6.7 C
Amsterdam

Salo Muller: ‘Het antisemitisme nu is onmiskenbaar’

Gijs de Swarte
Gijs de Swarte
Journalist. Schrijver. Filmmaker.

Lees meer

Discriminatie, als thema is het meer in de media dan ooit. Hoe gaan we er mee om? Wordt het beter? Wordt het slechter? Tijd om de tijdgeest te toetsen. Gijs de Swarte spreekt ervaringsdeskundigen en topwetenschappers over de stand van zaken en persoonlijke pijnpunten.

De ouders van Salo Muller (1936) werden in Auschwitz vermoord. Hij zat op negen adressen ondergedoken. Na de oorlog werd hij fysiotherapeut bij het succesvolle Ajax van Johan Cruyff. Hij dwong schadevergoedingen af voor de deportaties waaraan de Nederlandse Spoorwegen geld hadden verdiend en hij schreef Tot vanavond en lief zijn hoor!, een bestseller over zijn oorlogsjaren. Dit voorjaar komt zijn biografie uit bij uitgeverij Nieuw Amsterdam.

Wat begreep u als kind van het gedachtegoed achter de ellende die u overkwam?

‘Mijn moeder en mijn vader waren opgepakt. Ik kreeg een ster, ging van adres naar adres, mocht vaak niet met de andere kinderen en met hun speelgoed spelen en werd ook nog geslagen. Ja, ik begreep dat Hitler er was en dat hij een hekel had aan Joden, om het maar even eufemistisch te zeggen, maar als jongetje van zes weet niet je wat racisme is. Ik miste vooral mijn ouders ontzettend en ik was eenzaam, een loner.’

Na de oorlog was het antisemitisme in Nederland niet verdwenen natuurlijk. Ik kan me voorstellen dat u dat als extra pijnlijk hebt ervaren.

‘Ja, er waren steeds weer incidenten en ik kan me ze haarscherp herinneren. Dat ik voor de ballotagecommissie van roeivereniging De Amstel stond en niet werd toegelaten met de woorden: ‘Jij kan beter naar Poseidon. Daar ben je meer op je plaats.’ Poseidon was Joods namelijk, voor de oorlog opgericht omdat Joden niet welkom waren bij de roeiverenigingen in de stad.

‘Ik herinner me ook de tandarts uit Utrecht die tegen me zei: ‘Dat had je in de oorlog niet geflikt’, toen ik uitlegde dat ik hem wat korter moest behandelen, omdat hij te laat was gekomen en het heel druk was. Dat John Rolink, de clubarts van Ajax , tegen me zei, ‘Ah jongen, je hebt zeker een smousenbuik’, toen ik met buikpijn bij hem kwam voordat we in Turkije moesten spelen. En natuurlijk de spreekkoren als ik het veld liep. Het ‘kankerjood’, en ‘vuile tyfusjood’. Als je er over begon, was het verhaal: niet zo bedoeld, hoort erbij, maak je niet druk. Ik heb dat anders ervaren. Ik heb eigenlijk mijn hele leven het gevoel gehad dat het makkelijker was geweest, dat er meer deuren waren open gegaan als ik niet Joods was geweest.’

Is het de laatste jaren meer of minder geworden?

‘Dries van Agt en veel medestanders zeggen of insinueren dat Israël een apartheidsstaat is. Ik zeg: ‘Als er één democratisch land in die regio is, dan is het Israël wel.’ Dat anti-Israëlgevoel was er decennialang helemaal niet in Nederland, maar het komt op en het antisemitisme daarmee ook. Mijn kinderen kregen elk jaar een rekening voor de beveiliging van de Joodse scholen waarop mijn kleinkinderen zaten. De synagogen hebben nu in 2022 mannen met stenguns voor de deur staan. Het antisemitisme nu is onmiskenbaar.’

Merkt u dat u zelf ook vaker wordt gedecimeerd?

‘Nee. Ik ben een beetje bekend in Nederland, dat scheelt. Dan gaan mensen sowieso anders met je om.’

En uw naasten, kinderen, kleinkinderen?

‘Mijn zoon heeft een donker uiterlijk en werd wel eens geweigerd bij clubs in Amsterdam. Hoe ga je om met dat soort dingen? Mijn vader had de sleutel van ons huis in de Molenbeekstraat in Amsterdam aan de buren gegeven. Of ze op de spullen wilden passen. Toen mijn tante na de oorlog bij hen aanbelde, stonden onze meubels in hun woonkamer en zag ze de jas van mijn vader aan de kapstok hangen. Terugkrijgen zat er niet in. Zo ging dat vaak. Veel mensen hebben dat meegemaakt. Wat ik wil zeggen is, tachtig procent van de mensen is niet fout, maar ook niet echt goed. Dus ik zeg tegen mijn zoon: ‘Ja, als je om half twee voor een club staat, kan het best zijn dat het vol is.’ Het kan ook discriminatie zijn, maar stap niet in de slachtofferrol. Leef je leven.’

‘Mensen kun je vertrouwen, de mensheid niet’

Bent u hoopvol over de toekomt?

‘Ik zie het zo: mensen kun je vertrouwen maar de mensheid niet. En waar de ongelijkheid toeneemt ontstaat het venijn. Je ziet de ander een pak bij Oger kopen, terwijl jij naar C&A gaat, en je zegt: ‘Ik gun het je van harte’, maar je denkt wat anders. En er komen steeds meer miljonairs bij, terwijl er ook steeds meer mensen naar de voedselbank moeten. Daar zit het probleem. Ongelijkheid wordt in onze wereld vooral in geld uitgedrukt – verdelen we dat beter, dan wordt alles beter.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -