Zes jaar na de genocide op de Yezidi’s in Irak lijkt de aandacht voor hen af te nemen. Terwijl de belangstelling aan het begin naar de slachtoffers uitging, nemen de verhalen over de daders nu een dominante rol in het debat in Nederland in.
Toen de ‘Islamitische Staat’ (IS) in augustus 2014 de Sinjar-regio in Irak begon aan te vallen, rukten journalisten uit de hele wereld uit om uitgebreid verslag te doen. Zes jaar later is de aandacht nagenoeg verdwenen. De Yezidi-gemeenschap die in het conflict bijzondere aandacht kreeg, haalt nauwelijks meer het nieuws.
Uit een onderzoek naar de berichtgeving in zes grote Britse kranten bleek dat de meeste artikelen over de Yezidi’s in 2014, 2015 en 2016 zijn verschenen. Daarna werd er elk jaar significant minder vaak over hen geschreven, voordat er in 2019 weer een lichte stijging in het aantal artikelen te zien was. Over de hele periode tussen begin 2017 en eind 2018 verschenen er zelfs minder artikelen dan in het jaar 2016.
De aandacht voor de Yezidi’s bleef volgens onderzoeker Busra Nisa Sarac echter beperkt tot vaak dezelfde onderwerpen. Meer dan 80 van de 190 in het onderzoek geanalyseerde artikelen tussen 2014 en 2019 gingen over Yezidi-vrouwen en daarbij in het bijzonder over hun rol als ‘slachtoffer’. Het woord ‘sex slave’ werd in 130 van de 190 artikelen in totaal 323 keer gebruikt. Aandacht voor verhalen over vrouwen die hun levens weer oppakken was er nauwelijks, schrijft Sarac.
Ook andere deskundigen zijn over het algemeen kritisch over berichtgeving. Westerse media zouden de nadruk te sterk hebben gelegd op de verkrachting van vrouwen, schreven Veronica Buffon en Christine Allison van de Britse Universiteit van Exeter. Het aspect van seksueel geweld werd dominant in de berichtgeving over het conflict en heeft weliswaar geholpen de aandacht van de internationale gemeenschap op de Yezidi’s te vestigen. De Yezidi-activiste Nadia Murad heeft voor haar strijd tegen seksueel geweld in 2018 zelfs de Nobelprijs voor de Vrede ontvangen. Daardoor zouden echter andere verhalen, bijvoorbeeld van Yezidi-mannen, niet gehoord en het bredere slachtofferschap van de Yezidi-gemeenschap genegeerd worden, aldus Buffon en Allison.
Journalist Brenda Stoter Boscolo, die veel over het Midden-Oosten schrijft, herkent een soortgelijk patroon ook in de Nederlandse media. Volgens haar ontbrak er vaak belangrijke context over het conflict en de regio. ‘Niet de verkrachtingen hadden het verhaal moeten zijn, maar wat het volk is overkomen’, zegt Stoter Boscolo. Het seksuele geweld was onderdeel van de genocide en van een lange geschiedenis van geweld. De Yezidi’s zijn in de afgelopen eeuwen steeds weer slachtoffer van aanvallen door verschillende groepen geworden.
‘Niet de verkrachtingen hadden het verhaal moeten zijn, maar wat het volk is overkomen’
De grote media-aandacht in het begin heeft bovendien bij sommige Yezidi’s verwachtingen gecreëerd die achteraf niet gerealiseerd werden. De Amerikaanse onderzoekers Sherizaan Minwalla en Johanna E. Foster intervieweden 26 Yezidi-vrouwen die internationale media te woord hadden gestaan over hun ervaringen. Meer dan de helft van hen was verontwaardigd omdat de aandacht zich niet vertaald heeft in concrete hulp, bijvoorbeeld om ontvoerde familieleden te redden of naar Sinjar terug te kunnen keren.
Veel vrouwen voelden zich door de ‘oneerlijke ruil’ bedrogen, schrijven Minwalla en Foster: niet alleen kregen zij persoonlijk niets voor het vertellen van hun pijnlijke verhalen terug, maar de aandacht die door hun verhalen ontstond heeft ook de bredere Yezidi-gemeenschap in gevangenschap of de vluchtelingenkampen niet geholpen.
Belangstelling voor daders
In Nederlandse media is na de grote aandacht van 2014 nog een bijzondere dynamiek ontstaan. In de periode na 2016, toen de de Yezidi’s en andere slachtoffers van het conflict steeds minder aandacht kregen, begonnen de verhalen over de daders een dominante plek in de berichtgeving in te nemen. De aandacht in de media en het publieke debat verschoof naar de rol van buitenlandse IS-strijders en in het bijzonder naar Nederlanders die zich bij de terreurgroep hadden aangesloten.
Het boegbeeld van deze groep werd Laura H. uit Zoetermeer. Zij was met haar man naar Irak gereisd, maar wist in de zomer van 2016 uit het door IS gecontroleerde gebied te ontsnappen, waarop ze naar Nederland terugkeerde. Ze werd 2017 tot 24 maanden cel veroordeeld, waarvan dertien maanden voorwaardelijk, voor haar bijdrage aan het voorbereiden van terroristische misdrijven.
Het verhaal van Laura H. werd het onderwerp van een boek, een toneelstuk (waar onder andere voormalig GroenLinks-politicus Tofik Dibi aan meedeed) en een podcast. Ze was te gast in een talkshow, en de verfilmingsrechten van het boek zijn inmiddels verkocht. De aandacht maakte van haar een BN’er die zelfs door het behalen van haar havodiploma de media haalde. Lieten Laura H. en Nederlandse IS-strijders een schaduw ontstaan waardoor de verhalen van slachtoffers en overlevenden onderbelicht bleven?
Journalist Thomas Rueb, die het boek Laura H. heeft geschreven, erkent dat er in Nederland ‘buitensporig veel aandacht’ is voor de daders en in het bijzonder voor Laura H., en niet genoeg voor de Yezidi’s en andere slachtoffers van het geweld in het Midden-Oosten. Rueb gaat echter niet ervan uit dat de gebrekkige aandacht voor slachtoffers een direct gevolg is van de belangstelling voor dader-verhalen.
Deze veronderstelling zou een schijntegenstelling creëren – een soort nulsomspel waarbij aandacht voor de een direct ten kosten gaat van de ander – en de dynamiek te sterk simplificeren, zegt Rueb. Hij verklaart de grote belangstelling vooral door een fundamenteel beginsel: ‘Media hebben de neiging om verhalen die dichtbij gebeuren uit te vergroten’, zegt hij. Toen er in 2016 Laura H. opdook maakte haar persoon het mogelijk om het complexe conflict te ‘lokaliseren’.
Haar verhaal is niet eens representatief voor Nederlandse uitreizigers, zegt Rueb. Maar het is voor veel Nederlanders grijpbaarder dan dat van een overlevende uit een land waar ze geen duidelijk beeld over hebben. Nederlandse IS-strijders vormen een directe bedreiging voor de maatschappij hier, wat voor maatschappelijke onrust en aandacht zorgt, terwijl de rol van slachtoffers en overlevenden minder ingrijpend is voor de eigen levenssfeer dan een terrorist die terugkeert, zegt Rueb. ‘Media zijn helaas vaak gevoelig voor die dynamiek.’
‘Media hebben de neiging om verhalen die dichtbij gebeuren uit te vergroten’
Ugur Ümit Üngör, hoogleraar Holocaust- en Genocidestudies en verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), legt uit dat er naast de media, die Holland-centrisch georiënteerd zijn, ook bredere maatschappelijke factoren meespelen. ‘In Duitsland is door de ervaring van de Holocaust veel meer bewustzijn voor het feit dat niet het eigen verhaal in het middelpunt moet staan, maar dat van de slachtoffers.’ Daardoor hoeft een conflict niet aan de hand van de eigen opa die bij de nazi’s zat verteld te worden, en krijgen daders niet onevenredig veel aandacht, legt Üngör uit.
In Nederland daarentegen overheerst het gevoel zelf slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog te zijn geweest. Ook voor wat betreft de koloniale geschiedenis groeit het besef over eigen wandaden pas langzaam. ‘Nederland heeft een veel positiever zelfbeeld dan Duitsland’, zegt Üngör. ‘Dat heeft invloed erop wat Nederlanders zich kunnen voorstellen.’ Daardoor kan er een bijzondere morbide fascinatie voor het schijnbaar onverklaarbare geweld ontstaan.
Aandacht voor daders van geweld is niet per se slecht en zelfs nodig, vindt Üngör, die ook redacteur is van het Journal of Perpetrator Research. Belangrijk is echter de manier waarop er aandacht aan hen wordt besteedt. De media zouden niet het fascinerende, mystieke en ‘onverklaarbare’ moeten benadrukken, maar juist uitleg moeten bieden over hoe het geweld ontstaat en waarom mensen in staat zijn zware misdrijven te plegen.
Erkenning van de genocide
De afname van de aandacht leidt niet alleen tot verontwaardiging bij overlevenden maar heeft ook politieke gevolgen, denkt journalist Brenda Stoter Boscolo. Dat Nederland bijvoorbeeld Yezidi’s die geen verblijfsvergunning hebben gekregen weer terug naar tentenkampen in Irak wilde sturen is volgens haar te wijten aan een gebrek aan belangstelling en kennis over de situatie ter plekke. ‘Als er meer aandacht was geweest zou zo’n besluit niet kunnen worden genomen, of zou er tenminste ophef over ontstaan’, zegt Stoter Boscolo.
De Yezidi’s zijn sinds het begin van de genocide 2014 internationaal relatief goed georganiseerd. Meerdere organisaties proberen invloed te nemen op het politieke en publieke debat. Naast humanitaire hulp voor gezinnen die nog steeds in tentenkampen zitten, blijft de formele erkenning van de genocide een prioriteit, zegt Hope Rikkelman van het Yazidi Legal Network. De organisatie ondersteunt niet alleen onderzoeken en rechtszaken tegen vermeende daders, maar zet zich ook ervoor in dat landen – waaronder Nederland – het geweld als genocide erkennen.
Meerdere instituties, waaronder de parlementen van Canada, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, hebben deze stap al gezet. Met de afname van de aandacht in de afgelopen jaren lijkt echter ook hier de bereidheid en de druk af te nemen. Tussen 2014 en 2016 hebben volgens de hulp- en lobbyorganisatie Yazda elf landen en instituties tot de erkenning van de genocide besloten. Sinds 2017 kwamen er slechts vier bij.
Met de erkenning benadrukken zij de ernst van het geweld. Een formele erkenning creëert bovendien een verplichting onder het Genocideverdrag om de daders te vervolgen en is daarom een belangrijke stap voor de overlevenden. Het Yazidi Legal Network dringt bij het Openbaar Ministerie erop aan vermeende daders waar mogelijk voor genocide te vervolgen. Tot nu toe werd vaak vooral het terrorisme-aspect onderzocht, wat als minder zwaar misdrijf geldt en daarom vaak tot lagere straffen leidt.
‘We proberen een bewustzijnsverandering teweeg te brengen’, zegt Rikkelman. Er moet worden voorkomen dat de verhalen over Nederlandse uitreizigers een bagatelliserende werking hebben. De berichtgeving in de media speelt daarbij ook een rol. Het Network wil daarom door publicaties van verhalen van overlevenden een groter bewustzijn voor de ernst van het geweld creëren.
‘Het is belangrijk om duidelijk te maken dat niet iedereen in het ‘kalifaat’ slechts koekjes kan hebben gebakken’, vindt Rikkelman. ‘Iemand die zich bij IS heeft aangesloten kon weten dat dit een organisatie is die hele zware misdrijven pleegt.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!