Op het eerste gezicht hebben Hongarije, Turkije en India weinig met elkaar gemeen: de landen verschillen enorm qua grootte, inwoneraantal en ook qua religie. Maar schijn bedriegt. Alle drie de landen zijn een autoritair pad ingeslagen en raken steeds verder verwijderd van de liberale democratie en daarbij behorende rechtsstaat. In hun strijd maken premier Viktor Orbán van Hongarije, president Recep Tayyip Erdogan van Turkije en premier Narendra Modi van India gebruik van nationalisme én religie. Waarom zijn ze hierin zo succesvol?
Hongarije: discours zonder ideologie
Sinds 2010 zijn Orbán en zijn conservatieve partij Fidesz aan de macht in Hongarije. Fidesz begon na de val van het communisme als een progressieve anticommunistische partij, maar transformeerde al snel in een conservatieve, populistische partij die het christelijke karakter van de natie benadrukte. Als premier schermde Orbán constant met traditioneel-christelijke waarden. Hij verscheen pontificaal op de foto met zijn eigen grote gezin, hij deelde premies uit aan gezinnen met meer kinderen en bond de strijd aan met ‘LGBT-propaganda’. Ook werd Hongarije onder zijn premierschap steeds conservatiever en autoritairder. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht staat sterk onder druk, het gaat slecht met de persvrijheid – Hongarije staat op plek 92 van de persvrijheidsindex van Reporters Without Borders (RSF) – en hoewel Hongarije officieel godsdienstvrijheid kent, bevoordeelt de staat dankzij Fidesz de Rooms-Katholieke Kerk en de Gereformeerde Kerk financieel.
Oppositiepartijen zijn niet verboden: dat kan Hongarije niet maken als EU-lid. Maar ze worden wel gepest, vertelt de Brits-Hongaarse religiejournalist Alexander Faludy. ‘Zo worden er rechtszaken tegen deze partijen aangespannen, worden in aanloop naar de verkiezingen boetes uitgedeeld met als doel om de verkiezingscampagne te verstoren en vinden er soms invallen in partijkantoren plaats, waarbij computers in beslag worden genomen. Mensen die actief zijn bij oppositiepartijen ondervinden hiervan schade in hun zakelijke en professionele leven. Maar Orbán stuurt politieke tegenstanders niet naar de gevangenis, zoals Erdogan dat bijvoorbeeld wel doet’, zegt Faludy.
Volgens Faludy lijdt premier Orbán aan een messiascomplex, wat vaker het geval is bij autoritaire leiders. ‘Orbán gelooft dat hij de enige is die Hongarije kan redden. Hij is een man met een missie, die zich bekeerd heeft tot het calvinisme. In 1998 was Orbán met Fidesz voor het eerst premier geworden, maar in 2002 verloor hij onverwachts de verkiezingen, legt de journalist uit. ‘Orbán viel toen in een diep gat en verdween een paar maanden van de radar. Waar hij heeft uitgehangen? Geen idee. Hierover bestaan wilde geruchten. Maar Orbán kwam uit de crisis. Dankzij de geestelijke steun van de calvinistische dominee Zoltán Balog herpakte hij zich en vond hij zichzelf opnieuw uit.’
Balog speelt een hele belangrijke rol in het hedendaagse Hongarije, legt Faludy uit. Hij is sinds begin dit jaar het hoofd van de gereformeerde kerk in Hongarije, maar was van 2012 tot 2018 minister van Human Resources, een ‘superministerie’ dat onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en minderhedenbeleid omvatte. ‘Dat de staat nu de gereformeerde kerk en de katholieke kerk sterk bevoordeelt, is vooral te danken aan Balog. Hij is ook verantwoordelijk voor het segregeren van de Roma binnen het onderwijssysteem, een omstreden discriminerende beleidsmaatregel.’
‘Debrecen, de tweede stad van Hongarije en de geestelijke hoofdstad van gereformeerd Hongarije, is ook het centrum van Fidesz’
Ongeveer de helft van de Hongaren ziet zichzelf als christelijk. De calvinisten, die slechts elf procent van de Hongaren uitmaken, vormen de harde kern van Orbáns achterban. ‘Debrecen, de tweede stad van Hongarije en de geestelijke hoofdstad van gereformeerd Hongarije, is ook het centrum van Fidesz’, vertelt Faludy. ‘Toen Fidesz in 1993 van een progressieve partij een ruk naar rechts maakte, organiseerde Orbán niet toevallig een conferentie in deze stad.’
De calvinisten zijn dan wel een kleine minderheid in Hongarije, maar hebben onevenredig veel invloed, legt de journalist uit. ‘Premier István Tisza, die ervoor zorgde dat Hongarije de Eerste Wereldoorlog inrolde, was een calvinist, maar ook admiraal Miklós Horthy, die van 1920 tot 1944 het land leidde. Dit komt omdat een aanzienlijk deel van de oude Hongaarse adel calvinistisch was en politieke ambten bekleedde.’
Veel Hongaarse calvinisten wonen in Transsylvanië, dat sinds 1920 bij Roemenië hoort. Dankzij Fidesz hebben de Hongaren in de gebieden die tot 1920 bij Hongarije hoorden stemrecht gekregen, en zij zijn Orbáns trouwste supporters. Mede dankzij deze kiezers behoudt Orbán de twee derde meerderheid die nodig is om de grondwet aan te kunnen passen, aldus de journalist. ‘Hongaren in West-Europa, die vaak progressiever zijn, worden geconfronteerd met veel administratieve rompslomp als ze willen stemmen. Maar voor de conservatieve, vaak calvinistische Hongaren in Roemenië heeft Orbán het proces expres heel makkelijk gemaakt.’
Maar hoe zit het met de katholieken? De overgrote meerderheid van de Hongaarse christenen is immers katholiek. ‘Fidesz zit in een coalitieregering met de conservatief-katholieke partij KDNP, waarmee Fidesz ook een lijstineenschuiving is aangegaan. Dat de KDNP ondanks deze zeer verregaande samenwerking nog steeds niet officieel is gefuseerd met Fidesz komt door de katholieke geestelijkheid in Hongarije, die de protestantse Orbán nog steeds niet helemaal vertrouwt’, legt Faludy uit. Toch steunen de meeste katholieke geestelijken – net als hun calvinistische collega’s – het beleid van Orbán. ‘Geestelijken die zich verzetten tegen de uitholling van de democratische rechtsstaat bestaan, maar ze zijn een uitzondering. Veel vaker werken geestelijken hier actief aan mee.’
‘Orbán kan het, ondanks zijn retoriek over islamitische vluchtelingen, buitengewoon goed vinden met Erdogan’
Als voorbeeld noemt Faludy de hetze tegen George Soros, die door de katholieke bisschop aartsbisschop Gyula Marfi is gestart, drie jaar voordat Orbán er zelf over begon. De Hongaars-Amerikaanse miljardair en filantroop, die van Joodse afkomst is, promoot met zijn Open Society Foundation liberale waarden en wordt daarom door Orbán en andere conservatieve en populistische politici als een gevaarlijke vijand gezien. De hetze tegen Soros leidde in 2019 tot de gedwongen verhuizing van de Central European University van Hongarije naar Oostenrijk, omdat het door Fidesz gedomineerde parlement wetswijzigingen had doorgevoerd die de status van deze door Soros gefinancierde particuliere universiteit in gevaar brachten. ‘De haatcampagne tegen Soros is heel opportunistisch’, benadrukt Faludy, ‘want dankzij een beurs van Soros kon Orbán naar de universiteit.’
Opportunisme is dan ook het belangrijkste wezenskenmerk van de partij van Orbán, concludeert de journalist. ‘Fidesz heeft geen ideologie, maar alleen een discours. Fidesz heeft meerdere gezichten. Aan de ene kant verdedigt de partij een christelijk-nationaal narratief en worden vluchtelingen, vooral die van islamitische afkomst, zwart gemaakt. Maar aan de andere kant zit het Hongarije van Fidesz als Makaristan samen met Turkije, Azerbeidzjan, Turkmenistan en andere Turkse landen in de Turkse Raad, die overwegend islamitisch is. Hongarije zwijgt over de discriminatie van christenen in deze landen en is een van de weinige landen in de Europese Unie die de Armeense Genocide niet heeft erkend. En Orbán kan het, ondanks zijn retoriek over islamitische vluchtelingen, buitengewoon goed vinden met Erdogan.’
Turkije: eerder pragmatisch dan islamistisch
In Turkije is sinds 2003 Erdogan aan de macht, eerst als premier en vanaf 2014 als president. Het afgelopen decennium werd het land stap voor stap steeds autoritairder. Op dit moment zitten duizenden politieke tegenstanders in de gevangenis, waaronder sympathisanten van de Gülenbeweging en aanhangers van de pro-Koerdische HDP, de tweede oppositiepartij in het land. Turkije staat op plaats 153 van de persvrijheidsindex van RSF: niet alleen hebben AKP-aanhangers de belangrijkste mediakanalen opgekocht en bestaan er nauwelijks onafhankelijke nieuwsmedia in het land, maar ook zitten er nog altijd tientallen journalisten in de gevangenis.
Erdogans AKP dankt haar succes deels aan een bottom-up-benadering, vertelt schrijver, antropoloog en Turkije-deskundige Jenny White, hoogleraar Turkish Studies aan de Universiteit van Stockholm. ‘AKP’ers gingen de arme wijken in, deden veel voor gewone mensen. De seculiere CHP liet zich nooit in deze wijken zien, alleen in verkiezingstijd voor een mooie fotoshoot. Dat de AKP onder veel gewone Turken nog steeds populair is, komt door dit sociale werk. En omdat het heel goed ging met de Turkse economie in de beginjaren van Erdogans bewind. Hij heeft hierdoor veel krediet opgebouwd bij de mensen, vooral de oudere generaties.’
‘De AKP is een politiek bedrijf. Het is een pragmatische partij, zonder islamistisch politiek programma’
Jongeren zijn kritischer over Erdogan. Zij associëren hem met de kwakkelende economie van nu, met vriendjespolitiek – afgestudeerden krijgen moeilijk een baan, je komt makkelijker aan een baan als je de juiste connecties hebt – en met religieus conservatisme. Turkse jongeren staan nu afstandelijker tegenover de islam, iets waar het Turkse presidium voor Godsdienstzaken Diyanet zich grote zorgen over maakt. Diyanet fungeert als een soort van staatskerk in Turkije en heeft goede banden met de AKP. Dankzij de AKP kreeg Diyanet meer geld en invloed. Zo krijgen pasgetrouwde stellen nu ook advies van Diyanet. White: ‘Vroeger, toen de seculiere CHP nog aan de macht was, bestond Diyanet ook, maar was de organisatie veel minder aanwezig in de samenleving. En Diyanet bemoeide zich al helemaal niet met het privéleven van mensen. Dat is nu anders geworden.’
Het is verleidelijk om de AKP te omschrijven als een islamistische partij en Erdogan als een islamistische politicus, zegt White, maar dit is volgens haar een populaire misvatting. ‘De AKP is een politiek bedrijf. Het is een pragmatische partij, zonder islamistisch politiek programma. Erdogan is een vrome moslim die de islam gebruikt voor politieke doeleinden, maar ook hem kun je niet islamistisch noemen.’ White interviewde hem jaren geleden, toen hij nog burgemeester was van Istanbul. ‘Hij is een hele charismatische man, maar heeft ook dominante, autoritaire trekken. Dat Turkije onder Erdogans leiding weer in autoritaire richting is opgeschoven verbaast mij daarom niet. Maar het is pertinent onjuist om dit aan islamisme toe te schrijven’, zegt ze.
Erdogan is ook geen Turkse nationalist, vertelt White. Het Turkse nationalisme is sterk verbonden met de Republiek Turkije die in 1923 werd gesticht. Het Turks-zijn werd toen gekoppeld aan de soennitische islam – waardoor alevieten, christenen en Joden werden buitengesloten – en aan de Turkse etniciteit en taal – wat vooral lastig was voor Koerden die niet wilden assimileren tot Turk.‘Dit nationale discours zorgde voor een overzichtelijke wereld. Iedereen die hier niet in meeging was de vijand, of in ieder geval een potentiële verrader.’ Maar Erdogan heeft dit vertrouwde wereldbeeld overhoop gehaald door zijn strijd tegen Gülenisten – ook soennitische moslims – en door weer terug te grijpen op het Ottomaanse Rijk (1299-1923).
‘Door het jaar 1453 als startpunt te nemen voor de Turkse identiteit – de verovering van Constantinopel door sultan Mehmet II – in plaats van 1923 – de stichting van de moderne Republiek Turkije – heeft Erdogan de ramen naar de islamitische wereld wagenwijd opengezet. Het Ottomaanse Rijk was een islamitisch wereldrijk. Voor Erdogan zijn grenzen minder belangrijk geworden. Turkije voert nu een actieve buitenlandse politiek – op de Balkan, in het Midden-Oosten, Centraal-Azië, Noord-Afrika en de Kaukasus – en benadrukt de islamitische broederschap. Met wisselend succes. Veel Arabieren herinneren zich het Ottomaanse Rijk als onderdrukkende imperialistische macht en zijn blij hiervan te zijn bevrijd.’
Het Ottomanisme van Erdogan heeft volgens White weinig met de historische realiteit van doen, maar is vooral ‘romantische kitsch’: ‘In 2015 ontmoette Erdogan zijn Palestijnse collega Mahmoud Abbas. Ze schudden elkaar de hand voor het presidentiële paleis in Ankara in het bijzijn van zestien acteurs die zich hadden verkleed als soldaten. Deze soldaten vertegenwoordigden de zestien Turkse staten uit het verleden, van de Xiongnu-confederatie in het huidige Mongolië tot aan het Ottomaanse Rijk. Maar historisch gezien klopte er niets aan die uniformen. De soldaten zagen er volgens critici uit als figuranten van een historische low-budget dramafilm.’ Erdogan wilde volgens White de indruk wekken dat Turkije een grote mogendheid is met een roemrijk verleden. Hij kon daarom ook niet lachen om een tweet van een linkse Turkse professor, die grapte: ‘Degene die de badjas draagt, welke staat vertegenwoordigt hij?’ De professor werd ontslagen.
Maar nog belangrijker dan Ottomaanse romantiek en de islam, zijn machtspolitiek en geld. ‘Met Hongarije heeft Turkije een goede band omdat het een Turks broedervolk is, ook al is Hongarije christelijk, maar ook omdat er met de Hongaren handel gedreven kan worden. Turkije heeft drones aan Hongarije en Polen verkocht, want dit levert veel geld op, maar verloochent de islamitische Oeigoeren die door China worden onderdrukt, omdat China veel economische macht heeft.’
‘Wie tegen Erdogan is heeft hem persoonlijk verraden, en heeft bovendien landverraad gepleegd’
Uiteindelijk is Erdogan volgens White een pragmatische machtspoliticus, die gebruik maakt van de islam en een romantische voorstelling van het Ottomaanse verleden om mensen aan zich te binden, met als doel om zo lang mogelijk aan de macht te kunnen blijven. ‘De Turkse politiek kun je vergelijken met een suikerspin. Erdogan is de stok, zijn getrouwen en zijn aanhangers vormen de gesmolten suiker die om de stok heen zijn gedraaid. Het draait uiteindelijk om persoonlijke loyaliteit aan de grote leider, om trouw aan Erdogan die het land gaat redden. Wie tegen Erdogan is, heeft hem persoonlijk verraden, en heeft bovendien landverraad gepleegd. De term ‘verrader’ wordt in Turkije zeer vaak gebezigd. En als je een ‘verrader’ bent, dan krijg je doodsbedreigingen binnen.’
India: reli-populisme als afleiding
In India zijn premier Modi en zijn hindoe-nationalistische Bharatiya Janata-partij (BJP) sinds 2014 aan de macht, maar na Modi’s herverkiezing in 2019 is het beleid geradicaliseerd. In augustus dat jaar besloot Delhi de autonomie van het overwegend islamitische Kashmir in te trekken en de noodtoestand in deze staat af te roepen. In september werden via een administratieve handeling twee miljoen moslims plotsklaps stateloos gemaakt. In december nam het Indiase parlement de controversiële Citizenship Amendment Act (CAA) aan, die het voor migranten makkelijker maakt om Indiaas staatsburger te worden – maar niet voor moslims.
Met de persvrijheid in India is het ook droevig gesteld. Het land staat op plek 142 van de RSF-ranglijst. Volgens de persvrijheidswaakhond proberen hindoe-nationalisten alle ‘antinationale ideeën’ te weren uit het publieke discours en worden er op sociale netwerken gecoördineerde hetzes, inclusief doodsbedreigingen, gevoerd tegen kritische journalisten. In Kashmir is de situatie nog erger, waar journalisten door de politie en door paramilitairen worden geïntimideerd en veel onafhankelijke media-outlets zijn gesloten.
De rechterlijke macht in India is daarentegen nog redelijk onafhankelijk, hoewel rechters nauwelijks hebben geprotesteerd tegen de erosie van de rechtsstaat onder de BJP, vertelt professor Ashok Swain, hoogleraar in Vredes- en Conflictonderzoek aan de universiteit van Uppsala in Zweden. Modi ontpopt zich steeds meer tot een autoritaire leider, waaromheen nu een persoonlijkheidscultus ontstaat, vervolgt hij. ‘Zijn portret staat nu ook op een vaccinatiecertificaat voor het coronavirus. Alsof Modi de mensen heeft gered.’
‘In India wordt de politiek steeds religieuzer en wordt religie steeds politieker’
De BJP, de partij van Modi, bestaat sinds 1980, en komt voort uit de hindoe-nationalistische beweging Rashtriya Swayamsevak Sangh die al veel langer bestaat. De RSS werd in 1925 opgericht, in dezelfde tijd dat in Egypte de Moslimbroederschap ontstond, zegt Swain. Volgens hem valt de RSS goed met de Moslimbroederschap te vergelijken.
‘Ook de RSS politiseert religie, in dit geval het hindoeïsme. Het politiseren van religie is schadelijk voor het hindoeïsme, dat misschien wel de meest diverse religie van de wereld is, met meer dan dertig miljoen goden. Hindoe-nationalisten willen het geloof standaardiseren. Ze willen meer eenheid. Uniforme regels over hoe je bidt, hoe je eet, hoe je naar andere religies kijkt.’
Maar het hindoe-nationalisme is in de eerste plaats schadelijk voor de islam, benadrukt Swain. ‘Vijftien procent van de Indiërs is moslim en de islam hoort al eeuwenlang bij India, maar volgens hindoe-nationalisten is de islam in India een Fremdkörper. Ook het christendom en het Sikh-geloof zijn de vijand en worden bestreden. De heftigheid van de haat hangt heel erg af van de staat waar je vandaan komt. In sommige staten wonen nauwelijks moslims, maar is er wel een aanzienlijke christelijke minderheid. In die staten zijn vooral de christenen het slachtoffer van hindoe-nationalistische haat.’
‘Kerk en staat zijn in India officieel gescheiden, maar religie en politiek raken steeds meer met elkaar vermengd’, vertelt de Indiaas-Zweedse hoogleraar. ‘De seculiere Congrespartij, die na Indiase onafhankelijkheid voor lange tijd de bovenliggende partij was, behandelde alle religies op gelijk niveau. Maar de BJP doet dat niet, die bevoordeelt het hindoeïsme. Een zorgelijke ontwikkeling. In India wordt de politiek steeds religieuzer en wordt religie steeds politieker. De gouverneur van de Indiase staat Uttar Pradesh, Yogi Adityanath, is een hindoeïstische monnik en draagt ook religieuze kleding.’
Net als Fidesz en de AKP zet de BJP religie pragmatisch in, met als doel dat de regering aan de macht kan blijven, aldus Swain. ‘Het reli-populisme van de BJP is vooral als afleiding bedoeld voor de alledaagse problemen van mensen. De regering voert een ongelooflijk slecht beleid tegen de coronapandemie, met honderdduizenden doden tot gevolg. Maar door de hele tijd naar de moslims en andere niet-hindoes te wijzen als zondebok, komt Modi ermee weg. Net als Orbán en Erdogan gebruikt Modi religie om mensen te mobiliseren. 80 procent van India is hindoe. Wat doe je dan als demagoog? De meerderheid proberen wijs te maken dat zij wordt bedreigd door allerlei ‘gevaarlijke’ minderheden. Orbán doet dat ook. Hij wijst naar de vluchtelingen.’
Massa’s worden bovendien door religie opgezweept en religieuze tegenstellingen kun je uitbuiten als demagoog. ‘Vorig jaar zomer wijdde Erdogan de Hagia Sophia weer in als een moskee: een symbolische overwinning van de islam op het christendom. In diezelfde zomer legde Modi de eerste steen voor de bouw van de tempel in Ayodhya, op de plek waar honderden jaren een moskee stond die in 1992 door hindoe-nationalisten werd gesloopt: een symbolische overwinning van het hindoeïsme op de islam.’
‘Het reli-populisme van de BJP is vooral als afleiding bedoeld voor de alledaagse problemen van mensen’
Hoewel Modi qua stijl lijkt op Orbán en Erdogan, heeft India met Hongarije nauwelijks een band en met Turkije een slechte band. ‘Met collega Donald Trump, toen hij nog president van de Verenigde Staten was, kon premier Modi goed opschieten, net als met de populistische president Jaïr Bolsonaro van Brazilië’, vertelt Swain. ‘Maar Hongarije is maar een klein land in het verre Europa, dat economisch gezien nauwelijks van belang is voor India. Met Turkije zijn de betrekkingen slecht omdat Turkije bondgenoot is van Pakistan, en dat land steunt in het conflict met India over Kashmir.’
Nu u hier toch bent...
Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.
Vertel mij meer!