23.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 887

Heb je de Egyptenaar al geprobeerd?

0
Niets mis met de Italiaan of de Griek, maar heb je de Egyptenaar al geprobeerd?

Nederland en Belgiё huizen talrijke restaurants waar je allerlei multiculturele smaken kunt proeven. De Kanttekening bezocht een Australisch, een Maleisisch en een Egyptisch restaurant. ‘Ik hoop dat Egyptisch eten populair wordt in Nederland, ik vecht er zeker voor.

Australisch
De barbecuetijden liggen nog maar net achter ons. Voor mensen die ze nog niet kunnen loslaten, is misschien het Australische restaurant Southern Cross in het Noord-Hollandse Heemstede een optie. Het rooster neemt daar een belangrijke plaats in. ‘Dertien jaar geleden toen wij openden, waren wij een nieuwigheid. Nu zien de mensen in de omgeving ons gewoon als een leuk buurtrestaurant’, zegt kok Peter Edwards. ‘Als mensen bij ons twee exact dezelfde gerechten bestellen, vraag ik hun altijd om eentje te verwisselen met iets anders van het menu, zodat ze die ook kunnen proeven.’ Het is niet de enige eetgelegenheid uit Down Under in Nederland. Zo is in Amsterdam Drovers Dog te vinden met twee filialen. ‘De klantenkring bestaat vooral uit oudere mensen die decennia geleden naar Australiё geёmigreerd waren en nu weer teruggekomen zijn. Maar wij hebben ook jongeren die op het punt staan te gaan backpacken, en hier hun afscheidsfeestje houden’, vertelt Edwards. Waarom bijvoorbeeld Chinese en Italiaanse restaurants populairder zijn, weet hij niet zeker. ‘Wellicht omdat dat gevestigde keukens zijn. Die bestaan al tientallen jaren.’ Behalve gebarbecued wordt er ook geroosterd in de Australische cuisine. Bijvoorbeeld vis, die in de oven gedaan wordt. De producten, zoals vlees, worden ingevlogen en komen per boot. Veel voorkomende ingrediёnten zijn gember en Aziatische groenten. De keuken is een mengelmoes van onder meer Chinese, Griekse en Italiaanse invloeden. Hoewel de originele bewoners de Aboriginals zijn, wordt er pas geregistreerd vanaf de tijd dat de Britten voet op het continent zetten en daar gingen wonen. Daarna volgden de immigranten. Zij hebben hun stempel gedrukt op de Australische eetcultuur.

Maleisisch
Xavier Hoh, de zoon van de eigenaar van het restaurant Kuala Lumpur, kan gerust een ambassadeur voor het Maleisische eten worden genoemd. Het restaurant dat zich in Antwerpen bevindt, heeft als clientѐle diamantairs die er zaken met hun eigen klanten doen, maar evengoed de ‘gewone’ Vlaamse familie. Ook in Nederland zijn er enkele Maleisische eetgelegenheden, zoals de restaurants Wau en Kampong Kita. De gasten komen er voor de keuken die een fusion is van de keukens van verschillende Aziatische landen. ‘Door de Maleisische handelsroutes heeft het veel invloeden gekend’, vertelt Hoh. ‘De centrale ligging van het land in Zuidoost-Aziё heeft het eten van het volk gevormd. De Maleisische cuisine is divers en uniek, het lijkt niet op bijvoorbeeld Thais of Chinees eten. Het heeft wat weg van het Indonesische voedsel, maar ook weer niet helemaal.’ Een typisch gerecht is er niet. Maar de officiёle nationale schotel is Nasi Lemak, gekookte rijst met kokosmelk. Verder zijn kokos en curry sleutel-ingrediёnten. ‘We wokken, stomen, grillen en frituren’, zegt Hoh. De eetgelegenheid importeert bestanddelen als kruiden en slaat ook in bij Aziatische supermarkten.

Egyptisch
Falafel kent iedereen. De gefrituurde gekruide balletjes zal menigeen als Israёlisch brandmerken, maar ‘het is toch echt een typisch Egyptisch gerecht’, beweert Ali Mourad, die eethuis Habibi in Rotterdam leidt. Mourad, die oorspronkelijk uit Egypte komt, verbetert en vertelt verder. ‘De Israёlische versie is vervangen door kikkererwten. Wij gebruiken tuinbonen, wat het gerecht luchtig maakt.’ Het Rotterdamse hotel New York kan daar helemaal mee instemmen. De restaurateur levert voor dit hotelbedrijf. ‘Ik hoop dat Egyptisch eten populair wordt in Nederland, ik vecht er zeker voor’, zegt Mourad. Habibi houdt kookworkshops en wil wellicht sociaal netwerk Facebook op. Hij stelt de enige met een dergelijke zaak te zijn. In Vlaanderen is er een etablissement in Brugge en in een ander wordt de Egyptische kaart gecombineerd met de Italiaanse. Mourad opende zijn deuren zeven jaar geleden. Mensen die met Egyptenaren getrouwd zijn of zelf een Egyptische vader of moeder hebben, frequenteren de zaak. De basisingrediёnten in het land van de farao’s zijn de ui en het knoflook. Mourad krijgt uit Egypte voedingsmiddelen als komijn en tomatensaus aangeleverd. ‘Egyptische bedrijven in Nederland voeren die in.’

‘Discriminatie is als een heroïneverslaving’

0
Nederlandse moslims voelen zich vaker gediscrimineerd dan moslims in bijna alle andere Europese landen, blijkt uit een recent onderzoek. De Kanttekening sprak daarover een anti-discriminatie-expert, een socioloog en een politicus.

Nederland komt er slecht vanaf in het eind vorige maand gepubliceerde onderzoek van het Bureau voor de Grondrechten van de Europese Unie naar de discriminatiebeleving van moslims. Van de landen in Europa met een grote moslimpopulatie voelt alleen de Griekse moslim zich meer gediscrimineerd. Zo zegt ruim dertig procent van de respondenten de afgelopen vijf jaar te maken hebben gehad met discriminatie in ons land. Meer dan zeventig procent gelooft dat discriminatie op grond van geloofsovertuiging, etniciteit en huidskleur wijdverspreid is in Nederland. In vergelijking met andere landen is het vertrouwen van moslims in de politie laag. Ze worden vaker aangehouden en voelen zich het minst verbonden met het land waarin ze wonen.

Cyriel Triesscheijn, directeur van het anti-discriminatie-bureau Radar (Regionale Anti-Discriminatie Actieraad), kijkt niet op van de uitkomsten van het onderzoek. ‘Het komt overeen met conclusies van eerdere onderzoeken. Moslims hebben over het algemeen weinig vertrouwen in de Nederlandse instanties.’ Volgens Triesscheijn is de politieke belangstelling voor moslimdiscriminatie gering in vergelijking met andere vormen van discriminatie. ‘De bestrijding van antisemitisme wordt al sinds de jaren tachtig serieus genomen gezien de geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Racistisch geweld neemt sinds een aantal jaar af en geweld tegen moslims neemt toe. Als je kijkt naar de cijfers is er reden voor bezorgdheid. Moslims hebben het gevoel dat er met twee maten wordt gemeten. Ze vinden dat je tegen moslims van alles kunt roepen zonder dat er wordt opgetreden, terwijl dat bij de belediging van andere minderheidsgroepen wel gebeurt. Denk aan de demonstrant op de Dam in Amsterdam in 2008. Hij droeg een pamflet bij zich met uitspraken van Wilders. De woorden moslim en islam had hij veranderd in jood en jodendom, hij werd prompt gearresteerd voor discriminatie.’

Dan zijn er nog de feiten over discriminatie op de Nederlandse werkvloer. ‘Werkzoekenden met een Arabische of een Turkse naam worden minder vaak uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en vinden uiteindelijk minder vaak een passende baan’, zegt Lieselotte Blommaert, socioloog aan de Radboud Universiteit Nijmegen. ‘De kans dat het cv van een autochtone sollicitant wordt bekeken is vijftig procent groter, de kans dat een autochtoon wordt uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek is zestig procent groter. Stereotypebeelden die werkgevers hebben van bepaalde groepen sollicitanten spelen bewust en onbewust een rol. Werkgevers nemen snel een beslissing op basis van beperkte informatie, bijvoorbeeld van een cv. Onbewust houden ze bij die beoordeling rekening met wat ze weten of denken te weten over de groep waartoe ze denken dat de sollicitant behoort. Zo’n aanname is bijvoorbeeld het beeld dat autochtone sollicitanten minder goed de taal beheersen. Veel mensen die discrimineren doen dat niet vanuit een sterke antipathie voor een bepaalde groep, ze laten zich leiden door vooroordelen zonder dat ze dit in de gaten hebben.’ De uitkomst blijft: moslims in Nederland voelen zich vaker gediscrimineerd dan moslims uit andere Europese landen. ‘Een andere verklaring daarvoor is de constante stroom van anti-islam-uitspraken van Wilders’, denkt Triesscheijn. ‘De nadruk op de islam in de politiek is hier veel sterker dan in andere Europese landen. Er is geen partij in Europa die de islam zo sterk agendeert als de PVV. Maar ook voormalig VVD-leider Bolkestein waarschuwde al in de jaren negentig in toespraken voor de islam. Afgelopen maand is het extreem-rechtse AfD de derde partij van Duitsland geworden. Het AfD legt de nadruk op immigratie, vluchtelingenstromen en bovengrenzen, het onderwerp islam is pas vrij laat een rol gaan spelen in de verkiezingscampagne van de partij.’

Sandra Doevendans, Statenlid voor de PvdA in Noord-Holland, noemt discriminatie door instituties ‘extra schrijnend’. ‘Gediscrimineerd worden door medeburgers is vervelend, maar discriminatie door instituties komt nog harder aan. Het tast je gevoel van veiligheid aan. Dat geldt voor jongeren die etnisch worden geprofileerd, maar ook voor burgers die te maken hebben met discriminatie binnen het onderwijs en op de arbeidsmarkt.’ Volgens Doevendans moet de ervaren discriminatie van moslims in een breder licht worden bekeken. ‘De Zwarte Piet-discussie wordt op het scherp van de snede gevoerd, zelfs politieke partijen spreken zich erover uit. Er is steeds weer discussie over de Nederlandse identiteit waarbij een ‘wij-zij-situatie’ wordt gecreëerd. Kijk bijvoorbeeld naar de coalitieonderhandelingen waarin is gesproken over het verplicht leren van het Wilhelmus en een bezoek aan het Rijksmuseum.’ Maar volgens Doevendans is ‘de laatste tijd iets gaan kantelen’. ‘Moslimdiscriminatie wordt serieuzer genomen. Zo worden bijeenkomsten georganiseerd over islamofobie, anti-discriminatie-bureaus houden meldingen bij en er is meer bewustwording bij de politie. Aan de andere kant zie je echter dat veel mensen het onderwerp discriminatie een beetje zat zijn. Ik denk dat dat komt omdat het zo gevoelig ligt. Het tast hun zelfbeeld aan. Ze vinden dat ze niet discrimineren en überhaupt dat het wel meevalt met die discriminatie. Discriminatie is als een heroïneverslaving, je kunt het pas bestrijden als je het erkent.’

‘Acta non verba’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Ghanese Nederlander Jefferson Osei (28).

Wat doe je?
‘Ik studeer sportmarketing, speel voetbal, maak muziek en run het Amsterdamse streetcouture label Daily Paper Clothing, die ik heb opgericht samen met Abderrahmane Trabsini en Hussein Suleiman.’

Waar wil je heen?
‘Op dit moment wordt ons merk verkocht in bijna honderd winkels verdeeld over vijfentwintig landen. Onze ambitie met Daily Paper is om pionier te worden in de nichemarkt waarin wij opereren. We willen ook meer winkels openen in verschillende wereldsteden.’

Heb je een kruiwagen?
‘Dat is mijn passie en affiniteit met mode. Daarin speelt mijn cultuur en achtergrond een belangrijke rol. Dat geldt voor alles wat ik doe in het dagelijks leven. Ik ben te allen tijde mezelf en laat me niet beïnvloeden door wat men van mij vindt. Onze eerste collectie bestond slechts uit vijf t-shirts die we hebben gefinancierd met onze studiefinanciering. Zo hebben wij langzaam verder gewerkt tot aan de huidige collectie. Verder heb ik een hecht collectief van broeders om mij heen die hun dromen najagen in hun eigen creatieve discipline. We helpen, inspireren en motiveren elkaar.’

Zijn er beren op de weg?
‘Ik probeer mijn cultuur en achtergrond op een moderne manier te verwerken in kleding. Dat creëert een sterke merkidentiteit, maar tegelijkertijd zorgt het  ervoor dat veel winkels overal ter wereld Daily Paper niet commercieel genoeg vinden. Het is te niche in hun ogen waardoor het soms moeilijk is grote stappen te maken. Daarnaast zijn mensen nog steeds stomverbaasd als ze horen dat een Somaliër, een Marokkaan en een Ghanees dit alles hebben opgezet. Een groot deel van de Nederlandse bevolking, ook ‘nieuwe’ Nederlanders, heeft een ouderwets beeld van jonge ondernemers. Dat merk ik ook in de industrie waarin wij opereren.’

Heb je tips?
‘Mijn beste tip is om het gewoon te doen. Acta non verba, geen woorden, maar daden. Ik heb geen modeopleiding gedaan, mijn partners ook niet. Mijn passie, discipline en mentaliteit heeft mij gebracht tot waar ik nu ben. En wie weet waar ik over een paar jaar ben.’

Docent schat capaciteit leerling vaak niet goed in

1

Docenten zijn medeverantwoordelijk voor onderwijsongelijkheid, om verschillende redenen, zoals de verwachting van docenten van leerlingen. Sociaal psycholoog Lee Jussim legt het verloop van deze verwachting uit in drie stappen. Ten eerste ontwikkelt de docent een bepaalde verwachting van wat de leerling kan bereiken. Vervolgens handelt de docent daarnaar. Dus als de docent veel verwacht van de leerling, biedt hij of zij de leerling veel aan en andersom. In de laatste stapt maakt de leerling de verwachting waar. Deze cyclus kan zowel positief als negatief uitpakken. Als een leerling hoge verwachtingen bij de docent schept, heeft de leerling daar meestal baat bij, omdat hij of zij dan meer van de docent aangeboden krijgt. Het kan negatief uitpakken als de leerling zijn of haar capaciteit minder laat zien. Dan is het mogelijk dat de docent minder verwacht en daarom minder aanbiedt. Leerlingen uit kwetsbare groepen, bijvoorbeeld met een lagere sociaal-economische status, hebben meer kans om te lijden onder de lagere verwachtingen van de docent. Deze leerlingen hebben een bepaalde achtergrond die in de praktijk wordt gezien als een potentiële achterstand ten opzichte van de andere leerlingen. Realistisch gezien is de achtergrond van de leerling echter niet bepalend voor zijn of haar capaciteiten. Wel kan er enigszins vanuit worden gegaan dat de leerling wellicht andere normen en waarden heeft en over een culturele erfenis beschikt die niet altijd identiek is aan wat er op school wordt verwacht. Het is een feit dat veel onderzoeken bewijzen dat de verwachting van de docent veel invloed heeft op de prestaties van de leerling. Dat roept de vraag op in hoeverre binnen docentenopleidingen wordt gereflecteerd op de verwachting van de docent. Wordt er wel voldoende stilgestaan bij het feit dat je als docent leerlingen hun kansen kunt ontnemen? Ik ken mensen die door docenten veel lager zijn ingeschat dan dat ze aankunnen, waardoor ze een veel langere weg moesten afleggen naar het hoger onderwijs. Sommigen verliezen op die lange weg hun motivatie. Docenten zouden zich daarom heel goed bewust moeten zijn van hun verwachting van leerlingen. Een diamant werd ook ooit gevormd uit een koolstof, zo luidt een Turks gezegde. Docenten zouden ervan uit moeten gaan dat elke leerling een potentiële diamant is.

Eberhard redde een Indiaas gezin

0

Burgemeester Eberhard van der Laan is onlangs begraven. Er zijn al veel verhalen over hem verteld. Over zijn werklust, zijn gevoel voor ons Amsterdammers, zijn liefde voor de stad. Toch wil ik ook mijn verhaal eraan toevoegen. Ook mijn leven heeft Eberhard geraakt of liever gezegd, het leven van Shares uit India.

Ik leerde Eberhard kennen in het stadhuis. Ik was daar een keer met een aantal kinderen, ik weet niet precies meer waarvoor. Wat ik wel vaker doe als ik ‘machtige’ mensen ontmoet, dan vraag ik hun telefoonnummer. Het is erg nuttig om een netwerk te hebben, vooral van mensen die ergens iets in de melk te brokkelen hebben. ‘Mag ik uw nummer hebben?’, vroeg ik aan Eberhard toen ik naast hem stond. ‘Kan jij dat even regelen?’, zei hij tegen zijn medewerker. Aanvankelijk was de assistente nogal terughoudend, ze vroeg aan een ambtenaar die erbij was en die ik toevallig kende ‘kan dat of denk je dat ze er misbruik van zal maken?’

Kort daarna kwam er een leerling in mijn klas die met zijn moeder en zijn twee zusjes vanuit India naar Nederland was gekomen. Zijn vader was achtergebleven in India en zijn moeder was hier opnieuw getrouwd met een Indiase man. Met hem had ze ook nog twee kinderen gekregen. Ze waren hier al een tijdje, toen bleek dat ze de papieren voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning niet goed hadden ingevuld. Drie keer begonnen ze een procedure om ondanks de verkeerd ingevulde papieren toch te mogen blijven, maar tevergeefs. Shares en zijn twee zusjes moesten terug naar India. De twee nieuwe kindjes, de biologische vader en de stiefvader van Shares mochten wel blijven.

‘Dat kan toch niet’, zei een collega van mij. ‘Een familie zo totaal uit elkaar scheuren.’ Ik was het met haar eens, dat kon niet. Dus ik begon te mailen en te bellen, Defence for Children, de Tweede Kamer, ik weet niet wie ik allemaal heb benaderd. Op een gegeven moment had ik contact met een ambtenaar van de gemeente die ging over asielzaken. ‘Nou, mevrouw Coenen’, zei hij, ‘ik kan u zeggen, dit gaat niet lukken, ze hebben hun papieren niet goed ingevuld, er is geen grond om de afwijzing te herzien’.

Maar ik wilde het niet opgeven. Via, via kwam ik terecht bij Sander Terpstra, actief lid van de PvdA. Hij is zelf ruim vijfentwintig jaar geleden gevlucht uit Iran. Hij probeerde te helpen en legde contact met het ministerie, maar ik kreeg op een zeker moment een mailtje van een assistent van Fred Teeven, de toenmalige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. ‘U hoeft mij niet meer te mailen, het is echt kansloos.’ Onderaan de mail stond zijn 06-nummer, dus ik bestookte hem iedere week weer met een belletje, een vraagje, een opmerking. Misschien was het uit pure irritatie of wanhoop (‘wanneer houdt dat mens in godsnaam op met bellen’) dat hij op een gegeven moment begon over de discretionaire bevoegdheid van de minister, dat de staatssecretaris in zekere mate de vrijheid heeft om in concrete gevallen naar eigen inzicht te beslissen. ‘Maar als u dat in eigen persoon vraagt, dan zal hij daar zeker geen gebruik van maken’, zei hij. ‘U moet een gezaghebbend iemand weten te vinden.’

Gelukkig had ik nog een telefoonnummer. Ik legde Eberhard de zaak voor. ‘Ik wil het toch nog een keer proberen’, besloot ik. Hij zou erover nadenken. Een paar dagen later belde die ambtenaar van de gemeente die ik eerder al gesproken had. ‘Ik weet niet waarom’, zei hij, ‘maar hij doet het’.

Door toedoen van Eberhard kregen Shares, zijn moeder en twee zusjes een verblijfsvergunning. Een paar jaar later ontmoette ik de burgemeester op de nieuwjaarsreceptie van de gemeente. Hij stelde me voor aan zijn vrouw. ‘Dit is Trudy, Trudy die van heel veel jongeren Amsterdammertjes heeft gemaakt’, zei hij. Heel mooi dat hij dat zo zei, maar ik moest meteen denken aan Shares van wie ik zonder Eberhard nooit een Amsterdammertje had kunnen maken.

De duistere kant van diversiteit

0

Multiculturalisme is uit de mode geraakt. ‘De multiculturele samenleving is mislukt’, konden we politici in Europa niet lang geleden horen roepen. Multiculturalisme wordt geassocieerd met wegkijken, vrijblijvendheid, cultureelrelativisme en verkeerd beleid. Tegenwoordig zal je nog weinig mensen tegenkomen die er een warm gevoel bij krijgen.

Des te opmerkelijker dat het begrip diversiteit niet meer is weg te slaan uit ons dagelijks spraakgebruik. Je zou zeggen dat multiculturalisme toch op zijn minst een variant is van diversiteit. Je zou kunnen veronderstellen dat degene die te hoop lopen tegen multiculturalisme, ook iets tegen diversiteit moeten hebben, maar dat blijkt anders te liggen. Diversiteit is goed en nastrevenswaardig. Diversiteit is de nieuwe mantra van het moderne beleidsjargon, de oplossing voor allerlei maatschappelijk onrecht. Het duikt op in beleidsnotities en organogrammen van zorginstellingen, ministeries en diensten. Vrijwel elke zichzelf respecterende organisatie heeft tegenwoordig een diversiteitsbeleid en een diversiteitsmanager die de ontwikkelingen op het gebied van diversiteit monitort en aanstuurt. Als het niet goed gaat met de organisatie dan zou dat wel eens kunnen liggen aan een gebrek aan diversiteit.

Hoe kan dat? Hoe komt het dat de critici van multicultureel beleid tegelijk diversiteit propageren als een grondkenmerk van een moderne samenleving? Voor een deel zit hem dat in de vaagheid van begrippen, de manier waarop zij gebruikt worden en waarmee ze geassocieerd worden. Neem multiculturalisme. Dat is van oorsprong een plaats en tijd gebonden begrip dat vooral in de negentiende eeuw werd gebruikt om het opkomend nationalisme in Centraal-Europa te begrijpen. Het dook decennia later weer op in de literatuur over naoorlogse arbeidsmigranten in West-Europa. In de politieke filosofie wordt het gedefinieerd als een politiek ideaal dat is gebaseerd op de gelijkwaardigheid van mensen met verschillende culturele achtergronden. Het gaat om rechten en om evenredigheid in de verdeling van welvaart, macht en invloed op het democratische besluitvormingsproces.

In de jaren negentig groeide het idee dat precies deze principes het beleid van de Nederlandse overheid in de jaren tachtig bepaalden. Terugkijkend op die periode beweerden critici dat die multiculturele politiek en de erkenning van culturele verschillen één van de belangrijkste redenen was waarom er nog steeds sprake is van grote maatschappelijke ongelijkheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. Hoewel dat een volkomen verkeerde lezing van het Nederlandse beleid in de jaren tachtig is, ligt hier wel de oorsprong van de harde aanval op het ‘multiculturalisme’ die volgde, met als hoogtepunt het essay van Paul Scheffer, Het multiculturele drama uit 2000.

Diversiteit als principe, nastrevenswaardig doel en erkenning dat de samenleving bestaat uit mensen met verschillende kenmerken en verschillende achtergronden is misschien breder dan multiculturalisme, maar het gaat in wezen om hetzelfde idee. De diversiteit beperkt zich niet tot cultuur, etniciteit of religie, maar gaat ook over huidskleur, gender, seksuele geaardheid. Ja eigenlijk alle kenmerken waarop mensen zichzelf willen onderscheiden of door anderen worden onderscheiden.

Maar de weg die het begrip diversiteit in de loop van de tijd heeft afgelegd is anders dan die van multiculturalisme. Natuurlijk ligt het principe ten grondslag aan het terechte streven van bedrijven, instellingen en overheden om hun personeelsbestand een afspiegeling van de samenleving te laten zijn. Neem het diversiteitsbeleid van de politie dat onlangs in het nieuws kwam.

Diversiteit heeft ook een onmiskenbaar duistere kant. Want wie bepaalt welke verschillen relevant zijn? Diversiteit is geen objectief gegeven, maar is gebaseerd op de vraag welke kenmerken als belangrijk worden gezien. Daarover denkt niet iedereen hetzelfde. Welke diversiteit is (on)aanvaardbaar en voor wie? Als CDA-leider Sybrand Buma het heeft over ‘gewone’ mensen dan maakt hij met een beroep op het diversiteitsprincipe onderscheid tussen mensen op basis van kenmerken die hij kennelijk belangrijk vindt. Hoewel velen, onder wie ikzelf, niet bij zijn clubje ‘gewone’ mensen willen horen, sluit Buma diegenen uit die wat hem betreft niet tot de categorie ‘gewone’ mensen behoren. Thierry Baudets waarschuwing tegen ‘homeopathische verdunning’, het ‘gevaar’ dat ‘de’ Nederlandse cultuur zou verdwijnen door teveel migranten, is precies hetzelfde streven. Het idee dat er zoiets bestaat als een ‘zuivere’ cultuur die verdedigd moet worden tegen vermenging, vinden we ook terug bij de extreem-rechtse ‘identitaire’ bewegingen die overal in Europa opkomen. Het Zuid-Afrikaanse apartheidssysteem was ook gebaseerd op een bepaald soort diversiteit. Daar ging het over de mythe van raszuiverheid, volgens aanhangers een cruciaal kenmerk. Ook de nazi-ideologie was gebaseerd op een bepaalde opvatting van diversiteit.

De erkenning van diversiteit kan dus een manier zijn om mensen, hoe verschillend ook, gelijkwaardig bij de samenleving te betrekken. Dat was de manier waarop de betreurde Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan het zag. Helaas wordt het begrip in toenemende mate ook opgeëist door politieke volksmenners die er juist anderen mee willen uitsluiten. Of erger!

Heeft iedereen vertrouwen in de toekomst?

0

In vergelijking met 2012 ging het begin dit jaar tijdens de verkiezingscampagne veel meer over immigratie en integratie. Immigratie was hoog op de agenda geplaatst door de toestroom van vluchtelingen in 2015 en het soms gewelddadige verzet daartegen op verschillende plekken in het land. Daarnaast was er in vergelijking met vier jaar geleden door de vele terroristische aanslagen in Europa de afgelopen jaren meer aandacht voor radicalisering en terrorisme. De linkse partijen hadden verder met D66, ChristenUnie en de nieuwe partijen Denk en Artikel 1 onderwerpen als de aanpak van verschillende vormen van discriminatie, etnisch profileren door de politie en aandacht in het onderwijs voor het koloniaal- en slavernijverleden geagendeerd.

VVD, CDA, D66 en ChristenUnie presenteerden onlangs het regeerakkoord dat als titel Vertrouwen in de toekomst heeft. Welke onderwerpen hebben uiteindelijk het regeerakkoord van Rutte III gehaald?

Immigratie
In het regeerakkoord wordt vooral veel aandacht besteed (ruim 3.000 woorden) aan een stringenter immigratiebeleid, dat duidelijk is ingegeven door de VVD en het CDA. De liberalen hadden bijvoorbeeld in hun verkiezingsprogramma gepleit voor een ‘adequate opvang in de regio, zodat asielaanvragen in Europa overbodig worden voor mensen van buiten Europa’. De voorstellen in het regeerakkoord komen hier dichtbij. Vluchtelingen moeten, als het aan Rutte III ligt, zoveel mogelijk opgevangen worden in gebieden aan de rand van Europa of in Jordanië en Libanon waar ze een asielprocedure moeten doorlopen. Wie buiten deze procedure toch naar Europa reist wordt teruggestuurd.

De ChristenUnie, die eerder nog tegen de Turkije-deal was, is nu akkoord gegaan met vergelijkbare deals met veilige andere landen dichtbij conflictgebieden. Ter compensatie gaat het aantal uitgenodigde vluchtelingen omhoog van 500 naar 750 per jaar, waarbij kwetsbare minderheden voorrang krijgen.

Inburgeren en integratie
Asielzoekers die uiteindelijk in Nederland komen en die een grote kans hebben te blijven worden opgevangen, zoals ChristenUnie en D66 wensten, in een kleine opvanglocatie waar ze direct taalles krijgen en met het inburgeringstraject beginnen. Asielzoekers die minder kansen hebben te blijven, komen in grotere centra. Asielzoekers die moeten vertrekken, maar nog niet uitgezet zijn, kunnen terecht op acht opvangplekken (bed-bad-brood-locaties).

De verantwoordelijkheid voor de inburgering en integratie ligt primair bij de nieuwkomers. Wanneer ze onvoldoende meewerken aan het inburgeringstraject, kunnen ze worden gekort op hun uitkering en maken ze minder kans op een permanente verblijfsvergunning. Vluchtelingen krijgen van het nieuwe kabinet de eerste twee jaar van hun verblijf geen recht meer op zorgtoeslag, huurtoeslag en bijstand. Gemeenten, die meer begeleiding bij de inburgering moeten bieden, keren deze sociale voorzieningen in het vervolg in natura uit.

Een asielvergunning zal voor drie jaar verleend worden en niet langer voor vijf jaar. Daarna kan de vergunning nog met twee jaar worden verlengd, waarna een vergunning voor onbepaalde tijd tot de mogelijkheid behoort. Iemand die de eerste vijf jaar een misdrijf heeft begaan, maakt geen kans op naturalisatie.

Volgende generaties migranten zullen geen dubbele nationaliteit meer kunnen hebben: op een bepaald moment zullen ze moeten kiezen voor één nationaliteit.

Discriminatie
Aan de aanpak van discriminatie worden in het regeerakkoord niet meer dan 200 woorden besteed. Dat is overigens meer dan in het akkoord van het vorige kabinet. Rutte III wil arbeidsdiscriminatie met kracht aanpakken en een actief diversiteits- en anti-discriminatie-beleid voeren. De coalitiepartijen schrijven: ‘Een democratische samenleving kan alleen functioneren als we een grens trekken als vrijheden van de ander worden bedreigd, als iedereen meedoet en discriminatie wordt bestreden. Voor homohaat, antisemitisme, moslimhaat, eerwraak, genitale verminking, kinderhuwelijken, gedwongen huwelijken, haatzaaien en geweld tegen andersdenkenden en tegen minderheden is geen plaats in onze samenleving.’

Radicalisering en terrorisme
Net als het vorige kabinet richt ook Rutte III zich vooral op radicalisering van moslims en is er weinig aandacht voor andere vormen van radicalisering. Het accent ligt daarbij in het regeerakkoord vooral op jihadgangers en minder op het tegengaan van radicalisering binnen de landsgrenzen.

Het nieuwe kabinet wil het verblijf in gebieden waar terreurgroepen de dienst uitmaken, strafbaar maken en terugkerende jihadgangers langer vast kunnen zetten, zodat er meer tijd is om bewijs te verkrijgen.

Daarnaast gaat de strafmaat voor haatzaaien omhoog van maximaal 1 jaar naar 2 jaar en komt er een verbod op radicale organisaties die tot doel hebben om onze democratische rechtsstaat omver te werpen of af te schaffen.

Aan onderwerpen als etnisch profileren en aandacht voor het koloniaal- en slavernijonderwijs wordt in het regeerakkoord geen aandacht besteed.

Gülsah Dogan brengt persoonlijke geschiedenissen in beeld

0
Gülsah Dogan filmde de zoektocht van een schrijver naar haar Surinaamse vader. Ze herkent veel in haar verhaal. ‘Ik houd ervan complexe familierelaties of persoonlijke geschiedenissen ‘uit te botten’ in mijn films.’

Documentairemaker Gülsah Dogan (Enschede, 1975) is een gevestigde naam in de Nederlandse filmwereld. Met Naziha’s lente, een film over een Marokkaans-Nederlandse moeder van tien kinderen, won ze in 2014 de publieksprijs van het grootste documentairefestival ter wereld, het International Documentary Film Festival Amsterdam (IDFA), en werd ze genomineerd voor een Gouden Kalf op het Nederlands Film Festival (NFF). In 2007 debuteerde ze met Romeo en Julia, een kort liefdesportret van haar oom en tante die ze drie jaar later uitwerkte tot het innemende Liefdeswinter over de beleving van liefde in haar Koerdisch-Turkse familie. Dit jaar zoekt Dogan het verder van huis en volgt ze in De jacht op mijn vader de in Paramaribo geboren schrijver Karin Amatmoekrim, die na vijf romans voor het eerst een non-fictie-boek schrijft over haar biologische vader in Suriname. De jacht op mijn vader werd genomineerd voor een Gouden Kalf voor beste korte documentaire, maar bij de uitreiking vorige week greep Dogan net naast de prijs. De Kanttekening sprak haar.

Waarom vond je het interessant om een film over Karin Amatmoekrim te maken?
‘Karin is opgegroeid in een achterstandswijk in Nederland bij een alcoholistische Hollandse stiefvader. Als op haar elfde die man hardhandig door de politie uit huis wordt verwijderd, vertelt haar moeder dat haar biologische vader Eric Lie Kwie Sjoe in Paramaribo woont. Ze ziet hem af en toe, maar ze wil hem nooit helemaal toelaten. Tot ze besluit om een boek over hem en hun relatie te schrijven. Dat leek mij een spannend en intiem proces om bij te mogen zijn. De vader van Karin is een legende in Suriname, hij is één van de hoogst opgeleide taekwondo-grootmeesters van de wereld. Een charismatische man. De eerste keer dat ik hem ontmoette wilde hij me salsa leren dansen en dat deed hij. Hij was verguld van het idee dat zijn dochter een boek over hem zou schrijven. De broze relatie tussen de twee is heel bijzonder om te vangen in een film.’

Hoe was jullie samenwerking?
‘Het boek Tenzij de vader is van haar, de film is van mij. Ze heeft gezegd dat omdat ze schrijver is en de vrijheid neemt om te schrijven wat ze wil, ik ook de vrijheid moet krijgen om te filmen wat ik wil. De vraag is: hoe vang je iets? Op een gegeven moment bedacht ik dat ze het manuscript ging voorlezen aan haar vader. De afspraak was ook dat ik mocht kiezen wat ze zou voorlezen. Toen ik haar de passage liet zien vond ze het heel erg eng, zeker met een camera erbij. Dat is een heel kwetsbaar moment in de film. Aan het einde van de film worden Karin en Eric geïnterviewd door de Surinaamse radio, dat interview in de studio was eigenlijk voor mij, ik had aan de presentatrice wat vragen gegeven.’

Foto: Eric Lie Kwie Sjoe

Dus de vragen die ze stelde waren eigenlijk van jou?
‘Ze was helemaal zichzelf natuurlijk, maar het was wel met een blik op de documentaire gedaan. Dat zijn manieren om te zorgen dat je dingen indirect zichtbaar krijgt of versnelt.’

Liefdeswinter ging over je eigen familie. In De jacht op mijn vader bekijk je de vader van Amatmoekrim door haar ogen, er is dus een tussenstap. Is die afstand bewust?
Liefdeswinter is natuurlijk persoonlijker. Ik heb lang nagedacht over waarom ík De jacht op mijn vader zou moeten maken. Dat deed ik omdat ik mezelf toch wel een beetje herken in Karin. In hoe serieus ze haar werk neemt bijvoorbeeld. Ik houd ervan complexe familierelaties of persoonlijke geschiedenissen ‘uit te botten’ in mijn films.’

Wat zijn belangrijke overeenkomsten tussen jouw films?
‘Vrijheid, liefde, migratie, identiteit en emancipatie zijn terugkerende thema’s. De grootste overeenkomst tot nu toe is dat ze allemaal gaan over sterke vrouwen die breken met de geschiedenis. Vaak is dat een geschiedenis die gekleurd is door migratie of door onderdrukking van de man.’

Foto: Karin Amatmoekrim

Hoe komt dat denk je?
‘Ik ben opgegroeid in een achterstandswijk in Enschede in wat toen een ‘Turken-buurt’ werd genoemd. Mijn moeder is een vrouw die op haar vijftiende moeder is geworden en werkte in een fabriek in een land waar ze de taal niet sprak. Naast drie kinderen opvoeden en werken ging ze ook studeren. Het was een lange weg, maar ze ontwikkelde zich tot vakbondsbestuurder en gemeenteraadslid. Ons gezin paste totaal niet in het stereotype beeld van gastarbeidersgezinnen. Ik liep al als jong kind mee tijdens demonstraties tegen kernwapens en Shell en ik heb met de paplepel ingegoten gekregen dat ik moest studeren. Studeren was een ticket naar een leven in vrijheid vond mijn moeder.’

Heb je een missie met je films?
‘Dat vind ik altijd een moeilijke vraag. Ik wil universele verhalen vertellen die in eerste instantie niet zo universeel lijken. Neem Naziha uit Naziha’s lente. Ze stond ooit bekend als ‘de moeder van het grootste probleemgezin van Amsterdam’, maar als je haar geschiedenis hoort dan zie je wat een sterke vrouw ze is. Ze heeft sinds de film uitgezonden is honderden reacties gekregen van mensen die zich herkennen in haar. Ook van Nederlanders en van mannen die zich herkenden  in haar gevecht om vrij te mogen zijn. Dat is toch ontroerend mooi! Het verhaal achter elk mens is altijd zo rijk en ingewikkeld, complexe vraagstukken over integratie worden besproken in termen als ‘wij’ en ‘zij’. Ik geloof erin dat als je écht naar elkaar luistert, elkaar écht ziet, je jezelf kan herkennen in de ander waardoor je elkaar beter begrijpt. En hoe mooi is het dan als je heel misschien ook nog iets van schoonheid ziet in wat je tot dan toe vreemd of bedreigend vond?’

Wat Nederland kan leren van vluchtelingenkamp Shatila

0

Een jonge vrouw legt in uitstekend Engels in twintig minuten de vele activiteiten van haar onderwijsorganisatie uit. Ze praat snel en soms slaat haar stem over omdat haar ademhaling de woordenstroom niet bij kan houden. Ze heeft het over voortijdige schoolverlaters, het belang om moeders te betrekken bij het onderwijs van hun kleine kinderen en innovatieve onderwijsmethodes voor kinderen met leerproblemen. Deze presentatie zou overal kunnen zijn: in Slotervaart, Amsterdam, de Bronx in New York of East London. Maar als wij het pand van de onderwijsorganisatie uitstappen staan we in één van de oudste vluchtelingenkampen ter wereld: het Palestijnse vluchtelingenkamp Shatila. Als je in de smalle straat omhoog kijkt zie je dat op elke kleine woning voor elke nieuwe generatie van de families een nieuwe verdieping op het oorspronkelijke ouderlijk huis is gezet. De meeste woningen hebben nu zes of zeven verdiepingen, verpakt in een spinrag van elektrische bedradingen. Op één vierkante kilometer wonen nu zo’n 28.000 mensen. Een Palestijn kan nooit een Libanese staatsburger worden en zelfs de kleinkinderen van de vluchtelingen uit 1948 worden weer als vluchteling geboren. Het vluchtelingschap wordt officieel overgeërfd.

Recent zijn er nieuwe bewoners in Shatila bijgekomen. Zo’n achthonderd gevluchte Palestijns-Syrische families zijn op deze overbelaste plek aangewezen, omdat ze volgens de Libanese overheid onder de verantwoordelijkheid van de Palestijnse autoriteiten in Libanon vallen. Deze vaak omvangrijke families worden door de bewoners van het kamp gehuisvest in hun eigen woningen, door er nóg een verdieping op te bouwen of een kamer voor hen vrij te maken. Eén op de acht Palestijnen in het kamp is nu gevlucht uit Syrië. Ze zijn door de eerdere Palestijnse bevolking gastvrij ontvangen, maar hun komst heeft een hoge prijs. Het al slecht functionerende riool in het kamp kan de extra druk niet aan, het elektriciteitsnet laat het om de haverklap afweten door overbelasting en zelfs drinkwater is schaars.

Palestijnen weten uit ervaring dat ze niet moeten wachten op de Libanese overheid of de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties. Ze moeten het al jaren zelf doen en daar vloeit voor ons in het rijke Nederland een belangrijke les uit voort. Juist omdat ze het zelf doen ziet hun opvang er heel anders uit dan hier en voorkomen ze een aantal problemen dat wij ervaren. In Nederland worden vluchtelingen lang apart in vluchtelingencentra geplaatst, geïsoleerd van de bevolking. Ook de kinderen worden eerst twee jaar apart onderwezen in internationale schakelklassen. Dat is een belangrijke blokkade voor hun integratie. Juist samen met andere Nederlandse kinderen in de klas kunnen ze spelenderwijs Nederlands leren. Juist van Nederlandse buren, van welke achtergrond dan ook, kunnen ze over de Nederlandse samenleving leren. In Shatila gaan de Palestijnse kinderen uit Syrië en Libanon samen naar school. Veel kinderen uit Syrië zijn jaren niet naar school geweest en hebben ernstige trauma’s. De leerkrachten en professionals hadden kunnen beslissen om deze kinderen apart les te geven met het argument dat hun aanwezigheid de leerontwikkeling van de Palestijns-Libanese kinderen ondermijnt. Maar vanuit hun ideologie van solidariteit en hun cultuur van gastvrijheid vinden ze dat gewoonweg geen optie. De meeste Palestijns-Syrische kinderen voelen zich daarom vanaf dag één thuis en geaccepteerd. Ook hier geldt: de mensen die het minst hebben zijn vaak diegene die het meest geven.

Molukse Nederlanders zien parallellen met Marokkaanse Nederlanders

0
Bijna zeventig jaar geleden kwamen de eerste Molukkers naar Nederland. Molukse Nederlanders die opgroeiden in de jaren zeventig zien gelijkenissen met hoe Marokkanen nu tegen vooroordelen moeten opboksen.

Zijn de jonge Marokkaanse Nederlanders van nu de jonge Molukse Nederlanders van vroeger? De Kanttekening zocht enkele Molukse Nederlanders op met die vraag.

Onderzoeker en historicus Wim Manuhutu (57) bevestigt dat er parallellen zijn. ‘Met het eerste brandmerk liepen wij, de jonge Molukkers van de jaren zeventig, rond. Met het tweede stigma leven jonge Marokkanen vandaag de dag, dat levert de nodige problemen op’, zegt Manuhutu. Als zoon van een Molukse vader groeide hij op in Leerdam.

Molukse Nederlanders kwamen in de jaren zeventig geregeld in het nieuws met het bezetten van gebouwen en met de treinkaping van 1977. Acties waarbij doden en gewonden vielen. Deze Molukse Nederlanders eisten meer aandacht voor de Molukse kwestie op de Molukken. Nederland zou zich voor onafhankelijkheid van de Molukken moeten inzetten, maar deed daar geen tot weinig moeite voor, duidden de actievoerders.

‘Vooral na de treinkaping voelden wij ons als Molukkers, zeker niet overal gewenst in de Nederlandse samenleving’, vertelt Marthen Pattipeilohy (67). Samen met zijn vrouw Meity (66) woont hij in Apeldoorn. Bieden zitten in het bestuur van de organisatie ‘Samen steunen wij de Molukken’. ‘We werden met argusogen bekeken, net als Marokkanen nu’, zegt Meity.

Marthen was lang docent op mbo-scholen. ‘Ik maakte zo alle culturen van Nederland van nabij mee. Zoals wij als groep door sommige autochtone Nederlanders verantwoordelijk werden gehouden voor de heftige gebeurtenissen met Molukkers als daders, zo zie ik nu dat de maatschappij soms doet alsof alle jonge Marokkanen crimineel zijn’, vertelt hij. Zijn vrouw: ‘En daarmee voelt de jonge Marokkaan zich soms, begrijpelijk, een tweederangsburger. Dat idee gaven Nederlanders mij soms ook, het idee van: hé, ze moeten me niet.’

Dominee Zeth Mustamu (64) neemt de parallellen tussen Molukse en Marokkaanse Nederlanders voor minder waar aan. ‘Al is iedere spijker krom te krijgen, als je dat wil. Ik trek het liever breder. Het probleem waar beide groepen volgens mij mee te maken hadden of hebben zit hem in de dominante blanke meerderheid die de minderheid ongelijke kansen geeft.’

Tweederde van de jongeren, met deels of geheel een Marokkaanse achtergrond zijn tussen hun twaalfde en drieëntwintigste weleens aangehouden door de politie, volgens een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau in uit 2012.

‘Precies dat maakte ik in de jaren zeventig ook mee’, zegt Pattipeilohy. ‘Ik begreep het motief van de kapers en gijzelaars. De regering deed niets aan het verschrikkelijke lot van onze ouders. De acties gingen mij natuurlijk te ver, maar na de gebeurtenissen werd ik als ik met Molukse vrienden in een auto zat wel meerdere keren aangehouden. Een aanleiding was er nimmer het was complete willekeur. De hele auto doorzochten ze. Alsof wij ook een trein zouden gaan kapen.’ In een reportage in de Volkskrant stelt een buurtbewoner van de Utrechtse wijk Kanalen-eiland ‘Marokkanen? Allemaal dieven!’ En zo zijn er in kranten- en tv-reportages tal van dergelijke uitspraken vastgelegd de afgelopen jaren.

‘Veertig jaar geleden woonden wij in Amsterdam’, zegt Meity. Marthen: ‘De ruit van een auto was ingegooid en vervolgens had iemand er spullen uit gestolen. Een woedende buurman stapte op mij af en zei ‘dat wordt allemaal gedaan door jullie soort tuig!’ Oftewel, hij wist meteen zeker dat een Molukker dat gedaan had.’

Relatief veel Marokkaanse Nederlanders hebben geen werk. 37 procent van de jongeren is werkloos, volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (2014). Manuhutu: ‘Voor jonge Molukkers vroeger gold nagenoeg hetzelfde percentage.’ Marthen: ‘Diezelfde discriminatie op de arbeidsmarkt van toen zie je nu ook, gericht tegen Marokkanen.’

Het stigma op Molukse Nederlanders is langzaam weggeëbd, zo onderschrijven Manuhutu en Marthen. Kunnen we iets leren van dit proces en dat inzetten bij de situatie omtrent Marokkaanse Nederlanders? Marthen: ‘Wat belangrijk is geweest is het duizend-banen-plan voor Molukkers, zo’n dertig jaar geleden. De overheid zorgde er via projecten voor dat duizend werkloze Molukkers werk kregen. Werk schept perspectief.’

Manuhutu weet dat ook nog goed. ‘Dat Molukse werkplan gaf mensen een baan. En die mensen gaven andere Molukkers hoop. Als mijn neef werk kan krijgen, dan ik toch ook?’ Mustamu wijst daarnaast op het belang van de invloed van een rolmodel: ‘Simon Tahamata, de voetballer, nam de Molukkers op sleeptouw. Hij profileerde onze gemeenschap. Hetzelfde zie ik Ali B doen voor de Marokkanen. Zulke figuren kunnen enorm veel betekenen voor de emancipatie.’

Manuhutu: ‘Wanneer de teneur in een gemeenschap verandert in een stemming dat er juist wel een baan te vinden is, doen mensen mee in de samenleving. Zonder werk is het gemakkelijker het verkeerde pad op te gaan. Want maatschappelijke ontevredenheid maakte van enkele Molukkers treinkapers, denk ik.’