De Turkse president Recep Tayyip Erdogan heeft in een toespraak het islamitische karakter van Istanbul benadrukt. ‘Dit is Istanbul, niet Constantinopel.’
Erdogan deed zijn uitspraak tijdens een bijeenkomst waarop de val van Constantinopel werd herdacht. In 1453 veroverde de Ottomaanse sultan Mehmet II Constantinopel, dat meer dan 1200 jaar diende als hoofdstad van het christelijke Byzantijnse Rijk. Hierna raakte de naam Istanbul in zwang.
In zijn speech noemde Erdogan de stad niet alleen Istanbul, maar ook Islambul. Istanbul zou afgeleid zijn van ‘islam bol’ (veel islam) en ‘islam bul’ (vind de islam). De naam Islambul was vooral populair tijdens het bewind van sultan Mustafa III, die van 1757 tot 1774 over het Ottomaanse Rijk heerste.
Erdogan zei ook: ‘Sommige mensen willen dat Istanbul weer verandert in Constantinopel’. Een indirecte aanval op CHP-politicus Ekrem Imamoglu, die onlangs tot nieuwe burgemeester van Istanbul is verkozen.
Onder druk van Erdogan besloot de centrale kiesraad dat er nieuwe verkiezingen in Istanbul moeten komen. Die zullen plaatsvinden op 23 juni. Erdogan wil dat zijn AKP-partijgenoot Binali Yildirim de nieuwe burgemeester wordt.
Oekraïners komen alleen naar Polen om er zestig uur per week te werken – althans, dat is het idee dat in Polen leeft. Niets is minder waar. Aan de Poolse universiteiten en hogescholen studeren bijna 38.000 Oekraïners. Welke moeilijkheden ervaren ze? Willen ze blijven? En wat denken ze van de ‘leegloop’ van Oekraïne? De Kanttekening sprak met vijf (voormalige) studenten.
Busstation Warschau-West. Een deprimerende omgeving met schreeuwende billboards en kleurrijke reclame: werk, bus naar Oekraïne, Poolse simkaart. Opschriften in het Cyrillisch staan keurig naast Poolse teksten.
In mei 2017, tijdens mijn laatste bezoek aan het thuisfront, had niemand het over Oekraïners. Ze waren onzichtbaar, hoewel ze met veertigduizend mensen de tweede grootste minderheid in Polen vormen. Ondertussen ‘zitten ze overal’, zoals mijn Poolse vrienden en familie me verzekeren. Oekraïens mengt zich met Pools in de supermarkten, hotels en restaurants. Oekraïners zijn in de aardbeienvelden te vinden, maar even goed aan de Poolse universiteiten en hogescholen.
Meer dan de helft van de buitenlandse studenten – 37.683 personen – komt tegenwoordig uit Oekraïne. Het aantal is in de voorbije vijf jaar bijna verdubbeld. Daarom ben ik niet verbaasd dat er in de Flixbus naar Polen een Oekraïense student marketing naast me zit.
‘Banen stelen en wapens verzamelen’
Voor Kirill Sukhota (26) was de komst naar Polen drie jaar geleden vrij logisch: hij heeft Poolse roots en werd aangemoedigd door zijn ouders om in Krakau te gaan studeren. ‘Met Karta Polaka (letterlijk: De kaart van een Pool) had ik trouwens een voorsprong’, legt hij uit. Dit document, ingevoerd in 2008, bevestigt dat iemand tot de Poolse natie behoort. Er zijn een aantal voordelen aan verbonden, zoals het recht om een eigen bedrijf op te richten onder dezelfde voorwaarden als Polen of om gebruik te maken van medische zorgen in noodgevallen. Na drie jaar in Polen heeft Sukhota een permanente verblijfsvergunning. Hij weet nog niet of hij blijft. ‘Ik zal kijken waar mijn mogelijkheden liggen. Nu ben ik bijna klaar met mijn bachelor en ga ik mijn studies in Polen voortzetten. Maar wie weet – misschien ga ik nog elders wonen.’
Volgens een online enquête van het Instituut voor Publieke Zaken uit 2018 is 29 procent van de duizend bevraagde Oekraïense studenten van plan na zijn of haar studies naar een ander EU-land te verhuizen. Min of meer hetzelfde percentage zou willen blijven, zoals de ondertussen afgestudeerde Maksym Sytnikov. Hij verliet het land in 2013. Kort vóór de Euromajdan, de hevige protesten tegen president Viktor Janoekovytsj. Hij weigerde het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne te ondertekenen. ‘De situatie zag er niet zo positief uit’, vertelt Sytnikov op zijn werkplek, Stichting Open Dialoog, in hartje Warschau. ‘Om die reden besloot ik in het buitenland te gaan studeren. Polen is het dichtstbijzijnde land. Het is ook de enige plek in de Europese Unie die ik al kende. En laat ik eerlijk zijn: het is ook aanzienlijk goedkoper dan West-Europa.’ Na zijn aankomst in Polen voelde hij zich eindelijk vrij. ‘Ik kon diep ademhalen.’ Voelt hij dezelfde vrijheid nu de rechtse partij PiS aan de macht is? ‘In 2015 veranderde niet alleen de regering, maar ook de houding tegenover migratie, dus ook de houding tegenover Oekraïners’, geeft Sytnikov toe. ‘Hieervoor werd de immigratie aangemoedigd, maar nu wordt het eerder geproblematiseerd.’
Het internet staat vol met mythes over Oekraïners die banen van Polen stelen en wapens naar de EU smokkelen. De houding van Polen tegenover hun oostelijke buren is vergelijkbaar met die van Nederlanders tegenover Polen. ‘We worden vaak gezien als goedkope arbeidskrachten die alles verdragen. Ook respectloos gedrag. Maar uiteindelijk komen mensen naar Polen voor een eerlijk loon, voor werk dat in Oekraïne schaars en onzeker is.’
Sytnikov werd onlangs zelf uitgescholden in een bar mleczny (goedkoop snelbedieningsrestaurant, typisch voor Polen, red.). ‘Ik was met een Oekraïense vriendin aan het eten. Toen een oudere man ons Oekraïens hoorde praten, begon hij te schreeuwen en ons te beledigen in alle talen die hij kende: Pools, Russisch en zelfs Engels. We filmden het en deden aangifte bij de politie. Zoiets kan je gewoon niet tolereren.’ De vele Oekraïners die Sytnikov kent proberen zulke voorvallen meestal snel te vergeten. ‘Maar je moet echt reageren. Zulk gedrag is gewoon een misdaad.’
Over geschiedenis praat ik niet
Anti-Oekraïens sentimenten bestaan in Polen al decennia. Sommige politici blijven olie op het vuur gooien door historische kwesties naar boven te halen. Zoals Włodziemierz Osadczy, een historicus uit Lviv (een stad in het uiterste westen van Oekraïne, tot 1939 was de stad Pools, red.) en een kandidaat voor het Europees Parlement. Hij brengt de Wolynië-kwestie, de etnische zuiveringen van Polen door Oekraïense nationalisten tijdens de Tweede Wereldoorlog, steeds opnieuw ter sprake. Deze gebeurtenis wordt regelmatig misbruikt om verdeeldheid te zaaien. Het thema dook ook op vóór de Europese Verkiezingen. Trollen die de Poolse, rechtse en eurosceptische coalitie Konfederacja ondersteunen, plaatsten anti-Oekraïense berichten op Facebook en Twitter, onthulde het Londense Institute for Strategic Dialogue. Vier van de tien meest populaire hashtags verwezen naar de bloederige geschiedenis van Wolynië. ‘In dit verhaal valt een eenzijdige presentatie van gebeurtenissen zonder bredere context op. De bedoeling is om mensen te overtuigen dat de Oekraïners van vandaag vijanden van de Polen zijn, omdat hun voorouders Polen hebben gedood’, schrijft Anna Mierzyńska op oko.press, een Poolse website voor fact checking en onderzoeksjournalistiek.
‘Maar vele Oekraïners die naar Polen komen weten niet eens wat hen wordt verweten’, vertelt Igor Isajew. Hij is journalist en activist en woont nu tien jaar in Polen. ‘Ze identificeren zich niet met de leider van de nationalistische beweging Stepan Bandera (een zeer controversiële Oekraïense vrijheidsstrijder, die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de nazi’s, red.) en de gebeurtenissen in Wolynië. Het was trouwens een regionaal conflict.’
Yevhenia Sarhina, studente Internationale Betrekkingen uit Kiev, neemt deze historische beschuldigingen niet persoonlijk. ‘Ik heb het gevoel dat ze vooral van laagopgeleide mensen komen die politici klakkeloos napraten.’ Zelf mijdt ze de thema’s geschiedenis en politiek als de pest. ‘Ik wil niet beledigd worden of beledigen. Het is een veilige keuze.’ Ze vindt wel dat Polen en Oekraïne de geschiedenis achter zich moeten laten. ‘Elkaar verwijten blijven maken leidt toch nergens naartoe. Je kunt je als natie wel verontschuldigen en spijt hebben, maar je moet toch verder, een nieuwe relatie opbouwen. Dat betekent natuurlijk niet dat je alles moet vergeten.’ Maar hoe kan je dat doen als je er niet over praat?
Daarom vindt de Oekraïense historicus en journalist Roman Kabaczij de dialoog tussen Oekraïne en Polen cruciaal. ‘We moeten communiceren. Zeker in de huidige context van de verslechterende politieke en diplomatieke betrekkingen tussen beide landen.’ Hij oppert tijdens het festival WrocLOVEUkraina een reeks gesprekken, telkens tussen een Pool en een Oekraïner. De opzet is simpel: samen zitten en praten, ondanks de politieke geschillen en verdeeldheid.
Ondanks deze events rondom Oekraïne en de Poolse nieuwsgierigheid naar het buurland is de ‘hejt’ (het verspreiden van haat, vooral online) tegen Oekraïners pijnlijk zichtbaar. ‘Maar laat ik eerlijk zijn: haatzaaien tegen migranten kom je in elk land tegen’, zegt Sarhina. ‘Polen vormt hier helaas geen uitzondering op.’ In het etnisch homogene Polen wordt weerzin tegen migranten ook nog versterkt door de anti-immigratie retoriek van de regerende partij. De deuren voor vluchtelingen staan potdicht. Vluchtelingen vanuit Oekraïne zijn wel welkom: volgens een enquête stemt 56 procent van de Polen in met de komst van Oekraïners uit Donbass, waar sinds 2014 een oorlog woedt. Maar in het algemeen zijn Polen niet zo positief ingesteld tegenover Oekraïners: hun houding is de laatste twee jaar zelfs verslechterd en heeft het niveau van tien jaar geleden bereikt, meldde het Publieke Opiniepeilingscentrum vorig jaar. Zo heeft 40 procent van de respondenten geen behoefte om met Oekraïners op te trekken. Uit een andere peiling van Havas Media Group bleek daarentegen dat 52 procent van de duizend respondenten wel positief staat tegenover Oekraïense werknemers in Polen. Uit ditzelfde onderzoek blijkt tegelijk dat 38 procent van de respondenten van mening is dat er te veel Oekraïners in Polen werken, en 65 procent bekritiseert een vijandige houding van Polen tegen Oekraïense werknemers.
‘Oekraïners hebben doorgaans positieve ervaringen met Polen gehad’, vertelt historicus Kabaczij. Sarhina, die gefascineerd is door de Poolse taal en cultuur, bevestigt dat. Sytnikov is optimistisch, ondanks de recente agressie en anti-Oekraïense hejt. ‘Polen blijft een ontwikkeld en democratisch land. Je ziet duidelijk dat het een Europees land is: er heerst hier orde, in tegenstelling tot Oekraïne. Daar moet nog van alles gebeuren voor het een vergelijkbaar land kan worden: van het aanpakken van corruptie tot het aanleggen van wegen. Laten we hopen dat de nieuwe Oekraïense president de nodige verandering op gang kan brengen.’
Foto: uitzendbureau Wroclaw, Ula Idzikowska
‘Een land is voor de burger, niet andersom’
Het vooruitzicht op een beter leven brengt Oekraïners naar Polen en Polen naar Nederland. Volgens de Socialistische Partij (SP) leidt ‘deze ongecontroleerde toestroom van arbeidsmigranten tot overlast, verdringing en uitbuiting’. Zien Oekraïners de ‘leegloop’ in hun land ook zo?
Sytnikov beschouwt arbeidsmigratie als iets positiefs: ‘Het is een soort win-win situatie voor Polen en Oekraïne. Oekraïners betalen in Polen sociale premies, de studenten betalen voor het onderwijs. Als we niet met zovelen waren dan zouden sommige hogescholen hun deuren moeten sluiten. Arbeidsmigranten blijven trouwens meestal maar tijdelijk in Polen: met het verdiende geld kunnen ze in Oekraïne investeren, bijvoorbeeld door een huis te kopen.’
Natalia*, die inmiddels vier jaar in Polen woont, vindt dat migratie een privézaak is. Politici zouden zich hiermee niet moeten bemoeien. ‘Ze leven in een totaal andere wereld dan wij. Je hebt toch maar één leven, één familie. Dan is het logisch dat je er ook het beste van wil maken. Daarom sturen ouders hun kinderen naar het buitenland. Zodat ze zich daar kunnen ontwikkelen en een betere start krijgen.’ Natalia is voort van mening dat een land er voor zijn burgers moet zijn, in plaats van andersom. ‘Als politici en bedrijven geen betere werk- en leefomstandigheden kunnen creëren, dan is het ook logisch dat mensen vertrekken.’ Daar komt nog bij dat ‘Oekraïne zich onvoldoende kan ontwikkelen omdat er simpelweg te veel gestolen wordt’, geeft Sytnikov aan.
Natalia is niet van plan om terug te keren naar Oekraïne, hoewel ze gelooft dat de situatie zal verbeteren. Ze heeft een Poolse partner en liet ook haar ouders naar Polen overkomen, om hen te laten zien dat ze ook een betere toekomst kunnen krijgen. ‘Voor de oudere generatie die nooit had gereisd is het een grotere uitdaging dan voor jonge mensen die mobieler zijn. Daarom heb ik werk voor mijn ouders gevonden in een kleinere stad. Daar voelen ze zich meer thuis. Bovendien wilde ik hen niet afhankelijk van mij maken.’
Sytnikov blijft voorlopig ook in Polen. ‘Op zich maakt het voor mij niet zo uit waar ik woon, zolang ik mij er maar thuis voel. En dat is in Warschau het geval.’
Zwarte activisten die de ideologie van het afrocentrisme aanhangen eigenen zich het Oude Egypte cultureel toe. Farao Toetanchamon en koningin Cleopatra zouden in werkelijkheid zwart zijn geweest. Helaas voor de activisten is dat niet het geval.
Er was onlangs ophef in de Franse media. Zwarte activisten wilden in april een tentoonstelling over Toetanchamon in Parijs verbieden, omdat de Egyptische farao daar als licht getint persoon werd voorgesteld, terwijl hij volgens de activisten zwart zou zijn. Het witwassen van Toetanchamon was volgens de activisten een vorm van racisme.
Deze ophef staat niet op zichzelf. Vorig jaar publiceerde magazine One World een artikel van Aicha Hamdi, waarin ze beweerde dat er goede argumenten waren voor de bewering dat de Egyptische koningin Cleopatra zwart was en dat Noord-Afrikanen die die stelling belachelijk vonden bewust bezig waren ‘met het uitwissen van de zwartheid van het Oude Egypte’.
De Franse activisten van kleur en Aicha Hamdi zijn aanhangers van het zogenoemde afrocentrisme: de ideologie dat de menselijke beschaving in Afrika begon, Egypte een zwarte beschaving was en dat Europa alles aan Afrika te danken heeft. Hoe zit het eigenlijk met het Oude Egypte? Was dit een zwarte beschaving? Welke andere oude beschavingen kende Afrika nog meer? En wat voor ideologie is het afrocentrisme eigenlijk precies? Historicus Ewout Klei legt het uit in dit essay voor de Kanttekening.
Foto: Boeken over afrocentrisme, Wikimedia Commons
Dertig eeuwen
Cleopatra was in werkelijkheid helemaal niet zwart. Ze was ook niet van Noord-Afrikaanse origine, maar Grieks-Macedonisch. Ze was van de dynastie van de Ptolemeeërs die, na de onverwachte dood van Alexander de Grote in Babylon, de macht in Egypte hadden gegrepen. De Ptolemeeërs waren dus een allochtoon vorstenhuis, hoewel ze hun best deden zich heel Egyptisch voor te doen. Omdat na Cleopatra de Romeinen de macht grepen in Egypte wordt Cleopatra gezien als de laatste koningin van de oude en machtige Egyptische beschaving. Niet helemaal terecht, maar wel begrijpelijk.
De Egyptische beschaving heeft zo’n drieduizend jaar bestaan, dertig eeuwen, en was een van de oudste beschavingen uit de wereldgeschiedenis. De Egyptenaren hadden hun eigen schrift, het hiërogliefenschrift, bouwden reusachtige piramides, begroeven hun koningen met pracht en praal en hielden een ingewikkeld systeem bij om de landbouweconomie in goede banen te leiden.
Maar waren de Oude Egyptenaren zwart? Helaas voor de activisten is dat niet het geval. Wetenschappers zijn er nog niet helemaal over uit, maar uit bloed- en DNA-onderzoek blijkt dat de Oude Egyptenaren verwant zijn aan andere Noord-Afrikaanse volkeren. Belangrijker dan ras is echter de cultuur. Egypte hoorde, omdat het land aan de Middellandse Zee lag en een tijdlang ook over Palestina, Libanon en delen van Syrië heerste, tot de cultuur van het Midden-Oosten. De belangrijkste tegenstanders van Egypte, de Hettieten, de Assyriërs, de Babyloniërs en de Perzen, hadden hier ook hun rijken.
Zwarte koninkrijken
Was er dan helemaal geen contact met zwarte volkeren? Die contacten waren er wel degelijk. De Egyptenaren voeren met hun schepen over de Rode Zee naar het land Punt, waar ze hun goud vandaan haalden. Waar Punt precies lag is onbekend, maar historici vermoeden ergens in de buurt van Eritrea, Djibouti en Somalië.
Direct ten zuiden van Egypte lag een gebied dat de Oude Egyptenaren Nubië noemden. Tegenwoordig is dit het zuiden van Egypte en het noorden van Soedan. De Nubiërs hadden een zwarte huidskleur. De Egyptenaren haalden uit Nubië slaven maar ook huurlingen. Tijdens het Nieuwe Rijk (1550-1070 voor Christus) was Nubië een Egyptische kolonie. Na de val van het Nieuwe Rijk stichtten de Nubiërs het koninkrijk Kush. Ze bouwden hun eigen piramides en heersten zelfs een tijdje over Egypte, als de vijfentwintigste dynastie. Pas in 350 na Christus ging Kush ten onder, na een inval van het zuidelijker gelegen koninkrijk Aksum.
Aksum is de voorloper van Ethiopië. Dit koninkrijk is vooral bekend omdat hier volgens de legende de Ark van het Verbond verborgen zou zijn (volgens Indiana Jones and the Raiders of the Lost Ark lag de ark trouwens in de Egyptische stad Tanis). Ook onder moslims is Aksum bekend, daar enkele metgezellen van Mohammed in het christelijke koninkrijk asiel kregen toen ze voor de machthebbers in Mekka waren gevlucht. De Ethiopiërs van Aksum hadden een hoog ontwikkelde beschaving, mede dankzij hun internationale handelscontacten. Ze hadden ook hun eigen alfabet. Rond het jaar 1000 ging Aksum plotseling ten onder, wellicht als gevolg van de intensieve landbouw.
Foto: Voorpagina The Crisis, Wikimedia Commons
Afrocentrisme en Wakanda
Er is voor zwarte activisten dus genoeg oude zwarte geschiedenis om trots op te zijn. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het islamitische rijk Mali en het machtige koninkrijk Zimbabwe. Waarom dan toch die poging van sommige auteurs om het Oude Egypte toe te eigenen? Misschien heeft dit met existentiële onzekerheid te maken, de vraag naar wie je bent. De verleiding om je eigen verleden via mythes te construeren is dan heel groot.
Onder de aanhangers van het Black Power-idee is het afrocentrisme populair, de ideologie die de eigen geschiedenis van Afrika centraal stelt en deze mythologiseert. Een film waarin deze ideologie heel duidelijk naar voren komt is Black Panther, die begin 2018 in de bioscopen draaide en een groot commercieel succes was. Deze superheldenfilm gaat over het fictieve, Afrikaans koninkrijk Wakanda dat hypermodern is, maar vanwege het racisme in de wereld een isolationistische koers vaart. Egypte heeft natuurlijk echt bestaan, maar functioneert in het afrocentrisme als een soort Wakanda.
Dat Afrika nu niet meer het centrum van de wereld is, is volgens afrocentristen de schuld van het witte Europa (en, in mindere mate, de Arabieren). Dat Europa Afrika voorbij streefde kwam echter niet door de Trans-Atlantische slavenhandel, maar omdat de Oude Grieken hun kennis van het zwarte Egypte zouden hebben ‘gestolen’. De Griekse filosoof Aristoteles zou zijn filosofie niet zelf hebben bedacht, maar zijn ideeën kwamen allemaal uit de beroemde bibliotheek van Alexandrië. De westerse beschaving zou dus eigenlijk van Afrikaanse oorsprong zijn.
Deze bewering is gemakkelijk te ontkrachten, omdat de bibliotheek in de derde eeuw voor Christus gebouwd is door de Griekse Ptolemeeërs, die in Egypte aan de macht kwamen. En dat was na het overlijden Aristoteles, die leefde en stierf in de vierde eeuw voor Christus. Bovendien gaat de complottheorie dat de Oude Grieken hun kennis hebben ‘gestolen’ in tegen een basisidee in de wetenschap, namelijk dat je kennis deelt met elkaar en op deze manier de kennis over de wereld vergroot. Uiteraard moeten mensen wel de credits krijgen voor hun onderzoek, maar dat is een andere discussie. Nieuwe ideeën voor jezelf houden of voor je eigen beschaving vloekt met waar de wetenschap voor staat. Overigens, het isolationistische Wakanda van Black Panther deelde zijn kennis ook niet, waardoor de rest van Afrika niet van de zegeningen van deze hoogontwikkelde beschaving kon profiteren.
Belangrijk is ook dat de wetenschap niet stilstaat maar zich steeds verder ontwikkelt. Ook al zou Aristoteles zijn kennis ‘gestolen’ hebben, westerse filosofie en westerse wetenschap stopte uiteraard niet met Aristoteles. Sterker nog, de Wetenschappelijke Revolutie van de Zeventiende Eeuw betekende in veel opzichten een breuk met het gedachtegoed van Aristoteles. Echte doorbraken in de wetenschap ontstonden namelijk toen wetenschappers gingen werken via de empirische methode en zich niets aantrokken van wat Aristoteles hierover had gezegd.
Terug naar de zwarte activisten: hun strijd tegen racisme verdient alle steun, maar alle pseudowetenschappelijke complottheorieën verdienen het om te worden doorgeprikt. Uiteindelijk helpen zulke legendarische verhalen je zelfbeeld helemaal niet, want je klampt je dan vast aan een leugen.
Over pre-koloniaal Afrika valt nog een heleboel te onderzoeken en te lezen. Maar doe het dan wel goed. Het Oude Egypte was niet zwart en Wakanda bestaat niet, maar de koninkrijken Kush, Aksum, Mali en Zimbabwe hebben wel bestaan en daar zouden we best meer aandacht aan kunnen besteden. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de Harlem Renaissance, een periode van ongekende culturele bloei, begin jaren twintig, in de zwarte wijk Harlem in New York. In de geschiedenis kun je genoeg verhalen vinden waarin je je kunt herkennen als etnische of religieuze groep. Het verzinnen van mythes is helemaal nergens voor nodig.
Waar een kerkgebouw herkenbaar is aan zijn grote klok, is dat bij de minaret van een moskee ongebruikelijk. Maar de Leidse moskee Imam Malik heeft er nu een: een wereldwijde primeur.
Hoewel de klok onderdeel was van het oorspronkelijke ontwerp van de moskee, werd deze in 2011 opgeleverd zonder klok. Pas vorige maand waren de financiën rond om het uurwerk aan te kunnen brengen.
Een minaret is de toren naast de moskee van waaruit oorspronkelijk de oproep tot het gebed wordt gedaan. Tegenwoordig stuurt de Imam Malik-moskee de oproep gewoon via whatsapp. De klok heeft geen religieuze betekenis: maar het is een mooi gezicht en puur bedoeld als service aan de buurt, zegt een woordvoerder van de moskee.
YouTube heeft zijn huisregels drastisch aangescherpt. Het platform zegt vanaf nu video’s te verwijderen die extreemrechtse standpunten uitdragen. Wie op YouTube ‘discriminatie, segregatie of uitsluiting op basis van ras, geslacht of seksualiteit’ bepleit, die zal worden berispt.
Ook filmpjes waarin de Holocaust en andere ‘goed gedocumenteerde en gewelddadige gebeurtenissen’ worden ontkend, kunnen rekenen op onmiddellijke verwijdering. Tevens wil YouTube YouTube-kanalen verwijderen die continue langs de grenzen van de regels opereren, ook als ze deze niet daadwerkelijk overschrijden. YouTube laat weten nu al duizenden accounts te verwijderen.
Het techbedrijf lijkt daarmee te luisteren naar de kritiek van afgelopen jaren: YouTube zou rechts-radicalisme niet alleen toestaan, maar zelfs aanmoedigen. Zo onthulden de Volkskrant en de Correspondent in februari nog dat de algoritmes van YouTube mensen automatisch naar rechts-radicale video’s leiden – zelfs wanneer je er niet naar op zoek bent.
Begin dit jaar liet Facebook al weten strenger op te zullen treden tegen extreemrechtse uitingen. White supremacy, white nationalism en white separatism zijn nu op Facebook en dochterbedrijf Instagram uitdrukkelijk verboden.
Volgens advocaat Alper Cinar worden haatmisdrijven tegen moskeeën mogelijk niet zwaarder bestraft, omdat rechters het discriminatoire motief vaak niet meenemen in hun uitspraak.
Brandstichting, ingegooide ruiten, het deponeren van varkenskoppen, bekladding met discriminerende leuzen: sinds de moord op Theo van Gogh in 2004 is agressie tegen moskeeën ‘een structureel gegeven geworden, met elk jaar zo’n twintig, vijfentwintig incidenten.’ Dat stelt Ineke van der Valk, onderzoeker aan de Universiteit Leiden en samensteller van de in mei uitgekomen bundel Mikpunt moskee. Hierin staan ook een bijdrage die geschreven is door advocaat Alper Cinar en jurist Noehad Aseban. Zij schrijven in hun artikel dat in strafzaken rond geweldpleging tegen moskeeën het ‘discriminatoire motief’ te weinig wordt benoemd door het OM. Dit heeft tot gevolg dat de rechter deze omstandigheid niet meeweegt in de strafmaat. Hoewel het duidelijk zou zijn dat plegers van agressie tegen moskeeën handelden vanuit een discriminatoir motief, worden zij daarvoor niet zwaarder gestraft.
Discriminatoir motief
Cinar en Aseban deden onderzoek naar alle online gepubliceerde gerechtelijke uitspraken over geweldpleging tegen moskeeën, de afgelopen twintig jaar. Het waren in totaal 27 gevallen, waarvan het overgrote deel over brandstichting gaat. Slechts in een derde van deze gevallen motiveerde de rechter in het vonnis expliciet dat er sprake was van een discriminatoir motief, zo schrijven ze, terwijl in álle zaken wel degelijk het discriminatoir motief duidelijk aanwezig zou zijn. De Kanttekening vroeg Cinar hoe hij dit weet. ‘Dit komt helder naar voren uit de rechterlijke uiteenzettingen van de motieven van de verdachten’, vertelt hij. ‘Maar in twee derde van de gevallen verbindt de rechter daar dus geen conclusie aan.’
Cinar pleit daarom voor meer bewustwording binnen het OM. De Officier van Justitie zou het discriminatoire motief meer aan de orde moeten stellen in strafzaken tegen moskee-belagers, zodat de rechter dit kan behandelen en mee kan laten wegen in de straf. Cinar stelt tevens dat ook de LOVS-richtlijn voor rechters veranderd moet worden: daarin moet een aanwijzing komen dat er bij discriminatoire motieven strafverzwaring optreedt. Maar het OM houdt zichzelf al niet eens aan zijn eigen richtlijnen, zo blijkt uit Cinars onderzoek. Kunnen we een verhoging van straffen voor discriminatie dan niet beter vastleggen in harde wetgeving? Cinar gelooft van niet: ‘Het is wettelijk al mogelijk om bij discriminatoire motieven hogere straffen uit te delen. Het aanpassen van de LOVS-richtlijn kan ervoor zorgen dat rechters zich meer bewust worden van dit aspect. En dit kan snel en gemakkelijk: je hebt er geen Kamermeerderheid voor nodig.’
‘Het is de taak van de rechter en het Openbaar Ministerie om dit uit te leggen aan het publiek’
Het is overigens onduidelijk hoeveel lichter de straffen zijn uitgevallen voor moskee-belagers die handelden vanuit discriminatoir oogpunt, maar wiens discriminatoire motief desondanks niet aan de orde is gekomen in de strafzaak. ‘Er spelen veel aspecten mee in de bepaling van de strafmaat’, stelt Cinar, waardoor hij aan de hand van enkel de gerechtelijke uitspraken niet kan zeggen tot hoeveel strafverzwaring het discriminatoire motief zou leiden. Maar hij benadrukt dat het hem ook gaat om transparantie over de vraag of moskee-belagers discriminatoir handelen: ‘Mocht er geen discriminatoir aspect meespelen, dan willen we weten waarom het niet zo is. Het is de taak van de rechter en het OM om dit uit te leggen aan het publiek.’
Reacties OM en Raad voor de Rechtspraak
De Kanttekening stelde het OM de vraag of het de bevindingen van Alper Cinar uit de bundel Mikpunt Moskee deelt. Vindt het OM zelf ook dat het discriminatoire motief van geweld tegen moskeeën niet consequent naar voren wordt gebracht? Tevens waren we benieuwd hoe het OM dit in de toekomst gaat aanpakken. De woordvoerder van het OM geeft echter een ontwijkend antwoord. ‘Het is voor ons nu niet duidelijk om welke zaken het in het boek precies gaat – eigenlijk zou daarvoor dossieronderzoek nodig zijn, dan kan ook het requisitoir (de aanklacht door het OM, red.) worden meegenomen.’ Ook benoemt het OM dat in Alper Cinars onderzoek strafzaken worden besproken die teruggaan tot 1999. ‘In die periode is er veel veranderd in de aanpak van discriminatiezaken door politie en OM.’ En over de aanpak van het OM: ‘Elke zaak wordt op zijn merites beoordeeld, het is mede afhankelijk van de context of er sprake is van een discriminatoir aspect.’
De Kanttekening vroeg ook de Raad voor de Rechtspraak om een reactie op het onderzoek van Alper Cinar, maar de woordvoerder van deze raad geeft aan ‘niet op detailniveau’ in te kunnen gaan ‘op concrete gevallen’. Toch zegt zij: ‘In zijn algemeenheid kunnen we wel zeggen dat de rechter een discriminatoir oogmerk – wanneer dat is komen vast te staan – als strafverzwarende omstandigheid zal meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.’ De Raad noemt ook dat een discriminatoir oogmerk bij agressiedelicten op dit moment geen wettelijke strafverzwaringsgrond is: ‘Dat betekent dat de Officier van Justitie deze strafverzwarende omstandigheid niet ten laste hoeft te leggen en de rechter deze in dergelijke zaken ook niet bewezen hoeft te verklaren. De rechter kan een discriminatoir oogmerk wel als omstandigheid meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.’ De Raad voor de Rechtspraak verklaart verder dat de LOVS-richtlijnen voor de rechter ‘een vertrekpunt van denken’ vormen, maar: ‘de rechter is daaraan niet gebonden.’ De LOVS-richtlijnen zijn slechts ‘oriëntatiepunten’ en ‘niet uitputtend’. In de jurisprudentie zijn voorbeelden waaruit blijkt dat de rechter het discriminatoir oogmerk wel expliciet meeweegt bij het bepalen van de straf, stelt de Raad.
Ten slotte vroegen we de Raad van de Rechtspraak hoe hij ertegenover zou staan als rechters het discriminatoire aspect uit eigen beweging expliciet zouden behandelen, dus ook als een discriminatoir motief in een zitting niet eerst naar voren is gebracht door de Officier van Justitie. De woordvoerder meldt daarover: ‘De strafmotivering en het nog beter en begrijpelijker opschrijven van de factoren die van invloed zijn op de straf hebben de aandacht van de Rechtspraak.’ Verder zegt de Raad voor de Rechtspraak met belangstelling een onderzoek te volgen dat minister van Justitie Ferdinand Grapperhaus vorige zomer aankondigde, waarin de mogelijkheid wordt bestudeerd om het discriminatoir motief als een wettelijke strafverzwaringsgrond in de wet op te nemen. ‘Mocht dit leiden tot een wetswijziging, dan zal de Raad op dat moment zijn advies hierover aan de minister geven.’
Het valt niet onder het curriculum, en ook niet onder het mentoraat, maar toch vind ik het mijn taak: leerlingen – en soms ook ouders – bijsturen waar nodig. Ik zou niet zo goed weten waar dat stopt, die bemoeienissen. Het gaat van appjes tot telefoontjes tot gesprekjes buiten lestijd. Het gaat vanzelf, het is niet gepland, het is geen onderdeel van de taakomschrijving van een docent: maar waar ik het noodzakelijk acht grijp ik in. En ook al ben ik hun mentor niet, dat wil nog niet zeggen dat ik me buiten het klaslokaal niet met de kinderen bemoei.
Glenn zit in 3 vmbo. Hij is in een jaar tijd al zo’n drie keer verhuisd en woont bij zijn vader in Amsterdam-West. Nederlandse vader, Ghanese moeder. Glenn is behoorlijk uit de kluiten gewassen, hij steekt een kop boven iedereen uit. Hij zit nog niet zo lang op school en ik weet niet hoe hij het voor elkaar krijgt, maar iedereen kent hem. Als-ie over de gang loopt hoor je voortdurend: ‘Hé, Glenn’. Hij is niet helemaal van onbesproken gedrag. Zo heeft hij al een keer ruzie gemaakt buiten op het plein voor de school en hij weet de leraren soms flink op de kast te krijgen.
Donderdagochtend kwam de conciërge naar me toe. ‘Ken jij Glenn? Zit in de derde klas, grote jongen.’ Ik knikte bevestigend. Bleek dat Glenn die ochtend te laat was en nogal uit zijn slof geschoten was tegen mijn collega’s bij de balie. Veel heisa om wat Glenn benoemde als ‘een seconde te laat’.
Vervelend voor mijn collega’s bij de balie. Maar ook vervelend voor Glenn. Voor je het weet staat hij te boek als ‘lastige leerling’. En hij is geen heilige, maar hij is wel een puber en daar hoort onbedoeld onhandig gedrag bij. Zonde als dat zijn naam op school verpest.
Toen later die dag de klas van Glenn aantrad voor hun les Nederlands, nam ik hem even apart. Vragend keek hij me aan. ‘Wat is er juf?’ ‘Ik snap er echt helemaal niks van’, zei ik. ‘Jij die verbaal zo goed bent, en altijd voor rede vatbaar, hoor ik net van de conciërge dat jij onbeschoft was tegen mijn collega’s bij de balie. Maar Glenn, al ben je één seconde te laat, jíj bent te laat, zij doen hun taak dus het is nogal onredelijk om ze dan uit te gaan schelden.’ Hij leek onbewogen maar hij knikte wel. ‘En ik snap het niet, want het is helemaal niks voor jou.’ Hoe dit op te lossen? Min of meer gezamenlijk kwamen we tot de conclusie dat hij zijn excuses zou kunnen aanbieden. Wat hij inderdaad ook deed later. Opgetogen kwam mijn collega het me vertellen: ‘Die jongen is ons zo meegevallen, hij heeft ingezien dat hij fout zat en hij heeft ons zijn excuses aangeboden. Top!’ Een win-winsituatie.
Bij Wesley liep het iets anders. Ik heb zijn hele familie in de klas gehad, en weet dus goed wat voor vlees ik in de kuip heb. Het was net ouderavond geweest en ik had van zijn mentor gehoord hoe het eraan toe gegaan was. Vader was flink van wal gestoken. ‘Hij kan niks, hij wil niks, hij moet een leider zijn, hij moet de beste zijn.’ En dat was hij volgens vader allemaal niet. De mentor was nogal overbluft door de litanie aan klachten van vader en had verdere kritiek op Wesley maar achterwege gelaten. Wat moet je nog als een vader op zo’n manier alle gras voor je voeten wegmaait?
Na de ouderavond kwam Wesley naar me toe. ‘Juf, zou u mijn vader willen bellen en met hem praten?’ Om hem duidelijk te maken dat Wesley er gewoon goed voorstaat en heus wel wat kan en dat hij wel degelijk zijn best doet. Ik ben niet de mentor van Wesley, maar natuurlijk ga ik zijn vader bellen. Buiten wat puberstreken doet Wesley niets wat niet door de beugel kan en het is goed als vader dat van me hoort.
Niks mis met een curriculum en wij als docenten doen hard ons best om de leerlingen klaar te stomen voor het eindexamen, daarbuiten ligt ook een taak voor de docent. Een goeie docent is een bemoeial, maar wel eentje die het goed bedoelt.
In Liverpool is een opvallende daling van moslimhaat zichtbaar. De oorzaak? De Egyptische voetballer Mohamed Salah, die zaterdag met Liverpool de Champions League won. Het aantal islamofobe tweets is gehalveerd sinds de komst van de voetballer bij Liverpool in 2017, en het aantal hate crimes tegen moslims nam met bijna 20 procent af. Onderzoek van Stanford University’s Immigration Policy Lab toont dit aan.
Er zijn maar weinig voetballers in het Verenigd Koninkrijk zo openlijk over hun religieuze overtuiging als Salah, een devoot moslim. Wanneer hij scoort, zijn miljoenen supporters en tv-kijkers getuige van het gebed dat hij daarna steevast laat zien. Ook deelde Salah tijdens de afgelopen ramadan zijn leven openlijk met zijn volgers op social media.
De resultaten leggen een zeker verband tussen de komst van de charismatische voetballer en een toename van begrip voor de islam in Liverpool, aldus de onderzoekers. Zij merken tevens op dat er juist een kleine toename is aan anti-moslimtweets door supporters van rivaliserende clubs.
In de Nederlandse media komt de islam er vaak niet goed vanaf. Voor veel moslims is dat geen nieuws. Niet alleen worden zij vaak genoeg geconfronteerd met ongenuanceerde krantenkoppen die stereotype beelden bevestigen, maar ook is de dagelijkse omgang met de media-consumerende medemens voor een deel vergiftigd. Steelse blikken in de tram, gretige vragen naar opvattingen – het zijn op zich kleine stukjes ongemak, maar bij elkaar kunnen ze impact op de levenskwaliteit hebben.
Historicus Tayfun Balcik, programmacoördinator bij de vredesorganisatie The Hague Peace Projects, voerde een onderzoek uit naar hoe moslims worden gepresenteerd in de vier grootste dagbladen van Nederland over. Of vooral: waar allemaal het etiket ‘moslim’ op geplakt wordt. Hoewel de ene krant het beter doet dan andere, bleek de gedeelde conclusie: in veruit de meeste gevallen van terrorisme is daar direct het woord ‘islam’ aan verbonden.
Maar is enkel aandacht voor media-beeldvorming wel terecht? Balcik onderzoekt niet op welke manier die media-aandacht gevolgen heeft voor het dagelijks leven van moslims. De Kanttekening vroeg daarom vier moslims naar hun ervaringen met de negatieve beeldvorming over de islam. Ook geven zij antwoord op de vraag: hoe zou je de beeldvorming wél willen zien? Met behulp van een portretfoto nemen zij regie over de manier waarop zij geportretteerd willen worden – zo laten zij zien hoe de moslim er volgens hen wél uitziet.
‘Elk moment kan die ontploffen’
‘Ik heb een baard’, zegt fotograaf Esenali. Hij is er zeker van, die baard is waarom hij veel merkt van de beeldvorming in de media. Ook al draagt hij shirtjes van metalbands of comics, in de verste verte niet gerelateerd aan religie: die baard maakt hem verdacht. Dat merkt hij vooral als er recentelijk aanslagen zijn gepleegd. ‘In de metro maakte ik mee dat een vrouw echt op het puntje van haar stoel zat en de hele tijd heel vaag naar mij keek, denkend: ‘Elk moment kan die ontploffen.’
’Het duurde vijf minuten voordat ze besefte dat ik geen terrorist was, maar voor het concert kwam’
Hij herinnert zich nog vele andere incidenten. ‘Ik kwam een keer vooraan staan bij een concert van de rockband Kiss, toen een vrouw zich omdraaide en vol schrik naar mij keek. Het duurde vijf minuten voordat ze besefte dat ik geen terrorist was, maar voor het concert kwam’, vertelt hij. ‘En ik ben al fan sinds 1978!’
‘Ook wanneer ik in het openbaar ben voelt het soms alsof ik moet oppassen met wat ik zeg, want anderen kunnen mij dan verkeerd begrijpen’, zucht Esenali. ‘Het is wel beter geworden hoor’, erkent hij met enige spot in zijn stem, ‘sinds hipsters ook baarden hebben.’
Esenali merkt per incident mensen negatiever worden. Zoals toen PvdA-politicus Lodewijk Asscher impliceerde dat Turkse jongeren veel sympathie hebben voor terreurbewegingen en vervolgens geen excuses maakte toen dat niet waar bleek. ‘Het zijn vooral de lezende mensen die in zulke gevallen negatiever worden – zij lezen immers het nieuws. Dan moet ík elke keer uitleggen dat het toch niet zo is. Bij elke aanslag moet je weer uitleggen aan welke kant je staat. Als je dat niet zegt, is dat ook niet oké.’
Door het eenzijdige beeld wordt Esenali, met zijn voorliefde voor populaire cultuur, tegen wil en dank een wandelende stereotype-breker. Zoals die keer dat hij in het bijzijn van zijn baas in gesprek raakte hierover: ‘Ik legde theorieën uit over de herkomst van zombies uit een van die eerste zombie-films, en hij was stomverbaasd. Hij wist niet dat moslims ook naar zulke dingen konden kijken.
Maar wat is volgens Esenali eigenlijk de bron van die eenzijdige berichtgeving? ‘De top van de media is zó wit’, zegt hij, en hij herhaalt: ‘Zó wit, dat ze niet weten waar ze het over hebben. Bewust of onbewust – al gaan die twee vaak hand in hand. De top van de media staat zo ver van de samenleving af, ze wonen in een bubbel. Ze krijgen niet mee hoe divers Nederland is geworden. Het enige dat ze zien van Marokkanen is wat er in het nieuws staat – dat ze fietsen stelen.’
Media moeten volgens Esenali stoppen met generaliseren en beseffen dat woorden als ‘moslim’ niet toereikend zijn voor de grote diverse groep. Daarnaast ziet hij een oplossing in een gelijke stem in de media. ‘We moeten meerdere perspectieven hebben. Alleen dan komt die gelijkwaardigheid dichterbij.’ Ten slotte hamert Esenali op een mentaliteitsverandering: ‘De media moeten zich realiseren dat wij niet weggaan. Dat we ook onderdeel zijn van de maatschappij.’
’De top van de media is zó wit dat ze niet weten waar ze het over hebben’
Foto: Esnali
Voor de portretfoto heeft Esenali niet veel wensen, behalve: ‘Ik wil gerepresenteerd worden als wie ik ben. Iemand die van veel verschillende muziek houdt, veel verschillende boeken leest.’ De bar waar wij hebben afgesproken is meer dan prima. ‘Ik drink weliswaar geen alcohol, maar we luisteren wel naar muziek die ik leuk vind’, zegt Esenali, terwijl hij wijst naar zijn shirt, waar de uitgestoken tong van de Rolling Stones op afgebeeld staat. Van de kast pakt hij het bordspel Risk, dat hij vaak met vrienden heeft gespeeld. ‘Ik wil op een alledaagse manier gefotografeerd worden’, zegt hij. Al kan hij zelfs bij het spelen van dit strategische spel, met het motto ‘wereldveroverend’, aan zijn baard niet ontsnappen, grinnikt hij: ‘Vaak maakten we de grap: als de AIVD ons zou afluisteren tijdens het spelen van dit spel, zouden we zeker opgepakt kunnen worden.’
‘Wat ik uitdraag islamitisch zijn is heel normaal’
‘Ik heb er eigenlijk geen last van’, zegt Isabel in een telefoongesprek. ‘Is het dan nog wel wat voor jou?’ Als negatief nieuws haar bereikt, schudt ze het snel van zich af. ‘Daar blijf ik niet in hangen, daar ga ik niet in mee. Mijn keuze is mijn leven hierdoor niet te laten veranderen.’
Het is niet dat ze nooit te maken krijgt met vooroordelen, in de media of met mensen waarmee ze praat. Bij mediaberichten gaat ze altijd op zoek naar de andere kant van het verhaal – ‘Het gaat automatisch. Je leest door de regels heen vaak toch nog een bepaalde…’, ze pauzeert even om het juiste woord te vinden, ‘…achterdocht.’
In het dagelijks leven zijn er weinig mensen die Isabel storen – een heel enkele keer wordt er nog wel naar IS gerefereerd, of komt een vooroordeel naar boven. ‘Ik had laatst in de winkel iemand die heel overdreven articuleerde, alsof ik geen Nederlands sprak. Maar dat zijn incidentele gevallen, daar kan ik mijn oordeel niet op baseren.’ Het is voor haar niet moeilijk om de negativiteit achter zich te laten. ‘Dat is denk ik karakter. Ik ben een luchtig persoon, til er niet heel zwaar aan.’
Maar haar onverstoorbare houding heeft grenzen. Onlangs heeft één gebeurtenis die houding doorbroken: de aanslag in Christchurch. Voor het eerst volgde ze het nieuws op de voet. ‘Je leven staat eigenlijk stil – want ik had onder die personen kunnen zijn. Net als daar in Christchurch staat bij onze moskee de deur ook altijd open.’
Die moskee is Centrum de Middenweg, een gebedshuis in Rotterdam-Noord waar moslims van alle etniciteiten bij elkaar komen. Daar is Isabel lid van het kernteam van zo’n twintig mensen en ze brengt er veel tijd door. Als ze zich al eens bezighoudt met media, doet ze dat samen met de andere Middenwegers. Ook hier heeft de aanslag veel losgemaakt. ‘Als je ergens mee zit, is dit de ruimte om het te bespreken.’
Maar normaal gesproken zijn negatieve berichten ook daar geen groot thema – de rest is net zo onverstoorbaar als Isabel zelf. ‘We zijn gewoon heel zeker van onszelf, maar beginnen ook vooral bij onszelf. Concentreren op hoe je zelf in het leven staat, daar ben je al druk zat mee.’ Zeker als het dagelijks leven daar nog eens bij komt: iedereen van de Middenweg heeft ook nog een fulltime baan – Isabel zelf is onderzoekscoördinator bij een ziekenhuis. De wekelijkse sessies van het kernteam zijn dan niet zozeer religieus, maar draaien vooral om ‘het team te optimaliseren, het beste uit jezelf te halen. Dat is ook waar moslim-zijn om draait: het zijn van een goed mens.’
Met het team van de Middenweg probeert Isabel ook een tegengeluid te leveren aan het negatieve beeld van de islam. ‘Als individu ben je best beperkt, maar in dit team voel ik mij gesterkt en kunnen we dingen samen oppakken. We hebben bijvoorbeeld aan minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken een brief over Saoedi-Arabië geschreven.’ Ook hebben ze een goede verstandhouding met journalisten aangeknoopt, die weten dat ze elk moment kunnen aankloppen voor vragen. ‘We zijn heel transparant. Graag zelfs. Er wordt vaak iets beweerd over islamitische predikers – nou, kom maar kijken.’
Het uiteindelijk doel van Isabel is dat de islam ‘normaal’ wordt in Nederland. Niet alleen samen met de Middenweg, waar de moskeegangers mensen uit de buurt uitnodigen om te laten zien hoe gewoon de islam eigenlijk is, maar ook door gewoon haar dagelijkse leven te leiden. ‘Wat ik uitdraag, op mijn werk, bij de buren en bij mijn kinderen op de basisschool: islamitisch zijn is heel normaal.’
Foto: Isabel
‘Normaal’ wordt ook het uitgangspunt van Isabels foto. Ze wordt genomen bij de bar van de Middenweg, de plek waar zij vele vrijdagmiddagen gasten verwelkomt met kopjes koffie of thee. Het is de ontmoetingsplek in de moskee, in de centrale hal met vele tafeltjes voor allerlei gasten die er afspreken. Een koffiebar in een moskee, het kan ook gewoon. Dat alledaagse is niet alleen weerspiegeld in de thee die Isabel vasthoudt terwijl ze in gesprek is, maar ook door het koffieapparaat dat links staat. Het is inmiddels haast haar beste vriend (‘Hij is werkelijk subliem’, prijst ze), en de spil in het sociale leven van de Middenweg. Rechts is een glas-in-loodraam te zien dat een bombardement in de straat afbeeldt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog – het verbeeldt de verbintenis met de buurt. Zoals normaal is.
‘Een terrorist is geen moslim, en een moslim geen terrorist’
Op een januaridag in 2015 was het ongewoon stil in de klas van Burak. In dat jaar studeerde hij als toekomstige wiskundeleraar aan de Hogeschool van Amsterdam, maar wiskunde was tijdens deze les ver te zoeken: de leerlingen hoorden net dat moslimterroristen in Parijs een aanslag hadden gepleegd op het satirische tijdschrift Charlie Hebdo. Burak was een van de weinige moslims in de klas, en na de lange stilte nam hij de verantwoordelijkheid op zich om allerlei vragen te beantwoorden. Zo goed en kwaad als het kon probeerde hij zijn geloof uit te leggen aan zijn klasgenoten. ‘Ik noemde een van mijn favoriete citaten: ‘Een terrorist is geen moslim, en een moslim geen terrorist.’’ Op die manier leerden de klasgenoten, die normaal gesproken nooit over elkaars levensbeschouwing een gesprek voerden, elkaar toch beter kennen. ‘Dan komt er opeens toch een andere Burak tevoorschijn – of een andere Jeffrey, of wie dan ook.’ Burak denkt nog steeds tevreden terug aan die les. Die staat symbool voor zijn verantwoordelijkheidsbesef, dat hem zijn islam laat uitdragen.
Foto: Burak
Die verantwoordelijkheid om de islam te vertegenwoordigen krijgen veel moslims in Nederland opgedrongen, onder andere door gebrekkige kennis en media-framing. Ook Burak baalt van de media-aandacht die vaak al te snel ‘islam’ als verklaring voor al het slechte geeft. ‘Voordat iets over de identiteit van bijvoorbeeld terroristen bekend is, wordt islam al genoemd.’ De snelle conclusies ziet Burak als een patroon in de media – ze nemen niet de moeite om verder te kijken, ze zien niet dat dingen anders in elkaar steken. Veel moslims worden moe dat zij vervolgens woordvoerder voor hun geloof moeten worden, maar Burak neemt deze rol zonder klagen op zich. ‘Je bent in dit land een minderheid’, zegt hij. ‘Je hebt dus geen keuze.’ En die openheid van Burak wordt gewaardeerd, merkt hij steeds opnieuw. ‘Als je niet met elkaar praat, blijven er vraagtekens. Dan ga je antwoorden elders zoeken.’
Inmiddels staat Burak regelmatig voor de klas voor kinderen van 12 tot 15 jaar. Ook zij hebben vaak vragen, die hij net zo zachtmoedig tegemoet treedt. Vooral in overwegend witte klassen zijn veel kinderen nieuwsgierig: ‘Wie bent u? Wat bent u? Waar komt u vandaan?’ Een enkele keer, als hij de kinderen in het gareel moet houden met een straf, kunnen ze nog wel eens woedend worden en stereotype beelden betrekken bij het schelden. Burak wuift het weg, hij zit er niet mee. ‘Ze zijn nog maar kind. Als ze ouder worden, worden ze wel wijzer.’
De grote vraag is natuurlijk: waar haalt Burak zijn plichtsbesef en eindeloze geduld vandaan? Het heeft een religieuze component, zegt hij, maar die is niet los te zien van de rest van zijn levensbeschouwing. Het meest van alles vloeit het voort uit de dankbaarheid die hij voelt over zijn leven. ‘Ik had ook in Syrië geboren kunnen zijn, op een plek waar je alleen met je basale levensbehoeftes bezig bent.’ Als je het goed hebt zoals hier, legt hij uit, moet je ook iets doen om het leven voor anderen beter te maken. ‘Ik ben hier met een reden, net als al het andere. Daar haal ik ook voldoening uit. Je wordt er alleen maar sterker door.’
Zelf heeft hij in zijn tijd als leraar nog geen ingrijpende gebeurtenissen, zoals de aanslag op Charlie Hebdo, meegemaakt. Gelukkig maar. Als dat wel zou gebeuren dan kiest Burak voor dezelfde aanpak als toen op die januaridag in 2015 – een open gesprek, met veel geduld om een ander perspectief op zijn geloof te kunnen bieden.
‘Moslims zijn dus een beetje de Castro’s van onze tijd’
Nederlands nieuws kijkt ze niet meer. Charifa, promovenda tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam, stoort zich er simpelweg aan. Te vaak zag ze de Nederlandse krantenkoppen ongenuanceerd of simpelweg foutief berichten over moslims en de islam, waardoor ze haar vertrouwen heeft verloren. In plaats daarvan haalt ze haar nieuws uit buitenlandse nieuwsbronnen, zoals de New York Times, Al Jazeera, Jeune Afrique of Sputnik. Soms komen Nederlandse media nog wel langs op haar tijdlijn, en dan kijkt ze nog even naar de commentaren. ‘In die commentaren op de sociale media zie je de Nederlandse polarisering terug’, zegt ze, ‘het is om triest van te worden.’ Maar toch kijkt ze, om te zien wat de mensen denken: ‘Je wilt toch niet in een grot leven?’ Zo heeft Charifa de volgende keer al haar weerwoord klaar.
De volgende keer is wanneer mensen in haar omgeving, vooral collega’s, stereotype beelden aan het oprakelen zijn. Over moslims die moslima’s onderdrukken, hen niet laten scheiden, een hoofddoek opdringen, drie meter achter hun man moeten lopen – echt alles komt voorbij. ‘Maandelijks’, zegt Charifa. ‘Soms rotsvast in het eigen gelijk, soms verpakt in een vraag: ‘Mag jij dit eigenlijk wel? Word jij niet uitgehuwelijkt aan je neef?’’ Meestal zijn deze vragen niet oprecht, ze zijn alleen een uitnodiging om de eigen vooroordelen te bevestigen. Doorgaans laat Charifa het passeren en loopt het met een sisser af. ‘Het kost te veel energie en het maakt niet uit wat ik zeg.’
Eén keer werd het haar te kwaad. Als ze erover vertelt verheft Charifa haar stem, duidelijk nog steeds boos. Een collega begon met racistische uitingen naar Charifa. Zij zei: ‘Moslimvrouwen hebben geen rechten, ze worden onderdrukt, ik zie het zelf in mijn praktijk.’ Toen sprak Charifa haar erop aan: ‘Je beledigt mijn geloof, mijn afkomst en de vrouwen die mijn moeder hadden kunnen zijn.’ De vrouw diende een klacht in omdat Charifa haar respectloos zou hebben aangevallen. Charifa werd op het matje geroepen door de leiding: zij had zich niet uit de tent moeten laten lokken door deze vrouw, ze had moeten laten zien hoe krachtig Marokkaanse vrouwen zijn, door er boven te staan. Vol ongeloof kijkt Charifa terug op deze episode. ‘En dan heb ik nog het geluk dat ik er niet uitzie als een moslim. Hoe zou het zijn als ik een hoofddoek zou dragen?’
Charifa’s cynische kijk op racisme gaat gepaard met een raar soort optimisme: tenzij het expliciet is, gaat ze niet uit van racisme. ‘Anders kom je nooit ergens’, zegt ze, ‘ga je het zelf creëren’’ Ze wil haar pad, carrière of anders, niet aanpassen aan de denkbeelden die mensen kunnen hebben. Bovendien, zegt ze, zal je de vooroordelen overal tegenkomen – ‘het maakt niet uit of je bouwvakker bent of academicus.’
‘De persvrijheid wordt eerder misbruikt dan gebruikt’
Nederland, benadrukt Charifa, is haar land, maar ze voelt zich steeds minder thuis in haar land. Ook over te toekomst van Nederland is ze pessimistisch, niet overtuigd dat de media vanzelf stoppen met de framing die mensen telkens lelijk beïnvloedt. Ze ziet de situatie zo somber in dat ze zelfs bereid is om een stukje vrijheid van de pers op te geven voor een eerlijker beeld: ‘De persvrijheid wordt eerder misbruikt dan gebruikt. Als het vrede creëert, mogen we een stukje vrijheid opgeven.’
Foto: Charifa & portret Castro
Voor haar portret gaat Charifa op de foto met een grote illustratie die in haar kamer hangt: een poster van de Cubaanse revolutionair Fidel Castro. ‘Che Guevara was een monster, maar ten onrechte denken mensen dat ook van Castro.’ Ze heeft zich in hem verdiept en heeft ontdekt dat hij een rechtvaardig en sociaal leider was – vaak wordt hij in dezelfde hoek gedrukt als de wrede Guevara, zegt Charifa, met als gevolg dat er een verkeerd beeld van hem is gecreëerd. ‘Moslims zijn dus een beetje de Castro van onze tijd’, zegt ze met een schamper lachje.
Wij hebben de moed nodig om onze onzekerheid onder ogen te zien.
We zouden een Internationale Dag Tegen Taboes moeten introduceren. Een dag per jaar zouden wij in staat moeten zijn om onze grootste angsten, afwijkende standpunten en vergezichten met de rest van de wereld te delen. Een soort 1 aprilgrap, maar dan voor serieuze zaken. Omdat ik, voor zover ik weet, de eerste pleitbezorger ben voor deze bijzondere dag, wil ik bij dezen twee taboes doorbreken en toelichten.
Het eerste taboe: ‘Het diversiteitsdebat is een afleidingsmanoeuvre.’ Ik probeer het gesprek over diversiteit steeds te vermijden. In Amsterdam natuurlijk, maar ook in de media, het bedrijfsleven en de politiek wordt al sinds de jaren negentig van de vorige eeuw een gesprek gevoerd over het belang van diversiteit. Maar in realiteit gaat het om een afvinkmentaliteit. Als je maar een zogenaamde bi-culturele Nederlander op een belangrijke post hebt dan kun je daarmee altijd te koop lopen. ‘Kijk maar, wij hebben Aboutaleb, Arib, Ali B. of Ziyech in ons team’, zeg je dan, om te laten zien hoe geweldig je het doet wat diversiteit betreft. Maar deze focus op diversiteit als marketingstrategie gaat ten koste van individueel talent. Want, wat hebben Ziyech of Arib met het woord diversiteit? Zijn ze niet toevallig goed in hun vak? Zijn we soms vergeten welke tegenslagen Arib moest ondergaan om die positie van het voorzitterschap in de Tweede Kamer te bereiken? Zijn wij de geruchten van collega’s over haar taalbeheersing vergeten?
Deze week zagen we weer hoe selectief mensen met diversiteit omgaan. De fractie van GroenLinks in de Tweede Kamer besloot Zihni Özdil de deur te wijzen, nadat gebleken was dat hij niet binnen de lijntjes wilde kleuren. De GroenLinks-fractie was in etnisch opzicht lekker divers, maar die diversiteit gold niet voor de inhoud. Iedereen moest zich aan de politieke spelregels houden. Dus donder op met je diversiteit. Ja, ik heb het gezegd. Taboe doorbroken.
Het tweede taboe: ‘Links heeft geen monopolie op antiracisme.’ In Nederland en elders in de wereld wordt het woord antiracisme vooral met linkse mensen geassocieerd. Je weet wel, mensen die met spandoeken de straat op gaan om revolutie te eisen, het systeem van onderuit te willen breken. Deze associatie is om meerdere redenen logisch. Maar het is tegelijkertijd belangrijk om te benadrukken dat rechtse mensen, en mensen van het politiek midden, ook antiracistisch kunnen zijn. Sterker nog, ze moeten antiracistisch zijn. Strijden tegen racisme is te belangrijk om aan één politieke kamp over te laten.
Regelmatig zie ik linkse mensen vol walging reageren als mensen met een migratieachtergrond – zoals VVD-politicus Malik Azmani of de Belgische N-VA-politica Assita Kanko – zich bij een rechtse partij aansluiten. Deze mensen zouden zich bij racistische partijen aansluiten, partijen die mensen die op hen lijken uitsluiten. De realiteit leert echter dat links vooral praat en rechts handelt. In het bestrijden van racisme, discriminatie en andere vormen van uitsluiting hebben we niet alleen praters en denkers nodig, maar ook doeners en onderhandelaars. Zo vul je elkaar aan.
Het punt is helder. Er wordt van mij verwacht, omdat ik een migratieachtergrond heb, bepaalde standpunten te vertolken. Ik moet voor hersenloze diversiteit pleiten en rechtse mensen en politieke partijen veroordelen. Taboes zijn onderwerpen en standpunten die men vanwege de heersende sociale consensus niet durft te doorbreken. Maar de realiteit is complexer dan de maatschappelijke consensus. Soms hebben onze politieke tegenstanders een punt. Soms weten we niet hoe zaken precies in elkaar steken. Wij hebben de moed nodig om onze onzekerheid onder ogen te zien. Ik heb met mijn twee genoemde taboes een opzetje gedaan, de bal ligt nu bij jullie. Op naar die Internationale Dag Tegen Taboes.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.