Filosoof en universitair docent Floris van den Berg doet aan zelfcensuur, vertelde hij zaterdag op de jaarvergadering van ‘vrijdenkersvereniging’ De Vrije Gedachte. ‘Ik moet bekennen: ik durf in mijn lessen geen Mohammed-cartoons te laten zien.’
Afgelopen zaterdag hield De Vrije Gedachte een Zoom-bijeenkomst, samen met het Atheïstisch Verbond. Beide verenigingen maken zich zorgen over de vrijheid van meningsuiting in ons land, die volgens hen door reactionaire gelovigen en door een zogenoemde ‘cancel culture’ bedreigd wordt.
‘Je kunt en mag Zwarte Piet racisme vinden en de grappen van Johan Derksen veroordelen, maar het is een slechte zaak als zijn mond wordt gesnoerd’, zei een van de deelnemers aan de Zoom-meeting. De grens van de vrijheid van meningsuiting liggen pas bij het oproepen tot geweld, vonden de deelnemers.
Classicus Anton van Hooff zei het oneens te zijn met Parool-columnist Theodor Holman, die de vrijheid van meningsuiting onlangs omschreef als de vrijheid om te kunnen beledigen. ‘Als ik Theodor Holman voor pedofiele SS’er uitmaak, zou hij dan tegen mij zeggen: ‘Dat is ook maar een mening?’’
Filosoof en universitair docent Floris van den Berg (Universiteit Utrecht) vertelde dat hij in zijn werk niet alles meer durft te zeggen. ‘Ik moet bekennen, ik durf in mijn lessen geen Mohammed-cartoons te laten zien. Straks verschijnt er een filmpje van mijn les op internet en word ik ook onthoofd door een fundamentalist. Helaas, het dreigen met geweld helpt. Ik doe aan zelfcensuur.’
Tijdens de Zoom-meeting werden ook enkele stellingen voorgelegd. 94 procent van de aanwezigen beaamde dat Mohammed-cartoons op school getoond moeten mogen worden. 67 procent reageerde instemmend op de stelling: ‘Wie vindt dat deze niet vrij getoond mogen worden past niet in onze samenleving.’
Hoe valt het moslim-zijn te verenigen met een top carrière in bijvoorbeeld sport of showbizz? Acteur Mimoun Ouled Radi gaat in een nieuwe tv-serie op zoek naar antwoorden. ‘Nu vraag ik mij bij alles wat ik doe af of het islamitisch wel verantwoord is.’
Als acteur brak Mimoun Ouled Radi (foto, links) in 2004 door met de populaire film Shouf Shouf Habibi, over de perikelen van een Marokkaanse familie in Nederland. De Amsterdammer was daarnaast te zien in meerdere films, series en theaterstukken. Maar in zijn eigen leven speelt zijn geloof de hoofdrol. Deze andere Mimoun is praktiserend moslim en stelt de islam centraal in zijn leven. De laatste jaren stelt hij zichzelf steeds vaker de vraag: wat vindt het geloof hiervan en past alles wat ik doe wel binnen de kaders van de islam?
Dat resulteert nu in de NTR-serie Mimouns Gevecht, gemaakt met zijn eigen productiebedrijf. De nieuwe vierdelige serie is van 21 tot en met 24 december om 20.00 uur te zien op NPO2. Daarin vraagt hij, aan onder meer profvoetballer Anwar el Ghazi, comedian Mohcine Dahri en rapper Appa: hoe moet je als moslim de spanningen tussen je geloof en je carrière overbruggen?
Waarom deze serie?
‘Naarmate je ouder wordt, krijgt het geloof een prominentere rol in je leven. Dat is zo persoonlijk, dat ik mij af ging vragen of dit alleen bij mij zo was of dat er ook andere mensen zijn die dit zo ervaren. Ik maak een bepaalde verandering mee. Vroeger dacht ik makkelijker over de dingen. Nu vraag ik mij bij alles wat ik doe af of het islamitisch wel verantwoord is. Vaak als ik denk dat ik het weet, kom ik erachter dat ik helemaal niets weet. Dat is voor mij een zoektocht en daar ben ik mee bezig. Maar ik neem mijn geloof nu veel serieuzer dan voorheen. Dat is al een begin.’
Welke veranderingen?
‘Het zijn veranderingen die mij meer na laten denken over bepaalde zaken, zoals het spelen van rollen. Ik kom uit de film- en televisiewereld, een wereld vol glitter en glamour. Geloof lijkt daar niet te bestaan. Voor mij zijn er best wel wat remmingen in mijn werk. Ik doe geen zoenscènes en geen seksscènes, niet met vrouwen en niet met mannen. Dat gaat tegen mijn principes in. Ik kom uit een praktiserend moslimgezin en ben opgegroeid met hshoema, een schaamtecultuur. Voor mij is geloof belangrijker dan mijn carrière.’
‘Ik doe geen zoenscènes en geen seksscènes, niet met vrouwen en niet met mannen’
Is een succesvolle televisiecarrière te combineren met het zijn van een goede moslim?
‘Ik denk persoonlijk dat dit heel goed samen kan gaan. Bij alle mensen die ik gesproken heb voor de serie gaat hun werk goed samen met het geloof. Ze doen het op hun eigen manier, maar houden zich wel aan de regels. Ik heb daar ook met imams over gesproken. Zaken zijn niet zo zwart-wit. Het gaat om het doel wat je ermee wilt bereiken. Een imam zei dat je je daden moet spiritualiseren, dus betekenis moet geven aan wat je doet. Zolang je jezelf respecteert kan er best veel, vindt hij. De meesten proberen echt wel een goede moslim te zijn en dat doen ze op hun eigen manier. Ik denk dat je zelf kunt bepalen wat toelaatbaar is. Ik heb van een strenggelovige gehoord dat als je alles goed wilt doen volgens het geloof, je beter niet op televisie kunt komen. Daar gebeuren toch dingen die misschien niet goed zijn. Sommigen zeggen dat je televisie alleen mag gebruiken voor het overbrengen van je boodschap. Ik denk daar anders over. Er zijn veel verschillende meningen. De ene imam zegt dit en de andere weer dat. Daarom wilde ik dit programma ook maken, om erachter te komen wat de echte waarheid is.’
En wat is die echte waarheid?
‘Die ligt toch wat in het midden. De imams die ik gesproken heb, zeggen allemaal dat mijn werk en mijn geloof prima samengaan. Waarom niet zelfs? Voor mijzelf gaat het om een gevoel dat ik ergens bij moet hebben. Het voelt voor mij niet meer goed om een rol te spelen waarbij je bepaalde dingen moet doen met je tegenspeler, zoals met iemand het bed induiken. Veel mensen gaan heel ver om bekend te worden. Ik heb die drang niet. Begrijp me niet verkeerd, ik wil nog steeds veel mooie dingen maken in mijn leven, maar niet ten koste van alles en zeker niet ten koste van mijn geloof. Ik zal nooit iets doen dat mijn geloof in een kwaad daglicht stelt. Maar dat geldt trouwens ook voor Mimoun als persoon, want naast moslim ben ik ook gewoon een mens. Ik wil nooit iets verkeerds doen, wat mij als persoon kan schaden. Ik wil mijn naam niet te grabbel gooien.’
Hoe belangrijk is het geloof voor je?
‘Heel belangrijk, het speelt de hoofdrol in mijn leven. Ik heb al een kleine bedevaart (umrah, red.) naar Mekka gedaan en wil ook de grote (hadj, red.) gaan doen. Dat heb ik van huis uit meegekregen, wij zijn echt overtuigd moslim. Voor ons is de islam het ware geloof. Dat geef ik ook weer door aan mijn kinderen, maar ik probeer zelfs aan niet-islamitische vrienden uit te leggen dat de islam een mooi geloof is. Toch moet ik het vaak verdedigen wanneer er ergens een aanslag is geweest, bijvoorbeeld. Dat iemand een aanslag pleegt is geen reden om de hele islam erop aan te spreken. Maar geloof is moeilijk uit te leggen, zeker aan mensen die er niks van willen weten.’
Wat zeggen de mensen daarover die je voor je programma gesproken hebt?
‘Ik heb tijdens het maken van deze serie gemerkt dat geloof iets persoonlijks is. Dat iedereen het op zijn eigen manier doet en daar ook gelukkig bij is. De manier waarop ik gelovig ben, is niet beter of slechter dan anderen het doen. De enige die daarover kan oordelen is Allah, God. Ik probeer in Zijn ogen goed te zijn en niet in die van mijn buurman. Maar ook in het werk heeft iedereen eigen regels. Er zijn moslimacteurs die wel zoenscènes doen, die drinken en er zijn ook moslims die niet bidden. Maar iedereen maakt zijn eigen keuzes en zal zich tegenover God moeten verantwoorden. Ik heb mijn gasten wel gevraagd of ze tegen dezelfde problemen aanlopen als ik. Sommigen wel en sommigen niet.’
Mimoun Ouled Radi (links) met profvoetballer Anwar El Ghazi in een aflevering van de NTR-serie ‘Mimouns Gevecht’ (Beeld: Mimoun Ouled Radi)
Zijn er mensen die het lastig hebben in hun werk vanwege hun geloof?
‘Niet in mijn programma. Er zijn wel moslims die in het openbaar niet durven te praten over het geloof, zover is het al in Nederland. Wat bepaalde dingen betreft, zoals een sollicitatie, denk ik dat mensen niet eens last hebben van het feit dat ze moslim zijn, maar er meer last van hebben dat ze Marokkaans zijn. Een autochtone Nederlander kan ook moslim zijn – dat zie je niet per se – maar een Marokkaan heeft het bijvoorbeeld vaak moeilijker bij een sollicitatiegesprek dan een autochtone Nederlander. Het gaat dan niet om het geloof, maar om je culturele achtergrond.’
Is het geloof een verrijking van jouw carrière?
‘Voor mij wel, al doe ik dus bepaalde dingen niet. Ik ben weleens gevraagd om in een komedie over Jezus te spelen. Dat heb ik niet gedaan, want ik wil een geloof niet belachelijk maken. Er zijn dus beperkingen. Ik ben zelf mijn ergste vijand en zeker ook niet representatief voor de hele islamitische gemeenschap. Ik praat altijd op persoonlijke titel.’
Hoe heb je zelf je geloof een plek in je carrière kunnen geven?
‘Drie jaar geleden is mijn vader overleden en toen ben ik nog geloviger geworden. Toen kwam de dood zo dichtbij, dat ik mezelf echt afvroeg of ik wel een goede moslim en mens was. Zou ik naar de hemel gaan als ik vandaag de dag dood zou gaan? Toen ben ik gaan twijfelen over mezelf en wilde ik een nog betere moslim worden. Dat gaat met vallen en opstaan. Verleidingen zijn er altijd en je moet sterk in je schoenen staan om die verleidingen te weerstaan. Uiteindelijk wil je toch in het paradijs terechtkomen. Daarom ben ik nog bewuster met het geloof omgegaan, ook in mijn werk.’
‘Ik hoop dat ik kan laten zien dat moslim zijn iets moois en niet iets ergs is’
In een onderzoek uit februari blijkt dat twaalf procent van de Nederlanders liever geen islamitische collega heeft. Hoe ervaar jij dit?
‘Dat vind ik lastig. Het komt omdat veel mensen denken dat alleen Marokkanen moslims zijn, terwijl Nederlanders dat dus ook kunnen zijn. Mijn buurman is moslim, heeft een goede baan, maar loopt niet met zijn geloof te koop. Geloof en afkomst hebben niks met elkaar te maken. Ik denk dat die mensen vooral uit onwetendheid praten. Maar het doet míj wel pijn. Ik wil dat de toekomstige generatie met minder pijn leeft dan onze generatie, volledig geaccepteerd wordt.’
Heb je daarom dit programma gemaakt?
‘Ik hoop dat ik kan laten zien dat moslim zijn iets moois en niet iets ergs is. Dat de kijker erachter komt dat veel moslims hun leven gewoon serieus nemen, op een eerlijke manier hun brood verdienen en zover mogelijk wegblijven van terrorisme of wat dan ook. Want het lijkt er nu op dat iemand met het stempel moslim ook gelijk als terrorist gezien wordt. De islam wordt vaak geassocieerd met negativiteit en het is aan mij, aan ons, om te laten zien dat dit niet zo is.’
Na dertien jaar heb ik mijn abonnement bij de Volkskrant opgezegd. Tot 31 januari krijg ik hem nog, maar daarna is het klaar. Finito. Een tijdperk komt ten einde. En natuurlijk doet dat pijn. Zoals elk afscheid van ‘goed gezelschap’ pijn doet. Het is jammer om Sheila Sitalsing, Toine Heijmans, Olaf Tempelman, Ana van Es, Bas van der Schot en niet te vergeten De Speld te verlaten. Maar afgezien van deze parels, voelt dit afscheid ook als een punt achter een relatie die te lang heeft geduurd. Wat voor nut heeft samenzijn nog als je alleen maar ruzie zit te maken?
En ja, je hoeft alleen maar een blik te wagen op social media om die ruzie in zijn totaliteit te kunnen ontwaren. Bijna elke dag is er wat, waardoor je uiteindelijk denkt: is dit nog wel gezond? Het venijn begon met de wens van de redactie om de harde Franse lijn na de moord op Samuel Paty door te trekken naar Nederland. Geen oog meer voor nuances, islamisten zouden per definitie fout zijn. Niet lang daarna volgde de hetze tegen GroenLinks-kandidaat Kauthar Bouchallikht, waarin zelfs haar luttele aanwezigheid bij een demonstratie tegen oorlogsmisdaden van Israël werd verweten.
Vervolgens alle berichtgeving over de machtsstrijd bij de racisten van Forum voor Democratie. Het leidde tot een implosie, waarin zogenaamd de ‘fatsoenlijken’ zich van de antisemieten hebben afgescheiden. Zoals vaker is gezegd: geen woord over islamofobie en anti-zwart racisme. Baudet en co zijn betrapt op antisemitisme, maar hun islamofobie en anti-zwarte uitspraken zijn geen reden om ze te kielhalen, of de afscheiders over te bevragen.
Ten slotte de recente berichten over de kinderopvangtoeslagaffaire. Terwijl RTL, Trouw en NOS een paar maanden terug nog ongefilterd spraken over institutioneel racisme, discriminatie en etnische profilering, horen we helemaal niks daarover bij de Volkskrant. ‘Iedereen heeft het gedaan’, zo opende de krant afgelopen vrijdag, met op de foto allemaal witte mannen en vrouwen die verantwoordelijk waren.
Waarom zou ik 40 euro per maand betalen aan een instituut dat vijandigheid tegenover moslims aanwakkert?
Ja, ja. Als iedereen een beetje schuldig is, dan zou iedereen moeten hangen. En aangezien niemand dat uit eigen beweging gaat doen, komt het er uiteindelijk op neer dat niemand schuldig is. ‘En voor wat eigenlijk?’, hoor ik de verantwoordelijken al denken. ‘Voor mensen met een dubbele nationaliteit. Ben je gek geworden?’
Dit is de arrogantie van de macht op haar best. Om maar geen koppen te zien rollen, wordt de schuld verspreid en wil het kabinet zich vooral concentreren op schadevergoeding. Maar slachtoffers afkopen is geen gerechtigheid. Racisme is bij wet verboden en strafbaar. Een regering die dit systeem op poten heeft gezet moet aangeklaagd worden en aftreden. Punt uit.
Een zichzelf respecterend ‘kwaliteitskrant’ spreekt niet met de mond van de regering. Die huilt niet met de wolven in het bos. Maakt van minderheden geen zondebok. Als deze principes allemaal worden vergeten, wanneer het over moslims en zwarte Nederlanders gaat, ja, wat voor journalistiek bedrijf je dan? Ik heb lang mijn abonnement uitgezeten, puur om te weten wat de overkant dacht. Ik zeg ‘overkant’, omdat ik geloof in een Nederland dat beter kan worden, maar de vijandigheid die ik voel dekt de lading al lang niet meer.
Een maand terug werd ik aan het denken gezet door historicus en theoloog Matthea Westerduin. Ze zei: ‘Ik ben ook wel nieuwsgierig naar wat er wordt gezegd, maar wil slechte journalistiek ook niet financieren.’ En inderdaad, waarom zou ik 40 euro per maand betalen aan een instituut dat vijandigheid tegenover moslims en andere minderheden aanwakkert, en/of onvoldoende ontkracht? Dan besteed ik mijn geld wel aan iets beters uit. İk heb nu een proefabonnement lopen bij de GroeneAmsterdammer. Wordt vervolgd!
De Chinese technologiegigant Alibaba heeft gezichtsherkenningstechnologie ontwikkeld, Cloud Shield genaamd, die etnische Oeigoeren kan identificeren. Dit meldt persbureau Reuters.
Het persbureau baseert zich op een rapport van IPVM, een waakhond op het gebied van videosurveillance-technologie. Een woordvoerder van Alibaba claimt dat de technologie alleen gebruikt is binnen een ‘testomgeving’, niet daarbuiten.
Een gearchiveerd verslag van de technologie toont aan dat het taken kan uitvoeren zoals ‘brilinspectie’ en ’glimlachdetectie’. Ook kan het etniciteiten detecteren, waaronder, en dat staat er ook specifiek, de ‘Oeigoerse’ identiteit.
Bijvoorbeeld: als een Oeigoer een video livestreamt op een YouTube, dan kan Cloud Shield-software dit detecteren en de video verwijderen, aldus IPVM.
In de westelijke Chinese provincie Xinjiang zitten meer dan een miljoen Oeigoeren in heropvoedingskampen opgesloten. Daar worden ze ideologisch gehersenspoeld, zodat ze hun islamitische achtergrond vergeten en ‘goede Chinese burgers’ worden. Ook worden veel Oeigoerse vrouwen verplicht gesteriliseerd. Sommige analisten spreken daarom van een genocide.
De Turkse president Erdogan is verkozen tot ‘invloedrijkste moslim’ van de wereld. Hij staat op nummer 1 van de jaarlijkse ‘Muslim 500’. Koning Mohammed VI van Marokko is de nummer 6.
Vorig jaar stond Erdogan ook al op nummer 1. Mohammed VI is een plek gezakt ten opzichte van vorig jaar.
Op nummer 2 staat de Saoedische koning Salman bin Abdoel Aziz al-Saoed. Diens beruchte zoon kroonprins Mohammed bin Salman, verantwoordelijk gehouden voor de moord op journalist Jamal Khashoggi, staat op de twaalfde plek. De Iraanse grootayatollah Ali Khameini staat op de derde plaats, gevolgd door koning Abdullah II van Jordanië.
Ook de Londense burgemeester Sadiq Khan, de Amerikaanse moslimfeminist Linda Sarsour, de Turkse geestelijke Fethullah Gülen en de Turkse schrijver en Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk staan op de lijst.
Op de lijst staan twee Nederlanders: de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb en kunstenares Rajae el Mouhandiz.
De Muslim 500 bestaat sinds 2009 en wordt samengesteld door het Royal Islamic Strategic Studies Centre in Amman, Jordanië.
Onder de hashtag #CiplakAramayaSessizKalma (‘Zwijg niet over fouilleren’) protesteren Turkse activisten tegen seksuele intimidatie tijdens het fouilleren door de politie. Hieronder vallen ook vrouwen die hier in de gevangenis of op het politiebureau zelf slachtoffer van waren geweest.
De campagne op social media is om bewustwording onder het publiek te creëren over het probleem van seksueel misbruik tijdens het fouilleren. Oppositiepartij HDP kaartte het probleem aan in het Turkse parlement en startte de social mediacampagne.
‘Strip-searches moeten een protocol volgen. Maar wat we zien is dat ze willekeurig zijn en een middel tot onderwerping zijn geworden. Er zijn berichten over vrouwen die recentelijk zijn bevallen en die tijdens hun menstruatiecyclus zijn uitgekleed,’ aldus de HDP. ‘We hebben zelfs gehoord dat peuters en baby’s worden uitgekleed en dat bewakers in hun luiers zoeken.’
Volgens het protocol mogen alleen in uitzonderlijke gevallen mensen worden uitgekleed, bijvoorbeeld wanneer er aanwijzingen zijn dat de persoon drugs in of op het lichaam meesmokkelt. In zulke gevallen moet het fouilleren zo snel mogelijk worden uitgevoerd, zonder de persoon te vernederen.
Naast seksuele intimidatie maakt de Turkse politie zich ook soms schuldig aan foltering. De afgelopen vijf jaar is het aantal incidenten fors gestegen, aldus Human Rights Watch.
Pas sinds 2009 beschikt Nederland over een ‘code voor goed openbaar bestuur’. Hierin zijn zeven basale grondbeginselen vastgelegd voor een fatsoenlijk functionerende overheid in belang van individuele burgers en de samenleving als geheel.
‘Het is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen om een gewetensvolle invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur’, schreef de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken.
Wie het rapport ‘Ongekend onrecht’ van de parlementaire commissie Kinderopvangtoeslag langs de meetlat van deze code legt komt tot een harde conclusie. De Belastingdienst, het ministerie van Financiën en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op zeker zes van de zeven grondbeginselen volledig gefaald.
Het eerste beginsel staat met recht op één: openheid en integriteit. ‘Het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat. Het bestuur geeft in zijn gedrag het goede voorbeeld, zowel binnen de organisatie als daarbuiten’, luidt de tekst.
In de praktijk van de kinderopvangtoeslagaffaire handelden ambtenaren en in mindere mate bewindspersonen allesbehalve open. Hoe keurig de commissie het ook formuleert – ‘de informatievoorziening was (…) in meerdere gevallen ingegeven door gewenste juridische of politieke uitkomsten, resulterend in het slechts gedeeltelijk, vertraagd of niet verstrekken van informatie’ – hier was gewoon sprake van gesjoemel met informatie. De volksvertegenwoordiging, maar ook groepen en individuele burgers zijn door de overheid die hen hoort te beschermen, keihard bedrogen en belazerd.
Een ander in dit kader relevant beginsel van ‘goed openbaar bestuur’ is behoorlijke contacten met burgers. Ook hierin faalt de overheid in alle opzichten. ‘Het bestuur zorgt ervoor dat hijzelf en de organisatie zich behoorlijk gedragen in contacten met burgers’, luidt de theorie.
De praktijk was dat burgers etnisch werden geprofileerd en bij voorbaat schuldig werden bevonden totdat het tegendeel was bewezen. En werd het tegendeel alsnog bewezen, konden burgers fluiten naar compensatie of herstel van de gemaakte overheidsfouten. Een overheid die discrimineert en groepen burgers bij voorbaat criminaliseert is buitengewoon onbehoorlijk in haar contacten met burgers.
Wat een ongelooflijk zieke cultuur hangt er in bepaalde delen van onze overheid
Het ergste is nog dat burgers niet meer als individuele mensen werden gezien. ‘De combinatie van een groepsgewijze benadering, een ‘alles-of-niets’ beleid, het toekennen van opzet of grove schuld bij de invordering en gebrekkige interne en externe rechtsbescherming heeft lang stand gehouden en tot schrijnende situaties geleid.’ Hier ging een overheid te werk die we alleen dachten te kennen uit corrupte ontwikkelingslanden, maar het gebeurde doodgewoon vanuit Haagse kantoren.
Een ander beginsel is verantwoording. Hierover is de theorie kort, maar duidelijk: ‘Het bestuur is bereid zich regelmatig en ruimhartig jegens de omgeving te verantwoorden.’ Wat de overheid in dit kader heeft gedaan, is weglopen voor haar eigen verantwoordelijkheid. Zowel juridisch, politiek als moreel gezien. Ook is de Tweede Kamer structureel barslecht geïnformeerd en daarmee de Nederlandse samenleving.
Tijdens de openbare verhoren zagen we bovendien dat diverse topambtenaren buitengewoon bedreven waren om anderen de schuld in de schoenen te schuiven. Ook werden misselijkmakende mistgordijnen opgehangen vanuit de ambtelijke firma ‘List en bedrog’. Ruiterlijk toegeven van eigen falen, daarvoor excuses maken en volledige verantwoordelijkheid nemen, is een deugd die in Den Haag nog moet worden uitgevonden.
Wat een ongelooflijk zieke cultuur hangt er in bepaalde delen van onze overheid. En dan luidt een ander beginsel nog wel lerend en zelfreinigend vermogen. In de toelichting op dit beginsel staat treffend: ‘Het bestuur verbetert zijn prestaties door te leren van eventuele fouten en andere ervaringen. Het bestuur laat zich controleren op zijn functioneren en is daarop aanspreekbaar. Zo ontstaat de nodige ‘hygiëne’ in de organisatie.’
Niets daarvan rondom de kinderopvangtoeslagaffaire. Er werd niet geleerd van fouten; fouten werden systematisch afgedekt en vervolgens herhaald. Mijn bestuurskundige maag keert om van het lezen van dit onderzoeksrapport. Waar is de menselijke maat gebleven onder verantwoordelijke ambtenaren? Maar ook: wat heeft de code voor goed openbaar bestuur van elf jaar geleden eigenlijk bijgedragen aan de ambtelijke mores? Om je als belastingbetaler kapot voor te schamen, deze karikatuur van een deugdelijke overheid.
Hier moet snoeihard worden ingegrepen, in alle opzichten. Zo niet, dan vrees ik het ergste voor het herstel van het vertrouwen van de burger in de overheid als geheel.
Een kleine vierhonderd religieuze leiders hebben regeringen in de wereld opgeroepen om een einde te maken aan zogeheten ‘homogenezingstherapieën’. Ook willen ze dat regeringen anti-homowetten afschaffen.
Onder de verklaring prijken veel namen van katholieke, anglicaanse en protestantse kopstukken. Ook is de verklaring door ruim zestig rabbijnen ondertekend. Daarnaast hebben moslim-, sikh-, hindoe- en boeddhistische leiders hun handtekening onder de verklaring gezet.
Een van de ondertekenaars van de oproep is de Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar en voormalig bisschop Desmond Tutu. Hij werd wereldberoemd vanwege zijn strijd tegen het witte Apartheidsbewind. De dochter van Tutu woont in Nederland en is lesbienne. Ook haar handtekening prijkt onder de verklaring.
De geestelijken willen dat LHBT’ers gelijke rechten krijgen. 69 van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties verbieden nog steeds homoseksuele handelingen.
Ook willen ze af van ‘homogenezing’, dat duiveluitdrijvings-elementen bevat en met name populair is onder streng-evangelische christenen in Amerika. In Brazilië, Ecuador, Malta, Zwitserland en Duitsland is ‘homogenezing’ verboden. Ook de Britse premier Boris Johnson is voor een verbod. Hij noemde de therapie ‘absoluut afschuwelijk’.
In Nederland zijn zo’n vijftien ‘homogenezingstherapeuten’ actief. Homogenezing is nog niet officieel verboden, iets wat een Kamermeerderheid vorig jaar al onwenselijk achtte. De christelijke partijen zijn omwille van de godsdienstvrijheid tegen een verbod. Ook de PVV en Forum voor Democratie willen niet dat homogenezing verboden wordt.
Steeds minder mensen rekenen zich tot een bepaalde godsdienst, zo blijkt uit de nieuwste cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het aantal moslims blijft daarentegen ongeveer gelijk.
Er zijn nu minder katholieken en protestanten dan enkele jaren geleden, een trend die al decennialang aan de gang is. In 2019 gaf 20 procent van de Nederlanders aan katholiek te zijn, een jaar eerder was dat 22 procent. Bijna 15 procent zei in 2019 tot een protestantse kerk te behoren, tegen 16 procent in 2018.
Het aantal moslims in Nederland is ongeveer gelijk gebleven. In 2012 gaf 4,5 procent aan zich tot de islamitische geloofsgroep te rekenen, in 2019 was dat 5,0 procent. Van de moslims brengt 35 procent minstens één keer per maand een bezoek aan een moskee.
Bijna een kwart van de bevolking zegt in God te geloven, ongeveer een derde gelooft helemaal niet in God. Bijna een derde van de katholieken zegt zonder twijfel te geloven dat er een God is, zegt. Bij de protestanten is dat 65 procent, bij moslims 90 procent.
Alleen al bij het woord ‘nationalisme’ staat bij sommigen de afkeer in het gezicht te lezen. Laat staan dat erover wordt gesproken. Toch pleit historicus Gert Jan Geling ervoor. Niet op basis van het uitsluiten van mensen op etniciteit of cultuur, maar via een gedeelde identiteit waarin ruimte is voor deze verschillen.
Het nationalisme heeft in het Westen een bijzonder slechte reputatie gekregen, schrijft Geling in zijn recentelijk verschenen boek Ik hou van Holland. Vaak wordt nationalisme op een lijn gesteld met etnische twisten, racisme, uitsluiting of vervolging van minderheden – en zelfs oorlog en genocide. Vanaf de jaren zestig werd nationalisme door met name hogeropgeleide progressieven gezien als een kwaad dat tot oorlog leidde, gaat hij verder, en uiteindelijk het vernietigen van minderheden.
Geling schrijft over ‘het trauma van het nationalisme in Europa’ als gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Tel daarbij op dat termen als nationalisme en patriottisme nu voornamelijk door extreemrechtse partijen worden ‘gekaapt’, stelt hij. Hierdoor lijkt het taboe op nationalisme onder progressief liberalen te zijn toegenomen.
Beeld: Prometheus
Dat mensen die zichzelf net als Geling ‘liberaal progressief’ noemen niet over nationalisme willen praten, ziet hij als een gemiste kans. ‘Wie is de Nederlander en wie hoort daarbij? Daar hebben we niet zo snel een collectief beeld bij’, zegt hij. ‘En als er een beeld bij is, dan is dat niet inclusief. Mijn boek is een pleidooi om daar wat aan te doen door patriottisme als manier in te dienen om verbondenheid met elkaar te creëren vanuit de Nederlandse identiteit.’
Als progressief liberaal zegt Geling zelf niet zoveel met nationalisme op te hebben. Hij groeide op in Groningen en heeft voor zijn werk en studie veel in het buitenland gewoond, waar hij zich niet bepaald hechtte aan een Nederlandse identiteit. ‘In dat opzicht ben ik toch wel meer een kosmopoliet dan een nationalist’, stelt hij. ‘Tegelijkertijd erken ik wel de waarde van patriottisme voor een samenleving. Daarmee hebben we iets gemeenschappelijks – dat we Nederland beter willen maken voor iedereen. We delen een bepaalde collectieve, politiek culturele ruimte met elkaar en daarin is verbondenheid noodzakelijk. Vandaar ook mijn pleidooi. Ondanks dat ik mezelf geen nationalist noem, besef ik wel dat patriottisme maatschappelijk belangrijk is en dat dat juist door mensen zoals ik, die het niet voelen, aangekaart dient te worden.’
Door weg te blijven van nationalisme en patriottisme zouden progressief liberalen het op een presenteerblaadje hebben opgediend aan radicaal-rechts, meent Geling. ‘Termen als ‘nationalist’ en ‘patriot’ worden daardoor geregeld alleen nog maar gebruikt door enge, reactionaire figuren die hiermee hun fantasieën over een etnisch homogene natie, hun xenofobie, antifeminisme en homofobie proberen te sugarcoaten’, schrijft hij.
Als voorbeeld noemt Geling de Amerikaanse president Donald Trump, die een illiberale vorm van nationalisme uitdraagt maar zichzelf toch patriot waant. Het illiberale nationalisme houdt sterk vast aan een identiteit op basis van uitsluiting en marginalisering van minderheden. Dat is problematisch, stelt Geling.
‘En dat moeten we erkennen. Maar nationalisme kent een breder spectrum’, zegt hij. ‘Het is het liberale nationalisme dat we vandaag de dag weer op de voorgrond moeten stellen. Enerzijds zien we de noodzaak daarvan in het verlangen naar een Nederlandse identiteit en het behouden van tradities, en anderzijds zien we het ook in het verlangen naar inclusie en het samen met elkaar de grenzen verleggen. Het is daarom belangrijk om onderscheid te maken tussen illiberaal en liberaal nationalisme.’
Is een liberaal nationalisme ook verenigbaar met patriotten die tradities als Zwarte Piet in stand willen houden? Geling vindt van wel. Het Zwarte Piet-debat gaat over een Nederlandse identiteit waar veel mensen verschillend over denken, zegt hij.
‘Daar zit ook een patriottistisch idee achter: mensen die tegen Zwarte Piet zijn willen op hun manier het land inclusiever en daarmee beter maken voor iedereen. Anderzijds laat het zien dat er bepaalde groepen zijn die enorm veel waarde hechten aan de traditie zoals het was. Dan volstaat het niet om te zeggen dat traditie per definitie slecht is. Maar als er groepen zijn die zich niet gehoord voelen in de traditie, dan zou je daar aanpassingen in kunnen maken zodat ze er wel bij worden betrokken.’
‘Als je geen patriottisme hebt in de vorm van gedeelde waarden, wat verbindt ons dan nog met elkaar?’
In een inclusieve samenleving, waar er verbinding is vanuit patriottisme, moet het mogelijk zijn om het oneens te zijn met elkaar en felle debatten te voeren, aldus Geling. Met een liberaal nationalisme zou je dan juist een overkoepelend geheel hebben om op terug te vallen.
‘Als je geen patriottisme hebt in de vorm van gedeelde waarden, wat verbindt ons dan nog met elkaar?’, zegt hij. ‘De democratie is belangrijk, maar je hebt verbondenheid vanuit identiteit nodig. Daar bedoel ik mee dat mensen met elkaar verbonden zijn omdat ze elkaar als ‘wij Nederlanders’ zien.’
Geling wijst op een verbondenheid die sterk samenhangt met de natiestaat, en mede ten grondslag ligt aan het ontstaan van de democratie in Europa. Deze verbondenheid gaat uit van een sterk gevoel van broederschap, egalitarisme en solidariteit. ‘Je kunt de democratie zodanig inrichten dat er genoeg ruimte is voor iedereen, maar identiteit is iets dat mensen met elkaar verbindt. Daar zit iets essentieels in dat progressieve liberalen nu over het hoofd zien, omdat ze nationalisme en patriottisme als iets minderwaardigs beschouwen.’
De gebogen twijg
De hoogmoedige houding van de ‘linkse elite’ tegenover nationalisme heeft tot ontevredenheid geleid bij mensen die daar wel waarde aan hechten, stelt Geling. Hij wijst in zijn boek naar het essay ‘The Bent Twig’ van de Britse liberale filosoof Isaiah Berlin uit de jaren zeventig. Berlin gebruikt de gebogen twijg als metafoor om het gevoel van vernedering bij Duitsland in de achttiende eeuw te omschrijven tegenover ‘de superieure Fransen’. Een heftige nationalistische reactie is net als een twijg die terug zwiept, wanneer een volk het gevoel heeft in politiek, cultureel of sociaal opzicht onderdrukt te worden, stelt Berlin. Dat onderschrijft Geling. Deze heftige nationalistische reactie is ook te zien in de periode van dekolonisatie, waarin vernederde gekoloniseerde volkeren opstonden tegen het zichzelf verlicht en rationeel achtende Westen, schrijft hij.
‘Vanuit nationalisme hebben de onderdrukten zich geëmancipeerd’
Is de ervaring van onderdrukten in voormalige koloniën dan vergelijkbaar met witte mensen die nu in Nederland klagen over de aanpassing of afschaffing van tradities? ‘Nee, natuurlijk niet’, antwoordt Geling. Hij wil geen vergelijking maken tussen verschillende landen of onderdrukkers, maar ziet eenzelfde dynamiek die zich binnen de huidige samenleving afspeelt. ‘In de koloniale periode had je westerse elites die zich verlicht voelden en niet beseften hoe de toestand was in de koloniën. Vanuit nationalisme hebben de onderdrukten zich geëmancipeerd, en volgens Berlin hadden de liberale elites dat niet door’, zegt hij.
In navolging van Berlin vindt Geling dat de roep om identiteit onvoldoende erkend wordt. Progressieve hoogopgeleiden doen er lacherig over en vinden nationalisme dom en achterhaald, stelt hij. ‘Het gevolg daarvan is het radicale rechtsnationalisme dat in de huidige context als een twijg terug zwiept. Dat is niet op dezelfde schaal als dekolonisatie, maar wel een vergelijking die tot op een zekere hoogte opgaat.’
De boze burger van kleur
Het radicale rechtsnationalisme van populisten die de rechtsstaat willen aantasten is een bedreiging voor de liberale democratie, meent Geling. Hij zegt de populisten niet te onderschatten. Dat ze nu niet aan de macht zijn, betekent niet dat het onmogelijk is voor ze om later wel meer invloed uit te oefenen. ‘Over een paar jaar kun je misschien wel een Nexit op de agenda verwachten’, zegt hij.
Volgens Geling hebben liberalen niet genoeg rekening gehouden met ‘de boze witte burger’ en wat voor hen belangrijk is, waardoor deze groep zich meer herkent in het verhaal van radicaal rechts. Tegelijkertijd wordt er naar de roep van ‘de boze burger van kleur’ voor meer inclusie en antiracisme ook niet voldoende geluisterd, stelt hij. ‘Deze twee verschillende boze burgers hebben legitieme grieven, maar beseffen niet dat ze meer met elkaar gemeen hebben dan ze denken, omdat ze allebei streven naar erkenning van identiteit.’
De nationalistische identiteit waar Geling het over heeft is niet iets wat vaststaat, maar iets dat mee verandert met de tijd en de mensen die eraan werken. Om een dergelijk ‘inclusieve nationalisme’ waar te maken, is het zaak dat iedereen een stukje meebuigt, schrijft Geling in zijn boek.
Hij bedenkt wel dat Nederlanders van nature niet patriottistisch zijn ingesteld in tegenstelling tot bijvoorbeeld Amerikanen. ‘Anderzijds concludeer ik in mijn boek dat er wel sprake is van verborgen patriottisme, dat we niet durven toe te staan. Denk aan de nationale feestdagen, maar ook de Dodenherdenking en Bevrijdingsdag op 4 en 5 mei. Op dit soort dagen komt dat gevoel van eenheid naar boven drijven. Dat moeten we met elkaar proberen meer toe te staan.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.