21 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 870

‘Via Turkstalige media kan ik mijn achterban het best bereiken’

0
‘Mensen zijn kritisch. Als je alleen flyers gaat uitdelen tijdens de campagne en vervolgens nooit meer komt, dan heeft dat geen effect.’

Voor de aankomende gemeenteraadsverkiezingen staan veel Turkse Nederlanders op de kandidatenlijsten van partijen. Voor hen zijn er tal van mogelijkheden om campagne te voeren in de Turkse gemeenschap. Zo kunnen ze campagnevoeren in koffiehuizen, verenigingen, moskeeën en Turkstalige media. Wenden zij hun achtergrond aan om de Turkse gemeenschap voor zich te winnen? Op welk moment wordt de grens van cliëntelisme overschreden? De Kanttekening sprak met een politicoloog en twee Turks-Nederlandse kandidaten van D66.

Advocaat Nazmi Türkkol staat eenentwintigste op de kandidatenlijst van D66 in Amsterdam. ‘Met mijn kaliber verwacht ik wel dat ik met voorkeursstemmen wordt gekozen’, zegt hij. Hij heeft naar eigen zeggen bekendheid gekregen in de Turkse gemeenschap door rechtszaken te beginnen tegen de Nederlandse staat. Die gingen over onderwijs in eigen taal en het behoud van uitkeringen bij terugkeer naar het land van herkomst.

Türkkol voert actief campagne binnen de Turkse gemeenschap. ‘Ik ga het gesprek aan met kiezers in verschillende koffiehuizen en moskeeën. Daarnaast word ik uitgenodigd voor bijeenkomsten waar ik mijn verhaal kan doen. Ik richt me niet op een bepaalde etniciteit of religieuze stroming binnen de gemeenschap. Ik maak daar geen onderscheid in. Ik ben uitgenodigd door de linkse arbeidersvereniging HTIB, de Fatih-moskee die aan Diyanet is gelieerd en de Mescidi Aksa-moskee (waarvan de bezoekers bekendstaan als nationalistisch, red.). Ik kom dus écht overal.’

De rol van de moskee
De rol van moskeeën in verkiezingstijd is een gevoelig onderwerp waarbij het debat op scherpe toon wordt gevoerd. Dat is onder meer gebleken bij kwesties omtrent de buitenlandse financiering van of de politieke invloed op Turkse gebedshuizen.

Hoe voert Türkkol campagne in moskeeën? Deelt hij flyers uit? ‘Flyers uitdelen in moskeeën? Nee, daar doe ik niet aan, want ik geloof er niet in. Mensen zijn kritisch. Als je alleen flyers gaat uitdelen tijdens de campagne en vervolgens nooit meer komt, dan heeft dat geen effect. Wat ik wel doe, is dat ik in gesprek ga met mensen in de moskee, maar dat doe ik al vijfentwintig jaar.’ Op de vraag of een moskee ook een stemadvies mag geven, antwoordt hij bevestigend. ‘Als ik al jarenlang in moskeeën kom en als ik ze heb geholpen bij bijvoorbeeld het aanvragen van vergunningen, waarom zouden de bestuurders dan geen stemadvies mogen geven?’

Türkkol verschilt daarover van mening met zijn partijgenoot Nejat Sucu, die kandidaat is in de stad Almelo. Sucu is tien jaar bestuurder geweest van een Diyanet-moskee. ‘Moskeeën moeten neutraal zijn en boven de partijen staan’, vindt Sucu. ‘De moskeebestuurders geven geen officieel stemadvies, maar op persoonlijke titel kunnen zij wel hun voorkeur geven. Overigens zou ik dat niet netjes vinden, want er zijn meerdere kandidaten met een Turkse achtergrond.’

Turkstalige media
Sucu gebruikt Turkstalige media in Nederland om mensen te bereiken. Zo heeft hij diverse interviews gegeven aan verschillende bladen, waaronder de Turkstalige tijdschriften Platform en Ufuk. ‘Ik heb zelf ook voor Turkstalige media geschreven. Via Turkstalige media kan ik mijn achterban het best bereiken.’

Türkkol zegt geen campagne te voeren via Turkstalige media. Hij vindt dat zijn bekendheid, vanwege zijn werkzaamheden in verscheidene bestuursfuncties in de afgelopen vijfentwintig jaar, al groot genoeg is. Daarnaast is hij van mening dat sociale media een nuttigere tool is. ‘Het stemgedrag van onze gemeenschap is veranderd. Tot het jaar 2000 stemden veel Turkse Nederlanders op een onbekende kandidaat, alleen maar omdat hij een Turkse naam had. Daarna werd de keuze voor partijen in combinatie met de voorkeur voor een kandidaat met een Turkse achtergrond leidend. Tegenwoordig worden de kandidaten met een Turkse achtergrond kritisch gescand op wat ze voor de gemeenschap hebben gedaan. Daar moet je je campagne aan aanpassen.’

Partijstandpunten
Sinds de afsplitsing van Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk van de PvdA worden kandidaten met een Turkse afkomst volgens Türkkol extra gescreend op hun loyaliteit aan de partijstandpunten. ‘De partijen zijn sindsdien veel voorzichtiger geworden. Als de kandidaten worden voorgedragen door de organisatie waar ze zelf actief in zijn, dan overschrijdt je een grens.’ Dat Kuzu uit de religieuze stroming Süleymancilar komt is inmiddels bekend, maar of hij ook is voorgedragen door die beweging is niet bewezen.

Sucu is een bekend gezicht in de Almelose Turkse gemeenschap. Hij rekent dan ook op stemmen vanuit de gemeenschap. ‘Daarom heb ik mijn kandidaatschap besproken met stichtingen waar ik een bestuursfunctie heb bekleed.’ Hij benadrukt dat hij niet om toestemming heeft gevraagd, maar dat hij wilde toetsen ‘hoe groot de animo is voor zijn kandidaatschap’.

Almelo heeft naast een Turkse ook een Armeense gemeenschap. Sucu legt uit dat de twee groepen harmonieus met elkaar omgaan en dat hij de Armeense-apostolische Kerk ook bezocht heeft. ‘Wat betreft de recente ontwikkelingen rondom de Armeense genocide, klagen veel Turkse Nederlanders tegen mij dat mijn partij heeft erkend dat er een genocide heeft plaatsgevonden. Ik leg ze dan uit dat de Tweede Kamer de kwestie als genocide heeft bestempeld, maar het kabinet niet. Als het kabinet het niet heeft erkend, hoef ik dat ook niet te doen.’

Verder vindt Sucu dat hij als kandidaat van D66 niet in alle standpunten van de partijen mee hoeft te gaan. Volgens hem biedt de partij voldoende ruimte voor de eigen ideeën van kandidaten. ‘Mocht ik afwijken van het partijstandpunt, dan zal ik dat intern bespreken.’

Identiteitspolitiek
Of er bij de gemeenteraadsverkiezingen sprake is van cliëntelisme, zoals in de Rotterdamse deelgemeente Feyenoord werd vastgesteld door het integriteitsbureau BING in 2013, valt niet te bewijzen, volgens Jean Tillie, hoogleraar Politicologie van de Universiteit Amsterdam. ‘Ik kan daarover uitsluitend speculeren. Wat ik wel kan zeggen is dat het stemmen in toenemende mate langs etnische lijnen wordt bepaald. Dat zien we bijvoorbeeld bij Denk, Bij1 en het Forum voor Democratie. Dat ze ook populistische kenmerken hebben is bijzaak. Hoofdzaak is dat ze sterk identiteitspolitiek bedrijven.’

Over de mate van organisatie binnen de Turkse gemeenschap zegt Tillie: ‘Uit mijn eerdere onderzoeken bleek dat het hoge organisatiegehalte binnen de Turkse gemeenschap bevorderend werkte voor de politieke integratie.’ In een onderzoek van 2001 van onder anderen Tillie en

emeritus hoogleraar Politieke Theorie Meindert Fennema, bleek dat Turkse Nederlanders het meest naar de stembus gingen van de vier grootste etnische groepen: Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders. Waarom? Eén van de redenen is volgens het onderzoek dat de Turkse gemeenschap relatief veel organisaties heeft. ‘Een verschil met toen is echter dat er nu binnen de Turkse gemeenschap een grotere mate van fragmentatie heerst. Eveneens is de Nederlandse samenleving in toenemende mate aan het fragmenteren. Dat wordt vertaald naar politieke verandering waarbij nieuwe opkomende partijen vooral identiteitspolitiek bedrijven.’

‘De betrokkenheid van de burger staat op het spel’

0
‘Nederlanders zijn niet revolutionair, maar lokale of nieuwe partijen zorgen vaak voor een goede uitlaatklep voor onvrede. Enig revolutionair bewustzijn van wat er mis kan gaan zou dan ook niet slecht zijn’, zegt Geerten Waling. ‘Luister naar de burger. De interesse in politiek is zeker aanwezig.’

Geerten Waling is historicus en postdoc-onderzoeker aan de Universiteit Leiden op het gebied van politieke legitimiteit. De Kanttekening sprak hem onder meer over zijn nieuwe boek, Gemeente in de genen: tradities en toekomst van de lokale democratie in Nederland, dat hij schreef met rechtsgeleerde Wim Boevink. Waling maakt zich zorgen over de groeiende kloof tussen hoogopgeleide ambtenaren en burgers die zich niet meer herkennen in het beleid.

Kent Nederland nog altijd een decentrale cultuur waarbij ook het platteland meetelt en niet alleen de regeringszetel of de grote stad?
‘Ja en nee. Het is hier niet zoals in Frankrijk, waar Parijs de grote magneet is en alle macht naar zich toetrekt. In Nederland ligt dat anders. De decentrale democratische cultuur is er hier nog wel degelijk. Het was voor ons de aanleiding dit boek te gaan schrijven, want wij vinden het een mooie traditie die bovendien al eeuwenoud is.’

Hoe heeft de Nederlandse polderdemocratie zich door de jaren heen ontwikkeld?
‘Die is, vrees ik, wat centraler geworden. Er wordt toch veel gekeken naar Den Haag. Er zijn bovendien bestuurslagen bijgekomen, wat voor de effectiviteit wel goed is, er is geen willekeur binnen onze rechtsstaat. Nederland kent een zeer goed ontwikkeld ambtelijk apparaat. Wel kun je zeggen dat de uitvoering wat is doorgeslagen. De gemeente is een loket geworden dat nationaal beleid uitvoert.’

Wat doet dat met de gemeenschap?
‘Er ontstaat een kloof tussen bestuurders en burgers en die zie je overal om je heen. De onderliggende boodschap van ons boek is dan ook: de betrokkenheid van de burger staat op het spel. Dat mag de politiek zich aantrekken. Burgemeesters treden paternalistisch op, men gaat uit van consensuspolitiek. Dat is niet gezond voor het democratisch proces, waarbij het af en toe best mag schuren. In Nederland duurt oproer nooit lang. Na twee dagen gaan we toch weer bij elkaar zitten om er samen uit te komen.’

Is met de komst van Brussel de burger nog meer op afstand gezet?
‘Het eigenaarschap van lokale aangelegenheden verdwijnt als er te veel op afstand wordt beslist. Denk aan lokale aanbestedingen die door Europese regels worden gedicteerd. De politiek moet onvrede onder de bevolking dan ook serieus nemen. Een revolutie zie ik hier niet snel gebeuren, maar tekenen moeten niet verkeerd begrepen worden. Laat ik co-auteur Voermans citeren: ‘Probeer te begrijpen hoe mensen op lokaal niveau kijken naar burgerschap. Zo voorkom je dat democratische energie weglekt.’ Want die energie is er wel degelijk.’

Is de burger nog wel geïnteresseerd in de politiek?
‘Absoluut. Hoewel de ‘officiële’ interesse via lidmaatschappen van politieke partijen terugloopt, kent Nederland nog altijd een zeer uitgebreid en goed geworteld verenigingsleven, om maar wat te noemen. Daaruit blijkt dat Nederlanders betrokken zijn bij hun omgeving en wat daar speelt.’

Bestaat de zo veelbesproken kloof tussen burger en politiek echt?
‘Door schaalvergroting en fusiegemeenten komt de gemeente steeds verder van de burger af te staan, ja. Dat schuurt enorm met dat wat een gemeente in essentie is: een consortium van burgers die een gelijk aandeel hebben in hun gemeenschap. Omdat de gemeenteraad nooit helemaal professioneel kan zijn, omdat gemeenteraadsleden er doorgaans gewoon een baan naast hebben, bestaat de kans dat gemeenten proeftuintjes worden voor democratische experimentjes. Zo valt het op dat participatie altijd goed valt bij wethouders, omdat dat meestal gaat om aansluiting bij bestaand beleid. Terwijl referenda, waarbij je je politieke lot in handen van de burger legt, meestal een schrikbeeld is voor diezelfde colleges van burgemeesters en wethouders.’

Hoe zit het met het draagvlak voor beleid, als er een kloof is?
‘Dat is minder geworden, omdat het ambtelijk apparaat steeds hoger is opgeleid en in dienst van de overheid beleid voorkoken waar laagopgeleiden zich niet in herkennen. Als er dan partijen opstaan die opkomen voor de belangen van die laagopgeleiden, worden ze populistisch genoemd. Maar dat is natuurlijk onzin. Over gezag is ook nog wel wat te zeggen, want dat wordt minder. Nu is gezag voor een burgemeester zoals een eeuw geleden niet meer van deze tijd, maar gezag voor de positie wel. Wat pijnlijker is, is het afnemende gezag van gemeenteraadsleden. Bij de komst van azc’s kunnen die ook weinig doen, maar worden er vaak op afgerekend door de omgeving. Dat botst nog wel eens.’

Hoe ziet lokale democratie eruit? Wie zijn de gemeenteraadsleden?
‘Over het algemeen kun je zeggen dat lokale politiek een oude mannenhobby is. Los van de vraag of dat voor een diverse samenstelling van de raad zorgt en een representatieve afspiegeling van de samenleving, pleit ik voor meer laagopgeleiden in de gemeenteraad. Hoogopgeleiden zijn namelijk echt oververtegenwoordigd in het bestuur. Bij lokale partijen zie je ze wel meer. Wat betreft de inhoud van de politieke agenda: de fulltimers zwaaien de scepter. Dat zijn de mensen oudere mannen dus, die na hun pensioen veel tijd hebben en daardoor ook min of meer de agenda bepalen.’

Foto: Twitter. Geerten Waling (Rotterdam, 1986) is historicus, schrijver en publicist. Aan de Universiteit Leiden is hij postdoc-onderzoeker en coördinator van het interdisciplinaire profileringsgebied ‘politieke legitimiteit’. Met hoogleraar Staats- en Bestuursrecht Wim Voermans (Universiteit Leiden) schreef hij het onlangs verschenen boek ‘Gemeente in de genen: tradities en toekomst van de lokale democratie in Nederland’. Hij publiceerde meerdere andere boeken, waaronder ‘Zetelroof: fractiediscipline en afsplitsing in de Tweede Kamer 1917-2017’ (2017). In 2016 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op het proefschrift ‘1848: clubkoorts en revolutie, democratische experimenten in Parijs en Berlijn’. De boekvorm van zijn proefschrift werd genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs 2016 en veelvuldig besproken in de media.

Gemeenteraadsleden klagen wel eens over de enorme werkdruk.
‘Daarom zou ik graag zien dat aankomende gemeenteraadsleden meer ondersteuning krijgen. Voor het geld hoef je het niet te doen, dus meer geld zou al een eerste stap kunnen zijn. Daarnaast zou de griffie (gemeentelijke afdeling die de gemeenteraad ondersteunt, red.) verbreed moeten worden, zodat gemeenteraadsleden meer hulp uit die hoek kunnen verwachten. Ook een goede voorbereidende training voor het raadswerk is geen overbodige luxe. Lokale democratie verdient echt meer steun. In tegenstelling tot het stigma, besturen ze namelijk vaak mee en dat gaat prima. Ze trekken zich bovendien niets aan van klassieke ideologieën, blijkt uit onderzoek van de NRC, en er zijn ook niet meer interne crisissen dan bij landelijke partijen. Er heerst een bepaald beeld waar lokale en nieuwe partijen vaak last van hebben: dat ze worden weggezet als populistisch. Maar dat hoeft helemaal niet per definitie zo te zijn. Het blijkt sowieso niet uit de lokale praktijk.’

Wat zijn de belangrijkste zorgen rondom lokale partijen?
‘Landelijke partijen kunnen vaak terugvallen op hun moederpartij voor ondersteuning op allerlei vlakken. Dat hebben lokale partijen niet. Dus zorg voor een gelijke behandeling. Een democratie functioneert natuurlijk het best bij een gelijk speelveld. Wat ook aandacht vraagt: de vaak onnodig ingewikkelde stukken. Als een ambtenaar een half jaar met een wethouder op een stuk heeft gezeten, wordt vaak gevraagd van een raadslid dit maar even af te tikken. Terwijl de raad moet eisen dat er tijd en ruimte is om stukken goed door te nemen én dat het leesbaar is.’

Geworteld zijn in lokale politiek is belangrijk, blijkt uit uw boek. Schuurt dat met loyaliteit aan een ander land, bijvoorbeeld als het gaat om Turkse Nederlanders die loyaal zijn aan de Turkse regering?
‘Als symptoom van onze democratie is Denk erg belangrijk. Doordat partijen als Denk ontstaan, vormt zich een achterban die aanspreekbaar is. Je kunt je bedenkingen hebben over de verering van Erdogan door aanhangers van die partij, maar zolang zulke partijen functioneren binnen de democratische kaders, is er niets aan de hand. Wat zorgelijker is, is het importeren van conflicten uit het moederland naar hier. Die los je lokaal natuurlijk sowieso niet op, maar doordat partijen aanspreekbaar zijn, worden ze wel gedwongen democratische afwegingen te maken.’

U ziet een duidelijke rol voor de media binnen de lokale democratie. Zo spreekt u over ‘goed nieuws’ dat gebracht moet worden. Wat bedoelt u daarmee?
‘Je kunt als medium van relletje naar relletje rennen, maar je kunt je afvragen wat de burger daar aan heeft. Het is ontzettend belangrijk dat media uitgebreid en diepgaand verslag doen van wat zich zoal binnen een gemeente afspeelt. Dus breng niet de smeuïge sensatie, maar wat vaker het saaie, maar belangwekkende. Nu loopt de lokale verslaggeving natuurlijk hard terug. Het zou goed zijn subsidie te verstrekken aan journalisten die het lokale weer gaan volgen. Een onafhankelijke commissie zou daar over kunnen gaan. In Leiden gaat een proef van start die hier min of meer op aansluit. Wat betreft de aankomende verkiezingen: het is natuurlijk raar dat een debat in Amsterdam wordt gekaapt door landelijke politici. Het ging niet eens over Amsterdam! Ik vond het pijnlijk om te zien. Laat de lokale politiek vooral haar werk doen en zorg er als media of landelijke partij voor dat kiezers enthousiast worden om te stemmen.’

Wat heeft de lange traditie van polderen ons eigenlijk gebracht?
‘Om een flauw voorbeeld te geven. Als er een gat in de weg zit, komen Fransen samen om de overheid de schuld te geven. Nederlanders lossen zoiets het liefst zelf op. Nederlanders zijn niet revolutionair, maar lokale of nieuwe partijen zorgen vaak voor een goede uitlaatklep voor onvrede. Enig revolutionair bewustzijn van wat er mis kan gaan zou dan ook niet slecht zijn. Luister naar de burger. De interesse in politiek is zeker aanwezig.’

Ik ben altijd gelovig geweest zonder het te weten

0

Ik ben net vanuit China met een muisklik CDA-lid geworden. Ik zie Buma wel zitten, ik deel de visie van gespreide verantwoordelijkheid met het maatschappelijk middenveld en ik ben onder de indruk van de Amsterdamse lijsttrekker Diederik Boomsma. Boomsma leidt een eenmansfractie in de ultra-progressieve Amsterdamse gemeenteraad. Hij is er het enige gematigd conservatieve geluid. De door hem geagendeerde problemen, zoals vrouwenhandel en drugsgebruik door tieners, worden door de andere gemeenteraadsleden vaak gebagatelliseerd. Toen hij betoogde over de medische en sociale gevolgen van drugsgebruik voor tieners en een D66’er tegenwierp dat ‘een jointje’ niets uitmaakt, noemde hij D66 ‘een hedonistische puberpartij’. Hij was ook de enige die vraagtekens zette bij de Diyanet-financiering van de nieuwe Boven IJ-moskee in Amsterdam-Noord.

Toch voelt het gek om CDA-lid te worden, omdat ik niet christelijk ben. Natuurlijk staat het CDA niet alleen voor praktiserende gelovigen en zijn er meer atheïstische CDA’ers. Maar ik had het eerder nooit als optie beschouwd vanwege mijn achtergrond. De omgeving waarin ik ben opgegroeid was zo atheïstisch, dat pas tijdens mijn studietijd de eerste christenen en moslims in mijn kennissenkring opdoken. Ik dacht dat ik nóóit CDA zou stemmen. Mijn vrienden moeten er nog aan wennen. Toen ik mijn partijkeuze op Facebook verkondigde, leidde dat tot verbaasde reacties. Een Iraanse vriend schreef dat hij het ‘een interessante keuze’ vond gezien het feit dat ik net als hij atheïstisch ben. Later werd hij vijandiger: ‘Saaie partij.’ En: ‘Nietzsche toont de immoraliteit van de Christelijke moraal. In dat opzicht is hij blijvend van belang, met name om burgerlijke CDA’ers te ontmaskeren.’ Vroeger koesterde ik ook zo’n wantrouwen jegens christenen en CDA’ers.

Een belangrijk verschil is dat atheïsme nu geen belangrijk deel van mijn identiteit meer is. Dat komt door China. In China heb ik het algemeen westerse en christelijke aan mezelf ontdekt. Ik zie nu dat westerse christenen en atheïsten dezelfde fundamentele moreel-politieke verbeelding delen. Verschillen worden kleiner als je ze naast grotere verschillen legt. En er is zoiets als een westerse traditie, maar die is zo heterogeen en wijdverbreid, dat je haar alleen vanuit een heel vreemde cultuur, zoals de Chinese, waar kunt nemen als een object met samenhang.

Ik duid die samenhang trouwens nooit als een ‘joods-christelijke traditie’, want dat begrip legt te veel nadruk op het religieuze en plaatst de islamitische wereld te ver buiten het Westen. Als het met twee woordjes moet, prefereer ik ‘Grieks-christelijk’. Het ‘joodse’ zit dan in het ‘christelijke’ ingeschoven, omdat het jodendom vooral via het christendom Europa beïnvloed heeft. En met het ‘Griekse’ pak je de humanistische traditie en includeer je de islamitische filosofen, onder wie Kindi, Farabi, Avicenna en Averroes, die in de Griekse traditie stonden. De islam zelf staat met één voet in het Westen, met de andere erbuiten. Als religie hoort ze bij het westerse monotheïsme, maar als cultuur ontstond ze net buiten het door de Griekse cultuur gedomineerde (Oost-)Romeinse Rijk, waar de christelijke kerk ontsproten was.

Maar goed, ik geloofde eerst niet in het bestaan van een westerse traditie in het enkelvoud. Pas in China herkende ik in mezelf het Grieks-christelijke. Ik ben ‘gelovig’, waarheidsgelovig. In China valt dat op, omdat de Chinezen waarheid ondergeschikt maken aan sociale relaties, machtsbelangen en zelfbehoud. De ‘waarheid’ kan je aanpassen als dat beter uitkomt. Liegen is toegestaan. De etiquette is dat je je niet opwind over mensen die je proberen te bedriegen. Een Nederlandse zakenman met decennia ervaring in China prentte zijn Nederlands publiek tijdens een praatje in: ‘In China bent u een gelovige. U gelooft namelijk in goed en kwaad.’ En zijn advies voor zakendoen in China: ‘Je moet gewoon ook liegen.’ Een Chinees gezegde luidt: ‘Bedrieg waar je kan, als je ermee wegkomt.’ Natuurlijk kunnen westerlingen ook een potje liegen, maar we doen dat normaliter niet met de vrolijke schaamteloosheid van de Chinezen. Dat komt omdat we, in tegenstelling tot de Chinezen, een sterke traditie van natuurrecht hebben. De idee van natuurrecht is dat er boven de overheid en de regels van de machtigen, een hoger universeel recht bestaat: dat van God, de Goede Maatschappij, mensenrechten of de sharia, waar je het eerste aan kunt toetsen. Het Hogere kijkt mee.

Ik sprak de Nederlandse zakenman op zijn kantoor en hij gaf me een oefening mee om de ‘praktische’ Chinese geest te bevatten. Ik moest, zo zei hij, een stukje schrijven zonder me af te vragen of wat ik schrijf waar of onwaar is, of welke aspecten waar dan wel onwaar zijn. Ik moest niet bewust liegen, maar vanuit conflictvermijding, eigengewin en een onverschilligheid tegenover waarheid, me puur richten op het sociale effect van mijn schrijven. Een hele opgave. Westerse postmodernisten claimen niet meer in waarheid en rechtvaardigheid te geloven en alleen nog in macht, maar dat is zelfbedrog. Nee, Chinese partijfunctionarissen laten zien hoe een echte onverschilligheid tegenover ‘waarheid’ en ‘rechtvaardigheid’ eruitziet. Ach, hedendaagse westerse intellectuelen zijn hartstikke gelovig, maar dat weten ze vaak niet. Provincialisme.

Dit alles gooide ik de Facebook-discussie in. Wat likejes hier en daar, maar niet iedereen was onder de indruk van mijn hoogdravende praatjes. Ze brachten een Amsterdamse vriend, die net als ik dol is op journalist Christopher Hitchens, maar ook diens antitheïsme onderschrijft, tot steigeren. Hij appte dat ik als ‘gelovige’ even serieus te nemen ben als een ‘vegetariër die vlees eet’. Nu gaat hij trouwens zelf ook op Boomsma stemmen, zo schreef hij, vanwege een gebrek aan betere rechtse alternatieven: ‘Het moet maar.’ Maar hij wilde me toch nog even pesten: ‘De groeten aan Jezus.’

Effectbejag en symboolpolitiek

0

Er komen verkiezingen aan, dus is het politieke debat-seizoen weer aangebroken. Het politieke debat, een rituele dans rond uitgekauwde thema’s, stokpaardjes, clichés en one-liners. Het politieke debat als podium voor schaamteloze persoonsverheerlijking en effectbejag door alleen in te zetten op thema’s waarmee maximale politieke winst en maximale media-aandacht te behalen valt. Het politieke debat waar de kwaadheid van de burger op sociale media de agenda bepaalt en door politici feilloos wordt vertaald in populistische sentimenten.

Zo was er het debat in Amsterdam in februari, waar FvD-leider Thierry Baudet alle ruimte kreeg zijn racistische denkbeelden te ventileren en zijn tegenstanders eenvoudigweg overschreeuwde. Hij maakte er een beschamende show van door de inmiddels afgetreden nummer twee op de Amsterdamse FvD-lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen, Yernaz Ramautarsing, op het toneel te roepen. Ramautarsing kwam op hoge toon verhaal halen naar aanleiding van de kritiek op zijn racistische uitspraken over IQ-verschillen tussen volkeren.

Dan was er de uitzending van De nieuwe maan begin maart waarin de anti-islamitische waakhond van Leefbaar Rotterdam, Tanya Hoogwerf, in debat ging met de plaatselijke lijsttrekker Stephan van Baarle van Denk. Nou ja, debat, het was vooral door elkaar schreeuwen, waarbij de doorgaans welbespraakte en ervaren gespreksleider Nadia Moussaid nauwelijks tussenkwam. Gelukkig waren er in het tweede deel van het programma een aantal verstandige dames die de twee Rotterdamse politici terechtwezen.

En dan was er in de Arminius-kerk in Rotterdam een paar dagen later het onvermijdelijke islamdebat. Waar zouden we zijn zonder een islamdebat op gezette tijden? Ook dit was een tenenkrommende vertoning, vooral omdat het debat niets van doen had met de islam. Van links tot rechts werd ‘de islam’ gebruikt als stoplap, als een containerbegrip om een heel scala aan werkelijke en denkbeeldige problemen te benoemen.

Dat zijn allemaal zaken waarvan je zou kunnen beweren dat het voornamelijk om rechtse en populistische stemmingmakerij gaat. Laat ze lekker in hun sop gaarkoken denk je dan. Maar toen was er het bericht over de problemen met de linkse samenwerking in Rotterdam. Even de feiten. Ruim een maand geleden sloten PvdA, GroenLinks, SP en de door de islam geïnspireerde partij Nida een links verbond. Op basis van een puntenprogramma zouden de lokale afdelingen van deze partijen een samenwerking aangaan om zo een tegenwicht te bieden aan de populistische pogingen bevolkingsgroepen uit elkaar te drijven. Let wel, het ging hier om een lokaal initiatief gericht op de bevolking van Rotterdam op basis van strikt lokale punten, niets meer en niets minder. Het ging er niet om de vier partijen in elkaar op te laten gaan.

Het zag ernaar uit dat deze samenwerking wel eens extra zetels zou kunnen opleveren. Maar toen dook er een tweet op van Nida uit 2014 waarin de partij Israël vergeleek met IS, toen nog heel actief. Aanleiding was de aanval op Gaza door het Israëlische leger waarbij aan Palestijnse zijde ruim tweeduizend doden vielen, onder wie veel kinderen. Ordinaire terreur dus, net als de praktijken van IS, maar zoals gebruikelijk keken de vrienden van Israël in het Westen de andere kant op. Het ging immers om ‘gerechtvaardigde zelfverdediging’ door Israël. En wie daar kritiek op heeft, wordt zoals gebruikelijk door Israël en zijn bondgenoten uitgemaakt voor antisemitisch.

De gewraakte tweet van Nida was geen diepgaande analyse, dat kan ook niet in een tweet, maar was bedoeld om het meten met twee maten aan de kaak te stellen en verontwaardiging te laten horen over het zionistische geweld in Gaza.

Nu bijna vier jaar later wordt de partij met deze tweet om de oren geslagen. Of partijleider Nourdin el-Ouali nog steeds achter die tweet staat. En of die niet kan worden ingetrokken. Aanvankelijk gaven de lijsttrekkers van de overige drie partijen van het links verbond geen krimp. Er was gemor bij Lodewijk Asscher (PvdA) en Lilian Marijnissen (SP) verklaarde dat voor haar het links verbond niet had gehoeven want ‘de SP vindt de scheiding van kerk en staat heel belangrijk’. Huh? Waar gaat dat nu weer over?

Maar het was Jesse Klaver van GroenLinks die met een oekaze vanuit Den Haag op de proppen kwam en zijn Rotterdamse lijsttrekker de opdracht gaf de stekker uit het verbond te trekken. Waarom? Omdat het ongepast is om Israël met IS te vergelijken. Kennelijk had de propagandamachine van de Israël-lobby, daarbij geholpen door het CIDI en de politieke vrienden van Benjamin Netanyahu, haar werk gedaan.

Diep en diep triest dat niemand van de journalistiek zich afvroeg of die vergelijking tussen IS en Israël misschien niet heel terecht is. Diep en diep triest dat zelfs Klaver aan effectbejag doet en is gezwicht voor de lange arm van Jeruzalem.

De humor van Pim F.

0

Het was dan wel vakantie, maar in de media is het nooit vakantie. Dus werd ik tijdens mijn vrije week gebeld door de redactie van het televisieprogramma De nieuwe maan. In het kader van de gemeenteraadsverkiezingen organiseerden ze een minidebat tussen Tanya Hoogwerf van Leefbaar Rotterdam en Stephan van Baarle van Denk. Na het debat wilden ze drie niet-politici commentaar laten geven. Of ik wilde komen.

Ik geef graag mijn mening, maar zo vlak voor een uitzending heb ik meestal spijt. Dit keer was het extra spannend, omdat Denk en Leefbaar lijnrecht tegenover elkaar staan en elkaar agressief bevechten. Het zou er vast hard aan toegaan.

Er waren van beide partijen aanhangers meegekomen, de sfeer was niet zodanig dat ik me helemaal op mijn gemak voelde. Waarom had ik in vredesnaam toegezegd.

Eerst zou er gedebatteerd worden, daarna kwamen de ‘commentatoren’ – een Rotterdamse kunstenares, een columniste/filosofe die in Trouw publiceert en ik.

Over het debat kan ik kort zijn: dat was geen debat. De gespreksleidster, Nadia Moussaid, kweet zich goed van haar taak, maar er was geen redden aan. De posities waren al ingenomen, de achterban moest bediend worden, en dan heb je geen ruimte in je hoofd meer vrij om ook nog eens te luisteren.

Toen kwamen wij, de commentatoren. ‘Dit was geen debat, dit was elkaar vliegen afvangen. Jullie wentelen je alle twee in de slachtofferrol’, dat was mijn mening. ‘Daar heb ik last van. Want wat mijn kinderen ervan opvangen zorgt ervoor dat ze ook in die slachtofferrol gaan zitten. Jullie moeten allebei leren dealen met deze maatschappij waarin mijn kinderen zijn, en blijven. Mijn kinderen zijn de toekomst en daar moeten we mee leren omgaan.’ Ik kreeg nog applaus ook.

Hoogwerf betichtte me van ‘vooringenomenheid’. Ik weet niet hoe ik mijn mening anders had kunnen formuleren. Het was een reactie op wat ik gehoord had. Dus wat ze daar precies mee bedoelde weet ik niet.

Na de opname dronk ik nog een kopje thee. Het publiek en de aanhangers van de twee partijen liepen door elkaar, allebei trots op hoe ze hun partij hadden gerepresenteerd. Beide kanten waren goed herkenbaar. Denk bracht vooral in pak geklede mannen mee, gewichtig – zowel figuurlijk als vaak letterlijk – met glimmend zwart haar en al dan niet een (zweem van een) baard. De aanhang van Leefbaar kenmerkte zich door een meer volkse uitstraling, maar er waren ook wat jongeren met strak kapsel bij, allen oer-Hollands. Ik bedoel dus blank.

Zo en groupe vond ik ze vrij onbenaderbaar, maar een vriendin die met mij mee was raakte in gesprek met een van de mannen van Leefbaar. Een oudere man, halflang grijs krullend haar, doorleefd gezicht, fors postuur. We hadden hier een ware aanhanger van Pim te pakken, de charismatische vermoorde politicus voor wie hij ook een soort onbetaalde lijfwacht was geweest. ‘Als ik daarbij was geweest’, op het mediapark bedoelde hij, ‘dan was het niet gebeurd’. Ik wil bijna schrijven dat er een traan in zijn ooghoek pinkte, maar laat ik niet overdrijven.

‘Ik ben niet van Leefbaar, hoor’, zei mijn vriendin. Maar dat gaf niks. ‘We hoeven niet allemaal hetzelfde te denken’, zei de man vergoeilijkend. Dat klonk heel verzoenend na het ruzieachtige debat. Hij vertelde hoe hij Pim miste, want Pim had fantastische humor. Toen vertelde hij een mop die Pim hem ooit vertelde toen ze samen in de lift stonden, een mop niet geschikt voor reproductie in deze column. Had een leerling die grap gemaakt, dan had ik hem/haar eruit gestuurd. Maar we zaten hier niet in de klas, dus we luisterden en knikten.

Ik was eigenlijk een beetje moedeloos geworden van dit ‘debat’ waar partijen niet naar elkaar luisterden en geen stap dichterbij elkaar kwamen. Maar om positief te eindigen: ik realiseerde me naar aanleiding van deze avond ook dat we het in mijn klas nog niet zo slecht doen. Alles waar die politici het over hadden is voor ons dagelijkse kost. Alleen is het streven bij ons om naar elkaar te luisteren en om met argumenten te komen. En humor hebben we beslist, maar godzijdank niet de humor van Pim.

‘Achter deze strijd zit een enge censuurdrift’

0
‘De tegenstanders streven naar een soort culturele apartheid’, zegt journalist Carel Brendel over de recente actie voor een verbod op indianen- en cowboyfeesten.

Evenementenpodium TivoliVredenburg in Utrecht maakte onlangs bekend geen kinderfeesten met cowboys en indianen meer te willen organiseren, nadat publicist Anousha Nzume en de extreem-linkse actiegroep De Grauwe Eeuw dat bestempelden als racistisch. Door rechtse politieke partijen, het CDA voorop, en op social media werd daar verontwaardigd op gereageerd.

Hoe moeten we deze ophef duiden? De Kanttekening sprak erover met politici Simion Blom en Anne Adema, journalist Carel Brendel, hoogleraar Jan Willem Duyvendak en activist Inge Pierre.

Simion Blom (29), gemeenteraadslid namens GroenLinks in Amsterdam, vertelt dat de discussie over het indianenfeestje en Redface (de indianenvariant op Blackface) in Nederland nog niet eerder is gevoerd. Niettemin is hij van mening dat onze samenleving best ‘cultureel sensitiever’ mag zijn. ‘Een indianenfeestje lijkt onschuldig, maar tijdens het kolonialisme zijn inheemse indianen in Amerika onderdrukt en vermoord.’ Blom vindt het ‘moedig’ dat Tivoli met deze gevoeligheden rekening wil houden.

Die mening staat haaks op die van Anne Adema (27), kandidaat-gemeenteraadslid namens het CDA in Kampen. ‘Het is een kinderfeest. Met carnaval lopen er allemaal volwassen mannen in het zuiden van het land verkleed als uiteenlopende personages. Ik weet niet wanneer we met elkaar hebben afgesproken dat Nederland één grote safe space geworden is. Nog even en er komt een verbod op Lucky Luke.’ Volgens Adema gaat de discussie eigenlijk niet over etnische tegenstellingen, maar om de antithese tussen Amsterdam en de provincie. ‘Het is een grachtengordeldiscussie die is geadopteerd door de linkse media, GroenLinks en een deel van de PvdA. Je zult meer donkere mensen in de provincie treffen die geen moeite hebben met Zwarte Piet of een indianenfeestje dan witte bakfietsmannen bij GroenLinks Amsterdam.’

Onderzoeksjournalist en blogger Carel Brendel (68), auteur van het geruchtmakende boek Het verraad van links, is het roerend met Adema eens. ‘We hebben het over een gezellige verkleedpartij voor kinderen die waarschijnlijk geen enkele racistische of kolonialistische bijgedachte hebben.’ Brendel vindt identity politics hypocriet, omdat meestal alleen blanken racisme worden verweten. ‘In werkelijkheid bestaat er ook racisme van Marokkanen tegen zwarten en Turken, racisme van Surinamers tussen hindoes en creolen, enzovoorts.’ Door zo compromisloos te zijn heeft identity politics volgens Brendel totalitaire trekken gekregen. ‘Achter deze strijd zit een enge censuurdrift. Straks worden alle western films of alle volksfeesten met ‘beledigende’ verkleedpartijen verboden. De tegenstanders streven naar een soort culturele apartheid.’

Hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam Jan Willem Duyvendak (59) ziet dat anders. Hij vindt net als Blom dat onze samenleving sensitiever om moet gaan met identiteitsgevoelige kwesties, ook als er (nog) geen ophef over is. ‘Je hebt geen activisten nodig om maatschappelijke kwesties te problematiseren. Je kunt ook zelf de analyse maken of iets wel of niet racistisch is.’ Het valt de hoogleraar op dat veel voor- en tegenstanders van de indianendiscussie geen dialoog wensen. ‘De actiegroep eist een heleboel dingen en dreigt met geweld, het kabinet vindt de discussie te idioot om het erover te hebben.’ Een vergelijking met het verleden dringt zich op. ‘Zestig jaar geleden, tijdens de verzuiling, waren de ideologische verschillen in ons land enorm, maar werden de tegenstellingen gepacificeerd door de elites. De ideologische verschillen zijn nu veel kleiner, maar de elites slaan elkaar op de kop. De omgekeerde situatie.’

Wat vindt Duyvendak van de door Adema geschetste tegenstelling tussen Amsterdam en de provincie? ‘De wereld buiten de Randstad is ook enorm veranderd na de jaren zestig. Tradities veranderen. Het beeld dat in de provincie de tijd heeft stilgestaan klopt niet.’ Als voorbeeld noemt hij het homohuwelijk. ‘Twintig jaar geleden waren het CDA en ook veel VVD’ers tegen het homohuwelijk, maar nu wordt het als een Nederlandse traditie gezien. Rechtse partijen omarmen de progressieve verworvenheden van links, wel een beetje laat, en gebruiken dat om zich tegen nieuwkomers, vooral tegen moslims, af te zetten. De ideologische verschillen tussen links en rechts zijn in Nederland helemaal niet zo groot. Daarin lijken we totaal niet op de Verenigde Staten, waar de Republikeinen wel een conservatieve culturele agenda hebben. Rechts Nederland vindt vooral dat de ontwikkelingen te snel gaan. Daarom verzetten het CDA en de VVD zich tegen genderneutrale toiletten. Wellicht zullen ze dat over twintig jaar vol vuur verdedigen als Nederlandse traditie.’

Duyvendak laakt het eenzijdig veroordelen van identity politics. ‘Als minderheden ergens kritiek op hebben, dan wordt dat door rechts meteen veroordeeld als identiteitspolitiek. Dat is onterecht. De meerderheidscultuur doet evenzo aan identiteitspolitiek. Al eeuwenlang zelfs. Maar als linkse activisten zich tegen heteronormativiteit of Zwarte Piet verzetten, wordt dat plots veroordeeld als identiteitspolitiek.’

Activist Inge Pierre (48) is verbonden aan de stichting Kaikoesie, die zich inzet voor inheemse indianen uit Suriname. Ze hekelt de stereotyperingen van indianen. ‘Je wordt tot een onnozel iemand gebombardeerd. Indianen zeggen geen ugh en wonen niet in een wigwam. Het is extra pijnlijk, omdat wij door de witte Europeanen zijn verdreven en deels uitgemoord. We zijn nog maar met weinig mensen. Door die clichés wordt ons ingeprent dat we overwonnen zijn. Onze bijdragen aan de wereldeconomie, denk aan maïs en tomaten, worden weggelaten. Het is goed dat de clichés worden aangepakt. We willen kinderen hun plezier niet ontnemen, maar we willen ook dat kinderen onderwezen worden over hoe indianen werkelijk leven.’

Land van identiteitspolitiek

0

Mijn ouders zijn een paar weken op vakantie in Florida. Ze genieten vooral van de zon, het zwembad en de shopping malls. Natuurlijk volgen ze ook het lokale nieuws (Trump, Trump en nog meer Trump), maar de Nederlandse waan van de dag proberen ze zo veel mogelijk achter zich te laten. Toch blijven ook zij allebei journalisten, waardoor ze tijdens onze FaceTime-gesprekken steevast vragen ‘hoe het hier gaat’. Daarmee doelen ze níet op de ijskoude wind van vorige week, want ik ken ze langer dan vandaag.

Ons laatste FaceTime-gesprek ging ongeveer als volgt. Ik vertelde vrolijk dat er de afgelopen weken niet zo veel is gebeurd in Nederland. Men vindt het jammer dat we maar twee dagen op natuurijs hebben kunnen schaatsen en dat er ook dit jaar weer geen Elfstedentocht inzit. Daarnaast deelde ik mee dat het halve land is geveld door griep, de Olympische sporters zijn gehuldigd en de campagnes voor de gemeenteraadsverkiezingen op gang zijn gekomen.

Oh ja, daarover gesproken…Yernaz Ramautarsing, de nummer twee op de Amsterdamse lijst van het Forum voor Democratie, heeft zich teruggetrokken. Mijn moeder had daar zijdelings al iets van meegekregen. ‘Want hij had iets onaardigs gezegd over homoseksuelen, toch?’ ‘Nou, eigenlijk had hij juist iets aardigs gezegd, maar dat maakte het nog erger’, hoorde ik mezelf zeggen. ‘In een WhatsApp-groep had hij geschreven dat homorechten de samenleving dommer hebben gemaakt, omdat volgens hem homo’s een relatief hoger IQ hebben en de hele samenleving dommer wordt omdat zij zich niet voortplanten.’ Nu ik het voor het eerst hardop zeg klinkt het nog vreemder dan dat ik het al vond.

Wacht even. En er was nog meer nieuws uit de Stopera. Het Amsterdamse gemeenteraadslid Sofyan Mbarki (PvdA) diende een initiatiefvoorstel in om nieuwe straatnamen naar migranten te vernoemen, zodat er bij ‘de naamgeving rekening wordt gehouden met een betere afspiegeling van de diversiteit van Amsterdam’. Sommige reacties daarop vond ik doodeng. Enkele voorbeelden: ‘Ga-weg’, ‘Minder Minder Minder-weg’, ‘Knal-plein’,’ IS-laan’, ‘Mohammed Bouyeri-plein’ en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Verder was er ook veel gedoe rondom de Oostvaardersplassen. Ruim duizend ‘dierenliefhebbers’ demonstreerden tegen het dreigende voedseltekort voor de grote grazers konikpaarden, edelherten en heckrunderen. Een aantal activisten had zelfs spandoeken meegenomen met de slogan ‘concentratiekamp Oostvaardersplassen’, inclusief een tekening van beesten in kampuniform achter een dikke heg van prikkeldraad.

En wisten mijn ouders al dat de Utrechtse popzaal TivoliVredenburg geen kinderfeesten meer houdt met het thema ‘cowboys en indianen’, omdat er aangifte was gedaan door actiegroep De Grauwe Eeuw over de ‘racistische stereotypering’ van het evenement?

Oh, ik was bijna vergeten dat vijf Tweede Kamerleden met Turkse roots bedreigd worden door Erdogan-aanhangers, omdat ze door de Erdogan-krant Sabah zijn uitgemaakt voor ‘landverraders’ en ‘bastaards’. Hun partijen (VVD, SP en GroenLinks) erkenden tijdens een stemming namelijk de massamoord op Armeniërs als een genocide.

‘Nou, dat was het wel weer hoor. Niets om je zorgen over te maken. Geniet van de vakantie en veel plezier met het kijken naar de uitreiking van de Oscars.’

Nadat ik ophing was ik een stuk minder zorgeloos dan voor ons FaceTime-gesprek. Soms kun je pas zien hoe idioot het allemaal is als je wat afstand neemt. De enige conclusie: volgens mij zijn we de weg een beetje kwijt met die hele identiteitspolitiek in Nederland. Ik verlang naar het moment dat we ons écht alleen bezighouden met een mogelijke Elfstedentocht of Olympische sporters. Maar eerlijk gezegd vrees ik dat die dag nog lang op zich zal laten wachten.

We zullen sterven in de cel

1
Journalist en schrijver Ahmet Altan (68), een prominente criticus van het Erdogan-regime en voormalig hoofdredacteur van het door het regime gesloten dagblad Taraf, zit een levenslange gevangenisstraf uit in Turkije. Hij wordt onder meer beschuldigd van betrokkenheid bij de couppoging van 15-16 juli 2016 en de Gülen-beweging, die door het regime verantwoordelijk wordt gehouden voor de couppoging en is uitgeroepen tot een terroristische organisatie. Tienduizenden anderen, onder wie journalisten, rechters, aanklagers, advocaten, ondernemers, huisvrouwen, docenten, politici en activisten, zijn op basis van dezelfde beschuldigingen vastgezet na de couppoging. Onder hen is ook Ahmet Altans broer, schrijver en academicus Mehmet Altan. Ahmet Altan schreef dit artikel over zijn proces en gevangenschap, over fictie en realiteit, in zijn cel in de Silivri-gevangenis in Istanbul.

GASTCOLUMN | DOOR: AHMET ALTAN

Ze zitten op een twee meter hoge bank. Ze dragen zwarte toga’s met rode kragen. Binnen enkele uren besluiten ze over mijn lot. Ik kijk naar hen. Ze hebben hun dasjes losgemaakt, uit verveling. De rechterarm van de rechter-president in het midden hangt als nat wasgoed over de tafel. Hij speelt met zijn vingers. Hij heeft een lang, smal gezicht en zijn ogen gaan schuil achter gezwollen, half geloken oogleden. Af en toe kijkt hij op zijn mobieltje om zijn berichten te lezen.

Wanneer één van mijn medebeklaagden zegt dat hij binnenkort een bypassoperatie moet ondergaan, trekt de rechter-president de microfoon naar zich toe en spreekt met mechanische stem. ‘Volgens het ziekenhuis zijn er geen omstandigheden die uw verblijf in de gevangenis belemmeren.’ Terwijl advocaten de meest cruciale zaken bespreken, beveelt zijn mechanische stem. ‘Jullie hebben twee minuten. Hou het kort.’ Ik denk aan wat Elias Canetti (1905-1994, schrijver, winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur in 1981, red.) over zulke mensen zei. ‘Veilig zijn, in vrede en weelde leven en luisteren naar iemands pleidooi waarvan je besloten hebt het te negeren, bestaat er iets vuiler dan dat?’

Terwijl de beklaagden en hun advocaten spreken, zakt de dikke schele rechter rechts van de rechter-president achterover in zijn stoel en kijkt naar het plafond. De glimlach die over zijn gezicht wandelt suggereert dat hij dagdroomt. Als hij niet lijkt te dagdromen, leunt zijn hoofd op zijn hand en slaapt hij. De rechter aan de linkerkant is druk bezig met de computer voor hem en is voortdurend iets aan het lezen.

Rond het middaguur zeggen ze dat ze zich terugtrekken voor beraad. We zijn omringd door politieagenten. Ze dragen Robocop-achtige pakken met zwarte buikschilden en kniebeschermers. Een politieagent neemt elk van ons bij de arm en voert ons tussen twee rijen bewakers door de smalle trappen af. Ze stoppen ons in een betegelde cel met ijzeren tralies. We zijn met vijf man. De zesde beklaagde, een vrouw, is elders ondergebracht.

Het Hooggerechtshof had het bewijs tegen ons bestudeerd en besloten dat ‘niemand op basis van zulk bewijs gearresteerd kan worden’. De journalisten die met ons terechtstaan zijn daardoor optimistisch. Ik ben dat niet.

We ijsberen nerveus door de cel. De minuten verstrijken, dan weer sneller, dan weer trager, afhankelijk van het tempo van onze gesprekken. Als de tijd vertraagt, voelen we de wonden in ons binnenste opengaan. We verbergen dat voor elkaar. De minuten die voorbij kruipen terwijl je in de cel wacht of je levenslange gevangenisstraf krijgt zijn een marteling. Beschaamd ontdek ik flitsen van hoop en dromen onder mijn pessimisme. Wie van binnen bevriest kan de hoop en haar warme gloed niet laten varen. Ik dagdroom in de cel: ik verlaat de gevangenis, haal diep adem, de eerste omhelzing, de woorden van vreugde, de geur van blijdschap en de weidse lucht boven.

Terwijl ik droom beslissen drie mannen met uit verveling losgeknoopte dasjes over mijn lot. Misschien hebben ze al besloten. Ik herinner me plots een passage uit mijn boek Als de wond van een zwaard dat zich afspeelt in de laatste dagen van het Ottomaanse Rijk. Eén van mijn personages is gearresteerd en wacht in een kamer op zijn vonnis. Ik schreef over hem: ‘De kloof tussen het moment dat iemands lotsbestemming verandert en het moment dat die persoon zich dat realiseert, was voor hem het meest tragische en beangstigende in het leven. De toekomst ontvouwde zich, maar die persoon bleef wachten op een andere toekomst met andere verwachtingen en dromen zonder zich te realiseren dat de toekomst al besloten was. De onwetendheid gedurende dat wachten was verschrikkelijk en voor hem de grootste zwakte van de mensheid’.

Ik herinner me die woorden en huiver. Ik beleef nu wat ik in dat boek schreef. Jaren geleden, toen ik rondwaarde in die onbestemde, raadselachtige en wazige schemerzone waar literatuur en leven samenvallen, ontmoette ik mijn lotsbestemming, maar herkende haar niet. Net als mijn hoofdpersoon ben ik nu gearresteerd. Ik wacht op de beslissing die mijn toekomst bepaalt. Mijn leven volgt mijn boek. Wat schreef ik nog meer dat zal uitkomen? Ik voel dat ik meegesleept word in een maalstroom waarin mijn leven en mijn fictie met elkaar verstrikt raken, waarin werkelijkheid en het geschrevene elkaar nabootsen. Welke toekomst koos ik voor mijn hoofdpersoon? Wat was zijn lot?

Plotseling hoor ik de laarzen van de agenten. ‘Kom’, zegt een stem. ‘Het vonnis is geveld.’ Opeens weet ik het weer. Mijn hoofdpersoon werd veroordeeld, dat was het lot dat ik voor hem koos. Ik weet dat ik ook veroordeeld word. De agenten nemen ons mee naar boven. We betreden de rechtszaal en gaan zitten. De rechters komen binnen en trekken de zwarte toga’s aan die ze op hun stoelen hadden achtergelaten. De rechter-president, met zijn achter gezwollen oogleden verscholen ogen, leest het vonnis voor. ‘Levenslang zonder kans op vervroegde vrijlating.’

We zullen de rest van ons leven in een cel van drie bij drie slijten. We worden één uur per dag naar buiten gebracht om het zonlicht te zien. We zullen nooit gratie krijgen. We zullen sterven in een gevangeniscel. Dat is het vonnis. Ik steek mijn handen uit. Ze handboeien me. Nooit meer zal ik de wereld zien. Nooit zal ik een lucht zien die niet omlijst is door de muren van een binnenplaats.

Ik ga naar Hades, ik loop de duisternis binnen als een god die zijn eigen lotsbestemming schreef. Mijn hoofdpersoon en ik verdwijnen samen in de duisternis.

Dit artikel is vertaald vanuit het Engels door Mark van Harreveld. Het is eerder gepubliceerd in The New York Times.

‘Wij zijn een zwarte partij’

1
‘Twee of drie zetels voor Ubuntu in Rotterdam zou een politieke aardverschuiving betekenen.’

De nieuwe politieke partij Ubuntu Connected Front doet in Amsterdam en Rotterdam mee aan de gemeenteraadsverkiezingen op 21 maart. Net als Bij1, Nida en Denk richt Ubuntu zich in het bijzonder op etnische minderheden. Wat wil Ubuntu veranderen in Nederland? Waarin onderscheidt Ubuntu zich van de andere migrantenpartijen? Maakt Ubuntu kans om in de gemeenteraad te komen? De Kanttekening vroeg het aan de twee lijsttrekkers van de partij en experts.

Lijsttrekkers
Iwan Leeuwin, een volle neef van Bij1-lijsttrekker Sylvana Simons, is de oprichter van Ubuntu. Hij is de lijsttrekker van de partij in Amsterdam. Hij zat voor GroenLinks in de bestuurscommissie van Amsterdam-Zuidoost, maar stapte in juli 2015 uit de fractie en ging zelfstandig verder. Ubuntu is geïnspireerd door de Ubuntu-filosofie van Nelson Mandela (1918-2013).

‘Het gaat om eenheid, menswaardigheid en rechtvaardigheid. Mandela zei dat als je mensen niet meer racistisch bejegent, niet meer onheus behandelt, dan zullen ze de beste prestaties leveren. Wij hebben genoeg in onze mars, maar krijgen de ruimte niet’, vertelt Leeuwin. Hij voelt zich niet thuis bij andere partijen. ‘Ze noemen in hun verkiezingsprogramma Afrika niet eens. Denk is onze bondgenoot, omdat deze partij ook wil dat er meer aandacht komt voor het slavernijverleden, maar op Denk-lijsten staan zwarte mensen niet op verkiesbare plekken.’ En Bij1 dan? Leeuwin: ‘Surinaamse mannen hebben Simons gesteund, maar op de Bij1-lijst staan geen Surinaamse mannen. Het zijn vooral vrouwen. Surinaamse mannen willen een herkenbare lijst. Maar we zijn er voor iedereen, ook voor Turken, Marokkanen en witte mensen.’

Foto: Iwan Leeuwin

Simao Miguel, lijsttrekker van Ubuntu in Rotterdam, vult aan. ‘Bij1 richt zich feitelijk op twee zaken, racisme en LGBT-rechten. Wij zijn een zwarte partij, qua huidskleur, maar wij hebben ook een eigen filosofie. We beperken ons niet alleen tot identiteit en afkomst.’

Het onderscheidende van Ubuntu is dat het verkiezingsprogramma is gebaseerd op de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Nederland houdt zich daar volgens Leeuwin niet altijd goed aan. ‘Ons land lijkt welvarend, maar veel mensen vallen tussen wal en schip. Jongeren krijgen geen stageplek of baan en kinderen krijgen een te laag studieadvies.’

Miguel beaamt dat. ‘Nederland houdt zich niet aan het VN-kinderrechtenverdrag. Kinderen moeten gevrijwaard worden van racisme, maar worden elk jaar geconfronteerd met Zwarte Piet. Eigenlijk zouden politici daarop moeten reageren, maar dat laten ze aan de samenleving over.’ Volgens Leeuwin moet Amsterdam daarom het goede voorbeeld geven. ‘De Nederlandse overheid luistert naar onze stad. Amsterdam stelt punten aan de orde die door de rest van het land worden nagevolgd, zoals de Zwarte Piet-discussie. Dat moeten we vervolgens ook wettelijk opleggen.’

In Amsterdam en Rotterdam doet de partij mee aan de gemeenteraadsverkiezingen en aan de verkiezingen van bestuurscommissies in enkele stadsdelen. Ook in andere steden zijn Ubuntu-vrijwilligers actief. De ambitie van Leeuwin en Miguel is om uit te groeien tot een landelijke partij. Wat zijn de verwachtingen voor 21 maart? Leeuwin wil niet op de zaken vooruit lopen, maar Miguel durft concreet zijn ambities te noemen. ‘Met zes zetels kunnen we echt doen wat we willen. Maar met twee of drie zetels zijn we ook heel blij.’

Experts
Tot zover de lijsttrekkers. Wat vinden experts van Ubuntu? Floris Vermeulen, hoofddocent Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en voormalig directeur van het Instituut voor Migratie en Etnische Studies, denkt dat Ubuntu, Bij1 stemmen kan kosten, met name in Amsterdam-Zuidoost. ‘Bij1 komt op voor minderheden in het algemeen, Ubuntu richt zich toch echt vooral op zwarte kiezers. Iwan Leeuwin heeft een groot netwerk en kan dit inschakelen voor zijn campagne.’ Gaat Ubuntu ook zetels halen? ‘Nee, maar ze zorgen er wel voor dat Bij1 minder groot wordt.’ Volgens Vermeulen zorgt de deelname van Ubuntu aan de verkiezingen er wel voor dat de politieke betrokkenheid van zwarte Nederlanders wordt vergroot. ‘De opkomstpercentages onder Surinamers zijn ontzettend laag in Amsterdam, zo’n vijfentwintig procent van de kiezers gaat naar de stembus. Door partijen als Bij1 en ook Ubuntu voelt men zich wel gerepresenteerd.’

Opiniepeiler Aziz el-Kaddouri, eigenaar van EtnoBarometer, onderschrijft deze analyse grotendeels. ‘De opkomst onder zwarte Nederlanders is echt ontzettend laag, twintig tot vijfentwintig procent stemt. Onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders ligt de opkomst wat hoger, op zo’n dertig procent, wat ook nog veel te laag is. Daarom verwacht ik geen wonderen. Twee of drie zetels voor Ubuntu in Rotterdam zou een politieke aardverschuiving betekenen.’ Maar dat betekent toch wel dat deze partijen een enorme potentie hebben? ‘Als je het goed aanpakt is er een groot kiezerspotentieel. Het hangt van de stad af. In Rotterdam kunnen Turkse en Marokkaanse Nederlanders vier tot zes zetels halen en zwarte Nederlanders zelfs tien zetels, maar dat is voor de lange termijn.’

Chris Dorsman, columnist voor de nieuws- en opiniewebsite Jalta, noemt de opkomst van migrantenpartijen ‘historisch’. ‘De linkse partijen hebben te weinig voor de Nederlanders van kleur gedaan. Bij de PvdA bijvoorbeeld stonden wel zwarte mensen op de lijst en soms werden ze verkozen, maar ze hebben nooit een prominente positie bekleed. Ze waren er om ‘stemvee’ binnen te halen. Van minderheden wordt verwacht dat ze integreren, maar echte interesse in deze mensen is er feitelijk nooit geweest. Er heerst ook bij links een zoek-het-maar-uit-mentaliteit, terwijl mensen soms een zetje nodig hebben.’ Toch is Dorsman geen voorstander van minderheidspartijen. ‘Omdat daardoor de samenleving wordt versplinterd’, stelt hij. ‘De gevestigde partijen moeten deze minderheden weer bij hun zaak betrekken. Er moet meer inclusie zijn. Dat is beter, want grote partijen hebben meer invloed en kunnen meer voor minderheden betekenen.’

Onzichtbaar vrij

0

De afgelopen weken zagen wij hoe, dankzij de interventie van de Volkskrant, de politieke carrières van twee merkwaardige politici genadeloos sneuvelden. Zowel Halbe Zijlstra (VVD) als Yernaz Ramautarsing (FvD) moesten de politiek verlaten nadat drie journalisten van de Volkskrant (Natalie Righton, Hassan Bahara, Annieke Kranenberg) door hun grootdoenerij en dommige uitspraken prikten. De val van beide rechtse politici laat zien dat wij in dit land een vrije pers hebben die het waard is om voor te vechten.

Eerst terug bij af; de ontsporing van Zijlstra en Ramautarsing. Zijlstra loog over een ontmoeting met Vladimir Poetin die nooit plaats had gevonden. Daarnaast legde hij de Russische president woorden in de mond. Ramautarsing, die namens het FvD kandidaat-gemeenteraadslid in Amsterdam was, verdedigde bij herhaling, schaamteloos, het verband tussen IQ en ras. Deze en andere uitspraken deed de jonge Amsterdammer in een besloten WhatsApp-groep, genaamd ‘polariserende politici’, voor jongeren die politiek actief zijn. Ramautarsing beweerde in de appgroep ook dat homorechten de samenleving dommer maken. Naar eigen zeggen speelde hij ‘advocaat van de duivel’.

Zijlstra zat op het hoogtepunt van zijn politieke ambt. Na een rijke carrière in het bedrijfsleven diende hij respectievelijk als gemeenteraadslid, staatssecretaris en parlementslid (fractievoorzitter). Het ministerie van Buitenlandse Zaken was een beloning voor zijn jarenlang dienst aan de VVD en politieke vriendschap aan premier Mark Rutte. Tegenover deze rijke ervaring van Zijlstra is Ramautarsing juist een groentje. De dertigjarige Surinaamse Nederlander heeft een CV om van te huilen. Op politiek en professioneel niveau is hij waar Zijlstra twintig jaar geleden was.

Ondanks dit verschil in ervaring wisten de journalisten van de Volkskrant met hun gedegen onderzoek en scherpe pennen zowel Ramautarsing als Zijlstra in hun leugens en domme uitspraken te ontmaskeren. Ik kon in beide gevallen niet anders dan dankbaar zijn voor het feit dat wij in een land wonen waar journalisten zonder angst hun werk mogen doen om het morele gezag van onze leiders te controleren.

Want hoe anders is het in landen waar de vrije pers een ongeoorloofd privilege is. Turkije, Congo, Mexico, Ethiopië, de lijst is te lang. Op basis van verschillende data over persvrijheid scoren deze landen heel laag op de persvrijheidranglijsten, zoals die van Reporters Zonder Grenzen, terwijl Nederland op al deze lijsten in de top vijf staat. In dit land kunnen journalisten de politieke carrières van ontspoorde politici doen laten sneuvelen. In de genoemde onvrije landen sneuvelen juist journalistieke carrières. In het ergste geval is het de journalist zelf die sneuvelt.

Dat laatste overkwam bijvoorbeeld Jan Kuciak. De zeventwintigjarige Slowaakse journalist die voor de nieuws- en opiniewebsite aktuality.sk werkte. Hij werd vorige maand samen met zijn vriendin in zijn eigen appartement vermoord. Volgens een Canadese collega onderzocht Kuciak de banden tussen de Italiaanse maffia en de Slowaakse politiek. Kuciak is niet de enige. Elk jaar worden journalisten door machtige mannen, zowel binnen als buiten de politiek, van het leven beroofd.

Persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zijn onontbeerlijk voor een open en democratische rechtsstaat. Toch staan wij vaak niet stil bij hoe bijzonder deze vrijheden zijn. Daarom moeten wij vaker over de grens kijken. Dat laat ons inzien dat de vrijheden die wij hebben niet vanzelfsprekend zijn. Wie niet bewust van zijn of haar verworvenheid is, weet niet wat hij of zij moet koesteren en waarvoor hij of zij moet vechten. Wie niet bewust is van de eigen verworvenheid, weet niet wat gekoesterd moet worden en waarvoor gevochten moet worden. Persvrijheid is geen abstractie, het is een goed dat we moeten koesteren. En als het afwezig is, dan moet er voor gevochten worden.