De gemeenteraad van de Duitse stad Dresden heeft de noodtoestand uitgeroepen – een ‘nazi-noodtoestand’, welteverstaan.
Dresden is de hoofdstad van de Oost-Duitse stad Saksen, waar het radicaal-rechtse Alternative für Deutschland de op-één-na grootste partij is. Ook is de neonazi-partij NPD traditioneel relatief sterk in Saksen.
In Saksen denken ze sowieso wat extremer dan in de rest van Duitsland. Zo vind 40 procent er dat er geen moslims bij mogen, terwijl dit percentage over heel Duitsland bezien 16 procent is.
Daarnaast staat Dresden zelf bekend om zijn vele skinheads die de lokale voetbalclub Dynamo Dresden steunen. Ook is het de ‘geboortestad’ van Pegida, dat in 2014 begon met demonstreren op deze plek.
Een meerderheid in de gemeenteraad is het zat en heeft een ‘nazi-noodtoestand’ uitgeroepen. De stad erkent nu officieel dat ‘anti-democratische, anti-pluralistische, misantropische en extreemrechtse houdingen en daden, waaronder geweld, steeds vaker voorkomen’.
‘Deze stad heeft een probleem met nazi’s’, stelt gemeenteraadslid Max Auschenbach, die de motie heeft voorgesteld. Hij geeft toe dat zijn motie een symbolische waarde heeft, maar wil minderheden en slachtoffers van extreemrechts geweld een hart onder de riem steken. ‘De politiek’ moet volgens hem ‘eindelijk eens zeggen ‘Nee, dat is onacceptabel’’.
Niet iedereen steunt Auschenbach. Het christendemocratische CDU, de grootste partij in Dresden, heeft tegen het voorstel gestemd. Het CDU noemt de motie een stunt en ‘bedoeld om te provoceren’.
De christendemocraten beargumenteren dat de noodtoestand alleen mag worden uitgeroepen bij urgente situaties die de bevolking bedreigen – en dat zou in het geval van extreemrechts in Dresden wel meevallen.
De actie van de gemeenteraad in Dresden valt in een tijd waarin Duitsland kampt met een groeiend probleem dat extreemrechts geweld heet. 12.000 Duitsers zijn potentieel gewelddadig, aldus Horst Seehofer, de minister van Binnenlandse Zaken. Ook zegt de Duitse politie nu 43 rechtsextremisten ‘op de radar’ te hebben die zo gevaarlijk zijn dat ze plannen voor een aanslag hebben.
Uit de cijfers van de politie lijkt het dat extreemrechtse Duitsers zich massaal zijn gaan bewapenen. De politie nam in 2018 welgeteld 1.091 wapens af van rechtse extremisten, een stijging van 61 procent ten opzichte van 2017. Ook het aantal extreemrechtse geweldsincidenten is toegenomen: vorig jaar waren er 1.088 gewelddadige incidenten, een stijging van 3,2 procent ten opzichte van 2017.
Extreemrechtse geweldsdelicten met dodelijke afloop zijn de afgelopen maanden uitgebreid in het nieuws geweest. In juni vermoordde een rechtsextremist de CDU-politicus Walter Lübcke. En vorige maand probeerde de 27-jarige Duitser Stephan Billiet tevergeefs de synagoge van Halle binnen te komen, waarna hij langs een joodse begraafplaats en een dönerzaak ging om slachtoffers te maken. Er vielen twee doden.
De politie in Duitsland onderzoekt op dit moment een concrete doodsbedreiging aan het adres van de Turks-Duitse politicus Cem Özdemir, parlementslid voor de Grünen. Per e-mail lieten rechtsextremisten weten Özdemir te willen ‘executeren.’
Islamitische Oeigoerenvrouwen in de westelijke Chinese regio Xinjiang delen verplicht het bed met mannelijke staatsambtenaren. Dit meldtRadio Free Asia op basis van Chinese overheidsbronnen.
De praktijk zou sinds 2018 onderdeel zijn van een overheidscampagne met de weinig verhullende naam ‘Pair Up and Become Family’, die volgens Humans Right Watch al in 2016 is ingevoerd. ‘Moslimfamilies in Xinjiang eten en slapen letterlijk onder toeziend oog van de staat’, bevestigt de mensenrechtenorganisatie.
Onder het mom van ‘Pair Up and Become Family’ bezoekt een Chinese ambtenaar een Oeigoers gezin in Xinjiang voor zes dagen, stelt Radio Free Asia. Deze bezoeken keren elke twee maanden terug. De ambtenaren zouden zichzelf presenteren als ‘familieleden’.
Het doel van de campagne zou zijn dat de ambtenaren monitoren hoe deze Oeigoerse gezinnen leven en wat hun politieke standpunten zijn. Tegelijkertijd is het de bedoeling dat ze deze gezinnen ‘bijscholen’ in de Chinese taal en de gewenste politieke zienswijzen.
De mannen en vaders uit deze gezinnen zitten ondertussen vaak in één van de beruchte ‘heropvoedingskampen’, waar naar schatting meer dan een miljoen Oeigoeren vastzitten. China beschuldigt de islamitische Oeigoeren van terrorisme en separatisme.
In deze kampen worden de Oeigoeren onderworpen aan een streng regime. Voormalige gevangenen hebben verteld dat ze gedwongen werden om varkensvlees te eten – een zonde volgens de islam – ‘politieke lessen’ te volgen en communistische liederen te zingen.
Ook in de thuisbezoeken die vallen onder ‘Pair Up and Become Family’ worden Oeigoerse gezinnen varkensvlees te eten, bericht Radio Free Asia. De ambtenaren zouden het varkensvlees zelf meenemen en daarbij alcohol serveren – ook haram – aan de volwassen gezinsleden.
Het World Uyghur Congress, een platform voor Oeigoerse bannelingen, noemt het ‘Pair Up and Become Family’-programma een ‘totale vernietiging van de veiligheid en het welzijn van familieleden’. De campagne zou de huizen van Oeigoeren omvormen tot ‘gevangenissen waaruit niet te ontsnappen valt’.
Tevens meldtRadio Free Asia dat de Chinese overheid ook een campagne is begonnen om Chinese mannen richting Xinjiang te bewegen om daar een Oeigoerse vrouw te huwen. Op dit moment komen zo’n 30 miljoen Han-Chinezen niet aan een vrouw omdat mannen er dik in de meerderheid zijn.
China onderdrukt al langer de islamitische Oeigoeren-minderheid in Xinjiang, de meest westelijke regio van China. De Britse zender BBCstelt zelfs dat China zich schuldig maakt aan ‘culturele uitroeiing’: niet alleen worden Oeigoeren in kampen gestopt en geïndoctrineerd, maar ook worden moskeeën gesloopt en zijn baarden verboden.
De etnische Chinezen in Zuidoost-Azië gaat het economisch voor de wind. Tegelijk zijn ze slachtoffer van discriminatie en soms van regelrechte pogroms. Tieme Hermans was in Maleisië en maakte een portret van deze ‘Joden van Azië’.
Van Hanoi tot Jakarta en van Rangoon tot Manilla ontvouwt zich al jaren het stille succesverhaal van de etnisch Chinese minderheid. Vrijwel overal in Zuidoost-Azië neemt deze van nature gesloten gemeenschap het economische voortouw. En dat wordt ze niet altijd in dank afgenomen door de autochtone bevolking.
Wanneer er in crisistijden een zondebok gevonden moet worden, staan de lokale rednecks in no time met pek en veren paraat voor de poorten van Chinatown, klaar om de Chinezen op hun plek te zetten. Daarom houdt de gemeenschap zich ondanks haar welvaren relatief in de luwte, uit angst voor de volgende golf van nationalisme. Deze golven hebben in het verleden maar al te vaak geleid tot geweld, racisme en politieke uitsluiting.
Afgelopen mei herdacht Maleisië de bloedige rassenrellen van vijftig jaar geleden, waarbij honderden slachtoffers vielen. De meerderheid van de gevallenen bestond uit etnische Chinezen. De Chinees-Maleisische Heng (71) herinnert zich de avond van 13 mei 1969 nog goed. Hij reed naar huis vanaf zijn plantage toen hij in de verte een menigte op een barricade zag staan.
‘Ik dacht geen seconde na en ben er plankgas langsgereden. Mensen sprongen aan de kant, maar volgens mij heb ik niemand geraakt. Later kwam ik erachter dat dit mijn leven heeft gered.’
Die nacht braken er door onvrede over de toenmalige verkiezingsuitslag rellen uit in verschillende delen van het land. Maleise bendes gewapend met kapmessen plunderden Chinese winkels en staken honderden mensen neer. Zelfs toen het leger kwam om orde op zaken te stellen, berichtten buitenlandse journalisten dat soldaten lukraak Chinese huizen beschoten.
‘De buurman heeft pepperspray en een honkbalknuppel, voor als het weer mis gaat’
Geweld en discriminatie tegen de Chinese minderheid in Zuidoost-Azië zijn geen nieuwe fenomenen. In 1740 vond in Batavia, het huidige Jakarta, de beruchte Chinezenmoord plaats. Nederlandse matrozen en militairen brachten duizenden Chinezen om. Tegenwoordig gaat het om rassenrellen in Maleisië, plunderingen van Chinese winkels in Vietnam en nepnieuws in de Indonesische media over Chinese machtscomplotten.
Door hun geschiedenis van onderdrukking en hun machtige handelspositie worden de Chinezen door afgunstige autochtonen de ‘Joden van Azië’ genoemd. Net als de Joden in Europa worden zij traditioneel geweerd uit het publieke bestel, de landbouw en andere sectoren. Dat leidde ertoe dat de Chinezen overgeleverd zijn aan hun eigen handelsnetwerk en werk in de private sector. Helaas is hun daaropvolgende succes in de handel tevens hun zwakke plek en worden de ‘Joden van Azië’ bij tijd en wijle slachtoffer van pogroms, onderdrukking en politieke uitsluiting.
‘Dat ze ons de ‘Joden van Azië’ noemen, komt deels voort uit racisme en deels omdat we nou eenmaal bekend staan als goede handelaren’, zegt de Chinees-Maleisische universiteitsdocente Melissa (54). Volgens haar komt dit succes doordat haar voorvaderen ver van hun thuisland moesten leren overleven in een relatief vijandige omgeving. Hun welvaart is beslist niet vanzelf gekomen.
‘Mijn overgrootouders waren straatarm toen ze hier aan land kwamen, hebben hun rug gebroken en discriminatie en geweld moeten ondergaan om zich staande te houden. Soms denk ik dat al deze tegenslagen ons juist zo sterk en vindingrijk hebben gemaakt. Het heeft onze gemeenschap geleerd zelfvoorzienend te zijn en op elkaar te steunen.’
De economische statistieken liegen er niet om in Maleisië. Ondanks dat etnische Chinezen slechts 23 procent van de bevolking uitmaken, is bijna driekwart van de allerrijkste Maleisiërs van Chinese afkomst. Net als in Indonesië, de Filipijnen, Vietnam, Laos, Thailand, Cambodja en Myanmar is het verschil in gemiddeld economisch welvaren tussen de lokale bevolking en de Chinese minderheid significant. De Chinezen zijn de drijvende kracht achter de economie van deze Zuidoost-Aziatische landen.
Werken op z’n Chinees
Lim (46) staat boven een stapel stoommanden vol dimsum, onder het zwakke peertje van zijn kraam op de ochtendmarkt. De zon gaat pas over een uur op, maar de hele straat bruist al van het leven. Chinese dames kibbelen over de prijs van een kilo vis, de tafeltjes bij de noedelkraam zitten vol en in het theehuisje op de straathoek lezen mannen het nieuws uit het lokale Kantonese dagblad. Terwijl de rest van de stad nog slaapt is de Chinese gemeenschap in de Maleisische stad Ipoh al in volle bedrijvigheid.
‘Onze buren worden nu pas wakker, maar de Chinezen zijn al urenlang in touw’, vertelt Lim. ‘Overal waar wij komen, werken we hard en zijn we succesvol. Kijk maar naar Singapore, daar zijn Chinezen in de meerderheid en het is een van de rijkste landen ter wereld. Misschien komt het omdat we hier dichter bij de evenaar zitten. Door het warme klimaat werken de mensen vaak wat minder hard, maar wij hebben nog steeds de Chinese winter in ons bloed, dus werken we ons een ongeluk’, lacht hij.
‘Wij hebben niets te maken met de communisten in Beijing’
Diepere redenen achter het Chinese arbeidsethos kunnen volgens cultureel antropoloog Kenny Chong (39) gevonden worden in de confucianistische waarden van het oude China. ‘Naast spaarzaamheid, loyaliteit, toewijding en sociale harmonie is hard werken een van de kernwaarden binnen het confucianisme. Daarnaast gelooft de leer sterk in het onvermogen van de mens om zich als individu staande te houden. Daarom worden familie, vertrouwelingen en een hecht netwerk gezien als fundamenteel voor het overleven van de gemeenschap.’
Chong legt uit dat de confucianistische ethiek het idee bevordert dat elk individu tot een grotere samenleving behoort en dat economische welvaart de gemeenschap als geheel ten goede moet komen in plaats van alleen het individu. Vanuit deze cultuur is het zogenaamde bamboenetwerk ontstaan, een enorm informeel web van hechte, persoonlijke relaties tussen Chinese handelaren in Zuidoost-Azië, waarbinnen gehandeld wordt op basis van vertrouwen.
Deze basis heeft geen wetten, contracten en overheidsbescherming nodig. Daardoor blijft het bamboenetwerk in stand in tijden van economische tegenslag, uitsluiting en onderdrukking. Binnen dit efficiënte netwerk helpen vrienden, kennissen en relaties elkaar en bieden zij een informeel – soms clandestien – platform voor transport en transacties. Hierdoor lukte het de Chinezen te floreren in de vaak semi-wetteloze economieën van de regio.
Zoals het Britse zakenblad Management Today schrijft: ‘De mogelijkheid om te handelen in ruige zakelijke omgevingen die voor niemand anders toegankelijk zijn, zorgt ervoor dat de Chinezen er altijd als eerst bij zijn wanneer een economie op gang komt. Het is de vroege vogel die de hoogste marge vangt.’
Door dit vermogen om snel te handelen zijn de zogenaamde overzeese Chinezen een sleutel geweest in de opbouw van de regionale economieën en waren zij de eersten die na de economische hervormingen van de jaren zeventig handelsbetrekkingen aangingen met China. Terwijl westerse multinationals nog worstelden met ingewikkelde contracten, tussenpersonen en het winnen van vertrouwen, vertrokken dankzij het bamboenetwerk de eerste containerschepen al uit de Chinese havens.
Door deze kleine vertrouwenskring, de angst voor afgunstige buren en een onveilig politiek klimaat buiten de muren van Chinatown leven Chinese gemeenschappen in Zuidoost-Azië relatief geïsoleerd van de lokale bevolking. Deze afzondering en hun relatieve welvaart zijn zowel hun troef als hun zwakke plek, aangezien beide elementen voeding zijn voor de haatretoriek van hun nationalistische landgenoten.
De Chinees-Maleisische Lim maakt dimsum in zijn kraam op de markt in Ipoh
De zogenaamde ‘sinofobie’, ofwel angst voor Chinezen, reikt al terug naar de koloniale tijd, toen in het westen het idee bestond dat Chinezen barbaren zijn en een gevaar voor de handel. Dit werd vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw aangevuld door een anticommunistisch sentiment en later met de angst dat de Chinezen de nieuwe wereldorde gaan bepalen.
Dit anti-Chinese sentiment steekt meestal de kop op in crisistijden en uit zich in discriminatie, valse beschuldigingen, brandstichting, verkrachtingen en zelfs lynchpartijen. Zo liep een economische crisis in Indonesië in 1998 uit op grote moordpartijen waarbij vooral veel Chinese slachtoffers vielen en werden in Vietnam Chinese fabrieken in brand gestoken tijdens spanningen tussen de Chinese en Vietnamese overheid.
Van oudsher hebben Chinese gemeenschappen in Maleisië en Indonesië het meest geleden onder geweld en discriminatie. In vergelijking voelen Chinezen in Cambodja, de Filipijnen, Myanmar en Thailand zich tegenwoordig relatief veilig, al zijn ook zij de onderdrukking die hun ouders en grootouders hebben ondergaan niet vergeten.
Zo kwamen er naar schatting 200.000 etnische Chinezen om in het Cambodja van Pol Pot, werden Chinese taal en cultuur onderdrukt in verschillende golven van nationalisme in Thailand en leed de Filipijns-Chinese minderheid onder valse beschuldigingen en gewelddadige invallen van de overheid. Ook ontvluchtten veel Chinezen Myanmar in de jaren zeventig vanwege onderdrukking en anti-Chinese rellen op straat.
De valse beschuldigingen aan de Chinese gemeenschappen op Indonesische en Maleisische social media zijn legio. Chinezen worden verdacht van banden met de communistische overheid in Beijing, er zou een complot zijn tot een Chinese machtsovername, Chinezen zouden stiekem in de politiek infiltreren en ze hebben gebrek aan respect voor de islam.
‘Al die verhalen zijn grote onzin’, roept Lim van achter zijn dimsumkraam. ‘Ten eerste hebben wij niets te maken met de communisten in Beijing. Dat zou hetzelfde zijn als we al onze moslimburen zouden zien als terroristen als er aan de andere kant van de wereld een aanslag wordt gepleegd in naam van de islam. Ten tweede wonen wij al generaties lang in Maleisië. Dit is de grond waar ik ben geboren en ook zal sterven. Sterker nog, ik ken helemaal niemand in China.’
‘Ik begrijp niet waarom wij elke keer de dupe zijn als het land problemen heeft’, zegt de Chinees-Maleisische Jenny (31). ‘Mijn ouders zijn nog steeds getraumatiseerd door de rellen van 1969. Het beeld van bendes met kapmessen die je winkel leegroven gaat niet zomaar weg. Onze buurman heeft nog altijd pepperspray en een honkbalknuppel paraat staan, voor als het weer mis gaat.’
De komst van de Chinezen
De meeste Chinese immigranten in Zuidoost-Azië komen oorspronkelijk uit een regio aan de Chinese zuidkust. Stammen als de Hoklo, de Kantonezen, de Hakka en de Chaozhounezen emigreerden vanwege grote armoede en hongersnood in hun thuisland en omdat ze gewilde werkkrachten waren bij de toenmalige Portugese, Nederlandse en later Engelse koloniale machthebbers. Zo stonden Chinezen bij de Nederlandse koloniale autoriteiten bekend als vindingrijke en harde werkers. Ondanks de bestaande vooroordelen over Chinezen werd hun deelname in de VOC-economie gestimuleerd.
Aanvankelijk werkten de Chinese nieuwkomers onder erbarmelijke omstandigheden in landontginning, op plantages en in de bouw, maar als gevolg van de verdeel-en-heerspolitiek van de koloniale machthebbers groeide de Chinese gemeenschap uit tot de dominante handelsklasse, terwijl de lokale bevolking werkte op de plantages van de westerse landgoederen.
Deze koloniale politiek van raciale scheiding wordt gezien als een van de oorzaken voor het verschil in sociale klasse tussen de Chinezen en de lokale bevolking. Ook spreken veel Chinezen in Maleisië nauwelijks een woord Maleis en identificeren ze zich vooral met hun Chinese identiteit.
‘Wij Maleiers zijn nou eenmaal met een achterstand begonnen’
Toen na de Tweede Wereldoorlog de Zuidoost-Aziatische landen hun onafhankelijkheid verkregen, werd het nationalistische sentiment sterker. In de nasleep hiervan werden discrimineerde maatregelen tegen Chinezen genomen. Zo stelde de Maleisische overheid in 1970 wetten in die de autochtone bevolking voorrang gaven in hoger onderwijs, het kopen van huizen en het bekleden van hoge politieke functies. De Maleise bouwkundestudent Mohammed (27) begrijpt goed waarom dit beleid destijds werd ingevoerd.
‘Wij Maleiers zijn nou eenmaal met een achterstand begonnen na de onafhankelijkheid en werken nu aan een inhaalslag. Dat wij, de meerderheid, de zwaarste stem hebben in de opbouw van een nieuw Maleisië is alleen maar logisch, toch? En er moet ook iets gebeuren. De meeste Chinese Maleisiërs spreken geen fatsoenlijk Maleis, maar trekken achter de schermen wel aan de touwtjes in dit land. Omdat veel grote bedrijven in handen zijn van Chinezen kunnen Maleiers alleen voor hen werken als we Mandarijn spreken. Dat gaat te ver.’
Tegelijkertijd geeft Mohammed aan hoe dit voorkeursbeleid zijn generatie achterover liet leunen en ervoor zorgde dat Maleise afgestudeerden vaak in een comfortabel en veilig kantoorbaantje rollen en daar zo lang mogelijk blijven. ‘Nu de ongelijkheid voor een deel is rechtgetrokken, moeten we af van deze voorkeursbehandeling en moeten ook de Maleiers leren op eigen benen te staan.’
De Chinees-Maleisische universiteitsdocente Melissa bevestigt dat de Maleiers nu alles op een presenteerblaadje aangeboden, terwijl Chinezen daar keihard voor moeten werken. ‘Maar ergens wil ik niet dat dit verandert’, zegt ze voorzichtig.
‘Als je niet rekent op hulp van buitenaf word je sterker. In onze cultuur geloven wij dat zelfvoorzienendheid leidt tot succes. Natuurlijk wil ik ook de oneerlijke behandeling stoppen, want die ondertoon van constante onzekerheid en angst blijft. De oorlogstrommel wordt met regelmaat geslagen en nationalistische, religieuze en politieke organisaties herinneren ons eraan dat wij nergens recht op hebben, dat alles in dit land toebehoort aan de Maleiers. Wanneer er een demonstratie is van een van deze organisaties sluiten wij de deuren en blijven we op overheidsadvies thuis.’
Ondanks beloften van de nieuwe Maleisische regering om de discriminerende wetten af te schaffen, lijkt minister-president Mahathir Mohamad onder druk van zijn Maleise achterban onwillig om daad bij het woord te voegen. Vooralsnog lijkt de Maleis-nationalistische stem nog niet uitgedoofd. Daarom lijkt het erop dat de Chinezen zich voorlopig nog moeten beroepen op hun zelfvoorzienendheid en op niemand moeten rekenen – behalve op hun Chinese buurman.
Asma Lamrabet hoort bij Marokko’s prominentste feministen. In september verliet ze het land. Jarenlang maakte ze zich hard voor vrouwenrechten in Marokko. Als één van de weinige vrouwenactivisten distantieerde ze zich van het patriarchaat zonder afstand te nemen van het geloof. Vanuit Zuid-Afrika vertelt zij over het Marokko dat ze achterliet, feminisme en de islam.
Lamrabet (58) werd in Marokko bekend om haar islamitisch feminisme, al was dat nooit zozeer haar bedoeling: ‘Islamitisch feminisme is slechts een klein onderdeel van al mijn aandachtsgebieden. Ik ben geïnteresseerd in moslima’s, vrouwen in het algemeen, gelijkheid, vrijheid, alles wat nodig is om een eerlijke maatschappij te creëren. Omdat ik mens ben.’
Lamrabets brede interesse valt af te lezen aan haar cv. Ze studeerde medicijnen in Marokko en werkte als dokter in het kinderziekenhuis in Rabat. In de jaren negentig van de vorige eeuw deed ze vrijwilligerswerk als arts in Spanje en Zuid-Amerika.
Eenmaal terug in haar vaderland raakte Lamrabet steeds meer geïnteresseerd in de rol van vrouwen in de islam, haar eigen religie. Voordat ze zich als academica begon te richten op islamitisch feminisme, zette ze een studiegroep op voor vrouwen. Samen keken ze naar religieuze teksten binnen de islam en analyseerden de rol van de vrouw hierin.
‘Marokkaanse vrouwen zitten vast in de westerse retoriek die hen omschrijft als onderdrukte, onderdanige figuren op zoek naar een onmogelijke vrijheid. En dat is niet hoe de status van vrouwen wordt omschreven in de Koran’, zei Lamrabet vorig jaar na de publicatie van haar boek Vrouwen en mannen in de Qur’an. In korte tijd ontwikkelde Lamrabet zich als een expert en deed uitvoerig onderzoek naar islamitisch feminisme.
Ze schreef meerdere artikelen en boeken over vrouwen, islam en de Koran. Hierin omschrijft Lambaret hoe moslima’s geen afstand hoeven te nemen van hun geloof om te emanciperen. Steevast ontvangt ze een golf van kritiek wanneer zij ‘seksistische’ interpretaties van de Koran en andere heilige teksten tegenspreekt.
Maar ze gaat door, al laat de situatie in het Noord-Afrikaanse land weinig ruimte om islamitisch feminisme buiten de academische wereld een plek te geven: ‘Vrouwenrechten, zoals gelijkheid, krijgen nog niet genoeg aandacht in Marokko. Maar zie je wel dat er een debat gaande is?’
In 2004 voerde de Marokkaanse overheid een hele reeks hervormingen door. Zo werd de minimale leeftijd om te trouwen verhoogd naar achttien jaar, kregen zowel mannen als vrouwen het recht een scheiding aan te vragen en mogen mannen sindsdien alleen na toestemming van de rechter een tweede vrouw nemen. Toch ziet de feminist weinig verandering, want op al deze regels worden talloze uitzonderingen gemaakt.
‘Het is belangrijk om deze hervormingen serieus door te voeren en in de praktijk te brengen. Marokkaanse vrouwen krijgen in het dagelijks leven nog steeds met veel uitdagingen en problemen te maken.’
Volgens Lamrabet zou het islamitisch feminisme een instrument kunnen zijn om het debat in Marokko op gang te helpen. ‘Islamitisch feminisme kan universele vrouwenrechten verbinden met islamitische normen en waarden. En dat is hard nodig in Marokko.’
‘Vrouwenrechten krijgen nog niet genoeg aandacht in Marokko’
Erfwetten hervormen
De ideeën van Lamrabet krijgen steun van Marokkaanse feministen, maar worden niet door iedereen met open armen ontvangen. In 2018 besloot de schrijfster op te stappen als directeur van de Mohammedia League for Scholars, vanwege meningsverschillen tussen haar en andere leden over de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de islamitische erfwetten.
Volgens deze wetten erft een zoon twee keer zoveel als een dochter. Hetzelfde geldt voor broers en zussen. Gelijkheid in de erfwetten is een groot thema binnen Marokko. Activisten en feministen eisen al jaren een hervorming van het huidige, traditionele systeem.
Een jaar na haar vertrek is het debat over de erfwetten nog erg geïsoleerd, vindt Lamrabet. ‘De discussie wordt op dit moment los van het debat over vrouwenrechten gevoerd. Je moet die twee juist combineren. Recente discussies over abortus, individuele rechten, vrijheid van meningsuiting en de erfwetten zijn allemaal onderdeel van een grotere beweging.’
Nadat Lamrabet besloot op te stappen, kreeg ze steun van Marokkaanse vrouwenorganisaties. Ook de islamgeleerde Mohamed Abdelwahab Rafiki sloot zich aan bij haar standpunt de erfwetten te veranderen.
‘Alles waar ik mij voor inzet, doe ik voor mijn land’, zegt Lamrabet. ‘De sociale veranderingen in Marokko zijn grondig en gaan tegenwoordig snel. Als je kijkt naar alle steun die ik vorig jaar kreeg, dan zie je dat het ook tijd is voor een hervorming van deze.’
Maar of Marokko klaar is om deze wetten aan te passen is nog maar de vraag. In 2016 voerde de nationale planningscommissie een enquête uit waaruit bleek dat 87 procent van de ondervraagden de erfwetten niet wil hervormen. Ook de overheid wil niet aan hervormingen. Voorlopig zal er weinig veranderen, het idealisme van Lamrabet ten spijt.
Lamrabet mengde zich niet alleen in het debat over de erfwetten. In 2016 bekritiseerde de feminist op de nationale televisie de wet die eten en drinken in het openbaar verbiedt tijdens de ramadan. Ze wil dat Marokko hier minder krampachtig mee omgaat, omdat dit zorgt voor een betere samenleving. ‘We kunnen ons alleen op sociaal vlak ontwikkelen als we ook onze houding richting religie ontwikkelen.’
Lamrabet werkt niet langer als arts, maar zet vanuit Zuid-Afrika wel haar werk als onderzoeker door. In de dagen die volgden op haar vertrek meenden Marokkaanse media dat Lamrabet haar koffers had gepakt wegens de aanhoudende kritiek op haar werk. De activiste ontkent dit echter.
‘Ik ben niet weggegaan uit protest, maar om bij mijn man te zijn die hier als diplomaat werkt’, legt de feminist uit. ‘Ik heb mijn werk als arts en onderzoeker altijd met passie gedaan. Ik heb nu meer tijd om me te richten op onderzoek en het schrijven van nieuwe boeken, maar ook om nieuwe ervaringen op te doen.’
Op Facebook steunen Lamrabets volgers haar besluit om voor onbepaalde tijd Marokko te verlaten. ‘Het beste wat je ooit hebt gedaan, kijk nooit achterom’, schrijft een fan. ‘Marokko is een parel kwijtgeraakt’, schrijft een ander. Maar de activiste blijft niet voor altijd weg. ‘Marokko zit in mijn hart en ik mis mijn vaderland. Ooit zal ik terugkeren.’
Een rechtbank in Istanbul heeft de prominente Turkse journalisten Ahmet Altan en Nazli Ilicak gisteravond vrijgelaten. Zij werden vlak na de mislukte couppoging van 2016 vastgezet en begin 2018 veroordeeld tot levenslang.
De twee zouden banden hebben met de in de VS gevestigde islamitische geestelijke Fethullah Gülen en betrokken zijn bij de mislukte couppoging. Turkije denk dat deze coup is gepleegd op instigatie van Gülen. Zowel Gülen als Altan en Ilicak hebben altijd ontkend.
In juli verlaagde het Hooggerechtshof hun straffen al tot vijftien jaar. Het Hof sprak toen uit dat de twee betrokken zijn bij het netwerk van Gülen – in Turkije een strafbaar feit -, maar dat ze niet rechtstreeks betrokken waren bij de couppoging.
Altan en Ilicak zijn nu opnieuw veroordeeld, tot respectievelijk 10,5 en negen jaar, maar de rechter besloot dat ze lang genoeg hebben vastgezeten. Wel moeten ze zich regelmatig melden bij de politie. Ook mogen ze Turkije niet verlaten.
Amnesty International is weliswaar opgelucht dat de journalisten zijn vrijgesproken, maar is ontevreden over het feit dat hun veroordeling blijft staan. De mensenrechtenorganisatie spreekt daarom van ‘een donkere dag voor de vrijheid van meningsuiting en rechtvaardigheid in Turkije’.
Ahmet Altan is een belangrijke Turkse schrijver en journalist. Hij richtte de oppositiekrant Taraf op. Na de coup werd Taraf gesloten door de Turkse overheid. Over zijn tijd in de gevangenis schreef hij het boek Ik zal de wereld nooit meer zien. Nazli Ilicak is een voormalig parlementariër. Ook was ze journalist voor grote kranten als Hurriyet.
Ook Althans broer Mehmet is vrijgesproken van banden met Gülen. In juli achtte de rechter zijn betrokkenheid bij de couppoging onbewezen. Mehmet Altan geldt in Turkije als een gerenommeerd schrijver en journalist.
Na de mislukte coup van 2016 zijn in drie jaar tijd bijna tachtigduizend mensen vastgezet. Ook raakten zo’n 150.000 Turken hun baan kwijt in bijvoorbeeld het leger, het onderwijs en de ambtenarij.
Op de ranglijst van de internationale perswaakhond Reporters Without Borders staat Turkije op plek 157 van de 180 landen.
De covoorzitter van de Turkse en pro-Koerdische HDP-partij, Pervin Buldan, heeft uitgehaald naar de regering. Volgens Buldan wil Erdogan ‘een wereld scheppen die vrij is van Koerden’.
Buldan deed haar uitspraken tijdens een bijeenkomst in Istanbul, waar de HDP een provinciaal congres organiseerde. Ze reageert hiermee op het Turkse offensief in Noord-Syrië. Volgens haar wil de Turkse regering alle Koerden vernietigen.
‘Ze willen een wereld scheppen die vrij van Koerden is. Ze willen alle Koerden die er zijn vernietigen.’
Buldan beschuldigt de Turkse regering hiermee de facto van genocide: de regering zou de intentie hebben om alle Koerden te vernietigen, en hier ook al mee aan de gang zijn.
Het Turkse offensief in Noord-Syrië tegen de Koerdische strijdkrachten van de YPG heeft al aan minstens 130 burgers in Syrië het leven gekost. Meer dan 300.000 burgers zijn op de vlucht geslagen.
Turkije beschouwt de Koerdische YPG als een verlengstuk van de PKK. De PKK is volgens het land een terroristische organisatie en staat ook in de VS en in de EU op de terreurlijst.
Gisteren vond in Utrecht de jaarlijkse Atheïstendag plaats, waar tot veler verbazing ook iemand in niqaab aanwezig was.
Er zijn maar weinig levensbeschouwelijke organisaties voor agnosten en atheïsten, een meerderheid in Nederland. De bekendste organisatie is het Humanistisch Verbond, al zijn ook religieuze mensen lid. Een tikje feller is – zoals de naam al doet vermoeden – het Atheïstisch Verbond, dat gisteren haar jaarlijkse Atheïsmedag hield in Utrecht.
Tijdens de Atheïsmedag werd eerst de ‘Athe-o-meter’ gepresenteerd. Mensen kunnen hiermee op een schaal van 1 tot 7 meten hoe sterk hun atheïstische overtuiging is. Mensen met een 1 zijn atheïst maar niet openlijk, mensen met een 7 willen het atheïsme desnoods met dwang opleggen aan de samenleving. De meeste aanwezigen scoorden een 5, één iemand haalde een 6 als score.
In de zaal zat een man in een niqaab, vergezeld van een bordje: ‘Vindt u dat gezichtsbedekking in het openbaar bij wet zou moeten worden verboden (en gehandhaafd)?’
Op 1 augustus trad het boerka- en niqaabverbod in werking. De atheïstische activist pleit voor een strengere handhaving van de wet. Overigens ging de niqaab weer uit bij het verlaten van de vergaderzaal.
Tijdens de vergadering maakte filosoof en publicist Floris van den Berg de ‘atheïst van het jaar’ bekend. Deze eer ging dit jaar naar Jan Willem Nienhuys, vanwege zijn vele publicaties tegen pseudowetenschap, kwakzalverij, paranormale kennisclaims en alternatieve geneeskunde.
Van den Berg: ‘De kracht van de sceptici en Jan Willem in het bijzonder is dat ze er niet bij voorbaat van uitgaan dat het onzin is, maar dat ze de argumenten en het bewijs voor de paranormale claims serieus nemen en onderzoeken. De procedure is steeds hetzelfde: de sceptici kijken naar het zogenaamde bewijs en laten zien dat het ondeugdelijk danwel onvoldoende is.’
In zijn toespraak brak Van den Berg ook een lans voor de Verlichting: ‘Mensen accepteren hun ideeën doorgaans niet op basis van een kritische evaluatie maar door een sociale constructie, doordat het op een of andere manier goed uitkomt om iets te geloven. Het project van de Verlichting, dat in de zeventiende eeuw begon, is een unieke poging van de mensheid om zichzelf te bevrijden van de eigen waanvoorstellingen die kenmerkend zijn voor de mens.’
Rif-activist Nasser Zefzafi, die in Marokko een lange gevangenisstraf moet uitzitten, heeft een audiobericht de cel uit weten te smokkelen. Daarin doet hij verslag van zijn arrestatie, inclusief gruwelijke details. Dit meldt de onafhankelijke Marokkaanse nieuwssite le Desk.
‘Ze (de politiemannen, red.) schopten me, bespuugden me, gooiden me tegen de grond en trokken mijn kleren uit’, zo beschrijft Zefzafi zijn gevangenneming van tweeënhalf jaar geleden. ‘Ze plasten op me en hielden hun genitaliën tegen mijn gezicht.’
Ook zegt Zefzafi dat de politiemannen een stok in zijn anus plaatsten, terwijl hijzelf geboeid was. Onderwijl zouden ze ‘Leve de koning!’ hebben geroepen, daarmee verwijzend naar de Marokkaanse koning Mohammed VI.
Zefzafi zit een celstraf van twintig jaar uit in de gevangenis in het Marokkaanse Fes. De directeur van de gevangenis is na de bekendmaking van de tape meteen ontslagen.
In de audio-opname reageert Zefzafi ook op een incident van een week eerder tijdens een demonstratie van Rif-activisten in Parijs. Enkele activisten verbrandden daar de nationale Marokkaanse vlag. Zefzafi noemt dit ‘een schandelijk vertoning’ en iets dat ‘geen van onze voorouders eerder heeft gedaan’.
Zefzafi geldt als hét gezicht van de anti-overheidsprotesten in de Rif, die drie jaar geleden losbarstten en gericht waren op een verbetering van de leefomstandigheden van de Riffijnen. De Rif is een gebied dat door Marokko wordt achtergesteld, zeggen zij.
De Rif-protesten zijn inmiddels grotendeels de kop ingedrukt. Hetzelfde geldt voor de vrije verslaggeving hierover.
De politie in Duitsland onderzoekt een doodsbedreiging aan het adres van de Turks-Duitse politicus Cem Özdemir, parlementslid voor de Grünen. Per e-mail laten rechtsextremisten weten Özdemir te willen ‘executeren.’
Volgens de politie zit de Duitse zijtak van de Amerikaanse neonazi-organisatie Atomwaffe Division Deutschland achter de dreigmail. Daarop staat een lijst van mensen die volgens deze groep geëxecuteerd moeten worden.
Özdemir is één van de bekendste Duitse politici met Turkse roots en staat bovenaan de hitlist. Ook Grünen-politica Claudia Roth staat op deze lijst.
‘Op dit ogenblik zijn we aan het plannen hoe en op welke manier we je gaan executeren’, schrijven de doodsbedreigers Özdemir. ‘Op de volgende politieke bijeenkomst? Of zullen we je voor je huis pakken?’
Özdemir wordt wel vaker bedreigd, maar deze bedreiging is zo serieus dat de Grünen-coryfee besloot om naar de politie te stappen.
Duitse politici reageren geschokt op de bedreigingen aan het adres van Özdemir en Roth. Minister van Binnenlandse Zaken Horst Seehofer (CSU) stelt tegen de Süddeutsche Zeitung dat de bedreigingen een symptoom zijn van een ‘zeer problematische brutalisering van onze samenleving’.
Dietmar Bartsch van de radicaal-linkse partij Die Linke zegt dat de bedreigingen een gevolg zijn van een ‘vergiftigd sociaal klimaat’. Hij vindt dat de politiek rechtsextremisme jarenlang heeft verwaarloosd.
Renate Künast van de Grünen is bang dat de extreemrechtse groepering de bedreigingen in daden omzet. Ze noemt de moord op CDU-politicus Walter Lübcke en de extreemrechtse aanslag in Halle eerder dit jaar als voorbeelden.
Onlangs heeft de federale regering een pakket voorgesteld om rechtsextremisme beter aan te pakken. De vicevoorzitter van de Duitse Bondsdag, Thorsten Frei (CDU), zegt erin te geloven dat de regering dit pakket snel door het parlement zal loodsen.
Atomwaffe Division Deutschland staat in de Verenigde Staten bekend als zeer gewelddadig. Sinds kort heeft de neonazi-organisatie ook een Duitse tak.
Özdemir was tien jaar lang de leider van de Grünen. Hij is een criticus van de Turkse regering en initieerde in 2016 met succes een resolutie in de Bondsdag om de Armeense Genocide te erkennen.
Alaeddin Janid zet zich met zijn organisatie Happy Caravan in voor kinderen in Griekse vluchtelingenkampen. Voor hen was nog niets geregeld. ‘Something small can make a big change. Zo ervaren de kinderen hun school.’
Alaeddin Janid (1985) vluchtte uit Syrië en kwam via Griekenland eind 2014 in Nederland terecht. Hij kende niemand in Europa, behalve twee vrienden die dertig jaar geleden naar Nederland waren geëmigreerd. Daarom besloot hij om ook naar Nederland te gaan, zodat hij iemand had om op terug te vallen.
‘Ik heb twintig dagen in een vluchtelingenkamp op Samos gezeten en daarna anderhalf jaar in zes verschillende AZC’s in Nederland’, vertelt hij. ‘Je mag niet werken en je bestaan in een azc is lastig, maar het is een miljoen keer beter dan in Griekenland. Daar leefde ik in een plastic tent en ik was niet de enige. Voor kinderen is dat echt een slechte situatie.’
Precies daarom wilde Janid iets voor kinderen doen. In Griekse kampen was niets geregeld qua onderwijs. Hij besloot naar het kamp Skaramangas te gaan, een half uur afstand van het vliegveld van Athene.
Foto: Kiri Pruntel
‘Ik vertrok met een oude televisie, zes dekens, een whiteboard en vijf kilo papier naar Skaramangas. Daar zitten Syrische kinderen, Afghanen, Irakezen, een paar uit Afrika en ook Koerdische kinderen. De lessen gaf ik op straat. Binnen een week had ik ongeveer honderd leerlingen. Ze waren ontzettend blij met het onderwijs, want nu hadden ze weer een doel.’
Toen Janid klein was had hij geen zin school. Hij verzon allerlei smoesjes om thuis te kunnen blijven. Maar deze kinderen zijn zeer leergierig, zegt hij. Toch zijn er soms conflicten.
‘In het begin vertonen sommige kinderen overlevingsgedrag, wat tot uiting komt in vechtpartijen. Die leerlingen krijgen van mij eerst twee waarschuwingen. Bij de derde keer mogen ze drie dagen niet naar school komen. Dat is een straf die ze willen voorkomen.’
Op het terrein van het vluchtelingenkamp staan prefab-huisjes die caravans genoemd worden, maar geen echte caravans zijn. Op verzoek van een aantal mensen in het kamp nam Janid zijn intrede in één van deze ‘caravans’.
‘De school begon om tien uur, maar om negen uur zaten veel kinderen al te wachten en vroegen of het al tien uur was’, vertelt hij. ‘Op een dag heeft iemand ‘Happy Caravan’ op mijn caravan geschreven. Ik heb gevraagd wie dat had gedaan. De kinderen durfden niets te zeggen. Misschien waren ze bang om straf te krijgen. Maar ik vond het eigenlijk wel leuk.’
Na een maand of vier kwam de leiding van het kamp naar Janid toe. De regels waren veranderd. Je moest van een organisatie zijn om de dingen te mogen doen die hij deed, dus hij moest vertrekken. Maar Janid liet zich niet uit het veld slaan.
‘Ik ben naar Nederland gegaan om uit te vinden hoe je een non-profit organisatie moet opzetten. Happy Caravan is binnen hooguit vier maanden ontstaan, inclusief een inschrijving bij de Kamer van Koophandel, een bankrekeningnummer én een ANBI-status.’
Het verliep deels allemaal zo snel omdat er volgens Janid een vuur in hem brandde. Hij bruiste van de energie en liefde. Dit móest gebeuren.
‘Beroemde mensen bezoeken Lesbos en vieren een paar meter verder vakantie’
Thermopolis
Inmiddels had Janid ook over een ander kamp gehoord: Thermopolis, 2,5 uur rijden van Athene. De situatie in Thermopolis is slechter dan in Skaramangas. Het ligt in the middle of nowhere.
‘Op Lesbos worden jassen verbrand om een vuur brandend te houden, want er is een overschot aan hulpgoederen. Het grootste gedeelte van de hulp gaat naar Lesbos. Een tijd geleden circuleerden er ook filmpjes van Lesbos waarop te zien is hoe fruit ligt weg te rotten. En dat terwijl kinderen in Thermopolis zo blij zijn met het stukje fruit dat ze op school krijgen. Tenminste, áls het er is.’
Veel mensen denken dat alle vluchtelingen in Griekenland op Lesbos zitten, maar dat klopt niet. Dat is slechts tien procent, zegt hij. Janid maakt zich boos over het feit dat alle media-aandacht naar Lesbos gaat. ‘Beroemde mensen bezoeken Lesbos en vieren een paar meter verder vakantie. Zo gaat het niet in de kampen waar ik kom.’
De school in Thermopolis een voormalige opslagruimte die Janid samen met de kinderen in drie dagen heeft schoongemaakt en opgeknapt. ‘Het is anders dan op een echte school. We geven Engels, film, rekenen en kunst. Helaas kunnen we de kinderen geen schriften mee naar huis geven, want die schrijven ze achter elkaar vol met wat ze hebben meegemaakt. We hebben onvoldoende geld om alle kinderen hiervoor genoeg schriften aan te bieden.’
Het kamp Thermopolis, waar zo’n duizend mensen verblijven, is ontstaan rond een leegstaand hotel. Daar staan een stuk of twintig caravans omheen die de regering ter beschikking heeft gesteld. In een hotelkamer van tweeënhalf bij drie meter verblijven vaak twee gezinnen. ‘Daarom zijn ouders zo blij met de school. Hun kinderen krijgen onderwijs en zij hebben even rust om te praten en te knuffelen,’ grinnikt Janid.
Zoveel mensen in zo’n kleine ruimte – dat lijkt om problemen te vragen, bijvoorbeeld vechtpartijen. ‘In het begin, toen de vluchtelingen nog erg in de survival mood verkeerden, gebeurde dat soms. Nadat ze een beetje tot rust zijn gekomen, blijft dit gedrag achterwege.’
Ouders en kinderen voelen zich niet echt veilig in Thermopolis vanwege de negatieve houding van veel mensen uit de buurt. Inmiddels gaat de Griekse overheid er steeds meer vanuit dat de vluchtelingen niet meer vertrekken. Zo krijgen de kinderen nu de kans om Grieks te leren.
Zijn activiteiten in Skaramangas en Thermopolis hebben tot een sneeuwbaleffect geleid. Happy Caravan is nu ook actief in Malakasa, waar nog een heleboel werk te verrichten valt. ‘Hier verblijft 70 procent van de vluchtelingen in caravans en 30 procent in een plastic tenten. Er zijn geen Syriërs, maar Afghanen.’
Janid werd dit jaar uitgeroepen tot ‘leukste onbekende wereldverbeteraar’ door het coachingsplatform School voor Wereldverbeteraars (Foto: Martin Juul)
We zijn de ambulance
‘Vroeger had ik een normaal leven in Syrië’, zegt Janid. ‘Ik was binnenhuisarchitect en daarnaast maakte ik spijkerbroeken samen met mijn broer. Maar nu ben ik alles kwijt. Mijn familie, mijn vrienden, mijn land.’
Janid heeft geen hoop meer op een terugkeer naar een normaal leven, maar met Happy Caravan kan hij anderen helpen. ‘Something small can make a big change. Zo ervaren de kinderen hun school. Onze scholen zijn geen ziekenhuis, maar we zijn de ambulance.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.