17.3 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 308

Britse gevangenen verzoeken om herziening moordzaak vanwege institutioneel racisme

0

Drie zwarte gevangenen uit het Verenigd Koninkrijk willen dat hun zaak wordt herzien. In 2016 werden ze als tieners veroordeeld voor een moord in Manchester. Die veroordeling zou het gevolg zijn van ‘institutioneel racisme’, schrijft de Britse krant The Guardian.

Volgens de advocaten van de drie gaat het om institutioneel racisme door de politie, het openbaar ministerie en de rechter. De moeders van de drie mannen zullen naar Birmingham afreizen om de 180 pagina’s tellende aanvraag van hun zonen persoonlijk te overhandigen aan de Criminal Cases Review Commission (CCRC).

In 2016 werd de 18-jarige Abdul Hafidah vermoord in Manchester door de toen 19-jarige tiener Devonte Cantrill. Maar er werden in totaal twaalf jongens vervolgd, waaronder Durrell Goodall, Reano Walters en Nathaniel Williams. Ze zouden allemaal lid zijn van de bende Active Only.

Zeven jongens, waaronder de drie zwarte jongens, werden veroordeeld op basis van de controversiële joint enterprise-wet. Deze wet houdt in dat ieder bendelid verantwoordelijk is voor een gewelddadig incident, ongeacht de omvang van het eigen aandeel. Ook leden die opzettelijk een persoon hebben ‘aangemoedigd en geholpen’ kunnen op grond van deze wet worden vervolgd. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat zwarte mannen en jongens onevenredig vaak worden gezien als bendeleden, en dat er in het Britse rechtssysteem sprake is van rassendiscriminatie.

Advocaten stellen, na twee jaar onderzoek, dat er geen gewelddadige criminele bende was die Active Only heette, en noemen de veroordeling een ‘grove gerechtelijke dwaling’. De drie jonge mannen krijgen ook steun van Labour-parlementariër Lacy Powell. Zij stelt dat het bendeverhaal niet waar is en ‘raciaal discriminerend’.

Turkse verkiezingen bepalen vluchtelingenbeleid

0

De tweede ronde van de Turkse presidentsverkiezingen, zondag 28 mei, zijn van doorslaggevende betekenis, niet alleen voor Turkije maar ook voor Europa. De kernpunten van deze verkiezingen zijn de manier waarop het land omgaat met de vluchtelingensituatie en de gevolgen van de verkiezingsuitslag voor de relatie van Turkije met de EU. Terwijl de dag van de stemming nadert, is Turkije verwikkeld in een hevig getouwtrek om de vier miljoen Syrische vluchtelingen, een strijd die diepe kloven in de samenleving en het politieke apparaat blootlegt.

Kemal Kilicdaroglu, de kandidaat van de oppositie, heeft een ferm standpunt ingenomen over het vluchtelingenvraagstuk. Als hij de verkiezingen wint dan, zo belooft Kilicdaroglu, zullen de vluchtelingen over twee jaar, of eerder, teruggestuurd worden naar hun eigen land. Deze retoriek wijkt af van zijn vorige verklaring, waarin de seculiere presidentskandidaat beloofde vluchtelingen terug te sturen zodra hij was aangetreden. Zijn nieuwe standpunt duidt wellicht op een erkenning van de complexiteit van de kwestie, aangezien veel van deze personen geen wettelijke vluchtelingenstatus hebben. Dit komt omdat Turkije in 1951 een voorbehoud gemaakt heeft bij de ondertekening van het VN-Vluchtelingenverdrag. Het land erkent alleen mensen uit Europa als vluchteling, niet mensen uit het Midden-Oosten.

Het vluchtelingenvraagstuk is in Turkije ook een verzamelpunt geworden voor extreemrechts. Umit Ozdag, de leider van de extreemrechtse Overwinningspartij, heeft met Kilicdaroglu onderhandeld over een protocol om vluchtelingen ‘indien nodig met geweld’ binnen ‘een jaar’ naar huis te sturen. De overeenkomst moet echter nog worden afgerond.

‘Turkije kampt met een massale toestroom van vluchtelingen, niet alleen uit Syrië maar ook uit Afghanistan en andere landen’

Ook zittend president Recep Tayyip Erdogan wil het vluchtelingenvraagstuk aanpakken, zij het op een meer gematigde manier. In een interview met TRT Haber verklaarde de president dat binnenkort een routekaart voor de veilige terugkeer van vluchtelingen wordt opgesteld, met als doel nog eens een miljoen Syriërs terug te sturen naar hun vaderland. Turkije heeft eerder al 450.000 Syriërs gerepatrieerd, wat wijst op een verschuiving in het regeringsbeleid.

De kwestie heeft echter vele facetten, zoals blijkt uit de woorden van Mevlut Cavusoglu. De minister van Buitenlandse Zaken erkende de repatriëringsinspanningen, maar wees ook op de bijdrage van vluchtelingen aan de arbeidsmarkt, met name in de landbouw. Hiermee wees hij op de mogelijke schadelijke economische gevolgen van het massaal terugsturen van Syrische vluchtelingen.

Even los van alle politieke retoriek gaat het hier om een complex vraagstuk. Turkije kampt met een massale toestroom van vluchtelingen, niet alleen uit Syrië maar ook uit Afghanistan en andere landen. Ondanks repatriëringsinspanningen blijven er veel meer vluchtelingen in Turkije dan er worden teruggestuurd.

De uitslag van de presidentsverkiezingen op 28 mei en de daaropvolgende aanpak van de vluchtelingensituatie zullen daarom verstrekkende gevolgen hebben voor de EU. Turkije speelt een sleutelrol bij het beheersen van de vluchtelingencrisis die Europa de afgelopen jaren heeft overspoeld. Een verschuiving in het Turkse vluchtelingenbeleid kan tot een nieuwe migratiegolf naar Europa leiden, waardoor het beheer van de vluchtelingensituatie door de EU zelf op de helling komt te staan. De EU kijkt daarom angstig toe, in het besef dat de wind van verandering in Turkije een storm naar de Europese kusten kan brengen.

Kortom, de komende Turkse verkiezingen zijn een beslissende gebeurtenis voor Turkije zelf, voor de vluchtelingen die in het land wonen en voor de aangrenzende Europese Unie. De retoriek rond de vluchtelingensituatie heeft diepe maatschappelijke en politieke tegenstellingen in Turkije blootgelegd, maar de realiteit van de situatie vraagt om een genuanceerde aanpak. Of Turkije een toevluchtsoord blijft voor mensen die oorlog en vervolging ontvluchten of zijn grenzen sluit, hangt af van de uitslag van komende zondag. Ook de EU moet zich voorbereiden op mogelijke veranderingen in de houding van Turkije en strategieën ontwikkelen om doeltreffend te reageren. De storm nadert en het effect ervan zal tot ver buiten de Turkse grenzen voelbaar zijn.

Rapport veroordeelt ontslag van Amerikaanse docente die afbeelding van profeet toonde

0

De Amerikaanse organisatie voor universitaire docenten (AAUP) veroordeelt in een kritisch rapport het besluit van de Hamline University om docente Erika López Prater te ontslaan. In oktober toonde ze tijdens een college een veertiende-eeuwse afbeelding van de profeet Mohammed. 

Vorig jaar besloot Hamline University, in de Amerikaanse staat Minnesota, het contract van López Prater niet te verlengen, omdat een islamitische studente over haar had geklaagd.

De docente kunstgeschiedenis liet de betreffende afbeelding zien tijdens een online college over islamitische kunst. Studenten die aanstoot nemen aan het maken van afbeeldingen van de profeet, mochten van haar dit college overslaan.

Volgens de universiteit had de docente er desalniettemin meer rekening mee moeten houden dat deze beeltenis gevoelig ligt bij islamitische studenten. Ze had een tijdelijke aanstelling om dit specifieke vak te geven en vanwege het incident besloot de universiteit haar contract niet te verlengen.

López Prater is het niet met dit besluit eens en heeft haar oude werkgever aangeklaagd. Ze heeft niet alleen inkomen verloren, maar ook heeft ze onder stress geleden en is haar reputatie beschadigd. Ze krijgt nu steun van de American Association of University Professors.

Volgens het AAUP-rapport heeft de universiteit verkeerd gereageerd op een ‘de facto lastercampagne’ tegen López Prater, een campagne die ‘een aanval op de fundamentele principes van academische vrijheid’ is.

‘Als een moslimstudent het tonen van een afbeelding van de profeet Mohammed kan verhinderen, waarom kan een evangelische christelijke student dan niet proberen een werk als de controversiële Piss Christ van Andres Serrano te censureren, of kan een vrome hindostudent bezwaar maken tegen het bestuderen van het werk van de Indiase kunstenaar M. F. Husain?’

Stemmen

0

Een vriendin die haar stem wilde uitbrengen voor de Turkse presidentsverkiezingen durfde dat niet alleen. Eigenlijk zou ze met een kennis gaan. Maar die bleef toch maar thuis. Die kennis steunt oppositiekandidaat Kemal Kilicdaroglu, maar de kans dat hij wint van de huidige president Recep Tayyip Erdogan is te klein. Stemmen had daarom volgens haar geen zin. Vandaar dat die vriendin mij meevroeg.

Ik twijfelde. Als geboren en getogen Hagenaar, want dat is die vriendin, hoor je je mijns inziens niet te bemoeien met de uitslag van een verkiezing elders. Toch ging ik mee.

We parkeerden de auto. Voor ons stapten een man en drie vrouwen, allen waarschijnlijk in de zestig en een hoofddoek om, juist in. Zij hadden net gestemd. Die kiezen sowieso voor Erdogan, grapte die vriendin. Erdogan-minnenden denken niet, zo zei ze: ik blijf thuis omdat hij toch wint, dus wat maakt mijn stem uit, of dat het ongepast is om te stemmen, zij niet, nee, zij huppelen, met opgeheven hoofd, naar het stembureau.

‘Eigenlijk heb ik me nooit bemoeid met de Turkse politiek’

In de stoet, onder wapperende Turkse vlaggen, kreeg ik spijt dat ik mijn kimlik, Turkse identiteitskaart, niet mee had gebracht. Die vriendin zei het nog.

Eigenlijk heb ik me nooit bemoeid met de Turkse politiek. Ik lees er slechts soms een artikel over. Maar in het openbaar zeg ik niets en nooit heb ik er wat over geschreven. Hoe laf het ook is: ik durf het niet.

Het was daarom verrassend om de afgelopen tijd een paar keer gevraagd te worden om op de radio wat te zeggen over de verkiezingen aldaar. Voor de redacteuren, zo vermoed ik, was het feit dat ik geboren ben in Turkije al voldoende om te vertellen over de Turkse politiek en samenleving. Dat verklaart waarom af en toe publicisten zonder expertise op televisie en de radio verschijnen.

Om het stembureau in te mogen moest je je Turkse identiteitskaart laten zien. Ook als je niet ging stemmen. Ik pakte een flesje Ayran en wachtte buiten op die vriendin. Een oudere dame met een pet – rood en in het wit een maan en ster – waggelde voorbij. Ook die heeft vast Erdogan gestemd, dacht ik bij mezelf. Zij ook, die ook en zij. Een vooroordeel, uiteraard. In ieder geval stempelt de meerderheid van de Turkse-Nederlanders die stemt ‘evet’ bij de foto van Erdoğan.

Tegenover de wapperende vlaggen vroeg ik me af of het nou mooi of wrang is dat als je van een democratische rechtsstaat geniet je een ander niet hetzelfde hoeft te gunnen.

Syrische activiste: ‘Normalisering Assad voelt als einde van mijn leven’

0

‘Dit gaat over de man die verantwoordelijk is voor het lijden dat ik en duizenden anderen al meer dan tien jaar ondergaan’, zegt de zichtbaar geëmotioneerde Wafa Ali Mustafa in een CNN-item. De Syrische doelt hiermee op de rentree van de Syrische president Bashar al-Assad vorige week bij de Arabische Liga.

Assad werd vrijdag na een schorsing van twaalf jaar weer ontvangen bij een bijeenkomst van de Arabische Liga, een overlegorgaan van Arabische landen. Syrië was als lidstaat geschorst vanwege het wrede optreden tegen de eigen bevolking. Sinds het uitbreken van de Syrische burgeroorlog in 2011 kwamen naar schatting een half miljoen mensen om het leven

In het CNN-item is Mustafa als klein kind te zien, met in haar handen de ingelijste foto van haar vader die sinds 2013 vermist is.

‘Dag in dag uit slapen met de vraag of je vader nog wel leeft of niet, is simpelweg niet uit te leggen’, zegt ze. ‘In plaats van hem [Bashar al-Assad] nu te normaliseren, zouden ze hem tot verantwoording moeten roepen voor de misdaden die hij heeft begaan en die hij nog steeds pleegt’, aldus Mustafa.

Ze leeft nog steeds met de hoop dat haar vader op een dag vrij komt. ‘Om dat te zien gebeuren moet Assad niet in de Saoedische hoofdstad Riyad verwelkomd worden, maar bij het Internationaal Strafhof’, zegt ze. ‘Maar normalisering voelt als het einde van alles. Het einde van deze hoop. Van wat in 2011 is begonnen en ook het einde van mijn leven.’

Tineke Bennema nieuwe columnist bij de Kanttekening

0

Tineke Bennema (1962) schrijft vanaf vandaag een maandelijkse column voor de Kanttekening.

Bennema is journalist en historicus. Van 1994 tot 2002 werkte ze op de Westelijke Jordaanoever.

Binnenkort verschijnt van haar hand Albertus Van van de Vijver. Slaafgemaakt en bevrijd (Walburg Pers). Een biografie van een slaafgemaakte man in Suriname, die zichzelf en anderen wist te bevrijden. Eerder schreef ze onder meer Een Nederlandse politie-ingenieur verindischt nooit (2015) over de geschiedenis van haar familie in Nederlands-Indië.

De eerste column van Bennema voor de Kanttekening gaat over de dood van Shireen Abu Akleh en de veiligheid van journalisten, en is vandaag gepubliceerd.

Islamoloog Tariq Ramadan vrijgesproken in verkrachtingszaak

0

De bekende moslimacademicus Tariq Ramadan is vrijgesproken van verkrachting in Zwitserland. Volgens de Zwitserse rechter is er geen bewijs voor de aanklacht. Het vermeende slachtoffer Brigitte (niet haar echte naam) is in beroep gegaan.

Ramadan kan drie jaar in de gevangenis verdwijnen, wanneer hij in hoger beroep alsnog schuldig bevonden wordt. Dat meldt de Arabische nieuwssite Middle East Eye. In Frankrijk lopen nog vier andere verkrachtingszaken tegen hem.

Ramadan ontkent niet dat hij Brigitte heeft ontmoet maar wel dat hij haar in 2008 in een hotel in Geneve heeft verkracht. Brigitte zou zich hebben opgedrongen en zich laten kussen, aldus Ramadan.

Volgens Ramadan zijn alle verkrachtingszaken ‘politiek gemotiveerd’ met als doel om zijn reputatie te beschadigen. De advocaten van Ramadan zeggen dat er een hetze tegen hem gaande is, oftewel ‘Ramadanfobie’.

Ramadan was in de jaren na 9/11 een veelgevraagde spreker. In 2004 riep Time Magazine hem uit tot een van de meest invloedrijke personen. Zijn grootvader Hassan al-Banna was de oprichter van de Moslimbroederschap in Egypte. Ramadan schreef in die tijd vaak over de verenigbaarheid van de Europese waarden met de islam en dat Europese moslims, die beide tradities vertegenwoordigen, daar trots op kunnen zijn.

Israël stelt vrijlating zieke schrijver Walid Daqqa uit

0

De Palestijnse auteur Walid Daqqa wordt voorlopig niet vrijgelaten door Israël. Daqqa is terminaal ziek, maar Israël heeft de rechtszitting om hem voorwaardelijk vervroegd vrij te laten uitgesteld tot 31 mei.

Afgelopen maandag werd Daqqa (61) naar de intensive care van het Assaf Harofeh-ziekenhuis in Tel Aviv overgebracht. Hij lijdt aan een vergevorderd stadium van beenmergkanker. Tientallen Palestijnen gingen dinsdagavond de straat op om Daqqa’s onmiddellijke vrijlating te eisen. Aan die oproep is tot nu toe geen gehoor gegeven.

Walid Daqqa is volgens de Arabische nieuwszender Al Jazeera een van de belangrijkste intellectuelen onder de Palestijnse politieke gevangenen. Daqqa werd in 1986 achter slot en grendel gezet vanwege betrokkenheid bij de dood van een Israëlische militair en tot 37 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Die straf zat hij in maart 2023 uit, maar de Israëlische autoriteiten hadden zijn straf in 2017 met twee jaar verlengd omdat Daqqa mobiele telefoons de cel binnensmokkelde.

De Palestijnse mensenrechtenactivist Ihtiram Ghazawneh vindt dat Israël Daqqa onmiddellijk moet vrijlaten, omdat de schrijver terminaal is. ‘Hij heeft zijn straf van 37 jaar uitgezeten. Hij is niet meer iemand die in een veiligheidsdossier staat. Hij moet de behandeling buiten de gevangenis kunnen voortzetten bij zijn familie, want zelfs als hij wordt vrijgelaten is het niet duidelijk hoe lang hij nog zal leven.’

Daqqa kampte in 2015 al met gezondheidsproblemen. Doktoren adviseerden periodiek bij hem bloedonderzoek te doen, maar de gevangenisautoriteiten weigerden dit. In december 2022 verslechterde de gezondheid van Daqqa drastisch, en werd beenmergkanker bij hem vastgesteld. Hij had dringend een transplantatie nodig, maar die operatie heeft hij tot op heden niet gekregen. Op 12 april onderging Daqqa wel een operatie waarbij een groot deel van zijn rechterlong werd verwijderd. Op 7 mei werd hij in de beruchte Ramle-gevangeniskliniek geplaatst, waar hij alleen antibiotica kreeg en enkele fysiotherapiesessies, aldus Addameer, een Palestijnse mensenrechtenorganisatie die zich inzet voor Palestijnse gevangenen.

Ondertussen twitterde de extreemrechtse Israëlische minister van Nationale Veiligheid Itamar Ben-Gvir dinsdagavond sadistisch dat Daqqa maar ‘een einde aan zijn leven in de gevangenis zou moeten maken’.

Turkse presidentskandidaat Kilicdaroglu klaagt Erdogan aan voor nepvideo

0

De Turkse seculiere presidentskandidaat Kemal Kilicdaroglu spant een rechtszaak aan tegen president Recep Tayyip Erdogan. Aanleiding is een campagnevideo van Erdogan die Kilicdaroglu in verband brengt met de verboden Koerdische Arbeiderspartij PKK. 

Op zondag 7 mei liet Erdogan de gewraakte video van 14 seconden zien tijdens een grote verkiezingsbijeenkomst in Istanbul, die live uitgezonden werd op de nationale televisie. In deze video is te zien hoe Kilicdaroglu zijn aanhangers probeert te verzamelen op de melodie van zijn campagnelied. Vervolgens komen PKK-leden in beeld, die in hun handen klappen op de maat van het lied. Erdogans boodschap: Kilicdaroglu heeft een bondgenootschap gesloten met terroristen. In Turkije, de Verenigde Staten en de Europese Unie staat de PKK op de terreurlijst.

Erdogan heeft inmiddels toegegeven dat de video nep is, maar blijft bij zijn beschuldiging dat de PKK de oppositie steunt. Maandag zei Erdogan, in gesprek met de Turkse staatszender TRT Haber, dat de video het werk was ‘van het snelle verstand van onze jonge mensen die de waarheid in vijf seconden kunnen samenvatten’.

Woensdag kondigde advocaat Celal Celik op Twitter aan dat hij namens zijn cliënt Kemal Kilicdaroglu een rechtszaak heeft aangespannen tegen de president. Hij eist 1 miljoen Turkse lira’s, dat is ongeveer 47.000 euro. ‘We hebben onze rechtszaak aangespannen tegen de meester van de manipulatie, Erdogan, om hem verantwoordelijk te stellen voor het bedrog van een gemanipuleerde video’, twitterde Celik. Hij zei ook dat als de rechtszaak wordt gewonnen de opbrengst naar kinderen gaat die een studiebeurs nodig hebben.

Tijdens de eerste ronde van de presidentsverkiezingen kreeg Erdogan 49,5 procent van de stemmen, Kilicdaroglu bleef steken op 44,8 procent. Ongeveer 5 procent van de stemmen ging naar een derde kandidaat, de ultranationalistische politicus Sinan Ogan. Deze heeft inmiddels aangekondigd de kandidatuur van Erdogan te steunen. Komende zondag vindt de tweede ronde plaats, tussen Erdogan en Kilicdaroglu.

Patroon

0

Het was een klein berichtje van CNN over Shireen Abu Akleh, de gerenommeerde Palestijnse journaliste die deze maand een jaar geleden werd doodgeschoten bij Jenin. Het trok nauwelijks aandacht. En met recht. Bij het lezen ervan moest ik denken aan de strijdbare woorden van de Amerikaanse schrijfster en Nobelprijswinnares Toni Morrison in 2015, na de moord op drie zwarte ongewapende mannen door witte politieagenten: ‘Ik wil een agent zien die een witte ongewapende tiener in de rug schiet. En ik wil een witte man zien die wordt veroordeeld voor het verkrachten van een zwarte vrouw. Als je me dan vraagt ‘Is het voorbij?’, dan zal ik zeggen: ja.’

Zeker, de Amerikaanse situatie is niet gelijk aan de oorlog die woedt in Israël en Palestina. Maar het onverteerbare meten met twee maten hebben ze gemeen. En daar gaat dit stuk over.

Bijna dagelijks deed Abu Akleh verslag op de tv-zender Al Jazeera. Toen ik op de westelijke Jordaanoever woonde, vormden haar reportages een belangrijke informatiebron voor mij als journalist. Eenmaal terug in Nederland was een schotelantenne zowat het eerste dat we kochten om het Palestijnse nieuws te volgen. Haar dood was een klap voor iedereen die nog gelooft dat journalisten de vierde onafhankelijke macht zijn om de democratie en het rechtssysteem te controleren, met feiten en double checks. Niet de journalisten zijn in oorlog, stelt de Nederlandse Al Jazeera-correspondent Step Vaessen in haar indrukwekkende persvrijheidslezing op 11 mei. Niet zij vormen de bedreiging, maar de ongecontroleerde macht.

Inmiddels is de lijst met onderzoeken naar de oorzaak van Abu Aklehs dood steeds langer geworden, van het Nederlandse Bellingcat, het Committee to Protect Journalists (CPJ), CNN en AL Jazeera tot de Amerikaanse overheid zelf. Uit de feiten blijkt dat een aanwezige Israëlische scherpschutter verantwoordelijk was voor haar dood. Abu Akleh was duidelijk herkenbaar aan helm en kogelvrijvest met PRESS erop, en identificeerde zichzelf er eerst mee, midden op straat. Een gehelmd open vizier dus.

‘Haar dood was een klap voor iedereen die nog gelooft dat journalisten de vierde onafhankelijke macht zijn”

Ook de lijst van het Israëlische leger met uitleg is uitgebreid. Eerst heette het dat Abu Akleh zelf was ‘bewapend met camera’s’. Vervolgens zouden Palestijnse militanten haar hebben doodgeschoten. Daarna volgde een glasharde ontkenning. Inmiddels geeft Israël toe dat Abu Akleh ‘misschien’ en ‘per ongeluk’ is doodgeschoten door hun soldaten. En dan nu is er de verklaring in dat berichtje aan CNN van legerwoordvoerder Daniel Hagari: ‘De dood van Shireen Abu Akleh spijt ons. In Israël waarderen we onze democratie en in een democratie zien we een hoge waarde van journalistiek en de vrije pers. We willen dat journalisten zich veilig voelen in Israël, vooral in oorlogstijd, zelfs als ze ons bekritiseren.’ Kortom, wel spijt, geen schuld.

Over de veiligheid van journalisten die in Israël en bezet gebied werken, publiceerde het internationale CPJ onlangs een vernietigend rapport. In de afgelopen twintig jaar zijn er ten minste twintig journalisten doodgeschoten, van wie achttien Palestijns. Het CPJ is vlijmscherp. Het rapport bewijst dat ze alle twintig zijn gedood door Israëlische kogels. Maar nog nooit is een militair veroordeeld of verantwoordelijk gehouden voor deze doden. Het CPJ spreekt zelfs van een ‘dodelijk patroon’ als het leger een journalist heeft doorgeschoten. Intern onderzoek dat jaren duurt, als het al plaatsvindt, wordt niet naar buiten gebracht. Bewijsmateriaal en getuigenverklaringen worden niet erkend. De reactie op het doodschieten van Abu Akleh past in dat patroon: Israël stelt dat er geen aanklacht of strafvervolging komt tegen de betrokken soldaten.

Al Jazeera herkende het patroon en vond het ‘sorry’ van Hagari niet nieuwswaardig om te publiceren. De collega’s van Abu Akleh hebben de zaak eind vorig jaar bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag aanhangig gemaakt. Verstandig. De uitkomst van het onderzoek is internationaal van belang voor alle journalisten. In tijden waarin overheden zich direct bemoeien met nieuws, zelf alternative facts verspreiden, en waarin meer journalisten te maken krijgen met bedreiging, moet het duidelijk zijn dat er niet gemarchandeerd mag worden met de uitoefening van hun werk. Landen die hieraan alleen lippendienst bewijzen, hebben veel te verbergen en verdienen veroordeling.

En dan de ironie. Dat ik hier toch over het CNN-bericht schrijf, komt omdat Israëlische ordetroepen in bezet Oost-Jeruzalem de CNN-verslaggever Ben Wedeman hebben aangevallen. Enkele dagen nadat de Israëlische woordvoerder de loftrompet stak over journalisten. Het zou westerse regeringen sieren als ze de moed van journalisten volgden om op te komen voor de persvrijheid en veiligheid in bezet gebied. Nee, inderdaad, inbreuken daarop zijn ook nog lang niet voorbij.