14.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 811

Een ‘nette’ oorlog bestaat niet

0
Idi-i-Smotri.jpg
Foto: © Mosfilm. Scène uit de Russische oorlogsfilm ‘Idi i Smotri’ (1985).

Vrijwel automatisch laat men tegenwoordig in de media het woord ”moord” gepaard gaan met het adjectief ”afschuwelijk” of ”gruwelijk”, zoals in het geval van Pim Fortuyn of Theo van Gogh, waarmee zo’n toevoeging natuurlijk zijn onderscheidende betekenis verliest. De specifieke manier waarop beiden aan hun gewelddadige einde kwamen, valt immers bínnen de categorie moord niet als bijzonder gruwelijk of gewelddadig te betitelen. Maar als het woord “afgrijselijke moord” in dit verband de laatste jaren één keer inderdaad op zijn plaats was, dan bij de manier waarop IS recent een Jordaanse luchtvaartpiloot heeft geëxecuteerd.

Wat bezielt mensen om tot het levend verbranden van een gevangene over te gaan – en de beelden daarvan dan ook nog als propagandamiddel op internet te verspreiden? Het ‘verhaal’ waarin zij door de makers van de bewuste film zijn ondergebracht, maakt dienaangaande iets duidelijk. Het is hun versie van het aloude oog om oog, tand om tand: brand om brand. Zij zien het vermoedelijk als een legitiem antwoord op het feit dat de piloot zelf brandbommen had afgeworpen, waardoor ook gewone burgers op een afschuwelijke wijze omkomen – de gebruikelijke collateral damage in een oorlog, want een ‘nette’ oorlog bestaat niet. Alleen willen we dat niet zien.

In de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) bezondigden niet alleen de Duitsers, maar vervolgens ook, al dan niet bij wijze van wraak, de Engelsen zich aan terreurbombardementen. In het geval van Hamburg werd zelfs – zo is vele decennia later bekend geworden – van tevoren met proefopstellingen in laboratoria uitgeprobeerd hoe men met de door de bommen te veroorzaken gigantische stadsbrand de meeste doden kon bereiken. Wel kregen de Engelsen het resultaat daarvan vervolgens niet tot in het laatste menselijke detail in een bioscoopjournaal voorgeschoteld.

De nazi’s deden dat ook niet met Auschwitz in hun bioscopen, zoals Assad dat evenmin in het geval van zíjn slachtoffers doet. In zijn geval betreft het nog altijd een veelvoud van de door IS omgebrachte burgerdoden, die voor tal van geradicaliseerde westerse moslimjongeren dan ook een belangrijk motief vormen om als IS-jihadist tegen Syrië ten strijde te trekken. Omdat we er nauwelijks iets van zien, dringt het niet tot ons bewustzijn door – en dat kleurt zo onbewust ons beeld.

Arjen van Veelen wees daar afgelopen maandag in de NRC al terecht op. Een Amerikaanse fotograaf had indertijd een foto van een verkoolde Irakese soldaat tijdens de Eerste Golfoorlog (1990-1991) nauwelijks in kranten gepubliceerd weten te krijgen. Daarmee had hij gehoopt de kijk op de oorlog te doen kantelen – en juist daarom lukte dat niet: het paste niet in het positieve Amerikaanse zelfbeeld, dat de meeste media op zo’n moment dat vaderlandslievendheid wordt vereist, niet met ‘ongepaste’ correcties durven te verstoren.

Met het trauma van Viëtnam in het achterhoofd had de Amerikaanse legerleiding van eerdere publicitaire fouten geleerd. Viëtnam was immers aan het thuisfront verloren door de gruwelijke beelden die ervan aan het Amerikaanse ontbijt doordrongen en zo het idee van een zwart-wit-strijd tussen Goed en Kwaad ondermijnden. De Eerste Golfoorlog moest daarom, door alles zelf strak in de hand te houden, als een brandschone ‘video game war’ de beeldvorming ingaan – en dat is aardig gelukt.

Kortom: ook het Westen doodt in voorkomende oorlogsgevallen massaal en zonder verdoving – alleen generen wij er ons voor, en willen we het resultaat niet (laten) zien. IS is er daarentegen openlijk trots op, en dat is anno 2015 wel uitzonderlijk. In een veel verder verleden was dat overigens minder het geval, en werden in oorlogstijd afgehakte hoofden overal openlijk aan den volke getoond. Een van de Byzantijnse keizers van een jaar of duizend terug had als bijnaam ”de Bulgarendoder”, en dat was niet omdat hij zijn veldtocht tegen de Bulgaren met het gezamenlijk drinken van een kopje thee heeft afgesloten.

De vraag blijft wat IS – in een wereld die intussen gelukkig toch iets gevoeliger is geworden voor bruut geweld dan die van vele eeuwen geleden – met die video’s wilde bereiken, en of men dat ook heeft bereikt. Het antwoord op de eerste vraag luidt vermoedelijk: door intimidatie – ”dit is het einde dat jullie militairen wacht” – de druk vanuit de eigen bevolking op de regering van Jordanië vergroten om zich uit de coalitie tegen IS terug te trekken, wat een zware slag voor de Amerikanen zou betekenen.

Vooreerst lijkt IS echter het tegendeel te hebben bereikt: de woede is dermate groot dat nu ongeveer elke Jordaniër IS persoonlijk te lijf lijkt te willen gaan. Hoe lang dat zo blijft is een tweede, want Jordanië was en is als soennitisch land een wankele bondgenoot: strijden tegen het soennitische ‘kalifaat’ komt de facto namelijk neer op steun voor de sjiieten van Iran en het Syrische bewind. De grote winnaar bij een ondergang van de kalief heet Assad – en gezien het feit dat hij nu de grootste massamoordenaar in de regio is, zal de oorlog tegen IS het gevoel bij veel Jordaniërs en andere Arabieren dat er moreel met twee maten gemeten wordt, versterken. En van dat gevoel profiteert dan weer IS, dat altijd goed nieuwe rekruten voor een opleiding tot jihadist of zelfmoordenaar zal kunnen gebruiken.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Voldoende redenen om niet op Denk te stemmen

0
TunahanKuzu-Denk.jpg
Foto: © Cihan

Als arabist zou ik natuurlijk bij de volgende parlementsverkiezingen op Denk moeten stemmen, de nieuwe politieke beweging van de twee gevallen PvdA-parlementariërs Tunahan Kuzu en Selçuk Öztürk. Immers, zij stellen in hun nieuwe programma de optie van het leren en onderwijzen van het Arabisch in het basis- en voortgezet onderwijs voor. Ik heb een en andermaal in mijn columns aangegeven dat mijn fascinatie voor het Arabisch groot is en ik de taal wonderschoon vind. Er kan geen genoeg Arabisch worden gesproken, gelezen en geschreven.

Er is nog een reden waarom ik op Denk zou moeten stemmen als ik consequent ben. Hoe vaak heb ik in mijn schrijfsels niet aangegeven dat de integratie pas geslaagd is als de ontvangende partij de Ander accepteert. Je kunt je als ‘allochtoon’ suf integreren, als de meerderheid van de bevolking van het land waar je woont je in wezen niet accepteert zoals je bent, blijf je buitenstaander. En dat is precies het punt dat beide ‘Denk-ers’ debiteren. Weg met integratie, het gaat om acceptatie. Ook vanuit dat perspectief ben ik het hartgrondig eens met de beide heren.

Maar als het om het ‘i-woord’ gaat (islam), beginnen onze wegen te scheiden. Ik begrijp dat Denk van mening is dat de kwestie van de radicaliserende moslimjongeren in sociaal-economische termen moet worden bekeken. Toverwoorden om het probleem op te lossen zijn onderwijs en arbeidsmarkt. Met de islam zou die radicalisering niets te maken hebben. Deze argumenten overwegende denk ik dat Denk hier de plank volledig misslaat. Als je met droge ogen durft te beweren dat radicalisering niets met islam te maken heeft, dan heb je het toch niet goed begrepen. Hoeveel prima geslaagde en ‘geïntegreerde’ jongeren zijn niet richting het Midden-Oosten gegaan om zich daar bij welke jihad dan ook maar aan te sluiten? Ze deden dat niet omdat ze drop-outs waren of geen goede maatschappelijke positie hadden. Ze deden dat uit hun liefde voor de islam: het streven naar het islamitische paradijs op aarde.

Mijn potentiële enthousiasme werd alleen maar minder toen ik begreep dat Denk ernaar streeft in elke gemeente van Nederland (het zijn er 393) een monument als herinnering aan de gastarbeiders op te richten. Want, zo stelt Öztürk: ”Er is een beeld ontstaan van gastarbeiders als zieke mensen die alleen maar geld kosten aan uitkeringen en zorg. Terwijl die mensen Nederland hebben helpen opbouwen.” Hier hebben we te maken met een mooi staaltje slachtofferschap. Het beeld dat Öztürk schetst van zijn eigen achterban is zeker niet gemeengoed. De samenleving, zeker de arbeiders onder hen, is zich zeer bewust van de inzet en het ethos van de Turks- en Marokkaans-Nederlandse gastarbeiders. Door van hen slachtoffers te maken van de beeldvorming die vooral door PVV-parlementariërs wordt gecreëerd, versterkt Denk feitelijk het populistische xenofobische gedachtegoed.

Kuzu en Öztürk stelt verder dat iedereen in Nederland staatsburger is van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarmee wekken zij de indruk dat afkomst er niet toe doet. Tegelijkertijd vragen zij de meerderheid de minderheid, die volgens hen niet meer allochtoon mag heten, te accepteren. Daarmee maakt Denk toch weer een onderscheid dat het pretendeert niet te willen maken. Als daar bovenop dan ook in de valkuil wordt getrapt van het slachtofferschap van de gastarbeiders, kan de vraag gesteld worden wat er dan overblijft van de status van dat voor iedereen geldende staatsburgerschap.

Ik vrees dat Denk een beweging is van 2 mannen die tot in het diepste van hun ziel gekrenkt zijn toen ze de PvdA uitgegooid werden en dat ze die rancune al of niet bewust in hun programma hebben verwerkt. Mochten ze bij nieuwe verkiezingen in de Kamer komen, dan zal het mij benieuwen of ze werk maken van die mooie woorden van staatsburgerschap voor iedereen of dat ze door de mand vallen van hun eigen woede. Voor mij in elk geval voldoende redenen om niet op Denk te stemmen, dunkt me.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Na Charlie Hebdo: we zijn geen millimeter opgeschoten

0
ThijlSunier.png
Foto: © AP

Terwijl Europa op zijn kop stond na de aanslagen in Parijs was ik op werkbezoek in Indonesië. Ook daar was de aanslag voorpaginanieuws, maar de roering was niet te vergelijken met de storm die in Europa woedde. Toen ik terugkwam was het stof enigszins neergedaald en kon ik met enige distantie de commentaren tot mij nemen.

Na de verwarring, de boosheid, de kakofonie van berichten en de over elkaar buitelende meningen, volgden de voorspelbare rituelen. Eerst de grote ‘ik-ben-boos’-demonstratie in Parijs, helaas ontsierd door regeringsleiders met hun eigen agenda’s. Daarna volgden de commentaren in de kranten en tijdschriften en trok het leger van deskundigen langs de actualiteitsprogramma’s om de honger naar duiding te stillen. Als afsluitend ritueel een programma op de Nederlandse tv onder leiding van gespreksleiders met als thema ”jouw vrijheid, mijn vrijheid” met weer meningen, discussie, vragen en vergezichten. ”De nationale gebedsmolen”, zoals Bas Heijne het zo treffend omschreef in de NRC.

Maar nu? Ik moet na enkele weken constateren dat we wat de analyses betreft geen millimeter zijn opgeschoten. Niets nieuws onder de zon, geen poging een stap verder te komen. Je kunt de opeenvolging van gebeurtenissen na de aanslagen bijna naadloos vertalen naar de nadagen van de moord op Theo van Gogh 10 jaar geleden. Een ritueel met een voorspelbaar verloop. Al gauw ontwikkelt zich een consensus dat de aanslag op Charlie Hebdo een aanslag op het vrije woord is. De vrijheid van meningsuiting staat na de afschuwelijke aanslagen weer op eenzame hoogte in de berichtgeving en krijgt een welhaast sacrale status.

Maar dat betekent niet dat er overeenstemming bestaat over de implicaties van de aanslagen, de oorzaken, de gevolgen en de noodzakelijke stappen. De veiligheidsexperts spreken de taal van de dijkbewaarder die waarschuwt voor het opkomende water. Het is kennelijk niet relevant om te begrijpen wat de motieven zijn achter de aanslag en over de collateral damage die de securitisering van de samenleving met zich meebrengt en wat dat betekent voor diezelfde vrijheid van meningsuiting, vernemen we ook niets van de terrorismebestrijders.

Het veiligheidsdenken wordt maatschappelijk en politiek gevoed door de angst voor ‘de islamisering van de samenleving’. Hier trekt weer een heel andere stoet van deskundigen voorbij. Wat islamisering nu eigenlijk precies betekent, en wat het probleem is vernemen we niet, maar duidelijk is wel dat het gaat over de veronderstelling dat de aanwezigheid en zichtbaarheid, de aanhang, en de invloed van de islam in Europa toeneemt. Dat ondanks overduidelijke aanwijzingen dat het aantal moslims al jaren stabiel is, evenals het aantal jongeren dat er radicale denkbeelden op nahoudt. De angst voor die vermeende islamisering is niet op feiten gebaseerd, maar op emoties en op veel fact free politieke retoriek. ‘Islamisering’ appelleert aan een gevoel dat we de greep op de zaken dreigen kwijt te raken.

Aan de andere kant zien we juist verklaringen die de ideologische en religieuze aspecten feitelijk negeren en radicalisering verklaren uit een existentiële crisis en frustratie bij de daders. Of het nu gaat om psychologische verklaringen, of de stelling dat radicalisering het gevolg is van mislukte integratie, steeds ontbreekt enige interesse in de religieuze en politieke motieven van de daders. Een bijkomend effect hiervan is dat de boosheid bij veel moslims, bijvoorbeeld over de misère als gevolg van de oorlog in Syrië, wordt opgevat als een voedingsbodem voor radicalisering en terrorisme. Daardoor worden ook de opvattingen van hen die volstrekt geen sympathie voor IS hebben, maar wel menen dat het regime in Syrië bestreden moet worden, als illegitiem opgevat.

Blijft over de prangende vraag wie hier namens wie spreekt als terroristen in naam van de islam dood en verderf zaaien. Die vraag wordt wel gesteld maar meestal in generaliserende termen, en overigens zowel door moslims als niet-moslims. De schuldvraag is echter veel ingewikkelder. De vraag wie het recht en gezag heeft namens de islam te spreken zal in de nabije toekomst steeds belangrijker worden in discussies zoals die nu plaatsvinden. Naarmate moslims in Europa mondiger worden en het relatieve aandeel onder hen van geboren en getogen Europeanen groter wordt, zullen zij niet alleen vaker het recht opeisen mee te bepalen hoe de samenleving eruit ziet, maar ook eisen dat de toenemende diversiteit onder moslims erkend wordt.

Op de korte termijn zullen de aanslagen de klok helaas weer terugzetten, maar op de langere termijn zullen we toch met elkaar moeten omgaan. We moeten beseffen dat we leven in een toestand van deep pluralism, zoals de antropoloog Robert W. Hefner het formuleert. Misschien is het helemaal niet gek om maar weer eens een kopje thee met elkaar te gaan drinken. Dat is niet naïef, dat is pure noodzaak.

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.

Het is de vloek van de olie

0
olie-ThomasVonDerDunk.jpg
Foto: © Reuters

Bij de grote protestmars voor de vrijheid van meningsuiting in Parijs na de slachting op de redactie van Charlie Hebdo, liep uiteraard ook een vertegenwoordiger van Saoedi-Arabië mee. Uiteraard?! Bij de dood van de Saoedische koning 2 weken later komt zijn Nederlandse collega als goede vriend uiteraard de laatste eer bewijzen. Uiteraard?! Wat is dit voor volslagen ongeloofwaardige vertoning, dat autocraten die in eigen land de vrijheid van meningsuiting met harde hand onderdrukken, vrolijk in een mars voor de vrijheid kunnen meewandelen? Even eerder mocht de Saoedische blogger Raif Badawi in het openbaar zijn eerste portie van zijn 1.000 stokslagen ontvangen – wegens gebruik van zijn mensenrecht op vrije meningsuiting.

Naast Saoedi-Arabië zagen we in de wandelstoet ook vertegenwoordigers van Rusland, Mali en Turkije – U weet wel, het land waarvan de president recent massaal kritische journalisten heeft laten arresteren en in elke criticaster van zijn bewind een landverrader ziet. Het viel nog mee dat Assad en Jong-un ontbraken, maar de eerste heeft het gewoon nog veel te druk met het uitmoorden van zijn volk, en de tweede nu vast even met het achterhalen van de waarheid over de Sony-hacks.

Saoedi-Arabië: de afgelopen maanden stonden veel westerse politici vooraan om de barbarij van IS te veroordelen, niet alleen de terroristische aanslagen elders maar ook de strafrechtelijke in eigen huis. De Volkskrant kwam afgelopen zaterdag met een aardig vergelijkend staatje inzake het islamitische recht volgens de gedemoniseerde IS en dat volgens het gefêteerde Riyad. De verschillen bleken miniem. Nou goed, aan kruisigen doen ze in Saoedi-Arabië niet, dat is inderdaad heel fideel. Maar voor de rest wordt er even lustig op los gehakt.

De zelfbenoemde kalief brengt nu gewoon óók in de praktijk wat even verder zuidwaarts al veel langer ongestoord gebeurt, en voert – niet zonder financiële hulp van rijke Arabische sheiks – slechts tot in de meest logische consequentie door wat de door de koninklijke vriend van de Oranjes getolereerde wahabitische fundamentalisten uit Saoedi-Arabië al decennia propageren. Zoals ook al-Qaeda en al die andere aanslagplegers vooral vanuit Saoedi-Arabië worden gesteund – en vanuit Pakistan uiteraard, die andere zeer betrouwbare bondgenoot in de strijd tegen het terrorisme.

Als er iets koren op de molen is van degenen op andere continenten die het Westen op het gebied van de mensenrechten onuitstaanbare hypocrisie verwijten, dan is het zoiets als dit. Ongetwijfeld zal men in Den Haag op Buitenlandse Zaken de nodige verwensingen hebben geuit dat die Saoedische koning uitgerekend nu moest doodgaan, zodat men – zo kort na ‘Parijs’ – kleur bekennen moest, maar dat kleur bekennen gaat dus slecht. Het komt niet vaak voor dat Wilders gelijk heeft, maar hier had hij het: wat heeft het Nederlandse staatshoofd daar te zoeken? Mag het niet een onsje minder zijn?

Juist Nederland vaardigt op de meest ongelukkige momenten de hoogste delegaties af. Weet U nog, een jaar geleden bij de Poetin-spelen in Sotsji, waar ook de eretribune, van het Nederlands koninklijk echtpaar en de Nederlandse premier afgezien, vooral met onfrisse dictatoren was gevuld?

De reden daarvoor kon U afgelopen lente tussen de regels door lezen in het grote afscheidsinterview in De Volkskrant met vertrekkend werkgeversvoorzitter Bernard Wientjes. Die was er trots op dat hij ten behoeve van het Nederlandse handelsbelang de voorgaande jaren met ongeveer elke bloeddorstige tiran op de foto had gestaan. Nee, met de Kims van Noord-Korea niet, maar dat lag toch wel vooral aan de antikapitalistische bokkigheid van de Kims. Een concentratiekamp meer of minder zou voor Wientjes zelf geen principiële belemmering hebben gevormd.

En was het niet de Nederlandse handelsman Frans van Anraat die enige decennia terug – niet tegengehouden door de toenmalige staatssecretaris voor buitenlandse handel, ene Frits Bolkestein – aan Saddam Hussein het gifgas leverde, waarmee hij de Irakese Koerden te lijf kon gaan? Dus wat zeurt U nu: we zijn toch alleen maar consequent? De een z’n dood is nu eenmaal de ander z’n brood, zoals een goed Nederlands spreekwoord al heel lang wil. En tot 1940 was Hitler ook een bevriend staatshoofd.

Dat verklaart ook, waarom we steevast bij Saoedi-Arabië ongeacht alle mensenrechtenschendingen en terrorismefinanciering de andere kant opkijken en een koning die dat allemaal heeft getolereerd en gestimuleerd, vanzelfsprekend mee-begraven, als edelmoedige Vader des Vaderlands. Het is de vloek van de olie, die niet alleen de Arabieren zelf – omdat daarmee onvrede over autocratische praktijken kan worden afgekocht – maar ook ons voortdurend treft.

Om de benzine voor Henk en Ingrid goedkoop te houden, laten wij de euro’s met miljarden tegelijk in de zakken van oliesjeiks stromen, van wie er enkelen daarmee vervolgens royaal de terroristen voor het plegen van aanslagen kunnen betalen – die in het Westen de haat tegen moslims aanwakkeren, wat weer voor IS het rekruteren van nieuwe jihadisten makkelijker maakt. Kijk: dát vertelt Wilders, als hij zich hard maakt voor én zijn eigen jihad én voor een lage benzineprijs, zijn kiezers natuurlijk nu weer net niet.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Moslims, alleen veroordelen is niet voldoende!

0

Moslims, alleen veroordelen is niet voldoende! Op 7 januari stond ik met een aantal vrienden op Plein 1940 in Rotterdam om mijn afschuw uit te spreken over de barbaarse aanslag in Parijs. Ik keek om mij heen. Helaas zag ik slechts enkele moslims, onder wie één moslima met een hoofddoek. Zij was het middelpunt van media-aandacht.

Goed dat er media zijn die ruimte geven aan moslims die terroristische aanslagen veroordelen. Maar veroordelen is niet genoeg. Moslims – politici, imams, ouders – moeten actiever worden in het bestrijden van extremistische invloeden die de islam vergiftigen. Sinds 11 september 2001 wordt de islam vaak in één adem genoemd met geweld en terrorisme. Elke dag sterven tientallen mensen door aanslagen. In Syrië, Egypte, Irak, ja in vrijwel het hele Midden-Oosten.

Intussen zitten moslims in Nederland en elders met de gebakken peren. Onze omgeving vraagt wat wij ervan vinden en hoe wij ons voelen. Ik vrees dat wij een moeilijke periode tegemoet gaan, net als na 11 september.

Hoewel een moslim geen terrorist kan zijn en een terrorist geen moslim weten we helaas niet meer wie een ‘échte moslim’ is en wie niet. Boko Haram, IS, al-Qaeda, al-Shabaab; allemaal organisaties die in naam van ons geloof moorden en terreur zaaien. Dat is niet mijn islam, en dat geldt voor heel veel moslims. Het voortdenderende extremistische geweld kan alleen maar worden gestopt door moslims.

Maar hoe? Net als niet-moslims zijn ook moslims bang. Als wij ons uiten, wordt ons verweten dat we solidair zijn met mensen die de profeet beledigen. Toch moeten we lef hebben en hardop onze afschuw uitspreken. We moeten onze buren en collega’s vertellen dat het niet onze islam is die deze daden propageert en dat juist met deze daden de islam wordt geschaad. Sommige moslims zeggen: ”Waarom moet ik me verantwoorden voor de daden van een stelletje idioten?” U hebt gelijk, maar toch moeten we nu onze stem laten horen en onze gezichten laten zien. Want onze Nederlandse buren en collega’s zijn bang voor u en voor mij omdat die idioten beweren dat ze ook moslim zijn en ze in naam van uw en mijn geloof terreur zaaien. We moeten het verschil laten zien. We mogen onze islam niet door hen laten kapen. We moeten als moslimgemeenschap extremisten uitsluiten, net als dieven en criminelen.

Cartoons die de profeet beledigen, raken en kwetsen mij ook, maar dit geeft mij niet het recht iemand te doden. Wij moslims moeten leren via democratische wegen te reageren. Door te schrijven en te spreken. Gelukkig hebben we tegenwoordig social media; hierop kunnen we duidelijk maken dat we belediging noch extremisme accepteren. En als dat niet voldoende is, kunnen we naar de rechter stappen.

Ik roep hierbij alle moslims op heel hard hun stem te laten horen en extremisten een halt toe te roepen. Heb lef. Als wij dat doen, zullen niet-moslims zich gesterkt voelen om tegen islamfobie en discriminatie te protesteren. Daar geloof ik heilig in.

Dit opiniestuk is op 15 januari gepubliceerd in De Volkskrant.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

Elke religie heeft vredelievende en gewelddadige kanten

0
Parijs-JanJaapDeRuiter.jpg
Foto: © AP

De Franse president Hollande deed wat de Amerikaanse president Obama en de Britse premier Cameron voor hem deden: verklaren dat het geweld dat gedaan is uit naam van de islam niets met islam te maken heeft. ”IS is geen islam”, zei Obama en Cameron verklaarde dat de gruweldaden van IS niet uitgevoerd zijn door moslims, maar door monsters. In zijn toespraak tot het volk, enkele uren na de dramatische afloop van de terreuracties in Frankrijk, gaf ook president Hollande aan dat de terreurdaden niets te maken hebben met de islam.

Op het moment dat Hollande zijn uitspraken deed zat ik als commentator in de studio van Radio NPO 1 in een gecombineerde uitzending van EO en NOS in het programma Dit is de Dag. Toen ik het hoorde, zuchtte ik diep en stak mijn handen ten hemel. ”Hoezo?”, vroegen mij de beide presentatoren van het programma. Me realiserend dat er veel mensen naar mij luisterden probeerde ik mijn emotie om te zetten in een rationele analyse. Ik betoogde dat de uitspraak van Hollande misschien wel begrijpelijk is omdat hij islam en terreur niet met elkaar wilde verbinden om zo de angel uit het hele drama te houden. De moslims vrijhouden, als het ware. Een politiek gemotiveerde uitspraak. Maar, zo was mijn commentaar, het waren wel degelijk moslims die de gruweldaden uitvoerden, en ze deden dat, naar eigen zeggen, in naam van de islam.

Nu kan je wel 100 keer vinden dat het onterecht is dat moslims zoiets doen, en moslims betogen ook keer op keer dat ze vinden dat hun religie gekaapt wordt door gewelddadige extremisten en dat ze zich op geen enkele wijze met hen identificeren. Allemaal legitieme gevoelens, maar als argumenten in het debat werken ze contraproductief.

Elke religie heeft namelijk buitengewoon mens- en vredelievende kanten. Maar elke religie kent ook extreme excessen van geweld. Dat geldt voor het christendom, dat geldt voor de islam. Erkennen dat dat zo is, is de eerste stap in het verwijderen van de angel uit het conflict. Het is de eerste stap om ‘de gewone mensen’ tegemoet te komen. Om hen te zeggen: wij politici zien ook wel dat het moslims zijn die deze gruweldaden op hun geweten hebben. Maar, om even bij het voorbeeld van de islam te blijven, er kan ook betoogd worden dat de Koran een boek is dat overloopt van de woorden barmhartigheid en vergevingsgezindheid (ik betoogde zulks ook uitgebreid in hetzelfde radioprogramma). Allah is de barmhartige, de vergevingsgezinde. Als de Koran op die manier wordt uitgelegd, en heel, heel veel moslims doen dat, dan kantelt het beeld volledig.

Dan kunnen politici duizenden voorbeelden geven van barmhartige en vergevingsgezinde moslims die bouwen aan de Europese samenlevingen en die geen vlieg kwaad doen. Dan erkennen zij de basisregel van elke religie: een religie kan leiden tot goed, maar ook tot kwaad. Dan bereiken de politici het volk dat ze zouden moeten vertegenwoordigen.

Het is misschien goed bedoeld van Hollande, Obama, Cameron en veel andere leidslieden, ook van moslimhuize. Maar het getuigt van buitengewoon veel naïviteit en kortzichtigheid en misschien wel van angst om de link tussen islam en geweld te negeren of te ontkennen.

Nu blijft de onbeantwoordbare vraag boven de markt hangen wat dan wel de religie en religieuze inspiratie van de terroristen in Parijs was. Geen moslims? Geen islam? Dat gelooft toch niemand. Erkennen dat religie, in dit geval islam, oneindig mooie kanten heeft en oneindig treurige, is een belangrijke stap tot acceptatie van moslims en hun religie in de westerse samenlevingen. Of, de woorden van – toen nog – presidentskandidaat Bill Clinton, in debat met zittend president (vader) Bush, parodiërend: “It’s the Islam, stupid.”

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Sharia is geen alternatief voor westers rechtsstelsel

0
Charlie-Hebdo-killings-pl-012.jpg
Foto: © Reuters

Na de bloedigste aanslag van fundamentalistische terroristen in Europa sinds jaren, blijf ik als historicus toch met een aantal wezenlijke vragen zitten, die de moordenaars zelf helaas niet meer kunnen beantwoorden. Hun sympathisanten, van wie er zich ook vanuit Nederland ettelijke tientallen bij IS hebben aangesloten, kunnen dat echter mogelijk wel.

Ik kan mij op zich bij hun haat jegens het Westen nog best wat voorstellen, ook bij een deel van hen die (zoals de daders) zelf in het Westen zijn opgegroeid: verbittering over de achterstand, uitsluiting en uitzichtloosheid in de Franse banlieues, omdat mede door allerlei discriminatoire factoren de meritocratische belofte van het westerse maatschappij-ideaal – wie de capaciteiten heeft en hard werkt komt ver – voor hen vaak nog minder opgeld doet dan voor andere achterstandsgroeperingen.

Ook in de kritiek op de hypocrisie van westerse regeringen, waar het de uit handels- en veiligheidsbelangen voortvloeiende inconsequente omgang met vrijheid, democratie en mensenrechten betreft, kan ik een eind meegaan. Denk bijvoorbeeld aan Israël versus Palestina, Saoedi Arabië – waar nu een blogger een lijfstraf moet ondergaan die in de IS niet zou misstaan – versus Iran, het stilzwijgen over Egypte – waar Sisi zich als een veel grotere tyran dan Morsi ontpopt – en het (op zich bij gebrek aan veel alternatieven verklaarbare) de facto wegkijken in Syrië bij de ruim 200.000 burgerslachtoffers van Assad versus de enorme woede na het onthoofden van een handvol westerlingen. En natuurlijk de martelmethodes in het kader van de terrorismebestrijding, die met de openbaarmaking van het CIA-rapport overigens zelf door Washington is erkend (op een soortgelijk rapport van Moskou, Peking, Ankara en Teheran wachten we nog steeds). Alles tot je dienst.

Maar 3 dingen blijven voor mij anno 2015 niet te bevatten, ook als je aanstoot neemt aan – soms inderdaad weinig fijnzinnige – cartoons van Charlie Hebdo. Het zijn 3 dingen die een onoverbrugbare kloof markeren tussen het moderne westerse denken en de atavistische barbarij van terreurgroepen als IS en Taliban, maar ook die – laten we de geliefde Amerikaanse bondgenoot in de regio maar toevoegen – in landen als Saoedi Arabië. Dat houdt er immers precies dezelfde denkwijzes en strafpraktijken op na, die daar door de bevolking en de geestelijkheid als vanzelfsprekende uitdrukking van Gods wil en wet worden goedgekeurd (zie het gememoreerde lot van Raif Badawi).

De eerste vraag die bij mij oprijst is: hoe is het mogelijk dat je vindt dat de belediging van een mens die al 1400 jaar dood is, een moord legitimeert – ongeacht welke dode het betreft en wat zijn betekenis zou zijn. Geeft dat het recht om zelf te doden, als iets je niet bevalt? Kan men op het symbolische wapen van de tekenpen slechts met het bloedige wapen van de kalashnikov reageren? Wat is dat voor inhumaan normenstelsel, dat behelst dat ‘eer’ van een hogere waarde zou zijn dan een mensenleven?

De tweede vraag is: hoe is het mogelijk dat iemand met de sharia een juridisch systeem omarmt dat – ongeacht de oorsprong uit een glorieus verleden – met zijn lijfstraffen – en nu door IS zelfs officieel geher­introduceerde slavernij – door elk zindelijk denkend hedendaags mens slechts als absoluut verwerpelijk te beschouwen valt. De acceptatie daarvan – als gevolg van een tekort aan onderwijs en een teveel aan religieuze indoctrinatie – door analfabete boeren in pakweg Afghanistan kan ik nog enigszins begrijpen. Maar dat moslimjongeren – zowel allochtone als bekeerde autochtone – die in Europa zijn opgegroeid en opgeleid, dat als een soort paradijselijk alternatief voor het westerse rechtsstelsel beschouwen – hoe imperfect dat laatste ook mag zijn, en hoezeer het in de praktijk soms ook niet vrij van willekeur is – gaat mij boven de pet.

Ook teveel Europese moslims zien – zoals bij hen na enig doorvragen blijkt – de sharia nog steeds als een soort tijdloos ideaal, dat weliswaar hier en nu in een niet-moslim-land niet gerealiseerd kan worden, maar wel in een verre toekomst. Wanneer – en daar ligt misschien nu de meest duidelijke taak voor de islamitische geestelijkheid – durven zij, zonder verkettering in eigen kring, te stellen dat de sharia niet meer dan een tijdgebonden strafsysteem uit het verleden is – net als het sterk verwante christelijke strafsysteem uit de Middeleeuwen – en dat wij die door de maatschappelijke vooruitgang sindsdien gelukkig voor altijd achter ons gelaten hebben. De essentie van het westerse vooruitgangsdenken sinds de Verlichting is – en daarin schuilt dan anders de grote cultuurkloof – dat het verleden niet per definitie de norm voor goed en kwaad in heden en toekomst is.

Ik denk dat als alle imams in Europa ook dát eens zeer luid en duidelijk, zonder enig voorbehoud zouden zeggen, een belangrijk deel van een begrijpelijk wantrouwen bij de autochtone bevolking inzake hun intenties, voor de langere termijn weggenomen zou worden. Dat is, hoe je het ook wendt of keert, de grote mentale drempel die iedereen over zal moeten om Europeaan te worden: dat elk religieus beargumenteerd rechtsstelsel onacceptabel is, op basis van de fundamentele scheiding van kerk en staat. Maar zelfs diverse vooraanstaande islamitische intellectuelen die al decennia in het Westen leven (zoals Tariq Ramadan indertijd) beginnen, met dié cruciale vraag geconfronteerd, dan toch te draaien en wollige woorden te spreken.

De derde en laatste wezenlijke vraag hangt daarmee samen: op grond van welk waanidee die Europese moslimjongeren die nu terreurgroepen als IS en al-Qaeda als de hoeders van de ware islam omarmen, of zelfs zelf als jihadist op pad gaan, menen dat dit voor anderen een aantrekkelijk alternatief zou zijn dat ooit wereldwijd een kans zou maken. Om te beginnen voor vrouwen, die door IS en in landen als Afghanistan en Saoedi Arabië – het oorsprongsland met de heilige plaatsen – als tweede­rangsmensen zwaar worden onderdrukt.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus. Hij promoveerde in 1994 op een proefschrift over de politieke en ideologische aspecten van de monumentencultus in het Heilige Roomse Rijk. Daarna was hij onderzoeker aan de universiteiten van Utrecht, Leiden en Amsterdam.

Veel ‘Charlie’s maken zich vooral druk over vrijheid van gelijkgezinden

0
VrijheidVanMeningsuiting-EwoudButter.gif

Ik kan zonder risico Mark Rutte voor een hoerenzoon uitmaken, maar wanneer ik de koning voor een hoerenzoon uitmaak, heb ik een probleem. Dan maak ik me schuldig aan majesteitsschennis. Als ik pech heb, kan me dat een gevangenisstraf van 5 jaar opleveren.

Zo kan ik ook het uitmoorden van 2 miljoen mensen in de Goelag door Stalin ontkennen, mag ik de moord op één miljoen Indianen in Amerika een sprookje noemen, net als het afslachten van 1,5 miljoen Algerijnen door de Fransen. Niemand zal me dan voor het gerecht slepen. Dat is anders wanneer ik de Holocaust, het uitmoorden van 6 miljoen joden, ontken. Dan ben ik strafbaar. In Nederland kan ik vrijuit over de Armeense genocide praten, terwijl ik in Turkije risico loop wanneer ik die moordpartij een genocide noem en in Frankrijk juist weer niet mag ontkennen dat er een genocide heeft plaatsgevonden.

Ik kan zonder enig gevaar de complottheorie omhelzen dat de Amerikanen zelf de aanslagen van 11 september hebben georganiseerd, maar het kan me m’n baan kosten wanneer ik als ambtenaar van justitie suggereer dat IS het gevolg van een zionistisch complot is.

Ik mag demonstreren, maar bij een demonstratie tegen de monarchie of tegen Zwarte Piet, kan ik er op rekenen dat het demonstreren mij moeilijk zal worden gemaakt. En mocht ik thuis een verzameling vlaggen hebben, dan loop ik met een vlag van Hamas (of een vlag die daar oplijkt) eerder het gevaar te worden opgepakt dan met een willekeurige andere vlag.

Ik kan Jezus Christus bespotten, maar ik zal voorzichtig zijn met het bespotten van de profeet Mohammed. In dat geval hoef ik misschien niet te vrezen voor een actie van justitie, maar heb ik wel redenen om voor mijn leven te vrezen, omdat er een groepje moslims rondloopt dat met geweld een vrijheid voor zichzelf opeist die aan anderen niet gegund wordt. Gelovigen die anderen het zwijgen willen opleggen, kunnen op hun beurt te maken krijgen met andersdenkenden die hun heilige geschriften willen verbieden, omdat sommige teksten als kwetsend kunnen worden ervaren.

Rituele dans

Bij de toepassing van de vrijheid van meningsuiting wordt vaak met verschillende maten gemeten. Dat blijkt ook weer in de discussies na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo. Het debat is een rituele dans met vele hypocriete trekjes. Er zijn veel ‘Charlie’s die zich vooral druk maken over de vrije meningsuiting van mensen met vergelijkbare opvattingen. De vrijheid die de ene groep voor zichzelf opeist, wordt vaak aan een andere groep niet of nauwelijks gegund.

Echte vrijheid van meningsuiting ontstaat pas in de geest van Voltaire, wanneer mensen strijden voor het recht op de vrijheid van meningsuiting van hun tegenstanders, hoe verwerpelijk zij die mening ook vinden.

Dat vraagt soms een flink incasseringsvermogen, maar is inherent aan een pluriforme samenleving waarin normen, waarden en leefstijlen flink met elkaar kunnen botsen.

Verbieden

Sommigen zoeken hun toevlucht in verbieden of in een gang naar de rechter. Ik geloof daar niet in. Ik geloof niet in een verbod op godslastering, ook niet in het verbieden van majesteitsschennis of het verbod op het ontkennen van de holocaust. Ik zie geen enkele oplossing in het verbieden van religies, boeken, films, religieuze kleding, vlaggen, politici of predikers.

Tenminste, zolang er geen sprake is van een oproep tot geweld, het bedreigen van personen of  het zaaien van haat. Dan wordt de grens van de vrijheid van meningsuiting wat mij betreft namelijk wel bereikt.

Kwetsen

Dat betekent niet dat alles wat gezegd mag worden, ook gezegd moet worden. Een pluriforme samenleving vraagt het empatisch vermogen om met elkaar rekening te houden. Ik vind het van beschaving getuigen om mensen niet onnodig te kwetsen of te beledigen. Verbaal geweld, is net als fysiek geweld meestal een teken van zwakte. Argumenten zijn overtuigender dan scheldpartijen.

Toch kan provoceren soms nodig zijn om een debat te starten. Het doorbreken van taboes is niet alleen een voedingsbron voor humor, maar kan ook een motor van maatschappelijke en wetenschappelijke vooruitgang zijn. Een sterke, democratische samenleving buigt niet voor dreigementen, maar staat pal voor de vrijheid van meningsuiting, ook als dat pijn doet. En dat is ook maar een mening.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter

Wat is vrijheid van meningsuiting werkelijk?

Ik ben Charlie niet, maar wie ben ik wel?

0
MauriceCrul-CharlieHebdo.jpg
Foto: © Reuters. Parijs (14 januari 2015).

Donderdagavond, ik sta samen met mijn vrouw en een vriend op de Dam met de tekst let’s agree to disagree. Het is kwart over zeven en de manifestatie begint met één minuut stilte. Tien meter van ons vandaag begint tijdens de indrukwekkende stilte iemand luidkeels een lied van Hans Teeuwen te zingen. In de eerste zin van het lied zit al een forse belediging aan het adres van de profeet Mohammed. Een man van diep in de zestig, gekleed zoals een gepensioneerde natuurkunde leraar, stormt op de man af en geeft hem een duw en schreeuwt dat hij zijn mond moet houden. De man gaat echter door met zijn lied. Daarop grijpt de krachtdadige grijsaard de man bij zijn keel en geeft hem en-passant ook een stomp in zijn maag. De politie snelt toe en voert de man die stug zijn lied blijft doorzingen af. Het is in een paar minuten voorbij.

De hele dag had ik een onwezenlijk gevoel, met al die voorspelbare commentaren van politici. Ik voel de adrenaline in mijn lijf, het is net of ik te snel ben opgestaan. Ik weet: dit is waar ik gedwongen wordt om mijn positie te bepalen. Ooit was ik Charlie en ook ooit stond ik achter de vrijheidsstrijders – of terroristen, het hing af van je perspectief hoe je ze noemde – van de jaren tachtig. Toen ik zestien was wist ik mijn conservatieve ouders niet erger te tergen dan door botte opmerkingen over het koningshuis en de katholieke kerk te maken. Geen grap over die onderwerpen kon mij te hard zijn. Het gaf mij een gevoel van vrijheid. Ik kon dat doen en voelde mij superieur ten opzichte van mijn ouders die in alle andere zaken zoveel machtiger waren dan ik. Jaren later stond ik achter de ‘terroristen’ van de jaren tachtig. Ik was actief in de anti-apartheidsbeweging en ik vond dat het ANC in Zuid Afrika het recht had om de blanke machthebbers, desnoods met geweld en aanslagen, te bestrijden. Elke gelukte aanslag koesterde ik als een overwinning voor de beweging. 

Vandaag de dag ben ik geen Charlie en zeker geen Chérif of Saïd. Maar wie ben ik wel? Ben ik minder radicaal geworden, censureer ik mijzelf tegenwoordig? Ik denk het niet. Ik werd vorig jaar uitgenodigd voor een lezing op het hoofdkantoor van Shell in het kader van een mentorproject voor jonge ‘nieuwe’ Nederlanders. De CEO van Shell zat in de zaal. Ik begon met te vertellen dat ik precies twintig jaar geleden daar ook was om het hoofdkantoor van Shell te blokkeren in verband met de steun van Shell aan het apartheidsbewind in Zuid Afrika. Een steun die in de lijn lag van wat Shell in de geschiedenis altijd al deed, tijdens de koloniale tijd en tijdens de Tweede Wereldoorlog toen de directeur van Shell actief nazi-Duitsland steunde. Ik eindigde mijn introductie ermee dat ik blij was dat Shell tegenwoordig de diversiteit op de werkvloer heeft omarmd en daarvoor een actief beleid voert.

En waar is de Charlie in mijzelf gebleven? Terug naar de Dam. Ik hou van harde grappen. Vaak als begroeting met Turks-Nederlandse of Marokkaans-Nederlandse vrienden maken we eerste een paar harde grappen over kaaskoppen, Turken of Marokkanen. Of we bespotten ons zelf of we bespotten de ander. Het is wellicht een rare vorm van begroeting voor buitenstaanders, maar het werkt voor ons. De voorzichtigheid waarmee mensen elkaar benaderen willen we niet, dat creëert afstand. Vervolgens kunnen we vragen naar de kinderen en de partner. Het wezen van die harde grappen is dat we er samen om kunnen lachen. Het zijn geen grappen om de andere te beledigen maar we geven via spot en zelfspot snel en raak commentaar op de gebeurtenissen van de afgelopen week. Is het een vorm van zelfcensuur dat wij geen grappen maken die elkaar beledigen? Ik vind van niet. We willen communiceren. Humor past daarbij, beledigingen niet, die staan de communicatie in de weg. 

Terug naar de arrestatie op de Dam. Ik was trots dat zoveel Amsterdammers naar de Dam waren gekomen en dat we dat deden zonder een racistisch woord of belediging. Dat is Amsterdam voor mij. De zingende man verstoorde dat met zijn lied. Dat wilde ik niet. De man belichaamde het idee dat je overal alles altijd maar mag, of zelfs moet, roepen. Met zijn actie, tijdens de minuut stilte, maakte hij echter kapot dat wij ondanks onze verschillen daar samen stonden. Dat is waarom ik geen Charlie meer ben.

Dit is mijn persoonlijke pleidooi voor humor, maar tegen beledigingen. En dit is mijn pleidooi voor radicale en confronterende meningen, maar tegen geweld.

Let’s agree to disagree.

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Etnisch profileren: lessen uit Ferguson

0
FERGUSON-MauriceCrul.jpg
Foto: © Reuters

Welke lessen kunnen we in Nederland leren uit de recente discussie over het politieoptreden ten aanzien van zwarte jongeren in Amerika? Veelvuldig werd in Nederlandse kranten geschreven dat zwarte jongeren ook “veel vaker crimineel” zijn dan andere groepen in Amerika. Het vaker aanhouden van zwarte jongeren door de politie, zo is de redenering, roepen zij deels over zich zelf af doordat zij vaker diefstallen en geweldsdelicten plegen. Die redenering wordt hier in Nederland ook vaak gebruikt ten aanzien van Marokkaans-Nederlandse jongens of Antilliaans-Nederlandse jongens. Deze robuust ogende redenering heeft echter een aantal problemen, dat in Amerika wél, maar in Nederland niet of nauwelijks wordt genoemd. Waar steekt de politie de grens over tussen effectief politieoptreden naar onrechtvaardig optreden?

Als in een bepaalde buurt meer straatroven worden gemeld dan ligt het vanuit het standpunt van effectief politie optreden voor de hand dat de politie in die buurt meer gaat patrouilleren. En als opgepakte daders vaker jongens dan meisjes zijn, dan ligt het voor de hand dat de politie zich tijdens patrouilles meer op de jongens richt. En als de daders vaak uit een bepaalde etnische groep komen is het niet onlogisch dat zij die groep scherper op de korrel heeft. Kortom, het lijkt erop dat de politie rationele keuzes maakt als het gaat om potentiële daders te pakken. Het kan echter zijn dat de politie door deze focus, die op zich op harde feiten is gebaseerd, doorslaat en agenten alleen nog maar mogelijk crimineel gedrag of zelfs alleen nog maar criminelen zien als ze jongens van een bepaalde etnische afkomst tegenkomen op hun patrouilles.

Een fictief rekenvoorbeeld illustreert wat er dan gebeurt. Stel: in de ene etnische groep rijden 4 op de 20 jongens op een gestolen scooter en in de andere etnische groep rijden 2 van de 20 jongens op een gestolen scooter. Van de eerste groep worden in de loop van een jaar 9 jongeren aangehouden voor controles door de politie, echter, in de tweede groep maar 3. De kans dat de jongeren van de eerste groep met een gestolen scooter worden aangehouden is daarmee onevenredig groot. Er rijden weliswaar 2 keer zoveel jongeren uit de eerste groep op een gestolen scooter, maar hun pakkans is 3 keer zo groot en dus disproportioneel groot. Dat versterkt het idee bij de politie dat de eerste groep veel meer crimineel is dan in werkelijkheid. De signalen dat dit in Nederland gebeurt, zijn bij enkele politie korpsen helaas ook te signaleren.

Het andere grote probleem bij de – negatieve – aandacht voor een specifieke etnische groep zijn de zware consequenties voor de niet-criminele jongeren uit die groep. De 16 niet criminele jongens uit de eerste groep worden immers veel vaker ten onrechte aangehouden als de niet criminele jongens uit de andere groep. De enige tastbare reden voor hun aanhouding is dat zij tot de gestigmatiseerde groep behoren, iets waar zij zelf niets aan kunnen veranderen. Rechtvaardigt de oververtegenwoordiging van crimineel gedrag in hun etnische groep een dergelijk stigmatiserend gedrag van de politie? Bovendien kunnen er onvoorziene consequenties zijn. De persoon in kwestie heeft toevallig zijn legitimatie niet bij zich en voor hij het weet heeft hij zo toch ineens iets strafbaars gedaan. Een ander die zijn legitimatie heeft vergeten zal er nooit de consequenties van ondervinden, omdat hij nooit wordt aangehouden bij controles.

In een rechtstaat zijn onze politici uiteindelijk degenen die de gelijke behandeling van iedereen moeten garanderen, maar wie komt er in het huidige politieke klimaat op voor de jongens die stelselmatig en buitenproportioneel door de politie worden aangehouden? Wachten we op ons eigen Ferguson of nemen we echt serieus dat democratische grondrechten voor iedereen in gelijke mate gelden? 

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.