18.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 513

Moslims die Joden hielpen in WOII: munitie tegen hedendaagse beeldvorming

0

Moslims die Joden hielpen tijdens de Tweede Wereldoorlog? Ze waren er zeker, zo laat de tentoonstelling Het Andere Verhaal zien. Relevante verhalen van broederschap in tijden van negatieve beeldvorming over en weer, vindt het Joods-islamitische team achter de voorstelling. ‘De beeldvorming, dát is de vijand.

Het tegengaan van negatieve beeldvorming over Joden is even belangrijk als het bestrijden van antisemitisme zelf, aldus rabbijn en Kanttekening-columnist Lody van de Kamp. Hetzelfde geldt volgens hem ook voor andere groepen waar negatieve beeldvorming over bestaat, zoals moslims. ‘Als je de rotte appel op de verkeerde plek tegenkomt, dan zegt dat niet iets over de hele groep.’

Jarenlang houdt de rabbijn zich bezig met de aanpak van negatieve beeldvorming over Joden en moslims. Dat doet hij onder meer via interreligieuze dialoog. ‘Ik werk samen met Saïd Bensellam, de Amsterdamse adviseur Jeugd en Veiligheid. Hij had me zo’n tien jaar geleden benaderd nadat ik een uitzending maakte over antisemitisme voor de Joodse Omroep.

Hij vervolgt: ‘We gingen met de oudere jongens van de Joodse school door Amsterdam lopen met verborgen camera’s. Toen waren er twee incidenten van antisemitisme: één was een Hitler-groet die werd gemaakt door Marokkaans-Nederlandse moslimjongeren. Nadat de uitzending werd ik gebeld door Bensellam. Hij klonk nogal geïrriteerd. ‘U hebt beelden gemaakt van jongeren die ik ken, maar die zijn helemaal niet zo. Hoe kunnen we dit samen oplossen?’ Ik vertelde hem dat ik niet bezig was met een oplossing, maar met het signaleren van antisemitisme. Later gingen we verder met elkaar in gesprek. Nu zijn we twaalf jaar verder en werken we nog steeds samen.’

Islamitische jongeren hebben beelden over Joden en andersom hebben Joodse jongeren beelden over moslims, gaat Van de Kamp verder. ‘Het gaat om de beeldvorming die we hebben over ‘de ander’ die we niet kennen. Dát is de vijand, zo ontdekten we.’

‘Het Andere Verhaal’

Door zijn samenwerking met Bensellam kwam Van de Kamp in contact met verschillende moslims. ‘We werkten samen met de gemeente Amsterdam, organiseerden bijeenkomsten en maakten contact met verschillende moslimgemeenschappen. Toen kwamen we erachter dat er in Londen een expositie stond over wat moslims hadden gedaan om Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog te helpen. We gingen erheen en besloten de tentoonstelling naar Nederland te halen.’

Dat verwerkte Van de Kamp tot de reizende tentoonstelling Het Andere Verhaal, die sinds december te zien is in het Memory Vrijheidsmuseum te Nijverdal. ‘Deze verhalen kennen we niet in Nederland. We hebben nieuwe panelen laten maken voor de expositie. Het gaat niet alleen om de verhalen, maar ook om de moslims en Joden met wie we samen de tentoonstelling bezoeken’, zegt Van de Kamp. ‘Moslims hebben Joden gered door ze te helpen onderduiken. Zo weten we dat we een hele interessante gezamenlijke geschiedenis hebben, en kunnen we de negatieve beeldvorming doorbreken.’

‘Zo weten we dat we een hele interessante gezamenlijke geschiedenis hebben’

De moslims wiens verhalen in ‘Het Andere Verhaal’ worden verteld, zijn afkomstig uit onder meer Turkije, Albanië, Oekraïne, en Litouwen. Zo is het verhaal van de islamitisch Turkse diplomaat Selahattin Ülkümen in de tentoonstelling te lezen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij de Turkse consul op het Griekse eiland Rhodos. Toen de Gestapo in juni 1941 de Joodse bevolking bijeen bracht om in kampen over het eiland te verspreiden, wist Ülkümen dat ze naar het vernietigingskamp in Auschwitz werden gestuurd. Hij besloot zijn diplomatieke status in te zetten om zoveel mogelijk Joden op het eiland te redden, en ging in gesprek met de Duitse bevelhebber Ulrich Kleeman.

‘Volgens de Turkse wetgeving zijn alle burgers gelijk. We maken geen verschil tussen burgers die Jood, christen of moslim zijn’, aldus de Turkse consul. Hij dreigde er een internationale kwestie van te maken als de Duitse bevelhebber voet bij stuk hield om de Joden te vervoeren. Uiteindelijk besloot Kleeman dertien Joden vrij te laten op aandringen van de Turkse diplomaat. Ülkümen liet het er niet bij en besloot om nog meer Joden te redden door ze het Turkse burgerschap toe te kennen. Hiermee was hij erin geslaagd in totaal vijftig Joden uit de handen van de Gestapo te redden.

Abdul Hossein Sardari (Beeld: Faith Matters)

Een ander verhaal gaat over de Iraanse Abdol Hossein Sardari, die tijdens de Tweede Wereldoorlog de consul-generaal was van Iran in Parijs. Samen met Joodse leiders en families ontwikkelde hij een theorie die aantoonde dat Iraanse Joden, anders dan Europese Joden, veel meer verwant waren aan Ariërs, waardoor ze niet vervolgd mochten worden. Daar raakten de nazi-instituties van onder de indruk. Ondertussen wist Sardari steeds meer Iraanse Joden in veiligheid te brengen door ze te voorzien van valse identiteitsdocumenten.

Beeldvorming doorbreken

‘We zijn met deze expositie naar de Al Kabir-moskee in Amsterdam geweest, en zijn er met verschillende scholen heen gegaan’, vertelt Lody van de Kamp. ‘Joodse en islamitische leerlingen gingen hierover in gesprek. Een jochie van een jaar of tien sprak mij toen aan. ‘Meneer Lody, als moslims dit tijdens de oorlog voor de Joden hebben gedaan, dan moeten ze voor de oorlog ook vrienden van elkaar zijn geweest’, zei hij. Dat klinkt heel schattig, maar er zit een diepe laag onder. Ze wisten het niet.’

Met andere leerlingen uit groep 7 en 8 van een islamitische basisschool bezocht de rabbijn eens het Anne Frank-huis. ‘Twee weken later kwam ik bij die school langs, en vroeg de lerares aan de leerlingen: ‘Stel dat meneer Lody moet onderduiken, wie gaat hem helpen?’ Er was een meisje dat zei dat ze niet wist of ze het kon doen, omdat ze het eng en gevaarlijk vond, en dat ze het eerst aan haar moeder moest vragen. Een ander meisje sprong naar voren, en zei: ‘Meneer Lody, u gaat met mij mee, ik ga u verstoppen’. Dat is de beeldvorming die doorbroken wordt.’

Ook bij volwassenen merkt hij een stukje herkenning wanneer zij in gesprek gaan over de moslims en Joden in ‘Het Andere Verhaal’. ‘Er was een moslimvrouw die na het zien van de tentoonstelling vertelde over haar moeder die tijdens het Eid-feest (in de volksmond bekend als Suikerfeest, red.) haar kinderen altijd op pad stuurde met een schotel vol lekkers voor de Joodse kinderen uit de buurt. Door deze verhalen over moslims en Joden in de Tweede Wereldoorlog aan te horen, komen weer andere verhalen naar boven. We beseffen zo langzamerhand dat die zogenaamde animositeit tussen moslims en Joden in Nederland aan beeldvorming ligt, omdat er een conflict zich afspeelt vierduizend kilometer van ons vandaan’, zegt hij, wijzend naar de situatie in Israël en Palestina.

‘Meneer Lody, u gaat met mij mee, ik ga u verstoppen’

Zolang de negatieve beeldvorming bestaat en wordt gevoed vanuit delen van de samenleving, zoals de media en politiek, blijft het heel relevant om de verhalen van broederschap en herkenning te vertellen, aldus Van de Kamp.

Naast antisemitisme onder moslims erkent de rabbijn ook dat er sprake is van moslimhaat bij Joodse gemeenschappen. ‘We komen elkaar niet tegen, maar we zien wel wat de mainstream media en de sociale media over moslims schrijven. En daarbij: Joodse scholen en synagogen worden nu allemaal bewaakt door gewapende marechaussee. Dat is ontstaan door terroristische dreigingen uit het buitenland, waar de overheid ons tegen wil beschermen. Tegelijkertijd voedt dit het negatieve frame dat terrorisme iets islamitisch is’, legt Van de Kamp uit. ‘We hebben in Amsterdam zo’n 104.000 islamitische inwoners, dus dan zou het gaan om 104.000 potentiele terroristen. Dat is beeldvorming die door angst en haat in stand wordt gehouden. Je moet wel weten waar die dreiging vandaan komt, en het heeft niets te maken met je islamitische buurman.’

Van de Kamp erkent de noodzaak voor bescherming tegen reële terroristische dreigingen. Maar dat zou geen invloed moeten hebben op de beeldvorming, stelt hij. ‘Als je de rotte appel op een verkeerde plek tegenkomt, dan gebeurt er wat. Maar dat zegt niet iets over de hele groep. Die beeldvorming geldt ook voor islamitische dames met de hijab. Als die een verkeerde tegenkomen, dan is dat heel naar, maar dat betekent niet dat de samenleving in Nederland onveilig is voor hen. Dit geldt voor alle minderheden.’

De rabbijn ziet de waarde in van educatie en interventie om de beeldvorming bij te stellen. Veel van het werk gebeurt volgens hem buiten de schijnwerpers en publiciteit. ‘Saïd en ik krijgen daarom nog weleens het verwijt dat we ons bezighouden met ‘druppels op een gloeiende plaat’. Maar wij koesteren die druppeltjes, en de illusie dat we daarmee de samenleving stukje bij beetje kunnen veranderen’, zegt Van de Kamp. ‘We zijn eigenlijk veel meer tijd kwijt met onze eigen achterban dan met elkaars achterban. Ik heb veel tijd besteed, en soms nog steeds, aan het bijstellen van de beeldvorming van moslims binnen de Joodse gemeenschap, en Saïd doet dat bij moslims. Ze zeggen weleens: ‘Saïd is de Joodse imam en Lody is de moslimrabbijn’. Daar halen we onze schouders voor op.’

‘Ik zeg maar zo: ‘God heeft ons twee oren gegeven om te horen, twee ogen gegeven om te kijken en twee schouders om op te halen’. En dat is precies wat we doen met verwijten.’

Het Andere Verhaal is tot begin april in Nijverdal te zien, waarna de tentoonstelling wordt verplaatst naar Enschede. Eerder was de expositie te bewonderen in Amsterdam, Haarlem en Den Haag.


Benieuwd naar een sneak preview van de tentoonstelling? Hieronder volgen twee inspirerende verhalen over islamitische burgers die Joden hebben gered:

Albanië – Atif en Ganimet Toptani

Tijdens het Joodse paasfeest Pesach in april 1941 bombarderen nazi’s de stad Sarajevo. Een bom komt terecht op het huis van de familie Altarac. Zij schuilen daar sinds kort als vluchtelingen uit Belgrado. De grootmoeder en de jongste dochter Lea komen door de bominslag om het leven. Compleet verslagen gaat de familie na de begrafenis toch maar weer terug naar Belgrado. Daar aangekomen ontdekken ze dat de Duitsers de stad al hebben bezet.

Overal in de stad hangen posters waarop de burgers worden gewaarschuwd geen Joden te helpen. Wanneer vader Altarac wordt opgepakt en naar een werkkamp wordt gestuurd, vlucht de familie eerst naar Skopje in Macedonië. Wanneer ze daar worden herkend als Joden, vluchten ze vervolgens naar Albanië. Daar krijgen zij als Joden steun van de lokale bevolking. Jasa Altarac, de zeven jaar oude zoon, herinnert zich dat een oude boer hem vertelde over de goede oogst van dat jaar. De oude boer zei: ‘Allah weet dat wij hier Joden verbergen en dus extra eten nodig hebben. Daarom hebben wij een goed oogstjaar’.

In september 1943 gaf Italië zich gewonnen en bezetten de Duitsers Albanië. De familie Altarac weet op dat moment dat ze groot gevaar lopen en dat ze nu echt moeten onderduiken. Ze krijgen daarbij hulp van Atif en Ganimet Toptani; welgestelde moslims uit Tirana die ook een huis hebben in Kamza, even buiten de stad. Ganimet’s vader was de Albanese ambassadeur in Wenen geweest. Bovendien hadden ze goede contacten met de voormalige koning maar ook met de Duitse bezetters.

Miriam Altarac begint te werken als kledingsmaakster. Op een dag vraagt Ganimet Toptani of Miriam Altarac naar haar huis in Tirana wil komen om kleding op te meten voor het gezin. Terwijl ze met elkaar praten realiseert Ganimet zich dat Miriam Joods is en ze trekt zich haar lot aan. Ganimet vraagt Miriam geregeld terug te komen en geeft haar steeds voedsel mee voor haar familie.

In februari 1944 vertelt Ganimet aan Miriam dat ze heeft gehoord dat de Duitsers van plan zijn de Joden in de stad bijeen te drijven. Ganimets echtgenoot Atif slaagt erin om de familie Altarac de stad uit te smokkelen naar hun landgoed in Kamza, even buiten de stad. De welgestelde familie Toptani zorgt ervoor dat de onderduikers niets tekortkomen.

Het scheelde een haartje dat ze werden ontdekt. Zo vallen de Duitsers een keer plotseling binnen terwijl de Toptani en Altarac familie zaten te eten. Vlug stelde Atif hen als verre familieleden voor. Aangezien ze vloeiend Duits spreken vermoedt niemand dat ze eigenlijk Joods zijn.

Een andere keer, in augustus 1944, begonnen de Duitsers met huiszoekingen bij diverse Albanese families waarvan er vermoedens bestaan dat ze Joden laten onderduiken. Ze vinden Meir en Jasa Altarac en beginnen hen te ondervragen omdat ze hen ervan verdenken joods te zijn. Atif en Ganimet realiseren zich dat hun gasten in gevaar zijn en onderbreken het kruisverhoor. De familie Toptani bevestigt luidkeels dat Meir en Jasa familieleden zijn en vestigen de aandacht van de soldaten op iets anders. Van tevoren hadden ze expres nazipropagandamateriaal her en der in het huis gelegd. Een huis met zoveel sympathie voor de nazi’s zal toch zeker geen Joden opnemen als onderduikers?!

De list werkt, maar uit voorzorg hebben ze direct daarna de familie Altarac bij andere families in de stad ondergebracht. Ze bleven hen voedsel en andere benodigdheden brengen tot het eind van de oorlog. En zo hebben de Altaracs de oorlog overleefd.

In juli 1992 worden Atif en Ganimet geëerd als ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’, een eretitel die door Israel wordt gegeven aan niet-Joden die Joden hebben helpen overleven tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Tunesië – Khaled Abdel Wahhab

Vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog steunde Tunesië het Franse Vichy-regime, dat met de Duitsers samenwerkte. De Tunesische overheid stuurde veel Joodse inwoners naar werkkampen en ontnam ze hun bezittingen en burgerrechten. In 1942 bezetten de terugtrekkende Duitse legers Tunesië en plaatsten het onder militair gezag. Dit had ernstige gevolgen voor de Joden.

In de stad Mahdia namen Duitse soldaten bezit van Joodse huizen om hun soldaten in te kwartieren. De bewoners werden op straat gezet. Zo ook de familie Boukris. De familieleden vonden onderdak in een kleine olijfoliefabriek. Er werd op de deur geklopt. Zouden dat opnieuw de Duitsers zijn? Het was Khaled Abdel Wahhab, een bekende van de familie. Hij waarschuwde hen voor naderend gevaar en evacueerde de hele familie naar zijn boerderij buiten de stad.

Khaled was een vooraanstaande burger in Mahdia. Hij hoorde over een bordeel waar lokale vrouwen, ook Joodse, werden gedwongen om te werken. Hij slaagde er niet in zich hiertegen te verzetten. Wel nam hij zich voor om bezoekende soldaten bezig te houden. Hij opende een wijnkelder en organiseerde grote diners. Door hierbij veel wijn te schenken hoopte hij de soldaten af te leiden en op die manier de vrouwen te sparen. Vaak werkte dit.

Tijdens de diners was hij getuige van wat de Duitse officieren bespraken. Hij hoorde van één van de officieren dat hij van plan was om een bijzonder aantrekkelijke vrouw te ontvoeren en haar in het bordeel te laten werken. Uit het gesprek begreep Khaled dat het om Odette Boukris ging. Toen de Duitse officier dronken was ging Khaled onmiddellijk op weg naar de olijfoliefabriek om Odette te redden.

Er was niet veel ruimte voor de familie Boukris op de boerderij van Khaled. Toch werden ze goed verzorgd. Khaled zorgde zelfs voor koosjer vlees. Een keer kwam Khaled een dronken Duitser tegen die de door hem verstopte Joden dreigde te doden. Khaled wist de man naar buiten te werken zonder dat hij hun precieze verblijfplaats ontdekte.

Nog voor de nazi’s tot uitvoering overgingen van hun plan om ook de joden in Tunesië te vervolgen, werden de Duitsers in mei 1943 door de geallieerden verslagen. Alle 23 Joden op de boerderij van Khaled hebben de oorlog overleefd.

Khaled werd nooit erkend als ‘Rechtvaardige der Volkeren’. De discussie hierover duurt nog voort. Wel werd hij geëerd door het Simon Wiesenthal Holocaust Centrum.

Bovenstaande twee teksten zijn verzorgd door de interreligieuze dialoogorganisatie Faith Matters.

Israël bekijkt mogelijkheid om Joden te evacueren uit Oekraïne

0

De Israëlische regering bekijkt de mogelijkheid om Joodse gemeenschappen uit Oekraïne te evacueren, mochten Russische troepen het land binnenvallen.

De spanningen tussen Rusland en Oekraïne lopen op. Mogelijk leidt dit tot oorlog. Israël maakt zich zorgen over het lot van de naar schatting 200.000 tot 400.000 Joden die in Oekraïne wonen. In het verleden zijn de Joden in Oekraïne slachtoffer geweest van bloedige pogroms, zoals tijdens de Russische Burgeroorlog (1917-1922) die aan meer dan 100.000 Joodse burgers het leven kostte.

Zondag was er een ontmoeting tussen Joods-Oekraïense vertegenwoordigers en functionarissen van de Israëlische regering. Ze bespraken een evacuatieprogramma, voor het geval er oorlog uitbreekt. Een volgende meeting staat gepland voor 1 februari. Ook hebben de Israëlische regering en Joodse groepen in Oekraïne contact met de regeringen van Rusland en Oekraïne.

Israël werkt daarnaast aan een plan, dat ooit tijdens de Koude Oorlog is bedacht, om in tijden van nood Joden uit Oost-Europa te evacueren.

Op dit moment heeft Rusland meer dan 100.000 militairen verzameld langs de grens bij Oekraïne. De vrees bestaat dat de Russische president Vladimir Poetin echt oorlog wil.

De Israëlische ‘Wet op de Terugkeer’ geeft elke Jood het recht om naar Israël te emigreren, zich te vestigen en staatsburger te worden.

In 2008, tijdens de oorlog tussen Rusland en Georgië, heeft Israël tientallen Joden uit de stad Gori geëvacueerd. En volgens het Israëlische ministerie van Emigratie en Integratie zijn tussen 2014 en oktober 2018 meer dan 30.000 mensen vanuit Oekraïne naar Israël verhuisd, aldus Haaretz.

Marokko: Afrikaanse migrantenkinderen verbrand

0

Drie kinderen van Afrikaanse migranten zijn verbrand in de Noord-Marokkaanse stad Nador, berichten Marokkaanse media.

Er brak brand uit in de tent waar ze onderdak zochten tegen de kou. De moeder van de drie kinderen is ernstig gewond geraakt en wordt behandeld in het ziekenhuis.

Het is onbekend hoe de brand heeft kunnen ontstaan. Mogelijk maakten de migranten een brandje om zich op te warmen tegen de kou.

In het bos rondom Nador bevinden zich honderden migranten, waarvan de meesten uit Afrika ten zuiden van de Sahel komen. Ze wonen in tentjes en wachten hun kans af om Melilla te bereiken, een Spaanse enclave in Marokko, of de gevaarlijke oversteek over zee naar Spanje te maken.

Franse verkiezingen: zelfs voor Le Pen is ‘grove’ Zemmour te radicaal

0

Ook voor Marine le Pen is Éric Zemmour te radicaal voor Frankrijk. Gisteren haalde de radicaal-rechtse leider van Rassemblement National fel uit naar de uiterst rechtse presidentskandidaat.

Zemmour, net als Le Pen een felle criticus van de islam, werd onlangs nog veroordeeld tot een boete van 10.000 euro vanwege aanzetten tot rassenhaat. Hij noemde in 2020 alleenstaande asielzoekers ‘dieven, verkrachters en moordenaars’ die ‘hier niets te zoeken’ hebben.

Volgens Le Pen brengt Zemmour niets meer dan grofheid. ‘Je moet vastberaden en duidelijk zijn (..) maar je hoeft er geen grofheid aan toe te voegen. We hoeven geen mensen aan te vallen.’

Le Pen, die ook president van Frankrijk wil worden, zei dat enkele mensen in de entourage van Zemmour ‘extreem radicaal’ zijn. Ze wil deze mensen niet haar campagneteam hebben.

In 2012 werd Le Pen derde bij de Franse presidentsverkiezingen en in 2017 verloor ze van Emmanuel Macron, de huidige president. Maar dit jaar wordt het moeilijker voor Le Pen om ver te komen. Naast Zemmour heeft ook Valerie Pecresse van Les Républicains zich gekandideerd voor het presidentschap.

Le Pen lijkt zich in reactie daarop meer naar het politieke midden te bewegen. De beweging naar het midden werd door Marine Le Pen in 2011 ingezet, toen ze de partij overnam van haar vader, Jean-Marie Le Pen, die vaak in opspraak kwam door extreemrechtse en antisemitische uitspraken. Marine Le Pen heeft zulke taal onder haar leden verboden. In 2015 zette ze haar vader uit de partij.

Zemmour oefent een sterke aantrekkingskracht uit op de achterban van Le Pen. Dat doet Pecresse ook. Op dit moment staat Zemmour in de opiniepeilingen achter Pecresse en Le Pen, die op hun beurt nek-aan-nek achter Macron staan.

Biculturele Nederlanders aan Yesilgöz: ‘Bescherm ons tegen lange armen’

0

Een multiculturele initiatiefgroep roept minister Dilan Yesilgöz (Justitie en Veiligheid) op om ‘serieuze maatregelen te treffen om de (be)dreigingen en intimidatie’ vanuit Iran, Turkije, China en Marokko te stoppen.

Onder de initiatiefnemers zijn Oeigoerse activisten in Nederland die inmenging van China vrezen en Riffijnse Nederlanders die de ‘lange arm van Rabat’ hekelen, evenals Iraans- en Turks-Nederlandse dissidenten. Vandaag vergaderen Kamerleden over een overheidsrapport dat statelijke dreigingen zoals het ‘diasporabeleid’ van een aantal landen behandelt. Regimes zoals in Iran, Turkije, China en Marokko maken zich daar schuldig aan.

‘Voor ons helaas een herkenbaar beeld’, schrijven de biculturele Nederlanders aan Yesilgöz in een open brief op de website Republiek Allochtonië. ‘De ongewenste en ondermijnende activiteiten van statelijke actoren van genoemde landen hebben grote impact op de vrijheid en veiligheid van veel mensen in onze achterban. Wij maken ons daar grote zorgen over.’

De ondertekenaars schrijven dat deze autoritaire landen ex-onderdanen en critici in de diaspora in de gaten houden, bespioneren en intimideren.  ‘Veel mensen, die wij kennen en spreken, durven zich niet (meer) uit te spreken. Uit angst voor het verlies van het eigen veiligheidsgevoel en dat van hun familieleden in Nederland, in het thuisland of elders, kiezen zij vaak voor het zwijgen en zelfcensuur.’

Dit tast de Nederlandse rechtsorde en sociale stabiliteit aan, aldus de ondertekenaars. ‘Wij doen daarom een dringend appel op u: zie ons als volwaardige Nederlandse burgers en bescherm ons actief tegen de lange armen van Iran, Turkije, China en Marokko.’

Activisme of wetenschap: de geschiedenis van de slavernij

0

In een interview in de Kantekening beklaagt universitair docent Karwan Fatah-Black zich over het feit dat hij meestal activist wordt genoemd en geen wetenschapper. Nochtans uitte Fatah-Black in november de vrees dat opvattingen die afwijken van de zijne ‘voedsel geven aan Baudet en andere radicale politici’, dixit Trouw. Daarmee suggereert hij dat een historicus maatschappelijk onwelgevallige resultaten maar beter kan verzwijgen of verdraaien. Een wetenschapper is echter niet geïnteresseerd of de uitkomsten van zijn onderzoek op maatschappelijke goed- of afkeuring kunnen rekenen, een activist wel.

Wat zou er gebeurd zijn met ons beeld van de Bezetting (1940-1945) als historici van die periode net als Fatah-Black alleen maar hadden geprobeerd bij de publieke opinie in het gevlij te komen? In de eerste jaren na de oorlog wilden de Nederlanders immers graag horen dat ze zich bijna zonder uitzondering dapper hadden verzet, vele Joden het leven hadden gered en dat de grote spoorwegstaking in ons land het einde van het Derde Rijk dichterbij had gebracht. Het speurwerk van historici bleek echter tot volstrekt andere uitkomsten te leiden. Dat toonde aan dat het percentage collaborateurs in ons land niet kleiner, maar groter was dan in andere bezette landen, en het percentage overlevende Joden lager. Inderdaad riepen deze onderzoeksresultaten veel maatschappelijke verontwaardiging op. Hadden de onderzoekers die resultaten dan maar moeten verzwijgen, zoals Fatah-Black voorstelt?

Zo’n suggestie veroorzaakt ernstige wetenschappelijke schade, want dan zou niemand op het idee komen om uit te zoeken waarom die percentages zoveel lager waren dan in andere landen. En de spoorwegstaking? Die bleek een verwaarloosbaar effect te hebben gehad op het oorlogsverloop, terwijl die staking onbedoeld wel een belangrijke bijdrage leverde aan de ongekende hongersnood in West-Nederland. Dat was weer geen populaire boodschap en veel personeelsleden van de NS waren verontwaardigd, want door te staken hadden ze wellicht hun leven in gevaar gebracht. Op den duur werden deze ongemakkelijke onderzoeksresultaten toch geaccepteerd, want wetenschappelijke resultaten hebben gelukkig meer gezag dan activistische.

Dat komt omdat een historicus informatie probeert te verzamelen, te wegen en te analyseren. Morele oordelen laat hij of zij aan de lezer. Activisten daarentegen bewandelen de omgekeerde weg en beginnen met een moreel oordeel en zoeken daar de passende informatie bij. Dat Fatah-Black geen historicus is maar activist blijkt onder meer uit de onderstaande voorbeelden, waarbij zijn activisme steeds verstopt zit een wetenschappelijk façade. Om dat te illustreren, is elk voorbeeld voorzien van enkele inleidende zinnen.

Slavenskeletten in St. Eustatius

De laatste decennia is er veel historisch en archeologisch onderzoek gedaan naar de veranderingen in lichaamslengte. Waren de opgegraven skeletten kleiner dan die van vorige generaties, dan kon dat worden toegeschreven aan minder calorieën en meer ziekten. Werden de skeletten langer, dan hadden die generaties geprofiteerd van meer en beter voedsel en waren ze minder ziek geweest. Dit mechanisme verklaart waarom Nederlandse mannen de afgelopen eeuw gemiddeld maar liefst twaalf centimeter langer zijn geworden, waarom de nakomelingen van de Europese landverhuizers in de Nieuwe Wereld gemiddeld langer werden dan de kinderen van de thuisblijvers en waarom de onderdanen van de oude bondsrepubliek Duitsland gemiddeld langer zijn dan de voormalige burgers van de DDR. Ook de slaven in Noord- en Zuid-Amerika werden gemiddeld langer dan de Afrikaanse slaven in Afrika.

Uiteraard past dit laatste onderzoeksresultaat niet in het activistische slavernijbeeld, want daarin behoren de slaven ziek en ernstig ondervoed te zijn. Uit een wetenschappelijke studie over 32 slavenskeletten uit St. Eustatius blijkt dat er onder de slaven op het eiland in sommige perioden geen sprake was van groei, maar juist van een stagnatie in de lichamelijke ontwikkeling. Dat geeft Fatah-Black de gelegenheid om vorig jaar april in Trouw te verwijzen naar dat artikel en de onderbroken lichaamsgroei te wijten aan ‘een periode van extreme stress en ondervoeding’. Dat lijkt op wetenschap, maar het is activisme. Het minuscule St. Eustatius is immers niet te vergelijken met de grote, slavenrijke plantagekolonies, zoals Suriname, waar genoeg grond was om voedsel te produceren. Daarom waren verreweg de meeste in de Nieuwe Wereld geboren slaven langer dan hun lotgenoten in Afrika. Zo hadden in Suriname de slaven in tijden van oorlog niet te lijden onder de verbroken scheepvaartverbindingen en hadden ze ook zonder aanvoer van buiten voldoende te eten. Dat was op eilandjes als St. Eustatius onmogelijk.

Dat een vergelijking tussen twee volstrekt ongelijke situaties tot vreemde resultaten leidt, kan worden geïllustreerd met de cijfers over zuigelingensterfte. Nederland heeft – zoals bekend – een van de laagste percentages ter wereld. Toch is het mogelijk om de zuigelingensterfte in ons land gelijk te stellen aan de hoge sterfte in het doodarme Ethiopië. De percentages kloppen als je je voor Nederland maar beperkt tot de cijfers uit Amsterdam van maart 1945 tijdens het dieptepunt van de hongerwinter. Anders dan een activist zou een historicus een vergelijking met zo’n unieke uitzondering onmogelijk in overeenstemming kunnen brengen met zijn of haar wetenschappelijk geweten.

Anders dan een activist kan een historicus zijn lezers of toehoorders maar zelden een warm gevoel van binnen bezorgen

Afschaffing van de slavernij

Het tweede voorbeeld betreft de afschaffing van de slavernij in de Europese koloniën. Hoewel daarvoor allerlei verklaringen circuleren, wijzen de meeste studies op het veranderde mensbeeld van de Europeanen in de tweede helft van de achttiende eeuw. Weliswaar werden Afrikanen en Aziaten nog steeds als minderwaardig gezien, maar steeds meer inwoners van West-Europa vroegen zich af waarom de ene mens het eigendom van een ander kon zijn.

Anders dan een historicus varieert Fatah-Black zijn verklaringen voor de afschaffing van de slavernij al naar gelang de vraag van zijn publiek. Op de website van de Internationale Socialisten noemt hij de ‘sociale strijd’ van zowel de slaven als ‘door campagnes van onderop’ als belangrijkste oorzaak. Dat laatste zullen de trotskistische lezers van die website zeker weten te waarderen. Maar in zijn Keti Koti-lezing op 30 juni 2020, ter gelegenheid van de afschaffing van de slavernij, noemt Fatah-Black alleen nog het slavenverzet. Als kroongetuige voerde de herdenkingsredenaar de slavenopstand op Haïti ten tonele, die in 1791 begon en het einde van het gehele slavernijsysteem zou hebben ingeluid. Ook die verklaring zal zijn toenmalige toehoorders – deels afstammelingen van Surinaamse en Antilliaanse slaven – een warm gevoel hebben bezorgd. Eindelijk bleken het hun eigen voorvaderen te zijn geweest, die de slavernij hebben afgeschaft en niet de onderdrukkers uit Europa. Deze opvallende draai toont aan dat Fatah-Black zijn ‘wetenschappelijke’ inzichten ter ondersteuning van het geloof der kameraden wel erg makkelijk inruilt voor dat van de nazaten van de slaven.

Anders dan een activist kan een historicus zijn lezers of toehoorders maar zelden een warm gevoel van binnen bezorgen. Daarvoor is het verleden te gecompliceerd en dat geldt a fortiori voor de slavenopstand op Haïti. Die opstand heeft het einde van de slavernij helemaal niet dichterbij gebracht, hoe plezierig dat het Keti Koti-publiek ook in de oren klonk. Wie aan deze mythe wil vasthouden, dient veel te verzwijgen zoals het feit dat er na die opstand nog ongeveer vier miljoen (!) slaven van Afrika naar de plantages in Noord- en Zuid-Amerika zijn gebracht, dat de slaveneconomieën van Brazilië en Cuba pas na Haïti hun grootste omvang bereikten en dat na Haïti de snelle industrialisatie van de plantages deze sector nog afhankelijker maakte van slavenarbeid dan voorheen. Geen wonder dat de verkoopprijzen van slaven maar bleven stijgen en dat was niet gebeurd als hun kopers in de veronderstelling hadden verkeerd dat na Haïti de slavernij ook elders spoedig zou worden afgeschaft. De indrukwekkende groei van de slavenplantages na Haïti zien sommige historici zelfs als een aparte periode in de slavernijgeschiedenis, die van een ‘second slavery’.

Geen wonder dat in de tijd zelf de tegenstanders van de slavernij, de abolitionisten, over de Haïtiaanse opstand liever zwegen. Daarentegen wezen de tegenstanders van de afschaffing juist graag naar de chaotische samenleving van de eerste zwarte republiek, de onderlinge moordpartijen en oorlogen, die het land jarenlang zelfs in tweeën deelden. In Nederland boezemden deze ontwikkelingen de leden van de Nationale Vergadering zoveel angst in, dat een meerderheid besloot het uit Frankrijk geïmporteerde gelijkheidsideaal niet toe te passen en, anders dan de Franse grondwet, de afschaffing van de slavenhandel en de slavernij niet te noemen in de eerste Nederlandse constitutie van 1798. Alleen al dat feit maakt duidelijk dat je activist moet zijn om de Haïtiaanse opstand als het begin van het einde te betitelen. Een historicus zou zich daarvoor schamen.

Een gelovige kent geen twijfel

Wie de homepage van Fatah-Black op de website van de Universiteit Leiden bekijkt, ziet in een oogopslag dat de universitair docent zich de laatste jaren heeft gespecialiseerd in het schrijven van opiniestukken, het geven van interviews en andersoortige mediaoptredens. Het werk van collega’s met afwijkende opvattingen over het slavernijverleden dan de zijne, doet hij daarin – net als in het interview in de Kanttekening – stelselmatig af als borrelpraat, vergoelijkingen en dooddoeners. Inhoudelijke bewijzen waarom hun werk niet deugt, komen in zijn stukken niet voor. Een voorstel van de geschiedenisredacteur van de NRC voor een discussie met zijn opponenten, ging hij uit de weg. Iedereen die aan een universiteit studeert, krijgt verplicht colleges wetenschapsfilosofie waarin geleerd wordt dat wetenschappers hun vooronderstellingen, methoden en resultaten voortdurend kritisch tegen het licht moeten houden. Kennelijk waren die colleges aan de student Fatah-Black van destijds niet besteed. In plaats van te beargumenteren waarom de hem niet welgevallige visies op het slavernijverleden onjuist zijn, zet hij mij en collega Henk den Heijer in zijn interview in de Kanttekening liever weg met de opmerking ‘dat hun inbreng een ideologische lading heeft en kan bijdragen aan blanke identiteitspolitiek’. Een gelovige kent geen twijfel en dat is nu net het verschil tussen een activist en een wetenschapper.

Absurd om de islam de schuld te geven van homo-intolerantie

0

Moslims zijn net zo onverdraagzaam tegenover homo’s als SGP’ers, betoogt Gert Jan Geling in zijn column ‘Conservatieve islam-apologie verpakt als wetenschap: in Nijmegen kan het’. Geling heeft daarin stevige kritiek op een wetenschappelijk onderzoek door de Radboud Universiteit Nijmegen. Dat onderzoek concludeert dat de verdraagzaamheid naar homo’s bij Europese moslims afhankelijk is van een aantal factoren, zoals de eigen ervaren tolerantie en de geldende waarden en normen in een samenleving.

Geling vindt dat de verkeerde vragen zijn gesteld. Het kan gewoon niet zo zijn dat de intentie en conclusie van dit onderzoek kloppen: ‘Het lijkt deze wetenschappers er vooral om te gaan de beeldvorming over de islam en moslims te beïnvloeden, in plaats van dat ze zich werkelijk zorgen maken over islamitische homo-intolerantie.’ Deze ‘verkeerde vragen’ en het in deze context relevante onderscheid tussen homo’s en homoseksualiteit doet Geling af als ‘vergoelijking’.

Ik vraag mij af of Geling, alvorens in de pen te klimmen, deze wetenschappers heeft benaderd om zijn twijfels voor te leggen. Ik heb een vermoeden van niet, en ben dan ook geneigd eerder de intenties van Geling ter discussie te stellen dan de kundigheid van de betreffende onderzoekers.

Terug naar de SGP. Geling poogt de opvattingen van Nederlandse moslims gelijk te stellen met de opvattingen binnen deze streng-christelijke partij en slaat daarmee gelijk de plank mis. De SGP streeft naar een samenleving op Bijbelse grondslag. De islamitische gemeenschap in Nederland streeft niet naar een samenleving op islamitische gronden. Dat is ook niet realistisch als je maar 5 procent van de bevolking uitmaakt. Deze 5 procent is bovendien verdeeld in tal van subgroepen.

Vanuit (ja, ook orthodox-) islamitisch perspectief wordt de Nederlandse wet onder meer daarom gezien als een maatschappelijk contract waaraan moslims zich moeten houden. In dit verband ook artikel 1 van de grondwet, die allen gelijkstelt. Moslims beseffen zich wel degelijk dat juist dit tolerantiebeginsel het samenleven en het uitoefenen van de eigen religie mogelijk maakt binnen de kaders van de wet. En hieruit volgt dat zij anderen dezelfde vrijheid moeten gunnen.

Hoe creëert dit gegeven dan concreet de verdraagzaamheid ten aanzien van homo’s? Binnen de orthodoxe islam wordt homoseksualiteit, net als seks voor het huwelijk, ontucht, alcoholgebruik en drugsgebruik gezien als een immorele zonde. De islam keurt de zonde af, zonder de mens achter dat gedrag te dehumaniseren. Ik heb in dit verband een groot aantal uitspraken van (orthodoxe) islamitische theologen bekeken en telkens werd deze nuancering bevestigd. Dit is een opvatting die niet alleen binnen islamitische en tal van religieuze groepen leeft, maar ook binnen andere groepen in de Nederlandse samenleving.

De islam keurt de zonde af, zonder de mens achter dat gedrag te dehumaniseren

Tegenover het ‘onverdraagzame moslimconservatisme’ stelt Geling een te rooskleurig beeld van de opvattingen over homoseksualiteit binnen de westerse gemeenschap. Die homo-opvattingen zijn in het Westen door de ‘wasstraat van de Verlichting’ gegaan, zo noemt hij dat. Maar hoe ‘Verlicht’ is het Westen eigenlijk op dat vlak? In Nederland vonden in 1730 de beruchte sodomieprocessen plaats, waarbij tientallen homoseksuelen werden geëxecuteerd. En tot het midden van de vorige eeuw vond hier castratie van homoseksuelen plaats.

Bovendien gaat Geling voorbij aan het feit dat in Nederlands slechts 56 procent van de mensen zich sociaal op het gemak voelt bij mensen die openlijk homo zijn. Daarmee is er een aanzienlijke minderheid in dit land die in meer of minder mate moeite te hebben met homo’s en/of homoseksualiteit.

Veel mensen vinden dat homo’s de vrijheid moeten hebben om te zijn wie ze willen, zolang ze er maar niet geconfronteerd mee worden. Dit lijkt op het onderscheid dat de wetenschappers uit Nijmegen in hun onderzoek vonden, tussen de acceptatie van homo’s enerzijds en de tolerantie ten aanzien van homoseksuele handelingen anderzijds.

De incidenten tegen homo’s in Amsterdam zijn niet acceptabel. Maar om hiervoor de ‘conservatieve theologische opvattingen’ van de islam de schuld te geven is absurd. Het zijn veelal tieners in een egocentrische fase, die geen kaas hebben gegeten van de islam en beschaafde omgangsvormen.

Getogen in Amsterdam, heb ik zelf vaak te maken gehad met mensen met een andere seksuele voorkeur. Hier zijn nooit conflicten uit voortgekomen, integendeel. Dit geldt voor 95 procent van de Nederlandse moslims. Het tegenover elkaar zetten van groepen, wat Geling doet, is onnodig en dient geen enkel doel. Steek die tijd en energie liever in gesprekken, voorlichting en preventie en hanteer daarbij als welbekend motto: ‘Leef en laat leven.

Marokko hekelt Human Rights Watch om kritisch rapport Westelijke Sahara

0

Marokko is boos op NGO Human Rights Watch (HRW), vanwege een kritisch rapport van de mensenrechtenorganisatie over de Westelijke Sahara. Volgens Marokko maakt HRW zich schuldig aan een ‘systematische politieke campagne tegen Marokko’.

In de Westelijke Sahara ‘bleven [in 2021] de autoriteiten de activiteiten en uitspraken van onafhankelijkheidsactivisten streng beperken’, meldt het rapport van HRW.

‘De Marokkaanse autoriteiten voorkomen systematisch bijeenkomsten ter ondersteuning van het zelfbeschikkingsrecht van de Sahara, belemmeren het werk van sommige lokale mensenrechten-ngo’s, onder meer door hun wettelijke registratie te blokkeren, en slaan soms activisten en journalisten in hun hechtenis en op straat, of plunderen hun huizen en vernietigen of hun bezittingen in beslag nemen.’

Volgens Marokko mist het rapport ‘realistische en juridische’ gegevens over de Westelijke Sahara. Ook zou HRW expliciet partij kiezen voor Polisario, de onafhankelijkheidsbeweging die een einde wil maken aan de Marokkaanse bezetting van de Westelijke Sahara.

Bovendien wordt in het HRW-rapport het ‘autonomieplan’ van Marokko voor de Westelijke Sahara niet genoemd. Dat plan – waarin de Westelijke Sahara een relatief autonome status inneemt, maar onder Marokkaans gezag – geniet volgens Marokko internationale erkenning.

Polisario heerst nu over een klein deel van de Westelijke Sahara, waar de Arabische Democratische Republiek Sahara (ADRS) is uitgeroepen. Deze staat wordt door 45 landen erkend. De ADRS eist het gezag in de gehele Westelijke Sahara op.

Van 1884 tot 1975 was de Westelijke Sahara een Spaanse kolonie. Na de dood van de Spaanse dictator Franco werd het gebied door de Marokkaanse koning Hassan II ingelijfd. Een jaar later riep Polisario de onafhankelijkheid uit. Tot 1991 is er om de Westelijke Sahara gevochten. Sindsdien heerste er een wapenstilstand, die tot eind 2020 standhield.

Een Britse ex-minister zegt dat ze weg moest omdat ze moslim is. Hoe zit dat?

0

De Conservatieve Britse premier Boris Johnson opent een onderzoek naar het vertrek van de islamitische transportminister Nusrat Ghani in 2020. Het betekent de zoveelste rel rond vermeende moslimhaat binnen de Conservatieve Partij.

Tijdens een ‘reshuffle’ in het kabinet werden Ghani en andere Conservatieve ministers door Johnson ontslagen. Maar in een kranteninterview beweerde ze dit weekend dat ze aan de kant is gezet door haar Conservatieve partijgenoten omdat ze moslima is.

Ghani is vooral kritisch op de ‘whip’ van de Conservatieve fractie, die als taak heeft fractieleden in het Lagerhuis in het gareel te houden. Een whip zou tegen haar gezegd hebben dat haar ‘muslimness’ een ‘issue’ was geworden, en dat haar status als moslimminister haar collega’s bij de Conservatieve Partij een ongemakkelijk gevoel gaf.

‘Het was alsof ik een stomp in mijn maag kreeg’, zegt Ghani. ‘Ik voelde mij vernederd en machteloos.’

Hoewel ze zijn naam niet noemt voelt Mark Spencer, de ‘chief whip’ van de Conservatieven, zich aangevallen.  ‘Deze beschuldigingen zijn volkomen uit de lucht gegrepen en ik beschouw ze als laster. Ik heb nooit die woorden gebruikt die mij nu in de mond worden gelegd’, zegt hij op Twitter.

Johnson zegt dat hij de beschuldigingen van Ghani ‘extreem serieus neemt’. ‘Ik nam ze zeer serieus toen ze mij 18 maanden geleden werden verteld.’ En zijn woordvoerder verklaart: ‘Toen deze beschuldigingen voor het eerst werden geuit, raadde de premier haar aan een formele klacht in te dienen bij CCHQ (het hoofdkwartier van de Conservatieven, red.). Zij ging niet op dit aanbod in.’

Maar volgens Ghani is het een zaak van de regering, niet van de partij, en moet de zaak niet opgelost via een interne partijprocedure. Ghani vindt dat het onderzoek alles moet omvatten wat door de whip en door Downing Street (de residentie van de premier, red.) is gezegd.

Het is niet de eerste keer dat de Conservatieve Partij in opspraak komt vanwege vermeende moslimhaat. Na vele voorvallen vaardigde de partij in 2019 een onderzoek uit, waaruit bleek dat de partij met een hardnekkig moslimhaat-probleem kampt.

Dat rapport analyseerde zo’n duizend discriminatieklachten die tussen 2015 en 2020 bij de Conservatieve Partij zijn binnengekomen en betrekking hadden op moslims. Ook premier Boris Johnson zou zich aan moslimhaat schuldig hebben gemaakt, omdat hij in 2018 in een column moslima’s in een boerka met brievenbussen vergeleek.

En nu is er dus de zaak-Ghani. Voor premier Johnson kon de timing haast niet slechter, na alle onthullingen over ‘lockdownfeestjes’ in zijn ambtswoning. Ook binnen zijn eigen partij komt Johnson verder onder druk te staan. Nu zelfs de politie onderzoek gaat doen, verwachten Britse media dat een vertrouwensstemming in het parlement over de positie van Johnson aanstaande is.

Erdogan-bondgenoot wint verkiezingen Noord-Cyprus

0

De pro-Turkse Nationale Eenheidspartij UBP heeft de verkiezingen in Noord-Cyprus gewonnen. Dit is goed nieuws voor de Turkse president Erdogan, die wil dat Noord-Cyprus afhankelijk blijft van Turkije.

De UBP van de Noord-Cypriotische president Ersin Tatar (foto), een trouwe bondgenoot van Erdogan, won 39,5 procent van de stemmen. Daarmee verdient het 24 van de 50 zetels in het parlement, aldus de Arabische nieuwszender al Jazeera. De centrumlinkse Republikeinse Turkse Partij (CTP) werd de tweede partij met 32 procent de stemmen en 18 parlementszetels.

UBP wil aan de tweestatenoplossing op Cyprus vasthouden, terwijl CTP voor onderhandelingen is met de Griekse republiek Cyprus. Pogingen van de Verenigde Naties om de onderhandelingen tussen Noord-Cyprus en Cyprus nieuw leven in te blazen liepen vorig jaar op een mislukking uit.

De Turkse Republiek Noord-Cyprus bestaat sinds 1983 en beslaat het noordelijke deel van het eiland. Deze staat wordt alleen door Turkije erkend. In 1974 besloot Turkije om Cyprus binnen te vallen. Dit, onder het voorwendsel om de islamitische Turks-Cyprioten te beschermen tegen de Grieks-Cypriotische meerderheid die aansluiting wenste bij Griekenland.