12.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 810

Koerdische journaliste kort vastgehouden in Turkije

0
Nurcan Baysal werd van terrorisme beschuldigd.

 

De Koerdische journaliste en mensenrechtenactiviste Nurcan Baysal is kort vastgehouden door de Turkse autoriteiten. In 2012 had Baysal in de Turkse provincie Diyarbakir een bijeenkomst van het Democratische Maatschappij Congres bezocht, een pro-Koerdische organisatie. Volgens de Turkse autoriteiten is dit echter een terroristische organisatie, vandaar dat Baysal werd gearresteerd. Nadat ze had getuigd tegen de aanklagers werd ze vrijgelaten.

Op Twitter kondigde Baysal haar vrijlating aan: ‘Ik ben vrij. Ik ben net vrijgekomen uit detentie. Dank aan alle mensen die mij gebeld hebben om hun steun te betuigen. Wanneer ik thuis ben zal ik schrijven over de bijzonderheden van mijn hechtenis.’

In januari 2018 werd Baysal ook al gearresteerd. Dit omdat ze kritische berichten op Twitter had geplaatst over de Turkse aanval op Afrin, een gebied in Noord-Syrië waar veel Koerden wonen. Ze kan drie jaar gevangenisstraf krijgen voor haar kritiek op Operatie Olijftak, de Turkse aanval op Afrin. En in 2016 werd Baysal voorwaardelijk tot tien maanden gevangenisstraf veroordeeld, vanwege een kritisch artikel dat ze schreef over een Turkse militaire operatie in de Koerdische stad Cizre. Ze werd toen vrijgelaten onder de voorwaarde dat ze binnen vijf jaar niet dezelfde overtreding zou begaan.

Baysal schrijft voor de nieuwssite Ahval. Vanwege haar activiteiten als journalist en mensenrechtenactivist in de Koerdische gebieden in Turkije wordt ze regelmatig bedreigd met de dood door nationalistische Turken en Turken die pro-Erdogan zijn. In 2018 kreeg Baysal een prijs van de Ierse mensenrechtenorganisatie Front Line Defenders, omdat ze zich met gevaar voor eigen leven inzet voor de mensenrechten.

Imam Elforkani: ‘Het is een religieuze plicht om Joden te helpen’

0
Het advies van een Duitse regeringscommissaris om in het openbaar geen keppeltje meer te dragen, leidt ook in Nederland tot debat. De Kanttekening vroeg aan verschillende moslims: wat doe je als een joodse man wordt lastiggevallen vanwege zijn keppeltje?

Het is sinds vorige week onrustig in Duitsland nadat Felix Klein, de Duitse regeringscommissaris voor antisemitisme-bestrijding, joden had afgeraden om in het openbaar een keppeltje te dragen vanwege ‘de toenemende maatschappelijke verruwing’. Als reactie besloot het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) om woensdag 29 mei 2019 uit te roepen tot ‘Nationale #KeppelOp-dag’, compleet met demonstratie in Den Haag.

Er kwamen een paar honderd – hoofdzakelijk joodse – mensen bijeen op de demonstratie op het Plein in Den Haag. Sommigen hebben in geen decennia gedemonstreerd. Tijdens het openingswoord meldt Hanna Luden, directeur van het CIDI, dat maar liefst 70 procent van de joodse mensen in Nederland niet herkenbaar joods durft te zijn. Daarna volgt een parade van speeches van politici, van PVV tot GroenLinks, waarvan alle heren voor de gelegenheid een keppeltje dragen. Dilan Yesilgöz (VVD) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) zijn daadwerkelijk bezig met antisemitisme en met effect: zij geven aan dat er drie miljoen euro extra komt voor bestrijding van antisemitisme.

Eén ding valt op. Bij joods getinte bijeenkomsten verzamelen zich al snel moslimjongeren. Vaak uit nieuwsgierigheid, maar soms ook om herrie te trappen. Nu geen één. Volgens ingewijden komt dit door de aanwezigheid van politie, en vooral door de vele camera’s voor televisieprogramma’s. ‘Ontzettend laf’, vindt Ingrid uit Amsterdam desgevraagd. ‘Dat zie je op internet ook. Die scheldpartijen komen vrijwel altijd van mensen zonder gezicht.’

Woordvoerder Jonathan de Geus van het CIDI vertelt dat ze veel positieve reacties krijgen, ook uit politieke kringen. ‘Zowel van links als van rechts ontvangen we veel steunbetuigingen van mensen die vinden dat een keppeltje dragen in het openbaar gewoon moet kunnen.’ Zijn collega Aron Vrieler benadrukt dat de toename van incidenten beslist niet enkel uit islamitische hoek komen. ‘Wel een groot deel, vooral jongeren. Vaak gaat het om straatintimidatie, waarvan te weinig aangifte wordt gedaan of melding van wordt gemaakt. De praktijk leert dat het vrij lastig is om de dader of daders op te sporen.’ Dit is bijvoorbeeld het geval in een wijk in het Amsterdamse Buitenveldert waar veel joodse mensen wonen. Er is regelmatig sprake van (straat)intimidatie, terwijl de daders er niet wonen en er onbekend zijn. ‘Het is onmogelijk om na te gaan welke dadergroep de grootste is, maar vaak gaat het om jongeren met een moslimachtergrond.’

Ingrid uit Amsterdam

‘Onze tolerantie en beschaving zijn in het geding’

‘Een religieuze plicht om te helpen’

We vroegen Yassin Elforkani, imam bij De Blauwe Moskee in Amsterdam-Slotervaart, wat hij ervan vindt dat veel joden bang zijn om in het openbaar een keppeltje te dragen. Elforkani betreurt het dat we in een samenleving leven waarin we niet onszelf mogen zijn en niet zichtbaar ons geloof mogen uitdragen. ‘Dat geldt ook voor moslima’s die een hoofddoek dragen. Het zegt iets over onze tolerantie en onze beschaving. Die is in het geding. Het is gewoon absurd. Mensen moeten kunnen zijn wie ze zijn, ook qua kledij en geloofsuitingen.’

Over het wel of niet helpen van een joodse man die puur wordt aangevallen omdat hij een keppeltje draagt, is imam Elforkani heel duidelijk. ‘Het is je religieuze verplichting als moslim om iemand te helpen die wordt aangevallen. Doe je dat niet, dan ben je zondig. Dat moeten we steeds meer gaan uitdragen. Doe iets. Bel 112 of wat dan ook. Net zoals het voor elke moslim een verplichting is om te vasten, is het helpen van iemand die wordt aangevallen ook een religieuze plicht. Dit heeft niets te maken met liberaal of orthodox, het wordt aanbevolen vanuit je geloof. De identiteit van de aanvaller doet er niet toe.’

‘Als ik alleen zou zijn, dan zou ik wat doen. Maar niet met mijn vrienden erbij’

‘Ik help wél als ik alleen ben’

Wat doe je als je ziet dat een joodse man lastig wordt gevallen, puur omdat hij een keppeltje draagt? De Kanttekening stelde die vraag aan moslims in een Rotterdamse winkelstraat. Een jongen die graag anoniem wil blijven, lacht dat hij dan geen tijd heeft om iets te doen. Hij is waarschijnlijk bezig om die man lastig te vallen of hij helpt de aanvallers, zegt hij. Dan loopt hij door met zijn vrienden, zonder te zien dat één van hen behoorlijk afkeurend naar hem kijkt. Met andere woorden: hij heeft minder goed gescoord dan hij denkt.

Deze jongens waren van Marokkaanse afkomst, net als de negentienjarige Mohammed. Hij geeft een opvallend antwoord. ‘Als ik alleen zou zijn als ik dat zag, dan zou ik wel wat doen. Maar niet met mijn vrienden erbij.’ Het blijkt dat hij bang is voor hun reactie. Net als meer jongens van rond zijn leeftijd begrijpt hij niet dat het dragen van een keppeltje met religie te maken heeft en niets met politieke steun aan Israël. Mohammed reageert dan ook verbaasd als hij hoort wat imam Elforkani zegt. ‘Je religieuze plicht als moslim om in zo’n geval te helpen?’ Op de vraag of er over dit onderwerp niet gepraat wordt in de moskee, zegt hij dat hij daar nooit komt. Op de foto gaan wil hij absoluut niet.

‘Echt, ik zou meteen ingrijpen. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn!’

Winkelganger Dennis Altey geeft aan dat hij iets zou doen als een joodse man werd aangevallen vanwege de uiting van zijn religie. Dit gedrag is wat hem betreft beslist niet oké. ‘Kijk maar, mijn vrouw draagt een hoofddoek. Dat is vergelijkbaar. Natuurlijk moet een joodse man een keppeltje kunnen dragen. Ik zou me ermee bemoeien.’ Zijn vrouw zou niet durven ingrijpen, maar wel 112 bellen.

Asmae en Samira, twee smaakvol traditioneel geklede moslima’s van rond de twintig, vinden dat zulke aanvallen niet is wat hun geloof hen leert. Asmae heeft zo’n situatie laatst bij haar opleiding als sociaal experiment gehad. ‘Echt, ik zou meteen ingrijpen. Iedereen moet zichzelf kunnen zijn!’ Ze betreuren het dat het vaak moslims zijn die zich schuldig maken aan dit soort praktijken. ‘Dit hoort gewoon niet.’

‘Etnisch profileren gebeurt vaker dan wij denken’

1
Etnisch profileren. We kenden het al bij de politie. Maar nu blijkt bovendien dat de Belastingdienst op grote schaal ouders heeft beboet en kindertoeslagen heeft ingetrokken, alleen op basis van een screening op dubbele nationaliteit. Is etnisch profileren gewoon racisme – en hoe komen we er vanaf?
İbrahim Özgul

Ibrahim Özgül (35), finance & project professional

‘Het is echt verschrikkelijk dat dit soort dingen gebeuren. Ik heb er geen woorden voor dat je dit doet als organisatie of als mens. Het zou niet moeten uitmaken of je Marokkaans bent, of Turks, of een gescheiden man, of wat dan ook. Wanneer je mensen wil controleren, dan neem je gewoon een steekproef met een grote dekking. Maar je gaat mensen niet screenen op basis van kleur of achternaam. Het kan ook anders, de software en werkprocedures die nodig zijn om goede steekproeven te nemen kun je gewoon ontwikkelen. Maar uiteindelijk is het natuurlijk de mens, het brein, dat keuzes maakt om wel of geen onderscheid te maken op etniciteit. En de mensen die dat wel doen, doen het waarschijnlijk op allerlei vlakken, persoonlijk en professioneel.

Vaak had ik het gevoel dat ik anders werd behandeld op basis van mijn achtergrond, maar het probleem is: je kunt er bijna helemaal niks aan doen. Behalve doorgaan en zorgen dat je doet wat je wilt – en krijgt wat je verdient. Ik ken ook veel verhalen van vrienden die anders werden behandeld vanwege hun achtergrond – met voetbal, met het zoeken naar stages en werk, sommigen ook in het leger. Zelf heb ik het ook ondervonden bij het zoeken naar een stage als accountant. Dat was in 2005. Toen heb ik in en rondom Rotterdam bijna tweehonderd sollicitaties de deur uitgedaan. Niemand nam mij aan als stagiair. Etnisch geprofileerd? Wie zal het zeggen? Uiteindelijk ben ik via de tante van een vriendin aan een stage gekomen, in Zaandam. Het is vervelend dat het zo gaat, het kan je moedeloos maken. In Nederland loopt het de laatste jaren sowieso niet echt lekker tussen verschillende groepen. De vooroordelen zijn te heftig, te vast – ook omdat ze tegenwoordig zo’n breed podium krijgen in de media. Dat heeft een versterkende en zelfbevestigende werking.’

Leo Rearuw

Leo Reawaruw (59), veteraan en voorzitter Stichting Maluku 4 Maluku

‘In een ver verleden heb ik zelf ook wel eens meegemaakt dat ik etnisch werd geprofileerd. Ik was ooit een van de eerste donkere buitendienstmedewerkers in Nederland. Bij een grote multinational werkte ik in de sales en ik kreeg om de zoveel jaar een nieuwe auto omdat mijn werkgebied zo groot was. Ik woonde toen in Harlingen, in een arbeiderswijk – en ja, ik werd regelmatig aangehouden. ‘Heb je weer een nieuwe auto?’, vroegen ze dan. ‘Ja, een leaseauto’, antwoordde ik. Pas jaren later hoorde ik van het fenomeen etnisch profileren. Ik zag die rapper Typhoon zijn verhaal doen op TV en toen dacht ik voor het eerst: ‘Hé, dat heb ik vroeger ook meegemaakt!’

Maar ja, ik ken ook mensen die een uitkering hebben en in allerlei handeltjes zitten. En dan rijden ze wel in dikke bakken door de stad. Als je dan wordt aangehouden, is het dan ook etnisch profileren? Lastig. Ik vind het eigenlijk ook wel weer grappig. Nederland is soms zo dubbel. We hebben net met de Europese verkiezingen wel weer allemaal gestemd op de PvdA, voor meer immigratie dus. Gaan we die migranten straks ook allemaal etnisch profileren?

Etnisch profileren zal niet verdwijnen denk ik. Maar het is wel echt schandalig wat de Belastingdienst heeft gedaan. Als je dat als staat toelaat dan ga je wel richting het einde van de democratie. Een democratie mag staatsburgers niet anders behandelen op basis van kleur of achtergrond. Dit mag je niet toelaten, je moet het keihard aanpakken. Het probleem is dat de ministers de macht niet hebben om iets te veranderen. Een minister is een passant, die zit vier jaar op een departement. Wil je het probleem echt dieper aanpakken, dan moet dit echt op hoog niveau gebeuren bij Justitie of bij Financiën, als je het hebt over de Belastingdienst. Daar moet je dan de directeur-generaal van zo’n ministerie op afstraffen. Die hoge bazen zitten er voor het leven. Als je het die mensen lastig maakt, dan krijg je iets voor elkaar als het aankomt op het voorkomen van etnisch profileren.’

Avital Elbaz

Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller

‘Toevallig kom ik net uit de waxsalon en daar ik ving ik een interessant gesprek op. Een vrouw had ontslag genomen bij een grote organisatie. Ze was er de enige met een migratieachtergrond en werd er weggepest, zogenaamd omdat ze niet genoeg sprak met haar collega’s. Het vervelende aan onderhuids racisme, en etnisch profileren is daar eigenlijk een vorm van, is dat je het nooit echt kunt bewijzen. Ik ben half Nederlands en half Marokkaans-Joods, geboren in Israël en getogen in Volendam, een zeer gesloten gemeenschap. Ik ken dus ook de ‘witte kant’ van het verhaal. ‘Alles wordt tegenwoordig discriminatie genoemd!’, verzuchten ze daar!

Ondanks dat mijn moeder een Volendamse is en ik vloeiend dialect spreek hoorde ik er als kind nooit helemaal bij in het visserdorp. Mijn vader prentte me altijd in: ‘Je heet Elbaz en op je paspoort staat dat je geboren bent in Israël. Je moet twee keer zo hard je best doen.’ Dat vond ik onzin. Ik meende dat hij zelf niet goed genoeg was geïntegreerd. Maar nu ik ouder ben zie ik dat hij toch gelijk had. Dit neemt echter niet weg dat ik van hem geleerd heb altijd net even harder te rennen dan Truus of Linda. Gooi daar de hard werken-mentaliteit bij van de Volendammers. Het maakt dat ik toch ben gekomen waar ik nu ben.

De eerste keer dat ik met discriminatie te maken kreeg was toen ik solliciteerde bij de V&D in Rijswijk. Ik was achttien. Toen werd mij gevraagd of ik echt Nederlands was. Volgens mij spreek ik keurig ABN, dus ik begreep niet waar de vraag vandaan kwam. Ik kwam net uit Volendam, was beschermd opgevoed en had nooit bedacht dat iemand anders mij als een niet-Nederlander zou kunnen zien. Ik had toen sowieso geen affiniteit met mijn roots van mijn vaders kant. Aan het einde van het gesprek zei die vrouw geïrriteerd: ‘Ik geloof niet dat je echt Nederlands bent.’ Ze wilde mijn paspoort zien. Dat had ik bij mij, omdat dat sowieso in de uitnodiging stond van het uitzendbureau. Pas toen ik wegliep besefte ik dat ik dus blijkbaar niet als Nederlandse gezien werd. Ik deed het af als een incident, maar zal die eerste ervaring nooit vergeten.

Mijn zwarte partner (half Surinaams/half Brits-Guyanees) en onze drie dochters zijn dubbelbloedjes. Mijn oudste scoorde havo-vwo met de Cito-toets. De leerkracht zei dat ze gemakkelijk vwo kon doen. Dus wij gingen naar een middelbare school en ze werd ingeschreven op – naar wat wij dachten – vwo. Toen kwam, in de laatste week van de vakantie, een brief waarin we werden gefeliciteerd met de inschrijving op de havo. Toen ging hier even het licht uit. ‘Mijn dochter gaat naar het vwo’, zeiden wij. Maar dat kon zogenaamd niet meer. Wij hebben er toen een zaak van gemaakt tot aan de hoogste instantie. Ze heeft inmiddels haar vwo-diploma op zak. Mijn man en ik hebben allebei een goede baan en spreken allebei keurig ABN. We bewegen ons in een relatief witte omgeving die heel warm is, dus je hebt het niet zo door dat mensen met een kleurtje echt anders worden bekeken. Maar hiervan wist ik echt: dit is echt omdat we buitenlanders zijn. Mijn man zei nog: ‘Joh, het zal wel niet.’ Maar toen hij tijdens de crisis zijn baan verloor en maar niet aan de bak kwam met zijn staat van dienst, kwam hij op zijn aanvankelijke naïviteit terug: ‘Volgens mij merk ik nu pas voor de eerste keer dat er iets bestaat als discriminatie.’

Zelf heb ik er zeker last van gehad. Ook van de Belastingdienst. Ik ben nu negen jaar ondernemer en ik heb vijf keer controle gehad van de Belastingdienst. Naheffingen en boetes, terwijl in onze aangiftes geen eurocent verkeerd staat. Op een gegeven moment moesten zelfs mijn cliënten brieven schrijven aan de Belastingdienst, want ze geloofden niet dat ik klanten had. Mijn vader is jurist in ruste en als ‘hobby’ spant hij regelmatig zaken aan bij de Belastingdienst. Als grap zei ik:  ‘Ze pakken jou gewoon via mij.’ Alle zaken zijn uiteindelijk in mijn voordeel uitgesproken.

Maar nu denk ik: het was gewoon Marokkaantje pesten. Mijn vader is Joods, maar zijn achternaam is Marokkaans. Ik heb het antwoord op het probleem niet, maar dat etnisch profileren echt een probleem is staat als een paal boven water. Dit gebeurt op een veel grotere schaal dan wij kunnen bevroeden en bewijzen.’

Amma Asante

Amma Asante, (46) voorzitter Landelijke Cliëntenraad

‘Schandalig, wat de Belastingdienst heeft gedaan. Vanuit mijn werk heb ik veel te maken met het UWV en de Belastingdienst als instituties waar mensen veel last van hebben. Wat ik vooral ook shocking vond in het recente verhaal, was dat de mensen die werden uitgenodigd om te komen praten over hun ervaringen vooraf te horen kregen dat het nadrukkelijk niet de bedoeling was dat de Belastingdienst iets ging doen met hun klachten. Waanzin. Echt.

Zelf hecht ik veel waarde aan de democratische rechtsstaat en heb daarom veel moeite met etnisch profileren. Daar heb ik echt geen goed woord voor over. Het bevestigt alleen maar de gevoelens van ongelijkheid die veel mensen al hebben tegenwoordig: ‘Ik ben niet veilig en gelijkwaardig in mijn eigen land.’ Maar van officiële instituties – zoals de politie en Belastingdienst – mag je toch verwachten dat het niet uitmaakt waar je vandaan komt, wie je ouders waren of wat je kleur is? Wanneer keer op keer het tegendeel blijkt, wordt het vertrouwen van mensen in de rechtsstaat ondergraven. Dat is een zeer gevaarlijke ontwikkeling.

In mijn eigen omgeving ken ik ook genoeg verhalen. Als je als zwarte man in de verkeerde straat loopt op het verkeerde moment, of met een mooie auto rijdt waar je hard voor hebt gewerkt, heb je zomaar de kans om aan de kant te worden gezet, of geïntimideerd te worden door de politie. Zelf ben ik ook een keer aan de kant gezet met een mooie leaseauto, zonder enige reden. Maar dat is denk ik niet te vergelijken met wat zwarte mannen voor de kiezen krijgen.

De oplossing van het probleem ligt echt bij de ambtsdragers. Zij moeten het doen. Hou er mee op! Gebruik andere methodes om boeven op te pakken. Er zijn genoeg alternatieven. Maar niet etnisch profileren. De politie moet je beste vriend zijn als je geen rottigheid uithaalt, welke achtergrond je ook hebt. Maar dat gevoel laat de politie nu niet achter.

De organisatie moet van onderop sensitiever worden gemaakt voor hoe mensen met een kleurtje etnisch profileren ondergaan. Stel je eens voor dat jij die persoon bent die keihard werkt voor een auto en iedere week mag uitleggen hoe je er aan komt. Begin met kennis en bewustzijn – en laat ook zien hoe je jezelf ermee in de voet schiet als professional. Ambtsdragers moeten zich vaker beseffen dat ook zij gevoed worden door onbewuste vooroordelen.’

Chris Polanen

Chris Polanen (56), schrijver, dierenarts

‘Vroeger vond ik: het hoort er gewoon bij. Ik voelde me te gast in Nederland, geen volwaardig burger. Maar goed, dat was 35 jaar geleden. Nu denk ik: nee, de tijden zijn veranderd, het kan niet meer. Ik kan overigens niet zeggen dat ik zelf heel veel last van etnisch profileren heb gehad. Wel was ik een keer met drie witte dames op vakantie. We stonden nog in de rij voor de paspoortcontrole – maar ik werd er als enige uitgepikt. Dat was etnisch profileren – puur op mijn uiterlijk. Maar wel met succes, haha, want ik had nog een paar boetes openstaan voor zwart rijden met de metro. Dat deed ik soms toen ik een jonge student was. En ja, als je uit Suriname komt moet iedereen langs de drugshond, dat is de honderd procent controle. Niet echt etnisch profileren. Maar daarna heb je nog een controle. Daar worden vooral mannen uitgepikt. Volgens mij kijken ze dan meer naar wat je aan hebt.

Maar dat ik zelf weinig ervaring heb met etnisch profileren betekent niet dat het geen probleem is. Een neefje van mij, dat half Surinaams-Nederlands is, werd in de supermarkt aangehouden toen hij dertien was, met de vraag of hij een Marokkaan was. Nou nee, maar hem werd toch maar even gevraagd om zijn tas te openen. Eigenlijk is dat niet normaal, maar mijn neefje nam het heel laconiek op. Politie en Justitie – en eigenlijk iedereen – zou veel meer moeten nadenken over de eigen vooroordelen. Dat is het enige wat helpt. Zelf doe ik denk ik niet aan etnisch profileren. Ik ben een zwarte man, dus ik ben niet zo bang voor andere zwarte mannen. Ook niet voor Marokkaanse jongens. Althans, het hangt heel erg van hun gedrag en lichaamstaal af. We zijn toch allochtonen onder elkaar.’

Niet iedereen hoeft de islam geweldig te vinden

1

‘Ramadan neemt een mentale plek in onze agenda in. Wij zijn ons ervan bewust dat vrienden en collega’s een belangrijke periode in het jaar beleven.’ Zo opende de gastheer de politie-iftar in Rotterdam. Bij de Rotterdamse politie is dat niet de enige iftar. Soortgelijke iftars werden ook op andere locaties georganiseerd. Een van de gasten was Samir Fighil, een Nederlandse comedian uit Nijmegen. Op humoristische toon zei hij: ‘Even serieus, de PVV heeft toch gelijk over de islamisering van Nederland: bij de politie worden er meer iftars georganiseerd dan bij ons, moslims.’

Iedereen kon erom lachen en de sfeer was buitengewoon speciaal. Ik heb er echt van genoten: het was positief, verbindend en kleurrijk. De avond was een mengelmoes van verschillende culturen, smaken en geluiden. Een Anatolisch koor bracht ons terug in de tijd, langs de Anatolische bergen. Restaurant Helai heeft ons  mee kunnen nemen op een culinaire reis door de Afghaanse keuken. Het politie-dameskoor Proces-Vocaal, (niet te verwarren met proces-verbaal) wist de verbinding te leggen tussen professionaliteit en zangkunst. Artieste Mariana Hirschfeld droeg ook voor uit eigen werk. In haar spoken words maakte zij haar luisteraars deelgenoot van haar persoonlijke reis – met vallen en opstaan – als jonge Rotterdammer. Als een van de gastsprekers sprak ik over het belang van eenheid in de maand van saamhorigheid. Kortom: een avond waarin diversiteit en verbinding daadwerkelijk werden beleefd.

Het is moedig, geweldig en vooral uitnodigend dat er steeds meer organisaties zijn die gebruik maken van de kracht van deze maand om elkaar op te zoeken en om samen mooie momenten te vieren. Op de sociale media zag je vrolijke foto’s van organisaties als ABN Amro, Loyens & Loeff en Schiphol Group die gezamenlijk van de verschillende iftar-maaltijden genoten.

Maar wat mij echt persoonlijk ontroerd heeft is het bezoek van onze koning Willem-Alexander aan de Haagse wijk Transvaal. Daar zat hij gezellig aan tafel, met een bescheiden iftar, te praten met zijn burgers. Ik was ontzetten blij en positief verrast met dit bezoek. Hopelijk krijg ik ooit de kans om hem persoonlijk te bedanken voor dit prachtige gebaar…

Het organiseren van een iftar lijkt vanzelfsprekend te zijn, maar dat is het niet. Erachter schuilt namelijk een hele belangrijke boodschap, die wij absoluut moeten stimuleren. Het is een les in saamhorigheid en tolerantie. De samenleving is drastisch aan het veranderen en nieuwe culturen krijgen steeds meer ruimte binnen de Nederlandse instituties. Ik zie dat als een vorm van erkenning en acceptatie. Deze erkenning laat duidelijk zien dat de moslims die hier wonen wel bij Nederland horen. Maar ook dat de islam ondertussen in Nederland thuishoort. Deze principes moeten we vasthouden en na de ramadan voortzetten.

Niet iedereen reageert even enthousiast, maar juist bij dit soort momenten is het cruciaal om verbinding te zoeken en om elkaar beter te leren kennen. Ook tijdens mijn lezing bij de politie-iftar gaf ik duidelijk aan dat niet iedereen de islam geweldig hoeft te vinden. Ik heb er geen problemen mee als iemand de islam verschrikkelijk vindt. Waar ik wel moeite mee heb is dat vooroordelen vrijwel altijd op onwetendheid en onbekendheid gebaseerd zijn.

We hoeven geen begrip voor elkaars opvattingen te hebben, als we elkaar maar respecteren. Op deze manier gaan we een samenleving creëren waarbij bruggen slaan overbodig wordt. We hoeven het simpelweg niet eens te zijn met elkaar, maar we moeten wel samenleven, elkaar versterken en waar nodig ook beschermen.

Als Nederlanders houden we van gezelligheid, feesten en vooral lekker eten. Laten we hier gebruik van maken om elkaar te ontmoeten. Alleen via de weg van de dialoog kunnen we elkaar beter leren kennen. Dat is onze enige wapen tegen extremisme en terrorisme. Nelson Mandela zei ooit: ‘Een van onze sterkste wapens is de dialoog’. Door de geschiedenis heen hebben we gezien dat het verketteren en uitsluiten van de ander nergens toe leidt. Daarentegen zijn dialoog en ontmoeting middelen om de rust te bewaren. Laten we van het verleden leren om onze toekomst beter in te richten.

De Franse schrijver Paul Morand leerde hierover een mooie wijsheid: ‘De toekomst is slechts het resultaat van een dialoog tussen het heden en het verleden.’

Moge Allah over Nederland waken en behoeden voor elke vorm van kwaad en haat.

Veiligheidsdiensten doden Soedanese demonstranten

0
De Voorlopige Militaire Raad van Soedan maakt een einde aan demonstraties in de hoofdstad Karthoum. Advocaten, artsen en journalisten roepen op tot burgerlijke ongehoorzaamheid en voltooien van de revolutie.

Het is nog steeds onrustig in Soedan, waar op 11 april president Omar al-Bashir het veld moest ruimen. De veiligheidsdiensten openden deze ochtend het vuur op Soedanese demonstranten, die in de hoofdstad Karthoum een sit-in organiseerden. Volgens het Centrale Comité van Soedanese Artsen zijn bij deze aanval ten minste negen demonstranten omgekomen. Ook zouden de veiligheidstroepen hebben geschoten in het Oostelijke Nijl-ziekenhuis, waar gewonde demonstranten werden behandeld.

Volgens de Sudanese Professionals Association, een professioneel verbond waarin advocaten, artsen en journalisten zich hebben verenigd, heeft de Voorlopige Militaire Raad veel troepen ingezet om de demonstraties in Karthoum neer te slaan. De Voorlopige Militaire Raad heeft op 11 april de macht in Soedan gegrepen, nadat de positie van president Al-Bashir als gevolg van de grootschalige protesten tegen zijn bewind onhoudbaar was geworden.

Journalist Mohammed Alamin vertelt de Arabische nieuwszender Al Jazeera dat speciale troepen traangas op de demonstranten afvuurden. Vervolgens schoten de militairen met kogels op de demonstranten die niet waren weggevlucht voor het traangas. De militairen hebben het terrein waar de demonstraties plaatsvonden bezet. Legervoertuigen blokkeerden de toegangswegen tot het sit-ingebied.

De demonstranten die door het leger zijn verjaagd, hebben zich verspreid over de stad Karthoum. Sommige demonstranten hebben de toegangswegen tot hun woonwijken geblokkeerd.

Britse moslimraad hekelt ‘moslimhaat Conservatieven’

0
De Muslim Council of Britain heeft een brandbrief geschreven naar de Britse Commissie voor Gelijkheid en Mensenrechten. Daarin eist de Muslim Council dat er een onderzoek komt naar moslimhaat binnen de Conservatieve Partij.

Volgens de Britse moslimraad zouden de Conservatieven onvoldoende actie ondernemen om racistische en islamofobe uitlatingen, gedaan door eigen partijleden, tegen te gaan.

De Britse moslimraad noemt als voorbeeld Boris Johnson, de voormalige minister van Buitenlandse Zaken. Die vergeleek vrouwen in een boerka met brievenbussen en bankovervallers. Een intern onderzoek van de Conservatieve Partij pleitte Johnson nadien vrij.

Op dit moment lopen er nog soortgelijke onderzoeken naar de Conservatieve raadsleden John Moss en Nick Coultish. Moss zei dat elfjarige meisjes reden hadden om bang te zijn voor de islam. Ook twitterde hij dat hij ‘het barbarisme, seksisme, racisme en de homohaat van de islam’ verwierp. En Coultish plaatste een bericht op sociale media waarin hij de opkomst van de islam vergeleek met de Blitz, de Duitse bombardementen op Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog. Coultish heeft hiervoor inmiddels zijn excuses aangeboden.

Mohammed Amin, voorzitter van het Muslim Forum binnen de Conservatieve Partij, reageert tegen the Guardian dat hij geen vertrouwen meer heeft in het zelfreinigende vermogen van de Conservatieve Partij om moslimhaat en racisme aan te pakken. Naz Shah, Labour-politicus en schaduw-minister voor Gelijkheid, is nog kritischer. Volgens hem laat de Conservatieve Partij via de achterdeur haat binnen, door geen onafhankelijk onderzoek toe te staan en Moss en Coultish niet te schorsen. Ook schieten de Britse media volgens Shah schromelijk tekort, door de Conservatieve Partij hierover geen kritische vragen te stellen.

 

Van PTT Telecom-werknemer tot miljonair

0
Van PTT Telecom-werknemer tot miljonair. Atilay Uslu begon bij PTT Telecom, maar maakte de Amerikaanse droom in Nederland waar.

Als puber nam hij zich voor om vóór zijn dertigste een miljoen gulden te verdienen. Inmiddels is Atilay Uslu 51 jaar oud en heeft hij dankzij zijn reisbedrijf Corendon een geschat vermogen van enkele tientallen miljoenen euro’s. Hoe heeft hij dat bereikt? En op welke hobbels stuitte hij door zijn bi-culturele achtergrond? Een portret van een van de invloedrijkste Turkse Nederlanders.

Een paar dagen per week houdt Atilay kantoor in zijn Corendon Village Hotel, onder de rook van Schiphol, met 680 kamers het grootste hotel van de Benelux. Het is amper een jaar open, maar in de lobby oogt het al loeidruk. Met een cola voor zich werkt Uslu in het bar-restaurantdeel de ene na de andere afspraak af. Ondanks zijn Turkse roots liggen zijn eerste jeugdherinneringen hier praktisch om de hoek, in Haarlem. Pas net één jaar oud is Atilay als het gezin Uslu van Yenikapi in de Turkse provincie Afyonkarahisar naar Nederland verhuist. De Turkse familie is dan nog een zeldzaamheid in Haarlem: ‘We waren daar het eerste immigrantengezin, verder waren de Turken die er woonden allemaal mannen en in hun eentje. Hun vrouwen en kinderen kwamen een paar jaar later, toen pas werd het een immigrantenwijk’, herinnert Uslu zich. Zijn vader is nooit thuis: de opvoeding van de vier kinderen komt op de schouders van hun moeder terecht. Een probleemloze, ogenschijnlijk saaie jeugd volgt, met weinig ruzie tussen de Uslu-telgen en een brave basisschoolcarrière op de Noorderschool (‘De juffen mochten me wel’). Ook Atilay’s middelbareschooltijd verloopt bijzonder soepel: ‘Ik ben goed in begrijpend luisteren. Daardoor hoefde ik nooit huiswerk te maken, ik luisterde gewoon heel goed in de klas.’

In vaste dienst

Ondanks de harmonie in huize Uslu zijn Atilay’s ouders het op één vlak oneens: de gewenste loopbaan van hun zoon. ‘Mijn ouders hebben twee verschillende persoonlijkheden’, vertelt de ondernemer. ‘Mijn moeder raadde me aan om te proberen bij PTT Telecom in dienst te komen.’ Een vaste baan zou immers een boel zekerheid met zich meebrengen. Vader Uslu had echter ander advies: ‘Die zei: in dienst? Gewoon voor jezelf beginnen, ga niet werken voor een baas.’

De jonge Atilay is echter een moederskindje, vertelt hij lachend, en hij solliciteert na zijn mbo-opleiding Elektrotechniek braaf bij de PTT. Met succes. En met ambitie, want al sinds hij een jaar of dertien was wil hij vóór zijn dertigste een miljoen gulden op zijn spaarrekening hebben staan. ‘Dat leek me het hoogst haalbare. Toentertijd was de rente acht procent, dus achtduizend gulden. Daar kon je aardig van leven.’ Maar de jonge Atilay ziet zijn financiële planning in rook opgaan wanneer hij hoort dat zijn PTT-chef zelfs na vijfentwintig jaar trouwe dienst een schamel maandsalaris van 2500 gulden verdient. ‘Ik moest iets anders gaan verzinnen, toch naar mijn vader luisteren.’

Shoarmazaak openen

Een voorstel van Atilay’s oom, om diens shoarmazaak in Haarlem over te kopen, komt als geroepen. Niet gehinderd door enige horecakennis of ondernemerservaring springt hij in het diepe. ‘Het was spannend, heel spannend. Ik was 22 en wist niet eens hoe je shoarma moest maken. Ik had een Egyptenaar in dienst, maar de eerste dag dat ik open was, een dinsdag, hadden we slechts 35 gulden omzet. Ik dacht: shit man, daar kan ik mijn enige personeelslid niet eens van betalen.’ Die tegenvaller schudt het ondernemerstalent in hem wakker, want Atilay besluit zich te verdiepen in de – voornamelijk nachtelijke – kansen die de locatie van de shoarmazaak biedt. De Haarlemse Smedestraat is namelijk een uitgaansstraat, en wie maar lang genoeg feestviert krijgt vanzelf zin in een vette hap. De jonge Atilay past zijn openingstijden en werkrooster aan op het uitgaanspubliek: ‘In de weekenden was het altijd vol en schakelden we nog een student of stagiair in, op maandag ging ik juist dicht. En op dinsdag stond ik alleen achter de toonbank.’

De zaken lopen goed, de bankrekening van Atilay groeit, maar de Smedestraat blijkt ook z’n nadelen te hebben. Bijna ieder weekend is er wel een vechtpartij, herinnert de miljonair zich. ‘Sommige mensen veranderden echt in een soort Tarzan als ze gedronken hadden, zo boos deden ze. Na drie jaar dacht ik: ik wil werk dat ik overdag kan doen. Ik had ook wel even genoeg verdiend.’

Drie loopbaanopties

Atilay beperkt zijn carrièreswitch tot drie opties: groenteman worden, accountant worden of een eigen reisbureau beginnen. Maar een groentewinkel lijkt hem te koud en de accountancy te saai. De enige optie die overblijft: de reisindustrie. ‘Ik had er nog minder verstand van dan bij de shoarmazaak. Daarom ging ik eerst naar een reisbureau in Amsterdam, Istanbul Reizen in de Kerkstraat, en bood ik aan om er drie maanden gratis te werken. Na die drie maanden kon ik voor mezelf beginnen.’

Zo gezegd, zo gedaan: Atilay begint zijn eigen reisbureau. Een voorloper van Corendon, die in eerste instantie alleen tripjes naar Turkije aanbiedt. Het vak bevalt hem meer dan de horeca, zowel financieel als inhoudelijk. ‘Ik vond reizen leuk, het was een wereld die me boeide. Je leert veel mensen kennen en je krijgt overal ter wereld vrienden met wie je een biertje kunt drinken’, somt hij op. ‘Het is een heel gezellige branche.’ En het concept (vlieg)reizen past toevallig ook bij zijn afkomst. Niet alleen zijn Turkse, maar ook zijn Haarlemmermeerse. ‘Als je in deze regio groot bent geworden, dan zit het gewoon in je bloed, dat reizen, dat vliegen. Je ruikt bij wijze van spreken bij je geboorte de kerosine al.’

Foto: Corendon

Terugval Turks toerisme

Maar passend of niet: het aanbieden van Turkije-reizen bezorgt de ondernemer na een paar jaar ook kopzorgen. Het toerisme in Turkije kent namelijk elke vier á vijf jaar wel een terugval, ontdekt hij gaandeweg. ‘De ene keer komt dat door de politiek, de andere keer vanwege aanslagen, in 2003 was er ineens de SARS-epidemie. Het gaat een tijdje goed, maar dan is er weer wat.’ Daarom besluit Atilay het aanbod van Corendon langzaam maar zeker uit te breiden naar andere landen. Tegenwoordig varieert het aanbod van Bali en Bulgarije tot Griekenland en de Verenigde Arabische Emiraten. Zo spreidt hij de kansen en risico’s van Corendon. In veel landen is weleens iets aan de hand wat het toerisme nadelig beïnvloedt, weet hij inmiddels.

Dat Atilay ooit is begonnen met het aanbieden van reizen naar Turkije, was gezien zijn roots de meest logische stap. Toch is het ondernemen daar voor hem niet zo makkelijk als het lijkt, vertelt hij resoluut. ‘De enige gemene deler met partners daar is dat we dezelfde taal spreken. Verder ben ik hier in Nederland opgegroeid, met een heel andere cultuur en een andere werkethiek dan in Turkije.’ Niet dat de ene arbeidscultuur beter of slechter is dan de andere, haast hij zich te zeggen. Hij wil niet oordelen. ‘Maar als je daar binnenloopt, hebben mensen altijd tijd voor je. Dan denk ik: hoe kun je altijd beschikbaar zijn? Misschien klinkt het bot, maar dat betekent dat ze tegen een hoop andere dingen ‘nee’ zeggen. Hier in Nederland ligt de druk juist erg hoog, je hebt maar een aantal uren op een dag en daar prop je een heel groot aantal afspraken in.’

Turkse Turk en Nederlandse Turk

Dat de gemiddelde Turk wellicht niet alle kansen grijpt, wil niet zeggen dat-ie lui is, benadrukt Atilay. Hij vertelt over zijn nieuwe Turkse chef-kok, die sinds een paar maanden voor Corendon aan de slag is. ‘Ik vroeg hem: ‘Wat is het verschil tussen een Turkse Turk en een Nederlandse Turk?’ Hij zei: ‘Een Nederlandse Turk is gewoon een ambtenaar, die werkt acht uur op een dag en gaat dan naar huis. Een Turkse Turk werkt twaalf uur als je dat wilt.’ Ik denk dat een gemiddelde Nederlandse Turk op dat vlak meer een Nederlander is dan een Turk. Dat hebben ze zich wel toegeëigend.’

Maar wie een bi-culturele achtergrond heeft, weet dat dat ook legio nadelen heeft, zeker op de werkvloer. Atilay is vaak gediscrimineerd in zijn werk, erkent hij, maar gaat daar opvallend relaxed mee om. ‘Dat discriminatiewapen wordt vaak gepakt, maar mijn boodschap is: iemand discrimineert vaak niet bewust, het is meestal onwetendheid. Je moet je daarom afvragen: waarom discrimineert iemand jou? Wat is zijn – of haar – belang? Als eerste kent hij jouw soort mensen niet, dus in een sollicitatiegesprek moet je niet alleen vertellen waarom jij geschikt bent voor de functie, maar ook wat jouw cultuur is. Daar moet je in kunnen overtuigen.’

Extra hard werken

Kortom, wat de boer niet kent, dat vreet ie-niet. En wie geen De Vries of Jansen heet, maar Uslu, moet extra hard werken om het vertrouwen van een werkgever of zakenpartner te winnen. Atilay maakte het al mee toen hij piepjong was. ‘Voor ik bij de PTT aan de slag ging, werkte ik bij Fokker, waar bezuinigd moest worden. De voorman van mijn team had me vooraf gerustgesteld: ‘Jij blijft, ik wil jou niet kwijt.’ Maar na een gesprek met zíjn baas kwam Atilay’s directe chef daar bibberend van terug. Atilay werd toch ontslagen. ‘Die baas wilde geen Turk op de afdeling. Ik vond dat vreselijk, het is natuurlijk een boodschap waar je een paar dagen niet van kunt slapen. Maar op een gegeven moment kom je er sterker uit. Ik besefte: die baas kent me niet, weet niet of ik goed of slecht ben. Dat is op zich natuurlijk heel slecht, als je niet weet wie je ontslaat. Tegelijkertijd heb ik mijn verhaal blijkbaar niet goed aan hem kunnen vertellen. Ik had me niet moeten blindstaren op mijn eigen voorman, maar ook aan zíjn baas moeten denken. Als ik hem had kunnen overtuigen hoe goed ik was, dan was ik niet ontslagen, al had ik Timboektoe als achternaam.’

Die culturele onwetendheid van mensen maakt Atilay nog altijd mee. En nog altijd kan hij er wel enig begrip voor opbrengen. ‘Ik stond laatst op Sicilië in de lift van een hotel dat ik nieuw had ingekocht, toen gasten tegen me klaagden dat er geen patat met appelmoes en mayonaise verkrijgbaar was. ‘Een kleine moeite, meneer!’ zeiden ze. Ik zei: ‘Je bent hier niet in Zandvoort op vakantie, je bent op Sicilië, dit is al bijna Noord-Afrika. Dat soort dingen kennen ze hier niet op die manier.’ Maar die man wist gewoon niet beter. Hij zocht de veilige weg, de weg die hij kende.’

Toch hoef je niet de wereld rond te reizen of een immigrantenkind te zijn om culturele verschillen te ervaren, benadrukt hij. ‘Hoezo eigenlijk, verschillen tussen Turkije en Nederland? Verschillen zijn er overal. De dorpen Edam en Volendam zijn bijvoorbeeld al bijna honderd procent verschillend, en dat is nota bene één gemeente! Het ene dorp is katholiek, het andere protestant.’ Maar wie daarmee kan omgaan, heeft de wereld aan z’n voeten.

Bart Jan Spruyt: ‘Had Wilders maar geluisterd’

0

Afgelopen woensdag kruisten in het Rotterdamse debatcentrum Arminius twee intellectuelen de degens: de progressieve politicoloog Merijn Oudenampsen en de conservatieve historicus Bart Jan Spruyt. Ze debatteerden over het succes van ‘nieuw rechts’. Spruyt was over dit succes een stuk pessimistischer dan Oudenampsen. ‘Had Geert Wilders maar naar mij geluisterd.’

Merijn Oudenampsen is auteur van het proefschrift De conservatieve revolte, waarin hij betoogt dat het bij Pim Fortuyn en Geert Wilders niet alleen maar gaat om stijl, maar dat er een politieke filosofie achter zit. Ook Thierry Baudet, de voorman van Forum voor Democratie, is geen ‘nepintellectueel’ volgens Oudenampsen. De politicoloog betoogt dat de conservatieve revolte erg succesvol is geweest, gezien de strengere wetgeving op het gebied van migratie en integratie.

Dat Nederland geleid zou worden door een linkse elite is volgens Oudenampsen een fabeltje. Na het kabinet-Den Uyl, dat in 1977 ten val kwam, had Nederland geen linkse kabinetten meer. Maar de ‘mythe van de linkse elite’, gepropageerd door Pim Fortuyn en toenmalig Elsevier-Hoofdredacteur Hendrik Jan Schoo, was een heel krachtig narratief om rechtse krachten te mobiliseren, aldus Oudenampsen.

Bart Jan Spruyt vindt ‘nieuw rechts’ helemaal niet zo succesvol. Hij is de drijvende kracht achter de Edmund Burke Stichting, de conservatieve denktank die in 2000 werd opgericht en zich keerde tegen de zogenaamde ‘vrijheid-blijheid’-mentaliteit van de paarse kabinetten. Spruyt en de zijnen hoopten dat er in Nederland een conservatieve stroming zou opkomen, net als in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Maar het liep anders, concludeert hij nu: ‘Het populisme heeft het conservatisme verdrongen’.

Toen Spruyt in 2001 Pim Fortuyn wilde interviewen zou de conservatieve Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging, toen ook betrokken bij de Edmund Burke Stichting, al tegen Spruyt hebben gezegd:  ‘Fortuyn is niet de oplossing, maar onderdeel van het probleem waartegen wij strijden.’ Aansluitende pogingen van Spruyt om VVD en CDA te winnen voor de conservatieve ideologie liepen op niets uit. Spruyt: ‘We klopten op de deur, maar achter die deur zat niemand.’

Daarom vestigde Spruyt zijn hoop op Geert Wilders, die in 2004 uit de VVD-fractie was gestapt. Hij ging in dienst bij Wilders en was auteur van diens’ ‘Onafhankelijkheidsverklaring’, een tekst waar Spruyt nog steeds trots op zegt te zijn. Maar na enkele maanden kwam hij erachter dat Wilders alleen tegen de islam wenste te ageren. Daarmee was Spruyts hoop op een echte Nederlandse conservatieve politieke beweging vervlogen: ‘Had Wilders maar naar mij geluisterd.’

Of Thierry Baudet de ideale conservatieve politicus is? Daarover staat Spruyt in dubio. Hij en Baudet kennen elkaar erg lang: Baudet bezocht de zomerschool van de Edmund Burke Stichting toen hij nog student was. Spruyt heeft waardering voor Baudets recente essay, waarin de FvD-voorman de abortus- en euthanasiepraktijk en het individualisme in Nederland ter discussie stelt. ‘Baudet is niet alleen een politicus, maar hij kijkt ook naar het brede plaatje. Hij wil een maatschappelijk debat beginnen.’ Toch is Spruyt ook kritisch. ‘Dat geflirt met alt-rechtse ideeën’ noemt hij onverstandig.

EU-rapport vernietigend over situatie in Turkije

0
Op 29 mei presenteerde Johannes Hahn, de Europese Commissaris voor Uitbreiding en Europees nabuurschapsbeleid, een rapport over de situatie in Turkije. De mensenrechtenschendingen zijn verdiept en het gaat slechter met de Turkse economie.

Het EU-rapport maakt zich grote zorgen over de mensenrechtensituatie en de staat van de democratie in Turkije. Na de mislukte coup van 15 juli 2016 zijn de burgerlijke en politieke vrijheden in het land nog meer het gedrang gekomen.

De staat van beleg werd drie dagen na de coup officieel teruggedraaid, maar het Turkse parlement nam een wet aan waardoor de uitvoerende macht buitengewone bevoegdheden kreeg om politieke tegenstanders aan te pakken. Veel ambtenaren, waaronder rechters, zijn ontslagen. Mensen die van mening zijn dat ze ten onrechte zijn ontslagen kunnen zich wenden tot een speciaal hiervoor in het leven geroepen hof, maar van de 70.406 aanvragen die in behandeling zijn genomen hebben 5.250 tot de terugdraaiing van het ontslag, 65.156 aanvragen werden afgewezen.

Het EU-rapport maakt zich daarnaast grote zorgen over de mensenrechten van dissidente politici, journalisten, activisten (waaronder ook LGBTI-activisten) die nog steeds in hechtenis zitten, in afwachting van hun proces. Zij worden door de Turkse staatsmedia en Turkse politici als vijanden gedemoniseerd.

De presidentsverkiezingen en parlementsverkiezingen in 2018 en de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2019 verliepen relatief eerlijk, hoewel de regeringspartij AKP enorm in het voordeel was omdat de staatsmedia op hand van deze partij waren. Het EU-rapport vindt het besluit van de Hoge Kiesraad om de verkiezingen in Istanbul over te doen verontrustend, omdat neutrale politieke instituties onder druk te lijken worden gezet door de politiek. Daarnaast is Turkije actief bezig om de pro-Koerdische Volkspartij voor Democratie HDP tegen te werken en zitten veel HDP-politici in de gevangenis.

Volgens het EU-rapport heeft de Turkse regering maatregelen genomen die de economie negatief hebben beïnvloed. Ook stelt het rapport dat er geen vooruitgang is geboekt met de transparantie van staatssteun en maakt men zich zorgen over de onafhankelijkheid van de belangrijkste financiële instellingen van Turkije.

Het EU-rapport is wel positief over de vluchtelingenovereenkomst met Ankara. De samenwerking tussen de EU en Turkije blijft men voortzetten, in overeenstemming met de belangen die men gemeenschappelijk heeft.

Naar aanleiding van het EU-rapport schreef EP-rapporteur voor Turkije Kati Piri, Europarlementariër voor de PvdA, op Twitter: ‘Wat betreft Turkije, stelde ik ook serieuze vragen over martelingen in de gevangenis, de noodzaak om het vredesproces te hervatten, politieke gevangen als Kavala en Demirtas en de noodzaak om solidair te blijven met het Turkse volk.’

‘Islam is een perfecte bron voor mensenrechten’

2
De Kanttekening ging met hoogleraar cross-cultureel recht Tom Zwart in gesprek, onder andere over mensenrechten in de islam, het boerkaverbod en het omstreden Cornelius Haga Lyceum.

Vorige maand kruiste hoogleraar cross-cultureel recht Tom Zwart op NPO Radio 1 de degens met journaliste Fidan Ekiz over het Cornelius Haga Lyceum. Deze school ligt al een tijdje onder vuur, vanwege vermeende banden met het salafistische Kaukasus Emiraat in Tsjetsjenië. Fidan Ekiz is van mening dat de school moet sluiten, maar volgens Tom Zwart worden hierdoor de grondrechten aangetast. Nederland kent immers de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van godsdienst.

De Kanttekening sprak met Tom Zwart over zijn vakgebied cross-cultureel recht, de verhouding tussen mensenrechten en de islam, het boerkaverbod in Nederland, het Cornelius Haga Lyceum en de Islamitische Universiteit Rotterdam, waar Zwart lector is. ‘Laten we erover ophouden dat mensenrechten en de islam onverenigbaar zijn. Je kunt het mensenrechtendiscours verrijken door de islam er explicieter aan te verbinden.’

Gentleman uit Leiden

Tom Zwart studeerde rechten aan de Universiteit Leiden en schreef een proefschrift over het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Hierna was hij van 1993 tot 1997 hoofd van een afdeling van de directie minderhedenbeleid, die onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken viel. ‘In die jaren hadden we te maken met een grote stroom vluchtelingen, mensen die de oorlog in voormalig Joegoslavië ontvluchtten. Het probleem was dat veel Nederlandse gemeenten weigerden statushouders op te nemen. Hans Dijkstal, die ik juridisch adviseerde, was een uitstekende minister. Hij had een enorme dossierkennis en was een bewindsman met wie je kon lezen en schrijven.’

Zwart bleef zich echter interesseren voor de wetenschap en specialiseerde zich in de cross-culturele kant van de mensenrechten. Als onderzoeker besteedt Zwart in het bijzonder aandacht aan de wederzijdse acceptatie van moslimminderheden en meerderheden in West-Europa en China. Die wederzijdse acceptatie wordt mede bepaald door het islamitische recht. Zwart is daarnaast de oprichter van het Cross-cultural Human Rights Network, dat zich ten doel stelt om het Westen vertrouwelijk te maken met niet-westerse concepten en theorieën over mensenrechten.

Als rechtsgeleerde mengt Zwart zich dikwijls in het publieke debat. Hij doet dat als academicus, met feiten en argumenten. ‘Op Twitter en op de radio werd ik hard bekritiseerd door Fidan Ekiz, die duidelijk op oorlogspad was. Ik houd daar niet zo van. Ik speel op de bal, niet op de man.’ Met mensen met wie hij het hardgrondig oneens is, kan Zwart het soms persoonlijk goed vinden. Dat geldt ook voor Paul Cliteur, hoogleraar in de Encyclopedie van de Rechtswetenschap en directeur van het Renaissance Instituut, het wetenschappelijk bureau van het Forum voor Democratie. ‘Ik ken hem nog uit mijn Leidse tijd. Cliteur en ik zijn het natuurlijk zeer met elkaar oneens, maar we discussiëren op niveau, met argumenten, als gentlemen. Ik feliciteerde hem ook toen bekend werd dat hij voor het Forum voor Democratie in de Eerste Kamer zou komen. Ik zei er wel meteen bij: ‘Maak je borst maar nat, want we gaan de discussie aan’.’

Foto: Youtube

Cross-culturele benadering

‘Cross-cultureel recht’, zo legt Zwart uit, ‘benadert recht vanuit de cultuur.’ Voor de interpretatie van het recht is de cultuur belangrijk. De professor illustreert dit met een voorbeeld: ‘Ik heb namens een aantal islamitische organisaties aangifte gedaan tegen Geert Wilders vanwege een anti-islamfilmpje. Het Amsterdamse Gerechtshof heeft onze klacht ongegrond verklaard, omdat Wilders de islam beledigde, niet de moslims als gelovigen. Maar dit onderscheid bestaat niet voor moslims. Je kunt in de islam geen onderscheid maken tussen het geloof en de gelovigen. Dit heb ik ook beargumenteerd in mijn pleidooi, met beroep op het islamitisch recht. Hoewel het Hof mijn conclusies niet deelde heeft het mijn argumenten wel serieus gewogen, wat winst is.’ Volgens Zwart wordt het christendom in het Nederlandse recht bevoordeeld ten opzichte van de islam, omdat er in het christendom wél een onderscheid wordt gemaakt tussen het geloof en de gelovigen. Zwart: ‘Het gaat om gelijkheid voor de wet. Christenen hebben in de Nederlandse samenleving nog steeds een sterkere juridische positie. Verschillende groepen mensen moeten zich thuis voelen in het rechtsstelsel, want anders ondergraaf je de legitimiteit van dat stelsel.’

Zwart vertelt dat cross-cultureel recht natuurlijk niet alleen over de islam gaat. Hij heeft zelf bijvoorbeeld ook veel onderzoek gedaan naar China, waar het recht een hele andere rol speelt in de samenleving. ‘In China is de moraal veel belangrijker dan de wet. Het gaat om leefregels die mensen ten opzichte van elkaar toepassen. Zolang de wet en de leefregels met elkaar in overeenstemming zijn werkt dit systeem.’ Maar in China worden de mensenrechten toch op grote schaal geschonden, worden religieuze minderheden gediscrimineerd en worden jaarlijks vele mensen geëxecuteerd? Zwart antwoordt dat je niks oplost in China als je de weg van de confrontatie kiest en autoriteiten op hoge toon vertelt wat ze verkeerd doen. ‘Dan luistert niemand meer. Je moet meedenken, meehelpen. Dan krijg je veel meer voor elkaar. Mijn speerpunten zijn godsdienstvrijheid en het voorkomen van rechterlijke dwalingen. Mijn Chinese collega’s en ik boeken op deze punten veel vooruitgang.’

De professor zet zich in het bijzonder in voor de mensenrechten van moslims in China. ‘China is officieel een atheïstisch land, maar sinds de jaren zeventig bestaat er toch godsdienstvrijheid. Wij helpen Chinese moslims te zoeken naar wegen om maximaal van de godsdienstvrijheid te kunnen genieten. We moeten hiervoor rekening houden met de Chinese moraal en de Chinese wet. Op dit moment zijn we bezig met het onderzoeksproject Localization of Muslims. We kijken naar de problemen waarmee moslims in China en West-Europa kampen. Het valt op dat moslims in West-Europa het niet per definitie beter hebben dan in China, in sommige opzichten is hun positie zelfs slechter.’

Maar dat is toch vreemd? China is toch een autoritair geregeerd land waar de Oeigoeren worden onderdrukt? Volgens Zwart ligt het genuanceerder: ‘In de Chinese grondwet is de godsdienstvrijheid opgenomen als een grondrecht. Daar kun je je gewoon op beroepen. En niet alle moslims zijn Oeigoeren. Je hebt ook de Hui, die verspreid over China leven en etnisch Chinees zijn en hun plek in de samenleving willen vinden. Als je in China moslim bent, zijn er wel grenzen. Als je die overtreedt loop je de kans dat je vereniging wordt verboden. Moslims moeten rekening houden met de Chinese cultuur. Dat betekent thee drinken met de bestuurders, dat zorgt voor een vertrouwensband. Als je dat doet, dan krijg je veel ruimte. Als je de Chinese rechtsorde onderschrijft en de Chinese waarden incorporeert in je gedrag, dan wordt je geen strobreed in de weg gelegd. Soms gaat de bescherming van de godsdienstvrijheid zelfs verder dan in Europa. In China kun je halal eten bestellen in gewone restaurants. Ook is een verbod op onverdoofd ritueel slachten, in Nederland opnieuw op de politieke agenda gezet door Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren, echt ondenkbaar in China. Ik zou niet willen zeggen dat in China alles beter is, maar waar het gaat om halal voedsel wel.’

Foto: YouTube

De Caïro-verklaring

In 1990 kwamen islamitische landen, verenigd in de Organisatie voor Islamitische Samenwerking, met de Caïro-verklaring van de mensenrechten in de islam. Dit was een reactie op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948. Vanuit het Westen was er veel kritiek op de Caïro-verklaring, omdat de vrijheid van meningsuiting, de godsdienstvrijheid en het recht om de islam vaarwel te zeggen niet worden gerespecteerd. Zwart vindt deze kritiek niet helemaal eerlijk en biedt een heel ander perspectief op de mensenrechten. Hij noemt hierbij drie punten.

Ten eerste is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948, opgesteld door de Verenigde Naties, volgens Zwart geen ode aan het liberalisme. ‘Universaliteit betekent niet dat de toepassing van de mensenrechten uniform moet zijn, dat zij in elk land precies op dezelfde manier geïmplementeerd moeten worden, maar dat iedereen zich in die toepassing moet herkennen. Er hebben ook moslims, hindoes, communisten en anderen meegeschreven aan het document. Ons beeld van de mensenrechten is oppervlakkig, omdat we de achtergrond van de Universele Verklaring, die blijkt uit zo’n drieduizend pagina’s die gaan over de onderhandelingen over de precieze tekst, uit het oog verliezen. Het blijkt dat moslims ook een belangrijke rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de verklaring.’

Zwarts tweede punt is dat de Universele Verklaring van de Rechten van Mens sindsdien wel liberaal, uniform, wordt geïnterpreteerd. ‘Dat is een probleem, want hierdoor verlies je Afrika, Azië, Zuid-Amerika en de islamitische wereld, die op een andere manier naar mensenrechten kijken. In 1948 onthield Saoedi-Arabië, in tegenstelling tot andere islamitische landen die lid waren van de VN, zich van stemming over de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Toen gingen mensen in het Westen denken, ten onrechte, dat de islam niet te verenigen was met de mensenrechten.’

Ten derde is de Caïro-verklaring volgens Zwart een verklaring van islamitische landen, niet een verklaring van de islam. ‘Het is niet een verklaring die door de vier islamitische wetsscholen is opgesteld, islamitische wetsgeleerden hebben de verklaring niet geschreven.’ Volgens Zwart kunnen mensenrechten en de islam juist heel goed samengaan. ‘Laten we erover ophouden dat mensenrechten en de islam onverenigbaar zijn. Je kunt het mensenrechtendiscours verrijken door de islam er explicieter aan te verbinden. In de islam heb je ook de notie van verantwoordelijkheid voor de ander. In het Westen gaat het vooral om de rechten die je hebt en die je moet opeisen, in de islam leer je dat je niet persé iets hoeft op te eisen terwijl je er wel recht op hebt. Dit is te vergelijken met de christelijke notie dat je ‘de minste’ moet kunnen zijn.’

Als je effectief wilt opkomen voor de mensenrechten in islamitische landen moet je je beroepen op de islam, is de boodschap van Zwart. Hij noemt de slechte behandeling van arbeidsmigranten uit India, Pakistan, Sri Lanka en de Filipijnen in de Golfstaten als voorbeeld. ‘Landen als de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar hebben internationale verklaringen over de rechten van arbeidsmigranten getekend, maar brengen die niet altijd in praktijk. Dat komt omdat die internationale mensenrechtenverklaringen als westers, als vreemd, worden gezien. Dat wordt dan een excuus om je er niet aan te houden. Het is daarom beter om van het islamitisch recht uit te gaan. Er zijn een heleboel islamitische regels, in de Koran en in de Hadiths, over de rechten van arbeiders. Zo zijn werkgevers verplicht om hun werknemers uit te betalen, moeten werknemers voldoende verdienen om in hun bestaansminimum te voorzien en ook delen in de winst die er gemaakt wordt. Omdat de islam in islamitische landen een veel hoger gezag geniet dan als westers ervaren mensenrechtenverklaringen, zou je de islam moeten aanwenden om de mensenrechten te versterken. De islam is een perfecte bron voor de mensenrechten.’

Tom Zwart is het ten slotte ook niet eens met islamcritici die beginnen over de doodstraf op afvalligheid, vrouwendiscriminatie en homodiscriminatie. ‘Volgens veel islamgeleerden gaat het niet om geloofsafval op zich, maar om het verraden van de islam in crisistijd. Het is een politieke daad die dan bestraft wordt, dat mensen worden verraden als de gemeenschap in gevaar is. Ook discrimineert de islam vrouwen niet. Dat vrouwen hun eigen domein hebben komt omdat de islam juist veel respect heeft voor de vrouw. In de pre-islamitische tijd werd de vrouw gezien als handelswaar en als lustobject, de islam maakte daar juist een einde aan. In dat opzicht liep de islam honderden jaren voor op het christelijke Westen.’ En homoseksualiteit dan? Zwart: ‘Geslachtsverkeer wordt inderdaad niet goedgekeurd door de islam, maar ook niet door het christendom. Maar moslims zijn juist heel empathisch tegenover homoseksuelen als mensen. Geert Wilders begint alleen over de rechten van vrouwen en homo’s om daarmee moslims te bashen. Hij is juist helemaal niet empathisch.’

Foto: YouTube

Vrijheid van klederdracht en onderwijs

Zwart maakt zich hard voor de godsdienstvrijheid. Naar zijn idee horen daar de vrijheid om een niqaab te dragen en de vrijheid van onderwijs vanzelfsprekend ook bij. Dat de Eerste Kamer akkoord is gegaan met het verbod op gezichtsbedekkende kleding, is volgens Zwart dan ook een enorme miskleun. ‘De term boerkaverbod is niet helemaal terecht, omdat het vooral gaat om de niqaab, de sluier waarbij de ogen nog wel te zien zijn. Er is helemaal geen noodzaak om gezichtsbedekkende kleding te verbieden. Het publiek denkt dat vrouwen worden gedwongen om een niqaab te dragen, maar uit het onderzoek van antropologe en Arabiste Annelies Moors blijkt dat dit helemaal niet waar is. Ook veroorzaken vrouwen met gezichtsbedekkende kleding helemaal geen veiligheidsproblemen, zoals de wetgever zelf toegeeft. Ernstig is bovendien dat de overheid helemaal niet in gesprek is gegaan met niqaabdraagsters, de groep waarover de wetgeving gaat. Onze overheid heeft geen flauw idee hoeveel vrouwen een niqaab dragen of waarom ze dit doen. Alleen de werkgroep ‘Blijf van mijn niqaab af’ heeft dat overzicht. Ten slotte zal het verbod helemaal niet worden gehandhaafd. De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema heeft aangegeven dat haar stad de wet niet zal handhaven en de politie heeft aangegeven vrouwen met gezichtsbedekkende kleding niet te willen beboeten, de politie heeft andere prioriteiten.’ Het is symboolpolitiek, concludeert Zwart, die bovendien in strijd is met de godsdienstvrijheid. ‘Het Nederlandse verbod lijkt heel erg op het Franse verbod, dat door het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties in strijd met het gelijkheidsbeginsel en de godsdienstvrijheid is bevonden. Ik verwacht dat het Mensenrechtencomité bij het Nederlandse boerkaverbod tot dezelfde conclusie zal komen.’

Ten behoeve van de rechtsstaat zet Zwart zich ook in voor het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam, dat onder vuur ligt vanwege vermeende banden met het salafistische Kaukasus Emiraat in Tsjetsjenië. Zwart: ‘We hebben in Nederland een rechtsstaat. Dat betekent dat alles wat niet verboden is toegestaan is. De AIVD beweerde dat richtinggevende figuren van de school in contact staan met het Kaukasus Emeritaat, maar de inlichtingendienst komt niet met feiten naar buiten. Pas als bewezen is dat er strafbare feiten zijn gepleegd kan de school sluiten, niet eerder. Maar ook minister Ferdinand Grapperhaus van Justitie en Veiligheid heeft gezegd dat er geen strafbare feiten zijn gepleegd. Daarnaast krijgt de school het verwijt kinderen te indoctrineren met antidemocratisch gedachtegoed, dat haaks op integratie in de Nederlandse samenleving staat. Maar de Onderwijsinspectie, die een onderzoek naar de school deed, komt juist tot de conclusie dat het Cornelius Haga Lyceum aan alle vereisten voldoet. Dit beeld werd bevestigd in een recente NRC-rapportage. Er is dus geen enkele gegronde reden om de school te sluiten of aan te pakken. Toch wordt dit wel geprobeerd. Ik heb mij in het bijzonder gestoord aan het college van burgemeester en wethouders (B&W, red.) in Amsterdam, dat zich met de school bemoeit zonder hiertoe bevoegd te zijn. B&W eigent zich bevoegdheden toe die het niet heeft.’

Ook de Islamic University of Applied Sciences Rotterdam – ook wel bekend als Islamitische Universiteit Rotterdam (IUR) –, waar Zwart als lector aan verbonden is, ligt onder vuur. Meerdere malen zijn er vanuit de politiek pogingen gedaan om de rector van de IUR, Ahmet Akgündüz vanwege controversiële uitspraken aan te pakken en zelfs om de accreditatie van deze universiteit in te trekken. Waarom associeert Zwart zich met deze omstreden instelling? ‘Inderdaad loopt er een procedure tegen professor Akgündüz, vanwege uitlatingen die hij heeft gedaan in een Turkse televisie uitzending, de uitkomst daarvan wachten we af. De IUR is echt een geweldige instelling. Er geven goede docenten les. Ze leiden theologen op, waarvan er velen imam worden, de toekomstige religieuze leiders van het land. Mijn taak is het om de studenten vanuit de islam hun weg te laten vinden in de democratische rechtsstaat, zodat ze op hun beurt de gelovigen kunnen helpen hun ambities binnen die democratische rechtsstaat te realiseren en hun frustraties daarbinnen te uiten. In Nederland wordt veel gesproken over moslims en over islamitische instellingen, maar zelden mét hen. Ik wil deze jongeren met talent ondersteunen.’ De IUR is toch nauw gelieerd aan Denk? ‘Het gaat om een theologische instelling, geen politieke. De IUR is een onafhankelijke instelling die met iedereen binnen de islam in gesprek gaat, van uiterst liberaal tot ultra-orthodox. Toen ik een kleine opiniepeiling deed onder mijn eigen studenten bleek overigens dat Nida de populairste partij was onder hen.’

En Akgündüz dan? ‘Zoals gezegd wachten we de uitkomst van de procedure af. Als minister van Engelshoven (Onderwijs, red.) zou vinden dat zijn uitspraken niet door de beugel kunnen, dan kan zij hem een tik op de vingers geven. In dat geval kan zij zelfs de accreditatie van de IUR intrekken. Ik zal mij ervoor in blijven zetten de IUR te laten voortbestaan.’