7.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 796

De storm die een andere kant van Nederland liet zien

0

18 januari 2018, de dag waarop de storm Nederland zou redden, begon voor mij met een gehaaste ochtend zonder koffie in de Amsterdam Bijlmer Arena. Terwijl ik gehaast een koffietent zocht om mijn deadline te halen, werd ik gestopt door een net geklede man. Zijn huid was donker als de nacht. ‘Français?’, vroeg hij. Het is een vorm van etnisch profileren door Frans-sprekende Afrikanen aan mijn adres als ze geld van mij willen. Na een halfuur naar zijn verhaal te hebben geluisterd haastte ik me naar de koffietent, maar niet voordat ik geld had gepind voor hem. Ik was er weer in getrapt.

In de koffietent vroeg ik me af hoe het zou voelen als ik in zijn schoenen zou staan. Naar eigen zeggen was hij net uit een detentiecentrum gekomen, nadat hij daar drie maanden had vastgezeten. ‘Ik ben een man met eigenwaarde. Ik heb een vrouw en drie kinderen in Boeroendi. Dat ik nu om uw hulp vraag komt omdat ik niet anders kan.’ De Nederlandse politie zou hem drie dagen hebben gegeven om het land te verlaten. Hij zou het geld nodig hebben om een illegale taxi te regelen zodat hij naar Brussel kon. ‘Daar zal ik andere Boeroendezen treffen en hulp krijgen.’

Ik vond zijn verhaal niet geheel overtuigend. Hij zag er te netjes en gelikt uit voor iemand die net uit te de gevangenis komt. Maar misschien trapte ik er toch in omdat ik zelf vrienden heb gehad die in zulke detentiecentra hebben gezeten. Misschien wilde ik hem gewoon geld geven zodat ik me op mijn deadline kon richten. Misschien vond ik het feit dat hij de moeite nam om hulp te vragen al voldoende reden om te concluderen dat hij het minder dan ik had. Ik had tenminste deadlines zodat ik mijn eigen geld kon verdienen. Hij niet.

‘Rijdt iemand van Amsterdam naar Friesland? Ik strand nu, terwijl ik een speciale boodschap voor mijn oma, die daar woont, heb gedaan. #StormPoolen.’ Dat twitterde ik een paar uur later na mijn deadline te hebben gehaald. Een paar uur later twitterde ik weer: ‘Ik zit in een Jaguar naar Fryslân. Voor het eerst in mijn leven. Column voor @deKanttekening volgt snel. #StormPoolen.’

Zo is 18 januari 2018 voor mij de geschiedenis ingegaan als een dag waarop ik zonder voorwaarde gaf en zonder voorwaarde terugkreeg. En niet alleen ik. Terwijl de NS niet in staat bleek te zijn om ons naar onze geliefden te brengen, bleken wij in staat om door middel van een hashtag elkaar te helpen. Kosteloos.

Mijn held van de dag was Richard. Een Friese ict-ondernemer die voor grote organisaties, zoals de gemeente Amsterdam, projecten doet. Omdat de naar schatting veertigjarige Friese ondernemer zo hard werkt, vindt hij dat hij een fatsoenlijke auto verdient. In deze auto die meer dan een ton kost bracht ik mijn Congolese boodschappen voor mijn oma vanuit Amsterdam-Zuidoost naar Friesland. We passeerden knooppunt Joure en andere Friese snelwegen zonder wegblokkades. Het geld dat ik aan de Boeroendese man in de ochtend gaf was niet genoeg om deze dure taxirit te betalen.

De storm liet een andere kant van ons zien. Er wordt regelmatig geklaagd over het feit dat Twitter vooral door schreeuwers wordt gebruikt om het maatschappelijk debat te bevuilen. Maar met #StormPoolen liet Nederland weten dat wij ondanks al het geschreeuw naar elkaars verhalen luisteren. Door het besef dat wij het alleen niet redden, ontwikkelen wij het vermogen er onvoorwaardelijk voor elkaar te zijn. Laten we het hele jaar maatschappelijke stormen in iets positiefs veranderen. Wie weet kunnen we dan in een Jaguar naar de hemel vliegen.

De universiteit als hoer van het bedrijfsleven

0

China is een dictatuur. En een tamelijk totalitaire, waarbij bovendien door president Xi Jinping de touwtjes weer steeds verder worden aangetrokken. Dat moet misschien toch maar eens duidelijk gezegd worden, gezien de jarenlange hosannastemming over groeimarkten in het Verre Oosten die in Nederland van bedrijfsleven tot universiteiten domineert. Zeker, anders dan Rusland, met een inwonertal dat amper tien procent van dat van China beloopt, is het een dictatuur met groeipotentie, zowel in economische als politieke zin. En daar ligt dus meteen het probleem.

Hoe naïef zijn zelfbenoemde ondernemers in Nederland, als het gaat om totalitaire dictaturen? Zéér naïef, als we naar de recente handel en wandel van het bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen kijken. Het is dat de universiteitsraad er gelukkig een stokje voor gestoken heeft, maar anders was het absurde plan van collegevoorzitter Sibrand Poppema om in de Chinese stad Yantai een filiaal te beginnen, misschien nog inderdaad doorgegaan. Dat zijn megalomane droom nu uiteen is gespat, is te danken aan de studentenfractie Calimero, die als eerste een spaak in het wiel durfde te steken.

Van het ministerie moet men dit opzicht niet al te veel verwachten. Daar wordt over dit soort initiatieven plichtmatig wel eens wat geprutteld, maar geeft men uiteindelijk meestal toch groen licht. Daar ziet men dit vooral als een eigen verantwoordelijkheid van de instelling en is men in feite nog steeds erg voor de ‘ondernemende universiteit’ geporteerd. Ja, dat tijdens colleges alles in het Engels gaat tegenwoordig, Nederlandse gedichten inclusief, daar vallen natuurlijk wel vraagtekens bij te plaatsen. Maar, inderdaad, vraagtekens, een helder antwoord blijft van Haagse zijde meestal uit. Want we moeten natuurlijk toch wel met onze tijd meegaan, we mogen de boot van de globalisering niet missen, dus sla uw vleugels uit, ja, wereldwijd!

Ook het recent vanuit Den Haag bij gebrek aan academisch gewicht naar het voorzitterschap van de Vereniging van Universiteiten omhooggevallen ex-VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg, vindt dit soort initiatieven vast erg prachtig. Het feit dat hij nooit enige bijdrage aan de wetenschap heeft geleverd, stond zijn benoeming tot hoofd van de nationale universiteitskoepel niet in de weg. Integendeel, dat is voor bedrijfsbobo’s zelfs een aanbeveling. Als je maar van ondernemen weet, het liefst internationaal, en China is een heel grote markt. Met meer studenten heb je ook meer inkomsten en stijgt je als instelling makkelijker in rang op de wereldlijst.

Dat feest gaat nu dus niet door. Al een paar dagen voordat Calimero zíjn vleugeltjes uitsloeg, had de historicus Eelco Runia de knuppel in het Groningse hoenderhok gegooid, door in de NRC zijn ontslag aan te kondigen. Het stond los van het concrete China-plan, maar hij was het dominante marktdenken inmiddels beu. Serieuze wetenschap bedrijven is onmogelijk als het meest profijtelijke verdienmodel centraal komt te staan. Dat de universiteit intussen de hoer van het bedrijfsleven dreigt te worden, maakte tegelijk ook de rel aan de Utrechtse Alma Mater duidelijk, waar tabaksfabrikant Philipp Morris gezondheidsonderzoek zou gaan financieren. Ook dat ging uiteindelijk niet door, zij het pas nadat het nodige kabaal was gemaakt, de betrokkenen zagen zélf aanvankelijk geen probleem.

In het geval van Yantai dreigde de universiteit de hoer van een dictatuur te worden. Heeft u trouwens het cv van universitair topondernemer Poppema wel eens bekeken? Hij was voorheen hoogleraar Pathologie en Medische Biologie. Maar pathologisch is vooral zijn wens om Groningen koste wat kost te laten groeien. Vandaar Yantai. De academische vrijheid, zo had hij maandenlang de gemoederen trachten te sussen, was echt gegarandeerd. Totdat de eerste communistische secretaris in het aanstaande filiaalbestuur werd gedetacheerd. En Beijing tevens liet weten dat academische vrijheid mooi was, maar op Chinese grond natuurlijk wel respect voor Chinese waarden werd verlangd. Dat maakt uiteraard het eerste tot een farce. Hooguit voor een apolitiek vak als wiskunde kan universitaire verbroedering met dictaturen wetenschappelijk onbezwaarlijk zijn.

Onze koning-koopman Willem-Alexander bezoekt deze week China, nadat hij in 2015 al met president Xi aanwezig was bij het tekenen van de overeenkomst tot vestiging van die Groningse campus. Chinese bureaucraten hebben de afgelopen weken met verbijstering gadegeslagen, hoe dit alles, dankzij een paar onafhankelijk denkende studenten, nu plots voor niets blijkt te zijn geweest. Het kon toch niet zo zijn dat een paar koppige dwarsliggers een miljoenendeal zouden verprutsen?
Wel, hier ligt dus een schone educatieve taak voor Willem-Alexander. Aan het aankaarten van de mensenrechten in zijn algemeenheid komt hij tussen alle lucratieve handelsakkoorden vast niet toe, maar hier kan hij niet omheen. Hij kan het de Chinese dictator nu haarfijn uitleggen aan de hand van een concreet voorbeeld waarvan de dictator inmiddels ook op de hoogte is: dit is exact hoe democratie werkt en wat academische vrijheid is, koppige dwarsliggers worden als onafhankelijke geesten gewaardeerd.

Palestijnen halen uit naar moslimlanden

0
Wat vinden inwoners van Ramallah van de houding van moslimlanden tegenover het Palestijns-Israëlisch conflict? Onze correspondent Freek de Swart doet verslag vanuit Ramallah. ‘We hebben een imagoprobleem, we zijn Palestijns, Arabisch én moslim, daardoor denken mensen vaak het ergste over ons.’

In de islamitische wereld wordt geen zaak zo vurig verdedigd als die van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever en in Gaza. De militaire bezetting door Israël wordt daarbij vaak aangedragen als ultiem symbool van westerse hypocrisie en de onderdrukking van moslims. Tegelijkertijd worden Palestijnse vluchtelingen in diezelfde landen vaak behandeld als tweederangsburgers. Hoe beoordelen inwoners van Ramallah (stad op de Westelijke Jordaanoever op ongeveer vijftien kilometer ten noordwesten van Jeruzalem) deze houding van de oemma (de wereldwijde islamitische gemeenschap) en wat zijn hun hopen voor de toekomst?

Door de oogharen bekeken verschilt Ramallah nauwelijks van elke andere willekeurige Arabische stad. Het centrum is een chaotische kakofonie van geuren, kleuren en vaststaand verkeer. Schreeuwende marktkoopmannen aan de kant van de weg worden qua volume alleen door de moskeeoproepen af en toe overstemd. Aangezien het midden winter is staan er op de rotondes levensgrote kerstbomen en ook veel etalages zijn met feestverlichting versierd. Net als andere stedelijke gebieden in de regio wil Ramallah vooral uitstralen dat het een kosmopolitische stad is vol moderne mensen met moderne levens. Dat de plaatselijke Subway en Starbucks daarbij Sabway en Star & Bucks heten doet daar niets aan af.

Ali Yahya is één van deze Palestijnse kosmopolieten. Hij studeert Engels met Engelse literatuur als specialisatie. Hij hoopt over een paar jaar aan de slag te gaan al vertaler van juridische documenten. ‘Met het zetten van één stempel verdien je soms wel tweehonderd sjekel’, verklaart hij. Over de toekomst van Palestina is hij minder hoopvol. De situatie wordt volgens hem met de dag gecompliceerder. ‘Dat komt vooral door het toegenomen aantal wegblokkades en controles.’ Ook worden wegen volgens hem soms afgezet zonder duidelijke reden of tijdskader. Hij gelooft dat de meerderheid van de wereld de Palestijnse zaak steunt, maar dat dat vaak niet wordt omgezet in daden. Als voorbeeld wijst hij naar kroonprins Mohammad bin Salman al-Saoed, de nieuwe de-facto leider van Saoedi-Arabië. ‘Zijn leiderschap is gericht op interne problemen. Wij Palestijnen zijn daardoor een minder belangrijk onderwerp voor hem, dat zie je bij wel meer Arabische landen.’

Yahya ziet de Turkse president Recep Tayyip Erdogan als een gezonde uitzondering daarop. ‘Erdogan steunt Gaza direct met geld en Turkije neemt ook actie bij de Verenigde Naties. Soms nodigt Erdogan Palestijnen uit, zoals laatst een man uit Hebron, die was gefilmd terwijl hij door Israëlische soldaten geslagen werd.’ Toch denkt de student dat echte verandering alleen kan komen vanuit het volk zelf. De Amerikaanse erkenning van Jeruzalem als hoofdstad van Israël ziet hij als een goede aanjager daarvan. ‘Ik zie in de toekomst een nieuwe oorlog uitbreken. Jeruzalem is niet de hoofdstad van de Joden.’

Ook de Palestijnse antropologe Samira Mashni verwacht niet veel actie van wereldleiders als het gaat om Palestina. De vrouw heeft een half Puerto Ricaanse achtergrond en spreekt daardoor Engels met een valley girl-accent. Niet het geluid dat je normaal gesproken verwacht bij een gehoofddoekte patriottische Palestijnse moslima. ‘De islamitische wereld heeft niets gedaan behalve praten. Moslimlanden tonen zich solidair, maar gebruiken de Palestijnse zaak ook om hun eigen schuld af te schuiven.’ Eén voor één gaat Mashni de buurlanden langs. In Egypte worden Palestijnen vaak gezien als aanhangers van de Moslimbroederschap. Het merendeel van de Egyptenaren die Mashni ontmoet tonen volgens haar bovendien weinig interesse in de Palestijnse zaak. Turkije geeft veel verbale steun, maar doet ondertussen wel zaken met Israël. ‘Is dat hypocriet? Ik weet niet hoe ik daar over moet denken.’

Mahsni noemt Saoediërs ‘arrogante mensen die onterecht denken dat ze de islamitische wereld vertegenwoordigen’. Europese landen zouden op hun beurt de Palestijnse gebieden vaak onterecht straffen voor aanslagen door moslimterroristen. ‘We hebben een imagoprobleem, we zijn Palestijns, Arabisch én moslim, daardoor denken mensen vaak het ergste over ons.’

Buitenlanders zien volgens Mahsni Palestina vaak als een oorlogsgebied. ‘Een komische en absurde gedachte’ vindt ze. ‘Aangezien je voor een oorlog twee legers nodig hebt, niet één.’ Zelf maakt Mashni zich overigens ook wel eens schuldig aan stereotype gedachtes als ze alleen over straat loopt. ‘Ik schaam me om dit te zeggen, maar als ik dan een man zie met een lange baard en een gewaad denk ik onbewust ‘gaat hij iets laten ontploffen?’ En ik ben zelf moslim!’ Ze vertelt dat ze indirect ook geweld van Israëlische kant meemaakte. ‘De broer van mijn beste vriendin werd opgeblazen in een huis dat op het punt stond te worden gesloopt. Nadat hij was opgeblazen schoten ze nog zestien kogels in zijn lijf.’ Volgens de antropologe niets anders dan een bewuste liquidatieactie van het Israëlische leger. ‘Als Palestijn weet je door het aantal militairen, honden en het soort wagens waarmee het leger komt, of het leger je gaat lastigvallen, arresteren of vermoorden.’ Hoewel de dominante positie van Israël volgens Mashni nog nooit zo sterk is geweest blijft ze hoopvol over de toekomst. Ze verwacht dat de Arabische wereld en de moslimgemeenschap op een dag in opstand zullen komen tegen hun leiders en de ‘vernedering’ door Israël. ‘Ik begrijp volledig dat dit niet een religieuze strijd is, maar Palestina is een heilig land en verbonden met elke moslim. Een slaaf zijn van Israël is geen optie.’

Ook binnen de muren van de Modern University in Ramallah zijn de meningen over de houding van de oemma jegens de Palestijnen sceptisch. In de kantine vertelt journalistiekstudent Halima Hani dat vooral de economische banden tussen Israël en Egypte haar een doorn in het oog zijn. Het land zou volgens haar beter moeten weten gezien het oorlogsverleden met de Joodse staat. ‘De islamitische wereld moet één worden voor de Palestijnen. Dat lukt nu niet, omdat landen moeten respecteren wat Israël en de Verenigde Staten voorschrijven.’ Ze denkt dat wanneer de islamitische wereld zich wél zou verenigen een ‘Joden-vrij’ Jeruzalem binnen tien jaar te realiseren is. Een land creëren waar Palestijnen en Joden vredig naast elkaar leven is volgens haar moeilijker te bewerkstelligen. ‘Een éénstatenoplossing kan alleen werken als de Joden echt vrede willen, maar ze willen Jeruzalem en Jeruzalem is van de moslims.’

Eenzelfde geluid is ook te horen bij docenten van de Modern University. Tijdens het inschenken van de koffie in zijn kantoor schetst historicus Abu Khalal het beeld van een moslimgemeenschap die machteloos staat tegenover een ‘geoliede zionistische machine’. Hij wijst erop dat leiders in de moslimlanden over het algemeen worden benoemd en niet gekozen. Daardoor zouden ze meer geven om goede banden met de Verenigde Staten en de Europese Unie dan om het welzijn van de eigen bevolking. Khalal noemt Erdogan ‘zwak’ en de Saoediërs ‘corrupt’. ‘Wat is Saoedi-Arabië behalve de familie Saoed? Donald Trump is door deze familie gekocht met vierhonderd miljard dollar.’ Het is een bedrag dat vaker klinkt in de straten van Ramallah. Daarmee wordt gedoeld op de handelscontracten die het land van de twee heilige moskeeën vorig jaar lente ondertekende met het Amerikaanse bedrijfsleven.

Abu Khalal

Enigszins schamperend merkt Khalal op dat vrede nog dichter bij was ten tijde van de kruistochten. ‘Toen de Franken Jeruzalem veroverden was dat geen probleem, omdat ze heel het gebied in handen hadden, dat is nu anders.’ Volgens de docent is het sowieso moeilijk onderhandelen met Israëliërs vanwege hun Joodse mentaliteit. ‘Joden zien zichzelf verheven boven andere mensen, zelfs boven Europeanen. Daarom werken ze ook altijd in de financiële wereld en media.’

Het Amerikaanse besluit om Jeruzalem te erkennen als hoofdstad van Israël ziet de historicus als een breuk met het verleden. Amerika is volgens hem daardoor niet meer serieus te nemen als neutrale bemiddelaar in het conflict tussen Israël en de Palestijnen. ‘Nu ze zo openlijk één kant hebben gekozen is die positie een groot probleem voor ze geworden.’ De man hoopt dat landen als Zweden nu een prominenter onderhandelingsrol opeisen. Denkend aan de toekomst kijkt hij, logischerwijs, vooral naar het verleden. Hij wijst erop dat eerder de Franken, de Ottomanen en verschillende andere islamitische kalifaten allemaal dachten dat ze Jeruzalem voor eeuwig zouden regeren. ‘Toen Yitzhak Rabin samen met Yasser Arafat tot een overeenkomst kwam werd de houdbaarheidsdatum van Israël met vijftig jaar verlengd. Maar nu? Ik weet dat niet meer zo zeker.’

‘Zwart en wit profiteren van zo’n museum’

0
‘Ik zeg altijd dat ik een Nederlander ben, daar reageren mensen positief op, totdat ik een onwelgevallige mening heb, dan moet ik opeens oprotten naar mijn ‘eigen land’.

Simion Blom (28) is geboren in Suriname. Hij kwam op vierjarige leeftijd naar Nederland. Hij is al bijna tien jaar betrokken bij GroenLinks. Sinds 2014 is hij gemeenteraadslid namens die partij in Amsterdam. Daarvoor was hij stadsdeelraadslid in Amsterdam-Zuidoost. Hij staat op nummer acht op de kandidatenlijst van zijn partij voor de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart. Tevens is hij Bijlmer-bewoner, zoals ook te lezen is op zijn Twitter-pagina, en initiatiefnemer van een slavernijmuseum in Amsterdam. Wat wil hij met een slavernijmuseum? Hoe staat hij ten opzichte van de hete hangijzers in het hedendaagse racismedebat? Wat vindt hij van de deelname van het FvD aan de gemeenteraadsverkiezingen in Amsterdam? Waarom gaat hij deelnemen aan de demonstratie van het Comité 21 Maart tegen ‘racisme in de raden’? De Kanttekening sprak met Blom af op het Museumplein in Amsterdam, voor de ‘I Amsterdam’-letters, en stelde hem die en vele andere vragen. Expres op het Museumplein natuurlijk, want Blom wil op een andere manier de geschiedenis herinneren. Het Rijksmuseum en andere musea vertellen volgens hem niet het complete verhaal van de Nederlandse geschiedenis. Ook zijn verhaal moet worden gehoord. Blom is ook honderd procent Nederlander en honderd procent Amsterdammer.

Waarom moet Amsterdam een slavernijmuseum krijgen?
‘Het onderwerp slavernij vind ik heel belangrijk, uit historisch oogpunt, maar ook als mens. In de gemeenteraad hebben we er vaak over gediscussieerd. Scholen moeten meer aandacht besteden aan de slavernij en de slavenhandel. Het is een goede zaak dat dit nu ook meer gebeurt.’

Wat is de precieze aanleiding voor het initiatief om een slavernijmuseum op te richten?
‘In Amerika bestaat sinds 2015 een museum voor Afro-Amerikaanse geschiedenis, het National Museum of African American History and Culture. In Londen is er het archief Black Cultural Archives en in Liverpool het International Slavery Museum. Ik dacht: Amsterdam zou eigenlijk ook zoiets moeten hebben. We hebben als gemeenteraad weinig invloed op de inhoud van het onderwijs, maar zo’n museum is een mooie plek om aan educatie te doen.’

Wat is de stand van zaken nu? Komt er zo’n museum?
‘Op 30 juni vorig jaar heb ik samen met mensen van de SP en de PvdA een voorstel ingediend. Zij haakten aan bij mijn idee. De bestuurlijke reactie is positief en de wethouder ziet het ook zitten. Er is een haalbaarheidsonderzoek ingesteld, waarvoor unaniem geld is vrijgemaakt. Dat is een mooi signaal. Het is goed dat men ongeacht de politieke kleur een slavernijmuseum belangrijk vindt voor onze samenleving. Ik hoop dat de gemeenteraad straks ook instemt met het museum zelf.’

Heb je zelf ook ideeën over hoe zo’n museum eruit moet zien? Wat moet het doel van zo’n museum zijn?
‘Om met het laatste te beginnen, dit museum is er niet alleen voor Surinamers en Antillianen, maar ook voor de rest van Nederland. Het gaat over angst, over misdaden tegen de menselijkheid, over de uitwassen, maar ook over menselijkheid en de hoop op verandering. Er moet aandacht zijn voor de positieve kant, voor de strijd voor gelijkheid en gelijkwaardigheid. Waarden die onze samenleving goed kunnen gebruiken. Zwart en wit profiteren van zo’n museum.’

Dat is allemaal theoretisch. Hoe zie je het concreet voor je?
‘Dat is natuurlijk aan het museum zelf. Wel moet het slavernijmuseum aan educatie doen, in samenwerking met scholen. Ik hoop persoonlijk dat het ook een debatcentrum wordt, waar ruimte wordt geboden aan discussies over racisme. Denk bijvoorbeeld aan de Zwarte Piet-discussie. En verder zou het museum wat mij betreft ruimte moeten bieden aan een uitgebreide bibliotheek. Enkele jonge Amsterdammers zijn twee jaar geleden The Black Archives gestart, de grootste Europese collectie over kolonialisme, slavernij, activisme, kritische literatuur, enzovoorts.’

En inhoudelijk? Welk historisch verhaal moet er verteld worden, alleen de Trans-Atlantische slavenhandel of toch breder?
‘Het laatste natuurlijk. Er moet ook aandacht zijn voor pre-koloniaal Afrika. Denk aan de koninkrijken Dahomey, Allada, Yoruba en Mali. Afrikaanse en Caribische landen hebben nog steeds te maken met de effecten van de slavernij en het kolonialisme. De wijze waarop al deze samenlevingen zijn ingericht kun je niet los zien van de koloniale tijd, die honderden jaren heeft geduurd. We hebben nog steeds last van de gevolgen van de koloniale tijd. Denk aan oorlogen en migratiestromen. Die zijn puur het gevolg van de westerse inmenging. Helaas heeft het Westen er niets van geleerd. Er moet daarom een eerlijkere en rechtvaardigere buitenlandse politiek komen, die niet uitgaat van eigenbelang.’

Wordt het zo niet toch een ideologisch, links, zwart-wit-verhaal? 
‘Er zijn mensen die denken dat het kolonialisme en zelfs de slavernij de wereld iets goeds hebben gebracht. Daar ben ik het niet mee eens. Het heeft niets goeds gebracht.’

En de zogenoemde ‘ethische politiek’ dan? De ziekenhuizen die in Suriname en Indonesië zijn gebouwd? Het onderwijs? Soekarno (1901-1970) heeft aan een Nederlandse universiteit kunnen studeren. Die aspecten had het kolonialisme toch ook?
‘Die ziekenhuizen waren gebouwd in de koloniale context, niet in de eerste plaats om de mensen daar te helpen. Het Nederlandse koloniale beleid om de niet-witte bevolking te emanciperen was paternalistisch. En waarom studeerde Soekarno niet gewoon aan een Indonesische universiteit? Waarom was dat niet mogelijk?

Als politicus maak je je hard tegen racisme en voor een inclusieve samenleving. Waarom doe je dat voor GroenLinks?
‘Ik ben bijna tien jaar lid van GroenLinks. Ik ben heel even actief geweest voor de SP, maar ik voelde me niet thuis bij die partij. Wat mij aan GroenLinks aantrekt is de inzet voor het milieu. Ik keek toen ik jong was het Wereld Natuur Fonds -programma van Anniko van Santen. Die beelden van regenwouden die werden gekapt, dat trok ik slecht.’

Wat vind je van de partij van Sylvana Simons, Bij1, en die andere lokale partij van kleur die meedoet aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen, Ubuntu Connected Front?
‘Het is goed dat mensen politiek willen participeren en dat mensen met een multi-culturele achtergrond gebruikmaken van hun recht om dat te doen.’

Is Bij1 een electorale concurrent voor GroenLinks?
‘Natuurlijk vissen we deels in dezelfde vijver. Bij1 agendeert zaken die wij ook belangrijk vinden. Maar GroenLinks heeft de afgelopen vier jaar bewezen dingen voor elkaar te krijgen. Zo is de Amsterdamse haven over tien jaar kolenvrij, daar hebben we keihard voor geknokt. Maar bijvoorbeeld ook op het gebied van anti-racisme doen we veel.’

Hoe sta je tegenover de zogenoemde nieuwe ‘beeldenstorm’ ofwel de ophef over straten, scholen, tunnels, standbeelden en andere dingen met een ‘besmette’ naam?
‘Ik stoor mij aan het woord ‘beeldenstorm’. Ik wil niet meegaan in het frame van de Telegraaf. Ik vind het ontzettend goed dat er nu een discussie wordt gevoerd over de verering van mensen die misdaden hebben gepleegd in de koloniale tijd. We moeten deze discussie aangrijpen om aandacht te vragen voor andere helden. Voor helden die hebben bijgedragen aan een rechtvaardigere samenleving.’

Wat vind je van identiteitspolitiek? Ben je voor het ideaal van kleurenblindheid of is kleur relevant in de politiek?
‘Kleur doet er wel degelijk toe, om heel veel redenen. Segregatie en ongelijkheid nemen toe in Amsterdam. Gekleurde kinderen hebben structureel minder kansen dan witte kinderen. Er is sprake van een significant verschil. Dat komt door bewuste en onbewuste discriminatie vanuit scholen, terwijl kinderen even intelligent zijn. Ik heb vwo gedaan en ben daarna naar de universiteit gegaan, maar veel van mijn vrienden hebben moeten stapelen. Ze zaten eerst op het vmbo, toen gingen ze naar het mbo en vervolgens het hbo en daarna naar de universiteit. Stapelen kost veel tijd en heel veel doorzettingsvermogen. Veel mensen redden het niet. Dat is slecht voor Nederland, want zo lopen we veel potentie mis. Er is ook veel discriminatie op de arbeidsmarkt. Zwarte mensen worden vanwege hun achternaam minder snel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Witte mensen met een strafblad maken zelfs meer kans op een baan dan zwarte mensen.’

Het eerste blijkt uit talloze onderzoeken en het laatste blijkt uit recent onderzoek (2017) van de Vrije Universiteit Amsterdam, de Universiteit Utrecht, de Radboud Universiteit en het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving.

Waarom doe je mee aan de demonstratie van het Comité 21 Maart?
‘Ik keer mij tegen het symbolische geweld van het FvD en de PVV. Ik bestrijd dat met alle democratische middelen, met alle ideeën en woorden die er zijn. Ik loop ieder jaar mee aan de demonstratie van het comité. Tientallen organisaties, vanuit verschillende hoeken, hebben zich aangesloten bij het comité. Ik loop mee, omdat ik dat wil als Nederlander en als politicus. Ik ben er trots op dat ook GroenLinks meedoet aan deze demonstratie.’

Op 18 maart wordt in Amsterdam gedemonstreerd tegen de deelname van het FvD, de PVV en Leefbaar Rotterdam aan de gemeenteraadsverkiezingen. De slogan van het protest, dat georganiseerd wordt door het Comité 21 Maart (de naam van het comité is gebaseerd op de dag die door de Verenigde Naties is uitgeroepen tot de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie, 21 maart) is ‘geen racisme in de raden’. De slogan was eerst ‘geen racisten in de raden’, maar werd aangepast na ophef. De PvdD, de SP en de PvdA kondigden aanvankelijk aan deel te nemen aan de demonstratie, maar trokken zich eerder deze week terug vanwege de ophef. De ophef gaat niet alleen over de oorspronkelijke slogan, maar ook over bepaalde radicale organisaties die onderdeel zijn van het Comité 21 Maart, zoals de Anti Fascistische Aktie.

Ben je niet bang voor polarisatie, niet alleen door populistische partijen en racisten, maar ook door ‘iets te ijverige’ anti-racisten? Werken de inspanningen van sommige social justice warriors niet averechts?
‘Ik wil de vicieuze cirkel van racisme en ongelijkheid doorbreken. We moeten het benoemen en aanpakken. Daarom is het goed dat dit maatschappelijk debat wordt gevoerd. Dat mag best hard. Nederland zal het horen en weten totdat het wordt opgelost. Het is goed dat Nederlanders van kleur hun mond opendoen. Ik zeg altijd dat ik een Nederlander ben, daar reageren mensen positief op, totdat ik een onwelgevallige mening heb, dan moet ik opeens oprotten naar mijn ‘eigen land’. Ik ben voor radicale gelijkheid. Daarom hoop ik ook dat we deze discussie over een paar jaar niet meer hoeven te voeren.’

Is jouw streven niet irreëel, utopisch?
‘Het streven naar een sociaal rechtvaardige samenleving is haalbaar. Het is een kwestie van cultuur. De echte politieke wil ontbreekt nog. Dat moet anders. Waar een wil is, is een weg. Wij kunnen onze cultuur en samenleving zelf vormgeven.’

Vergeet niet, Assad is topslager nummer één

0

In mijn commentaren voor diverse media op de situatie in Syrië na het uitbreken van de opstand en de erop volgende verwoestende strijd, debiteerde ik menigmaal de mening dat het Westen zich afzijdig moest houden. Ik verwees daarbij naar de ingreep van het Westen in het Irak van Saddam Hoessein. De dictator werd verdreven, zeker, maar van het secundaire doel, het opzetten van een goed functionerende democratie, is het niet gekomen. Het voorbeeld van Libië sprak ook boekdelen. Natuurlijk, we grepen in met luchtaanvallen om de strijd te doen kantelen in het voordeel van de opstandelingen en met succes, want dictator Moammar al-Kaddafi werd gedood en daarmee verdween zijn dictatuur. Maar de moord op Kaddafi was wreed en bruut en na zijn dood verviel het land in een even wrede en brute chaos. En iets verder terug in de geschiedenis is daar het geval van Afghanistan. Waar het de Sovjet-Russen niet gelukt was het land hun wil op te leggen, zo is het Westen dat ook niet gelukt. De Taliban zijn vitaler dan ooit en bomaanslagen zijn aan de orde van de dag op de meest cruciale plekken van het land, ook in de hoofdstad Kaboel.

Ik was de mening van uiterste terughoudendheid toegedaan, omdat ik vond (en vind) dat het Westen haar ideologische opvattingen van wat goed bestuur is, democratie, nooit kan opleggen aan een ander land. Dat moet uit dat andere land zelf komen. Het werkt vaak contra-productief om de ander je wil op te leggen, de geschiedenis heeft dat meer dan bewezen. Streeft een land zelf daadwerkelijk democratie na, dan is de slagingskans veel groter. Een mooi voorbeeld is Tunesië. Het zijn de diverse politieke stromingen, van islamitisch tot links georiënteerd, die aan de Tunesische democratie werken. Dat gaat gepaard met gedoe en geruzie, precies zoals dat hoort in een democratie.

Waar ik indertijd misschien te weinig rekening mee hield is dat als bepaalde grootmachten zich uit de wereldarena terugtrekken, anderen op het vinkentouw zitten om hun slag te slaan. De wereldpolitiek is meer dan een onschuldig spelletje Monopoly of Risk. Het gaat om ideologie, invloed, macht en geldelijk gewin. Zo zien we dus dat de Russen meer dan ooit op de voorgrond zijn getreden om hun stempel op het wereldtoneel te zetten.

Het meest sprekende voorbeeld uit het Midden-Oosten is uiteraard Syrië. De Amerikanen met in hun kielzog de Europeanen staarden zich blind op het wrede en meedogenloze kalifaat dat ook nog eens bloedige en spectaculaire aanslagen pleegde in westerse steden. Willens en wetens vergat het Westen zo dat het regime van Bashar al-Assad topslager nummer één en de meest gehate vijand van veel Syriërs is. De Russen hadden al snel door dat het Westen zich vooral bekommerde om IS en steunden de dictator die ook nog eens ruim en breed geholpen werd door Iran en de Libanese Hezbollah. Inmiddels zou naar verluidt alweer bijna negentig procent van het Syrische grondgebied in handen zijn van Assad en dus binnen de Russisch-Iraanse invloedssfeer vallen. Dat dat slecht nieuws is voor de toekomst van Syrië als democratie moge duidelijk zijn.

De afrekening die nu in Afrin plaatsvindt met het verdrijven van de Koerden aldaar zal gevolgd worden door de slag om Idlib, waar de laatste resten van de Syrische ‘oppositie’ zit, die inmiddels zeer geïslamiseerd is. En dan is het wachten of de laatste slag tussen het regime en de Koerden in het noorden nog gaat plaatsvinden. De Verenigde Staten steunen de Koerden, maar durven de Amerikanen straks ook de confrontatie aan met Turkije, dat een krachtige Koerdische zuiderbuur totaal niet ziet zitten? Ik betwijfel het. Het Westen heeft zijn politieke doelen behaald: IS is grotendeels van de kaart geveegd en dat straks Assad het hele land weer onder controle heeft met een grotere invloed van Rusland en Iran dan ooit, moet dan maar voor lief genomen worden.

Valt het Westen dit allemaal aan te rekenen? Het is te simpel om te stellen dat dat het geval is. Het Westen maakte begrijpelijke politieke afwegingen en als grootmacht doe je het feitelijk toch nooit goed. Maar zuur is het wel, en dan druk ik me nog zacht uit, voor de Syrische bevolking. En voor mijzelf geldt dat ik mijn naïviteit als commentator, zo ik die al niet had verloren, nu toch definitief ben kwijtgeraakt.

Storm over beelden

1

Er is iets raars aan de hand met de discussie over historische standbeelden, de ‘vaderlandse geschiedenis’ en de ‘nationale identiteit’. Even de feiten op een rijtje. In september vorig jaar was een beeldje van de naamgever van het Mauritshuis (dat naast het torentje van de premier staat) bij de ingang van het museum weggehaald. Deze naamgever, Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), was in de zeventiende eeuw gouverneur van de Nederlandse kolonie in Brazilië en slavenhandelaar. Dat was niemand opgevallen, totdat het een onderwerp op sociale media werd afgelopen januari. Iemand had in een interview gezegd het goed te vinden dat deze omstreden figuur was weggehaald uit het museum. Maar het weghalen van dat beeld had te maken met een herinrichting van het museum. Het was geen ‘politiek correcte beslissing’ zoals onmiddellijk werd geroepen. Een misverstand dus, maar het kwaad was al geschied. De overbekende reactie op sociale media, vergelijkbaar met die bij de Zwarte Piet-discussie, de discussie over de vervanging van ‘blank’ door ‘wit’ of de discussie over de J.P. Coen-school die haar naam veranderde, omdat ze niet geassocieerd wil worden met deze gewelddadige zeventiende-eeuwse koloniaal. Nederland liep leeg op sociale media. Ook ongetwijfeld heel veel mensen die nog nooit in het Mauritshuis zijn geweest en niet weten wie Maurits was. ‘Zijn die politiek correcte aanhangers van de linkse kerk nu helemaal gek geworden? Hoe durven ze onze vaderlandse helden zo door het slijk te halen. Het moet niet gekker worden.’ De Telegraaf is van mening dat hier sprake is van een heuse ‘beeldenstorm’.

Volgens Mark Rutte, naast premier ook historicus, is het beoordelen van het verleden met de bril van nu ‘risicovol’. Het gaat om ‘ons’ verleden en ‘we’ hebben ‘onze tolerante samenleving’ mede te danken aan dat verleden, verklaarde hij. Ik moest even nadenken wat hij daarmee bedoeld kan hebben en vooral wie ‘we’ en ‘ons’ zijn. Dus omdat Nederland een paar eeuwen terug rijk werd met koloniale handel en slavernij, leven we nu in een tolerante samenleving? Een heel bizar argument, maar dus ook een typisch voorbeeld van historische betekenisgeving. Dat doen ook degenen die aandacht willen vragen voor het slavernijverleden en de donkere kanten van de vaderlandse geschiedenis. Zij willen duidelijk maken dat dit stuk verleden juist negatief doorwerkt in de verhoudingen nu, maar hun wordt verweten ouwe koeien uit de sloot te halen. ‘Dat gezeur over die slavernij, dat is al zo lang geleden.’ Dus verzwijgen maar. Maar dat omstreden figuren als Maurits, Jan Pieterszoon Coen (1587-1629), Piet Hein (1577-1629) en Michiel de Ruyter (1607-1676) op het paard worden gehesen als ‘vaderlandse helden’, dat zijn kennelijk geen ouwe koeien.

Er is dus iets raars aan de hand met die discussie. Geschiedenis wordt nog vaak voorgesteld als een serie objectieve feiten, gebeurtenissen en namen uit het verleden. Iets dat dat buiten onszelf staat en is opgeslagen in beelden, boeken en archieven en kan worden geraadpleegd. Geschiedenis als naslagwerk of als databank. Natuurlijk, niet alles is vastgelegd en bewaard, maar wat is vastgelegd is niet alleen feitelijk waar, het spreekt ook voor zich. Dat is eigenlijk zoals de historicus Rutte er ook naar kijkt en dat is opmerkelijk want (bijna) iedere historicus weet dat geschiedenis allerminst objectieve feiten uit het verleden zijn. Het is altijd een bril van nu waarmee naar het verleden wordt gekeken. De betekenis van die historische figuren is niet objectief, het is interpretatie en zegt meer over het heden dan over het verleden.

De straatnamen in de Zeelheldenbuurt in onverschillig welke stad, zijn gekozen omdat men vond dat het om belangrijke figuren ging die passen in het beeld dat een land over zichzelf wil uitdragen. Ze moeten ons een positief gevoel geven en hebben symbolische betekenis. Maar wat belangrijk wordt gevonden is selectief en tijdelijk en dus veranderbaar. Dat geldt ook voor beelden. Die worden neergezet, niet omdat ze zo mooi zijn, maar om een boodschap uit te dragen. Maar er staat helemaal niets op het spel als die boodschap verandert.

Geschiedschrijving is niet het opschrijven van historische feiten, maar het selecteren en interpreteren van het verleden en daar een verhaal over vertellen. Als Geert Wilders bepaalde culturele gebruiken als ‘oer-Hollandse traditie’ bij wet wil vastleggen, in beton wil gieten, dan is dat ook geschiedschrijving. Het is rare geschiedschrijving, maar in principe niet anders dan kinderen die op school geschiedenisles krijgen. Het dient altijd een doel. Het voorstel om meer aandacht te vragen voor slavernij en de nawerking ervan is ook een doel. Niet meer subjectief dan het heldendom van Maurits.

Dus het verleden bekijken met de bril van nu gebeurt altijd. Het ter discussie stellen van wat eerst als grootse heldendaden werden beschouwd, is niet risicovol. Het is hoogst noodzakelijk en van alle tijden.

Taal is niet neutraal

0

We begonnen de les met een spreekbeurt. Het onderwerp van Latisha’s praatje was depressie, angststoornis en zelfmoord. Geen gemakkelijke materie, maar ze wil psycholoog worden, dus dit heeft haar interesse. Het was een boeiend verhaal, waarbij ze ook aandacht besteedde aan hoe om te gaan met mensen met depressie: ‘Zeg nooit dat je weet hoe een persoon zich voelt, want dat weet je niet, maar wees lief, toon belangstelling en zeg dat je van hem of haar houdt.’

Najib, die altijd overal commentaar op heeft en altijd A zegt als ik B zeg (‘wat is Ali B. goed hè?’, ‘weet u wie pas echt goed is, juf? Najib Amhali’), wist erover mee te praten: ‘Ik had een vriend en die had hulp nodig en toen vroeg hij hulp en toen betaalde hij me, omdat ik hem hielp.’ Geld is de rode draad in Najibs leven, zijn raison d’être als het ware, en zodoende had hij het verhaal van Latisha meteen omgezet naar een businessmodel. Zijn opschepperij werd met enige schamperheid ontvangen. Mohammed: ‘Ah, oké, en toen werd je wakker?’

Latisha kreeg een applausje voor haar spreekbeurt en door gingen we met de les. We behandelden de Nederlandse grammatica, niet mijn favoriete onderdeel van de les, maar wel belangrijk. Het ging over de bedrijvende en de lijdende vorm van een zin, het verschil tussen ‘ik maak mijn huiswerk’ en ‘mijn huiswerk wordt gemaakt’. In het eerste geval is er sprake van een activiteit, in het tweede geval is dat nog maar de vraag. Goed, als er staat ‘mijn huiswerk wordt gemaakt door mij’, dan is het duidelijk wie de pineut is voor het maken van dat huiswerk: jijzelf, en dat betekent dat er actie ondernomen moet worden, maar je zou de ‘mij’ in die zin ook als slachtoffer kunnen zien die veroordeeld is tot het maken van huiswerk. De zin ‘ik maak mijn huiswerk’ is een wat feitelijker mededeling die eigenlijk alleen maar een activiteit benoemt.

Met zijn allen deden we een oefening uit ons tekstboek; elke leerling las een zin op en zei of het een zin in de lijdende of de bedrijvende vorm was. Dat was nog niet zo makkelijk, leerlingen haalden de bedrijvende en lijdende vorm regelmatig door elkaar.

Opeens daagde het me, de grammatica was eigenlijk een metafoor van het leven in het algemeen en de leerlingen in mijn klas in het bijzonder. Sommige mensen doen hun best, gaan aan de slag en maken er wat van, zien zichzelf niet als onmachtig, hoewel ze dat misschien soms best zijn. Anderen zien minder goed wat hun eigen rol is in hun leven en voelen zich voornamelijk speelbal of slachtoffer van ‘de omstandigheden’. Nu is voor dat laatste misschien wat te zeggen, want omstandigheden zijn vaak ingrijpend en invloedrijk, maar je zult er toch mee moeten leven, met die omstandigheden. Dat vereist actief handelen. Als je niet het verschil ziet tussen bedrijvend – ofwel actief handelen – en lijdend – geen invloed hebben op de situatie – dan betekent dat, dat je niet ziet hoe je invloed kunt uitoefenen op je leven, hoe je het actief vorm kunt geven. Jezelf als slachtoffer zien kan tot passiviteit leiden en daar schiet je niets mee op, want de omstandigheden zijn vaak moeilijker te veranderen dan de manier waarop je ermee omgaat.

Grammatica mag dan niet mijn favoriete onderdeel van de Nederlandse les zijn, door de link die ik ineens zag werd het al een stuk interessanter. Het brengt me bij waar ik de les mee was begonnen: ontlezing: ‘Ik las gister dat er niet meer gelezen wordt en dat vind ik een slechte ontwikkeling. Daarom gaan we voortaan elke les vijf à tien minuten lezen. Iedereen neemt een leesboek mee of leent een boek uit de bakken achter in de klas. Dat is niet om jullie te pesten, maar om jullie beter te maken.’ Dat waren mijn woorden aan het begin van de les. Zonder het te weten was ik vooruitgelopen op de grammaticales over lijdende en bedrijvende zinnen. Er mag dan minder gelezen worden, daar gaan we in mijn les wat aan doen, van lijdend naar bedrijvend. Taal is niet neutraal.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

Straatnamengedoe hoort niet op de politieke agenda

0

In elk actualiteitenprogramma passeerde het de revue, bijna iedereen heeft er een mening over en politici van uiteenlopend allooi proberen er een electoraal slaatje uit te slaan: ons zo verfoeide koloniale verleden, de sporen daarvan in de vorm van straatnamen, standbeelden, instituten, bruggen en tunnels en wat we daar nu toch mee aan moeten. Moeten we beladen namen uit de publieke ruimte verwijderen?

Anderhalf jaar geleden al schreef ik in Het Parool dat het verwijderen van ons onwelgevallige straatnamen complete idioterie is. Het is een politiek correcte geschiedvervalsing waarmee we een botoxverleden creëren, een verleden dat ontdaan is van rimpels en smetten. Maar net als rimpels en kraaienpoten in je gezicht het curriculum van je leven vormen, zo horen wandaden en hun sporen bij een nationale geschiedenis. Nederland vormt daarop geen uitzondering. Geschiedenis pimpen zet de deur naar 1984 wagenwijd open, het hoort bij totalitaire regimes, zeker niet bij ons. De beeldenstormers, in hun ijver om met het verleden af te rekenen en het in een moreel wenselijke vorm te kleien, maken daarbij een fundamentele denkfout. Ze betogen dat het niet verwijderen van een bepaalde naam hetzelfde is als instemmen met de moraliteit van die persoon en diens daden. Kortom, ze zien straatnamen nog steeds als wat ze ten tijde van de naamgeving waren: een eerbetoon aan die of die en niet als een echo uit het verleden, als een gestolde momentopname van hoe we vroeger over bepaalde personen dachten, een kijkje in het verleden, in onze collectieve ziel van destijds. Dus ben je tegen het veranderen van een straatnaam, dan ben je vóór kolonialisme. Kort door de bocht, maar zo luidt ongeveer die denktrant.

Ik betoogde destijds ook dat die controversiële zwerfkeien van een minder fraai verleden juist moeten blijven, doordat ze voor het broodnodige discours zorgen. De huidige reuring is natuurlijk niets anders dan een bevestiging daarvan. Verwijder of censureer je met terugwerkende kracht historische artefacten, dan sla je die discussie morsdood.

Neem generaal Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924), één van de meer controversiële personages die onze geschiedenis rijk is, de man die zo’n prominente rol speelde in het extreem-bloedige Nederlandse koloniale optreden in Atjeh. Van Heutsz zou vandaag de dag onverbiddelijk voor een tribunaal gesleept worden, in de jaren dertig vonden de meesten Nederlanders hem echter een held. Zozeer zelfs dat er niet alleen een praalgraf voor hem gebouwd werd, maar ook een heus monument! Van meet af aan was er gedoe, eerst felle protesten van socialisten en communisten, later van provo’s met potten verf, plaquettes en letters werden gestolen en er werden zelfs twee heuse bomaanslagen op gepleegd. Never a dull moment aan het Amsterdamse Olympia-plein. Tot het monument eind jaren negentig op de schop ging, een andere bestemming kreeg en omgedoopt werd in het oorverdovend saaie en compleet nietszeggende Monument Indië-Nederland. Weg Van Heutsz, weg controverse, vergetelheid is uw deel generaal. Geen scholier die meer weet wie hij was of wat hij in naam van Nederland uitgespookt heeft. Eeuwig zonde.

Het artikel leverde me in activistische kringen overigens het weinig vleiende predicaat ‘NSB’er’ op. Een titel die veel zegt, maar gelukkig niets over mij.

Straatnamengedoe, want veel meer moet je er niet van maken, is van alle tijden. Om de zoveel tijd manifesteert zich die behoefte om dingen te herbenoemen en te voorzien van een nieuw, blijkbaar minder ondraaglijk etiket. Wat de huidige poging tot historische zuivering echter zo anders maakt dan haar voorgangers is dat ze vaker de kop opsteekt. Los van het feit dat onze media elkaar gretig nakakelen en daarmee de gebruikelijke Themaschwung teweegbrengen, het onderwerp staat ontegenzeggelijk vaker in de belangstelling en neemt bovendien ook telkens heftiger vormen aan. Waarom? Drie factoren zijn daarvoor verantwoordelijk – uiteraard factoren die weer een wisselwerking met elkaar aangaan (het moet allemaal wel een beetje complex blijven).

Een belangrijke aanjager van straatnaamrevisionisme is de toegenomen aandacht voor ons slavernijverleden, de geschiedenis van slavenhandelaars en slaven (de politiek übercorrecte term ‘tot slaaf gemaakten’ krijg ik uit mond noch pen, ‘slaaf’ dekt de lading meer dan voldoende). En hoewel sommige historici elkaar de tent uitvechten over intensiteit, gevolgen en winstmarges van de slavenhandel, blijft het een onderbelicht thema op scholen, in musea, in ons collectieve geheugen (sowieso is ons geschiedenisonderwijs van een weergaloos beroerde kwaliteit, maar dat is weer een heel ander verhaal). Terecht dus dat de vinger op deze zere plek wordt gelegd, de manier waarop gaat echter weinig opleveren.

Sterker nog, het werkt eerder averechts en polariserend, wat mij meteen op het tweede brengt – de fellere tegenreacties. Want waar we in de jaren tachtig wat besmuikt de schouders ophaalden over die linksige activisten die een naamswijziging voorstelden en we niet eens zo heel erg moeilijk deden wanneer een Krugerlaan in de Steve Bikostraat werd omgesausd, daar heerst nu brede verontwaardiging. Er is een lijn in het zand getrokken, handen af van onze geschiedenis! En of die reacties nu gevoed wordt door nationalistische motieven of vanuit zorg om verlies van identiteit, door Themaschwung van de media of politiek opportunisme of gewoon omdat heel veel mensen dit hysterische straatnamenrevisionisme te absurd voor woorden vinden, ze worden steeds heftiger.

Een derde reden waarom het huidige straatnamendebat zo’n andere dynamiek en intensiteit heeft dan zijn voorgangers is de convergentie met het slavernijverleden én een ander thema, namelijk anti-racisme en emancipatie. Ik schrijf weliswaar ‘convergentie’, maar ‘gekaapt’ is misschien wel een beter woord.

Verwerking van een te weinig publiekelijk bekend, erkend en beleefd slavernijverleden, de pogingen daarmee ‘af te rekenen’, anti-racisme/emancipatie liggen ogenschijnlijk in elkaars verlengde en raken elkaar ook, maar zijn in de kern aparte thema’s. Anti-racisme/emancipatie is misschien wel een breuk met het verleden, het is niet hetzelfde als ermee afrekenen of ermee ‘in het reine’ komen, voor zover dat überhaupt mogelijk en wenselijk is.

Het is belangrijk deze thema’s gescheiden te houden. Waarom? Omdat emancipatie alleszins lovenswaardig en noodzakelijk is en straatnamengedoe in het geheel niet. Het polariseert en is contra-productief en daar schiet niemand iets mee op. Ook de anti-racisme-beweging niet, die zich hiermee te kijk zet als een club hysterische iconoclasten.

Met een anti-koloniale beeldenstorm versterk je een bij een groeiende bevolkingsgroep diep gevoeld en al langer bestaand onbehagen over de Nederlandse identiteit. Een onbehagen dat ik maar even als volgt samenvat: grenzen weg, gulden weg, zekerheden overboord, immigratie, Zwarte Piet mag ook al niet en nu willen ze het verleden ook afpakken. Houdt het dan nooit op? Sentimenten die in potentie als een boemerang kunnen terugkomen, bijvoorbeeld in de vorm van een stevige ruk naar rechts.

Met radicaal straatnamenrevisionisme boek je misschien op de korte termijn een ogenschijnlijk succesje wanneer een bang geworden basisschoolbestuur of kunstinstituut van naam verandert, je schiet er uiteindelijk mee in je eigen voet. Er is namelijk een grote groep gematigde Nederlanders die hierdoor ook de hakken in het zand gaat zetten. Deze middenmoot heeft weinig op met snelweg blokkerende pro-Zwarte Piet-activisten, maar evenmin met radicaal en absurd iconoclasme. En al helemaal niet wanneer dat vergezeld gaat van dat onverzoenlijke wie-niet-voor-ons-is-is-tegen-ons-en-staat-aan-de-verkeerde-kant-van-de-geschiedenis-toontje. Dan gaat het gematigde middenveld terugduwen en haakt een groot deel ervan net zo af als dat het in de Zwarte Piet-discussie heeft gedaan. It’s the tone of voice, stupid!

Het is dus onverstandig om het straatnamendebat op politieke agenda’s te zetten. Niet op die van rechts, maar zeker ook niet op die van links. Het verleden is weliswaar van ons allemaal, maar niemand heeft daar op eigen houtje aan te sleutelen. Laat dat liever aan historici over. Wat overigens niet wegneemt dat straatnamengedoe er wél bij hoort. Net als zeiken over het slechte weer, klagen over de fiscus, het belastingvrije topinkomen van Willem Alexander en Maxima of de ondermaatse prestaties van het Nederlandse elftal, hoort het mauwen over straatbordjes bij de Nederlandse cultuur en is het inherent aan een dynamische samenleving. Laat foute namen dus bestaan, maar voorzie ze van context, van het geschiedenisonderwijs moeten we het namelijk niet hebben. En blijf er ook vooral tegenaan schoppen lieve mensen, dat houdt het verleden lekker levend en biedt ons het nodige vermaak. En geeft schrijver dezes ten slotte weer een aanleiding daar dan af en toe een zuur stukje aan te wijden.

Arabische Lente 2.0

0

Zijn wij met de massale demonstraties in Iran en Tunesië nu getuige van de Arabische Lente 2.0? Wat Donald Trump betreft wel. Hij heeft zich nu als schutspatroon van de Iraanse demonstranten opgeworpen. Zeker nu in Iran ‘dood aan ayatollah Khamenei’ wordt geroepen.

Voor Washington blijft immers Iran bij uitstek het Rijk van het Kwaad, waarbij Trump zich opnieuw voor het Israëlische karretje laat spannen, door tussenkomst van zijn schoonzoon Jared Kushner. Niet dat de Iraanse demonstranten in hun verzet tegen de theocratie geen steun verdienen. Hetzelfde geldt voor hun verzet tegen de groeiende armoede en de oneerlijke verdeling van rijkdom. Alleen vormen zeker in dát geval Amerika in zijn algemeenheid en Trump in het bijzonder niet de meest geloofwaardige schutspatroon. De laatste beijvert met zijn belastingverlaging voor miljardairs vooral de welvaartskloof in eigen land verder te vergroten, terwijl één op de acht Amerikanen honger lijdt, een statement dat onlangs door fact-checkers van de NRC werd bevestigd.

In zowel Iran als Tunesië breekt de onvrede naar buiten. Buitenstaanders willen dan graag een patroon zien, zoals men dat ook bij de ‘eerste’ Arabische Lente zag. Daarvan vormt juist het huidige Tunesië het enige toonbare resultaat, terwijl het in Egypte uiteindelijk tot een militaire staatsgreep leidde en in Libië en Syrië de zaak gruwelijk in anarchie respectievelijk burgeroorlog ontspoorde. Op het Arabisch schiereiland waren de Saoediërs er als de kippen bij om de onvrede met een royale greep uit de goedgevulde staatskas af te kopen, wat in Tunesië en Egypte wegens gebrek aan oliegelden juist níet ging, terwijl de theocraten in Teheran een overslaan van de opstand wisten te verhinderen.

Dat maakt meteen al iets van de essentiële onvergelijkbaarheid van de ontwikkelingen in Tunesië en Iran duidelijk, ook al liggen in beide landen aan de onvrede gefnuikte economische verwachtingen van een jongere generatie ten grondslag. Een goede opleiding die resulteert in een relatief omvangrijke middenklasse – en de Tunesiërs en de Iraniërs horen in heel de regio tot die landen die daarop het meeste kunnen bogen – vormt geen garantie voor sociale stijging. Dat valt niet los te zien van de enorme bevolkingsgroei. Waar Europa vergrijst, kampt de islamitische wereld juist met een buitensporig jonge bevolking. Boze jongeren gaan nu eenmaal eerder met revolutionaire leuzen en stenen de straat op dan boze ouderen. Die laatsten moeten het doen met rollators en Henk Krol.

Tunesië en Iran hebben beiden een bevolking die gemiddeld minder religieus is dan die van de buurlanden. De Iraanse samenleving is in mentaal opzicht veel moderner dan haar leidende politici. In Saoedi-Arabië, waar de jonge kroonprins Mohammad bin Salman al-Saoed nu van bovenaf een modernisering met kemalistische pretenties probeert te forceren, ligt dat eerder omgekeerd. Daar zijn veel inwoners nog veel traditioneler dan hun nieuwe – overigens verre van democratische! – leider. In Teheran zijn de theocraten, omdat ze te weinig brood op de plank brengen, bijna veertig jaar na de Iraanse Revolutie ideologisch opgebruikt.

Dat bleek ook bij de beide laatste presidentsverkiezingen, waarbij met Hassan Rohani de meest seculiere van de door de ayatollahs toegelaten kandidaten won en het vervolgens wegens gebrek aan daadwerkelijke speelruimte bij een deel van zijn kiezers verbruide. Hoe dan ook heeft Iran, ondanks dit theocratische keurslijf, al meer ervaring met democratie opgedaan dan het nu vanwege zijn plotselinge uitbarsting van vernieuwingszin bejubelde, maar nog honderd maal autocratischer en corrupter Saoedi-Arabië. In Iran zijn er nu eenmaal geen duizenden vetgemeste prinsen van koninklijken bloede die zonder iets uit te vreten op de staatskas teren en de welvaart opvreten.

Daarmee is, anderzijds, ook meteen het fundamentele verschil tussen Iran en Tunesië gegeven. In Iran zijn er wel verkiezingen, maar geen vrije. De ayatollahs maken eerst uit naam van Allah een personele voorselectie. Dat betekent dat de demonstranten nu nog hun hoop kunnen vestigen op echt vrije verkiezingen om verbetering te bereiken. Verkiezingen die vermoedelijk het einde van de fundamentalisten zouden inluiden. In Tunesië zijn er al democratische verkiezingen. De islamistische partij Ennahda heeft niet alleen zichzelf gedefundamentaliseerd, maar ook na een nederlaag keurig de macht overgedragen en zich aan de seculiere grondwet gecommitteerd. De democratie heeft hier niet het verhoopte materiële paradijs gebracht, maar veel kiezers teleurgesteld. Voor hun begrijpelijke onvrede bestaan geen eenvoudige staatkundige oplossingen meer en dat zet de democratie sterk onder druk. De roep om een ‘sterke man’ wordt al weer vernomen.

Moslims willen ook na de dood in Nederland blijven

0
Nederlandse moslims willen in Rotterdam een islamitische begraafplaats waar eeuwige grafrust mogelijk is. ‘Het besef dat dit het thuisland is en dat je hier begraven moet worden, is nu heel sterk aan het groeien.’

Uit een recent onderzoek van de islamitische koepelorganisatie SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond) en twee partijen in de Rotterdamse gemeenteraad, Nida en de PvdA, blijkt dat er veel behoefte is aan een islamitische begraafplaats in de regio Rotterdam. Een overgrote meerderheid van de ruim vijfhonderd islamitische respondenten die een enquête hebben ingevuld, geeft aan in Nederland begraven te willen worden als die mogelijkheid er is. Nu worden veel Nederlanders met een islamitische achtergrond nog in het land van herkomst begraven.

Nieuwe doelgroep
Bas van Noppen, kandidaat namens Nida voor de gemeenteraadsverkiezingen in maart, was betrokken bij het onderzoek. ‘Die behoefte blijkt enorm. Ook mensen die normaal van plan waren om in het land van herkomst begraven te worden, zeggen nu dat ze gaan voor een begraafplaats in Rotterdam wanneer het volgens de regels van de islam gerealiseerd kan worden.’

Voor moslims is het van belang dat de overledenen zonder kist, op de rechterzij met het gezicht richting Mekka wordt begraven. Maar vooral de eeuwige grafrust vinden moslims cruciaal. De islamitische begraafplaats in Almere is de enige islamitische begraafplaats in Nederland waar de graven niet worden geruimd na een bepaalde tijd. Daar kunnen moslims de graven tot in de ‘eeuwigheid’ afkopen.

Van Noppen legt uit dat moslims willen vasthouden aan die criteria. ‘Bij de begraafplaatsen die er nu zijn, ook bij de islamitische akker zoals ze die noemen, wordt het lichaam na een aantal jaren verwijderd. Je wordt of geschud, dus val je dieper de grond in, of het graf wordt geruimd. Als er op een gegeven moment wordt gestopt met betalen en je contract als het ware afloopt, worden je botten eruitgehaald. Soms worden ze vernietigd of op een knokkelberg gegooid. Dat zien de moslims niet zitten. Er is soms nog wel eens verschil van mening tussen moslims, maar bijna alle moslims willen eeuwige grafrust. Die kans heb je niet als je op een reguliere begraafplaats wordt begraven.’

Ook het idee dat een begraafplaats veel duurder is in Nederland, doet mensen twijfelen. ‘Wij hebben zelf geen kostenberekening gemaakt, maar wel contact gehad met de islamitische begraafplaats in Almere over de mogelijke kosten. Die zijn iets hoger dan een regulier graf in Nederland, maar het is allemaal wel betaalbaar’, zegt Van Noppen. ‘Bovendien hebben veel mensen dankzij hun dure verzekering recht op repatriëring, bijvoorbeeld wanneer ze in Turkije of Marokko begraven willen worden. Dat kost allemaal geld, wat je kan besteden aan een islamitische begraafplaats, als we die eenmaal hebben in Rotterdam. Het scheelt duizenden euro’s wanneer een overleden persoon niet naar zijn graf in Turkije wordt gebracht, maar hier in Rotterdam wordt begraven.’

Vooral veel Nederlanders met een migratieachtergrond van de eerste generatie lijken weinig interesse te hebben in een begraafplaats in Nederland. Deze groep heeft dan ook uitvaartverzekeringen die afgesloten worden via verschillende religieuze organisaties in Nederland, zoals Milli Görüs of Diyanet. Zo’n verzekering kost al snel enkele tientjes per gezin per jaar.

Volgens Van Noppen heeft ook de jongere generaties nog steeds behoefte aan een goede uitvaartverzekering, echter kan er nu rekening gehouden worden met islamitisch begraven in Nederland in plaats van repatriëring naar het buitenland. ‘Ze zijn hier geboren, getogen en hebben hier hun familie en vrienden. Ze gaan hier naar school, krijgen hier kinderen en gaan waarschijnlijk ook hier dood. Ze voelen veel sterker dat dit hun thuisland is. Waarom zou je duizenden kilometers verder begraven willen worden als hier alle faciliteiten aanwezig zijn? Het besef dat dit het thuisland is en dat je hier begraven moet worden is heel sterk aan het groeien onder jonge moslims.’

Niet alleen moslims, ook begrafenisondernemers lopen warm voor meer islamitische begraafplaatsen. Van Noppen: ‘We zijn gelijk benaderd door begrafenisondernemers die willen praten over de mogelijkheden op hun al bestaande begraafplaatsen. Ze willen daar ook eeuwige grafrust kunnen aanbieden. Ze zien dat de markt verandert en dat veel mensen bijvoorbeeld gecremeerd willen worden. Ze hebben naast joden en christenen nu met moslims eigenlijk een nieuwe doelgroep.’

‘Het gaat niet snel genoeg’
Said Bouharrou, voorzitter van de RMNN (Raad van Marokkaanse Moskeeën Nederland), ziet ook dat de behoefte voor islamitische begraafplaatsen groeit. ‘Als je kijkt naar vooral de tweede en derde, maar ook vierde generatie nieuwe Nederlanders, zie je dat ze steeds vaker in Nederland begraven willen worden. Het idee dat je na je dood in een kist naar Marokko of Turkije wordt vervoerd, spreekt steeds minder mensen aan.’

Bouharrou vindt wel dat binnen de gemeenschap zelf nog te weinig aandacht wordt besteed aan de optie om in Nederland begraven te worden. ‘Vooral jongeren, die niet heel erg met de dood bezig zijn stellen hun besluit vaak uit. Het is alsnog belangrijk om daar meer aandacht aan te besteden door moskeebesturen, maar ook door de overheid. Want ook dat is immers een vorm van participatie. Hetzelfde hadden we bijvoorbeeld met donorschap. Het bewustzijn daarover was in eerste instantie vooral bij jongeren niet groot, maar door een goede campagne is dat veranderd. Dat moeten we nu ook doen met begraven worden.’

Bouharrou vindt dat vooral duidelijkheid moet komen over hoe na een bepaalde tijd omgegaan wordt met de resten van de lichamen. ‘Dat is één van de factoren waardoor moslims heel erg twijfelen over een begraafplaats in Nederland. Ze willen zeker weten dat ze eeuwige grafrust krijgen als ze de keuze maken hier begraven te worden.’ De discussies hebben volgens Bouharrou dus ook een religieuze grondslag. Moslims die hij kent zitten soms met de vraag of het wel islamitisch is hier begraven te worden. ‘Maar het is niet al te moeilijk om aan de normen die door de islam wordt gesteld te voldoen. Binnen de islam is het uitgangspunt dat al het land heilig is. Je bent niet opeens minder moslim, omdat je ligt begraven in een ‘niet-islamitisch’ land.’

Bouharrou gelooft dat het initiatief van Rotterdam snel gevolgd zal worden door andere grote steden waar veel islamitische Nederlanders wonen. ‘Als de grote en bekende verzekeringsmaatschappijen zich eindelijk gaan richten op uitvaartverzekeringen voor moslims, denk ik dat het heel snel kan gaan in Nederland. Ze hebben immers de middelen, netwerk en toegang tot de politiek om hier verandering in te brengen.’

Bouharrou benadrukt dat hij zich heeft verdiept in begraven worden in Nederland, maar voegt eraan toe dat hij het voor zichzelf alsnog niet heel goed heeft geregeld. ‘Ik wil wel hier in Nederland begraven worden. Dat geldt ook voor mijn gezin. Ik wil dat mijn kinderen niet in een vliegtuig hoeven te stappen om het graf van hun vader te bezoeken.’ In Nijmegen, waar Bouharrou woont, zou de islamitische gemeenschap niet genoeg gemobiliseerd zijn om een islamitische begraafplaats te regelen. ‘Daar moet verandering in komen. Het gaat niet snel genoeg.’

Actie
Marianne Vorthoren, directeur van de SPIOR, ziet ook dat er steeds meer animo is voor islamitische begraafplaatsen. ‘Je ziet dat de behoefte vooral nu begint te groeien, omdat nu ook de tweede generatie ouder wordt. Dus de vraag doet zich wat dat betreft dringender voor.’ Onder moslims van de eerste generatie is ook volgens Vorthoren weinig discussie over deze kwestie. ‘Moslims van de eerste generatie willen meestal graag in hun geboorteland begraven worden. Het is natuurlijk heel menselijk dat veel mensen onderwerpen rond de dood liever vermijden en uitstellen. Daar ga je meestal meer over nadenken naarmate je ouder wordt. Dus voor de tweede en derde generatie is de vraag of het mogelijk is in Nederland begraven te worden nu veel relevanter.’ Een islamitische begraafplaats, waar vooral de eeuwige grafrust centraal staat, kan volgens Vorthoren in theorie ook in de algemene begraafplaatsen gerealiseerd worden. ‘Er zijn nu dus ook begraafplaatsen met een islamitische sectie. Dan moet je wel de grond eeuwig afkopen. Want je koopt normaal zo’n plek altijd af voor een aantal jaren. In de praktijk is dat echter veel lastiger voor mensen. Het is ook aan de gemeenschap zelf om zoiets te realiseren.’ Binnen een jaar hoopt Vorthoren een locatie te kunnen voorstellen in Rotterdam. ‘We willen op afzienbare termijn concrete stappen zetten. We kunnen daar natuurlijk geen garanties over geven, omdat het niet alleen van ons afhangt.’

Nederland telt naast ‘nieuwe’ Nederlanders met een islamitische achtergrond ook veel bekeerlingen. Deze groep zou het proces kunnen versnellen. ‘Moslims komen uiteraard niet alleen uit Turkije of Marokko, er zijn bijvoorbeeld ook veel bekeerlingen die islamitisch begraven willen worden in Nederland. Ik vind het dus heel logisch dat nu de behoefte meer naar voren komt en er ook actie wordt ondernomen’, aldus Vorthoren, die blij is dat verschillende partijen in de Rotterdamse gemeenteraad, zoals Nida en de PvdA, ook achter het initiatief staan.

Een brug te ver
De grootste partij in de Rotterdamse gemeenteraad, Leefbaar Rotterdam, staat echter zeer kritisch tegenover het plan. ‘We zijn op een punt beland waarbij de islamisering met steeds grotere stappen aan het toenemen is’, verklaarde Leefbaar-gemeenteraadslid Tanya Hoogwerf onlangs aan Omroep WNL. Een islamitische begraafplaats is volgens haar ‘een brug te ver’. ‘We zien geen noodzaak om voor de islamitische gemeenschap nieuwe regels toe te passen. Daarbij komt de financiering ook nog eens uit het buitenland.’ Vorthoren geeft echter aan dat daar geen sprake van is: ‘Het gaat gewoon om de mogelijkheden binnen bestaande wet- en regelgeving, die voor alle gemeenschappen in Nederland gelden, bijvoorbeeld ook voor joodse begraafplaatsen.’ Voor de financiering van de beoogde begraafplaats gaan de initiatiefnemers er nu van uit dat deze gedragen zal worden vanuit de Nederlandse moslimgemeenschap zelf.