6.3 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 792

‘Nora kan amper kritiek incasseren en doet niets opbouwends’

0
‘Het is jammer dat de kritiek zich vooral focust op de vorm en minder op de inhoud’, zegt Nienke Venema over Nora spreekt.

Eind vorige maand werd het project Nora spreekt gelanceerd: een fictief account op Twitter en Facebook dat ‘islamofobische’ uitspraken aan de kaak stelt. Het project is gefinancierd door Stichting Democratie en Media (SDM).

Op sociale media barstte een storm van kritiek los over het project. Onder anderen Shirin Musa, directeur van vrouwenorganisatie Femmes for Freedom, en journalist Nadia Ezzeroili van de Volkskrant voelden zich persoonlijk aangevallen door Nora. Dat roept de vraag op of het project slaagt in zijn opzet. Maakt Nora moslimdiscriminatie bespreekbaar of werkt het vooral polarisering in de hand?

De Kanttekening spreekt moslimbekeerling Claudia Ben Salah, post-doc-onderzoeker Donya Alinejad (Universiteit Utrecht), journalist Naz Taha, publicist Petra Kramer, SDM-directeur Nienke Venema en Enis Odaci, initiator en woordvoerder van het project en eindredacteur van NieuwWij.

Mansplaining
De eerste tweet van Nora op 23 februari adresseerde de fractievoorzitter van PvdA-Amsterdam Marjolein Moorman. Moormans uitspraak ‘moslimdiscriminatie wil ik aanpakken, maar gaat u dan ook meevaren op de Gay Pride’? werd door Nora betiteld als ‘homonationalisme’ en ‘pinktesting’. In de begeleidende tekst op de website van Nora werden wetenschappelijke bronnen aangevoerd en werd gesteld dat Moorman ‘LHBT-moslims wegzet’ en ‘moslims reduceert tot afkomst, ras en geloof’.

Daar kwamen op sociale media al snel negatieve reacties op. Ene Antonie G. schreef in een tweet: ‘Ik en vele gay en hetero vrienden hebben zeer weinig op met de zogenaamde goede bedoelingen van Nora.

Toen duidelijk werd dat Odaci één van de personen is achter het project kwam er ook veel kritiek vanuit feministische hoek. Odaci werd op Twitter onder meer ‘beroepsslachtoffer’ en ‘lafaard’ genoemd, hij zou zich als man ‘verschuilen’ achter een fictieve moslima en de term mansplaining viel veelvuldig.

De kritiek kwam tot een kookpunt toen Nora een uitspraak van Ezzeroili over een geweldsincident tegen een jonge moslima in Emmeloord, uitlichtte. Nora bekritiseerde Ezzeroili’s uitspraak: ‘Islamofoob is een ongepaste term in deze kwestie. Dit was een hatecrime, gericht op een kind.’ Nora verklaarde dat er wel degelijk sprake was van islamofobie en gaf daarbij ook een definitie waarbij islamkritiek op één hoop werd gegooid met moslimhaat: ‘Dit patroon dat uiteindelijk neerkomt op vijandigheid en afkeer van moslims, staat bekend onder verschillende namen: islamofobie, moslimfobie, anti-moslim-racisme, moslimhaat, islamkritiek, enzovoorts.’ Ezzeroili reageerde fel op Twitter en richtte zich daarbij specifiek op Odaci. ‘Vrouwen moeten immers tegen een stootje kunnen als ze gesubsidieerd worden aangevallen door fragiele mannen. Nee, Enis’ waardigheid is bezoedeld, hij kan niet meer slapen door de opmerking’, schreef Ezzeroili. ‘Veel plezier i.i.g. met je uitgedroogde racisme!racisme!-kluifje waar je eindeloos op kunt sabbelen om je honger naar verontwaardiging en bevestiging te stillen. Ondertussen dineren de gesubsidieerde mansplainers vanavond met malse lamskoteletjes.’

Enkele dagen later werd de volgende uitspraak van Musa bekritiseerd door Nora: ‘Ik vind moslimfeminist een stom woord. We baseren ons op mensenrechtenverdragen, niet op heilige geschriften.’ Nora reageerde: ‘Of je je nou op mensenrechtenverdragen baseert of op heilige geschriften, gelovige vrouwen uitsluiten noem ik in ieder geval géén feminisme!’ Dat Musa, voorvechter voor rechten van (moslim)vrouwen, verweten werd gelovige vrouwen uit te sluiten, schoot bij velen in het verkeerde keelgat.

Op welke gronden verschafte de SDM subsidie aan Nora? Venema verklaart: ‘De SDM staat voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en een bijbehorend levendig publiek debat, dat een reflectie vormt van maatschappelijke kwesties die actueel zijn. Eén van de zaken waar we actief aan willen bijdragen, is het bevorderen en instandhouden van een gelijkwaardig speelveld binnen dat debat. Daarom faciliteren en/of ondersteunen we stemmen die eventueel moeilijker gehoord worden – zoals van minderheden. Daarbij vinden we het belangrijk dat initiatieven gedragen worden door de mensen waar ze over gaan.’

Wat betreft de mansplaining-kritiek brengt de SDM in het verweer dat er ook vrouwen in het Nora-team zitten. ‘Het project wordt gedragen en vormgegeven door een brede, diverse coalitie van moslims. Dat houdt in: mannen en vrouwen van verschillende religieuze stromingen, etnische achtergronden en expertise. Daarmee sluit het goed aan bij de criteria en uitgangspunten van de SDM.’ De stevige kritiek op sociale media is de SDM niet ontgaan. Venema zegt daarover: ‘Het is jammer dat de kritiek zich vooral focust op de vorm en minder op de inhoud.’

Fictief personage
Ben Salah is over het algemeen positief over het project, maar ze heeft ook punten van kritiek. ‘Het geval van Ezzerioli vind ik onterecht. Ezzerioli geeft mijns inziens terecht aan dat er verschil is tussen islamofobie en moslimhaat en dat we dat beter moeten duiden. Onder moslimhaat versta ik gerichte verbale of fysieke agressie richting moslims.’

De door Nora gekozen term islamofobie is niet onomstreden. Critici vinden de term te weinig specifiek en de letterlijke betekenis, namelijk ‘angst voor islam’, te suggestief. Venema geeft aan dat de gekozen term niet door de SDM gebezigd wordt. ‘We zijn op de hoogte van de maatschappelijke discussie over de term islamofobie. De keuze voor terminologie laten we aan de aanvragers zelf. De SDM heeft zelf gekozen voor de term moslimdiscriminatie, juist omdat wij geen partij willen zijn in strijd daarover.’

Ben Salah is ook kritisch over de representatie van Nora. Het gegeven dat Odaci de enige zichtbare persoon achter Nora is doet het project volgens haar geen goed. ‘Daardoor wordt Nora als moslima minder geloofwaardig en islambashers zullen het alleen daarom al helemaal niet serieus nemen.’

Venema onderstreept dat Nora bewust heeft gekozen voor een fictief personage, juist vanwege de reacties die het kan oproepen bij mensen. ‘Het was bij ons bekend dat er gebruikgemaakt zou worden van een fictief account. Eén van de redenen die de aanvrager daarvoor gaf was dat de persoonlijke reacties, als het gaat om moslimdiscriminatie, erg sterk kunnen zijn en met een fictief personage het project meer over de inhoud zou gaan dan over de personen erachter.’

Dat de vrouwen achter Nora onzichtbaar blijven heeft een reden volgens Venema. ‘Mensen die naast Odaci betrokken zijn bij Nora, blijven liever achter de schermen. Projecten die islamofobie adresseren, kunnen meestal rekenen op hoogoplopende persoonlijke aanvallen en ophef. Wij begrijpen en respecteren die keuze.’

Fascistische ondertoon
Alinejad stoort zich aan het feit dat Odaci door het project onderwerp is van hoon en spot. Volgens haar heeft Nora deze polarisatie niet uitgelokt. ‘Als je zegt dat Nora dit aan zichzelf te danken heeft, dan doe je wat mij betreft aan victim blaming. Ik vind de teksten die ik heb gezien van Nora doordacht en informatief. Het is niet alleen bestemd voor moslims, maar voor iedereen die meer bewust wil worden van frames van media en politici waar moslims vaak slachtoffer van zijn. Als iemand dat shockerend vindt, dan vraag ik me af waarom?’

Alinejad kan zich vinden in de wijze waarop Nora ‘islamofobische’ uitspraken heeft uitgelicht. Ook de kritiek op Musa vindt ze terecht. ‘Musa had het commentaar van Nora kunnen voorkomen als ze afstand had genomen van de rechtse islamofobische partijen met wie ze samenwerkt.’ Alinejad doelt onder meer op de samenwerking tussen Musa en Leefbaar Rotterdam en Forum voor Democratie in hun gezamenlijke strijd voor emancipatie van moslimvrouwen. ‘Natuurlijk ondersteun ik haar streven om de positie van moslima’s te verbeteren, maar waarom werkt ze dan samen met partijen met een fascistische ondertoon?’

Dat Musa de verbinding zoekt met onder andere Leefbaar keurt Alinejad dus af. Maar is een project als Nora niet juist bedoelt om verschillen te overbruggen in plaats van bij te dragen aan twee kampen – een ‘islamofobenkamp’ en een ‘islamitisch kamp’ – zodat uiteindelijk mensen over heel de linie anders gaan denken over moslimdiscriminatie? Volgens Alinejad poogt Nora dat ook juist te doen. ‘Nora informeert alleen. Zoals ik het begrijp sluit Nora niemand uit van het debat over de islam. Het verschaft informatie die mensen op geen enkele andere manier op dit moment tot zich krijgen.’

Smerige moslimhaters
Volgens Taha doet Nora veel meer dan alleen informeren, doordat de mensen wiens uitspraken uitgelicht worden niet de mogelijkheid krijgen om in debat te gaan, vindt ze dat Nora belangrijke kritiek negeert. ‘Nora zegt islamofobie te bestrijden, maar kan amper kritiek incasseren en doet niets opbouwends. Dat daar subsidie voor beschikbaar is gesteld, is absurd.’ Taha beschrijft zichzelf als agnost maar werd islamitisch opgevoed. Ze gelooft niet dat Nora de islamitische gemeenschap een dienst bewijst. ‘Ik ben geen moslim, maar ik weet zeker dat mijn moeder mijn tante, nicht en eigenlijk alle vrouwen in mijn familie tandenknarsen bij het idee dat deze man (Odaci, red.) met een paternalistische houding spreekt namens moslima’s.’

Kramer vindt Nora geen onverdeeld succes, maar ze is wel blij met de aandacht die het onderwerp moslimdiscriminatie nu krijgt. ‘Het project slaagt erin om discriminatie van moslims bespreekbaar te maken. Dat blijkt alleen al uit het feit dat de Kanttekening nu ook over het project schrijft.’ De vraag of Nora polariseert door uitspraken uit te lichten en als islamofobisch te betitelen wordt door Kramer met volmondig ‘ja’ beantwoordt. ‘Dat je niet tegen moslimhaters mag zeggen dat ze ‘smerige moslimhaters’ zijn, omdat je dan polariseert, is het domste ding ooit. Bovendien is polarisering juist goed. Er is immers nog nooit iets veranderd zonder dat het plebs eerst even flink kwaad werd.’

Odaci is ook benaderd voor dit artikel. Hij laat in een korte reactie per mail weten: ‘Project Nora is afgelopen woensdag formeel afgerond. Daarmee houdt ook mijn bijdrage in de media op. Nu gaan we als team analyseren hoe politici, journalisten, opiniemakers en volgers Nora hebben gelezen en becommentarieerd.’

Hokjes

0

Ik ben boos. Écht boos. En ik wil niet langer zwijgen over wat me frustreert, kwetst en angst aanjaagt; hoe impopulair me dat bij sommigen ook zal maken.

Het begon iets meer dan een maand geleden. De strijd om de gemeenteraadsverkiezingen was net op stoom aan het komen en de Rotterdamse afdelingen van de PvdA, GroenLinks en de SP maakten bekend dat ze een ‘links’ pact hadden gesloten met de lokale partij Nida van islamitische signatuur. Ik vond dat op zijn zachtst gezegd opmerkelijk. Hoewel het niet mijn persoonlijke voorkeur heeft, is het niet zo dat ik persé tegen politieke partijen ben die door religie zijn geïnspireerd, maar een aantal jaar geleden kwam ik Nida-voorman Nourdin el-Ouali tegen bij een televisiedebat over de Gaza-oorlog, die op dat moment gaande was. Ik schrok van zijn woede en agressie ten opzichte van Israël. Nu sta ik zelf ook nogal kritisch tegenover de regering van Israël, maar hij ging veel verder. Voor mijn gevoel maakte hij nauwelijks onderscheid tussen de regering en de bewoners van dat land. Iets wat mij totaal in het verkeerde keelgat schoot.

Onlangs klapte het ‘links’ verbond door een tweet die Nida in 2014 verstuurde: ‘Wij zeggen #Zionisme = #ISIS #vrijheidvanmeningsuiting.’ Met daaronder een opsomming van zes zogenaamde gelijkenissen tussen IS en Israël. Heel Nederland was in rep en roer. Hoe kon hij dat nou doen? Mij verbaasde het eerlijk gezegd niet.

Wel vond ik het vervelend dat meneer complottheorieën aan het verkondigen was en ook nog het lef had om in een uitzending van Pauw te zeggen dat het klappen van het ‘links’ verbond een typisch voorbeeld was van ‘meten met twee maten’. ‘Over Israël en Joden mag je niets zeggen, over moslims mag je alles zeggen.’ Ik noem dat leed vergelijken met leed, een gevaarlijk en polariserend spelletje. Toen ik iets in die trant publiceerde kreeg ik half progressief Nederland over me heen. Waarom nam ik opeens zo’n ‘rechts’ standpunt in? Ik kwam toch altijd op voor moslims? Waarom liet ik ze dan nu in de steek? Veel mensen die achter rechtse partijen staan waren juist weer blij verrast met mijn uitlating en behandelden me als een soort verloren dochter.

Dat het nooit saai is in verkiezingstijd bleek een door een nieuwe rel. De PVV kwam vorige week met een werkelijk afschuwelijk spotje op de proppen. Bijna drie minuten lang vulden teksten als ‘islam is discriminatie’, islam is terreur, islam is Jodenhaat’ en ‘islam is dodelijk’ mijn beeldscherm. Het feit dat er voor bloedrode typografie was gekozen maakte het nog erger. Geert Wilders was al vaak veel te ver gegaan, maar toch werd ik wederom misselijk. Ik schreef dat ik me als Jood niet liet misbruiken om moslims te bashen. En wat gebeurde er? Degenen die een dag eerder nog teleurgesteld in me waren bleken opeens blij te zijn met mijn steunbetuiging. En mijn ‘nieuwe rechtse vrienden’ concludeerden dat ze ten onrechte een bondgenoot in me dachten te hebben gevonden. Je bent klaarblijkelijk zo ‘goed’ of zo ‘slecht’ als je laatste tweet.

Ik vind het een onzinnige gedachte dat je in dit soort situaties automatisch voor de ene óf voor de andere partij moet zijn. In dit geval ben ik tegen allebei, want ik verzet me tegen iedere vorm van populisme. Ik wil niet in een land wonen waar Joden of Israëliërs gelijkgesteld worden aan een terroristische organisatie en ik wil ook niet in een land wonen waar een deel van de bevolking wordt gedemoniseerd. Beledig me, noem me naïef of kots me desnoods uit, maar ik laat me niet in een hokje plaatsen. Door niemand niet!

‘We moeten af van het idee dat religie ouderwets is’

1
‘Tolerantie is niet iets dat we hier voor eens en voor altijd bevochten hebben en dat we moeten beschermen tegen buitenstaanders. Het is iets dat iedere keer weer, desnoods op een pijnlijke manier, moet plaatsvinden. Nederland is multireligieus en dat gaat niet verdwijnen.’

Het aantal ongelovigen in Nederland groeit. Toch is de rol van religie niet uitgespeeld, zo blijkt uit onder andere uit de recente rapporten van het onderzoek God in Nederland, uitgevoerd in opdracht van de KRO. Religie en identiteit zijn voor politieke partijen belangrijke thema’s in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Zo was er recent zelfs een speciaal islamdebat in Rotterdam. Hoe religieus is Nederland echt? Is er ruimte voor de islam? De Kanttekening vroeg dat en meer aan religie- en literatuurwetenschapper Ernst van den Hemel, filosoof en hoogleraar Herman Philipse, die beiden verbonden zijn aan de Universiteit Utrecht, en de hoofdredacteur van de Moslimkrant, Brahim Bourzik.

Tot de jaren vijftig was Nederland verzuild en was de samenleving ingericht volgens vier verschillende levensovertuigingen, katholicisme, protestantisme, socialisme en liberalisme. Tegenwoordig is die versplintering een stuk minder aanwezig, maar speelt religie wel degelijk nog een rol en is vrijheid van godsdienst stevig verankerd in de Grondwet. Dat is ook terug te zien in de politiek, waar religieuze partijen actief zijn en grote partijen zoals CDA, VVD en PVV zichzelf profileren als joods-christelijk.

Koningin Maxima zei in 2007 dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat. Daar sluit Philipse zich bij aan. ‘Het begrip Nederlandse identiteit is zeer vaag en ik ben daar zeer sceptisch over. Er zijn verschillende soorten Nederlanders, dus er is een veelvuldigheid van identiteiten in Nederland. Wat in ieder geval bij die identiteit hoort is dat je Nederlands spreekt en dat je hier woont. Verder is ieders identiteit verschillend. Je kunt niet doen alsof er één identiteit in ons land bestaat, dat is in geen enkel land zo. Om erachter te komen wat de identiteit van een land moet je naar de Grondwet kijken en voor de rol van religie in die identiteit is de godsdienstvrijheid, die verankerd is in de Grondwet, essentieel.’

Philipse, uitgesproken atheïst, ziet dat de samenleving steeds seculierder wordt. ‘Ik ben een wetenschapper, dus ik ga ervan uit dat je alleen overtuigingen moet hebben waarvan je de waarheid toch enigszins plausibel kan maken. De waarheid van godsdienstige overtuigingen is weinig plausibel en er zijn veel argumenten tegen en weinig voor. Dus als je een intellectueel eerlijk mens bent, dus zelf goed nadenkt, dan denk ik dat je niet godsdienstig moet zijn. Er zijn geen argumenten om religieus te zijn, behalve dat je bij een groep wilt horen die dezelfde dingen denkt als jij en dat is geen sterk argument.’

Bourzik vindt het begrip identiteit lastig te definiëren. ‘De Nederlandse identiteit is niet veranderd, de Nederlanders zijn veranderd. Nederlanders worden nu wereldburgers. Je moet met je tijd meegaan, anders blijf je stilstaan. Mensen die roepen dat de Nederlandse identiteit is veranderd, zeggen dat omdat ze de ontwikkeling niet bij kunnen houden.’

Van den Hemel beaamt dat. ‘Identiteit is een verhaal dat we onszelf vertellen. Mensen maken zich zorgen over maatschappelijke cohesie. Daarom wordt ‘de Nederlandse identiteit’ gebruikt om een meerderheidscultuur te bevoordelen boven degenen die als vreemd worden gezien. Daarbij komt niet zelden de grondwettelijke gelijkheid onder druk te staan. In plaats van onszelf een versimpeld verhaal voor te schotelen is het belangrijk om eerlijk te zijn over het feit dat grondwettelijke gelijkheid soms ook onprettig en pijnlijk kan zijn. Dat zie je ook in de geschiedenis. Tolerantie is niet iets dat we hier voor eens en voor altijd bevochten hebben en dat we moeten beschermen tegen buitenstaanders. Het is iets dat iedere keer weer, desnoods op een pijnlijke manier, moet plaatsvinden. Nederland is multureligieus en dat gaat niet verdwijnen. Hoe zeer een bepaalde groep zich in ons land profileert als seculier, we zijn in toenemende mate een religieus pluriform land. Als die religieuze pluriformiteit zichtbaarder wordt, dan haalt dat misschien ook de scherpe randjes van de polarisatie af. Religieuze pluriformiteit is niet iets dat we moeten toestaan of niet, het is een feit. Het zou goed zijn als we daar meer kennis over zouden hebben, zodat er minder verkrampt over gesproken kan worden.’

Bourzik ziet vooral dat de manier waarop ongelovigen en gelovigen omgaan met religie is veranderd. ‘Gelovige mensen zie je steeds geloviger worden en mensen die niet geloven keren zich steeds meer van het geloof af. Dat vind ik frappant. Religie speelt dus zeker een rol in onze samenleving, maar ook weer niet zo’n grote rol zoals de media en de politiek ons willen doen geloven, alsof we allemaal gelovig zijn. Politici zien dat religie onder druk van seculieren komt te staan, maar de politiek overschat dat. Ze onderschatten dat Nederland ontkerkelijkt en dat je dat niet tegenhoudt.’

Van den Hemel: ‘De drie grootste partijen, PVV, VVD en CDA, hebben op dit moment allemaal de joods-christelijke identiteit in het vaandel. Politici zijn bereid om beleid te ontwikkelen en op nieuwe manieren de Nederlandse identiteit te beschermen. Dat is populair. Ik vind het wel interessant dat die partijen zeggen in toenemende mate de joods-christelijke waarden in ons land te willen beschermen. De vraag is of dat religie is. Er is veel verwarring over wat er precies mee bedoeld wordt. We moeten goed nadenken over wat de verschillende verschijningsvormen van religie in de politiek zijn. Juist daar schuilt het probleem. De drie grote partijen lijken de culturele identiteit en de saamhorigheid die daarbij hoort belangrijker te vinden dan de Grondwet. Dat is een heel problematische benadering, die ook tot juridische problemen kan leiden.’

Maakt Van de Hemel zich zorgen? ‘Ik maak me bijvoorbeeld zorgen om mensen die vanuit een soort culturele ongerustheid vinden dat die juridische gelijkheid minder toegepast moet worden op de islam. Dat zie je als maatschappelijk fenomeen gebeuren op dit moment. Dat moskeeën gesloten moeten worden en de Koran verboden moet worden. Daarmee is de gelijke behandeling in het geding. Gelijkheid wordt daarmee grotendeels opgevat zoals de witte, autochtone Nederlanders dat invullen. Terwijl het gaat om gelijke behandeling, dus dat je als vrouw zelf mag bepalen of je iets op je hoofd wilt dragen of niet. Als je als regering zegt dat de joods-christelijke cultuur leidend moet zijn, dan loop je al snel tegen grondwettelijke problemen aan. Je kunt niet trots zijn op de gelijkheid in Nederland en zeggen dat die alleen maar geldt wanneer iemand joods-christelijk is. Religie is kortom een belangrijke toetssteen: wordt gelijkheid geassocieerd met de culturele praktijk van de meerderheid of met een juridisch principe dat ook anders denkenden een gelijke behandeling geeft?’

Er komt volgens Van den Hemel steeds meer diversiteit in de wijze waarop mensen geloven. ‘De rol van de kerk als grote maatschappelijke speler is bijvoorbeeld sterk afgenomen. Daardoor ontstaan nieuwe vormen van geloof. Veel mensen in Nederland zien zichzelf bijvoorbeeld wel als katholiek, maar geloven niet persé in God. De identificatie met religie is dus groter dan alleen maar in de kerk zitten of niet.’

Bourzik: ‘Je kunt perfect moslim zijn in dit land, als je je maar aan de wet houdt. Er is dus ruimte voor de islam in dit land. De vraag is hoe moslims er zelf mee omgaan. Het islamdebat wordt heftig gevoerd en dat mag, dat is goed. Een groot deel van het beeld dat Nederlanders van de islam hebben wordt geschetst door de politiek en de media, maar ik merk bij mij in Rotterdam echt niet dat de inwoners er nou veel moeite mee hebben. Ik voel vanuit de grote massa geen weerstand tegen de islam. Er wonen bijna een miljoen moslims in ons land, maar ruim de helft van hen is niet praktiserend gelovig. Ook binnen de moslimgemeenschap is een ontkerkelijking aan de gang. Het zijn nu vooral vrouwen die afscheid nemen van de islam en dat is ten dele te danken aan de dominante rol van de moslimman en niet van de islam. We moeten nu voor onszelf nagaan wat voor moslims we willen zijn in Nederland. Je kunt niet in Nederland wonen en zeggen dat je een vrouw geen hand geeft. Dan neem je geen deel aan de samenleving. Hetzelfde geldt voor mensen die niet geloven, met hen moeten we in debat gaan. Mijn uitgangspunt is het concept mens en we moeten als mens met elkaar kunnen praten. Mijn geloof, de islam, verbiedt mij niet om met iemand te praten of samen te werken of te leven. Als je daar te halsstarrig in bent, dan moet je je koffers pakken en naar een islamitisch land verhuizen. Gelovigen, zeker de moslims, moeten leren dat er ruimte is voor verschil. Een Arabisch spreekwoord luidt ‘verschil is een geschenk van God’.’

Philipse: ‘We hebben godsdienstvrijheid, dus natuurlijk is er plaats voor nieuwe religies, maar de voorwaarde is wel dat die religies tolerant zijn, dus andersdenkenden toelaten en mensen niet proberen te dwingen tot een religie te behoren. Er zijn veel juridische en morele voorwaarden waaronder godsdienstvrijheid werkt. Voorts is er niet één islam, maar er zijn meerdere versies van. Sommige versies zijn minder sympathiek dan andere, zoals de versies die in het nieuws komen door de terroristische aanslagen. Zoiets wil je niet. Je moet dus niet generaliseren over de islam of over godsdienst. Ook in Nederland komen er verschillende versies voor. De Rooms-Katholieke Kerk heeft één autoriteit, namelijk de paus, een centraal gezag dat bepaalt wat de kerk gelooft en wat moreel goed is, maar dat heeft de islam niet. We willen ook geen staatsgodsdienst in Nederland, want dat leidt tot enorme intolerantie. Religie heeft onder andere de functie om groepscohesie te versterken. Er zijn dus zeker goede aspecten aan godsdienst. Maar dat is tegenwoordig toch minder nodig. We zijn een individualistische samenleving geworden en als religie iets doet, voor ouderen of eenzame mensen, dan vind ik dat prima.’

Van den Hemel: ‘Het is ontegenzeglijk zo dat de islam steeds meer een zichtbare religie aan het worden is. Sommigen Nederlanders hebben daar in toenemende mate moeite mee. Maar dat moet geen reden te zijn om wetten of beleid aan te passen. Ik vind zelf ook bepaalde dingen, reclames of campagnemateriaal van politieke partijen waar ik het niet mee eens ben bijvoorbeeld, vervelend in het publieke domein. Maar dat betekent niet dat dat verboden moet worden.’ De wetenschapper maakt zich wel zorgen over het debat. ‘Het wordt steeds normaler om te zeggen ‘omdat er mensen zijn in Nederland die het ongemakkelijk vinden om de islam te zien of te horen, moeten we ons afvragen of er wel ruimte voor is’.’ Van den Hemel vindt dat er te simpel gekeken wordt naar de religie in ons land en de daarbij behorende identiteit. ‘Het beeld van ontkerkelijking als afname van religie is veel te simpel gesteld. We beginnen nu pas na te denken over wat voor invloed en impact dat zal hebben. Dat gaat beginnen door meer naar elkaar te luisteren. Bijvoorbeeld naar de mensen die op nieuwe manieren religieuze en seculiere identiteiten met elkaar combineren. We moeten af van het idee dat religie ouderwets is. Bepaalde vormen van het indelen van religie zijn aan het verdwijnen en nieuwe komen op. Dat zie je over heel de wereld. Of we het nou leuk vinden of niet. Vierentachtig procent van de wereldburgers is religieus en in 2050 zal dat zevenentachtig procent zijn. De grote wereldreligies groeien, wereldwijd. Het begint in toenemende mate provinciaal te klinken als we ons afvragen waarom mensen ‘nog’ geloven.’

‘Je afhankelijk en zielig opstellen is heel zwak’

0
‘Voor veel Turkse Nederlanders hoef ik niet eens moeite te doen. Ze zeggen al heel snel ‘nee’. Ze zien de PvdA als een partij die hen heeft verraden.’

De PvdA kon lange tijd op grote steun van Nederlanders met een migratieachtergrond rekenen, maar heeft die unieke positie inmiddels verloren. De partij is bij veel ‘nieuwe’ Nederlanders uit de gratie geraakt. De sociaaldemocraten moesten toezien hoe de ‘migrantenstem’ geleidelijk diverser werd en gevestigde partijen zoals D66 en GroenLinks, maar vooral de nieuwe ‘migrantenpartij’ Denk van ex-PvdA’ers Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk, daarvan profiteerden bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen (15 maart 2017). De Kanttekening sprak twee PvdA-kandidaten met een Marokkaanse achtergrond, over onder meer de moeilijkheden die ze ervaren tijdens hun campagne voor de aankomende gemeenteraadsverkiezingen, het imago van hun partij onder ‘nieuwe’ Nederlanders en hoe ze zich toch proberen te onderscheiden van de concurrentie.

‘Als we ons allemaal terugtrekken uit de gevestigde partijen en ons storten op onze eigen minipartijtjes, gaan we het gewoon niet redden’
Mounhim Tahtahi, nummer vijf op de kandidatenlijst van de PvdA in Utrecht, heeft tijdens de campagne aan den lijve ondervonden hoe groot de concurrentie is geworden met de komst van Denk naar zijn stad. ‘Wanneer ik op plekken kom waar veel mensen zijn met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, krijg ik enorm veel kritische vragen over mijn kandidatuur voor de PvdA. Het wordt me niet bepaald in dank afgenomen’, vertelt hij. ‘Voor veel Turkse Nederlanders hoef ik niet eens moeite te doen. Ze zeggen al heel snel ‘nee’. Ze zien de PvdA als een partij die hen heeft verraden. Bijvoorbeeld als het gaat om de Armeense genocide of andere standpunten over Turkije. Het verhaal dat Kuzu en Öztürk verkondigen over hun ex-partij heeft ook invloed.’

Wel zegt hij te hebben gemerkt dat veel Marokkaanse Nederlanders, in tegenstelling tot veel Turkse Nederlanders, er nog niet van overtuigd zijn of Denk het juiste antwoord is op problemen. Daarnaast denkt hij dat tegelijkertijd steeds meer ‘nieuwe’ Nederlanders beginnen in te zien dat Denk weinig voor elkaar krijgt. ‘Ik geloof dat inmiddels veel Nederlanders met een migratieachtergrond die Denk eerst als een zegen zagen, beginnen in te zien dat polariseren niemand gaat helpen. Na vier jaar kan je aan Denk vragen wat ze allemaal hebben gedaan voor de mensen die ze zeggen te vertegenwoordigen. Als het blijft bij het aankaarten van problemen, dan ben je geen meter opgeschoven. Dan heb je eigenlijk niets voor elkaar gekregen. Ik vraag me af voor hoeveel standpunten Denk in staat zal zijn om andere partijen mee te krijgen om werkelijk voor verandering te zorgen. Dat schiet niet echt op, heb ik het idee.’

Tahtahi erkent dat er een ‘vertrouwensprobleem’ is tussen de PvdA en een grote groep ‘nieuwe’ Nederlanders. ‘Een verwijt dat ik vaak hoor is ‘we hebben in het verleden de PvdA vertrouwd, maar ze hebben ons laten zitten’. Maar ik denk dat het echt aan de kandidaten ligt in hoeverre ze deze groep toch kunnen meekrijgen. De mening van deze mensen wordt vooral gevormd door de gesprekken die met hen worden gevoerd. Flyers of advertenties, hoe effectief je ook denkt dat ze zijn, zullen in dit geval weinig uitmaken.’

Foto: Mounhim Tahtahi

Dat de PvdA het zekere voor het onzekere neemt blijkt wel uit de posters die hangen op prominente plekken in verschillende steden. Op één van de posters waarop een moslima met hoofddoek te zien is, staat ‘zeker zijn van een eerlijke sollicitatie’. Of dat effect zal hebben om de vertrokken ‘nieuwe’ Nederlanders terug te winnen blijft een vraagteken, maar Tahtahi is ervan overtuigd dat het compleet afschrijven van de sociaaldemocraten niet verstandig is voor ‘nieuwe’ Nederlanders.

‘Laten we wel eerlijk wezen, de afgelopen dertig, veertig jaar heeft de PvdA heel veel gedaan voor nieuwe Nederlanders’, zegt hij. De PvdA is volgens hem ook nu meer dan ooit nodig in de Nederlandse politiek. ‘In Utrecht heeft de PvdA de afgelopen vier jaar niet meegeregeerd, je ziet toch dat er voor veel kwetsbare groepen verkeerde keuzes zijn gemaakt. Ik ga niet zeggen dat de PvdA heilig is, natuurlijk niet. De PvdA heeft ook veel fouten gemaakt, bijvoorbeeld als het gaat om integratie, de omgang met Nederlanders met een migratieachtergrond. Absoluut.’ Hij noemt een voorbeeld van een fout: ‘Je bent de mensen die kandidaat werden om even snel carrière te maken, kwijt. Er zijn heel vaak mensen op de lijst gezet om stemmen te trekken uit allochtone hoek, vaak waren zij niet capabel of hadden ze geen inbreng in de fractie.’ Maar Tahtahi blijft hoopvol. Hij is ervan overtuigd dat zijn partij de crisis te boven komt. Als hij wordt gekozen wil hij er op toezien dat zijn partij niet weer de verkeerde kant opgaat en dezelfde fouten maakt. ‘Wat kapot is hoeft niet kapot te blijven.’ Er wordt volgens hem heel vaak gesproken over integratie en acceptatie, maar hij denkt dat ‘nieuwe’ Nederlanders vooral een probleem hebben met representatie. ‘Diversiteit moet in alle partijen sterk aanwezig zijn. Als we ons allemaal terugtrekken uit de gevestigde partijen en ons storten op onze eigen minipartijtjes, gaan we het gewoon niet redden. Er zal ook weinig veranderen binnen de PvdA als alle mensen met een migratieachtergrond zich nu volledig gaan keren tegen de partij.’

‘Denk beschouwt de Marokkaanse en Turkse Nederlanders als een homogene eenheid’
Bahreddine Belhaj, nummer drie op de kandidatenlijst van de PvdA in Lelystad, zegt geen last te hebben van vragen of opmerkingen over waarom hij als Marokkaanse Nederlander de PvdA nog niet heeft verlaten. ‘Als je jezelf profileert als ‘een vertegenwoordiger van de Marokkanen’, dan heb je inderdaad een probleem. Marokkaanse Nederlanders gaan daar dan natuurlijk vragen over stellen. Ook op sociale media moet je daar heel terughoudend in zijn, anders werkt dat tegen je. Ik doe dat helemaal niet, mezelf profileren als ‘een vertegenwoordiger van de Marokkanen’. Ik vertegenwoordig mensen die een baan willen. Dat is mijn achterban’, vertelt Belhaj. ‘Als ik zeg dat ik ‘de Marokkanen’ vertegenwoordig, dan ben ik niet anders dan de PVV. Dat is zo vreemd. Ik ben een PvdA-kandidaat die vooral over werkgelegenheid gaat. Of je nou Marokkaan, Turk of Chinees bent, iedereen wilt een baan. Ik ben daarmee bezig en dat begrijpt de kiezer ook.’

Belhaj is duidelijk over zijn keuze voor de PvdA. ‘De PvdA is een middenpartij, een partij die over alles nadenkt. Je hebt allerlei partijen die focussen op een beperkt aantal thema’s, zoals racisme of discriminatie, maar dat is niet het totale pakket. Er spelen ook veel andere belangrijke zaken in Nederland.’

Belhaj kent veel Denk-kandidaten persoonlijk en gunt hen een zetel, maar kritiekloos op de partij is hij geenszins. ‘Ik geloof niet in slachtofferschap. Denk beschouwt de Marokkaanse en Turkse Nederlanders als een homogene eenheid. ‘Je bent een Marokkaan, dus dan doe je dit’, denken ze. Dat is onzin. Er zijn zo veel verschillen binnen de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen dat je niet namens deze mensen kan spreken. Voor de eerste generatie Turkse en Marokkaanse Nederlanders was de keuze makkelijk. Het was bijna altijd de PvdA, punt. Daar hoefde men niet verder over te praten, dat was gewoon zo. Maar nu heb je de tweede en derde generatie die beter is opgeleid en vaker een goed doordachte keuze maakt tijdens de verkiezingen.’

Foto: Bahreddine Belhaj

Dat Denk veel stemmen gaat binnenhalen staat vast volgens Belhaj. ‘In Amsterdam en in grote steden zullen ze het goed doen, dat weten we allemaal. Ik vind ook dat Denk vertegenwoordiger is van een geluid dat gehoord moet worden. Ze zeggen bepaalde dingen waarvan ik denk ‘daar hebben ze een punt’.’ Belhaj zegt dat hij vroeger te maken heeft gehad met discriminatie. Hij benadrukt dat hij uiteindelijk toch geen vertrouwen heeft in Denk, omdat de partij volgens hem nauwelijks verder kijkt dan het bestrijden van discriminatie. ‘Als we dat oplossen, wat dan? Denk heeft daar geen antwoord op. Met schreeuwen alleen bereik je niets. Aan het eind van de rit zullen veel Denk-stemmers denken ‘allemaal leuk en aardig, maar discriminatie vormt maar een klein deel van onze problemen’. Met one issue-partijen zullen ze geen genoegen nemen.’

Heeft de PvdA volgens Belhaj ook oplossingen voor de kwesties die Denk nadrukkelijk aankaart, zoals discriminatie? ‘Ik geloof het wel’, zegt hij. ‘Maar Denk houdt de PvdA ook scherp. Ze horen natuurlijk ook bepaalde geluiden binnen de samenleving die andere partijen minder snel horen. Het is wel een gegeven dat dankzij de PvdA er echt veranderingen zijn doorgevoerd, zoals anoniem solliciteren. Het mag wat mij betreft een tandje sneller. Zo zou het goed zijn als alle organisaties die subsidie krijgen van gemeentes ook diversiteitsbeleid gaan voeren. Het probleem is wel dat dit gemeenteraadsverkiezingen zijn. Sommige zaken kan je alleen landelijk aanpakken.’

Als ‘nieuwe’ Nederlanders hun problemen écht opgelost willen zien, moeten ze het volgens Belhaj anders aanpakken. ‘Hun kracht ligt niet in het stemhokje, maar in hun portemonnee. Veel mensen van de tweede en derde generatie hebben geld en moeten dat als drukmiddel gebruiken. De zwarten in Amerika hebben hetzelfde gedaan, zo gingen ze op een gegeven moment bepaalde bedrijven boycotten. Toen pas veranderde er wat.’ Als ‘nieuwe’ Nederlanders bijvoorbeeld geen stageplek krijgen, moeten ze volgens Belhaj niet zielig doen, maar vooral de handen uit de mouwen steken. ‘Er zijn zo veel ondernemers met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, maak een netwerk, verenig je, zorg zelf voor die stageplekken, geloof in de kracht van je eigen gemeenschap. Je afhankelijk en zielig opstellen is heel zwak.’

‘Via Turkstalige media kan ik mijn achterban het best bereiken’

0
‘Mensen zijn kritisch. Als je alleen flyers gaat uitdelen tijdens de campagne en vervolgens nooit meer komt, dan heeft dat geen effect.’

Voor de aankomende gemeenteraadsverkiezingen staan veel Turkse Nederlanders op de kandidatenlijsten van partijen. Voor hen zijn er tal van mogelijkheden om campagne te voeren in de Turkse gemeenschap. Zo kunnen ze campagnevoeren in koffiehuizen, verenigingen, moskeeën en Turkstalige media. Wenden zij hun achtergrond aan om de Turkse gemeenschap voor zich te winnen? Op welk moment wordt de grens van cliëntelisme overschreden? De Kanttekening sprak met een politicoloog en twee Turks-Nederlandse kandidaten van D66.

Advocaat Nazmi Türkkol staat eenentwintigste op de kandidatenlijst van D66 in Amsterdam. ‘Met mijn kaliber verwacht ik wel dat ik met voorkeursstemmen wordt gekozen’, zegt hij. Hij heeft naar eigen zeggen bekendheid gekregen in de Turkse gemeenschap door rechtszaken te beginnen tegen de Nederlandse staat. Die gingen over onderwijs in eigen taal en het behoud van uitkeringen bij terugkeer naar het land van herkomst.

Türkkol voert actief campagne binnen de Turkse gemeenschap. ‘Ik ga het gesprek aan met kiezers in verschillende koffiehuizen en moskeeën. Daarnaast word ik uitgenodigd voor bijeenkomsten waar ik mijn verhaal kan doen. Ik richt me niet op een bepaalde etniciteit of religieuze stroming binnen de gemeenschap. Ik maak daar geen onderscheid in. Ik ben uitgenodigd door de linkse arbeidersvereniging HTIB, de Fatih-moskee die aan Diyanet is gelieerd en de Mescidi Aksa-moskee (waarvan de bezoekers bekendstaan als nationalistisch, red.). Ik kom dus écht overal.’

De rol van de moskee
De rol van moskeeën in verkiezingstijd is een gevoelig onderwerp waarbij het debat op scherpe toon wordt gevoerd. Dat is onder meer gebleken bij kwesties omtrent de buitenlandse financiering van of de politieke invloed op Turkse gebedshuizen.

Hoe voert Türkkol campagne in moskeeën? Deelt hij flyers uit? ‘Flyers uitdelen in moskeeën? Nee, daar doe ik niet aan, want ik geloof er niet in. Mensen zijn kritisch. Als je alleen flyers gaat uitdelen tijdens de campagne en vervolgens nooit meer komt, dan heeft dat geen effect. Wat ik wel doe, is dat ik in gesprek ga met mensen in de moskee, maar dat doe ik al vijfentwintig jaar.’ Op de vraag of een moskee ook een stemadvies mag geven, antwoordt hij bevestigend. ‘Als ik al jarenlang in moskeeën kom en als ik ze heb geholpen bij bijvoorbeeld het aanvragen van vergunningen, waarom zouden de bestuurders dan geen stemadvies mogen geven?’

Türkkol verschilt daarover van mening met zijn partijgenoot Nejat Sucu, die kandidaat is in de stad Almelo. Sucu is tien jaar bestuurder geweest van een Diyanet-moskee. ‘Moskeeën moeten neutraal zijn en boven de partijen staan’, vindt Sucu. ‘De moskeebestuurders geven geen officieel stemadvies, maar op persoonlijke titel kunnen zij wel hun voorkeur geven. Overigens zou ik dat niet netjes vinden, want er zijn meerdere kandidaten met een Turkse achtergrond.’

Turkstalige media
Sucu gebruikt Turkstalige media in Nederland om mensen te bereiken. Zo heeft hij diverse interviews gegeven aan verschillende bladen, waaronder de Turkstalige tijdschriften Platform en Ufuk. ‘Ik heb zelf ook voor Turkstalige media geschreven. Via Turkstalige media kan ik mijn achterban het best bereiken.’

Türkkol zegt geen campagne te voeren via Turkstalige media. Hij vindt dat zijn bekendheid, vanwege zijn werkzaamheden in verscheidene bestuursfuncties in de afgelopen vijfentwintig jaar, al groot genoeg is. Daarnaast is hij van mening dat sociale media een nuttigere tool is. ‘Het stemgedrag van onze gemeenschap is veranderd. Tot het jaar 2000 stemden veel Turkse Nederlanders op een onbekende kandidaat, alleen maar omdat hij een Turkse naam had. Daarna werd de keuze voor partijen in combinatie met de voorkeur voor een kandidaat met een Turkse achtergrond leidend. Tegenwoordig worden de kandidaten met een Turkse achtergrond kritisch gescand op wat ze voor de gemeenschap hebben gedaan. Daar moet je je campagne aan aanpassen.’

Partijstandpunten
Sinds de afsplitsing van Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk van de PvdA worden kandidaten met een Turkse afkomst volgens Türkkol extra gescreend op hun loyaliteit aan de partijstandpunten. ‘De partijen zijn sindsdien veel voorzichtiger geworden. Als de kandidaten worden voorgedragen door de organisatie waar ze zelf actief in zijn, dan overschrijdt je een grens.’ Dat Kuzu uit de religieuze stroming Süleymancilar komt is inmiddels bekend, maar of hij ook is voorgedragen door die beweging is niet bewezen.

Sucu is een bekend gezicht in de Almelose Turkse gemeenschap. Hij rekent dan ook op stemmen vanuit de gemeenschap. ‘Daarom heb ik mijn kandidaatschap besproken met stichtingen waar ik een bestuursfunctie heb bekleed.’ Hij benadrukt dat hij niet om toestemming heeft gevraagd, maar dat hij wilde toetsen ‘hoe groot de animo is voor zijn kandidaatschap’.

Almelo heeft naast een Turkse ook een Armeense gemeenschap. Sucu legt uit dat de twee groepen harmonieus met elkaar omgaan en dat hij de Armeense-apostolische Kerk ook bezocht heeft. ‘Wat betreft de recente ontwikkelingen rondom de Armeense genocide, klagen veel Turkse Nederlanders tegen mij dat mijn partij heeft erkend dat er een genocide heeft plaatsgevonden. Ik leg ze dan uit dat de Tweede Kamer de kwestie als genocide heeft bestempeld, maar het kabinet niet. Als het kabinet het niet heeft erkend, hoef ik dat ook niet te doen.’

Verder vindt Sucu dat hij als kandidaat van D66 niet in alle standpunten van de partijen mee hoeft te gaan. Volgens hem biedt de partij voldoende ruimte voor de eigen ideeën van kandidaten. ‘Mocht ik afwijken van het partijstandpunt, dan zal ik dat intern bespreken.’

Identiteitspolitiek
Of er bij de gemeenteraadsverkiezingen sprake is van cliëntelisme, zoals in de Rotterdamse deelgemeente Feyenoord werd vastgesteld door het integriteitsbureau BING in 2013, valt niet te bewijzen, volgens Jean Tillie, hoogleraar Politicologie van de Universiteit Amsterdam. ‘Ik kan daarover uitsluitend speculeren. Wat ik wel kan zeggen is dat het stemmen in toenemende mate langs etnische lijnen wordt bepaald. Dat zien we bijvoorbeeld bij Denk, Bij1 en het Forum voor Democratie. Dat ze ook populistische kenmerken hebben is bijzaak. Hoofdzaak is dat ze sterk identiteitspolitiek bedrijven.’

Over de mate van organisatie binnen de Turkse gemeenschap zegt Tillie: ‘Uit mijn eerdere onderzoeken bleek dat het hoge organisatiegehalte binnen de Turkse gemeenschap bevorderend werkte voor de politieke integratie.’ In een onderzoek van 2001 van onder anderen Tillie en

emeritus hoogleraar Politieke Theorie Meindert Fennema, bleek dat Turkse Nederlanders het meest naar de stembus gingen van de vier grootste etnische groepen: Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders. Waarom? Eén van de redenen is volgens het onderzoek dat de Turkse gemeenschap relatief veel organisaties heeft. ‘Een verschil met toen is echter dat er nu binnen de Turkse gemeenschap een grotere mate van fragmentatie heerst. Eveneens is de Nederlandse samenleving in toenemende mate aan het fragmenteren. Dat wordt vertaald naar politieke verandering waarbij nieuwe opkomende partijen vooral identiteitspolitiek bedrijven.’

‘De betrokkenheid van de burger staat op het spel’

0
‘Nederlanders zijn niet revolutionair, maar lokale of nieuwe partijen zorgen vaak voor een goede uitlaatklep voor onvrede. Enig revolutionair bewustzijn van wat er mis kan gaan zou dan ook niet slecht zijn’, zegt Geerten Waling. ‘Luister naar de burger. De interesse in politiek is zeker aanwezig.’

Geerten Waling is historicus en postdoc-onderzoeker aan de Universiteit Leiden op het gebied van politieke legitimiteit. De Kanttekening sprak hem onder meer over zijn nieuwe boek, Gemeente in de genen: tradities en toekomst van de lokale democratie in Nederland, dat hij schreef met rechtsgeleerde Wim Boevink. Waling maakt zich zorgen over de groeiende kloof tussen hoogopgeleide ambtenaren en burgers die zich niet meer herkennen in het beleid.

Kent Nederland nog altijd een decentrale cultuur waarbij ook het platteland meetelt en niet alleen de regeringszetel of de grote stad?
‘Ja en nee. Het is hier niet zoals in Frankrijk, waar Parijs de grote magneet is en alle macht naar zich toetrekt. In Nederland ligt dat anders. De decentrale democratische cultuur is er hier nog wel degelijk. Het was voor ons de aanleiding dit boek te gaan schrijven, want wij vinden het een mooie traditie die bovendien al eeuwenoud is.’

Hoe heeft de Nederlandse polderdemocratie zich door de jaren heen ontwikkeld?
‘Die is, vrees ik, wat centraler geworden. Er wordt toch veel gekeken naar Den Haag. Er zijn bovendien bestuurslagen bijgekomen, wat voor de effectiviteit wel goed is, er is geen willekeur binnen onze rechtsstaat. Nederland kent een zeer goed ontwikkeld ambtelijk apparaat. Wel kun je zeggen dat de uitvoering wat is doorgeslagen. De gemeente is een loket geworden dat nationaal beleid uitvoert.’

Wat doet dat met de gemeenschap?
‘Er ontstaat een kloof tussen bestuurders en burgers en die zie je overal om je heen. De onderliggende boodschap van ons boek is dan ook: de betrokkenheid van de burger staat op het spel. Dat mag de politiek zich aantrekken. Burgemeesters treden paternalistisch op, men gaat uit van consensuspolitiek. Dat is niet gezond voor het democratisch proces, waarbij het af en toe best mag schuren. In Nederland duurt oproer nooit lang. Na twee dagen gaan we toch weer bij elkaar zitten om er samen uit te komen.’

Is met de komst van Brussel de burger nog meer op afstand gezet?
‘Het eigenaarschap van lokale aangelegenheden verdwijnt als er te veel op afstand wordt beslist. Denk aan lokale aanbestedingen die door Europese regels worden gedicteerd. De politiek moet onvrede onder de bevolking dan ook serieus nemen. Een revolutie zie ik hier niet snel gebeuren, maar tekenen moeten niet verkeerd begrepen worden. Laat ik co-auteur Voermans citeren: ‘Probeer te begrijpen hoe mensen op lokaal niveau kijken naar burgerschap. Zo voorkom je dat democratische energie weglekt.’ Want die energie is er wel degelijk.’

Is de burger nog wel geïnteresseerd in de politiek?
‘Absoluut. Hoewel de ‘officiële’ interesse via lidmaatschappen van politieke partijen terugloopt, kent Nederland nog altijd een zeer uitgebreid en goed geworteld verenigingsleven, om maar wat te noemen. Daaruit blijkt dat Nederlanders betrokken zijn bij hun omgeving en wat daar speelt.’

Bestaat de zo veelbesproken kloof tussen burger en politiek echt?
‘Door schaalvergroting en fusiegemeenten komt de gemeente steeds verder van de burger af te staan, ja. Dat schuurt enorm met dat wat een gemeente in essentie is: een consortium van burgers die een gelijk aandeel hebben in hun gemeenschap. Omdat de gemeenteraad nooit helemaal professioneel kan zijn, omdat gemeenteraadsleden er doorgaans gewoon een baan naast hebben, bestaat de kans dat gemeenten proeftuintjes worden voor democratische experimentjes. Zo valt het op dat participatie altijd goed valt bij wethouders, omdat dat meestal gaat om aansluiting bij bestaand beleid. Terwijl referenda, waarbij je je politieke lot in handen van de burger legt, meestal een schrikbeeld is voor diezelfde colleges van burgemeesters en wethouders.’

Hoe zit het met het draagvlak voor beleid, als er een kloof is?
‘Dat is minder geworden, omdat het ambtelijk apparaat steeds hoger is opgeleid en in dienst van de overheid beleid voorkoken waar laagopgeleiden zich niet in herkennen. Als er dan partijen opstaan die opkomen voor de belangen van die laagopgeleiden, worden ze populistisch genoemd. Maar dat is natuurlijk onzin. Over gezag is ook nog wel wat te zeggen, want dat wordt minder. Nu is gezag voor een burgemeester zoals een eeuw geleden niet meer van deze tijd, maar gezag voor de positie wel. Wat pijnlijker is, is het afnemende gezag van gemeenteraadsleden. Bij de komst van azc’s kunnen die ook weinig doen, maar worden er vaak op afgerekend door de omgeving. Dat botst nog wel eens.’

Hoe ziet lokale democratie eruit? Wie zijn de gemeenteraadsleden?
‘Over het algemeen kun je zeggen dat lokale politiek een oude mannenhobby is. Los van de vraag of dat voor een diverse samenstelling van de raad zorgt en een representatieve afspiegeling van de samenleving, pleit ik voor meer laagopgeleiden in de gemeenteraad. Hoogopgeleiden zijn namelijk echt oververtegenwoordigd in het bestuur. Bij lokale partijen zie je ze wel meer. Wat betreft de inhoud van de politieke agenda: de fulltimers zwaaien de scepter. Dat zijn de mensen oudere mannen dus, die na hun pensioen veel tijd hebben en daardoor ook min of meer de agenda bepalen.’

Foto: Twitter. Geerten Waling (Rotterdam, 1986) is historicus, schrijver en publicist. Aan de Universiteit Leiden is hij postdoc-onderzoeker en coördinator van het interdisciplinaire profileringsgebied ‘politieke legitimiteit’. Met hoogleraar Staats- en Bestuursrecht Wim Voermans (Universiteit Leiden) schreef hij het onlangs verschenen boek ‘Gemeente in de genen: tradities en toekomst van de lokale democratie in Nederland’. Hij publiceerde meerdere andere boeken, waaronder ‘Zetelroof: fractiediscipline en afsplitsing in de Tweede Kamer 1917-2017’ (2017). In 2016 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op het proefschrift ‘1848: clubkoorts en revolutie, democratische experimenten in Parijs en Berlijn’. De boekvorm van zijn proefschrift werd genomineerd voor de Libris Geschiedenis Prijs 2016 en veelvuldig besproken in de media.

Gemeenteraadsleden klagen wel eens over de enorme werkdruk.
‘Daarom zou ik graag zien dat aankomende gemeenteraadsleden meer ondersteuning krijgen. Voor het geld hoef je het niet te doen, dus meer geld zou al een eerste stap kunnen zijn. Daarnaast zou de griffie (gemeentelijke afdeling die de gemeenteraad ondersteunt, red.) verbreed moeten worden, zodat gemeenteraadsleden meer hulp uit die hoek kunnen verwachten. Ook een goede voorbereidende training voor het raadswerk is geen overbodige luxe. Lokale democratie verdient echt meer steun. In tegenstelling tot het stigma, besturen ze namelijk vaak mee en dat gaat prima. Ze trekken zich bovendien niets aan van klassieke ideologieën, blijkt uit onderzoek van de NRC, en er zijn ook niet meer interne crisissen dan bij landelijke partijen. Er heerst een bepaald beeld waar lokale en nieuwe partijen vaak last van hebben: dat ze worden weggezet als populistisch. Maar dat hoeft helemaal niet per definitie zo te zijn. Het blijkt sowieso niet uit de lokale praktijk.’

Wat zijn de belangrijkste zorgen rondom lokale partijen?
‘Landelijke partijen kunnen vaak terugvallen op hun moederpartij voor ondersteuning op allerlei vlakken. Dat hebben lokale partijen niet. Dus zorg voor een gelijke behandeling. Een democratie functioneert natuurlijk het best bij een gelijk speelveld. Wat ook aandacht vraagt: de vaak onnodig ingewikkelde stukken. Als een ambtenaar een half jaar met een wethouder op een stuk heeft gezeten, wordt vaak gevraagd van een raadslid dit maar even af te tikken. Terwijl de raad moet eisen dat er tijd en ruimte is om stukken goed door te nemen én dat het leesbaar is.’

Geworteld zijn in lokale politiek is belangrijk, blijkt uit uw boek. Schuurt dat met loyaliteit aan een ander land, bijvoorbeeld als het gaat om Turkse Nederlanders die loyaal zijn aan de Turkse regering?
‘Als symptoom van onze democratie is Denk erg belangrijk. Doordat partijen als Denk ontstaan, vormt zich een achterban die aanspreekbaar is. Je kunt je bedenkingen hebben over de verering van Erdogan door aanhangers van die partij, maar zolang zulke partijen functioneren binnen de democratische kaders, is er niets aan de hand. Wat zorgelijker is, is het importeren van conflicten uit het moederland naar hier. Die los je lokaal natuurlijk sowieso niet op, maar doordat partijen aanspreekbaar zijn, worden ze wel gedwongen democratische afwegingen te maken.’

U ziet een duidelijke rol voor de media binnen de lokale democratie. Zo spreekt u over ‘goed nieuws’ dat gebracht moet worden. Wat bedoelt u daarmee?
‘Je kunt als medium van relletje naar relletje rennen, maar je kunt je afvragen wat de burger daar aan heeft. Het is ontzettend belangrijk dat media uitgebreid en diepgaand verslag doen van wat zich zoal binnen een gemeente afspeelt. Dus breng niet de smeuïge sensatie, maar wat vaker het saaie, maar belangwekkende. Nu loopt de lokale verslaggeving natuurlijk hard terug. Het zou goed zijn subsidie te verstrekken aan journalisten die het lokale weer gaan volgen. Een onafhankelijke commissie zou daar over kunnen gaan. In Leiden gaat een proef van start die hier min of meer op aansluit. Wat betreft de aankomende verkiezingen: het is natuurlijk raar dat een debat in Amsterdam wordt gekaapt door landelijke politici. Het ging niet eens over Amsterdam! Ik vond het pijnlijk om te zien. Laat de lokale politiek vooral haar werk doen en zorg er als media of landelijke partij voor dat kiezers enthousiast worden om te stemmen.’

Wat heeft de lange traditie van polderen ons eigenlijk gebracht?
‘Om een flauw voorbeeld te geven. Als er een gat in de weg zit, komen Fransen samen om de overheid de schuld te geven. Nederlanders lossen zoiets het liefst zelf op. Nederlanders zijn niet revolutionair, maar lokale of nieuwe partijen zorgen vaak voor een goede uitlaatklep voor onvrede. Enig revolutionair bewustzijn van wat er mis kan gaan zou dan ook niet slecht zijn. Luister naar de burger. De interesse in politiek is zeker aanwezig.’

Ik ben altijd gelovig geweest zonder het te weten

0

Ik ben net vanuit China met een muisklik CDA-lid geworden. Ik zie Buma wel zitten, ik deel de visie van gespreide verantwoordelijkheid met het maatschappelijk middenveld en ik ben onder de indruk van de Amsterdamse lijsttrekker Diederik Boomsma. Boomsma leidt een eenmansfractie in de ultra-progressieve Amsterdamse gemeenteraad. Hij is er het enige gematigd conservatieve geluid. De door hem geagendeerde problemen, zoals vrouwenhandel en drugsgebruik door tieners, worden door de andere gemeenteraadsleden vaak gebagatelliseerd. Toen hij betoogde over de medische en sociale gevolgen van drugsgebruik voor tieners en een D66’er tegenwierp dat ‘een jointje’ niets uitmaakt, noemde hij D66 ‘een hedonistische puberpartij’. Hij was ook de enige die vraagtekens zette bij de Diyanet-financiering van de nieuwe Boven IJ-moskee in Amsterdam-Noord.

Toch voelt het gek om CDA-lid te worden, omdat ik niet christelijk ben. Natuurlijk staat het CDA niet alleen voor praktiserende gelovigen en zijn er meer atheïstische CDA’ers. Maar ik had het eerder nooit als optie beschouwd vanwege mijn achtergrond. De omgeving waarin ik ben opgegroeid was zo atheïstisch, dat pas tijdens mijn studietijd de eerste christenen en moslims in mijn kennissenkring opdoken. Ik dacht dat ik nóóit CDA zou stemmen. Mijn vrienden moeten er nog aan wennen. Toen ik mijn partijkeuze op Facebook verkondigde, leidde dat tot verbaasde reacties. Een Iraanse vriend schreef dat hij het ‘een interessante keuze’ vond gezien het feit dat ik net als hij atheïstisch ben. Later werd hij vijandiger: ‘Saaie partij.’ En: ‘Nietzsche toont de immoraliteit van de Christelijke moraal. In dat opzicht is hij blijvend van belang, met name om burgerlijke CDA’ers te ontmaskeren.’ Vroeger koesterde ik ook zo’n wantrouwen jegens christenen en CDA’ers.

Een belangrijk verschil is dat atheïsme nu geen belangrijk deel van mijn identiteit meer is. Dat komt door China. In China heb ik het algemeen westerse en christelijke aan mezelf ontdekt. Ik zie nu dat westerse christenen en atheïsten dezelfde fundamentele moreel-politieke verbeelding delen. Verschillen worden kleiner als je ze naast grotere verschillen legt. En er is zoiets als een westerse traditie, maar die is zo heterogeen en wijdverbreid, dat je haar alleen vanuit een heel vreemde cultuur, zoals de Chinese, waar kunt nemen als een object met samenhang.

Ik duid die samenhang trouwens nooit als een ‘joods-christelijke traditie’, want dat begrip legt te veel nadruk op het religieuze en plaatst de islamitische wereld te ver buiten het Westen. Als het met twee woordjes moet, prefereer ik ‘Grieks-christelijk’. Het ‘joodse’ zit dan in het ‘christelijke’ ingeschoven, omdat het jodendom vooral via het christendom Europa beïnvloed heeft. En met het ‘Griekse’ pak je de humanistische traditie en includeer je de islamitische filosofen, onder wie Kindi, Farabi, Avicenna en Averroes, die in de Griekse traditie stonden. De islam zelf staat met één voet in het Westen, met de andere erbuiten. Als religie hoort ze bij het westerse monotheïsme, maar als cultuur ontstond ze net buiten het door de Griekse cultuur gedomineerde (Oost-)Romeinse Rijk, waar de christelijke kerk ontsproten was.

Maar goed, ik geloofde eerst niet in het bestaan van een westerse traditie in het enkelvoud. Pas in China herkende ik in mezelf het Grieks-christelijke. Ik ben ‘gelovig’, waarheidsgelovig. In China valt dat op, omdat de Chinezen waarheid ondergeschikt maken aan sociale relaties, machtsbelangen en zelfbehoud. De ‘waarheid’ kan je aanpassen als dat beter uitkomt. Liegen is toegestaan. De etiquette is dat je je niet opwind over mensen die je proberen te bedriegen. Een Nederlandse zakenman met decennia ervaring in China prentte zijn Nederlands publiek tijdens een praatje in: ‘In China bent u een gelovige. U gelooft namelijk in goed en kwaad.’ En zijn advies voor zakendoen in China: ‘Je moet gewoon ook liegen.’ Een Chinees gezegde luidt: ‘Bedrieg waar je kan, als je ermee wegkomt.’ Natuurlijk kunnen westerlingen ook een potje liegen, maar we doen dat normaliter niet met de vrolijke schaamteloosheid van de Chinezen. Dat komt omdat we, in tegenstelling tot de Chinezen, een sterke traditie van natuurrecht hebben. De idee van natuurrecht is dat er boven de overheid en de regels van de machtigen, een hoger universeel recht bestaat: dat van God, de Goede Maatschappij, mensenrechten of de sharia, waar je het eerste aan kunt toetsen. Het Hogere kijkt mee.

Ik sprak de Nederlandse zakenman op zijn kantoor en hij gaf me een oefening mee om de ‘praktische’ Chinese geest te bevatten. Ik moest, zo zei hij, een stukje schrijven zonder me af te vragen of wat ik schrijf waar of onwaar is, of welke aspecten waar dan wel onwaar zijn. Ik moest niet bewust liegen, maar vanuit conflictvermijding, eigengewin en een onverschilligheid tegenover waarheid, me puur richten op het sociale effect van mijn schrijven. Een hele opgave. Westerse postmodernisten claimen niet meer in waarheid en rechtvaardigheid te geloven en alleen nog in macht, maar dat is zelfbedrog. Nee, Chinese partijfunctionarissen laten zien hoe een echte onverschilligheid tegenover ‘waarheid’ en ‘rechtvaardigheid’ eruitziet. Ach, hedendaagse westerse intellectuelen zijn hartstikke gelovig, maar dat weten ze vaak niet. Provincialisme.

Dit alles gooide ik de Facebook-discussie in. Wat likejes hier en daar, maar niet iedereen was onder de indruk van mijn hoogdravende praatjes. Ze brachten een Amsterdamse vriend, die net als ik dol is op journalist Christopher Hitchens, maar ook diens antitheïsme onderschrijft, tot steigeren. Hij appte dat ik als ‘gelovige’ even serieus te nemen ben als een ‘vegetariër die vlees eet’. Nu gaat hij trouwens zelf ook op Boomsma stemmen, zo schreef hij, vanwege een gebrek aan betere rechtse alternatieven: ‘Het moet maar.’ Maar hij wilde me toch nog even pesten: ‘De groeten aan Jezus.’

Effectbejag en symboolpolitiek

0

Er komen verkiezingen aan, dus is het politieke debat-seizoen weer aangebroken. Het politieke debat, een rituele dans rond uitgekauwde thema’s, stokpaardjes, clichés en one-liners. Het politieke debat als podium voor schaamteloze persoonsverheerlijking en effectbejag door alleen in te zetten op thema’s waarmee maximale politieke winst en maximale media-aandacht te behalen valt. Het politieke debat waar de kwaadheid van de burger op sociale media de agenda bepaalt en door politici feilloos wordt vertaald in populistische sentimenten.

Zo was er het debat in Amsterdam in februari, waar FvD-leider Thierry Baudet alle ruimte kreeg zijn racistische denkbeelden te ventileren en zijn tegenstanders eenvoudigweg overschreeuwde. Hij maakte er een beschamende show van door de inmiddels afgetreden nummer twee op de Amsterdamse FvD-lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen, Yernaz Ramautarsing, op het toneel te roepen. Ramautarsing kwam op hoge toon verhaal halen naar aanleiding van de kritiek op zijn racistische uitspraken over IQ-verschillen tussen volkeren.

Dan was er de uitzending van De nieuwe maan begin maart waarin de anti-islamitische waakhond van Leefbaar Rotterdam, Tanya Hoogwerf, in debat ging met de plaatselijke lijsttrekker Stephan van Baarle van Denk. Nou ja, debat, het was vooral door elkaar schreeuwen, waarbij de doorgaans welbespraakte en ervaren gespreksleider Nadia Moussaid nauwelijks tussenkwam. Gelukkig waren er in het tweede deel van het programma een aantal verstandige dames die de twee Rotterdamse politici terechtwezen.

En dan was er in de Arminius-kerk in Rotterdam een paar dagen later het onvermijdelijke islamdebat. Waar zouden we zijn zonder een islamdebat op gezette tijden? Ook dit was een tenenkrommende vertoning, vooral omdat het debat niets van doen had met de islam. Van links tot rechts werd ‘de islam’ gebruikt als stoplap, als een containerbegrip om een heel scala aan werkelijke en denkbeeldige problemen te benoemen.

Dat zijn allemaal zaken waarvan je zou kunnen beweren dat het voornamelijk om rechtse en populistische stemmingmakerij gaat. Laat ze lekker in hun sop gaarkoken denk je dan. Maar toen was er het bericht over de problemen met de linkse samenwerking in Rotterdam. Even de feiten. Ruim een maand geleden sloten PvdA, GroenLinks, SP en de door de islam geïnspireerde partij Nida een links verbond. Op basis van een puntenprogramma zouden de lokale afdelingen van deze partijen een samenwerking aangaan om zo een tegenwicht te bieden aan de populistische pogingen bevolkingsgroepen uit elkaar te drijven. Let wel, het ging hier om een lokaal initiatief gericht op de bevolking van Rotterdam op basis van strikt lokale punten, niets meer en niets minder. Het ging er niet om de vier partijen in elkaar op te laten gaan.

Het zag ernaar uit dat deze samenwerking wel eens extra zetels zou kunnen opleveren. Maar toen dook er een tweet op van Nida uit 2014 waarin de partij Israël vergeleek met IS, toen nog heel actief. Aanleiding was de aanval op Gaza door het Israëlische leger waarbij aan Palestijnse zijde ruim tweeduizend doden vielen, onder wie veel kinderen. Ordinaire terreur dus, net als de praktijken van IS, maar zoals gebruikelijk keken de vrienden van Israël in het Westen de andere kant op. Het ging immers om ‘gerechtvaardigde zelfverdediging’ door Israël. En wie daar kritiek op heeft, wordt zoals gebruikelijk door Israël en zijn bondgenoten uitgemaakt voor antisemitisch.

De gewraakte tweet van Nida was geen diepgaande analyse, dat kan ook niet in een tweet, maar was bedoeld om het meten met twee maten aan de kaak te stellen en verontwaardiging te laten horen over het zionistische geweld in Gaza.

Nu bijna vier jaar later wordt de partij met deze tweet om de oren geslagen. Of partijleider Nourdin el-Ouali nog steeds achter die tweet staat. En of die niet kan worden ingetrokken. Aanvankelijk gaven de lijsttrekkers van de overige drie partijen van het links verbond geen krimp. Er was gemor bij Lodewijk Asscher (PvdA) en Lilian Marijnissen (SP) verklaarde dat voor haar het links verbond niet had gehoeven want ‘de SP vindt de scheiding van kerk en staat heel belangrijk’. Huh? Waar gaat dat nu weer over?

Maar het was Jesse Klaver van GroenLinks die met een oekaze vanuit Den Haag op de proppen kwam en zijn Rotterdamse lijsttrekker de opdracht gaf de stekker uit het verbond te trekken. Waarom? Omdat het ongepast is om Israël met IS te vergelijken. Kennelijk had de propagandamachine van de Israël-lobby, daarbij geholpen door het CIDI en de politieke vrienden van Benjamin Netanyahu, haar werk gedaan.

Diep en diep triest dat niemand van de journalistiek zich afvroeg of die vergelijking tussen IS en Israël misschien niet heel terecht is. Diep en diep triest dat zelfs Klaver aan effectbejag doet en is gezwicht voor de lange arm van Jeruzalem.

De humor van Pim F.

0

Het was dan wel vakantie, maar in de media is het nooit vakantie. Dus werd ik tijdens mijn vrije week gebeld door de redactie van het televisieprogramma De nieuwe maan. In het kader van de gemeenteraadsverkiezingen organiseerden ze een minidebat tussen Tanya Hoogwerf van Leefbaar Rotterdam en Stephan van Baarle van Denk. Na het debat wilden ze drie niet-politici commentaar laten geven. Of ik wilde komen.

Ik geef graag mijn mening, maar zo vlak voor een uitzending heb ik meestal spijt. Dit keer was het extra spannend, omdat Denk en Leefbaar lijnrecht tegenover elkaar staan en elkaar agressief bevechten. Het zou er vast hard aan toegaan.

Er waren van beide partijen aanhangers meegekomen, de sfeer was niet zodanig dat ik me helemaal op mijn gemak voelde. Waarom had ik in vredesnaam toegezegd.

Eerst zou er gedebatteerd worden, daarna kwamen de ‘commentatoren’ – een Rotterdamse kunstenares, een columniste/filosofe die in Trouw publiceert en ik.

Over het debat kan ik kort zijn: dat was geen debat. De gespreksleidster, Nadia Moussaid, kweet zich goed van haar taak, maar er was geen redden aan. De posities waren al ingenomen, de achterban moest bediend worden, en dan heb je geen ruimte in je hoofd meer vrij om ook nog eens te luisteren.

Toen kwamen wij, de commentatoren. ‘Dit was geen debat, dit was elkaar vliegen afvangen. Jullie wentelen je alle twee in de slachtofferrol’, dat was mijn mening. ‘Daar heb ik last van. Want wat mijn kinderen ervan opvangen zorgt ervoor dat ze ook in die slachtofferrol gaan zitten. Jullie moeten allebei leren dealen met deze maatschappij waarin mijn kinderen zijn, en blijven. Mijn kinderen zijn de toekomst en daar moeten we mee leren omgaan.’ Ik kreeg nog applaus ook.

Hoogwerf betichtte me van ‘vooringenomenheid’. Ik weet niet hoe ik mijn mening anders had kunnen formuleren. Het was een reactie op wat ik gehoord had. Dus wat ze daar precies mee bedoelde weet ik niet.

Na de opname dronk ik nog een kopje thee. Het publiek en de aanhangers van de twee partijen liepen door elkaar, allebei trots op hoe ze hun partij hadden gerepresenteerd. Beide kanten waren goed herkenbaar. Denk bracht vooral in pak geklede mannen mee, gewichtig – zowel figuurlijk als vaak letterlijk – met glimmend zwart haar en al dan niet een (zweem van een) baard. De aanhang van Leefbaar kenmerkte zich door een meer volkse uitstraling, maar er waren ook wat jongeren met strak kapsel bij, allen oer-Hollands. Ik bedoel dus blank.

Zo en groupe vond ik ze vrij onbenaderbaar, maar een vriendin die met mij mee was raakte in gesprek met een van de mannen van Leefbaar. Een oudere man, halflang grijs krullend haar, doorleefd gezicht, fors postuur. We hadden hier een ware aanhanger van Pim te pakken, de charismatische vermoorde politicus voor wie hij ook een soort onbetaalde lijfwacht was geweest. ‘Als ik daarbij was geweest’, op het mediapark bedoelde hij, ‘dan was het niet gebeurd’. Ik wil bijna schrijven dat er een traan in zijn ooghoek pinkte, maar laat ik niet overdrijven.

‘Ik ben niet van Leefbaar, hoor’, zei mijn vriendin. Maar dat gaf niks. ‘We hoeven niet allemaal hetzelfde te denken’, zei de man vergoeilijkend. Dat klonk heel verzoenend na het ruzieachtige debat. Hij vertelde hoe hij Pim miste, want Pim had fantastische humor. Toen vertelde hij een mop die Pim hem ooit vertelde toen ze samen in de lift stonden, een mop niet geschikt voor reproductie in deze column. Had een leerling die grap gemaakt, dan had ik hem/haar eruit gestuurd. Maar we zaten hier niet in de klas, dus we luisterden en knikten.

Ik was eigenlijk een beetje moedeloos geworden van dit ‘debat’ waar partijen niet naar elkaar luisterden en geen stap dichterbij elkaar kwamen. Maar om positief te eindigen: ik realiseerde me naar aanleiding van deze avond ook dat we het in mijn klas nog niet zo slecht doen. Alles waar die politici het over hadden is voor ons dagelijkse kost. Alleen is het streven bij ons om naar elkaar te luisteren en om met argumenten te komen. En humor hebben we beslist, maar godzijdank niet de humor van Pim.

‘Achter deze strijd zit een enge censuurdrift’

0
‘De tegenstanders streven naar een soort culturele apartheid’, zegt journalist Carel Brendel over de recente actie voor een verbod op indianen- en cowboyfeesten.

Evenementenpodium TivoliVredenburg in Utrecht maakte onlangs bekend geen kinderfeesten met cowboys en indianen meer te willen organiseren, nadat publicist Anousha Nzume en de extreem-linkse actiegroep De Grauwe Eeuw dat bestempelden als racistisch. Door rechtse politieke partijen, het CDA voorop, en op social media werd daar verontwaardigd op gereageerd.

Hoe moeten we deze ophef duiden? De Kanttekening sprak erover met politici Simion Blom en Anne Adema, journalist Carel Brendel, hoogleraar Jan Willem Duyvendak en activist Inge Pierre.

Simion Blom (29), gemeenteraadslid namens GroenLinks in Amsterdam, vertelt dat de discussie over het indianenfeestje en Redface (de indianenvariant op Blackface) in Nederland nog niet eerder is gevoerd. Niettemin is hij van mening dat onze samenleving best ‘cultureel sensitiever’ mag zijn. ‘Een indianenfeestje lijkt onschuldig, maar tijdens het kolonialisme zijn inheemse indianen in Amerika onderdrukt en vermoord.’ Blom vindt het ‘moedig’ dat Tivoli met deze gevoeligheden rekening wil houden.

Die mening staat haaks op die van Anne Adema (27), kandidaat-gemeenteraadslid namens het CDA in Kampen. ‘Het is een kinderfeest. Met carnaval lopen er allemaal volwassen mannen in het zuiden van het land verkleed als uiteenlopende personages. Ik weet niet wanneer we met elkaar hebben afgesproken dat Nederland één grote safe space geworden is. Nog even en er komt een verbod op Lucky Luke.’ Volgens Adema gaat de discussie eigenlijk niet over etnische tegenstellingen, maar om de antithese tussen Amsterdam en de provincie. ‘Het is een grachtengordeldiscussie die is geadopteerd door de linkse media, GroenLinks en een deel van de PvdA. Je zult meer donkere mensen in de provincie treffen die geen moeite hebben met Zwarte Piet of een indianenfeestje dan witte bakfietsmannen bij GroenLinks Amsterdam.’

Onderzoeksjournalist en blogger Carel Brendel (68), auteur van het geruchtmakende boek Het verraad van links, is het roerend met Adema eens. ‘We hebben het over een gezellige verkleedpartij voor kinderen die waarschijnlijk geen enkele racistische of kolonialistische bijgedachte hebben.’ Brendel vindt identity politics hypocriet, omdat meestal alleen blanken racisme worden verweten. ‘In werkelijkheid bestaat er ook racisme van Marokkanen tegen zwarten en Turken, racisme van Surinamers tussen hindoes en creolen, enzovoorts.’ Door zo compromisloos te zijn heeft identity politics volgens Brendel totalitaire trekken gekregen. ‘Achter deze strijd zit een enge censuurdrift. Straks worden alle western films of alle volksfeesten met ‘beledigende’ verkleedpartijen verboden. De tegenstanders streven naar een soort culturele apartheid.’

Hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam Jan Willem Duyvendak (59) ziet dat anders. Hij vindt net als Blom dat onze samenleving sensitiever om moet gaan met identiteitsgevoelige kwesties, ook als er (nog) geen ophef over is. ‘Je hebt geen activisten nodig om maatschappelijke kwesties te problematiseren. Je kunt ook zelf de analyse maken of iets wel of niet racistisch is.’ Het valt de hoogleraar op dat veel voor- en tegenstanders van de indianendiscussie geen dialoog wensen. ‘De actiegroep eist een heleboel dingen en dreigt met geweld, het kabinet vindt de discussie te idioot om het erover te hebben.’ Een vergelijking met het verleden dringt zich op. ‘Zestig jaar geleden, tijdens de verzuiling, waren de ideologische verschillen in ons land enorm, maar werden de tegenstellingen gepacificeerd door de elites. De ideologische verschillen zijn nu veel kleiner, maar de elites slaan elkaar op de kop. De omgekeerde situatie.’

Wat vindt Duyvendak van de door Adema geschetste tegenstelling tussen Amsterdam en de provincie? ‘De wereld buiten de Randstad is ook enorm veranderd na de jaren zestig. Tradities veranderen. Het beeld dat in de provincie de tijd heeft stilgestaan klopt niet.’ Als voorbeeld noemt hij het homohuwelijk. ‘Twintig jaar geleden waren het CDA en ook veel VVD’ers tegen het homohuwelijk, maar nu wordt het als een Nederlandse traditie gezien. Rechtse partijen omarmen de progressieve verworvenheden van links, wel een beetje laat, en gebruiken dat om zich tegen nieuwkomers, vooral tegen moslims, af te zetten. De ideologische verschillen tussen links en rechts zijn in Nederland helemaal niet zo groot. Daarin lijken we totaal niet op de Verenigde Staten, waar de Republikeinen wel een conservatieve culturele agenda hebben. Rechts Nederland vindt vooral dat de ontwikkelingen te snel gaan. Daarom verzetten het CDA en de VVD zich tegen genderneutrale toiletten. Wellicht zullen ze dat over twintig jaar vol vuur verdedigen als Nederlandse traditie.’

Duyvendak laakt het eenzijdig veroordelen van identity politics. ‘Als minderheden ergens kritiek op hebben, dan wordt dat door rechts meteen veroordeeld als identiteitspolitiek. Dat is onterecht. De meerderheidscultuur doet evenzo aan identiteitspolitiek. Al eeuwenlang zelfs. Maar als linkse activisten zich tegen heteronormativiteit of Zwarte Piet verzetten, wordt dat plots veroordeeld als identiteitspolitiek.’

Activist Inge Pierre (48) is verbonden aan de stichting Kaikoesie, die zich inzet voor inheemse indianen uit Suriname. Ze hekelt de stereotyperingen van indianen. ‘Je wordt tot een onnozel iemand gebombardeerd. Indianen zeggen geen ugh en wonen niet in een wigwam. Het is extra pijnlijk, omdat wij door de witte Europeanen zijn verdreven en deels uitgemoord. We zijn nog maar met weinig mensen. Door die clichés wordt ons ingeprent dat we overwonnen zijn. Onze bijdragen aan de wereldeconomie, denk aan maïs en tomaten, worden weggelaten. Het is goed dat de clichés worden aangepakt. We willen kinderen hun plezier niet ontnemen, maar we willen ook dat kinderen onderwezen worden over hoe indianen werkelijk leven.’