Een tragedie in de hoofdstad. Op 6 februari schoot de Amsterdamse politie een eenendertigjarige man dood. Uit de berichtgeving over het incident bleek later dat het om ‘suicide by cop’ ging. Het slachtoffer heeft de politie bewust geprovoceerd met een nepvuurwapen, om zichzelf zo van het leven te beroven. De politie heeft maar liefst drieëntwintig kogels afgevuurd. Een passerende fietser werd zelfs in het been geraakt.
‘Gemeenteraad valt over Sylvana Simons heen’, lees ik een week later op AD.nl. Simons vroeg een debat aan naar aanleiding van de tragische schietpartij. Zij sprak over ‘bovenmatig aantal kogels’ en eiste ‘spoedige verantwoording van het college over het toepassen van dit buitensporige en onnodige politiegeweld’. Voordat Simons maar het woord kon nemen, kreeg ze meteen kritiek van de SP. Zij zou onverantwoord hebben gehandeld door een debat aan te vragen voor zo’n gevoelig incident, terwijl de Rijksrecherche nog een onderzoek verricht over de precieze toedracht. Op haar beurt gaf Simons meteen toe dat de door haar gebruikte woorden bij de aanvraag van het debat ‘te scherp’ waren, maar dat zij als raadslid het noodzakelijk vond om vragen te stellen.
De kritiek aan het adres van Simons voor het feit dat zij met gestrekt been het debat heeft aangevraagd, is te volgen. Maar de manier waarop de meeste collega’s haar vervolgens hebben bejegend ging te ver. Toen Simons stelde dat ze veel jongeren van kleur spreekt die bang voor de politie zijn en dat zij daarom genoeg reden heeft om de woorden van het OM niet klakkeloos aan te nemen, behandelden haar collega’s haar alsof zij van een andere planeet kwam. Simons moest zich ‘kapot schamen’ stelde Eric van der Burg, fractievoorzitter van de VVD. Johannes van Lammeren van de Partij voor de Dieren ging nog een stap verder: ‘U moet zich gewoon schamen. Het zou u echt sieren als u nu gaat zitten en u nederig gedraagt!’
In mijn vriendenkring en daarbuiten werd het debat in de Amsterdamse gemeenteraad uitgebreid besproken. Ik hoorde mensen die aan de hand van de berichten in de media tot de conclusie kwamen dat Simons zich inderdaad ‘onsterfelijk belachelijk’ had gemaakt. Bekende Nederlanders als Wesley Sneijder, Johan Derksen en Albert Verlinden lieten zich negatief uit over Simons, die ze consequent ‘Sylvana’ noemden, alsof ze een jong meisje is. Volgens Derksen is Simons ‘niet uit te roeien’. Sneijder stelde dat Simons maar beter naar de maan kon en niet meer terug hoefde te komen, een indirecte manier om te zeggen: ‘Rot op naar je eigen land’. Hij vergat daarbij dat er niets on-Hollands is aan de naam Sylvana Simons. Duidelijk een geval van gebrek aan kennis van de vaderlandse geschiedenis en het Nederlandse slavernijverleden.
Door de commotie besloot ik zelf het hele debat terug te kijken. En wat ik zag was een vrouw die inderdaad net als ieder van ons een fout heeft gemaakt en haar politieke gevoel nog moet verfijnen. Maar wat ik vooral zag was een vrouw die door de hele gemeenteraad werd aangevallen, niet om wat ze zei maar om wie ze is: Sylvana Simons. Haar motieven werden in twijfel getrokken. Er werden woorden in haar mond gelegd. Ze werd vernederd en vermaand. Maar ondanks al deze aanvallen bleef zij vooral kalm. Dit is een vrouw die zich volgens Van der Burg en Van Lammeren ‘nederig’ en ‘dankbaar’ dient te gedragen. Ineens begreep ik waarom dankbaarheid een vies woord is.
Ik ben een kind van de oorlog, dat zijn geboorteland verliet, in een vluchtelingenkamp heeft gewoond en op vijftienjarige leeftijd de kans heeft gekregen om een nieuw leven in Nederland op te bouwen. Op verschillende podia, ook op deze plek, heb ik regelmatig benadrukt dat Nederland voor mij een land van ongekende kansen en mogelijkheden is. Benadrukt hoe dankbaar ik ben voor de kansen die dit land mij gegeven heeft. Ik voel nog steeds dankbaarheid, maar ik begin steeds meer te begrijpen waarom veel van mijn vrienden een hekel aan dat woord hebben.
De Kanttekening sprak drie vrouwen die opgroeiden zonder de taal van hun moeder. ‘Ik ben heel lief opgevoed in een warm huis met een veel betere toekomst dan ik daar waarschijnlijk had gekregen, maar ik ken mensen die heel veel moeite hebben met hun adoptie. Dat wil ik mijn kinderen niet aandoen.’
De Unesco heeft 21 februari uitgeroepen tot internationale moedertaaldag. De moedertaal is de taal die je leert tijdens je kindertijd. Als we de moedertaal anders benaderen en het bekijken als de taal van de moeder, is het voor de meesten van ons normaal dat we die taal leren tijdens onze kindertijd. Dit geldt niet voor iedereen. Bij adoptie is het vaak zo dat het kind niet de taal van de biologische moeder spreekt. Het niet kennen van deze taal staat symbool voor de kloof tussen de cultuur van het kind en die van de biologische ouders. Deze kloof zorgt voor problemen. Geadopteerde kinderen voelen vaak diep van binnen dat ze toch niet helemaal op hun plek zijn. Drie vrouwen doen hun verhaal.
Luna
Luna* komt uit Colombia. In haar Nederlandse paspoort staat dat ze vierendertig is, eigenlijk is ze negenendertig. ‘Ik ben als tienjarig meisje van straat geplukt. Ik was zwaar ondervoed en klein, dus schatte men mij een jaar of vijf.’ Haar echte moedertaal, die ze op straat leerde, is Spaans. ‘Het frustreert me dat ik de taal niet meer spreek. Wanneer ik Spaans hoor, voelt het dan ook negatief en positief tegelijk. Ik word blij omdat het bij me hoort en het me herinnert aan daar waar ik vandaan kom, maar gefrustreerd omdat ik liever tweetalig was opgevoed. Ik voel me niet compleet zonder mijn moedertaal.’ Het niet kunnen spreken van de taal heeft met het verleden te maken. ‘Ik heb onbewust nog niet alles verwerkt. Hierdoor blijft de taal simpelweg niet hangen.’
Straatkind
Voordat ze naar Nederland kwam, leefde Luna op straat in Colombia. ‘Bij straatkinderen denken mensen al gauw ‘Wat erg!’, maar wij wisten niet beter. Een man uit de stad, waar ik helaas de naam niet van weet, gaf ons altijd cola. Dat stilde het hongergevoel, daar had ik dus geen last van. Ik speelde gewoon buiten met mijn vriendjes. We zorgden voor elkaar en kwamen voor elkaar op. Samen waren we een heel hechte familie. Aan die hechte familie kwam plots een einde. Mijn broertjes, zusje en ik werden van straat geplukt. Dat heb ik ervaren als heel angstig. Ik werd zomaar meegenomen door onbekende mensen.’ Een verschrikkelijk jaar volgde. ‘We gingen naar een pleeggezin tot er een geschikt adoptiegezin was. Ik durf wel te zeggen dat zeker vijfenzeventig procent van de geadopteerde kinderen in die tussentijd misbruikt en/of mishandeld is. Ik ook. Ouders die adopteren, denken al gauw dat ze het kind uit de nare situatie hebben gehaald en dat het daarom goed is. Zo werkt het niet. Het verleden staat op je netvlies gebrand.’
Nieuwe cultuur
Behalve het verleden moet een adoptiekind ook ineens veel nieuwe indrukken verwerken. ‘In Nederland moest ik mij voorbeeldig gedragen en meegaan in de nieuwe cultuur van mijn ouders. Het is eigenlijk onmogelijk om dat in korte tijd te kunnen. Dan moet je tegelijk ook naar school, terwijl je daar nog nooit bent geweest. Mijn pad werd voor me uitgestippeld, ik ging er maar gewoon in mee. Het was alleen niet mijn pad.’
Dat uitgestippelde pad volgde ze ook toen ze met haar ouders mee terug naar Colombia ging. Daar hoorde ze haar moedertaal opnieuw. ‘Ik liet het niet merken, maar dat was heel emotioneel. Ik hield me groot en heb zoveel mogelijk met een woordenboekje gedaan. Het moeilijkst van die reis was het moment dat ik mijn broer weer zag. Hij was de avond voor de adoptie weggelopen en dus niet met ons meegegaan naar Nederland. Ik had duizend vragen, maar kon geen woord met hem wisselen. Dit heeft, toen ik weer terug was in Nederland, veel met me gedaan. Ik kreeg hierdoor een emotionele terugval. Het contact met mijn broer heb ik dan ook verbroken. De taalbarrière was veel te groot voor mij.’
Verschillen
Taal is vaak een onderdeel van de cultuur en er zijn dan ook meer verschillen tussen een adoptiekind en het gezin dan alleen de taal. Bij Luna werden de cultuurverschillen al gauw voelbaar. ‘Mijn moeder was oer-Hollands en als ze die ochtend had uitgedacht dat ze ‘s avonds voor vijf personen ging koken, moest dat ook zo gebeuren. Nu nam ik weleens onaangekondigd een vriendinnetje mee uit school. Ik dacht dat die wel mee kon eten. Dan werd mijn moeder boos.’ De kloof tussen deze verschillen is soms moeilijk te overbruggen.
‘Ik doe dat nu anders met mijn dochter. Als er onverwachts meer eters zijn, halen we wat extra’s of ligt er vast nog wel iets in de vriezer. Ik houd van gezelligheid. ‘Hoe meer zielen hoe meer vreugd’ is echt iets uit mijn vaderland.’
Luna is inmiddels goed op weg met het verwerken van haar verleden en heel succesvol in het werk dat ze doet, maar dat lukte niet zomaar. Na meerdere psychologen heeft ze uiteindelijk een goede coach gevonden. ‘Ik heb moeten leren om te kiezen voor mezelf. Ik verwijt personen niets, alleen organisaties. Wij adoptiekinderen nemen een rugzak mee en ons nieuwe huis is niet ons thuis. Ik ben mijn ouders zeer dankbaar en blij met de kansen die ik heb gekregen. Ik had het alleen zo fijn gevonden als het anders was gegaan. Een geadopteerd kind wordt bestempeld als niet opvoedbaar, slecht lerend en sommigen zijn zelfs een gevaar voor de maatschappij. Er wordt niet geluisterd naar het probleem van het kind.’
Therapie
‘Ik raad adoptieouders aan om hun kind, ongeacht de leeftijd, gelijk in therapie te doen. Al is het maar door middel van spelen of werken met dieren. Het is in elk geval belangrijk dat het kind de juiste begeleiding krijgt, volledig zichzelf kan zijn en leert omgaan met de cultuurverschillen. Daarnaast is het van belang om als ouder geen verwachtingen te hebben. Als adoptiekind voel je je al gauw ondankbaar als je een andere kant op gaat dan van je verwacht wordt. Het kind moet zijn of haar leven alleen niet opofferen voor dankbaarheid. Het moet zijn eigen leven kunnen leiden.’
Zelf was Luna al ouder toen ze geadopteerd werd. Daarom weet ze nog veel van alles wat er gebeurde en is ze zich misschien meer bewust van de verschillen tussen beide culturen. Toch geldt voor jongere kinderen precies hetzelfde. ‘Mijn ex-man is als baby geadopteerd uit Colombia. Hij is nu tweeënveertig en ook hij heeft nog steeds identiteitsproblemen, omdat hij niet kan aarden. Het heeft een enorme impact en dat wordt zwaar onderschat. Ik ben nu, na vijfentwintig jaar, oprecht gelukkig en geniet van de kleine dingen, maar Nederland is niet mijn thuis. Op een dag ga ik terug naar Colombia. Mijn doel is om tegen die tijd alles verwerkt te hebben en de taal weer te kunnen spreken.’
Charlie
Charlie* is negentien jaar oud en geboren in China. Chinees heeft ze nooit gesproken. ‘Wanneer ik Chinees hoor, is dat soms confronterend. Ik word er dan weer even aan herinnerd dat ik er anders uitzie dan de rest. Ik zal nooit honderd procent Nederlands zijn door mijn Chinese uiterlijk.’
Charlie is geadopteerd toen ze één jaar oud was. ‘Hoe ze mij gevonden hebben, vind ik heel liefdevol klinken. Ik lag voor een monument vlakbij het politiebureau. Mijn moeder dacht vast dat ik op deze manier gauw gevonden zou worden. Ook had ik zeven setjes kleding over elkaar aan. Koud heb ik het in elk geval niet gehad.’ Haar adoptieouders konden geen kinderen krijgen en kozen daarom voor adoptie. Op tienjarige leeftijd is Charlie met haar ouders teruggegaan naar China. ‘Op dat moment vond ik het heel leuk om daar te zijn, ik zag het meer als vakantie. Ik was natuurlijk ook nog kind. Toen ik de taal opnieuw hoorde, deed dat eigenlijk niets met mij. Het klonk raar en onbekend en ik begreep er niets van. We bezochten tijdens de reis onder andere mijn vindplek en ik weet nog goed dat ik daar emotioneel werd. Ik had het heel goed door: hier ben ik achtergelaten.’
Ouders
Tien jaar lijkt jong, maar haar ouders kozen daar bewust voor na goede research. Ook Charlie zelf denkt dat dit de beste tijd is. ‘Je roots-reis moet je zo vroeg doen, omdat je niet weet hoelang de mensen die voor je hebben gezorgd nog leven. Ik heb op deze manier mijn pleegouders van het kindertehuis nog kunnen ontmoeten. Mijn ouders dachten daar goed over na en dat doen ze nog steeds bij alles. Pas geleden vroegen ze mij en mijn – ook Chinese – zusje of we het erg vinden om geadopteerd te zijn. Ze willen af en toe evalueren of ze het goed doen en proberen echt het uiterste uit zichzelf te halen. Ik kan altijd bij ze terecht en zo ontstaat er een open en eerlijke band. Dat is heel fijn. Ik ben dus in een goed gezin terechtgekomen. Ik heb geluk gehad.’
Haar thuissituatie is fijn, maar dat betekent niet dat alles makkelijk is. ‘Ik voel me soms een toerist in eigen land. In China word ik dan juist weer in het Chinees aangesproken en dat spreek ik niet. Dat is heel lastig. Ik voel me ook echt geen Chinees. Ik heb wel wat dingen die heel Chinees zijn, zo speel ik bijvoorbeeld viool, ben ik goed in wiskunde en heel ijverig – karaktereigenschappen die toevallig matchen met het stereotype Chinees. Ik heb daartegenover bijvoorbeeld ook de directheid van Nederlanders.’
Confrontatie
Ze voelt zich van binnen honderd procent Nederlands. ‘De buitenkant is Chinees en dat is wat mensen zien, maar daar ben ik zelf niet altijd bewust mee bezig. Op momenten dat je ermee geconfronteerd wordt, merk je wel dat je er toch anders uit ziet. Als huiswerk op de middelbare school moesten we eens voor biologie bekijken op welke ouder we leken. Dat kon ik natuurlijk niet. Dat klasgenootjes bij elkaar zagen dat de één de neus van de vader had en de ander de mond van de moeder, was moeilijk. Toen realiseerde ik me weer dat ik ergens anders vandaan kom.’
Dat is de reden dat veel mensen op zoek gaan naar hun biologische ouders. Charlie wil dat op dit moment niet. ‘De reden dat ze me hebben opgegeven is vast niet leuk en ook kunnen ze inmiddels overleden zijn. De kans van slagen is sowieso heel klein, want ik weet niets behalve mijn vindplek. Ik weet ook niet wat ik ermee moet als ik ze vind. Je hoort weleens dat mensen vol verwachting teruggaan, maar geen klik met de ouders hebben of dat de ouders financieel op het kind willen leunen. Ik ben bang dat het alleen maar stress, teleurstelling en verdriet zal brengen. Het is leuk om ze te ontmoeten, maar het zijn niet de ouders die me hebben opgevoed. Ik vind eigenlijk dat opvoeding belangrijker is dan de bloedband. Mijn adoptieouders zijn ook echt gewoon mijn ouders.’
Ze is haar ouders dankbaar, maar zelf zou Charlie geen adoptie overwegen. ‘Ik ben heel blij met de betere toekomst die mijn ouders me hier hebben gegeven, maar ik weet dat adoptie ook veel nadelen kan hebben. Ik ben heel lief opgevoed in een warm huis met een veel betere toekomst dan ik daar waarschijnlijk had gekregen, maar ik ken mensen die heel veel moeite hebben met hun adoptie. Dat wil ik mijn kinderen niet aandoen.’ Chinees zou ze nog wel willen leren. ‘Het is een gek idee dat ik de taal had gesproken als ik niet geadopteerd was. Ze zeggen wel dat kinderen die geadopteerd zijn sneller de taal van hun geboorteland kunnen leren, omdat ze dat vroeger in hun eerste jaren gehoord hebben. Dat lijkt me wel leuk om een keer uit te testen.’
Josefien
Josefien* (27) werd op haar vijfde geadopteerd vanuit Brazilië. Haar moedertaal is Portugees. ‘De relatie tussen mij en mijn moedertaal is ingewikkeld. Toen ik in Nederland kwam, sprak ik namelijk al vloeiend Portugees, maar mijn adoptieouders wilden dat ik Nederlands leerde. De Braziliaanse taal was voor hen niet belangrijk. Drie jaar geleden besloot ik lessen te nemen en dat ging heel goed. Het zit er dus zeker nog wel.’ Dat ze van haar adoptieouders Nederlands moest spreken, betekent niet dat ze gelijk Nederlandse was. ‘Mijn adoptieouders hebben nooit de procedures afgemaakt. Ik moest dat op mijn achttiende zelf doen.’ Contact met haar adoptieouders heeft ze nu niet meer. ‘Ik weet dat ze eigenlijk een kind van maximaal vierentwintig maanden wilden. Ik was met mijn vijf jaar een stuk ouder. Na anderhalf jaar besloten ze dat ik niet in het gezin paste en het voor hen te zwaar was.’
Herinnering
De adoptie van Josefien kwam niet plotseling. ‘Ik ben bij mijn biologische moeder weggehaald toen ik tweeënhalf was. Het verhaal over hoe dat precies ging, is twijfelachtig. Naar mijn idee is zij in Brazilië nog meegeweest naar bureau jeugdzorg om te praten. Ik kan me herinneren dat ik heel dat gesprek onder de tafel heb gezeten en haar been vasthield. In andere rapporten staat dat zij in de gevangenis zat toen ik werd weggehaald.’
Na anderhalf jaar bij een familie in Brazilië te hebben gewoond, ging Josefien naar een kindertehuis. ‘Dat was een hel. Het klonk daar als het geluid van schreeuwende varkens. Dat vergeet ik echt nooit meer. De vraag wat ik nog van voor mijn adoptie weet, vermijd ik eigenlijk altijd. Ik probeer die herinneringen zo ver mogelijk weg te stoppen, omdat het totaal niet relevant is voor het leven dat ik nu leid.’ Ondanks de herinneringen, is het horen van haar moedertaal niet moeilijk. ‘Wanneer ik Portugees hoor, is dat vooral raar. Ik heb een vriend en vriendin uit Brazilië die de taal nog wel spreken met hun ouders. Dat voelt heel vreemd, maar ook heel bekend. Je weet dat die taal ergens nog in je hoofd zit.’
Trauma
Het adoptieproces van Josefien was erg zwaar. Ze heeft er een trauma aan overgehouden en hierdoor paniekaanvallen. ‘Ik kan zo een paar uur achter elkaar non-stop huilen zonder dat ik begrijp waarom. Het kan een geur zijn, een geluid of de manier waarop iemand me aankijkt. Ik ben dan ook bang voor de toekomst, bang dat ik heel erg vast ga lopen. Mijn problemen zijn niet zichtbaar, maar wel degelijk aanwezig. Dat is moeilijk voor buitenstaanders.’
Josefien was dan ook liever niet geadopteerd. ‘Daar kan ik heel duidelijk in zijn. Ik weet natuurlijk niet hoe ik nu in Brazilië zou zijn. Misschien was ik heel ziek of arm, maar dan had ik het verschil niet geweten. Ik geloof dat de mensen om mij heen echt hun best hebben gedaan, maar ik ben denk ik wel een voorbeeld van hoe lek ons systeem is. Na in Nederland anderhalf jaar bij mijn adoptiegezin en daarna bij twee pleeggezinnen te hebben gewoond, ging ik op mijn zeventiende uit huis. Dat was stressvol, omdat iedereen om mij heen in het weekend naar huis ging. Ik wilde ook een basis om op terug te kunnen vallen, maar die had ik niet.’
Culturen
Ze had geen familie waar ze heen kon, maar ook van haar culturele basis was – en is – ze niet zeker. ‘Ik voel mij niet persé Braziliaans of Nederlands. Ik geloof zelf niet zo in grenzen. Er zijn binnen een cultuur zo veel groepen, dat je nooit helemaal samen één kunt zijn. Eigenlijk weet ik in het algemeen niet zo goed wie ‘mijn ik’ is.’ Een tweetalige opvoeding had daar in elk geval bij kunnen helpen. ‘Het is voor een kind goed om meerdere talen te spreken en soms voelt het missen van mijn moedertaal als nog iets wat mijn adoptieouders van mij hebben afgenomen. Kinderen houden hoe dan ook problemen over aan de adoptie. Zelfs in de buik krijgen ze al indrukken mee van hun biologische cultuur. Ik geloof dat het kind geadopteerd moet worden in eigen land. In Nederland zijn ook genoeg kinderen die iemand papa en mama willen noemen. Of papa en papa. Of mama en mama. Daar zou ik graag iets voor willen betekenen.’
Het is inmiddels een halfjaar geleden dat ik in het Midden-Oosten was om een televisieserie te maken over jongeren in Israël en de Palestijnse gebieden. Een maand lang reisde ik samen met een zevenkoppige crew van Tel Aviv tot Nablus en van de grens met Libanon tot de Negev-woestijn. Ik denk nog bijna iedere dag aan de ontmoetingen die ik daar had: aan de twee modeontwerpsters uit Ramallah, waarvan één lesbisch bleek te zijn; aan de joodse social media-influencer die grof geld verdient met het promoten van wapens; en aan de Israëlische vredesactivist Avner, die door landgenoten wordt bedreigd met de dood.
Op 9 april vinden er verkiezingen plaats in Israël. Ik volg de campagnes minder intensief dan voorheen. Niet omdat Israël mij opeens minder kan schelen, maar ik heb er geen vertrouwen meer in dat er een partij aan de macht komt waarmee ik mij kan identificeren. Sinds jaar en dag zwaait de rechtse Likoed-partij immers de scepter, met premier Netanyahu aan het roer.
Netanyahu’s populariteit is nog steeds ongekend, al krijgt Likoed geduchte concurrentie uit rechts-nationalistische hoek van Yamin Chadash (Nieuw Rechts). Deze partij is tegen de vorming van een Palestijnse staat en komt op voor de belangen van Joodse inwoners van Judea en Samaria – dat is de Bijbelse benaming van de Westelijke Jordaanoever. Ha’avoda (de Arbeidspartij), die begin jaren negentig grote successen boekte onder premier Yitzhak Rabin en verantwoordelijk was voor de Oslo-akkoorden, lijkt haast te zijn weggevaagd. Net als het nog linksere Meretz.
Wat voor toekomst heeft een land als de enige reële keuze rechts of extreemrechts is?
Op wat voor manier zal Israël de komende decennia veranderen? Eén van de personen die ik tijdens mijn serie sprak, was de negenentwintigjarige Zvi. Hij woont met zijn vrouw en vier kinderen in de nederzetting Yitzhar. Dat is niet alleen volgens het internationale recht een illegale nederzetting in Palestijns gebied, maar zelfs volgens Israëlische definities. De bewoners hebben dit stuk land namelijk zonder toestemming van wie dan ook geconfisqueerd. Ze wonen in caravans en hopen dat ze van een nieuwe, nog rechtsere regering toestemming krijgen om deze mobiele huizen te vervangen door stenen exemplaren. Toen we daar aankwamen in onze crew-bus, mochten we niet doorrijden. Onze chauffeur was namelijk Arabisch en de bewoners van Yitzhar wensen geen Arabieren in hun dorp. Zwi zei droogjes: ‘Niet alle Arabieren zijn terroristen, maar alle terroristen zijn Arabieren. Dus moeten we het zekere voor het onzekere nemen.’ Ik geloof dat ik zelden zo verbaasd en boos ben geweest als op dat moment. Tahir was een geweldige chauffeur en een ontzettend leuk mens. Wie was deze kolonist om over hem te oordelen?
Als de toon in Israël verder verhardt en uitspraken als deze geen uitzondering meer vormen, weet ik eerlijk gezegd niet of Israël voor mij nog het Beloofde Land kan zijn. Ja, het is mijn moederland. Ja, mijn familie woont er. En ja, ik vind het fijn om mijn zomers daar door te brengen. Natuurlijk zijn er ook Israëli’s die zich verzetten tegen de rechtse trend. Zo iemand is Hillel, die uit principiële overwegingen weigerde om het leger in te gaan en daardoor bijna een jaar lang in een militaire gevangenis werd opgesloten. Hoopgevend is ook het verhaal van Yigal en Arab. Yigal verloor zijn zusje door een bomaanslag van Hamas en Arabs zusje werd door een Israëlische kogel gedood. Toch zijn Yigal en Arab nu beste vrienden geworden.
Het in onrealistisch om te denken dat jongens als Avner, Hillel of Yigal ooit premier van Israël zullen worden. De vredesduiven zijn simpelweg met veel te weinig om die droom waar te maken. Maar is het nou echt te veel gevraagd om te hopen op een middenweg?
‘Ik moet nog steeds bewijzen dat ik écht mijn eigen gedichten schrijf.’
Filmmaker en dichter Nafiss Nia ziet het maar al te vaak: bi-culturele makers die niet of zelden aan werk komen. Deze noodzaak leidde in 2012 tot het opzetten van stichting Granate, waarmee de in 1992 uit Iran gevluchte Nia deze makers een podium biedt. In maart is het voor het eerst tijd voor een dagfestival, onder de naam Granate Festival.
Voordat je stichting Granate opzette, liep je zelf al jaren rond binnen de kunstwereld. Waarom zette je de stap naar het helpen van anderen?
‘Ik zag te veel talent om mij heen verspild worden. Iemand die echt een persoon met aanzien was in zijn of haar thuisland, gepubliceerd en gerespecteerd, kon in Nederland niet aan het werk komen. Wat ik vaak zie is dat deze makers – en dat gebeurt mij ook regelmatig – alleen worden gevraagd voor evenementen die gaan over vluchtelingen of voor een culturele avond over een bepaald land. Zij worden niet gevraagd vanwege hun expertise, maar omdat ze bi-cultureel zijn. Als je de regels van fondsen ziet dan besta je niet zonder diversiteit. Toen mijn eerste dichtbundel Esfahan, mijn hoopstee uitkwam, kon ik voor twee jaar van optredens leven. Dat was een enorme luxepositie. Maar overal waar ik optrad, was ik de enige dichter met een diverse achtergrond. Ik vroeg mij oprecht af waarom dat zo was. Iemand noemde mij een keer een ‘knuffel diversiteit-poppetje’. Ik was kennelijk alleen uitgenodigd zodat ze subsidie kregen voor het evenement.’
Op donderdag 14 februari presenteer je je derde bundel genaamd 26 woorden voor schoonheid. Toch heb je nog steeds het idee dat je jezelf moet bewijzen. Waarom?
‘Helaas wel ja. Ik woon al zesentwintig jaar in Nederland, maar ik moet nog steeds bewijzen dat ik bijvoorbeeld écht mijn eigen gedichten schrijf. Nederland is mijn land, dit is mijn taal. Ik woon nu al langer in Nederland dan dat ik in Iran heb gewoond. Ik ben dichter geworden in het Nederlands. Toen ik vanuit Iran naar Nederland vluchtte, was ik een filmstudent. Desondanks hebben mensen de neiging mijn succes toe te schrijven aan een ander. Ik hoop dat er een moment gaat komen dat dat vanzelf gaat en er niet de hele tijd dat vraagteken bij wordt geplaatst.’
Je bent er open over dat je het liever niet hebt over de reden van je vlucht vanuit Iran naar Nederland. In je gedicht Vluchteling verwoord je deze gedachte door te schrijven: ‘Jouw nieuwsgierigheid, die je oprechte interesse noemt, duurt even maar neemt hem keer op keer mee naar de zweepslagen, lichtloze dagen in zijn isoleercel, naar het bloedige eelt op zijn voeten, de kreten van zijn dochter en naar een hel die niet ophoudt.’ Hoe ga je ermee om als mensen er toch naar vragen?
‘Inmiddels weet ik daar met humor mee om te gaan. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ‘Laten we het gezellig houden’. Maar het blijft lastig. Ik kon mij tijdens evenementen zo eenzaam voelen. Ik zag dat mensen in mij geïnteresseerd waren zolang ze mochten vragen waar ik vandaan kom, waarom ik was gevlucht en of ik nog terugga. ‘Ben je blij dat je geen hoofddoek draagt?’, vroeg iemand eens. Dat doet pijn. Ik wil dat mensen in mij geïnteresseerd zijn vanwege mijn werk. Als mensen mij vragen naar mijn verleden, is het alsof ik weer terugga naar die tijd. Dat wilde ik overbrengen met mijn gedicht Vluchteling.’
Wat zie jij dat dat met andere makers doet? Als er telkens weer naar hun verleden wordt gevraagd?
‘Ik zie dat dat soms negatieve ontwikkelingen teweegbrengt. Makers die bijvoorbeeld verbitterd raken. Dat vind ik jammer. Er vindt een soort stoelendans plaats. Er worden op één avond niet drie Bosnische dichters uitgenodigd. Dat betekent dat er altijd een keuze wordt gemaakt. Hierdoor worden makers afgunstig naar elkaar toe. Veel mensen hebben dat niet zo door, maar ik zie dat wel. Mensen hebben bewondering voor wat ik doe, maar deze bewondering uit zich niet altijd in vriendelijkheid. Ik probeer er maar om te lachen, ook al doet het soms pijn.’
Jij komt veel in contact met deze kunstenaars. Wat zeg jij als je ziet dat ze verbitterd raken?
‘Ik ben gestopt met preken, maar ik benoem het wel als ik een kunstenaar erg waardeer. Op die manier probeer ik te zeggen dat ik onderdeel ben van een trouw publiek en dat ik die persoon blijf volgen. Dat werkt soms. Ik ken ook dichters die eigenlijk gestopt waren, maar na een optreden bij een van onze evenementen weer de draad oppakten. Maar helaas wil het niet altijd helpen. Als bi-culturele maker voelt het soms alsof je iets in een bodemloze put gooit. Ik snap dat je daar wanhopig of negatief van wordt. Deze kunstenaars waren soms grote namen in hun thuisland, maar moeten hier vechten voor een plek. Hoewel ik vind dat verbitterde makers vaak gelijk hebben, vind ik niet dat ze alleen maar moeten klagen. Je moet niet in het verleden blijven hangen. Soms heeft het ook met henzelf te maken, daar ben ik heel eerlijk in. Treed je bij ons op en straal je op het podium, dan heb je meteen tien fans erbij. Sta je op het podium te piekeren en kijk je het publiek niet aan, dan kan ik je niet helpen. Ik weet wat zij meemaken, want dat heb ik ook meegemaakt, dus ik geef mijzelf ook een beetje het recht om te zeggen: ‘Dat kan beter’. Veel makers zijn bang dat hun uitspraak niet goed is of dat het publiek hun accent storend vindt. Dat is zonde. Het publiek hoort het accent namelijk niet – en als de bezoekers dat wel horen, dan vinden zij dat mooi en exotisch.’
Op welke manier bied jij met stichting Granate een podium aan deze makers?
‘We zijn begonnen met het organiseren van zes evenementen per jaar, voornamelijk poëzie- en filmavonden. Eerst kregen we tientallen bezoekers, later meer dan tweehonderd. Voorafgaand aan het evenement introduceren we onze deelnemers uitgebreid op sociale media en via onze maillijsten, maar op de avond zelf alleen met hun naam. We willen namelijk dat iedereen gelijke kansen krijgt. De één mag dan wel een prestigieuze prijs gewonnen hebben, dat betekent niet dat die beter is dan een andere dichter zonder prijzen op zak.’
De evenementen werden al gauw een groot succes.
‘Jazeker. Stichting Granate laat echt zien dat bi-culturele, onbekende makers ook voor volle zalen kunnen zorgen. Ons evenement Yalda, een avond vol poëzie en film, was vier jaar op rij uitverkocht. Ook met andere evenementen trok de stichting volle zalen. Dat vind ik geweldig. Ik wil niet met een paar ‘allochtonen’ in een donker hoekje staan om te doen alsof wij ook meedoen. Ik wil dat het groots en meeslepend is, misschien heeft dat te maken met mijn Iraanse achtergrond. Iraniërs zijn allemaal groots en ambitieus.’
Dit jaar organiseer je voor het eerst een festival.
‘Ja, op 31 maart vindt Granate Festival plaats. Op deze dag bieden we een volledig dagprogramma aan. In de ochtend is er een filmvertoning met ontbijt, vervolgens hebben we een groots middagprogramma genaamd Reading Gilgamesh. Hierin wordt het Gilgamesh-epos – dat bijna vijfduizend jaar oud is en volgens velen het oudste gedicht ter wereld – voorgedragen door twaalf dichters. Al deze dichters, die allemaal een andere achtergrond hebben, nemen een ‘gastkunstenaar’ mee. Dit kan een danser, acteur of muzikant zijn. Ook dragen alle dichters één of twee zinnen voor in hun moedertaal. In de avond geven wij het Great Granate Gala, een echt gala met een dresscode. Omdat het tegelijkertijd de vierentachtigste Boekenweek is en het thema de moeder de vrouw is, nodigen wij vierentachtig vrouwelijke dichters uit. Van de vierentachtig dichters zijn er zeventig bi-cultureel. Op deze manier willen we laten zien hoeveel vrouwelijk talent er in Nederland rondloopt.’
Inmiddels ben je met de meer succesvolle evenementen zoals Yalda en De vrijheidsmaaltijd gestopt. Wat zijn je plannen voor de toekomst?
‘Klopt. Ik vind het belangrijk om te stoppen op het hoogtepunt. Momenteel zijn we bezig met Poëzie op de stoep en de tv-serie 1001 gezichten, waarin we filmmakers portretten laten maken van dichters. Daarnaast is het mijn droom om een eigen podium of uitgeverij te hebben. Er komen zo veel mensen naar mij toe die écht goed werk verrichten. Soms weet ik niet wat ik tegen al die dichters moet zeggen. Het lijkt me mooi om een vast podium te kunnen bieden, niet alleen door middel van evenementen.’
‘Nauwelijks hippies, relatief veel ouderen en hier en daar een ‘nieuwe Nederlander’.’
VVD’ers spreken elkaar aan met ‘Beste liberalen’, D66’ers noemen elkaar ‘democraten’, leden van GroenLinks worden op het congres aangesproken met ‘Lieve GroenLinksers’. Op 16 februari organiseerde GroenLinks een congres in Zwolle, waar de aanstaande Provinciale Statenverkiezingen (en daaraan gekoppeld de Eerste Kamerverkiezingen) en de Europese Verkiezingen centraal stonden. De Kanttekening sprak over GroenLinks, diversiteit in de partij en over Turkije met GroenLinks-kandidaten voor de Provinciale Staten, GroenLinks-leden, journalist Chris Aalberts en last but not least met Bas Eickhout, aanvoerder van de Europese lijst van GroenLinks én de leidende kandidaat van de European Greens.
Voor verandering Het congres bestond feitelijk uit twee delen. Het eerste deel was voor de partij zelf, waarin voorstellen en moties werden besproken, aftredende bestuursleden en commissieleden applaus kregen en het verkiezingsprogramma werd vastgesteld. Het tweede deel vond weliswaar in de IJsselhallen plaats, waar de GroenLinks-leden aanwezig waren, maar was voor de buitenwereld: de media, de andere partijen en de potentiële GroenLinks-kiezers. Tijdens dit mediamoment werd Paul Rosenmöller als lijsttrekker voor de Eerste Kamerverkiezingen gepresenteerd, hield Bas Eickhout zijn speech en hield partijleider Jesse Klaver een gloedvol betoog over de ‘nieuwe meerderheid’ die ‘voor verandering’ zou gaan zorgen.
GroenLinks is voor verandering. Maar GroenLinks verandert zelf ook; de partij professionaliseert. De pr-filmpjes zijn gelikt, het congres is strak geregisseerd en de GroenLinks-vertegenwoordigers op het podium zijn jong – behalve de tweeënzestigjarige Paul Rosenmöller – hoogopgeleid en welbespraakt. De congresbezoekers zijn wat diverser qua samenstelling. Nauwelijks hippies, relatief veel ouderen en hier en daar een ‘nieuwe Nederlander’. De beschuldiging van Geert Wilders op Twitter dat GroenLinks een blanke ‘grachtengordelpartij’ is, klopt in die zin dat de kleur wit overheerst. Echt grachtengordel is de partij daarentegen niet, omdat de leden overal vandaan komen. GroenLinks Amsterdam is aanwezig, maar domineert de partij helemaal niet. Uiteraard wordt wel vol trots genoemd dat de nieuwe burgemeester van Amsterdam een GroenLinkser is – Femke Halsema – en mag wethouder Touria Meliani (kunst, cultuur en digitale stad) een speech houden. Ze verwoordt eigenlijk precies waarmee GroenLinks nu worstelt.
‘Wij zijn de partij voor outsiders die naar binnen willen’, zegt Meliani. GroenLinks als een inclusieve partij voor minderheden, maar ook een partij die het individu recht wil doen. Meliani heeft een Marokkaanse achtergrond, vertelt ze, maar ze wil niet gereduceerd worden tot haar etnische of religieuze identiteit. Omdat ze niet meteen de etnische kaart trok, was ze als directeur van een cultuurpodium nogal onzichtbaar. Toen ze het hier wel een keer over had, was ze opeens een rolmodel. In die laatste rol voelt Meliani zich echter ongemakkelijk. Ze wil zijn wie ze is. ‘Ik ben Touria Meliani’, zegt ze aan het einde van haar toespraak. Ze is een individu.
Open armen Op 20 maart vinden de Provinciale Statenverkiezingen plaats. Twee kandidaten waarmee de Kanttekening sprak – Armine Stepanyan en Selcuk Akinci – staan op eenzelfde manier in hun politieke leven als Meliani. Ze zijn niet de ‘excuusallochtoon’ die een stemmenkanon moet zijn voor nieuwe Nederlanders, maar hebben bewust gekozen voor GroenLinks en zijn allereerst zichzelf.
Stepanyan, die op nummer drie van de Zuid-Hollandse lijst staat, is lid geworden van GroenLinks vanwege Femke Halsema: ‘Toen ik veertien was, zijn mijn moeder en ik vanuit Armenië naar Nederland gevlucht. Ik keek in het asielzoekerscentrum veel naar televisie. Nederland ging slecht om met asielzoekers, maar Halsema kwam als enige wel voor ons op. Op mijn eenentwintigste kreeg ik eindelijk mijn verblijfsvergunning en kon ik studeren. Nadat ik mijn universitaire studie sociologie afrondde, werd ik meteen lid van GroenLinks. Mark Rutte zou over mij zeggen dat ik mij goed heb ingevochten in de Nederlandse maatschappij. Ik zou hem willen antwoorden dat Nederland mij helemaal niet met open armen heeft ontvangen.’ Stepanyan vindt diversiteit en inclusiviteit heel belangrijke thema’s. Maar met een partij als Denk, die zegt voor nieuwe Nederlanders op te komen, heeft ze helemaal niets. ‘Dat komt niet alleen vanwege de ontkenning van de Armeense genocide, maar ook hoe ze mensen behandelen. GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil wordt – mede als gevolg van de persoonlijke aanvallen van Denk – bedreigd door nationalistische Turken.’ Een ‘excuusallochtoon’ is Stepanyan beslist niet. ‘Er wonen in Zuid-Holland nauwelijks Armeniërs, ik sta niet hoog op de lijst om stemmen van nieuwe Nederlanders binnen te halen.’
Ook Akinci – oud-wethouder van Breda, lijstduwer op de Provinciale lijst voor Noord-Brabant en nummer veertien op de GroenLinks-lijst van de Eerste Kamer – is geen ‘excuusallochtoon’. ‘Voor GroenLinks ben ik niet de ‘token Turk’ hoor. Ik zie mijzelf niet primair als iemand met een Turkse achtergrond. Natuurlijk heb ik wel die achtergrond en ik schaam mij er niet voor, maar ik ben ook Nederlander, Brabander, Europeaan. Met Denk heb ik dan ook helemaal niets. Dat is een etnische partij. Ik vind dat gevaarlijk en niet meer van deze tijd. Bij1 waardeer ik meer, maar vind ik wel te polariserend. Sylvana Simons zet dingen te scherp aan, wat zorgt voor verwijdering. GroenLinks kiest de weg van de verbinding.’
Melody Deldjou Fard, raadslid in Utrecht en kersvers hoofdbestuurslid diversiteit en externe relaties, verwoordt in haar korte toespraak op het congres het diversiteitsideaal van GroenLinks in één krachtige zin: ‘Verschillen mogen er zijn. Wat ons verbindt zijn de idealen.’
Wim-Jan Renkema Journalist en politiek commentator Chris Aalberts, die ook op het congres aanwezig is, is sceptisch over de toekomst van GroenLinks. ‘GroenLinksers doen nu voorkomen alsof zij straks een grote beweging gaan vormen die voor verandering gaat zorgen, maar ik geloof daar niet zo in. Alle partijen groeien en krimpen. GroenLinks heeft nu de tijd mee, vanwege de discussie over het klimaat, maar je ziet nu al dat de christendemocraten met beroep op rentmeesterschap dit onderwerp zich ook aan het toe-eigenen zijn. Als het klimaat niet meer exclusief iets van GroenLinks is, wat is dan het unieke van de partij?’ Ook heeft GroenLinks niet echt toppolitici. ‘Kijk eens naar de Tweede Kamerfractie. Wie kent Wim-Jan Renkema? Niemand toch?’
GroenLinks-coryfee Huub Bellemakers maakt zich een beetje zorgen over de toekomst van zijn partij. ‘De partij moet intern wel democratisch blijven. Er is nu echt te weinig ruimte voor discussie. Aan de andere kant, in de diverse commissies gaan we heel inhoudelijk op verschillende onderwerpen in, maar misschien moet dat ook meer op het congres. Je hebt nu een minuut of twee spreektijd en je moet van tevoren, via spreekbriefjes, aangeven of je het woord wilt. Een echt stevige discussie heb je zo niet meer. PSP-congressen (Pacifistisch Socialistische Partij, red.) duurden vroeger meerdere dagen. Het was nogal een chaotische, anarchistische situatie, niet werkbaar voor nu. Maar die vrije sfeer heeft wel iets. We moeten een goede balans zoeken tussen een algemene ledenvergadering en een mediamoment. In vergelijking met vijftien jaar geleden is GroenLinks meer top-down geworden, in plaats van bottom-up. Het voordeel is dat alles gestroomlijnder gaat, goed voor de campagne. Maar het gaat wel ten koste van de partijdemocratie.’
En hoe zit het met diversiteit? Bellemakers benadrukt dat GroenLinks er voor iedereen is. ‘Misschien had je vroeger meer hippies dan tegenwoordig, maar ze zijn er nog steeds hoor.’ Pieter Gerard van den Berg, raadslid in Ede: ‘Vroeger kwamen er mensen in zwembroek naar het congres. Dat mis ik nu wel een beetje.’ En kleur dan? ‘GroenLinks hamert hier natuurlijk heel erg op’, observeert Aalberts, ‘maar mensen van kleur zijn er nauwelijks. Als ze er wel zijn en goed zijn, dan komen ze ook meteen op een hoge plek. Maar soms gaat het ook mis, denk aan Tofik Dibi en Tara Singh Varma.’ Aalberts beschouwt Bij1 als een onderafdeling van GroenLinks Amsterdam: ‘Ik was een keer bij een borrel van GroenLinks Amsterdam. Echt iedereen van Bij1 was daar, van Anja Meulenbelt tot Vreer. Alleen Sylvana Simons zelf niet. Bij1 bestaat dan ook bij de gratie van de persoon Sylvana Simons. En GroenLinks is natuurlijk wel wat breder.’
Turkije-deal Behalve over de provincie en de nationale politiek ging het GroenLinks-congres ook over Europa. Op 23 mei zullen de Europese verkiezingen plaatsvinden. Judith Sargentini, bekend vanwege haar inzet voor de vluchtelingen en haar artikel 7-procedure tegen Hongarije (het schorsen van een lidstaat van de EU), wordt opgevolgd door Bas Eickhout. Behalve lijsttrekker van GroenLinks is Eickhout ook de leidende kandidaat van de European Greens, de Eurofractie van de groene partijen in het Europees Parlement. De Kanttekening sprak kort met Eickhout over de mensenrechtensituatie in Turkije, een belangrijk onderwerp omdat Turkije nog steeds kandidaat-lid van de EU is.
Het CDA wil een einde maken aan het kandidaat-lidmaatschap van Turkije, de EU moet de deur voor Turkije definitief dichtdoen. GroenLinks heeft zich ferm opgesteld tegenover Hongarije. Wat vindt de partij eigenlijk van de opstelling van het CDA tegenover Turkije? Moeten we de deur inderdaad dichtdoen, gezien de grove schendingen van de mensenrechten in dat land? ‘Nee, daar zijn we geen voorstanders van. Natuurlijk maken we ons grote zorgen over de slechte ontwikkelingen in Turkije, een land dat steeds verder afdrijft van de waarden van de Europese Unie. We vinden ook niet dat Turkije nu mag toetreden tot de EU, want als je toetreedt, moet je ook onze democratische waarden onderschrijven. Toch is Turkije een belangrijk land. We helpen de mensen in Turkije niet als we opeens de deur dichtgooien. Daarmee spelen we Erdogan juist in de kaart. Je straft Erdogan niet, maar de mensen in Turkije die voor de democratische rechtsstaat strijden, die een ander Turkije willen. Het CDA bezigt gemakzuchtige spierballentaal. Als je nu een peiling onder de Nederlandse kiezer houdt, dan zullen de meeste mensen wellicht voor het beëindigen van het kandidaat-lidmaatschap van Turkije zijn. Maar politiek is iets van de lange adem. Op langere termijn is het buitensluiten van Turkije heel slecht. Alleen de extremen in het debat trekken hier profijt van.’
Het Europese Hof voor de Mensenrechten wil veel zaken, die zijn aangespannen door slachtoffers van Erdogans zuiveringspolitiek, niet in behandeling nemen. In Turkije is er geen sprake meer van een rechtsstaat. Kan het Europees Parlement, in het bijzonder de Eurofractie van de Greens, wat voor de Turkse dissidenten betekenen? ‘Formeel valt het Europese Hof voor de Mensenrechten niet onder de Europese Unie. En daarnaast heb je de trias politica, dus we kunnen niet direct invloed uitoefenen op de uitspraken van het Hof. Wel kunnen we druk uitoefenen, onder andere door ons uit te spreken voor de democratische bewegingen in Turkije. Toen afgevaardigden van de Turkse groene partij niet mochten uitreizen naar onze conferentie in Berlijn, hebben we veel stennis gemaakt.
Dat we als Europese Unie weinig tegen Turkije kunnen doen, heeft alles te maken met de vluchtelingendeal. Op dit moment zijn we afhankelijk van Erdogan, dat weet hij ook. De EU geeft hem geld en knijpt een oogje toe als het over de mensenrechten gaat, zodat Turkije de grenzen dichthoudt en er geen vluchtelingen meer deze kant opkomen. Deze deal is onmenselijk. Wij vinden dan ook dat we van deze deal af moeten.’
‘Terugkeer IS-kinderen is potentieel risico voor de nationale veiligheid’, aldus de zogenaamde jihad-deskundige Montasser Alde’emeh in een artikel van de Telegraaf. Ik kon dit even niet plaatsen. Niet zozeer het pleidooi over het gevaar van de terroristen, maar het feit dat het hier om kinderen gaat. Om mijn verhaal wat duidelijker te maken wil ik jullie herinneren aan de tweejarige Julen, die recent het wereldnieuws haalde. Hij viel in een put van maar liefst honderdtwintig meter diep. ‘Vreselijk, hoe zou hij zich voelen in die donkere, smalle put, helemaal alleen?’, vroeg mijn vrouw zich af. Als gezin volgden we het nieuws op de voet. Maar wij waren niet de enigen.
Ongeacht geloof, achtergrond of denkwijze leefde iedereen met Julen mee – en geheel terecht. Julen was namelijk een kind. Zoals Julen er niet voor heeft gekozen om in een put te vallen, hebben de kinderen van IS-strijders er niet voor gekozen om in een IS-gebied geboren te worden. Sterker nog, ze hebben ook niet voor hun ouders gekozen.
Al een tijdje volg ik het debat rondom IS-terugkeerders. Het verbaast mij keer op keer hoe onze overheid en hoe opiniemakers hierop reageren. Bizar! Deze kinderen zouden ‘gevaarlijk’ en ‘riskant’ zijn. Hoe kunnen onschuldige kinderen van een jaar of vier gevaarlijk zijn? Ik heb getracht om uit mijn waardesysteem te stappen en een poging te wagen om die angst te begrijpen, maar dat mocht niet baten. Zelf heb ik vier kinderen en onschuld is wat elk van hen kenmerkt. Met dit stuk wil ik niemand een schuldgevoel aanpraten, maar simpelweg het menselijke in ons aanwakkeren. Laten we beseffen dat het hier om onze eigen onschuldige kinderen gaat, van ‘Hollands bloed’, die momenteel in opvangkampen leven. Ze zitten daar onder een Koerdisch bestuur, dat alles wat met IS te maken heeft per definitie als vijandig beschouwt. De situatie in de kampen is erg slecht en zal verder verslechteren. Ik sluit een humanitaire crisis niet uit. Wij hebben geen tijd meer. Het is vijf voor twaalf en we moeten nu ingrijpen.
Het leven voor kinderen in deze gebieden is zwaar en zeer traumatiserend, laten we dat voorop stellen. Met name kinderen die vanuit Nederland of een ander westers land naar Syrië zijn meegenomen, kunnen moeilijk wennen aan deze verschrikkelijke leefomgeving. Wij willen alleen ons kikkerlandje beschermen en dat is prima. Maar laten we wel onze verantwoordelijkheid nemen om iets te doen. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat deze kinderen, wanneer ze ouder worden, Nederland ongelooflijk gaan haten, omdat ze ‘in de steek’ zijn gelaten.
Los van mijn opvattingen over het woord ‘jihad’, dat vaak onterecht wordt gebruikt, vind ik het extra zorgwekkend dat het gebruikt wordt als het linkerdeel van een samengesteld woord: jihadkinderen. Het zijn namelijk geen jihadkinderen, kalifaatkinderen of IS-kinderen, nee, het zijn gewoon kinderen, PUNT. Deze kinderen hebben niets aan een terughoudend kabinet, angstzaaiende opiniemakers en zogenaamde jihadkenners.
Laten we het niet hebben over de zorgplicht die wij in Nederland hebben en waar wij trots op zijn. Als wij deze zorg niet in zulke situaties inschakelen, wanneer dan wel? Deze kinderen vormen geen gevaar en hebben recht op een veilig thuis en een waardig leven, zoals wij dat onze kinderen ook gunnen. Breng die pareltjes terug naar Nederland, begeleid ze, help ze en red hun levens. Kinderen zijn lief en onschuldig.
Jonge kinderen kunnen wel een terroristische opvoeding krijgen. Ze zijn echter ook flexibel, dat moeten we niet vergeten. Kinderen mogen niet boeten voor de fouten van volwassenen. Berecht de ouders op een eerlijke en rechtvaardige manier en geef ze een tweede kans. Ondanks dat ze verschrikkelijke dingen hebben gedaan zijn en blijven ze onze jongeren. Een paspoort afpakken vind ik overigens een teken van zwakte en het verschuiven van problemen. Wij hebben deze kinderen opgevoed en we moeten onze verantwoordelijkheid nemen om ze op te vangen. Desnoods op de TA-Afdeling (Terroristenafdeling) voor levenslang. Alles is beter dan dat we ze buiten de deur houden, met alle gevolgen van dien.
Met Donald Trump ben ik het nooit eens, maar wat deze kwestie betreft zeg ik: gewoon doen!
‘Mensen zijn op zoek naar een beter leven en willen een goede toekomst voor hun kinderen.’
Reizend door Armenië is het lastig voor te stellen dat Armeniërs er weg willen. Het mystieke, bergachtige landschap heeft voor een reiziger veel te bieden; dromerige dorpjes in valleien, de heuvelachtige, groene en vruchtbare wijngebieden en de booming historische hoofdstad Jerevan maken Armenië zeer aantrekkelijk als reisland. Dit land, dat op cultuurhistorisch gebied zoveel te bieden heeft en vol natuurschoon zit, heeft daarentegen moeite met het creëren van economische kansen voor zijn inwoners.
In dat perspectief is de situatie in Armenië dus wat minder dromerig. Volgens het rapport Single support framework for EU support in Armenia van de Europese Commissie lag het bruto binnenlands product (bbp) in 2016 per persoon jaarlijks op iets meer dan drieduizend euro. Armenië heeft drie miljoen inwoners en een lange geschiedenis van emigratie. De grootste Armeense gemeenschap woont in Rusland maar een klein deel is ook over andere delen van de wereld verspreid, zoals Europa en de Verenigde Staten. Het geld dat zij terug naar huis sturen maakte in 2015 16,1 procent uit van het bbp. Het werkloosheidspercentage schommelt de laatste jaren tussen zestien en negentien procent. Volgens vrouwenorganisaties zoals Women Rights Center krijgen vrouwen aanzienlijk minder betaald. De economische situatie stagneerde volgens het rapport de afgelopen jaren. Dit valt voornamelijk te wijten aan de economische crisis in Rusland en structurele uitdagingen in het land zelf. Het conflict met buurland Azerbeidzjan om de regio Nagorno-Karabach vergt zowel economisch als maatschappelijk veel. Sinds het conflict in 1988 zijn namelijk de grenzen met Turkije en Azerbeidzjan gesloten en is er sprake van een beperkt isolement.
Liana (32), een actrice uit Jerevan, beaamt dat het moeilijk is om een baan te vinden. ‘Voor oude mensen en mensen die geen Engels spreken is het extreem moeilijk. Voor jonge mensen is het ook niet makkelijk, maar zij maken toch wel meer kans.’ Volgens Liana is de werkloosheid niet extreem, maar toch nog wel aan de hoge kant. Liana kent veel mensen die willen emigreren naar Europa, Rusland of de VS. ‘Voornamelijk vanwege de sociaaleconomische omstandigheden. Mensen zijn op zoek naar een beter leven en willen een goede toekomst voor hun kinderen.’ Liana zou zelf ook wel willen emigreren als het erop aan zou komen. ‘Als ik een baan krijg aangeboden in een ander land, zou ik deze kans zeker pakken. Dat is niet vanwege het andere land, maar om het werk.’ Toch heeft ze zelf nooit echt overwogen om te emigreren. ‘Ik zit hier goed in Jerevan, er is genoeg werk te vinden in mijn vakgebied. Hier zijn mijn vrienden en familie, dus ik hoef niet weg.’ Volgens Liana emigreren mensen voorgoed. ‘Vaak komen ze alleen terug tijdens de vakanties en voor familiebezoekjes.’
Emigratie is een bekend fenomeen voor de Armenen. In 1988, na een verwoestende aardbeving in het noorden van het land, escaleerde tegelijkertijd ook een gewapend conflict in het gebied Nagorno-Karabach. Een grote migratiegolf kwam op gang. Met de val van de Sovjet-Unie in 1991 werd Armenië van de ene op de andere dag onafhankelijk en dit bracht economisch gezien een grote klap teweeg. Bijna een miljoen mensen emigreerden, met name naar Rusland. Armen (55), oprichter van een ecologische ngo ‘de Ark’ in Kapan, zegt het volgende: ‘Na de onafhankelijkheid emigreerden ontzettend veel mensen, maar na 2001, toen de economische situatie beter werd, werd de uitloop van Armenen minder.’ Volgens Armen emigreren nog steeds mensen omdat ze te ongeduldig zijn. ‘Mensen willen meteen veranderingen zien. Ze moeten begrijpen dat wat verwoest is in twintig jaar, niet opeens in een paar maanden opgebouwd kan worden.’ Volgens Armen is het aantal mensen dat terug is gekomen wel gestegen de afgelopen jaren. ‘Maar het is nog niet het aantal dat het moet zijn.’
Volgens het rapport van de Europese Commissie verschilt de werkloosheid geografisch gezien substantieel. Zo lag in 2015 het werkloosheidspercentage in de hoofdstad Jerevan op 25,9 procent, maar in andere stedelijke gebieden liep het op tot bijna veertig procent. De grote uitdagingen voor het land zijn duidelijk, namelijk het bestrijden van werkloosheid en armoede, die in 2015 zo’n dertig procent van de bevolking hadden getroffen. En dus was emigreren voor velen een uitweg. Zo emigreerde volgens de Europese Commissie van 2011 tot en met 2016 jaarlijks ongeveer één procent van de bevolking.
Adam (30) is journalist en komt oorspronkelijk uit de voormalige hoofdstad Shusha in het conflictgebied Nagorno-Karabach (NGK). Hij woont sinds acht jaar in Sint-Petersburg in Rusland. ‘Mijn toekomst ligt nu in Rusland. Mensen in NGK zijn conservatief, ik kan me niet vinden in hun mentaliteit.’ Adam komt af en toe terug voor een reportage voor zijn werk of om familie en vrienden te bezoeken. Volgens Adam willen veel mensen emigreren. ‘Veel mensen willen weg hier, het liefst naar Rusland of Europa. Er is bijna geen werk en het conflict met Azerbeidzjan heeft een zeer negatieve invloed op hun leven.’
Davit (24) uit Jerevan, bijna afgestudeerd als tandarts, is het met Adam eens. ‘Het territoriale conflict drukt een stempel op de samenleving, ook al is het alleen bij de grens onrustig. Er was een wapenstilstand van 1994 tot en met tweeënhalf jaar geleden en toen was de situatie redelijk stabiel. Maar in april 2016 brak er weer vier dagen oorlog uit en sneuvelden honderd Armeense soldaten. Sindsdien is het erg onrustig aan de grens en wordt er elke dag wel geschoten. Als het escaleert, kan er elk moment weer een oorlog uitbreken. En ik moet dan als tandarts naar de grens toe om te helpen. Het is niet veilig om in een land te leven dat op de rand van oorlog leeft, ook al is de grens ver van ons vandaan.’
Davit zucht wanneer hij denkt aan de toekomst van zijn land. ‘Iedereen denkt dat de emigratie minder wordt, maar dat weet ik nog zo net niet. Misschien is het ietsjes minder, maar niet veel. Een student heeft het makkelijk. Ik studeer aan de beste universiteit van Armenië in Jerevan, maar dat is betrekkelijk. Mensen uit heel de wereld komen hierheen, uit Rusland, uit India.’ Maar over het niveau is Davit niet tevreden. ‘Dat is op mijn universiteit niet al te hoog, dus moet je je voorstellen hoe het op andere universiteiten moet zijn. In veel studierichtingen hebben we geen hoog gekwalificeerde mensen. Ook in de regering niet, omdat zij geen hoog salaris geven. In de zakenwereld wel, want die kunnen hoog gekwalificeerde mensen betalen.’ Over zijn eigen toekomst is hij niet zo zeker. Er studeren elk jaar vijfhonderd tandartsen af. ‘Die komen allemaal naar Jerevan, want hier woont de helft van de bevolking. Maar er is helemaal geen vraag naar zo veel tandartsen. Ik denk er wel aan om te emigreren, het liefst naar Frankrijk of België, omdat ik ook Frans spreek.’ Volgens Davit gaan de meeste mensen naar Rusland, maar zelf zou hij daar niet heen willen. ‘Ik ben het niet eens met het politieke systeem en daarbij is de levensstandaard lager wanneer je dat vergelijkt met Europa.’ Volgens Davit kan niet iedereen emigreren. ‘Dat is niet zo simpel. Als ik bijvoorbeeld geen tandarts zou zijn, zou ik niet emigreren, omdat ik niet zou weten wat ik zou moeten doen. Ik wil niet naar een ander land gaan en mijn hand ophouden. Ik wil werken, geld verdienen en me nuttig maken voor het land waar ik woon en werk. Misschien dat ik dan een keer terug zou komen wanneer ik oud ben.’
Minister-president Nikol Pasjinian kondigde een paar dagen geleden in een interview met Euronews nog aan dat het voor Armenië tijd is de politieke revolutie te transformeren in een economische. Pasjinian kwam mei vorig jaar aan de macht nadat er weken massale protesten waren geweest tegen corruptie in de politiek. Pasjinian zegt in dit interview armoede te willen tegengaan door microfinanciering te introduceren. ‘We zullen mensen motiveren om zakelijke activiteiten op te zetten om zo armoede, het grootste probleem in ons land, te tackelen.’
Davit: ‘Sinds de revolutie in 2018 is het complete politieke bestel veranderd. Iedereen van de oude stempel die blindelings de Russen volgde, is nu vervangen door een onafhankelijke regering, ook het parlement. En er is een nieuwe president. Mensen zijn hoopvol, de vorige regering was zo corrupt. Alles hing toen af van Poetin. Mensen denken dat alles gaat veranderen, maar of dat echt zo is, moeten we nog maar zien. Het is nog steeds hetzelfde land. We zijn geen rijk land, maar misschien gaat dat wel veranderen.’
De Kanttekening sprak zes scholieren die verschillende standpunten hebben over de klimaatmars. ‘Ik vind dat ik geen recht heb om te mogen spijbelen, omdat ik zelf vrij weinig doe met het klimaat.’
Op donderdag 7 februari trokken scholieren vanuit heel Nederland naar Den Haag om te demonstreren voor het klimaat. Ze eisten meer actie tegen de klimaatverandering en vinden dat het kabinet hiertegen meer moet doen. In meerdere landen hebben scholieren tegen klimaatverandering gedemonstreerd. ‘De vervuiler betaalt’, wordt er gezegd. Dit betekent dat de zogenaamde ‘lusten en lasten’ eerlijk moeten worden verdeeld.
De actie is begonnen in Zweden door de zestienjarige scholiere Greta Thunberg, die sinds de zomer van 2018 aan het demonstreren is. Zij is het voorbeeld voor duizenden andere scholieren uit verschillende landen, onder andere België, Canada, Denemarken, Duitsland en Oosterrijk. In België demonstreren duizenden scholieren wekelijks op de donderdag, met de hoop om hun stem te laten horen. De demonstratie in Brussel was de aanleiding voor mensen om ook in Nederland te beginnen met een klimaatmars. Als je kijkt naar de verschillende landen waar door scholieren gedemonstreerd wordt, dan valt op dat dit allemaal westerse landen zijn. In ontwikkelingslanden lijkt het klimaat niet een hoge prioriteit te hebben. Is het zich druk maken over klimaatverandering dan een luxeprobleem, waar vooral mensen uit welvarende landen zich mee bezighouden? En zien we dit terug in de etnische diversiteit van de demonstranten? Want waar waren de nieuwe Nederlanders? De Kanttekening sprak hierover met verschillende scholieren. Sommigen hebben deelgenomen aan de klimaatdemonstratie, anderen gingen gewoon naar school.
Klimaatspijbelaars
Julia de Reus (17) zit in 6 vwo van het Emmauscollege in Rotterdam. ‘Ik weet zeker dat het klimaat een luxeprobleem is. Want als je wat verder kijkt dan zie je dat niet iedereen en niet elk land het klimaat als hoogste prioriteit heeft. Ik begrijp het overigens goed als het verdienen van een basisinkomen je eerste prioriteit heeft. Echter, als we het tot het uiterste laten komen, zitten we allemaal met de gevolgen daarvan. Armere landen, denk aan landen in Midden-Afrika, zullen eerder dan ons te maken hebben met de gevolgen rondom de opwarming van de aarde. Met andere woorden, het is een probleem van ons allemaal. En omdat het dus moeilijker is voor sommigen om het klimaat op nummer één te zetten, vind ik dat de overheid de eerste stap moet zetten. Ik realiseerde mij later dat er relatief weinig mensen met een diverse achtergrond aanwezig waren. Dat kan met meerdere dingen te maken hebben. Ik denk dat, vooral op deze leeftijd, veel mensen met andere dingen bezig zijn. En als je dan ook niet de ‘juiste vrienden’ hebt die je meenemen, of die zelf met je mee willen gaan, dan zul je er ook niet zo gemakkelijk mee in aanraking komen.’
Harun Sevinc (17) zit in 5 havo van het Lyceum Kralingen in Rotterdam. ‘Ik denk niet dat het klimaat een luxeprobleem is, maar dit probleem niet durven oplossen is wel degelijk hét luxeprobleem. Wij willen onszelf niet aanpassen aan de manier waarop we moeten leven om überhaupt in leven te blijven. Ook heb ik gemerkt dat er weinig diversiteit was onder de demonstranten. Ik denk dat dit ligt aan het feit dat de ene groep het belang van dit onderwerp veel beter inziet dan de andere groep. Volgens mij ontstaat dit onderscheid deels doordat sommige mensen dit soort problematiek niet van huis uit meekrijgen. Ikzelf bijvoorbeeld. Mijn ouders komen uit een dorpje in Turkije waar dit probleem niet echt bekend is. Het is dus begrijpelijk dat hun hoogste prioriteit zelfontwikkeling is. Ik ben echter in Nederland geboren en getogen en zie het probleem rondom het klimaat wel in. Ik hoop dat andere jongeren dit op een dag ook zullen inzien.’
Noa Olivieira (18) zit in 6 vwo van het Emmauscollege te Rotterdam. ‘Ik denk niet dat het klimaat een luxeprobleem is. Natuurlijk snap ik dat het gebrek aan primaire levensbehoeften een groter probleem is. Als iemand elke week moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen, snap ik dat het klimaat niet bovenaan je prioriteitenlijstje staat. Maar toch is het belangrijk dat we er allemaal bij stilstaan, want als we zo door blijven gaan, dan hebben we over een aantal jaar een groter probleem. Het viel mij op dat de groep demonstranten die demonstreerde helaas niet heel divers van samenstelling was. Ik heb zelf een niet-westerse migratieachtergrond, helaas zag ik vrij weinig kinderen die dit ook hebben. Ook zitten mijn vrienden en ik op het vwo, volgens mij gold dit voor het merendeel van de demonstranten. Dat vind ik erg jammer, het klimaat gaat ons allemaal aan. Dit is niet iets wat enkel weggelegd is voor de blanke elite. Ik denk dat het gebrek aan diversiteit onder andere ligt aan het feit dat men zowel op school als in de media nog te weinig te horen krijgt over de gevolgen van het klimaatprobleem. Op het moment dat dit probleem wel besproken wordt, gebeurt dit meestal door ‘zweverige’ types.
Niet- klimaatspijbelaars Caine Aron (17) zit in 5 havo van het Lyceum Kralingen in Rotterdam. ‘Donderdag 7 februari ben ik niet naar de klimaatdemonstratie geweest, maar niet omdat ik er geen belang bij had. De reden dat ik niet ben gegaan was omdat ik die dag belangrijke vakken op school had. Ik wist dat veel mensen zouden gaan en had het gevoel dat één persoon meer of minder niet zou uitmaken. Het klimaat is zeker geen luxeprobleem. De gevolgen van dit probleem gaan niet alleen de mensen aan, maar alle organismen op aarde. Ik vind dat de overheid meer moet doen om de klimaatdoelen te halen. Ik was zelf niet bij de demonstratie, maar op het nieuws zag ik weinig diversiteit. Ik denk dat demonstreren iets is wat vooral blanke Nederlanders doen. Dit komt doordat zij het van huis uit meekrijgen. De stap voor mensen die dit niet van huis uit meekrijgen is groter. Dus misschien moet er gewoon meer aandacht aan worden besteed op scholen, zodat echt iedereen van deze problematiek af weet. Ik denk ook dat veel mensen niet eens de moeite willen nemen om naar een demonstratie te gaan, omdat ze er niet direct de effecten van zien.’
Ymke Schoondermark (17) zit in 5 gymnasium van het Willem van Oranje College in Waalwijk. ‘Ik ben niet gaan klimaatspijbelen. Ik had hier geen behoefte aan, omdat ik vind dat je zelf ook erg bewust met het milieu bezig moet zijn om aan zo’n actie deel te mogen nemen. En dit geldt niet voor mij, dus had ik van mijzelf niet het recht om daar te staan. Ik wilde daar niet zijn voor de hype en om een paar uurtjes school te missen. Ook denk ik dat het klimaat inderdaad met luxe te maken kan hebben. Veel mensen hebben tegenwoordig een auto en sommigen zelfs twee. Vroeger was het vaak zo dat alleen rijke mensen een auto hadden. Ik heb het idee dat jongeren naar de demonstratie zijn geweest omdat ze dan niet naar school hoefden te gaan. Een andere kant van het verhaal kan zijn dat veel jongeren daar stonden omdat het hun toekomst is waar het om draait en deze nu vergald wordt door zowel ouderen als jongeren en zij zich daardoor enigszins bedreigd voelen.’
Sara Dogan (14) zit in 3 gymnasium van het Christelijk Gymnasium Utrecht. ‘Ik ben helaas niet gaan demonstreren, want mijn school vond dit idee niet zo leuk. Ik heb genoeg documentaires gekeken over hoe het klimaat de natuur en ons leefmilieu beïnvloedt en ik denk dus dat het klimaat zeker geen luxeprobleem is. Ik vind het uitermate zorgwekkend dat dit niet wordt voorgetrokken voor alle andere problemen. De gevolgen zijn fataal voor alle mensen, dieren en planten. Het klimaat beïnvloedt bijna alles op de wereld. Het is mij ook opgevallen dat er weinig diversiteit was onder de demonstranten. Ik denk dat dit ligt aan het feit dat veel mensen met een migratieachtergrond niet op de hoogte zijn van dit probleem. Dit omdat in het land van herkomst heel andere problemen hogere prioriteiten hebben. Ik heb ooit aan enkele familieleden proberen uit te leggen wat global warming is en ik werd uitgelachen. Onwetendheid speelt een grote rol. Als het klimaat meer aandacht krijgt in de media, dan zullen meer mensen het begrijpen en er wat aan willen doen.’
‘Met haar uitspraak heeft het Hof tegen Turkije zoveel gezegd als ‘We accepteren deze slachtpartij, ga door en bega er nog grotere’.’
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft uitspraak gedaan in een zaak die door velen gezien wordt als lakmoesproef voor gerechtigheid. Het betreft de door de Turkse staat geïnitieerde orgie van geweld in de stad Cizre tijdens het uitgaansverbod dat eind 2015 werd ingesteld toen Koerdische militanten in verschillende steden in het overwegend Koerdische zuidoosten zelfbestuur uitriepen. Het in Straatsburg gevestigde Hof verklaarde de namens Orhan Tunc en Ömer Elci ingediende zaak niet-ontvankelijk. Tunc en Elci waren twee van de meer dan honderddertig dodelijke slachtoffers van Turkse veiligheidstroepen die tussen december 2015 en februari 2016 drie gebouwen in Cizre omsingelden. Volgens Human Rights Watch hebben die troepen ‘opzettelijk en illegaal ongeveer honderddertig mensen die in de kelders zaten ingesloten – waaronder ongewapende burgers en gewonde strijders – gedood’.
In haar argumentatie stelde het EHRM dat ‘niet alle nationale rechtsmiddelen waren aangewend’, wat zoveel wil zeggen dat de eisers hun zaak eerst voor het Turkse Constitutioneel Hof hadden moeten brengen alvorens naar Straatsburg te stappen. Gewoonlijk kunnen partijen hun zaak pas in Straatsburg voorleggen wanneer het hoogste hof van beroep in hun eigen land zich tegen hen heeft uitgesproken. Het Europese Hof maakte eerder uitzonderingen hierop, maar achtte dat ditmaal niet nodig. Het is onwaarschijnlijk dat het Hof anders oordeelt in de drieëndertig resterende zaken die families van de slachtoffers hebben aangespannen.
De advocaten van Tunc’ familie zeiden verbijsterd te zijn, omdat het Hof zich eerder uitsprak in het voordeel van het slachtoffer. Dat was in januari 2016, toen Tunc gewond was, maar nog leefde. Het Constitutioneel Hof verwierp toen zijn beroep om het uitgaansverbod op te heffen en de militaire operaties op te schorten zodat hij zich kon laten behandelen voor zijn verwondingen. Ook weigerden de autoriteiten Tunc een ambulance om hem naar het ziekenhuis te brengen. Kort daarop overleed hij.
Voorzitter Öztürk Türkdogan van de Turkse Associatie voor de Mensenrechten betreurde de uitspraak en zei dat deze haaks staat op het eerdere standpunt van het Hof in deze zaak. Tegen Al-Monitor zei hij dat de uitspraak de slachtoffers achterlaat met een ‘onomkeerbaar gevoel van onrecht’. Ook beschuldigde hij het EHRM ervan samen te spannen met Turkse diplomaten en leden van de rechterlijke macht die ‘onophoudelijk in Straatsburg lobbyen’. ‘Vanaf vandaag is het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens een dode letter’, stelde Türkdogan.
Prominent cyberrechtenactivist en EHRM-criticus Yaman Akdeniz twitterde: ‘Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens legitimeert het Turkse Constitutioneel Hof door het als een doeltreffend middel te kwalificeren’. Tunc’ weduwe Güler oordeelde nog harder. Tegen Al-Monitor zei ze dat het EHRM met deze uitspraak ‘geen recht heeft gesproken, maar een misdaad tegen de menselijkheid heeft begaan. Met haar uitspraak heeft het tegen Turkije zoveel gezegd als ‘We accepteren deze slachtpartij, ga door en bega er nog grotere’. Dat is de boodschap die vandaag is afgegeven.’
Tunc stierf samen met zijn broer Mehmet, een plaatselijke Koerdische ambtenaar. Ze werden geïdentificeerd aan de hand van hun overblijfselen – ‘een paar botten’, meldde de BBC. Veel van de slachtoffers zouden zijn verbrand als gevolg van de granaten die op de gebouwen werden afgevuurd. Tunc was weliswaar zwaargewond, maar zijn familieleden benadrukken dat hij gered had kunnen worden als de autoriteiten hem met een ambulance hadden laten vertrekken.
Een plausibele verklaring voor de terughoudendheid van het Hof om zulke zaken in behandeling te nemen is de grote omvang van het aantal zaken dat explosief toenam nadat de regerende AKP-partij dissidenten en oppositie keihard aanpakte in de nasleep van de mislukte coup in 2016. Alleen al in 2018 werden in totaal eenenzeventighonderd aanklachten tegen Turkije bij het Hof ingediend, wat Turkije een dubieuze vierde plaats opleverde na Rusland, Roemenië en Oekraïne. Het Hof complimenteerde Turkije echter ook. Dit voor het feit dat het vorig jaar honderdzesenveertig zaken zelf afhandelde, voordat het EHRM een vonnis uitsprak – een verdubbeling ten opzichte van 2017.
Een van de meest prominente zaken die het Straatsburgse Hof voorgelegd kreeg, is dat van Selahattin Demirtas, de gevangen vice-voorzitter van de Democratische Volkspartij (HDP). Demirtas staat honderdvierenveertig jaar gevangenisstraf te wachten wanneer hij schuldig wordt bevonden aan terrorisme, een aanklacht die gebaseerd is op flinterdun bewijs. Een andere zaak is die van de wereldberoemde filantroop Osman Kavala, die al vierhonderdvierenzestig dagen vastzit in afwachting van zijn proces. Ook bij Kavala zijn de aanklachten uiterst dubieus. In november riep de EHRM Turkije op om Demirtas vrij te laten. Het Hof oordeelde dat de verlenging van zijn detentie tijdens de presidents- en parlementsverkiezingen van 2018 bedoeld was om het politieke discours in te perken en het pluralisme te kortwieken.
In 1954 ondertekende Turkije het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en in 1990 erkende het land de bevoegdheden van het Europese Hof – dit alles in het kader van de nu opgeschorte inspanningen om lid te worden van de Europese Unie. Die ratificatie door Turkije betekende gerechtigheid voor duizenden Turkse burgers, en dan met name voor de Koerden die in de jaren negentig het slachtoffer werden van grootschalige misstanden tijdens de verschroeide-aarde-campagne van het Turkse leger tegen diezelfde militanten die nu, twintig jaar later, op zo’n onverantwoorde manier de gewapende strijd naar stedelijke gebieden als Cizre hebben gebracht – en zich daarmee heel erg vervreemd hebben van degenen die ze claimen te verdedigen.
Amberin Zaman is een senior correspondent die exclusief voor Al-Monitor verslag doet vanuit het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Europa. Als columniste bij Al-Monitor analyseerde Zaman de afgelopen vijf jaar de politieke situatie in Turkije, Irak en Syrië en schreef ze de dagelijkse nieuwsbrief Briefly Turkey. Eerder schreef Zaman over Turkije, de Koerden en de regionale conflicten voor The Washington Post, The Daily Telegraph, The Los Angeles Times en Voice of America. Tussen 1999 en 2016 werkte ze als Turkije-correspondent voor The Economist.
Dit artikel verscheen eerder op www.al-monitor.com en is voor de Kanttekening vertaald door Mark van Harreveld.
Ik ben lid van een politieke partij. Het CDA in mijn geval. Samen met verschillende partijgenoten heb ik me de afgelopen maanden met succes ingezet voor verruiming van het kinderpardon. Hierdoor kunnen kinderen zonder Nederlands paspoort – maar die wel in de Nederlandse samenleving geworteld zijn – uitzien op een verblijfsvergunning. De inzet van veel CDA-leden om dit doel te bereiken, heeft ertoe bijgedragen dat de Tweede Kamerfractie tot een nieuw inzicht kwam. Tijdens het partijcongres van februari 2019 was de euforie onder leden groot. Het kinderpardonakkoord was niet alleen een overwinning voor kinderen in de meest kwetsbare en onzekere posities, maar ook voor de partijdemocratie. Alhoewel het ledental bij veel partijen afneemt – zo verloor het CDA in een jaar vijfendertighonderd leden – lijkt de partijdemocratie terug van weggeweest. Juist omdat meerderheden steeds moeilijker te smeden zijn in politiek Den Haag, zijn partijen steeds kwetsbaarder voor ‘gedoe’ en ‘onrust’. Dat biedt kansen voor het ‘gewone’ lid.
Het is voor mij lastig om over de interne partijdemocratie van andere partijen dan het CDA te praten, maar ik ga ervan uit dat die verschillen relatief klein zijn. Nagenoeg elke politieke partij is een democratische vereniging waarin leden bijdragen aan de belangrijkste keuzes. Denk aan het op- en vaststellen van verkiezingsprogramma’s, kandidatenlijsten en het bepalen van de strategische koers en standpunten van een partij. Hiermee hebben leden rechtstreeks invloed op het doen en laten van politieke partijen in de Tweede (en Eerste) Kamer en daarmee invloed op de nationale politiek. Het is in de regel eerder een kwestie van partijcultuur dan van partijstructuur of leden ook in de praktijk zoveel invloed hebben. Persoonlijk voel ik me een onafhankelijke geest en neem ik de ruimte om mijn gedachten, hoe kritisch ook, vrijelijk te uiten. Dat leverde me in 2015 onder andere de Jan Peter Balkenende Award op binnen het CDA. Ik beschouw dat als een eervolle aanmoediging om me als lid actief te blijven inzetten voor onze christendemocratische idealen, ook als mijn geluid soms ongewenst is.
Maar ik weet ook dat sommige van mijn partijgenoten het niet aandurven om tegen de lijn van de politieke leiding in te gaan. Zij willen het liefst altijd de rust en samenhang behouden, ook als het ten koste gaat van het respecteren van de grondbeginselen c.q. ideologische bestaansredenen van een partij. En belangrijker nog: het niet tegen de haren van de partijleiding in durven te strijken, kan ertoe leiden dat de politieke top niet de goede keuzes maakt voor mens en maatschappij. Terwijl een politieke partij juist is opgericht om de samenleving te dienen en niet om zichzelf of haar politieke leiding te behagen. Politieke partijen zijn immers ideologisch gedreven verenigingen met een maatschappelijk doel en geen technocratische clubjes die zorgen dat de politieke banen- en beleidsmachine optimaal kan blijven draaien.
Onze democratische rechtsstaat en samenleving zijn gebaat bij een levendige, meerpartijendemocratie. De interne partijdemocratie komt slechts zelden aan bod in het maatschappelijk debat over onze democratie, maar is – hoe indirect ook – van wezenlijk belang. Partijdemocratie zorgt ervoor dat ideologie het wint van macht. Dat de belangen van velen worden verkozen boven het belang van enkelen. Dat de lange termijn prevaleert boven de korte termijn. En dat er maatschappelijk draagvlak is voor publiek beleid, waardoor de kwaliteit en uitvoerbaarheid van dat beleid beter is. Juist nu hebben leden van politieke partijen meer invloed dan ooit tevoren. Als CDA-leden massaal opstaan voor verruiming van het kinderpardon, leidt dat binnen een aantal maanden tot een kinderpardonakkoord. Waarom zou hetzelfde voor andere onderwerpen ook niet kunnen lukken bij partijen als de VVD of de SP?
Ik hoop van harte dat de 2,5 procent van onze bevolking die lid is van een politieke partij – slechts driehonderdvijftienduizend Nederlanders – lid blijft vanwege de idealen van hun partij. En als dat zo is, roep ik hen op massaal hun stem binnen de partij te laten horen. Via partijcongressen en debatten. Draag zelf bij aan de inhoudelijke discussie die we soms zo enorm missen in de Tweede Kamer en houd daarmee je eigen Haagse politici scherp en alert. Voed hen met je eigen ideeën en ervaringen uit de dagelijkse praktijk en ga binnen je partij op zoek naar medestanders. Maak verbindingen met partijgenoten door heel het land en haal het maximale uit je democratische recht als lid van een politieke partij. Een goed functionerende democratie kan niet zonder actieve burgers die staan voor de goede zaak. En een goed functionerende democratische politieke partij kan ook niet zonder actieve leden die staan voor de idealen van hun partij. Op naar het volgende Haagse akkoord dat mede dankzij actieve leden tot stand komt!
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.