17.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 863

De hoofdpijnportefeuille

0

De portefeuille van de staatssecretaris voor asiel en migratie staat al jarenlang bekend als de ‘hoofdpijnportefeuille’. In het kabinet-Rutte III is die toebedeeld aan Mark Harbers. Onlangs heeft hij in een brief aan de Tweede Kamer de hoofdlijnen van zijn migratiebeleid uiteengezet. Hij concentreert zich hierbij op het asielbeleid, want voor de meeste andere migratievormen (arbeidsmigratie, gezinsleden, studenten, EU-migranten) liggen de zaken aanzienlijk minder complex. In het te voeren asielbeleid onderscheidt Harbers zes pijlers, in de dagbladkoppen ook wel aangeduid als zes ‘ringen van verdediging’.

De eerste pijler betreft het voorkómen van illegale migratie door het verbeteren van de situatie in de landen van herkomst. Lees: intensivering van de ontwikkelingssamenwerking om de snel groeiende bevolking in vooral Afrika meer toekomstperspectief in eigen land te bieden. Prima idee, maar dit doen we al minstens een halve eeuw. En is er de laatste jaren nu juist niet gekort op ontwikkelingsgelden, omdat die werden ingezet van de opvang van asielzoekers in Nederland? Ook een betere grensbewaking kan volgens de beleidsmakers de illegale migratie terugdringen. Daarvoor moeten niet alleen de buitengrenzen van de EU nog beter worden bewaakt, maar moeten er ook goede afspraken komen met een krans van landen rondom de EU. Meevallen zal dat niet, want veel van die landen zijn politiek uiterst instabiel.

De tweede pijler zet in op opvang en bescherming van vluchtelingen en ontheemden in de eigen regio. Alweer een prima idee, maar vierentachtig procent van alle ontheemden in de wereld wordt al in de eigen regio opgevangen. Dat gebeurt in overvolle kampen met slechte voorzieningen en vaak grote onderlinge spanningen. Drie buurlanden van Syrië, bijvoorbeeld, vangen samen al meer dan vier miljoen ontheemden op. Moeten dat er nog meer worden? Het gaat hier om een stokpaardje van Harbers’ partij, de VVD. Die wil dat alle asielaanvragen buiten de EU worden afgehandeld, maar de staatssecretaris geeft in zijn nota zelf toe dat dit ‘niet direct zal zijn gerealiseerd’.

De derde pijler betreft de rol van de EU. Nu de binnengrenzen grotendeels zijn weggevallen, moeten de lidstaten gezamenlijk zien te komen tot een asielbeleid dat werkt. De afgelopen jaren hebben laten zien hoe lastig dit is. Opvattingen en belangen staan vaak diametraal tegenover elkaar. Enkele landen (Griekenland en Italië, maar ook Duitsland en Zweden) ontvangen onevenredig veel asielzoekers, terwijl de meeste oostelijke lidstaten pertinent weigeren hun aandeel in de opvang te nemen. Een eerlijker en meer solidair Europees asielstelsel is noodzakelijk, maar nog lang niet in zicht.

Pijler vier beoogt het terugdringen van illegaal verblijf in Nederland. Alweer een prima idee, dat overigens bepaald niet nieuw is. Helaas is daarvoor niet alleen de medewerking nodig van de betrokken migranten, maar ook die van hun land van herkomst. Veel van die landen weigeren hun onderdanen terug te nemen en zouden daartoe alleen kunnen worden verleid als ze bepaalde voordelen krijgen, bijvoorbeeld op handels- of ontwikkelingsgebied (zie pijler één).

Pijler vijf voorziet in een uitbreiding van legale migratiemogelijkheden om daardoor de illegale migratie te helpen terugdringen. Zo zouden meer al erkende vluchtelingen kunnen worden uitgenodigd, zodat ze niet eerst als asielzoeker een gevaarlijke overtocht hoeven maken. Het is nog maar de vraag of dit het aantal op eigen kracht arriverende asielzoekers daadwerkelijk zal terugdringen. Ook kunnen met landen waarvandaan nu nog veel migranten illegaal hierheen komen afspraken worden gemaakt over legale (arbeids)migratie. Daarbij zullen de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt leidend blijven, en het zal dan ook nooit om grote aantallen kunnen gaan.

En tenslotte pijler zes, het stimuleren van integratie in Nederland van degenen die hier mogen blijven. Dat is al jaren staand beleid – met wisselend succes. Snelle taalverwerving is hierbij volgens de staatssecretaris van cruciaal belang, maar laat de overheid nu net haar handen vrijwel volledig van de inburgering hebben afgetrokken en het initiatief hiervoor bij de nieuwkomers zelf hebben gelegd.

Conclusie: het beleid van de nieuwe staatssecretaris is grotendeels oude wijn in nieuwe zakken. Hij is zich bewust van de vele knelpunten, maar de oplossing hiervan ligt maar voor een klein deel in handen van de Nederlandse regering. Het nieuwe beleid heeft pas echt kans van slagen als de wereld één Utopia zou zijn – en in Utopia heb je vast en zeker geen vluchtelingen meer, omdat het overal aangenaam vertoeven is. Helaas zal Mark Harbers voorlopig nog wel aan de aspirine moeten.

‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’

1

Hoe ver mag of moet de vrijheid van meningsuiting worden beperkt om opruiing tegen te gaan? Dit keer is het niet Geert Wilders, maar zijn tegenpool, de Haagse imam Fawaz Jneid, die met zijn recente banvloek over de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb de discussie op scherp heeft gesteld. Ditmaal was minister van Justitie en Veiligheid Ferdinand Grapperhaus er na enige aanvankelijke aarzeling – ‘helaas kan ik niets doen’ – snel bij. Zijn voorstel tot wetswijziging om de door Jneid gedane uitspraken strafbaar te maken en daartoe de wet aan te scherpen, kon op zeer brede politieke instemming rekenen.

Inclusief, opvallend genoeg, die van die andere beroepshaatprediker Wilders. Die liet zich de kans niet ontglippen om voor de tv-camera’s nadrukkelijk zijn goedkeuring te verklaren. Terwijl hij toch echt zelf oppassen moet. Zijn recente bloederige verkiezingsspotje in de beste tradities van Julius Streicher, de man van het Nazi-hetzeblad Der Stürmer, zou hem dan al snel zelf weer voor de rechtbank brengen, als daar niet op grond van de huidige wetgeving al reden voor bestond.

In elk geval zou de rechter, wegens het onverbloemde karakter van dat filmpje, veel makkelijker aanknopingspunten voor een veroordeling vinden, dan in het geval van het toch net wat meer omfloerste taalgebruik van Jneid, dat zodoende ook meer exegese vergt. Dat bleek al de afgelopen dagen, toen mijn medecolumnist Jan Jaap de Ruiter in de Volkskrant te kennen gaf dat de letterlijke tekst van Jneids preek daarvoor net te theologisch en te wollig was.

Verkettering van andersdenkenden, betiteling van hen als vijanden van en gevaar voor het ware geloof, die neiging is inherent aan elke orthodoxie. Ketters – dus in dit geval liberale moslims –zijn daarbij erger dan ongelovigen, omdat de laatsten nog niet het licht hebben gezien en de eersten wel, maar het vervolgens hebben genegeerd. Fundamentalisten (er)kennen maar één interpretatie van het geloof en zien alle alternatieven als bedreiging voor de eigen. ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’, om Christus te citeren, die het afgelopen weekend weer eventjes natiebreed in de belangstelling stond. Als er ook andere kronkelpaadjes naar het eeuwige heil zouden voeren, verliest in hun ogen de Ware Religie haar zin.

De aandrang om tegen alle valse afgoderij te strijden, is buiten orthodoxe moslims ook orthodoxe joden en christenen niet vreemd. Volgens het beginselprogramma van de SGP is dat zelfs een hoofdtaak voor de Nederlandse overheid, waarbij het desbetreffende artikel en de daarvan afgeleide donderpreken van geestverwante zwartekousendominees voorheen vooral op de paapse variant van het christendom waren gemunt. Over de gewetensvraag of Den Haag bij zo’n afgrijselijke instelling als de Heilige Stoel een eigen gezant moest hebben, is in 1925 door toedoen van SGP-fractieleider Gerrit Kersten zelfs eens een heel kabinet gevallen.

Zeker, een oproep tot moord heeft geen van die dominees gedaan, maar doorgedraaide gelovigen zouden in alle verkondigde hel en verdoemenis in beginsel evenzeer een aansporing tot het nemen van eigen stappen kunnen zien, als dolende moslimjongeren in de teksten van Jneid. Of zoals de Noorse massamoordenaar Anders Breivik zelf verklaarde dat Wilders’ publicitaire activiteiten voor hem een inspiratiebron vormden. Een betiteling als ‘afvallige’ of als ‘vijand van het geloof’, heeft binnen een fundamentalistisch discours andere consequenties dan binnen een vrijzinnig of seculier. Als een geloof in eigen ogen het absoluut ware is en tegelijk universele pretenties heeft, dan kan bekeringsdrang gewelddadig worden. Want helaas staan andere godsdiensten vaak de vreedzame mondiale zege van de eigen in de weg.

‘Het sikhisme is het beste geloof in de wereld’, zo citeert Trudy Coenen in de Kanttekening van 30 maart uit de spreekbeurt van een Indiaas-Nederlandse leerling in haar klas die met een negen werd beloond. ‘Want het laat iedereen in zijn waarde en oordeelt niet. Het is het meest vredelievende geloof, totdat de moslims kwamen. Die probeerden ons geloof weg te krijgen en toen hebben we met z’n allen gevochten’. Dat is het punt met de meeste religies: in eigen ogen bijzonder vredig, totdat er anderen komen. En die anderen komen op een bepaald moment in de geschiedenis altijd.

Mohammed Benzakour hekelt in hetzelfde nummer de politieke mantra’s. ‘Die gaan niet meer over universele waarden en mensenrechten, maar over culturen en nationale waarden’, schrijft hij. Dat blokkeert volgens hem de multiculturele verbinding. Maar wat als veel mensen met een beroep op hun (nationale) cultuur die universele waarden ondergeschikt maken aan hun eigen goddelijke waarheid? Wat indien religieus absolutisme als de belangrijkste belemmering voor de omarming van die universele waarden en mensenrechten fungeert, omdat op de geopenbaarde waarheden in een ‘heilig’ boek onder geen enkel beding afgedongen kan worden? Wat als een Jneid, als islamitische variant op onze inheemse calvinist Kersten, alle andersdenkenden het recht op het vinden van een eigen weg naar het persoonlijk geluk ontzegt, omdat die niet met zijn eigen spoort? Dan mondt multiculturalisme niet uit in pluriformiteit, maar in het normaliseren van onverdraagzaamheid.

‘Turkse staat geeft impliciet bevel tot martelen’

0
‘Alle groepen in Turkije die strijd voeren voor meer democratie hebben inmiddels heel goed begrepen wat de bedoeling was van het publiceren van beelden van martelingen: iedere Turk, ongeacht de politieke voorkeur, ideologie of culturele identiteit, kan zomaar de volgende zijn.’

Forensisch arts en mensenrechtenactivist Sebnem Korur Fincanci wordt bedreigd en geïntimideerd vanwege haar onderzoek naar mensenrechtenschendingen in Turkije. Ze is expert in het vaststellen van martelingen en het rehabiliteren van martelingsslachtoffers. Ze documenteert al decennia martelingen en andere mensenrechtenschendingen. Onlangs bewees ze dat Gokhan Acikkollu, een leraar die na de couppoging van 15-16 juli 2016 in Turkije werd vastgezet en zijn leven verloor in hechtenis, slachtoffer was van martelingen. Daarom werd ze geframed als terrorist en landverrader. ‘Mensen zoals ik worden ‘landverrader’ genoemd, vooral nu de staat er alles aan doet om een braaf en onderdanig volk te creëren.’ De Kanttekening sprak Fincanci.

De moderne geschiedenis van Turkije zit vol met mensenrechtenschendingen en hoewel de actoren veranderen blijven de schendingen een realiteit. Waar heeft dat mee te maken?
‘Ten eerste is in Turkije de perceptie van wat de staat precies is en wat de staat moet zijn heel verkapt. Het volk ziet de staat niet als een simpel organisatorisch apparaat, maar meer als een autoritair vaderfiguur die onbegrensd zijn gang mag gaan. Ze vinden dat de staat het recht heeft om de rechten van haar burgers te begrenzen, net als een vader dat met zijn kinderen mag doen. Sinds het Ottomaanse Rijk lijkt het voor velen daarom heel normaal dat een burger zonder mitsen en maren de staat gehoorzaamt. Wie zich daar niet in kan vinden, wie in opstand komt tegen deze vastgeroeste mentaliteit en dus verraad pleegt, wordt gestraft.’

Hoe kan de staat zo openlijk zijn gang gaan tegen andersdenkenden in Turkije, zonder dat daar enige consequenties aan zijn verbonden?
‘In Turkije heerst een sterke straffeloosheidscultuur. Hoezeer we ook veel martelingen hebben bewezen, is het resultaat vaak dat martelingen mede door de hulp van de rechterlijke macht worden verdoezeld. Vroeger was het zo dat de overheid zulke praktijken als mishandeling de boeken in deed gaan, om lagere straffen te kunnen geven aan leden van de veiligheidsdiensten. De wet had veel gaten waardoor dit ook mogelijk was. Maar nu hebben we in Turkije een veel betere en modernere wet als het gaat om mensenrechtenschendingen. We hebben daar jaren voor moeten strijden, maar uiteindelijk is het gelukt. Aan de wet ligt het dus niet. Het probleem is dat de mensen die de wet horen te respecteren en toepassen, dat nalaten. De rechterlijke macht in Turkije is medeplichtig aan de vele honderden mensenrechtenschendingen waar de veiligheidsdiensten zich schuldig aan hebben gemaakt. Veel zaken gaan snel de doofpot in. Maar ook organisatorische problemen spelen daarbij een rol.’

Wat voor organisatorische problemen?
‘Aanklagers in Turkije zijn bijvoorbeeld genoodzaakt samen te werken met de politiemacht tijdens zulke onderzoeken. Als een politieagent iemand martelt en de aanklager moet dat onderzoeken, dan ziet hij het als een onderzoek tegen zijn eigen mensen. Er is nauwelijks sprake van scheiding der machten in Turkije en als het gaat om de uitvoering van het recht, zie je dat maar al te duidelijk. Je kan niet verwachten dat de politie onderzoek doet naar martelingen, terwijl de politie zelf een vinger in de pap heeft. Daarom zien we steeds vaker dat een aanklager liever een zaak begint tegen mensen die gemarteld zijn dan tegen mensen die daar verantwoordelijk voor zijn. Zolang de staat medewerkers van de veiligheidsdiensten in bescherming neemt en hun ongestoord laat martelen, geven ze het signaal af dat ze door mogen gaan met wat ze doen. ‘Dit wordt dus van mij verwacht’, is het gevoel dat de politie en andere veiligheidsdiensten krijgen. De Turkse staat geeft impliciet het bevel tot martelen.’

Na de couppoging hebben mensenrechtenschendingen een piek bereikt in Turkije. De staat voelt daarbij nauwelijks de behoefte om de schendingen te verbergen. Het is alsof de staat juist wil dat iedereen het ziet.
‘Dat is helemaal waar. Ik zie parallellen tussen hoe de Verenigde Staten de misdaden in de Abu Ghraib-gevangenis en Guantanamo Bay hebben vertoond en hoe Turkije beelden rond liet gaan van gemartelde officieren en militairen na de mislukte coup. De bedoeling is dat een boodschap wordt gestuurd naar het volk. Doordat ze geconfrontreerd worden met zulke grove mensenrechtenschendingen leven mensen met het idee dat ze op een dag hetzelfde kunnen meemaken. Ze houden zich gedeisd, zelfs als het gaat om de meest basale en democratische rechten, blijven ze terughoudend. Juist daarom worden martelingen door ondemocratische besturen als een wapen gebruikt. Marteling is een methode om democratische gebruiken en praktijken binnen een samenleving te onderdrukken en elimineren.’

‘Een strijd tegen terroristen’, zo wordt onderdrukking van tegenstanders vaak genoemd door regeringen wereldwijd. Hebben ze een punt?
‘Vooral na 9/11 zijn we bijna overal doorgeschoten als het gaat om anti-terreur-maatregelen. Ook de strijd voor democratie van veel volkeren heeft daar enorm onder geleden. Eisen voor meer rechten zijn keihard neergeslagen met het excuus ‘we bestrijden terroristen’. Alle groepen in Turkije die strijd voeren voor meer democratie hebben inmiddels heel goed begrepen wat de bedoeling was van het publiceren van beelden van martelingen: iedere Turk, ongeacht de politieke voorkeur, ideologie of culturele identiteit, kan zomaar de volgende zijn. We maken in Turkije een zeer gevaarlijk tijdperk mee. Juist vandaag moeten we met z’n allen opkomen voor het recht op een eerlijke rechtsgang, zonder dat we ons laten tegenhouden door de identiteit van diegenen die worden berecht. Het probleem is dat we ons in een vicieuze cirkel bevinden. Mensen die zodanig bang worden gemaakt en buitenspel gezet door de staat, zijn niet of nauwelijks in staat om op te komen voor de rechten van anderen.’

U vindt dat ook het volk een verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het voorkomen en bestrijden van mensenrechtenschendingen. In Turkije zien we nu juist dat veel mensen een oogje dichtknijpen of mensenrechtenschendingen zelfs toejuichen, omdat de slachtoffers mensen zijn met wie ze het niet eens zijn. Is er een manier om deze hysterie te doorbreken?
‘Alles wat we de afgelopen vijftien jaar onder de AKP hebben meegemaakt, toont ons tevens een uitweg en een manier om zulke praktijken achter ons te laten. De identiteit van onderdrukkers en slachtoffers verandert om de zoveel jaar in Turkije. Wie een tijdje geleden slachtoffer was kan een aantal jaar later zomaar zelf onderdrukker van tegenstanders worden. De gezichten, de actoren veranderen steeds, maar één ding blijft hetzelfde in Turkije: er zijn altijd slachtoffers. Bijna iedereen die aan de macht komt maakt zich schuldig aan machtsmisbruik, zo gaat dat in Turkije. Na zoveel pijn en ellende moet het Turkse volk eindelijk inzien dat dit niet zo door kan gaan. We moeten het volk ervan overtuigen dat ongecontroleerde en onbegrensde macht hoe dan ook zal leiden tot misdaden. De enige oplossing is dat het volk het heft in eigen handen neemt en als controlemechanisme optreedt tegenover de staat. Dat is een taak die we niet zomaar mogen weggeven, zeker nu niet.’

Erdogan-aanhangers riepen na de couppoging om de doodstraf voor alle ‘landverraders’. Erdogan zelf verklaarde dat de herinvoering van de doodstraf een mogelijkheid is. Hoe reageren dit soort mensen wanneer u zegt dat de rechten van alle burgers gerespecteerd moeten worden?
‘Ik zeg niet dat mensen die werkelijk achter de couppoging zitten daarmee weg moeten komen. Natuurlijk niet. Alle burgers, wie ze ook zijn, moeten berecht worden voor de misdaden die ze hebben gepleegd. Maar dan wel met inachtneming van de internationale regels en normen. Als wij daar niet in slagen vrees ik dat andere groepen, die zich nu zo veilig achten, sneller dan verwacht aan de beurt komen. Als niet iedereen veilig is in Turkije, dan zal niemand dat ooit helemaal zijn.’

U heeft bewezen dat Gokhan Acikkollu, een geschiedenisleraar die na de couppoging werd gearresteerd en in detentie zijn leven verloor, bezweek aan marteling. De autoriteiten hebben in plaats van de verantwoordelijkheid te nemen, u beschuldigd van terreurpropaganda namens de Hizmet-beweging, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de couppoging en is uitgeroepen tot een terroristische organisatie door het regime. Eerder bent u ook een propagandist van Dev-Sol (Revolutionair Volksbevrijdingsleger, een Turkse marxistisch-leninistische organisatie) genoemd, omdat u had bewezen dat een lid van die organisatie is gemarteld. Schrikt u daarvan?
‘Dat laat alleen maar zien hoe goed ik mijn werk doe en hoe belangrijk de positie is die ik heb ingenomen als het gaat om mensenrechten. Ik voer deze strijd al tientallen jaren en ben altijd in vrede geweest met mezelf. Het enige wat ik deed en doe is opkomen voor mensen in nood en menselijke waarden verdedigen. Dat was voor de AKP zo, dat is nu zo en dat zal hopelijk ook na de AKP zo blijven. Ik baseer me enkel op wetenschappelijke, onafhankelijke en objectieve methoden. Wanneer ik dan alsnog zulke verwijten naar mij toe geslingerd krijg, dan zeg ik: de dingen waar ze mij van beschuldigen kloppen niet, dus ik moet vooral blijven doorgaan.’

Martelingsslachtoffers zijn ook meestal officieel vijanden van de staat. Iedere hulp aan zulke mensen wordt dan automatisch gezien als steun aan de vijand. Is het voor een mensenrechtenverdediger in Turkije überhaupt mogelijk om zijn of haar werk te doen zonder de staat tegen zich te krijgen?
‘Het is moeilijk, maar niet onmogelijk. Mensen zoals ik worden ‘landverrader’ genoemd, vooral nu de staat er alles aan doet om een braaf en onderdanig volk te creëren. Maar wat hadden ze dan verwacht? Het is meer dan terecht dat mensen hun democratische rechten opeisen en een strijd voeren tegen de vergaande inperking van de vrijheden. Dat de staat zich daardoor bedreigd voelt, is het probleem van de staat. Checken of de staat de wet respecteert, mensenrechtenschendingen aan het licht brengen, de staat een spiegel voorhouden zodat ze kan zien hoe de situatie werkelijk is, ik beschouw dat als een plicht van iedereen.’

Er is een groep in Turkije die iedere periode, onder elke regering het slachtoffer is van mensenrechtenschendingen: de Koerden. Bestaat er nog een uitweg voor de Koerden, nu het nationalisme zo hevig heerst en zelfs het bekritiseren van de militaire operatie van het Turkse leger in Afrin niet wordt getolereerd?
‘Je moet je altijd inspannen en strijden voor je rechten en vrede, het komt nooit aanwaaien. Ook als het gaat om de rechten van de Koerden is die strijd nu belangrijker dan ooit. Het is onze taak om op te komen voor de onderdrukte, vernederde en gemarginaliseerde groepen. Wanneer zelfs maar één iemand benadeeld wordt, moet iedereen zich dat aantrekken. Als de Koerden worden onderdrukt, dan word ik ook onderdrukt, dat moet onze mentaliteit zijn. Als het huidige harde manier van regeren en onderdrukken doorgaat is de kans groot dat andere groepen de volgende slachtoffers worden van het systeem.’

U heeft de huidige situatie in Turkije ‘een tijdperk van fascisme’ genoemd. Wat voor fascistische elementen ziet u terug in het Turkije van Erdogan?
‘Eén van de belangrijkste kenmerken van fascisme is dat het alle controlemechanismen van de samenleving uitschakelt. De onderdrukking wordt dermate groot dat afwijkende geluiden niet meer hoorbaar zijn. Het enige dat telt is de wil van de leider. We zien dat nu heel duidelijk terug in de Turkse media. Ik heb het niet eens over kritische kranten die worden gesloten, journalisten die worden gearresteerd of vermoord. Ook van de mainstream media wordt ‘eensgezindheid’ verwacht en worden zelfs nuanceverschillen niet getolereerd. De eens zo actieve en levendige Turkse universiteiten zijn ook monddood gemaakt. Een ander kenmerk van fascistische regimes is perceptiemanagement. De Turkse staat doet aan perceptiemanagement om het volk in een bepaalde richting te mobiliseren. Op bijna alle vlakken is de greep van de staat zichtbaar waardoor mensen nauwelijks beweegruimte hebben. Turkije zit in een fascistisch tijdperk.’

Toch lees ik heel vaak dat u de hoop voor een betere toekomst niet heeft opgegeven. U denkt dat Turkije uiteindelijk de misdaden onder ogen gaat zien, dat mensen gezamenlijk verantwoordelijkheid gaan dragen voor het verleden en ze zich daarvoor gaan schamen. Komt er een tijd dat het Turkse volk spijt krijgt van wat er de afgelopen jaren is gebeurd met tegenstanders?
‘Absoluut. Zolang we de strijd blijven voeren voor rechtvaardigheid is dat onontkoombaar. Misschien zal het niet op korte termijn lukken, maar uiteindelijk zullen velen in Turkije tot de conclusie komen dat wat we de afgelopen jaren hebben meegemaakt niet door de beugel kon. Zonder onder druk gezet te worden, zonder te strijden en zonder te falen, zul je niets bereiken voor anderen. Het heeft decennia gekost voordat men in Argentinië, Chili en Guatemala de misdaden aan de kaak kon stellen. In Turkije zal wellicht ook eerst vijftig jaar moeten verstrijken voordat mensen gaan zeggen ‘wat hebben we in godsnaam gedaan’. Velen gaan zich diep schamen voor hun daden. Tot die tijd is het de taak van iedereen, maar vooral van mensenrechtenverdedigers, om de misdaden te documenteren en zichtbaar te maken voor het groter publiek. We moeten er alles aan doen om het volk ervan te weerhouden een partner in crime te worden van het regime. Zoals Hannah Arendt (1906-1975, red.) zei over de banaliteit van het kwaad: het is heel simpel om slecht te zijn. Zelfs als je alleen orders opvolgt, kan je het kwaad dienen. Handelen op bevel is dan ook geen excuus, ook niet voor Turken die vandaag schendingen begaan in opdracht van hun leiders.’

Trump is op ramkoers

0

Met het ontslag van Rex Tillerson als minister van Buitenlandse Zaken en Herbert McMaster als Nationale Veiligheidsadviseur plaatst de Amerikaanse president Donald Trump zich voor grote diplomatieke problemen. De afgelopen jaren is het budget en de bemensing van het State Department aanzienlijk verlaagd. Het gebrek aan ervaren diplomaten en de zwakke positie van Tillerson zorgden al voor een sterk minder zichtbaar en invloedrijk ministerie. Vele diplomaten verlieten voortijdig het pand om elders hun heil te zoeken. Hoewel Tillerson geen sterke minister was, gold hij wel als één van de weinigen die het met Trump oneens durfde te zijn over de aanpak van de kwesties Noord-Korea en Iran. Ook McMaster was het regelmatig oneens met Trump. Zo vond hij dat de nucleaire Iran-deal onaangetast diende te blijven en was hij een voorstander van troepenuitbreiding in Afghanistan, iets waarvan Trump aanvankelijk niets moest weten. Zowel Tillerson als McMaster lieten daarbij hun ergernis over de standpunten van hun hoogste baas blijken. Tillerson deed dat weliswaar in kleine kring, maar die uitspraken kwamen niettemin naar buiten en dus ook ter ore van Trump.

De eminente generaal en militair historicus McMaster – die nota bene gepromoveerd was op een dissertatie waarin hij stelde dat Amerikaanse generaals tijdens de Vietnam-oorlog meer tegen hun presidenten in het verweer hadden moeten komen – sloeg tijdens zijn presidentiële briefings vaak een belerende toon aan, waaraan Trump zich mateloos kon ergeren. Dat McMaster met steun van minister van Defensie Jim Mattis uiteindelijk toch gedaan kreeg dat Trump meer troepen naar Afghanistan steunde, werd hem door meerdere leden van Trumps staf ernstig kwalijk genomen. Het lijkt er op dat zowel Tillerson als McMaster hun congé mede hebben kregen, vanwege de wijze waarop zij zich kritisch uitlieten over de internationale standpunten van Trump. Daarmee blijft de voormalige generaal der mariniers Mattis als enige over om Trump te weerhouden van al te drastische stappen in de buitenlandse politiek. Hoewel Mattis vaak op één lijn zat met Tillerson en McMaster, was en is hij in het uiten van kritiek een stuk diplomatieker dan zijn voormalige collega’s. Blijkbaar weet hij Trump soms op andere gedachten te brengen zonder hem voor het hoofd te stoten, hetgeen gelet op de dunne huid van Trump een knappe prestatie is. Maar zonder zijn bondgenoten Tillerson en McMaster dreigt voor Mattis nu wel het isolement. Hij zal op zijn tenen moeten lopen.

Dat nu de haviken Mike Pompeo en John Bolton voorzien zijn als opvolgers van respectievelijk Tillerson en McMaster op een moment dat drie zeer gevoelige en riskante dossiers – Rusland, Iran, Noord-Korea – op tafel liggen, is uiterst ongelukkig. Alle drie de dossiers houden namelijk, indien niet goed behandeld, een escalatierisico in met uiteindelijk zelfs een gewapend conflict tot gevolg. Het gebrek aan goede, ervaren diplomaten bij het State Department om deze dossiers te beheren, te behandelen en vooroverleg te voeren met de betrokken partijen, maakt de zaak er niet rooskleuriger op. Op dit moment is de Amerikaanse regering uitermate slecht geëquipeerd om deze zeer riskante kwesties goed af te handelen. Alleen al om die reden kan Trump een gebrek aan strategisch inzicht en leiderschap worden verweten.

Pompeo is net als Trump een verklaard tegenstander van de Iran-deal. Als directeur van de CIA noemde hij Iran in één adem met IS en suggereerde ook dat het land met al-Qaeda onder één hoedje speelt. Ook vond hij dat Iraanse bedrijven verhinderd zouden moeten worden internationaal zaken te doen. Hij stelde daarnaast letterlijk dat hij er naar uitzag de overeenkomst met Iran terug te draaien. De kans is dus levensgroot aanwezig dat hij Trump zal adviseren zich uit de nucleaire overeenkomst met Iran terug te trekken, als Trump zich in mei weer moet uitspreken over het al dan niet voortzetten van de deal. Pompeo is er voorts van overtuigd dat de Russen wel degelijk hebben geprobeerd de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden, maar stelt daarnaast dat er niets is gebleken van een geslaagde poging tot het beïnvloeden van stemgedrag. Hij blijft Rusland echter wel zien als een gevaar voor de westerse wereld. Het uitwijzen van zestig Russische diplomaten als vergelding voor de gifaanval op de voormalige Russische spion Sergei Skripal zal zijn goedkeuring zeker kunnen wegdragen. Wat betreft Noord-Korea heeft Pompeo onlangs nog aangegeven dat de insteek voor de onderhandelingen met Kim Jong-un de totale, verifieerbare denuclearisatie van dat land zal moeten zijn. Zolang dat niet het geval is, zal volgens hem de sanctiedruk op het land in stand moeten blijven. Het is zeer de vraag of de Noord-Koreaanse dictator zich daartoe zal laten dwingen.

Bolton heeft gewerkt als Amerikaans ambassadeur van de regering van George W. Bush bij de Verenigde Naties. In 2003 was hij een fervent voorstander van de aanval op Irak en is dat tot op de dag van vandaag blijven verdedigen. Daarmee verschilt hij van inzicht met Trump, die een verklaard tegenstander van de oorlog in Irak was en is. Voorts heeft Bolton in het verleden meerdere malen aangedrongen op het bombarderen van de nucleaire installaties in Iran en Noord-Korea. Daarnaast is hij, net als Trump, niet overtuigd van het feit dat Rusland heeft geprobeerd de Amerikaanse verkiezingen te beïnvloeden. Ondanks het feit dat Bolton recent verklaarde dat zijn vroegere uitspraken achter hem liggen en dat wat nu telt de mening van de president is, zullen zijn adviezen aan Trump de positie van Iran en Noord-Korea er niet makkelijker op maken.

Blijft over Mattis, de stoïcijnse krijgsman met duidelijk diplomatieke gaven. Hij heeft meerdere malen aangegeven dat hij weliswaar niet gelukkig is met de Iran-deal, maar dat het tenminste tot uitstel leidt van een Iraanse nucleaire capaciteit en dat de deal om die reden niet zou moeten worden opgezegd. Voorts is hij een verklaard tegenstander van welke militaire optie tegen Noord-Korea dan ook, wijzend op de desastreuze gevolgen voor de regio en de wereld. Wat Rusland betreft volgt hij de NAVO-lijn, waarin Rusland in toenemende mate als agressor wordt gezien. Hij stelt ook zeer duidelijk dat één lijn moet worden getrokken met de NAVO-bondgenoten. Daarin wijkt hij duidelijk af van Trump.

Maar de lakmoesproef voor de nieuwe samenstelling van de veiligheidsautoriteiten van de regering Trump wordt de komende weken gevormd door de onderhandelingen met Noord-Korea en het besluit over de voortzetting van de nucleaire overeenkomst met Iran. Het feit dat nu drie heethoofden – Trump, Pompeo, Bolton – voor harde aanpak van Noord-Korea en Iran zijn, terwijl daar tegenover slechts één oude, wijze generaal – Mattis – staat als minister van Defensie die een gematigder koers voorstaat, maakt de wereld er niet veiliger op. Het is te hopen dat Mattis zijn invloed kan doen gelden, maar daarvoor is het van belang dat Pompeo en Bolton in hun nieuwe hoedanigheid hun toon en adviezen aan de president matigen. En wat Trump met die adviezen doet? Dat is niet absoluut te voorspellen.

‘Ze hebben ons land ingepikt en ons tot slaaf gemaakt’

2
Surinaams-indiaanse Nederlanders willen dat het Nederlandse parlement de moorden op de indianen in Suriname erkent als genocide. De Kanttekening sprak twee Surinaams-indiaanse Nederlanders en publicist Serv Wiemers. ‘We willen daarover een brief aan de Tweede Kamer sturen.’

Inge Pierre (48) en Dorethy Sabajo (46) zijn Surinaams-indiaanse Nederlanders. Ze wonen allebei in Amsterdam. Pierre schat dat er in onze hoofdstad zo’n vijftienduizend Surinaams-indiaanse Nederlanders wonen. ‘Maar hoeveel precies, dat weten we niet. De gemeente heeft ons nooit geteld.’ Pierre woont sinds haar dertiende in Nederland. ‘Ik emigreerde, omdat er in Nederland meer kansen zijn om te studeren. Ik heb enkele jaren rechten gestudeerd.’ Sabajo is op haar achttiende naar Nederland vertrokken. Ze vluchtte vanwege de Binnenlandse Oorlog. ‘Het was voor onze familie niet meer veilig daar.’

Twee werelden
Pierre is sinds 2013 voorzitter van de Stichting Kaikoesie, die zich inzet voor de rechten van Surinaamse indianen. Ze groeide op in haar familiedorp, Pierre Kondre, in de binnenlanden van Suriname. Haar ouders waren onderwijzers en werden overal in het land uitgezonden. ‘Ze kozen vooral voor de inheemse dorpen, om aan indiaanse kinderen les te geven.’ Pierre werd opgevoed door haar grootouders en had een onbezorgde jeugd, waar ze met enige nostalgie aan terugdenkt. ‘We gingen zwemmen in de rivier en hadden heel veel feesten. Mijn grootvader ging jagen en vissen om voor eten te zorgen. Ons basisvoedsel was de cassavewortel, die gebruikt werd voor de soep, en we dronken de drank kasiri. Elke familie had een eigen stukje grond, maar we hielpen elkaar als gemeenschap om het stukje grond te verbouwen.’

Sabajo komt uit Bernhard-dorp, vernoemd naar Prins Bernhard (1911-2004). Het dorp ligt vlakbij Paramaribo. ‘Het dorp is erg verwesterd. Tegenwoordig lopen kinderen daar met mobiele telefoons rond en tablets, maar toen ik jong was moesten we zelf ons speelgoed maken. Je hebt geen luxe nodig om gelukkig te zijn.’ Indianen leven volgens Sabajo vaak in twee werelden. ‘Ze hebben een baan in de grote stad, maar hebben daarnaast nog steeds hun eigen stukje grond en gaan soms op jacht.’

De indianen in Suriname spreken al jaren niet meer hun eigen taal, maar Nederlands. ‘We moesten als kinderen goed Nederlands spreken, anders kreeg je straf’, zegt Pierre. ‘De eigen indiaanse identiteit zat vooral in rituelen.’ Pierre en Sabajo werden, toen ze ongesteld werden, met een overgangsritueel vrouw. Sabajo moest ook de mierenproef ondergaan. ‘Ik werd met kasiri ingesmeerd en vervolgens werden er enkele yuku-mieren op mij losgelaten, die mij gingen prikken. Daarna werd ik schoongewassen, kreeg ik een cadeautje en mocht ik feesten met de volwassen.’

Naar Nederland
Begin jaren tachtig emigreerde Pierre naar Nederland. ‘Omdat hier meer kansen waren. Het meest opvallende in mijn nieuwe vaderland was het lawaai. Het is hier nooit stil. Auto’s, bussen, de tram, enzovoorts. Het was net een machine. In Suriname was het altijd heel stil. We woonden in een afgelegen dorp, maar maakten ook niet veel lawaai. Dat mocht niet van mijn grootvader. Indianen mochten niet opvallen, moesten onzichtbaar zijn. Anders zouden we de dieren en de waterwezens storen. Het had daarnaast ook te maken met de koloniale tijd. We waren altijd op onze hoede.’ Als westerse toeristen haar dorp bezochten moesten alle kinderen zich verstoppen. ‘Onze families vreesden dat de kinderen anders meegenomen zouden worden. Die toeristen hadden geen slechte bedoelingen hoor. Kinderen hadden geen kleren aan en ze dachten dat wij heel arm en zielig waren. Maar dat viel wel mee. We hadden het goed. En we hadden ook een televisie in ons dorp.’

Pierre voelt zich thuis in Nederland, maar heeft soms wel last van heimwee. ‘Ik heb me aangepast, maar soms wil ik graag terug. Ik mis vooral de rust. De luxe in Nederland is wel fijn, maar er wordt te weinig gedacht aan het milieu. Auto’s maken niet alleen veel lawaai, maar zorgen ook voor veel vuiligheid. De balans tussen natuur en mens is doorgeslagen in de moderne wereld. De natuur delft het onderspit.’

In tegenstelling tot Pierre emigreerde Sabajo niet uit vrije wil naar ons land. Ze moest vluchten vanwege de Binnenlandse Oorlog. Het Nationale Leger van Desi Bouterse vocht tussen 1986 en 1992 tegen het rebellenleger van Ronnie Brunswijk, het zogenoemde Jungle-commando. Sabajo: ‘Bouterse maakte de indianen bang en zei dat ze zich moesten verdedigen tegen het Jungle-commando. Ook beloofde Bouterse dat hij de landrechten van de indianen zou respecteren.’

De indianen werden echter voor de gek gehouden. ‘Mijn oom kreeg in de gaten dat de indianen werden gebruikt. Hij trok zich daarom terug uit de regeringsgezinde Tukayana-militie en kwam in opstand tegen Bouterse. Dat duurde dit niet lang. Hij en zijn medestanders werden door het Nationale Leger opgejaagd en gevangengenomen. Ze werden daarna gemarteld en uit de weg geruimd. We weten nog steeds niet precies wat er gebeurd is, maar volgens de geruchten zijn ze met kettingzagen vermoord.’ Sabajo moest uiteindelijk vluchten, omdat haar moeder de leider was van een groep demonstranten, bekend als de ‘Boze Moeders’, die in Paramaribo protesteerden tegen de verdwijning van hun zonen. ‘Het was niet meer veilig voor ons. Mijn moeder werd bedreigd, omdat ze zich durfde uit te spreken. We zijn halsoverkop naar Nederland gevlucht.’

Genocide
Pierre en Sabajo willen graag dat hun gemeenschap beter in kaart wordt gebracht, zodat ze zich beter kunnen emanciperen als groep. Pierre: ‘Het nadeel is dat we als groep heel onzichtbaar zijn. Spaanstalige indianen, die opkomen voor de rechten van indianen in Peru en Bolivia, zijn veel mondiger. Maar dat komt misschien ook wel omdat ze een veel grotere groep vertegenwoordigen. In Suriname wonen tussen de vijfentwintigduizend en dertigduizend indianen.’ Sabajo: ‘Veel indianen zijn naar Frans Guyana gevlucht, vanwege de Binnenlandse Oorlog.’

In de koloniale tijd zijn als gevolg van moord en ziekte ook veel indianen omgekomen. Pierre: ‘In 1593, bijna honderd jaar na Columbus (1451-1506, red.), kwamen de Portugezen als eerste in Suriname aan. Ze hebben ons land ingepikt en ons tot slaaf gemaakt. Later kwamen er ook zwarte slaven, vanuit Afrika, die op de plantages moesten werken. De Nederlanders kregen Suriname van de Engelsen in ruil voor Nieuw-Amsterdam, het huidige New York. Gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck (1637-1699, red.) sloot in 1686 met de indianen een vredesverdrag, waarin werd afgesproken dat indianen geen slaaf meer mochten worden. Maar Van Sommelsdijck hield zich niet aan het verdrag en moordde veel dorpen uit. Hetzelfde wat Jan Pieterszoon Coen (1587-1629, red.) in Indonesië deed met de Banda-bevolking.’ Pierre wil graag dat het Nederlandse parlement de genocide op de indianen erkent, net zoals ze de Armeense genocide (1915-1923) heeft erkend. ‘We willen daarover een brief aan de Tweede Kamer sturen. In het Nederlandse geschiedenisonderwijs moet aandacht geschonken worden aan deze zwarte bladzijde.’

Kun je wat de indianen is overkomen wel genocide noemen? Historicus Peter Cozzens, die het boek De aarde huilt: de strijd van de indianen om West-Amerika 1866-1891 (2017) schreef, ontkent dat er sprake was van genocide. Serv Wiemers (50), oud-diplomaat (in Peking, 2000-2005) en publicist, is het daar niet mee eens. Wiemers, auteur van onder meer de boeken Op pad voor democratie, Nederlandse waarnemers bij buitenlandse verkiezingen (1998) en De inhaal-Chinees: portretten van trendsetters in China (2006), schrijft onder meer over mensenrechten en inheemse volken. ‘Het is feitelijk genocide, gepleegd door de machthebbers uit Europa. Vanaf dag één van de kolonisatie van Amerika is de stoomwals uitgerold. De indianen zijn op grote schaal afgeslacht. Hele dorpen zijn uitgemoord. Ook door de Nederlanders in hun kolonie Nieuw-Amsterdam. In Noord-Amerika zijn grote groepen indianen gedeporteerd. Zo zijn indianen van de oostkant naar de westkant van de Mississippi verjaagd. Tijdens deze barre tocht, the trail of tears, zijn naar schatting zo’n vierduizend doden gevallen. Ook hebben de Europeanen bewust besmettelijke ziekten verspreid en is de bizon uitgemoord, om de indianen op de prairies op de knieën te krijgen.’

Maar het doel van de Europeanen was toch niet om alle indianen uit te moorden? Wiemers: ‘Genocide betekent niet dat iedereen moet worden uitgeroeid, maar dat een bevolkingsgroep feitelijk moet verdwijnen. Dat is ook gebeurd. Dankzij moord en ziektes is circa negentig procent van de indianen omgekomen. Er zijn echt heel veel voorbeelden van moordpartijen, van het bewust uitschakelen van de bevolkingsgroep door middel van sterilisatie. En dan heb je ook nog culturele genocide, het verbod op het spreken van de indiaanse talen. Niet voor niets heeft Adolf Hitler (1889-1945, red.) de massamoord op indianen gebruikt als inspiratie voor de Holocaust (1941-1945, red.).’

Geschiedenislessen
Wiemers raakt al vroeg gefascineerd door het lot van de indianen. ‘Toen ik heel jong was zag ik op de televisie Amerikaanse indianen protesteren. Dat vond ik als kind heel bijzonder. Er bestonden nog steeds indianen. En ze streden ergens voor. Ik heb mijn scriptie voor internationaal recht ook over de indianen geschreven.’

Wat is dan hun boodschap, wat kunnen we van indianen leren volgens Wiemers? ‘In onze westerse, christelijke samenleving staat de mens aan de top van de piramide, boven de dieren. De indiaanse filosofie is heel anders. Ze geloven dat alles wat beweegt een geest heeft. Dieren en planten, maar ook de wind. Alles wat leeft en beweegt moet met elkaar harmonie zijn. Volgens de indianen is de schepping dankzij milieuvervuiling uit balans geraakt. Daarom protesteren ze in Amerika tegen een oliepijpleiding in hun gebied en tegen genetisch gemodificeerde gewassen. Indianen zijn op een diepere manier bewust van onze natuur. Milieuvervuiling doet hen pijn. Natuurrampen gebeuren niet zomaar. De natuur protesteert tegen wat de mensen allemaal aanrichten.’

‘Nederland is geen bacovenwinkel’

0
‘Dit is Nederland. Wil je snel je Nederlands paspoort, dan moet je je aan de regels houden.’

De Surinaamse Maureen Ronde zorgde onlangs voor ophef door de Nederlandse inburgeringscursus te weigeren. Ronde volgde in haar jeugd de lagere school in Nederland. Toen Suriname in 1975 onafhankelijk werd, emigreerde ze naar haar geboorteland. Twee jaar geleden kwam ze terug. Ze vroeg een Nederlands paspoort aan. De Immigratie- en Naturalisatiedienst vroeg haar om een inburgeringscursus te doen. Ronde weigert dat. Ze zei in een interview met de Telegraaf ‘Turken die de taal helemaal niet spreken, krijgen wél een vrijstelling’. Niet alleen Turken, ook Zwitsers en mensen van binnen de Europese Unie hoeven geen inburgeringstraject te doorlopen. Voor de rest van de wereld geldt die verplichting wel.

De Kanttekening sprak daarover Ivar Noordenbos, woordvoerder van minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VVD-Tweede Kamerlid Bente Becker, Bij1-kandidaat bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen So Roustayar en Jonathan Bikker, curator van het Rijksmuseum, die ook verplicht moest inburgeren.

Bacovenwinkel
Op de website van de Surinaams-Nederlandse krant Waterkant leidt het onderwerp tot verhitte discussies. Ene Pakiratigri schrijft: ‘Het is goed als Surinamers voor zichzelf opkomen. Van Nederlanders hoef je niet veel te verwachten. Waren zij ooit niet degenen die slavenhandel tot een hobby maakten? En nu willen ze eisen stellen?’ Ene Sari Tori ziet het juist anders: ‘Dit is Nederland. Wil je snel je Nederlands paspoort, dan moet je je aan de regels houden. Nederland is geen bacovenwinkel (Surinaams voor bananenwinkel of warwinkel, red.). Op je droge reet zitten en vruchten werpen dat gaat mooi niet.’

Eeuwenlange relatie
Noordenbos verdedigt de inburgeringscursus voor Surinamers. ‘Het gaat niet alleen om taal’, zegt hij. ‘Het gaat ook om het leren kennen van de arbeidsmarkt, om maar iets te noemen. Los daarvan bestaat er voor Suriname wel degelijk een mildere behandeling. Dat komt door de eeuwenlange relatie van Nederland met dat land.’ Waarom is er dan niet een verdrag gesloten met Suriname om dit op te lossen? ‘Er is geen verdrag, maar wie in Suriname de middelbare school heeft afgemaakt met een voldoende Nederlandse taalvaardigheid, hoeft geen inburgeringsexamen te doen.’

De zaak van Ronde staat niet op zichzelf. In 2009 moest Bikker zihc melden voor een inburgeringstraject. Opmerkelijk, aangezien hij op dat moment bij het Rijksmuseum werkte als curator van zeventiende-eeuwse Hollandse meesters. Een Rembrandt-expert met Nederlanders ouders die opgroeide in Canada en voor zijn studie Nederlands had geleerd moest zich ondanks een indrukwekkend curriculum vitae tóch melden. Hij liet het er niet bij zitten, maar hoe de hoorzitting over zijn lot afliep weet hij negen jaar na dato nog niet. ‘Ik heb er nooit meer iets van gehoord’, laat hij weten. Hij werkt nog altijd op dezelfde plek.

Geen uitzonderingen
Integratie is nooit ver weg van de politieke agenda. Hoe kijkt regeringspartij VVD, tevens de grootste van het land, naar deze specifieke kwestie? ‘Ongeacht een verdrag dat Turkse Nederlanders uitzondert van de verplichting inburgeringsexamen te doen verwacht de VVD dat iemand die naar Nederland komt zich inspant om mee te doen’, zegt Decker. ‘Integratie is voor alle nieuwkomers even belangrijk, dat geldt ook voor Surinamers.’ De partij zegt sowieso te willen voorkomen dat conflicten en onvrijheden uit het thuisland naar Nederland worden geïmporteerd. ‘Daardoor integreren mensen onvoldoende. Dat risico bestaat bijvoorbeeld als moskeeën onder aansturing staan van de Turkse overheid, die vervolgens dicteert wat mensen van Turkse komaf hier zouden moeten doen en vinden.’ Eerder deze week is een motie van de VVD, waarin transparantie bij de financiering van moskeeën wordt geëist, aangenomen.

Gelijke monniken, gelijke kappen
Roustayar ziet inburgeringscursussen sowieso niet zitten. Roustayar wijst op het gedeelde verleden van Nederland met landen als Suriname en Turkije. ‘Surinaamse Nederlanders zijn Nederlanders en dus onderdeel van de samenleving, net als Turkse Nederlanders. Beide landen hebben een geschiedenis met Nederland, die amper terugkomt in het onderwijs.’ Er zit nog een andere kant aan inburgeringscursussen, vindt Roustayar. ‘Met het beleid waarbij Surinamers wel en Turken niet een cursus moeten volgen, zet je groepen tegen elkaar op.’ Bovendien pleit de Bij1-kandidaat voor gelijke monniken, gelijke kappen. ‘Wanneer de overheid vindt dat men bepaalde regels en wetten of enige kennis over Nederland zou moeten verkrijgen, dan zou Bij1 graag zien dat we dat doortrekken naar iedereen. Dus ook EU-ingezetenen.’

Waarom hoeven Turken niet in te burgeren?
In 2011 besliste de Centrale Raad van Beroep dat Turkse Nederlanders niet verplicht kunnen worden een inburgeringscursus te volgen. De uitspraak volgde op een overeenkomst tussen Turkije en de EU, die al in de jaren zestig werd gesloten. Dat om naar Europa migrerende Turken niet te belemmeren bij het vinden van werk. Het associatierecht bepaalt bovendien dat Turken die in Nederland wonen niet slechter behandeld mogen worden dan Europeanen. Sinds 1973 zijn er geen nieuwe regels toegevoegd aan de bepaling, waardoor een inburgeringsexamen voor Turken niet van toepassing is.

Nida is niet links maar link

1
In zijn column van 17 maart bekritiseert hoogleraar Thijl Sunier het klappen van het ‘links’ verbond, tussen de Rotterdamse afdelingen van PvdA, GroenLinks, SP en Nida, in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart. ‘Kennelijk had de propagandamachine van de Israël-lobby, daarbij geholpen door het CIDI en de politieke vrienden van Benjamin Netanyahu, haar werk gedaan’, betoogt Sunier. Hanna Luden, directeur van het CIDI, reageert in deze gastcolumn op Sunier.

GASTCOLUMN | DOOR: HANNA LUDEN (directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël)

Polen, honderd jaar geleden. Joden mochten voor het eerst in de geschiedenis zich kandideren voor verkiezingen. Het ging om de gemeenteraadsverkiezingen van Warschau. Jiddische kranten van die tijd, veilig opgeborgen bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, getuigen van een groot dilemma: met wie een ‘front’ vormen in de verkiezingen? Met alle Joden, dus inclusief de Joodse huisbazen die het arme Joodse proletariaat uitbuiten? Of met collega Poolse arbeiders om samen de klassenstrijd te voeren? Terecht werd voor het laatste gekozen. De in het archief bewaarde kranten getuigen van veel solidariteit met de Socialistische Internationale, maar ook van het worstelen met ‘Joodse’ vragen, zoals de rol van religie, Joodse solidariteit tegen antisemitisme (ook bij de Poolse sociaaldemocratische partij), vrouwenemancipatie en culturele emancipatie.

De afgelopen honderd jaar is er veel gebeurd. De sociaaldemocratie heeft zo veel bereikt dat het in sommige kringen – onterecht – inmiddels als overbodig wordt gezien. Andere vormen van socialisme, het communisme voorop, hebben de begrippen ‘socialisme’ of ‘links’ een slechte naam bezorgd. In sommige kringen zijn deze termen verworden tot scheldwoorden. En het huidige politieke klimaat raakt steeds meer gepolariseerd. De inhoud van het programma doet er nauwelijks nog toe, je lijkt bij een ‘kamp’ te moeten horen. Zo zijn er ouderenpartijen bijgekomen, alsof ouderen geen kinderen en kleinkinderen hebben en er geen belangenverschil is tussen vermogende ouderen met hoog pensioen en ouderen die slechts AOW hebben.

Zo zijn er ook ‘minderhedenpartijen’ bijgekomen, wier bestaansrecht vooral het zich afzetten tegen ‘de anderen’ lijkt te zijn. Deze ‘minderhedenpartijen’ zijn zo sektarisch dat ze ook elkaar bevechten. Beschuldigingen van racisme lijkt hun bestaansrecht te worden. Zie bijvoorbeeld Denk, waarvan de twee kopstukken eerst lid waren van de PvdA, maar gaandeweg zichzelf meer en meer lieten zien als ideologische verwanten van de zeker niet linkse en duidelijk autoritaire, anti-democratische Turkse leider Erdogan. Net als andere populistische partijen in Nederland, is hun programma een mix van sympathie voor conservatief-religieuze tot zelfs antidemocratische ideeën en de linkse wens om de schatkist aan bepaalde groepen open te stellen. En Nida, ‘islam geïnspireerd’, ontpopt zich als geestverwant van Hamas, een moslimfundamentalistische terreurorganisatie die de vrijheid van meningsuiting en rechten van minderheden, vrouwen en LHBT’ers vertrapt, zelfs hun levens zijn niet zeker.

De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat vooroordelen menselijk zijn, dat ieder van ons er in mindere of meerdere mate aan lijdt. Maar waar de meesten van ons proberen in dialoog tegenstellingen te overbruggen, maken Denk, PVV, Nida, FvD en andere partijen daar hun selling point van. PVV en FvD zijn anti-moslim. Denk is anti-Israël en passant ook antisemitisch, anti-Armeens en anti-Koerdisch.

De zogenaamd ‘linkse’ partij Nida heeft duidelijke links met Hamas, die gesteund wordt door Turkije, Qatar en Iran, bepaald geen linkse regimes. Evenmin als de inspiratiebron van Hamas, de Moslimbroederschap. Net zoals de PVV ‘de islam’ gebruikt om haar kiezers te mobiliseren tegen een externe vijand, gebruikt Nida ‘de zionisten’ voor hetzelfde doel en schuwt daarbij geen enkel populistisch middel. Nida is opvallend selectief. De diepe solidariteit die Nida voelt met de Palestijnen valt nergens te bespeuren met andere groepen in hetzelfde gebied, de Houthi’s, de druzen, de Koerden, de Rif-Berbers en ga zo maar door. De felle kritiek van Nida op de staat Israël staat in schril contrast met het geheel ontbreken van kritiek op andere autoritaire regimes in de regio. Nee, een linkse partij is Nida niet. Linke kanten heeft de partij wel. Dat bleek ook uit de ophitsende, haatzaaiende, misleidende IS-Israël-tweet van de partij. Buitengewoon zorgelijk is dat zulke tweets nu ook steun krijgen uit academische hoek.

Ik citeer uit de column van 17 maart jongstleden in deze krant van antropoloog Thijl Sunier, hoogleraar Islam in Europese Samenlevingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam, die het eens is met Nida: ‘Aanleiding (voor de IS-Israël-tweet van Nida, red.) was de aanval op Gaza door het Israëlische leger waarbij aan Palestijnse zijde ruim tweeduizend doden vielen, onder wie veel kinderen. Ordinaire terreur dus, net als de praktijken van IS, maar zoals gebruikelijk keken de vrienden van Israël in het Westen de andere kant op. Het ging immers om ‘gerechtvaardigde zelfverdediging’ door Israël.’ De heer Sunier vergeet hier voor het gemak dat Hamas de eigen bevolking in Gaza als menselijk schild gebruikte door schietinstallaties in scholen, ziekenhuizen en woonwijken te plaatsen, dat Hamas open en bloot beweert dat ‘de moslims’ dit offer moeten brengen voor de bevrijding van Palestina met als ultieme doel het vernietigen van de Joodse staat.

Sunier: ‘De gewraakte tweet van Nida was geen diepgaande analyse, dat kan ook niet in een tweet, maar was bedoeld om het meten met twee maten aan de kaak te stellen en verontwaardiging te laten horen over het zionistische geweld in Gaza.’ De korte tweet was zeker niet diepgaand. Wel ophitsend. De tweet had bovendien een bijlage: een tekst die Israël met meer ‘diepgang’ vergelijkt met IS. Samengevat: Israël is een vreemd lichaam in het gebied en heeft dus geen recht van bestaan. Dat is het voornaamste argument van bijvoorbeeld Iran, Hezbollah en Hamas.

Kritiek op Israël mag, het bestaansrecht van Israël ontkennen is gevaarlijk, haatzaaiend en onaanvaardbaar. Ik kan me niet voorstellen dat een islamexpert dit verschil over het hoofd ziet. ‘Diep en diep triest dat niemand van de journalistiek zich afvroeg of die vergelijking tussen IS en Israël misschien niet heel terecht is’, schrijft Sunier. Ik zou zeggen: diep en diep triest dat zelfs een specialist in de islam het verschil niet ziet. De dood van zo veel mensen in Gaza is zeer te betreuren, terecht dat dit kritische vragen oproept. Die vragen werden en worden ook in Israël voortdurend gesteld en onderzocht. Kritiek is niet uitgebleven en er zijn lessen getrokken. Vergelijk dat met de acties van de NAVO en de Verenigde Staten in Syrië of Afghanistan of die van Rusland en Turkije. De vergelijking tussen IS en Israël gaat aan alle kanten mank. Het doel van IS is zo veel mogelijk slachtoffers maken terwijl Israël dat juist probeert te vermijden door de bevolking te waarschuwen. De populistische kritiek op Israël helpt niet om de oplossing van het conflict tussen Israël en de Palestijnen dichterbij te brengen. Een belangrijke bron van de ellende is juist de ontkenning van het bestaansrecht van Israël, zolang de Palestijnen en hun supporters, zoals Sunier en Nida, dat recht niet erkennen, is er geen enkele kans op een oplossing voor het conflict.

Ondertussen sluit men de ogen voor wat zich momenteel in Syrië en Libanon voltrekt. IS en andere soortgelijke terreurgroepen zetten in Syrië op grote schaal burgers in als menselijk schild. Als Israëls vrees bewaarheid wordt, dan zal ook Hezbollah binnenkort dezelfde tactieken gebruiken in een oorlog tegen Israël. Hezbollah heeft een groot wapen- en rakettenarsenaal opgesteld in dorpen in Zuid-Libanon. Bij een eventuele oorlog zal het aantal burgerslachtoffers dan ook hoog worden en dan zal de wereld niet meer kunnen doen dan machteloos toekijken en verontwaardigd zijn. Ingrijpen moet nu! In plaats daarvan wordt er weggekeken of wordt er zelfs steun betuigd aan partijen als Hezbollah, door Nida, maar ook door enkele Nederlandse en westerse kenners van het gebied. Dat is niet alleen onbegrijpelijk, het is zeer gevaarlijk.

‘Ze zijn niet genoeg geïntegreerd in de buurt’

0
‘Surinamers en Antillianen hebben meer vertrouwen in iemand uit de eigen kring, iemand die weet wat er bij hen leeft.’

De politieke partij Denk presenteert zich als een multiculturele club voor iedereen. Toch hebben twaalf van de veertien lijsttrekkers die meededen aan de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen een Turkse achtergrond. Ook de kiezers van Denk blijken een stuk minder multicultureel en inclusief te zijn. Uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat de Denk-stemmers in de hoofdstad vooral bestaan uit Turkse Nederlanders. Uit onderzoeken naar het stemgedrag in andere steden komt hetzelfde beeld voren. Van Amsterdammers met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond kreeg de partij slechts zes procent van de stemmen. Hoe komt dat? En kan Denk dat veranderen? De Kanttekening ging op zoek naar antwoorden in de Amsterdamse wijk de Bijlmermeer.

Ballochtonen
‘Bent u politie?’, vraagt ‘Gino’ alias ‘Olijfveld’ argwanend. Samen met zijn maten hangt de Bijmer-bewoner wat rond bij buurthuis NoLimit. Deze Surinaams-Nederlandse ‘oude hangjongeren’ van een jaar of zestig verklaren dat ze vaak zonder reden door agenten worden weggestuurd en dat ze daarom wat terughoudend zijn met het geven van hun echte naam. ‘Vroeger gingen we nog wel eens naar binnen bij NoLimit toen het buurthuis nog Zuid-Oost heette. Sinds het nieuwe bestuur is de sfeer er helaas flink verpest. Je mag er niet luid praten en geen pils drinken. We zijn zwervende ouderen geworden’, oppert ‘Gino’. Zijn maten beamen dat. Ook met het gemeentebestuur van Amsterdam hebben de mannen weinig op. ‘Tuinji’ wijst erop dat het nabijgelegen winkelcentrum het enige in de buurt is zonder café. Volgens hem had de lokale politiek dan ook allang een ontmoetingsplek voor hen moeten regelen. ‘Ik stem helemaal niet meer, moet je kijken hoe we hier staan. Ze discrimineren ons op afkomst.’ ‘Gino’ stemt nog wel altijd op de PvdA, al weet hij zelf niet zo goed waarom. ‘Dat heb ik van huis uit meegekregen, ik ben ouderwets.’

Van Denk hebben de mannen wel gehoord, al hebben ze politici van de partij nog nooit in de Bijlmer gezien. ‘Ze zijn niet genoeg geïntegreerd in de buurt, ze hebben meer propaganda nodig’, oppert ‘Gino’. ‘Alsjeblieft niet!’, sputtert zijn vriend ‘Pico’ tegen. De man zegt de laatste tijd dood te zijn gegooid met politiek campagnemateriaal. ‘Gino’ denkt dat partijen als Denk kunnen helpen om ‘allochtonen’ een betere stem te geven in de gemeenteraad. ‘Wij zijn geen allochtonen, maar ballochtonen!’, zegt ‘Pico’ daarop terwijl hij in zijn kruis grijpt. Toch zeggen deze mannen dat ze eerder op Bij1 of Ubuntu zouden stemmen dan op Denk. Dat heeft volgens hen vooral te maken met de bekendheid van de kandidaten op die lijst. Met het Turkse karakter van Denk zeggen ze daarentegen geen probleem te hebben. ‘Zo denken wij hier niet’, zegt ‘Gino’.

Wakker geschud
De antwoorden van de mannen stroken met het beeld dat officier van het Leger des Heils Huub Stijvers heeft van de wijk. ‘Surinamers en Antillianen hebben meer vertrouwen in iemand uit de eigen kring, iemand die weet wat er bij hen leeft.’ Als voorbeeld daarvan noemt hij de orkaanramp die zich afspeelde op Sint Maarten. Die is, in tegenstelling tot de rest van Nederland, nog dagelijks gesprek van de dag in de Bijlmer. Dat Denk daardoor minder goed scoort vindt Stijvers dan ook niet meer dan logisch. Ook het beeld van de Surinaamse Nederlander die altijd automatische op de PvdA stemt komt de heilsofficier bekend voor. ‘Sommigen hebben geen directe politieke belangstelling, maar stemmen op partijen die passen bij de denkbeelden die ze hebben over die partij.’ Een andere groep is volgens Stijvers wel politiek actief. ‘Vooral de komst van Bij1 en Ubuntu heeft veel mensen in de Bijlmer sociaalmaatschappelijk wakker geschud.’ Of Denk daar in de Bijlmer ook in de toekomst van kan profiteren betwijfelt Stijvers. ‘Denk heeft toch meer de uitstraling dat ze voor een Turkse achterban opkomt.’

Denk en PVV
Helemaal aan de andere kant van Amsterdam in Osdorp eet Mohammed Younus een frietje bij TastyZ. Deze Pakistaanse Nederlander woont al sinds de jaren zeventig in Nederland en stemde tot voor kort altijd op de PvdA. Vanwege het zorgbeleid van die partij kiest Younus sinds enige tijd vooral voor D66 of de SP. ‘Je moet geen deurwaarders sturen naar zieke mensen om ze te plunderen.’ Op een partij als Denk zegt hij niet snel te zullen stemmen. Hij legt uit dat hij niets moet hebben van identiteitspolitiek en vergelijkt Denk met de PVV. ‘We moeten samen leven. We leven allemaal op Nederlandse bodem. We hebben partijen nodig die er voor iedereen zijn.’ Hij denkt wel dat Denk kan groeien. ‘Omdat Nederlanders in de media vaker in een hokje worden geduwd dan vroeger.’ Al geeft de man toe dat persoonlijke herinneringen niet altijd even betrouwbaar zijn. ‘Nederland is erg veranderd sinds de jaren zeventig. Zo ben ik veertig jaar ouder geworden.’

Bij het afhaalrestaurant twee panden verderop is Redoaun Younoissi eenzelfde mening toegedaan. De Marokkaanse Amsterdammer laat weten dat hij het te druk had met school om te stemmen, maar dat hij anders GroenLinks zou hebben gestemd. De jonge student zegt vooral gecharmeerd te zijn van het woningenbeleid van deze partij. Hij hekelt de manier waarop partijen als Denk zich richten op een specifieke doelgroep. Ook hij maakt al snel de vergelijking met de partij van Geert Wilders. ‘Net als de PVV hebben ze veel propaganda, maar weinig inhoud.’ Een Turkse partij vindt hij Denk daarentegen niet. Hij wijst op de nummer twee in de Tweede Kamerfractie van Denk, Farid Azarkan. ‘Hem zie ik wel als voorbeeld, omdat hij zo hoog in de partij zit.’

De context van een telefoonboek

0

Zoals bijna elke les, begonnen we ook vandaag weer met een spreekbeurt. Saai, al die spreekbeurten? Nee, het gaat altijd weer over wat anders. Het is leerzaam voor me, want het gaat vaak over dingen die de kinderen persoonlijk raken. Zo hield Soraya enige tijd geleden een spreekbeurt over de Filipijnen, waar ze vandaan komt. En Ravinder ging het vandaag hebben over het sikhisme. Ravinder is in Nederland geboren, maar zijn ouders komen uit India en bijna zijn hele familie woont daar nog. Hij is een sikh, wat je ook ziet aan zijn hoofdbedekking – met een soort kleine tulband houdt hij zijn haar bij elkaar. Sikhs mogen over hun hele lichaam hun haar niet afknippen. Ravinder heeft dus ook een baard, die hij overigens wel knipt.

‘Het sikhisme is het beste geloof in de wereld’, begon Ravinder. ‘Want het laat iedereen in zijn waarde en oordeelt niet. Het is het meest vredelievende geloof, totdat de moslims kwamen. Die probeerden ons geloof weg te krijgen en toen hebben we met z’n allen gevochten.’ Sikhisme in een notendop. De klas zat aandachtig te luisteren. Ravinder vertelde ook dat alle sikh-mannen Singh heten. ‘Nou, dat is dan een heel makkelijk telefoonboek’, zei ik. Een nogal old school-opmerking, gezien het feit dat het telefoonboek dit jaar voor het laatst verschijnt en veel van mijn leerlingen waarschijnlijk nog nooit van hun leven een telefoonboek hebben gezien. Ik snap dat het onzin is om nog langer een telefoonboek te maken als je alles in no time op internet kunt opzoeken. Maar ik realiseerde me dat daarmee eigenlijk ook iets anders verdwijnt: in een telefoonboek zie je het totaalplaatje; zoek je op internet iets op dan vind je alleen wat je zoekt en zie je niet hoe wat je zoekt is ingebed in een context. In een telefoonboek zou je zien dat Singh een nogal veelvoorkomende naam is – zacht uitgedrukt, als je gericht op naam zoekt op internet, dan zie je die context niet. Ravinder kreeg een unanieme negen van de klas.

Nu we al enigszins naar het eind van het jaar toe gaan wordt steeds duidelijker wie het schooljaar met goede resultaten zal afsluiten en wie niet. Een aantal leerlingen hoort eigenlijk niet in mijn klas, maar eerder op de havo of misschien zelfs het vwo. Maar achtergrond speelt vaak een rol bij het inschatten van het niveau van het kind. In bepaalde milieus is havo absoluut geen optie, omdat er toch minstens naar het atheneum gegaan moet worden, of de kinderen dat nou kunnen of niet. Maar mijn kinderen komen uit een heel ander milieu. Soms is dat een zegen, maar het komt het kind niet altijd ten goede.

Enige tijd geleden keek ik naar het programma Voor de ommekeer, een talkshow op internet waarin gesprekken worden gevoerd over ‘een wereld in verandering’. Te gast was Reda Belkadi, directeur van de Stichting voor Kennis en Sociale Cohesie. Belkadi vertelde dat hij was opgegroeid in een achterstandswijk in Utrecht. Aan het eind van de basisschool wist hij het wel. ‘Ik wilde met mijn vriendjes naar de lts, met mijn twee linkerhanden.’ De leerkracht dacht daar anders over. ‘Jij gaat naar het vwo.’ Aldus geschiedde. ‘Het treurige is dat je elke dag voorbeelden ziet van mensen die dat niet hebben gehad. Soms heb je sturing nodig.’ Heel erg waar.

Een aantal jaar geleden was ik via een evenement in contact gekomen met de directeur van het Euro College, een particuliere (dure) opleiding waar kinderen versneld een mbo- of hbo-opleiding kunnen volgen. Hij bood mij een plaats op het college aan voor een leerling ‘naar mijn keuze’. Het was een fantastische kans, want zo’n opleiding is qua kosten voor de meeste van mijn leerlingen niet haalbaar. Maar het stelde me wel voor een dilemma: iemand kiezen is ook een heleboel anderen niet kiezen. Uiteindelijk koos ik Maria, omdat ik dacht dat zij het zou kunnen, en omdat ik dacht dat ze qua achtergrond zou kunnen aarden op de school. Ze heeft het moeilijk gehad, maar ze heeft het gered. Inmiddels doet ze een lerarenopleiding Engels en Spaans en loopt ze stage op onze school.

Ik zie meer kinderen over wie ik denk: je kunt meer. Maar het lukt niet altijd om ze dat extra zetje te geven. Context is belangrijk en die reikt verder dan de C van Coenen.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

Feestvieren met de doden

2
De Chinese gemeenschap in Thailand houdt een bijzonder Chinees ritueel in ere: ze versieren het graf van hun familieleden met vlaggetjes, slingers, bloemen en confetti. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Thailand.

Het is één april en volle maan. Wanneer de rest van de wereld één april-grappen uithaalt en Pasen viert, herdenken de Chinezen hun voorouders tijdens het Qingming-festival. Chinezen over heel de wereld gaan op deze dag naar de tempel en de begraafplaats om het leven van hun voorouders te eren. Zo ook de Chinese gemeenschap in Thailand. Er worden uitgebreide maaltijden bereid om te offeren aan degenen die het aardse leven hebben verlaten. De maaltijden worden na enige tijd door de familie zelf opgegeten. Het is geen dag om treurig te zijn. In plaats daarvan wordt er feest gevierd. Kinderen spelen op het graf, de familie eet en geniet van elkaars gezelschap. Het is een goed moment om de laatste roddels door te nemen. Het graf wordt versierd met vlaggetjes, slingers, bloemen en confetti. En er wordt vuurwerk afgestoken, om de doden een signaal te geven dat de rest van de familie er is. En dan is het tijd om papieren kleding, nepgeld en nepgoud te verbranden als laatste offer.

In Thailand woont buiten China de grootste Chinese gemeenschap ter wereld. Deze circa negen miljoen mensen maken ongeveer veertien procent van de Thaise bevolking uit. Het is ook de oudste en best geïntegreerde gemeenschap. Toch blijven de Chinese Thai trouw aan hun Chinese feestdagen. Het verhaal gaat dat rijke Chinezen in het verleden alles uit de kast haalden om hun voorouders te eren. Dat werd voor de Chinese keizer Tang Xuanzong (685-762) iets te extravagant. Hij besloot daarom een dag van het jaar aan te wijzen als gemeenschappelijke feestdag.

De hoogopgeleide jongere generatie is soms wat sceptisch tegenover de grondprincipes van deze feestdag. Ling Chai (39) werkte vele jaren op een kantoor in Bangkok, maar runt sinds twee jaar zijn eigen organische boerderij honderd kilometer buiten Bangkok. Zijn grootouders zijn immigranten uit China. Zijn vader Lum Chai is de oudste uit het gezin van zeven kinderen en hij voelt zich daardoor verantwoordelijk voor het voortzetten van de traditie. Maar treuren om de jongeren die wegblijven doet Lum niet. Met veel plezier gaat hij alle festivals af en grijnst zijn vriendelijke lach nog breder. Het voelt als thuiskomen voor hem. De festivals verbinden de Chinese gemeenschap in Thailand en op Qingming wordt er goed feest gevierd. Volgens Ling zijn de meeste Chinezen naar Thailand gekomen tijdens de burgeroorlog tussen de nationalisten en communisten in China die duurde van 1927 tot 1950. ‘Het waren meestal arme boeren met een streng werkethos. Door hun harde werken en hun nieuw vergaarde positie als handelaar hebben zij in Thailand veel rijkdom vergaard. Dat heeft de Chinese gemeenschap een goede positie in de maatschappij gegeven.’

Ling is niet al te enthousiast over het feest. Hij vindt dat het voornamelijk op bijgeloof is gebaseerd. ‘Ik ga naar het festival, omdat ik mijn vader moet brengen. Als kind ging ik al met grote tegenzin mee. Het is op één april, de heetste tijd van het jaar. Ik kan niet goed tegen die hitte. Er is haast geen schaduw op de begraafplaats.’ Ling heeft drie studies afgerond en zegt in de wetenschap te geloven. ‘Ik geloof voor vijftig procent in leven na de dood. De wetenschap heeft het niet kunnen aantonen, maar ook niet dat het er niet is. Dus ik sta er nog wel voor open. We maken op deze dag allemaal eten dat we offeren aan onze voorouders. Mijn vader denkt dat de doden hiervoor voor een dagje terugkomen uit de hemel om alles op te snoepen. Ik kan dat moeilijk geloven.’ Maar Ling zal op latere leeftijd zeker de traditie voortzetten. ‘Ik voel de verantwoordelijkheid van de traditie. Ik weet dat ik mijn vader hiermee gelukkig maak. En het is ook goed om iedereen van de familie eens per jaar te zien.’

De moeder van Ling is acht jaar geleden bij een verkeersongeval overleden. Zij is begraven in haar geboortedorp. ‘Daar gaan we nu niet naar toe. We gaan nu naar een gemeenschappelijke begraafplaats waar duizenden Chinese Thai zijn begraven, onder wie mijn overgrootmoeder en grootouders. Alle acht zussen en broers van mijn vader komen ook, op één na.’ Eerst wordt het eten geofferd aan de overgrootmoeder. Er wordt gebeden, wierook wordt aangestoken en een drankje wordt ingeschonken om eventuele dwalende geesten gerust te stellen. Het gras dat over het graf groeit doet het graf lijken op een klein hobbithuisje en de kleine kinderen versieren het gras maar al te graag. Dan is het tijd om de noodzakelijkheden te offeren en te verbranden. Veel Chinezen geloven dat ook dode mensen behoefte hebben aan geld, kleding en rijkdom. Ook in het hiernamaals komt dat volgens hen van pas. Dus worden er papieren kleding, nepgeld en nepgoud in een grote pot verbrand. Aan het einde worden er zeeschelpen met mosselen erin geopend en verspreid over het gras. Als laatste delicatesse.

Ling is daar sceptisch over. ‘We moeten vooruit denken en niet in ons verleden blijven hangen.’ Tegelijkertijd vindt hij het ook belangrijk om nederigheid te tonen. ‘Het is een vorm van respect tonen aan diegenen die hebben geleefd.’ Lings vader is de enige die nog Chinees spreekt, hijzelf heeft de taal niet geleerd. ‘Dat is wel jammer, want je hebt tegenwoordig veel meer werkmogelijkheden als je Chinees spreekt.’

Ook de Chinese Thai Loma (22) uit Bangkok, student architectuur, spreekt geen Chinees. ‘De andere kant van mijn familie is Thai en daar identificeer ik me meer mee.’ Een mooie traditie vindt Loma het wel. Zowel Ling als Loma hebben niet de neiging om naar China af te reizen. ‘Ik hoef er niet heen, het lijkt me veel te druk’, zegt Loma. Of de offers ook daadwerkelijk bij de grootouders aankomen weet Loma niet, maar ze hoopt van wel.