb ook af en toe contact met Eddy Terstall. Hij heeft ook zo zijn bedenkingen over is ook voor het afschaffen van artikel zes van de Grondwet, godsdienstvrijheid. Heel goed, want artikel één, het verbod op discriminatie, beschermt de gelovigen namelijk ook. Godsdienstvrijheid zorgt juist voor ongelijke behandeling. Als gelovige heb je meer privileges. Dan mag je bijvoorbeeld onverdoofd ritueel slachten of bij je zoon een stukje van zijn geslacht eraf snijden. Als je dat als ongelovige doet is dat strafbaar.’ Volgens De Vries is de ASP echter principiëler dan Vrij Links. ‘Wij spreken onze idealen uit en gaan daarvoor. Zo’n opstelling zorgt er helaas voor dat je klein blijft.’

Kritiek
De Turks-Nederlandse arts Reis Kurt (42) stoort zich behoorlijk aan de uitspraken van Yücel over het hoofddoekverbod. Volgens hem probeerde ze het kemalisme, ‘de ouderwetse Turkse variant van het stalinisme, nieuw leven in Nederland in te blazen’. ‘En dat onder het mom van de sociaaldemocratie. Jarenlang hebben kemalisten bepleit dat Koerden niet bestaan.’ Kurt vertelt dat hij niet tegen individuele keuzevrijheid is. ‘Dat is een belangrijke kernwaarde, waarvoor Vrij Links zich terecht hard maakt. Maar in hun secularisme gaan Terstall, Yücel cum suis te ver. Kledingvoorschriften op school, een hoofddoekverbod, zulke zaken gaan in tegen het principe van vrijheid. Totalitaire regimes willen graag het onderwijs beheersen en kinderen indoctrineren. In de voormalige Sovjet-Unie werd iedereen gedrild in het atheïsme. In Turkije was seculier onderwijs een soort van communisme, het ging uit van een totalitaire benadering. De AKP van Erdogan doet nu precies hetzelfde, maar dan met religieus onderwijs. Dat is ook slecht. Onderwijs moet vrij zijn. Vrij van een overheid die alles wil bepalen.’

Theoloog des Twitterlands Alain Verheij (29) is ook kritisch over Vrij Links. Op Twitter maakte hij hierover ook een harde grap, die voor nogal wat ophef zorgde. ‘Dat is echt vreemd, ik draaide net de letters van de naam Eddy Terstall om en toen stond er ineens Jean-Marie le Pen.’ Verheij vraagt daarvoor geen vergeving. ‘Ze moeten tegen een grapje kunnen. GeenStijl maakt ook hele harde grappen, maar als ik dat doe bij iemand die ze leuk vinden word je voor de bus gegooid. Dat vind ik vreemd, want ik spiegel ze alleen maar.’

Over GeenStijl gesproken, vindt Verheij Vrij Links fout, vanwege de steun die het initiatief krijgt uit uiterst rechtse hoek? ‘Het is zeker goed om te kijken wie er voor je applaudisseert. Als je opeens steun krijgt van GeenStijl, Wierd Duk en consorten, dan zou je je moeten afvragen of je initiatief wel echt links is. De bijval voor Vrij Links komt maar van één kant, de rechtse identiteitspolitiek. Je moet je dan afvragen. lijkt mijn verhaal toch meer op rechtse identiteitspolitiek, dan dat wat wij Vrij Links noemen?’

Maar volgens Verheij is Vrij Links niet extreemrechts. ‘Ze noemen Spinoza en de Verlichting. Dat klinkt heel links-liberaal, D66. In hun manifest in de Volkskrant noemden ze de islam ook niet expliciet. Aan de andere kant schelden ze wel op linkse identiteitspolitiek, waarbij ze stromannen maken. Volgens Vrij Links worden niet-Westerse Nederlanders beschermd in het debat. Dat is je reinste waanzin. Dag in dag uit is er kritiek op de multiculturele samenleving, op moslims vooral. Ze worden helemaal niet gevrijwaard van kritiek. Vrij Links doet een Wierd Dukje, ze zeggen dat iets niet gezegd mag worden, dat er een taboe op ligt, terwijl het tegendeel het geval is. Het interview met Terstall en Yücel gaf gelukkig meer duidelijkheid. Het is Vrij Links gewoon te doen om islamkritiek. Terstall is niet tegen christelijk onderwijs, maar wil dit opofferen om de islam aan te pakken. Dit lijkt op wat het Front National doet. Ze zijn zogenaamd voor secularisme, maar willen eigenlijk alleen van islamitische symbolen af. Daarom pakken ze ook christenen en joden aan, omdat het anders discriminatie is.’

Theo Brand (46) van GroenLinks-religieplatform De Linker Wang is voorzichtiger. ‘Het manifest zat vol met niet-concrete suggesties waarin ik impliciet een islamofobe ondertoon proefde. Het enthousiasme van Duk en kompanen bevestigde dat gevoel. Als Terstall vervolgens in Vrij Nederland toelichting geeft, beweegt hij zich grotendeels weer binnen de sociaaldemocratische lijnen.’ Brand vindt niet dat je Vrij Links moet veroordelen, omdat GeenStijl het initiatief aanprijst. ‘Maar op Twitter bejubelt het account van Vrij Links het artikel van GeenStijl-auteur Bart Nijman in Nieuwe Revu. Vrij Links is, omdat men zich links noemt, maar de rechtse steun wel fijn vindt, nogal dubbelhartig.’

Brand onderschrijft de stelling van Vrij Links dat links van oudsher religiekritisch was. ‘Maar dat was niet het doel. Het doel was altijd emancipatie, gelijke kansen. Links doet er goed aan breed te blijven denken. Dus blijf oog houden voor linkse bondgenoten ook binnen islam, jodendom en christendom. Echte emancipatie groeit van binnenuit en onderop. Daarom is de doorbraakgedachte, die de tegenstelling tussen geloof en ongeloof in de politiek wil doorbreken, ook zo sterk.’

PvdA
De doorbraakgedachte kwam uit de koker van de PvdA, de partij waar Terstall en Yücel lid van zijn. Het Zuid-Hollandse Statenlid Willem Minderhout (58) dankte, schertsend, Allah op zijn blote knieën voor Denk, omdat de PvdA daardoor van Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk af was. Hoe kijkt Minderhout tegen Vrij Links aan? De PvdA-politicus volgt de beweging met belangstelling. Wel komt Vrij Links nu ‘enigszins als mosterd na de maaltijd’, want met de oprichting van Denk is de PvdA die migranten kwijt die geen sociaaldemocratisch profiel hebben. Vrij Links is volgens Minderhout te vergelijken met ‘Positief Links’ en ‘Linksom’, die de PvdA intern wilden vernieuwen. Minderhout vraagt zich af of zo’n beweging succes zal hebben.

Minderhout is inhoudelijk kritisch, maar niet negatief. ‘Vrij’ is een beladen begrip. Noch de Vrije School, noch de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, noch de Partij voor de Vrijheid vind ik toonbeelden van vrijheid. In een discussie over SGP-vrouwen heb ik gezegd dat je niemand kunt dwingen om ‘vrij’ te zijn. Om de bekende progressieve denker Karl Marx te parafraseren ‘de bevrijding van de moslims moet het werk van de moslims zelf zijn’. Vrij Links wil, als ik het goed begrijp, alleen een verbod op hoofddoeken op de basisschool. Daar vind ik wel iets voor te zeggen. Ik herinner me dat er jaren geleden in Den Haag een openbare basisschool was waar een enorme peer pressure werd uitgeoefend door de meisjes met hoofddoek op de islamitische meisjes zonder hoofddoek om hun voorbeeld te volgen. Ik ben er niet uit. Voor sommige problemen zijn gewoon op korte termijn geen oplossingen voorhanden. De tijd zal het leren.’

Over de aantrekkingskracht van Denk op het islamitische electoraat maakt Minderhout zich zorgen. Nederland heeft volgens hem juist behoefte aan politici als Yücel, Sadet Karabulut en Dilan Yesilgöz. ‘Ik schrik er daarom van dat de PvdA in Waddinxveen een supertalent als Celal Altuntas niet op de kandidatenlijst wil zetten, omdat hij ‘controversieel’ zou zijn. Daar is het kwartje nog niet gevallen, blijkbaar.’

Schrijver, columnist ex-PvdA-lid Celal Altuntas (46) vindt Vrij Links een geweldig idee. ‘Ik ken ze allemaal, de initiatiefnemers. Er is echt behoefte aan dit geluid, dat door vrijdenkers omarmd is. Het verbaast mij wel een beetje dat dit links-liberale verhaal in de rechtse hoek wordt geplaatst. Maar dit is Nederland. Het debat is hier enorm gepolariseerd. Je krijgt meteen een stempel opgeplakt als je iets zegt. Ik word bijna dagelijks voor racist of fascist uitgescholden, vooral nadat ik in een column iets kritisch heb geschreven over de islam of de lange arm van Ankara.’

Volgens Altuntas  kampt Nederland met meerdere problemen. ‘Aan de ene kant heb je inderdaad het gevaar van extreemrechts en racisme, waar links Nederland ons terecht op wijst. Maar islamisering en groeperingen als Denk en Nida vormen de andere kant van de medaille. Links Nederland heeft hier echter geen oplossing voor, omdat men bang is om voor racist te worden uitgemaakt. Wat Fabian van Hal zo duidelijk heeft verteld. Links denkt te snel dat men door kritisch te zijn de PVV in de kaart speelt. Dat is niet terecht. In Nederland telt iedereen mee, moslims mogen niet gediscrimineerd worden. We moeten wel rode lijnen trekken, bepalen wat wel en niet kan in onze democratische rechtsstaat. Dat betekent concreet dat we de lange arm van Erdogan niet toelaten en dat de overheid religievrij moet zijn. De grote fout van Nederland is dat de overheid gekozen heeft voor religieuze organisaties als gesprekspartners en dat partijen islamisten hoog op de lijst zetten. Mensen met kwaliteit krijgen weinig of geen ruimte. Diversiteit is op zich goed, maar je kunt geen Erdogan-aanhanger zijn en tegelijkertijd lid of actief zijn voor D66 of GroenLinks. We hebben te lang dit soort praktijken getolereerd.’

‘Mijn vader zat in het KNIL en moest vechten tegen zijn broer’

0
Waarom gaat iemand elke week naar een kerk, moskee of tempel? Wat zoekt of vindt hij of zij daar? De Kanttekening bezoekt diensten, missen en andere levensbeschouwelijke samenkomsten om daarachter te komen. Deze week: Molukse moslims.

De Molukse moskee aan de Johann Sebastian Bachstraat in Ridderkerk ziet eruit als elke andere moskee. Een koepel en een minaret. Toch zit er een bijzonder verhaal vast aan deze moskee, de oprichters waren namelijk oud-KNIL-militairen (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger). Het is vrijdagmiddag rond de klok van twaalf. Langzaam stromen de bezoekers toe. Het is een gemêleerd gezelschap, uiteraard veel Molukse Nederlanders maar ook Somalische, Marokkaanse en Syrische Nederlanders weten de weg naar deze moskee te vinden. ‘Een transparante gemixte moskee dat is ons beleid’, zegt bezoeker Abdulhammat Samaniri. De moskee is gegeven door de Nederlandse staat en werd in 1986 gebouwd. ‘Het was een goedmakertje voor het feit dat onze ouders voor Nederland vochten in het KNIL-leger’, zegt Samaniri. Het KNIL vocht om Indonesië als kolonie voor Nederland te behouden. Het was een berucht leger met name omdat het na de capitulatie van Japan in 1945 hard optrad om het gezag te herstellen. Tijdens de ‘politionele acties’ vielen naar schatting bijna honderdduizend doden. De Molukkers traden massaal in dienst van het KNIL-leger, ze werden geroemd vanwege hun strijdlust. Onder hen waren dus ook moslims die vochten tegen hun Indonesische geloofsgenoten, maar geloof speelde in de onafhankelijkheidsoorlog met Nederland geen rol volgens Samaniri. ‘Het was geen godsdienstoorlog. De Molukken bestaan voor zestig procent uit moslims. Het is een misverstand om te denken dat wij in meerderheid christenen zijn, Molukkers in Nederland zijn wel in meerderheid christelijk.’

Maar waarom kozen de Molukse moslims dan voor het KNIL-leger? Volgens Samaniri was dat niet persé uit overtuiging. ‘De Nederlandse regering heeft de christelijke Molukkers enthousiast gemaakt om voor Nederland te vechten. Mijn ouders hebben niet bewust voor Nederland gekozen, mijn vader koos ervoor om in het leger te vechten. Je krijgt dan kleding, eten en onderdak. Dat was zijn motivatie. Ze zijn meegelokt door de voordelen die eraan kleefden. Mijn vader zat in het KNIL en moest vechten tegen zijn broer, waarom? Achteraf voelt die generatie zich daar ook ongemakkelijk over. Je merkt aan mijn vader tussen de regels door dat hij zich schaamt voor wat hij heeft gedaan. Hij heeft zijn eigen mensen moeten doodschieten.’ Toch zijn het niet altijd praktische redenen geweest waarom islamitische Molukkers kozen voor Nederland. Voor sommige Molukkers weegt het feit dat  ze Molukker zijn zwaarder dan de religie die ze aanhangen. Mochtar Hatuluwajo lid van de religieuze raad van de moskee vertelt dat er ook nu nog islamitische Molukkers zijn die de onafhankelijkheidstijd van de Republiek der Zuid-Molukken (RMS) steunen. ‘In meerderheid zijn dat christenen maar ik ken ook zeker moslims die de RMS steunen, ik heb wel het idee dat, dat minder wordt. Mensen zien steeds meer in dat het een utopie is. Wij steunen dat in ieder geval niet.’

Bestaat er zoiets als de Molukse islam? Volgens Hatuluwajo niet. ‘Ik zie niet veel verschil tussen de Molukse en de Indonesische islam. De Indonesische islam bestaat natuurlijk wel, Indonesiërs gaan over het algemeen tolerant om met de Koran. We hebben een goed imago in de wereld. In Mekka worden Indonesische moslims altijd erg gewaardeerd.’ Samaniri herkent dat ook. ‘We zijn minder streng denk ik.’

In de Molukse moskee komen veel verschillende stromingen en interpretaties van de islam samen. In hetzelfde gebouw komt ook een soefi-gemeenschap elke week bij elkaar, een aantal van hen gaat ook naar het vrijdaggebed. In de moskee komen ook moslims die een veel dogmatischer denkwijze hebben. Hatuluwajo: ‘Er komen hier Turken, Marokkanen, Somaliërs en Bosniërs. Zij brengen ook allemaal hun eigen visies mee en dat juichen we toe, maar we proberen wel de grote lijn te bewaken. Als Molukkers volgens wij de sjafi wetschool. Marokkanen volgen maliki en soms de salafi wetschool, die laatste heeft een slechte naam maar toch proberen we met hen in gesprek te blijven. We hebben twee Koranscholen een traditionele en een die is opgezet door de Marokkanen, we houden contact met hun om te zorgen dat we nog op één lijn zitten. Als mensen intolerant en onverdraagzaam zijn naar anderen dan accepteren we dat niet.’

Hoe treedt de moskee dan op? ‘Het is een keer voorgevallen dat een imam die bij ons preekte een hele radicale toon begon aan te slaan. Wat hij uitdroeg was heel extreem en dat was voor ons reden om met hem een aantal keer in gesprek te gaan. We hebben hem er toen op gewezen dat de consequentie is dat je moet opstappen als je je niet aan ons aanpast. Uiteindelijk is hij zelf opgestapt.’

Het is bijna één uur als Basiq Fris binnen komt lopen. ‘Hij is Nederlands en hij zal vandaag de preek verzorgen’, zegt Hatuluwajo. Fris bekeerde zich na veel omzwervingen tot de islam. ‘Na de hbs moest ik in dienst, maar daar had ik geen zin in. Je kon uitstel krijgen als je emigreerde, dus besloot ik te emigreren naar Zuid-Afrika. Ik ging me daar richten op de anti-Apartheid-beweging en kwam zodoende met allerlei verschillende Zuid-Afrikanen in contact onder wie ook Indonesiërs en Maleisiërs die moslim zijn. Ik vond het erg leuk en inspirerend hoe zij met elkaar omgingen. Ik vond de Nederlanders en Engelsen altijd zo uit de hoogte doen en zo sterk pro-Apartheid, daar ergerde ik me aan.’ Toch is Fris niet puur uit rancune bekeerd. ‘Later ben ik afgereisd naar Oost-Afrika en daar zag ik hoe een Afrikaans land omging met de kolonisatie van de islam. De islamitische cultuur is daar heel mooi vermengd met de Afrikaanse tradities, dat heeft zich zonder grote conflicten voltrokken. Daardoor raakte ik geboeid en geïnspireerd door de islam.’ Op de vraag waarom hij voor de Molukse moskee gekozen heeft antwoordt hij: ‘Indonesiërs zijn prettige mensen, maar ik kan me in elke moskee thuis voelen. In mijn preek vermeng ik islamitische inzichten van verschillende wetscholen.’

Dan is het tijd en Fris loopt naar het spreekgestoelte. Enkele minuten luisteren we naar het reciteren van de Koran. Daarna begint de preek. ‘Ik zal het vandaag kort houden vanwege de stijgende temperatuur, maar het onderwerp van vandaag is de indeling van mensen aan de hand van persoonlijke benaderingen. Er zijn vier soorten mensen volgens de Koran, de eerste is een persoon die noch tong noch hart heeft. De zondige ongelovige dwaas aan wie Allah zijn genade uitstrekt op dat zij zullen terugkeren naar hem. Zij die daar geen boodschap aan hebben zullen gestraft worden en zullen de toekomstige bewoners worden van het vuur. Het is onze taak om hen te waarschuwen om niet te zondigen tegen Allah. Het tweede type mens heeft een tong maar geen hart. Dat zijn mensen die wel spreken over Allah, maar het niet in praktijk brengen. Als ware hij een wolf in schaapskleren. Mohammed heeft gezegd dat hij deze mensen het meest vreest. Het derde type mens heeft een hart maar geen tong. Hij is overtuigd van zijn geloof in Allah, maar hij wil het stilhouden, hij kiest voor de afzondering. Zoals de Profeet heeft gezegd: ‘Wie zwijgt zal gered worden.’ De aanbidding van Allah bestaat uit tien delen en negen daarvan zijn in stilte. Dit type mens is een heilige vriend van Allah, hij wordt beschermd door Allahs sluier en is een metgezel van de Barmhartige. Al het goede is met hem. Daarom nodigt Allah de mens ook uit om je met hem te bevrienden en je met hem te associëren. De laatste categorie is de mens met tong en hart. Het is hij die leert en onderwijst en zijn kennis omzet in praktiseren zal in het koninkrijk der hemelen groot genoemd worden. Allah heeft hen uitverkozen om anderen te leiden.  Er is geen niveau boven dat niveau behalve het profeetschap zelf. Kijk dus uit naar hen en pas op om niet tegen hen te zijn. Kijk uit dat je niet zijn goede daden en boodschappen mist. Hij helpt je in de juiste ondersteuning om barmhartig te zijn naar alle mensen. Hij is je zorg en compassie waard.’

Na afloop praten we nog even na over de tolerantie van de Indonesische islam, immers is dat beeld niet aan het kantelen? Op Atjeh zijn er steeds vaker conflicten tussen christenen en moslims. Hatuluwajo is daar niet bang voor. ‘Er zijn incidenten maar de islam in Indonesië is nog steeds heel mild en ik zie dat niet zomaar verdwijnen. De islam verandert wel, maar ik geloof niet dat het ooit zo zal escaleren als in het Midden-Oosten.’ In het verleden zijn er ook incidenten geweest op de Molukken tussen moslims en christenen. Dat waaide soms ook over naar Nederland, maar volgens Hatuluwajo is het contact goed tussen de groepen. ‘In het verleden zijn er wel wat bedreigingen geweest over en weer, maar dat noem ik echt incidenten. We kunnen in Nederland goed met elkaar opschieten, we hebben goed contact met de Molukse kerk in Ridderkerk.’