Een charmeoffensief voor de Brusselse ‘quartiers’ van de ‘kut-Marrokaantjes’ in Molenbeek en Schaarbeek. Het kan nooit kwaad. Zeker niet wanneer ze in beeld gebracht worden door twee ‘gasten’ die kunnen filmen èn het nodige enthousiasme hebben om op een aanstekelijke manier de sfeer en de animo van deze probleemwijken op je los te laten. Image is het geëngageerde debuut van Adil el-Arbi en Bilal Fallah. Ook al stelt de film terecht enkele wantoestanden aan de kaak, door zijn geromantiseerde karakter met tweedimensionale personages, mist hij hier en daar nuance en daarmee ook effect.
Heel expliciet de problemen laten zien van de ‘Marokkanen-wijken’ in Brussel èn tegelijkertijd de sympathie van het publiek voor hun bewoners winnen. Dat was niet meer en niet minder de ambitie van regisseursduo Adil el-Arbi en Bilall Fallah. In Image, die onlangs in première ging, zitten alle hoofdpersonages vast in hun imago: het imago dat de media hen oplegt en het imago dat ze graag van zichzelf de wereld willen insturen.
Eva is een jonge journaliste (Laura Verlinden) die werkt voor een van de grootste zenders in België. Van haar baas, presentator Herman Verbeeck (Gène Bervoets), heeft ze de opdracht gekregen om enkele sfeerbeelden te gaan draaien in Molenbeek en Schaarbeek, naar aanleiding van rellen die daar een paar dagen eerder hebben plaats gevonden. Maar als Eva in contact komt met Lahbib (ontdekt talent Nabil Mallat), een opvliegende maar charismatische jongen van Marokkaans origine, die gerespecteerd en gevreesd wordt in de quartiers, besluit ze een diepgaandere reportage te maken die het ware gelaat van deze vergeten wijken in Brussel laat zien. Hiermee haalt ze zich de ergernis van Verbeeck op de hals, die de hete adem van een verjongingskuur bij de zender in de nek voelt en gebrand is op wervende scoops, die hem opnieuw op de kaart van het televisielandschap kunnen zetten.
Langzaamaan leert Eva de frustraties van de jonge Marokkaanse Belgen kennen. Ze zijn opgejaagd wild voor de politie en worden om de haverklap geplaagd door razzia’s. “Of je wordt hier crimineel, of je wordt kapper. Al kan je natuurlijk ook altijd nog straten vegen of tram- en busbestuurder worden”, verwoordt Lahbib de uitzichtloosheid. Maar ook de media voeden de bron van het ongenoegen: “Er wordt alleen maar over ons bericht als het negatief is.”
Onder de laag zwellend onbehagen ontwaart Eva ook de schoonheid van de buurt: de gemoedelijkheid bij de kapper, de sfeer tijdens de undergroundfeestjes en ook de gevoelige (gitaar)snaar van ruwe bolster Lahbib, die hij voor zijn makkers angstvallig verborgen houdt. Maar ook zit ze op de eerste rij wanneer de spanning in de quartiers toeneemt, na een aanslag op een politieman, waarvan de hele mediawereld gelooft dat de dader van vreemde origine was. De grimmigheid die ontstaat door de aanhoudende controles van politie, giet alleen maar olie op het vuur. Tegelijkertijd wordt Eva onder zware druk gezet door Verbeeck om haar reportage af te maken.
Overdreven
Alle ingrediënten zijn dus in de verhaallijn aanwezig om een sociaal bewogen portret te maken van de confrontatie tussen de allochtone wijken in Brussel en de Vlaamse mediawereld. Deze laatste wordt in een bijzonder negatief daglicht gesteld: niet alleen maakt ze zich schuldig aan stereotype berichtgeving over allochtonen, maar ook blijk je er enkel carrière te kunnen maken als gehaaide netwerker en door naar de pijpen van de gevestigde waarden te dansen.
Hoewel het opzet van de film mooi is, mist de uitwerking ervan vaak zijn doel. Niet dat het geheel niet fraai in beeld is gebracht. De kijker wordt verwend met knappe shots en camerabewegingen, maar ook met speciale effecten als slow motion en bevriezende beelden, die een dramatische touch aan de film geven. Ze laten zien wat de filmmakers in huis hebben, maar voelen ook overdreven aan en passen niet goed bij het sociale karakter van de film.
Op die manier wordt er vaak een loopje genomen met de geloofwaardigheid. Vooral de ontknoping laat je achter met de idee dat als iedereen die een tegenslag op het werk meemaakt, zou reageren als Eva, de wereld een slagveld zou zijn. Dat gebrek aan geloofwaardigheid wordt in de hand gewerkt door een gebrek aan nuance en kritische bevraging. De wereld van de Marokkanen wordt vrij romantisch voorgesteld, waarbij deze laatsten eenzijdig in de rol van slachtoffer worden geduwd. Zelfs de ruwe kant van Lahbib wordt altijd vergoelijkt: hij slaat een man verrot, maar hij doet dat wel omdat die een vermeende pedofiel is; hij valt een oude man lastig, maar dat blijkt uiteindelijk om te lachen te zijn. De uitzichtloosheid zou met meer realisme en overtuiging neergezet zijn als de personages – zowel de blanke Vlaamse als de Marokkaanse – meer dubbele bodems en ambigue kantjes hadden gehad.
Nochtans hebben Arbi en Fallah een bijzonder fijne cast samengesteld, die je met haar spel doet houden van de personages. Vooral de dynamiek tussen Eva’s camera- en geluidsmannen (de onovertroffen Wouter Hendrickx en Geert van Rampelberg) en de Marokkaanse jongeren doet de toeschouwer genieten. Het zijn in die subtiele en ironische momenten dat de regisseurs hun punt het best maken, meer dan op de momenten dat ze het er vingerdik opleggen.