13.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 263

‘De Tatta’s’: samen lachen over vooroordelen

0

De multiculturele film De Tatta’s zorgde lang voor verschijning al voor veel ophef. De film zou biculturele Nederlanders negatief stereotyperen. Een misverstand, zegt scenarist Donny Singh. Hij wil juist vooroordelen doorbreken. ‘Ik wilde laten zien hoe leuk zo’n multiculturele buurt kan zijn.’

In De Tatta’s, de nieuwe comedy van regisseur Jamel Aattache, verhuist een aan lager wal geraakte witte familie vanuit een villa in het Gooi naar een multiculturele wijk in de stad. De aankondiging van de film zorgde eerder dit jaar voor commotie. Aanvankelijk zouden deze tatta’s, een scheldnaam voor witte Nederlanders, verhuizen naar de Bijlmer in Amsterdam.

Voormalig PvdA-Kamerlid Amma Asante, die in de Bijlmer is geboren, was zwaar teleurgesteld: ‘Ga weg met je vooroordelen en stigma’s uit het jaar 0′, twitterde ze. ‘Het is 2022 for Christ’s sake. Mensen uit het Gooi zijn geen haar beter dan mensen uit de Bijlmer.’ Ook cabaretier Soundos el Ahmadi reageerde op Instagram geïrriteerd: ‘In de Bijlmer wonen is geen beproeving. En al helemaal geen straf als het ‘slecht’ met je gaat.’

In reactie op alle commotie besloten de filmmakers de Bijlmer te vervangen door de fictieve ‘Hollandwijk’. De opnames voor de film werden gemaakt in het eveneens multiculturele Amsterdam-Noord. Veel critici vonden de film nog steeds discriminerend jegens niet-westerse Nederlanders. ‘Nothing new, nothing changed’ (niets nieuws, niets veranderd), schreef een twitteraar boos.

De Tatta’s is het filmdebuut van scenarioschrijver Donny Singh (35). Een droom die uitkomt voor Singh. De aanvankelijke ophef over de filmlocatie begrijpt hij wel. ’Het was echt heel klote dat de film zo begon’, vertelt hij. ‘Misschien werd er ook zo kritisch gereageerd omdat mijn voornaam Donny is en geen Indiaanse naam. Maar toen ik het persbericht met de filmlocatie zag, dacht ik ook gelijk: ‘Het is niet slim om dit op zo’n manier bekend te maken.’

Al op jonge leeftijd raakte Singh in de ban van films. ‘Tot mijn vijfde woonde ik in India, waar ik heel veel Bollywoodfilms keek. In Nederland leerde ik de Hollywoodfilms kennen. Hoe films gemaakt werden was iets magisch voor mij. Ik oefende in mijn kinderkamer met acteren. Die liefde voor film is blijven hangen, maar ik deed er niks mee. Op een gegeven moment besefte ik: ‘Ik heb mijn moeders droom waargemaakt, het is tijd om aan mijn eigen dromen te werken.’ Daarop begon ik met scenarioschrijven.

Het lukte hem niet om een scenario voor een thrillerfilm te slijten in Los Angeles. Maar Singh gaf niet op. Hij ging boeken lezen over film en kreeg uiteindelijk de gouden tip van zijn vrouw: ‘Zij zei tegen mij: ‘Donny, wat ben je aan het doen? Je maakt de hele dag grapjes, maar je schrijft een scenario voor een actiethriller. Ga een scenario voor een comedyfilm schrijven.’

Uiteindelijk had Singh een scenario dat hij graag verfilmd wilde zien. ‘Het was een Nederlandse versie van de Amerikaanse comedy The Hangover, maar dan in India’, vertelt hij. ‘Ik kende alleen niemand in de filmwereld. Ik heb zo’n honderd personen gemaild met mijn script, waarvan vijf à zes reageerden. Jamel Aattache reageerde positief. We wilden samen deze film maken, maar het duurde allemaal heel lang, waarop Aattache zich is gaan focussen op andere films. Toch hielden we altijd contact.’

Ook andere filmscenario’s sneuvelden. Uiteindelijk kwam Singh, dankzij een vriend die hij leerde kennen bij acteerlessen, op het idee voor De Tatta’s.

Singh was vol verwachting over de reacties op het gewraakte persbericht. ‘Ik werd wakker en dacht: ‘Vandaag is mijn dag. Vandaag komt het persbericht voor mijn eerste film. Ik kan complimenten ontvangen voor mijn harde werk.’ Maar ik opende Instagram en werd compleet kapot gemaakt. Mensen die ik hoog had zitten, reageerden op het bericht van de distribiteur. Ze hadden conclusies getrokken op basis van aannames. Wat ik begrijp, want ik doe dat ook, maar dit keer werkte het in mijn nadeel.’

Het idee van Singh voor de film was: ‘Wat als een rijk, wit gezin moet verhuizen naar een multiculturele wijk waar ik ben opgegroeid?’ Volgens Singh is het belangrijk om een personage te zien veranderen in een film: een zogenoemde character arc. ‘Hoe mooi is het om een film te zien waarbij een familie vol met vooroordelen wijzer wordt, en afscheid neemt van die vooroordelen. Dat wil ik met de film bereiken. Wij mensen hebben veel met elkaar gemeen, maar op een of andere manier willen wij alleen maar kijken naar de onderlinge verschillen. Dat vinden wij belangrijk, omdat we uniek willen zijn.’

‘Op een of andere manier willen wij alleen maar kijken naar de onderlinge verschillen’

Door de felle kritiek was het lastig om de film te maken, aldus Singh. Hij had juist gekozen voor de Bijlmer, omdat hij het niet eens was met de slechte reputatie van deze wijk. ‘Ik heb er veel vrienden wonen en wilde laten zien hoe leuk zo’n multiculturele buurt kan zijn. Maar door de kritiek waren er mensen die niet meer met ons wilden samenwerken. Dat snap ik. Uiteindelijk hebben veel mensen het script alsnog gelezen. Ze zagen dat we het goed bedoelden. Daardoor hebben we toch de film kunnen maken.’

Singh zegt lachend dat hij in ieder geval een ding geleerd heeft: ‘Gebruik geen echte plaatsnamen meer.’

En wat vindt hij van de kritiek dat hij zich schuldig zou maken aan raciale stereotyperingen? ‘In een comedyfilm zijn er karakters die dicht bij de realiteit liggen en enkelen die enorm uit de bocht vliegen’, antwoordt Singh. ‘Ik snap de kritiek, maar wat is stereotypering? Als de Surinaamse buurman joviaal en vrolijk is en ik portretteer hem zo, is dat dan stereotyperend? Want mijn buurman is gewoon zo.’

Volgens Singh is het ook een stuk lastiger om een comedy te schrijven dan tien of twintig jaar geleden: ‘Als je kijkt naar de films uit de jaren negentig en nul, die zaten vol met stereotyperende grappen en karakters.’ Het huidige klimaat, om minderheden niet te stereotyperen, beperkt scenarioschrijvers, zegt Singh. Maar er zit ook een duidelijk positieve kant aan. ‘Ik denk dat je pas echt een goede schrijver, comedian, cabaretier of wat dan ook bent, wanneer je grappig kan zijn zonder mensen kapot te maken.’

Singh hoopt natuurlijk dat de film een succes wordt. Maar wat hij belangrijker vindt: dat kijkers met een glimlach de bioscoop verlaten. ‘Veel mensen om mij heen zeggen dat ik trots moet zijn op wat ik heb bereikt. Ik ben een doodnormale jongen en het gaat me niet om de artistieke dingen van film. Ik wil mensen blij maken. Ik denk dat dat is gelukt.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 22 december 2022.

Zangeres Noam Vazana: ‘Als we elkaar vaker ontmoeten, worden we minder racistisch’

0

Liefst had zangeres Noam Vazana een ‘wereldpaspoort’ gehad, zonder nationaliteit. Als Israëlische komt ze bijvoorbeeld Indonesië niet in, terwijl ze de mensen daar graag wil ontmoeten. De Joodse artieste zingt op haar nieuwste album in het Ladino, een taal die haar oorsprong kent in Moors Spanje en die tegenwoordig onder andere nog in Turkije wordt gesproken.

Vazana groeide op in Israël, maar woont al jaren in Amsterdam. Haar familie is Marokkaans en Sefardisch joods – een traditionele stroming in het jodendom. Vazana, als singer-songwriter ook bekend als Nani, verenigt meer identiteiten in zich dan veel anderen met een multiculturele achtergrond.

We spreken Noam Vazana in een café in Amsterdam, vlakbij het Waterlooplein. ‘Ik heb de ziekte van Crohn en ze weten wat ik dan wel en niet mag eten’, vertelt ze terwijl ze een salade met kip naar binnen werkt. Ze vertelt openhartig over haar familie in Israël, over haar belevenissen in Marokko en over haar samenwerkingsproject met een Turks koor.

Sinds enkele jaren heeft Vazana een grote passie voor het Ladino, een Joodse taal die in de middeleeuwen ontstond in Spanje en Portugal. Het is een bedreigde taal. In Izmir in Turkije woont op dit moment de grootste Ladino-sprekende gemeenschap. Ooit woonden in die stad dertigduizend Sefardische Joden, tegenwoordig nog maar dertienhonderd. Wereldwijd zijn er nog enkele tienduizenden die de taal spreken, vaak als tweede taal.

Vazana leerde Ladino van haar oma. Op haar nieuwste album, Ke Haber (‘Wat is nieuw’), zingt ze vrijwel volledig in deze taal. Een ‘reddingsmissie’ om de taal levend te houden, vertelt ze. Zondag trad ze in Amsterdam op. In 2023 tourt Nani in diverse landen, waaronder Nederland.

Waarover zing je op dit album?

‘Over hedendaagse onderwerpen: moeder-dochterrelaties, gender, liefde. De melodieën zijn allemaal door mijzelf gecomponeerd en sommige liedjes ook. Maar andere zijn oud, soms zelfs gebaseerd op middeleeuwse poëzie – en dan steek ik ze in een nieuw jasje. Ik ga onder andere tegen de traditie van gearrangeerde huwelijken in.’

In hoeverre speelt dat nu dan nog?

‘In mijn cultuur gebeurt dat nog vaak. Mijn ouders vonden het bijvoorbeeld maar niks dat ik niet voor m’n vierentwinigste trouwde.’

Was hun eigen huwelijk gearrangeerd?

‘Nee, mijn ouders zijn in die zin rebellen. Ik niet, ik was altijd braaf. Mensen noemen mij altijd een rebel, waarschijnlijk omdat ik als persoon krachtig overkom. Maar ik ben gewoon assertief.’

In Turkije is er een Ladino-sprekende gemeenschap. Leeft deze bijna dode taal daar nog wel?

‘Overal is Ladino stervende, maar de grootste gemeenschap die de taal nog spreekt, vind je bij Izmir. Daar heb je zelfs een krant in het Ladino. Ik ben vijf keer in Turkije geweest, maar nooit in Izmir. Het eerste liedje op Ke Haber is gezongen in het Turks en Ladino.’

Waarom wil je zingen in een oude taal die bijna niemand verstaat?

‘Als je kijkt naar de verhalen die in het Ladino verteld worden, zie je dat mensen in alle tijden met dezelfde onderwerpen bezig zijn. Kijk je naar het verleden, dan zie je de toekomst. In de negentiende eeuw ging het al over geslachtsverandering, transgender dus. Onze generatie is helemaal niet origineel. Daarom zing ik over die onderwerpen aan de hand van oude poëzie, waarin dat ook al speelt.’

‘De Verenigde Naties moeten ingrijpen, de wereld moet iets doen aan de situatie in Gaza.’

Ladino is een taal van en voor vrouwen, zeg je. Hoe zit dat?

‘De taal is bedacht door oma’s die thuisbleven toen hun mannen naar de synagoge gingen om Hebreeuws te leren. Hebreeuws was een heilige taal. Vrouwen moesten alles regelen, gingen naar de markt, moesten roddelen – want er was nog geen krant. Onder hen ontstond Ladino, als Joods-Spaanse taal met invloeden van Portugees, Arabisch en Hebreeuws. Moeders leerden de taal weer aan hun dochters.’

Reis naar Fez

Je bent Joods. Heb je een traditionele opvoeding gehad?

‘Als het gaat om de rol van de vrouw wel. Mijn ouders keuren sommige dingen die ik doe af. Ik trouwde pas toen ik drieendertig was en ik woonde toen al zeven jaar samen met mijn vriend. Dat was voor hen onacceptabel. Eerder had ik een Nederlandse vriend, half Surinaams. Vonden ze helemaal niet leuk. ‘Wat is dit? Een goj?’ Ook vonden ze het niet goed dat ik Israël verliet.’

Je herontdekte het Ladino toen je Marokko bezocht. Wat is er gebeurd?

‘Ik was uitgenodigd voor het Tangier Jazz Festival. Toen ik met mijn man rondreisde in Marokko, kwamen we in Fez. Super inspirerend, supermooi. Op straat krijg je inspiratie. Ik had nog nooit zo’n grote medina (het oudste deel van Noord-Afrikaanse steden, red.) gezien. Iedereen was met ezels bezig. Geen asfalt. Alsof je terug in de tijd gaat.

Ik was voor het eerst in het land van mijn afkomst en na twee weken begon zich dat aan me op te dringen. Op gegeven moment hoorde ik in de straatjes van Fez een melodie die ik herkende. Een paar dagen later realiseerde ik me dat dit de melodie was die mijn oma vroeger in het Ladino zong, maar in Fez zongen ze het in het Arabisch.’

Is Marokko, net als Israël, deel van je identiteit?

‘Ik vind dat je je thuis altijd in je draagt, maar ga antwoorden met een verhaal. Mijn vader wilde met mij naar Egypte en ik moest toen een paspoort halen. ‘Mag ik ook een wereldpaspoort?’, vroeg ik. Ik snap het concept van grenzen niet. Een land, een leger, ik begrijp dat niet. Als je dood bent, kun je niets meenemen. Ik mag met mijn Israëlische paspoort niet naar Iran of Indonesië, maar ik wil daar wel heen. Ik wil die mensen ontmoeten.’

Je bent een vrouw met zwart haar, bruine ogen. Word je ook gelabeld in onze samenleving?

‘Als ik optreed, word ik altijd in de rubriek ‘diversiteit’ geplaatst. Als Joodse, Marokkaanse. Mensen zeggen meestal: exotisch. Maar wat betekent dat?’

Onlangs stelde Abdelkader Benali dat Europa nog steeds weinig ruimte geeft aan mensen met niet-westerse wortels. Ervaar jij in Nederland genoeg ruimte om jezelf te zijn?

‘Labeltjes zijn niet te vermijden, want zo werkt ons hoofd. Ik ken één blanke man die weleens naar de Marokkaanse bakkerij gaat, maar hij is de enige. Ik heb in de Bijlmer gewoond en daar zie je ook dat iedereen bij zijn eigen volk wil blijven. We hebben een groep nodig om te kunnen overleven.

Tegelijk hebben we niet door hoe het tussen groepen kan botsen. Daarom hebben we problemen met racisme, discriminatie, gender. Ik hoor mensen spreken over fobieën: xenofobie, homofobie, islamofobie. Het is geen fobie. Want waar ben je bang voor? Dat een homo je bespringt, dat een moslim een aanslag pleegt? Dat achter de hoofddoek een monster zit? Dan heb je niet goed genoeg nagedacht.

Geert Wilders wilde de boerka verbieden. Hij maakte een voorstel om bij de passages van de metro te controleren of iemand met een boerka er doorheen wil, en als dat zo is gaan de poortjes niet open. Hij wilde dit doen met een speciaal it-systeem. Maar dat kon geen onderscheid maken tussen boerka of een afro of een andere vorm van hoofdbedekking.’

Aangevallen tijdens optreden

Vazana heeft diverse malen opgetreden in Marokko, het land van haar ouders. Haar familie is waarschijnlijk cultureel meer Marokkaans dan Sefardisch-Joods, vertelt ze. Haar ouders moesten in de jaren vijftig met hun families vluchten. De Fransen dreven in 1953 sultan Mohammed V in ballingschap. Na diens vertrek viel Marokko ten prooi aan geweld van nationalistische milities, die af wilden van de overheersing door Frankrijk. De Joodse minderheid kreeg intimidatie en aanslagen te verduren.

In die tijd kwam een massale migratie op gang naar Israël. Ook Vazanas ouders en grootouders maakten daar deel van uit. Ze heeft echter geen negatieve gevoelens over Marokko door dit verleden. Bij optredens ontvingen Marokkanen haar positief, herinnert ze zich. Op één keer na, in 2017, toen de Marokkaanse afdeling van BDS, die pleit voor boycot, desinvestering en sancties tegen Israël, een campagne tegen haar startte.

Wat was hun kritiek op jou?

‘Ze verspreidden fake news over mij, dat in de hele Arabische wereld voor ophef zorgde. Daarin beweerden ze dat ik soldaat was in het Israëlische leger en dat ik duizend Palestijnse kinderen had vermoord. Met mijn trombone, blijkbaar, want ik was geen soldaat, maar zat in het orkest van het leger.’

Moet je verplicht in het leger in Israël?

‘Als vrouw moet je twee jaar in het leger, als man drie jaar. Door de campagne van BDS waren er demonstraties, waarbij borden met mijn afbeelding erop zijn verbrand. Als je die video’s kijkt, denk je: het zijn vierhonderd man. Maar er waren slechts veertig demonstranten. Daar stond tegenover dat meer dan duizend Marokkaanse fans een petitie tekenden om mij te steunen.’

‘Zet één Joods persoon alleen in een kamer en je hebt twee tegengestelde meningen.’

Beïnvloedt dit hoe je naar BDS kijkt?

‘Ik vind dat het boycotten van mensen nooit werkt. In Marokko was BDS ook nog eens gewelddadig. Tijdens mijn optreden rende iemand het podium op om mij aan te vallen. Hij bereikte me bijna, op veertig centimeter afstand, toen een beveiliger hem tegenhield. In Nederland doet BDS geweldloze demonstraties, dat is geen probleem. Iedereen mag zijn mening uiten.’

Palestijnse vrienden

Als Israëlische word je vast ook in Nederland aangesproken op wat de regering en het leger van Israël doen. Zoals de kolonisatie en annexatie van de Westelijke Jordaanoever. En de nieuwe regering, waar nogal wat extremisten in zitten. Hoe reageer je daarop?

‘Die discussies had ik in Israël ook, toen ik daar woonde. Ik zie wat er in dat land gebeurt. Ik sta voor mensenrechten en als die worden geschonden, heb ik daar problemen mee.’

Dat doet Israël toch redelijk massaal?

‘Dat gebeurt aan beide kanten. Ik ben nooit in Gaza geweest, want het is afgesloten door Israël, Egypte en Soedan. Op zee wachten schepen uit Qatar de mensen op. De burgers zitten daar in een gevangenis. Ze kunnen er niet weg, zelfs niet via de zee. De VN moet ingrijpen. De wereld moet iets doen.’

Houdt die situatie je bezig?

‘In het verleden, toen ik daar woonde, veel meer. Maar nu in Nederland minder.’

Kan jij als Israëlische goed contact hebben met Palestijnen?

‘Op de Westbank heb ik Palestijnse vrienden. Ook onder Druzen en Bedoeïenen trouwens. Mijn vader is rijinstructeur, geeft les aan Druzen en Bedoeïenen. Hij is racistisch als het op politiek aankomt, maar ook weer niet zo, dat hij hen niet accepteert als leerling. Vooral als het op politiek aankomt, is hij racistisch. Je kunt die politieke ideeën hebben, maar als je Palestijnse buurman aanbelt voor een kopje suiker, geef je het hem. Dat is de weg naar een oplossing.

Als je mensen ontmoet, word je minder racistisch. Ik denk dat er reclames moeten komen: ‘Het is goedkoper om je auto te laten repareren in de Westbank!’ Want iedereen is zuinig. Dan gaan Israëli’s daarheen en ontmoeten ze Palestijnen en gaan ze praten.

Voel je je nog betrokken bij Israël?

Mijn familie woont er nog. Mijn ouders wonen in Beër Sjeva in het zuiden van Israël, waar regelmatig raketten vanuit Gaza neerkomen. Twee jaar geleden viel er een raket twee huizen bij hun huis vandaan. Dat huis was helemaal vernietigd. Dan voel je dat je in gevaar bent. Ik reken niet alle Gazanen af op de terroristen die deze raketten sturen. Je moet alleen de extremisten verantwoordelijk houden.’

Deze week dankte Israël de Marokkaanse koning voor wat zijn opa als sultan tijdens de Tweede Wereldoorlog had gedaan voor de Joden. Hoe ervaar jij dat? Jouw ouders zijn daar juist weggevlucht.

‘Zij vluchtten pas na de oorlog. Tijdens de oorlog zei de koning: we hebben geen Joodse burgers, maar alleen burgers. Dat was toen vooruitstrevend.’

Waarom moesten ze tien jaar later alsnog vluchten?

‘Er was in de jaren vijftig een periode waarin het voor Joden niet goed was. Dat is inmiddels weer veranderd. Mijn ouders vertrokken vanwege het geweld uit Marokko, maar nu er in hun straat in Beër Sjeva weer raketten vallen, gaan ze niet opnieuw weg. Je raakt eraan gewend. En ze denken: je wordt niet twee keer door de bliksem getroffen.’

Eten met een Turks koor

In Nederland probeert Vazana bruggen te slaan naar mensen met andere achtergronden, vooral ook moslims. Vorig jaar componeerde ze een interreligieuze gebedsoproep, waarin onder andere de islamitische adhan, maar ook christelijke en Joodse liederen verwerkt zijn.

Ook zocht Vazana tien jaar geleden met het door haar opgerichte zangkoor Hebrew Groove toenadering tot een Turks-Nederlands koor. Zo komen in Amsterdam moslims en Joden bij elkaar.

Loop je bij die contacten ook tegen tegenstellingen aan?

‘Er zijn niet zoveel verschillen. Aan het eind van de dag wil iedereen hetzelfde: met rust gelaten worden, een goed leven voor je kinderen, een huis en eten.’

Wat houden de ontmoetingen tussen jouw koor en het Turkse koor in?

‘Het is een gemeenschappelijk project. We doen dit voor de leden van die koren – dat zijn bijna allemaal vrouwen. We eten samen: veertig Joodse mensen en veertig Turkse mensen. Samen muziek maken is een excuus voor ontmoeting. Je ziet raakvlakken omdat sommige Hebreeuwse liedjes een Turkse oorsprong hebben – en andersom. We herkennen elkaars melodieën.

Turkse muziek gaat bijna altijd over de liefde. Israëlische muziek zitten veel meer vol met kritiek – op iedereen, ook op elkaar. Ik grap weleens: zet één Joods persoon alleen in een kamer en je hebt twee tegengestelde meningen.

De meeste Joodse mensen die bij deze ontmoetingen aanwezig zijn, hebben geen Turkse vrienden – en andersom hebben ook de Turkse aanwezigen meestal geen Joodse vrienden. Maar nu doen ze samen iets. In tien jaar tijd zijn honderden koorleden en duizenden bezoekers bij de optredens betrokken geweest. Daarmee zijn hun levens hopelijk een beetje verrijkt.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 10 januari 2023.

Kader Abdolah: ‘Rumi was een vluchteling, net als ik’

0

Het nieuwe boek van Kader Abdolah heet Wat je zoekt, zoekt jou. Een eerbetoon aan de grote Perzische dichter Rumi, die leefde in de dertiende eeuw. ‘Ik had de ervaring van emigratie nodig om hem beter te begrijpen.’

Het is een traditie in cultureel gegoede kringen in Iran: als een kind geboren wordt, spreek je niet, totdat een wijze man of vrouw uit de familie zachtjes op een melodieuze manier de stilte verbreekt en een gedicht in het oor van de baby fluistert. ‘Vaak is dat een gedicht van onze grote meester Rumi’, zegt de schrijver Kader Abdolah. Onlangs verscheen zijn boek Wat je zoekt, zoekt jou (Prometheus) over het leven van de beroemde Perzische dichter Rumi (1207-1273).

Abdolah verwierf grote bekendheid met boeken als Het huis van de moskee en De reis van de lege flessen. Hij stamt uit een oude aristocratische Perzische familie. ‘Ik heb in mijn familie minister-presidenten en mirza’s, grote schrijvers en vertellers. De rijkdom die we hadden, was vooral cultureel en werd van generatie op generatie doorgegeven.’

‘De Iraniërs, ook wel Perzen genoemd, zijn trots op hun denkers en dichters’, zegt Abdolah. ‘Alle lagen van de bevolking zijn bekend met de poëzie van Rumi. Die vergezelt je je hele leven. Je hoort van je moeder de gedichten van Rumi terwijl ze borstvoeding geeft. Je hoort ze op school. Als je verliefd bent, grijp je naar Rumi. En als je verdrietig bent, zoek je steun bij Rumi. Zijn poëzie groeit met je mee.’

Wie was Rumi?

‘Rumi was een van de grootste dichters en denkers uit het Oosten. Hij heette eigenlijk van Molana Djalal Eddin Mohammad Balchie. Hij werd in de dertiende eeuw in Afghanistan geboren. Zijn vader zag al snel dat zijn zoon een nobele getalenteerde jongen was. Toen de Mongoolse veroveraar Dzjengis Khan het Perzische rijk binnenviel, pakte hij van alles wat hij had alleen de hand van zijn zoon. Hij vluchtte weg om zijn zoon te redden. De vlucht duurde een paar jaar, totdat ze eindelijk de stad Konya in Turkije bereikten. Daar groeide hij in een veilige omgeving op.’

Rumi was een wereldburger, maar wordt door verschillende volken geclaimd, vertelt Abdolah. ‘De Afghanen beschouwen hem als een van hen omdat hij geboren is in het Afghaanse Balch. De Iraniërs omdat hij in het Perzisch schreef, en de Turken omdat hij in Turkije opgroeide en begraven ligt. Shakespeare heeft het verlangen, het verdriet en de liefde van de westerse mens bezongen. Rumi bezingt het verlangen, het verdriet en de liefde van de oosterse mens. Al kun je ook zeggen dat de oosterse en westerse mens niet bestaan. Er is één mens. Shakespeare en Rumi hebben allebei op een andere wijze de mens bekeken.’

Waarom wilde u een boek over Rumi schrijven?

‘Ik wilde altijd al over Rumi schrijven, maar wist niet wat. Weet u, er zijn honderden boeken over Rumi geschreven en ik dacht altijd: wat kan ik daar nog aan toevoegen. Ik wilde de citaten van anderen niet overschrijven. Maar opeens zag ik dat Rumi een migrant was, een vluchteling. Hij heeft een vlucht meegemaakt die hem heeft vormgegeven. Zijn moedertaal was Perzisch, maar hij sprak ook Grieks, Latijn en Turks en vele andere talen. Hij maakte van dichtbij kennis met verschillende culturen. Die emigratie, de ontmoeting met andere culturen hebben gezorgd dat hij zo groot is geworden.’

U bent net als Rumi ook gevlucht

‘Ja, dat bedacht ik me ook. Ik heb mijn leven in de Nederlandse taal gestopt. De Nederlandse taal en de ontmoeting met anderen hebben een andere schrijver van mij gemaakt.

Rumi vluchtte voor de invasie van de Mongolen. Ik vluchtte voor de binnenlandse invasie van de geestelijken die uit hun middeleeuwse grotten tevoorschijn waren gekomen. Ze hebben de macht in Iran overgenomen. Er is daar geen sprake meer van vrijheid, niet voor vrouwen en niet voor schrijvers. Voor niemand. Alleen voor henzelf en een aantal vertrouwelingen.’

Heeft het inzicht dat jullie beiden vluchtelingen zijn, uw band met de poëzie van Rumi versterkt?

‘Rumi heeft duizenden gedichten geschreven. Iedereen in mijn vaderland kent een paar van zijn gedichten uit het hoofd. Maar gewone mensen komen nooit tot de kern van zijn poëzie, behalve misschien de kenners. Rumi was niet alleen dichter, hij was ook een groot filosoof. Ik heb ontelbare keren zijn gedichten gelezen, in mijn kindertijd, mijn jeugd en ook later toen ik pas in Nederland was, maar de kern pakte ik nog niet. Ik had de ervaring van emigratie nodig om hem beter te begrijpen. Want door te emigreren, ga je eigenlijk over de grenzen van je eigen karakter. Je overschrijdt de grenzen van verdriet, van pijn en van verlangen, en wordt een ander. Als je dat inziet, begrijp je de poëzie van Rumi beter. De vlucht en alle ervaringen die daarbij horen, hebben mij de gelegenheid gegeven om het grote mens dat Rumi is, beter te begrijpen.’

Wat betekent de titel ‘Wat je zoekt, zoekt jou’?

‘Het leven heeft goddelijke codes en de mensheid heeft een aantal van die codes kunnen ontdekken, waardoor we zo ver hebben kunnen komen. ‘Wat je zoekt, zoekt jou’ is niet alleen een spiritueel inzicht van Rumi. Er was duizenden jaren geleden iets wat de mens van het beest onderscheidde. De mensen woonden in grotten, maar plotseling – alleen God of het leven weten hoe – kwamen zij erachter dat als zij buiten op een hert wilden jagen, ze dat eerst in hun fantasie moesten doen.

‘Wat je zoekt, wordt bereikbaar, het komt in je handen’

Ze moesten hem eerst op de grotwanden tekenen, en daarna dansen om hem te kunnen bemachtigen. Deze en andere goddelijke codes staan in de Thora, de Bijbel en de Koran. In het Nieuwe Testament staat ‘zoek en je zult vinden’, en in de Koran staat ‘waar je aan denkt, wordt gerealiseerd’.

Rumi heeft het beter gezegd. Als je naar iets zoekt, zoekt dat ook naar jou. Wat je zoekt, wordt bereikbaar, het komt in je handen. Rumi zocht naar zijn geliefde, naar zijn ik, naar de hoogste toppen van de poëzie. In een van de verhalen in mijn boek komt Rumi op een dag Shams tegen, de grote Arabische rebel-filosoof. En Shams zegt: ‘Ik zocht jou.’ Waarop Rumi zegt: ‘Wat je zoekt, zoekt jou.’ Want hij zocht hem ook.

Waarom wilt u Nederland laten kennismaken met Rumi?

‘Nederland is veranderd. Dertig, veertig geleden zag het land er totaal anders uit, de mensen waren wit. Nu zijn veel emigranten het land binnengekomen. Tienduizenden Kader Abdolahs. En ook bijzonder mooie, nobele mensen, schrijvers, denkers, wiskundigen, studenten, artiesten. Ze voegen allemaal iets toe aan de Nederlandse samenleving. Die nieuwe samenstelling heeft ook een nieuwe geest, een andere manier van denken nodig. De migranten brengen belangrijke culturele elementen mee, zoals de verhalen van Duizend-en-een-nacht en over het leven van de profeet Mohammed. Er ontbrak nog een visie van Rumi die op de vlucht was. Ik voelde het als mijn plicht om die eraan toe te voegen.’

Wat is de belangrijkste gedachte van Rumi voor onze samenleving?

‘De kennismaking met oosterse filosofie. Europese literatuur is alleen gevuld met Europese gedachten. De meeste schrijvers hebben nooit een koran aangeraakt. Ze hebben de verhalen van Duizend-en-een-nacht nooit echt gelezen, en kennen het werk van grote Marokkaanse, Turkse of Afghaanse dichters niet. Dat is een leemte.

De Amerikanen en de Europeanen turen door de James Webbtelescoop in de ruimte op zoek naar het eerste licht dat na de oerknal is ontstaan, naar de rand van het heelal. Met deze allermodernste telescoop zoeken ze naar de rand van de hemelen. Maar Rumi en andere dichters zeiden al: je hoeft niet zover te gaan. Richt je telescoop naar jezelf, naar je binnenste. Want het eerste licht zit in jou, God zit in jou.

Een andere gedachte: er worden vaak lelijke dingen gezegd over de visie van niet-westerse immigranten op vrouwen. Maar de grote Arabische filosoof Ibn-Arabi [uit de twaalfde eeuw] is vijfendertig als hij in aanraking komt met een jonge vrouw. Hij wordt verliefd. Als hij met haar slaapt, ontdekt hij plots iets groots. Hij zegt: ‘Toen ik met mijn vrouw sliep, sliep ik met de hemelen. Toen ik mijn vrouw aanraakte, raakte ik de kosmos aan’.

Hier is het landschap vlak, er zijn minder geheimen achter de horizon. In het Oosten, en in de oosterse literatuur en filosofie zijn bergen en daarachter schuilen geheimzinnige gedachten. Het is goed om diepere gedachten voor de jonge generatie Nederlanders en degenen die lezen te vermengen.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 31 maart 2023.

Iraanse vluchtelingen uit Oekraïne verliezen verblijfsvergunning: ‘We zijn boos en doodsbang’

0

Vijfduizend niet-Oekraïense vluchtelingen kwamen vorig jaar vanuit Oekraïne naar Nederland. Ze hebben niet de Oekraïense nationaliteit en hebben in dat land ook geen verblijfsvergunning. Dus moeten ze binnenkort terug naar hun vaderland. Onder deze groep bevinden zich ook vluchtelingen uit Iran. Zij stellen zelf dat ze onder geen beding kunnen terugkeren.

Vijfentwintig Iraniërs trokken aan de bel, nadat ze op 23 november vorig jaar een brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op de mat kregen. In die brief stond dat ze binnenkort Nederland moeten verlaten. Ze benaderden het Iraans-Nederlandse GroenLinks-raadslid Melody Deldjou Fard uit Utrecht, die daarop raadsvragen stelde. Ook kijken de vijfentwintig of er advocaten zijn die hen willen helpen. Eind januari zal er namelijk een officiële beschikking van de IND op de mat vallen, en dan hebben ze nog vier weken de tijd om een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit.

Op dit moment verblijven meer dan tachtigduizend Oekraïense vluchtelingen in Nederland, die gevlucht zijn nadat in februari vorig jaar Rusland hun land binnenviel. Daarnaast kwamen vanuit Oekraïne ook vluchtelingen met een andere nationaliteit ons land binnen, de zogenoemde derdelanders. Zij werkten of studeerden in Oekraïne. Veel van hen hadden een tijdelijke vergunning om in het Oost-Europese land te verblijven. Aanvankelijk kregen zij dezelfde behandeling als de Oekraïense vluchtelingen en vielen ze onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB), waardoor ze aanspraak konden maken op de opvang en de voorzieningen in Nederland.

Maar volgens de Nederlandse regering – die zich hiervoor baseert op signalen vanuit de veiligheidsregio’s in ons land, de gemeenten en de IND – maakt een deel van deze groep derdelanders misbruik van de Nederlandse regels. ‘In begin werd een heel ruimhartig beleid gevoerd’, vertelt Birgit de Bruin, woordvoerder van staatssecretaris Eric van der Burg (VVD) van Justitie en Veiligheid. ‘Maar toen bleek dat er veel mensen tussen zaten die uit veilige landen kwamen.’ Zij vallen sinds 19 juli niet meer binnen deze richtlijn, zegt ze. ‘Per 4 maart verliezen derdelanders hun ontheemdenstatus en hebben ze geen recht meer op opvang onder de Richtlijn tijdelijke bescherming. Derdelanders die na 4 maart niet meer onder de richtlijn vallen, hebben de mogelijkheid om de reguliere asielprocedure te doorlopen. Er blijft dan recht op opvang.’

‘Wij kozen ervoor naar West-Europa te vluchten. Het Iraanse regime weet dat, en neemt ons dit kwalijk.’

Op 23 november werden derdelanders hierover persoonlijk geïnformeerd via een brief. En dit bericht sloeg in als een bom.

‘Geen toekomst in Iran’

Asal Vosoughi (31) maakt deel uit van de groep van vijfentwintig Iraanse vluchtelingen die elkaar helpen. Ze woont meer dan negen maanden in Nederland en werkt in een Amsterdams viersterrenhotel als chef-kok. ‘In juni zei IND tegen ons dat we hier voor langere tijd mochten blijven, en dat ze ons verblijf zou verlengen met drie jaar. Maar daar is nu opeens op teruggekomen. We zijn bang voor de toekomst, want die is ongewis en dat is doodeng. We hebben geen hoop meer. Eerst hadden we nog toekomstplannen, maar nu is alles onzeker. Ik ben boos op IND, maar ook op mijzelf.’

Tandheelkundestudent Mersad Homaei Rad (24), die ook bij deze groep hoort, is de wanhoop nabij. ‘Toen de Russen Oekraïne binnenvielen verloren we ons huis. Nu hebben we ons hoop verloren’, vertelt hij. ‘Met deze brief van IND hebben we geen zicht op het Nederlanderschap, tenzij we asiel aanvragen en naar Ter Apel gaan, en helemaal opnieuw beginnen.’

Mersad is nu derdejaars student. ‘Ik zou wel willen switchen en mijn studie continueren aan een Nederlandse universiteit, maar ik heb daar het geld niet voor. Daarom volg ik de colleges van mijn Oekraïense universiteit nu online. En daarnaast heb ik nu geen baan. Niemand wil mij werk geven, omdat op 4 maart mijn verblijfsvergunning afloopt.’

In 2019 ging Mersad van Iran naar Oekraïne om er te studeren. ‘In Iran is weinig toekomst. De universiteiten in ons vaderland zijn slecht en ze nemen lang niet iedereen aan. Ik was liever in West-Europa gaan studeren, maar dat was te duur. Daarom koos ik voor Oekraïne. Teruggaan naar Iran is geen optie. Toen de oorlog in Oekraïne uitbrak, evacueerde Iran haar staatsburgers met een speciaal vliegtuig. Wij kozen ervoor niet met dit vliegtuig mee te gaan, maar naar West-Europa te vluchten. Het Iraanse regime weet dat, en neemt ons dit kwalijk.’

Terugkeerpremie

Asal, die begin 2021 in Oekraïne aankwam, waar haar man een jaar eerder al werkte, wil evenmin terug naar Iran. ‘Omdat Mersad en ik in Nederland hebben gedemonstreerd tegen het regime zijn we ons leven in Iran niet meer zeker. In Nederland zijn Iraanse spionnen actief, die beelden maken van onze protesten. Als we het vliegtuig pakken naar Iran, worden we meteen gearresteerd.’

Asal en Mersad maken dan ook geen gebruik van de terugkeerpremie, de financiële bijdrage wordt betaald door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) aan derdelanders die wel teruggaan naar hun land van herkomst. De repatriëringsservice van het ministerie van Justitie en Veiligheid beloofde derdelanders vijfduizend euro als ze zich tussen 15 november en 31 december 2022 aamelden voor vertrek, en uitreis binnen 1 maand na aanmelding. Derdelanders die zich tussen 1 januari en 1 februari aanmelden voor vertrek en binnen een maand na aanmelding uitreizen krijgen tweeduizend euro. Asal: ‘Iran is niet veilig. Het is schandalig dat ze ons dit hebben durven voorstellen.’

Inmiddels heeft ook de politiek zich met de kwestie bemoeid. Sylvana Simons van BIJ1 diende op 13 december twee moties in: een om de opvang van derdelanders te continueren en een om afgewezen Iraanse asielzoekers (dat is een andere groep dan de Iraanse vluchtelingen uit Oekraïne, zij hebben immers geen asiel aangevraagd) niet naar Iran terug te sturen. Het land is volgens Simons te onveilig, vanwege de executies en het geweld tegen demonstranten. De Kamer verwierp beide moties met een overgrote meerderheid van stemmen.

‘Iran is onveilig’

GroenLinks-raadslid Melody Deldjou Fard uit Utrecht richtte zich in haar raadsvragen van 15 december wel specifiek op de Iraanse vluchtelingen uit Oekraïne. Haar vragen aan het college van burgemeester en wethouders diende ze in samen met de fracties van BIJ1, Denk en de lokale partij Utrecht Solidair. Ze vroeg of het stadsbestuur bereid is om de zorgen over Iraanse en andere niet-Oekraïense vluchtelingen, die dreigen te worden uitgezet naar een onveilig land, wil delen met de landelijke overheid. Ook vroeg Deldjou Fard of het college bereid is om samen met andere steden op te trekken, om aan te geven dat deze situatie onwenselijk is, en de landelijke overheid te vragen naar oplossingen te zoeken. Het college heeft hierop nog geen antwoord gegeven.

Advocaat Thomas Thissen, gespecialiseerd in het vluchtelingenrecht, denkt dat de Iraanse vluchtelingen uit Oekraïne er misschien toch verstandig aan doen om asiel aan te vragen in Nederland. ‘Stel, je komt met een visum naar Nederland om te studeren, terwijl je eigenlijke reden om naar Nederland te gaan een vluchtreden is, vanwege je seksuele geaardheid of vanwege je bekering tot een ander geloof. Als je je dan meldt met een asielaanvraag, dan zal de IND je vragen: ‘Waarom heb je zo lang gewacht?’ Aan de andere kant: het is nu wel duidelijk dat de situatie in Iran sinds september vorig jaar heel onveilig is.’

Na 4 maart kunnen mensen die onder de genoemde Richtlijn Tijdelijke Bescherming vallen, inderdaad een asielprocedure starten. ‘Dit kan als iemand bijvoorbeeld denkt niet veilig te zijn in het land van herkomst’, vertelt woordvoerder De Bruin van staatssecretaris Van der Burg. ‘De IND beziet momenteel hoe de asielprocedure voor deze groep mensen eruit moet zien.’

Recht op bezwaar

Asal en Marsad willen in Nederland blijven maar zullen echter pas formeel asiel aanvragen als het echt niet anders kan. ‘Maar als ik moet kiezen tussen asiel aanvragen of naar Iran te worden teruggestuurd, dan kies ik wel voor het eerste’, zegt Marsad.

Asal vindt de gang van zaken onrechtvaardig: ‘Zeven maanden geleden vertelde de IND mij dat ik net zo zouden worden behandeld als Oekraïense vluchtelingen. Maar dan opeens verandert Nederland de regels. We vragen alleen, aangezien ons land niet veilig is, dat we hier kunnen blijven.’

Nadat ze op 23 november vorig jaar de IND-brief in de bus kregen stapten Asal en Mersad niet naar een advocaat, naar eigen zeggen omdat die hen toch niet kon helpen. Asal: ‘Twee mensen uit onze groep, een koppel, klopten aan bij een advocate. Zij vertelde dat ze niet veel voor hen kon betekenen.’

De advocate in kwestie, die net als het koppel niet met volledige naam in dit artikel wil, ontkent dat ze dit gezegd heeft. Het ligt volgens haar een stuk genuanceerder. ‘Ik adviseer op basis van wat mijn cliënten mij vertellen. Ik kijk naar de wet en naar wat mogelijk is. En natuurlijk moet je naar een advocaat stappen tijdens dit soort situaties.’

De brief die de Iraanse vluchtelingen in november kregen, is nog geen formele beschikking. Dat bevestigt IND-woordvoerder Mijke Bol. ‘Die brief was vooral informatief van aard, zodat ze zich voor kunnen bereiden op het definitieve besluit.’ Die definitieve beschikking komt eind januari.

Vluchtelingen die het niet eens zijn met dit besluit, kunnen hiertegen bezwaar maken, mits ze dit binnen vier weken doen, aldus advocaat Thissen. De brief van eind januari zal vluchtelingen expliciet wijzen op dit recht om bezwaar te maken, vertelt Bol. Asal twijfelt nog, maar Mersad vertelt dat hij dit zeker zal doen.

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 20 januari 2023.

‘Imazighen hebben andere zorgen dan tatoeages die verdwijnen’

0

Terwijl oudere Marokkaanse vrouwen zich schamen voor Amazigh tatoeages, laten jonge vrouwen ze juist zetten. Wat is het verhaal achter de traditionele lichaamsversiering?

Het is gissen waar de dalende populariteit van deze traditionele tatoeages sinds de jaren zeventig en tachtig vandaan kwam. Was het een gevolg van de toenemende invloed van de islam, die tatoeëren verbiedt? Of waren ze simpelweg uit de mode geraakt?

In 2007 schreef Asis Aynan in zijn boek Veldslag en andere herinneringen over zijn moeder: ‘Ze roept tegenwoordig dat ze haar tiggaz [Amazigh tatoeages] moet laten verwijderen. Vroeger had ik dit niet erg gevonden, (…) maar inmiddels verzet ik mij hiertegen. Ze wil de tatoeages laten verwijderen omdat ze niet meer passen bij haar religieuze overtuiging.’

De moeder van Asis Aynan behoort net als veel andere Marokkaanse Nederlanders tot de Imazighen, een volk uit het Rifgebergte in Marokko. En net als veel generatiegenoten worstelt ze met de traditionele tatoeages op haar lichaam.

Dat gold ook voor de grootmoeder van Manal Aziz. Ze behoorde tot de Ishelhiyen uit het Atlasgebergte. Dit volk kent eveneens een traditie van tatoeages zetten. ‘Het liefst had ze de tatoeages weg laten halen, want die waren haram volgens haar’, vertelt Aziz, oprichter van een welzijnsproject voor jongeren in Marokko.

‘Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind ze absoluut niet haram. Voor mij zit er een grote scheiding tussen cultuur en religie. Ik maak onderscheid tussen de dingen die daadwerkelijk schadelijk kunnen zijn voor mij en anderen, en dingen die dat niet per se zijn. En dat doe ik in de context van het heden en niet van het verleden.’

Een paar jaar geleden heeft Aziz Amazigh tatoeages laten zetten. De versieringen zelf zijn voor Aziz niet het belangrijkste. ‘Het gaat mij meer om het proces van het zetten. Mijn tatoeages zijn allebei gezet door Izgar, een vriend en activist die zich sterk maakt voor het behoud van de Amazigh cultuur. Mijn eerste tattoo heb ik genomen tijdens een festival in Marrakesh. Daar gaf hij een workshop over Amazigh tatoeages, en over de traditie en cultuur die daarbij horen. In die setting heb ik de tatoeage laten zetten. Voor mij ging het veel meer om dat moment en veel minder om het hebben van de tatoeage.’ Dat is volgens Aziz ook in lijn met de traditie. ‘Want het gaat veel meer om het proces eromheen: het sociale aspect, de gemeenschap en hechting.’

Antropoloog Malika Ouacha, deskundige op het gebied van de Amazigh cultuur, vertelt dat de tatoeages traditioneel over het hele lichaam van de vrouw worden gezet. ‘Je kunt er net als op stof patronen op aanbrengen. Er zit niks spiritueels achter of zo. Het was gewoon een bezigheid. Ik heb vrouwen tijdens mijn veldwerk gesproken die bijvoorbeeld juist op hun armen en handen patronen aanbrachten, omdat ze tapijt aan het weven waren. De tatoeages dienden als geheugensteuntje.’

‘Ze wil de tatoeages verwijderen omdat ze niet meer passen bij haar religieuze overtuiging’

Wat vindt Ouacha van het verdwijnen van Amazigh tatoeages in recente tijden? Volgens haar is dit een normale ontwikkeling, want culturen en tradities ontstaan en verdwijnen weer. ‘In Noord-Afrika is dat onder andere het gevolg geweest van migratie, maar ook van islamisering. Wat je ziet, is dat vroeger – en dan heb ik het over vóór de arabisering van dit gebied, die rond de elfde eeuw begon – de islam wel leidend was, maar niet zozeer werd opgelegd door geestelijken. Dat gebeurde pas vanaf de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Dorpsvrouwen die tatoeages lieten zetten, kregen van geestelijken te horen dat dit volgens de islam niet mocht. De volgende generatie deed het daarom niet meer. Maar nu zie je dat vrouwen wel weer tatoeages zetten.’

Wat vindt Ouacha van Marokkaanse-Nederlanders die het erg vinden dat de tatoeages aan het verdwijnen zijn? ‘Natuurlijk heb ik emotioneel wel verbinding met de tatoeages, maar als antropoloog moet je afstand kunnen nemen van je emoties’, reageert Ouacha. ‘Dat maakt dat ik kan zeggen dat het niet erg is dat deze tatoeages verdwijnen. Dingen veranderen nu eenmaal. Zoals de mensen zelf in de dorpen zeggen: ‘Ach boeien! Wij willen gewoon dat we beter ons land kunnen bewerken, we willen betere faciliteiten en onderwijs.’ Zij hebben hele andere zorgen dan tatoeages die verdwijnen. Wij hebben er hier een nostalgisch gevoel en beeld bij, wat heel logisch is, omdat dat hoort bij het gedrag van mensen die in diaspora leven.’

Ouacha geeft in haar lezingen aan dat de Amazigh tatoeages helemaal niks betekenen. Maar er zijn ook tegengeluiden. Tatoeages zouden wel diverse betekenissen hebben, zeggen critici, van streeksymbolen tot symbolen ter bescherming.

Ouacha ziet dat toch anders. ‘Ik volg mijn empirische data’, legt ze uit. ‘Mijn bevindingen kunnen altijd weerlegd worden. Maar ik heb tot nu toe geen mensen gesproken die aangaven dat een bepaalde tatoeage staat voor de zon, maan, of het vrouwelijke of mannelijke.’ Oucha heeft haar onderzoek naar vrouwenculturen gedaan onder de Zuid-Marokkaanse Amazigh gemeenschappen. Ze houdt de mogelijkheid open dat groepen Imazighen op andere plekken in Marokko, bijvoorbeeld in het noorden, wel betekenissen aan de tatoeages koppelen.

Vanuit wetenschappelijk oogpunt is de aanname populair dat de betekenis van de tatoeages door de jaren heen verloren is gegaan. Ouacha kan die verklaring echter niet onderbouwen. ‘Dat is voor mij ook de schoonheid van antropologie: dat er niet één antwoord is. Het is heel belangrijk om daaraan vast te houden, omdat je zo de nuance alle ruimte geeft. Zeker bij een onderwerp dat zo persoonlijk kan zijn.’

Achttien jaar na Veldslag en andere herinneringen vraag ik schrijver Asis Aynan naar de tatoeages van zijn moeder. ‘Mijn moeder heeft haar tiggaz nog’, antwoordt hij. ‘Ze wil ze ook niet weghalen. Voor haar is de tatoeage weghalen hetzelfde als haar hoofdbedekking afdoen.’

Aynan zou het betreuren als Amazigh tatoeages verdwijnen als culturele uiting, en als vrouwen besluiten hun tatoeages te laten verwijderen in een kliniek. ‘Ik stel mij die ruimte voor als een nietszeggende, klinische plek, waar moderne technologie een duizenden jaren oude traditie wegbrandt. De reden dat ze de gezichtskunst weghalen is voor mij nog meer tegenstrijdig. Die tatoeages worden weggehaald omdat een religieus persoon hen dit min of meer opdraagt. Die persoon dringt zijn cultuur op, om de cultuur van iemand anders te laten verdwijnen.’ Aynan zelf heeft al jaren tatoeages. ‘Mijn kinderen zal ik het verhaal over de tiggaz vertellen. Ik hoop dat ze op een dag dezelfde tatoeages zetten.’

=-=

Dit artikel is gepubliceerd op onze website op 26 april 2023.

Kickbokser, misogynist, oplichter, vaderfiguur, moslim: dit is Andrew Tate

Internetfenomeen Andrew Tate omringt zich voortdurend met geld, dure spullen en vrouwen, waarover hij uitspraken doet die hem geregeld in opspraak brengen. Deze zelfbenoemde ‘alfaman’, ‘pimp’ en ‘messias’ wil dat andere mannen hem volgen. En toen opeens werd Tate moslim. ‘Hij wil kijken wat de islam hem te bieden heeft, in plaats van andersom.’

De Brit Tate is een 35-jarige ex-kickbokser met Amerikaans roots. Zijn Afrikaans-Amerikaanse vader was een internationaal befaamde schaakgrootmeester. In 2008 stond Tate op nummer zeven van de beste lichtgewicht-kickboksers. Hij werd meerdere keren kampioen in zijn klasse, waarin hij een win-verliesrecord op zijn naam heeft staan van 76 overwinningen en 9 nederlagen.

Tate werd in 2016 bij een breder publiek bekend door zijn deelname aan de Britse realityshow Big Brother. Direct raakte Tate in opspraak vanwege homofobe en racistische tweets. Ook lekte een video waarop te zien is dat hij een vrouw met een riem slaat, waardoor hij, na zes dagen in het Big Brother-huis, door de show werd gecanceld.

Hij verwierf daarna een grote fanbase op social media, maar is inmiddels van de meeste platforms afgegooid vanwege homofobe, racistische en met name vrouwonvriendelijke berichten. Ook van TikTok, waar zijn filmpjes meer dan tien miljard keer waren bekeken.

Andrew Tate zegt in zijn vele video’s onder meer dat vrouwen thuis horen te zijn, niet kunnen autorijden en eigendom zijn van de man. Hij vindt ook dat slachtoffers van verkrachting hun ‘verantwoordelijkheid moeten dragen’ en gaat uit met vrouwen van achttien jaar omdat hij ‘een afdruk’ op hen wil kunnen maken.

Deze zomer veroorzaakte Tate ophef door een optreden bij het kanaal Amerikaanse internetkanaal InfoWars van de controversiële complotdenker Alex Jones. In oktober volgde zijn geruchtmakende bekering tot de islam.

In Elsevier Weekblad analyseerde de Utrechtse student en publicist Daan Teer (25), die zichzelf beschrijft als liberaal humanist, het fenomeen Tate. Het oordeel was niet positief.

‘Tijdens mijn research naar Tate kwam duidelijk naar voren dat hij een oplichter is’, vertelt Teer aan de telefoon. ‘Tate probeert, net als Donald Trump, te zeggen wat mensen willen horen. Of hij zegt expres hele controversiële dingen, om zo mensen op stang te jagen. Op die manier probeert Tate vooral een gat in de markt te slaan en geld te verdienen.’

Volgens Daan Teer, die twee weken onderzoek deed naar het fenomeen, is Andrew Tate een socialmediafenomeen geworden, omdat zijn abonnees zijn kanaal promoten in ruil voor geld. ‘Hierdoor ontstaat er een positieve feedbackcirkel, die Tate alsmaar blijft promoten’, zegt hij.

Tate verdiende zijn centjes mede via een schimmig piramidespel, waarbij Tate beloofde mensen rijk te zullen maken met zijn zogenaamde Hustlers University. Voor vijftig dollar in de maand krijgen deelnemers lessen in verschillende vakgebieden en leren ze om zo snel mogelijk veel geld te verdienen.

Tijdens een online interview kwamen Tates tactieken naar voren. Leden van de Hustlers University ontvangen geld voor het werven van nieuwe leden. Tate ontkende dat het een piramidespel was. Wel gaf hij toe dat leden steeds hogere beloningen krijgen als ze meer leden werven – inschrijfgeld: 147 dollar, 50 dollar per maand aan abonnementskosten -, zo ongeveer de definitie van een piramidespel.

Maar Tate is niet alleen populair omdat anderen hem promoten op social media in ruil voor geld. Teer: ‘Zijn charisma en zijn showmanship helpen hem daarbij enorm.’ Hij is voor veel jongen mannen ook een voorbeeldfiguur, legt Teer uit. ‘Ik denk dat Tate een voorbeeld is voor jonge mannen in een bepaald ontwikkelingsfase. Veel puberende jongens zien de mooie vrouwen, de dure auto’s en het vele geld van Tate. Ze willen die levensstijl ook.’

Daarnaast provoceert Tate doelbewust, zegt Teer, om op die manier ophef te creëren en in de media te komen. Teer ziet een gelijkenis met Forum voor Democratie-leider Thierry Baudet.

‘Mensen als Tate en Baudet voelen aan dat ze provocatief moeten zijn, om op die manier hun relevantie te behouden. Ze zeggen soms dingen om zo niet de aandacht van mensen te verliezen. Eén uitspraak van Tate vind ik heel typerend voor hem: ‘Onze economie draait om aandacht en als je aandacht hebt dan heb je succes.’ Het maakt Tate niet uit of zijn uitspraken consistent zijn, als hij maar de aandacht van het publiek vasthoudt.’

‘Het maakt Tate niet uit of zijn uitspraken consistent zijn, als hij maar de aandacht vasthoudt’

Tate is volgens Teer een opportunist en een oplichter. Als hij ergens een slaatje uit kan slaan, dan doet hij dat. En als mensen massaal vallen over bepaalde controversiële uitspraken, dan zegt hij dat die ‘anders bedoeld’ waren. De bekering van Tate tot de islam zou eveneens een opportunistisch doel kunnen hebben, meent Teer: ‘Het doet mij een beetje denken aan Thierry Baudet, die in een recente podcast met Salaheddine Benchikhi (een bekende Marokkaans-Nederlandse influencer, red.) zijn lof uitsprak over de islam.’

Eerder al keerde de FvD-leider zich tegen de tegenstelling tussen de islam en het Westen, maar Tegen Benchikhi vertelde Baudet de islam zelfs een mooie religie te vinden. Benchikhi verbaasde zich: ‘Ik zit hier met een man waarvan ik dacht dat het de nieuwe Geert Wilders zou worden.’ Is Baudet er alleen maar op uit om stemmen te winnen? Baudet antwoordde van niet: hij zou tijdens de coronapandemie oprecht van mening zijn veranderd over de islam.

Vanwege zijn corona-standpunt en LHBT-kritiek delen sommige moslims al langere tijd instemmend berichten van Baudet op social media.  Baudet werd tijdens de coronapandemie populairder bij deze groep, voordat hij besloot bij Salaheddine Benchikhi aan te schuiven. En Tate was al populair onder moslimjongeren voordat hij zich bekeerde tot de islam. Daan Teer vindt dit een boeiende ontwikkeling.

‘Wat Tate doet, is voor jongeren een bepaalde lifestyle en moreel kader aanreiken om aan te hangen. Het verbaast me dat Tate zich ook de functie van moreel kader van religie kan toe-eigenen.’

En nu heeft Tate heeft zich bekeerd tot de islam. Hij gedraagt zich al als een ware missionaris. ‘Elke christen die gelooft in het goede en de ware strijd tegen kwaad begrijpt, moet zich bekeren (tot de islam, red.)’, schreef Tate op het extreemrechtse sociale medium Gettr.

In de podcast Muslim Central, met host Mohammed Hijab, werd Tate geïnterviewd over zijn bekering. Hijab uitte vrijwel geen kritiek op de controversiële uitspraken die Tate deed in het verleden. De media zouden steeds alleen maar de negatieve kanten van het verhaal belichten. Daarbij kan Tate’s bekering hem helpen om een frisse start te maken, vindt Hijab. Toch heeft Teer twijfels. ‘Ik geloof niet dat Tate heel veel zin heeft om zijn wereldbeeld te veranderen.’

Veel moslims zijn blij met de bekering van Andrew Tate tot de islam. Anderen zijn kritisch. Ook Teer heeft, als niet-moslim, zo zijn bedenkingen. ‘Volgens mij wil Tate kijken wat het islamitische geloof hem te bieden heeft, in plaats van andersom. Als hij alleen is, of wanneer het hem uitkomt, zal hij zich denk ik niet aan de religieuze voorschriften houden.’

=-=

Dit artikel verscheen eerder op de Kanttekening op 1 december 2022.

Hoe Arameeërs en Turken in Enschede in gesprek gaan over genocide

0

In 1915 vond niet alleen de bekende Armeense Genocide plaats, maar ook de Sayfo: de genocide op de Arameeërs. Meer dan anderhalf miljoen christenen vonden de dood. Jaarlijks op 15 juni is er een herdenking van deze genocide. Dit jaar zijn er rondom dat moment spanningen, omdat Arameeërs in Enschede een herdenkingsmonument willen, terwijl Turkse nationalisten daar fel op tegen zijn.

Op 27 mei vond er zelfs een heuse ‘ontkenningsmars’ plaats in de Twentse universiteitsstad. Turkse Nederlanders ontkennen dat er een Aramese Genocide heeft plaatsgevonden, zoals ze dat ook doen bij de Armeense Genocide.

Toch leidt de discussie rondom het herdenkingsmonument ook tot toenadering en dialoog. De Stichting Democratische Organisaties Turkije (SDO) organiseerde op 28 mei, een dag na de ‘ontkenningsmars’, een dialoogbijeenkomst. De Kanttekening was daarbij.

Arameeërs, Chaldeeërs – een christelijke minderheid uit  het historische Mesopotamië -, Koerden en Turken druppelen voorzichtig binnen in het SDO-pand. Er is wat thee, koffie en Syrische zoetigheid. Het Turkse protest tegen het monument en de tweede ronde van de presidentsverkiezingen in Turkije zijn de belangrijkste gesprekonderwerpen.

In groepjes staan de aanwezigen bij SDO onwennig te praten. Het komt niet vaak voor dat Arameeërs, Koerden en Turken bij elkaar komen in een gebouw van een Turkse stichting, en dan ook nog in het kader van een gevoelig onderwerp als de Aramese genocide. ‘Hoe was het gisteren?’, vragen de aanwezigen, nieuwsgierig naar hoe de mars van de Turkse nationalisten in Enschede een dag eerder verliep.

Faruk Köklü, een van de bestuursleden van SDO, roept de aanwezigen op om wat dichter bij elkaar te komen en aan tafel te gaan zitten. Hij introduceert Ugur Ümit Üngor, hoogleraar bij het Nederlands Instituut voor Oorlogs- Holocaust- en Genocidestudies (NIOD), die een presentatie zal houden over genocide en het nut van herdenken. Üngör, die zelf ook uit Enschede komt, staat nog even stil bij de stad waar hij veel Arameeërs kent. Hij heeft buiten Turkije om nog een ‘gedeelde geschiedenis’ met de aanwezigen. ‘Dit is de oudste Turkse stichting in Enschede. Een ontmoetingsplek voor vele gastarbeiders, waarvan sommigen ook vandaag aanwezig zijn’, zegt Üngör en wijst naar zijn oom.

In de lezing benadrukt Üngör dat genocide overal op de wereld plaatsvindt, en dat het niet uniek is dat nakomelingen van dader- en slachtoffergroepen bij elkaar komen voor dialoog. Voor de genocides uit 1915 zijn er drie belangrijke oorzaken, vertelt hij: het verlies van de Balkan door het Ottomaanse Rijk, de staatsgreep van de Jong-Turken in 1913 en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een jaar later. ‘Zonder deze oorlog was er geen genocide geweest’, stelt Üngör.

De historicus legt uit dat de Armeense Genocide beter gedocumenteerd is dan de Sayfo. ‘Ook omdat Talaat Pasja, het brein achter die eerste genocide, alles heeft bijgehouden. De Sayfo was meer een lokaal fenomeen, onder andere in de provincie Diyarbekir. De toenmalige gouverneur van Diyarbekir Mehmed Reshid breidde de genocide tegen de Armeniërs uit naar alle christenen onder zijn bestuur. Talaat stuurde één telegram naar de gouverneur dat dit niet mocht, maar greep verder niet in. ‘Hij mocht gewoon zijn gang gaan,’ aldus Üngör. Op de vraag hoeveel dodelijke slachtoffers de Sayfo precies heeft geëist – de schattingen lopen uiteen tussen de 250.000 en 750.000 mensen – heeft hij nog geen antwoord. ‘Hier moet nog werk verzet worden.’

Üngör vertelt ook over het belang van herdenken. ‘De slachtoffers hebben geen graf waar nabestaanden naartoe konden gaan. Een monument biedt vaak uitkomst, als centraal punt voor collectieve rouw. Om het verleden te kunnen verwerken vinden zij het belangrijk om te rouwen. Dus als je zegt dat er geen monument mag komen, dan is het alsof je zegt dat je niet mag rouwen. Iedereen herdenkt en elk volk doet dat op een andere manier.’

‘Geen genocide’

Na de lezing is er ruimte voor reacties en vragen uit de zaal. Een Aramese initiatiefnemer voor het monument legt de beweegredenen voor die stap uit: ‘Veel van onze ouderen komen uit een cultuur van stilzwijgen. Nu ook de laatste mensen verdwijnen, die de Sayfo kunnen herinneren of kennen uit verhalen van hun ouders, is de wens om collectief te herdenken groter geworden. Juist ook om deze geschiedenis door te geven aan volgende generaties, en om aan te geven dat er een specifieke reden is dat we niet meer daar wonen.’

Een Turkse vrouw begrijpt niet waarom er een monument moet komen voor deze geschiedenis. ‘Dit zal tot meer verdeeldheid tussen Arameeërs en Turken leiden. Mijn dochter heeft een Aramese vriendin. Ik weet honderd procent zeker dat hun vriendschap hierdoor in gevaar komt,’ zegt zij.

Een Turkse man is ook tegen het monument. ‘Ik voel mij als Turk aangesproken door zo’n monument. Hoewel er weliswaar niet niks is gebeurd in 1915, geloof ik niet dat het een genocide was. De Armeniërs werden bijvoorbeeld in het Osmaanse Rijk de millet-i Sadika genoemd, de loyale natie. Er zijn ook Turken vermoord door Armeniërs. Dat heb ik niet gehoord in de lezing.’

‘Er zijn inderdaad wraakacties geweest’, reageert Üngör. ‘Maar we moeten de zaken in de juiste proporties bezien. Er zijn rond de dertigduizend Turken en Koerden vermoord, vooral door Dashnaks, nationalistische Armeense militanten.’

Een Turks-Koerdische deelnemer zegt vervolgens dat ook haar grootouders hebben geleden onder wraakacties van Armeniërs, maar dat ze zich niet beledigd voelt door een monument. ‘Dat moet ik wel even kwijt hoor’, zegt ze in reactie op eerdere sprekers, die zich tegen een monument keerden. ‘Mijn lichaam reageert op zulke uitspraken. Als mensen hun doden willen eren, dan moeten ze dat in alle vrijheid kunnen doen.’

‘Hoezo voel je je als Turk beledigd? Arameeërs hebben geleden, de Turken zijn toch niet uitgeroeid?’

Een Chaldeeuws-Aramese deelnemer legt daarop de nadruk op de spirituele betekenis van een herdenkingsmonument. ‘Wanneer wij onze doden eren, zijn we in gedachten vooral met hen bezig, niet met wijzen naar anderen. Het gaat om traumaverwerking. Koerden waren in ons geval de directe daders. Maar er zijn ook verhalen van Koerdische daders die tegelijkertijd kinderen hebben gered. Een mens is niet zwart-wit.’

In de zaal is ook een Molukse man van middelbare leeftijd aanwezig. ‘Als buitenstaander in dit gezelschap kan ik ook meepraten over genocide’, zegt hij. ‘Zo heeft de Hollander Jan Pieterszoon Coen in de zeventiende eeuw 80 procent van de bewoners van de Banda-eilanden uitgeroeid. Ik heb vandaag een mooie mix van mensen gezien, die over hun gedeelde geschiedenis in gesprek zijn gegaan. Dit moet vaker gebeuren.’

‘Laatste stuiptrekkingen’

Is er inderdaad meer toenadering tussen Arameeërs en Turken? ‘Ik was er op 28 mei niet bij in Enschede, maar het zou goed kunnen’, vertelt BNNVARA-documentairemaker Sinan Can na afloop van de dialoogbijeenkomst aan de Kanttekening. Hij zal op 15 juni een toespraak houden op de Sayfo-herdenking in de Twentse universiteitsstad.

Can denkt dat de voorwaarden voor dialoog tussen Turken en Arameeërs gunstiger zijn dan tussen Turken en Armeniërs. ‘Nationalistische Armeniërs eisen bijvoorbeeld ook herstelbetalingen en grond van Turkije. Zulke geluiden hoor je minder bij de Aramese gemeenschap. Zij willen vooral hun eigen doden op een respectvolle manier eren met een monument. Maar zelfs dan voelen Turken zich enorm beledigd. Ik probeer dat te rationaliseren. Hoezo voel je je als Turk beledigd? Zij hebben geleden, de Turken zijn toch niet uitgeroeid? Waarom zo veel emotie?’

De documentairemaker denkt dat het Turkse protest van 27 mei in Enschede weleens ‘een van de laatste stuiptrekkingen van de ontkenners’ kan zijn. ‘Er is een omslag gekomen. Mensen die zeggen dat er helemaal niks is gebeurd, heb je bijna niet meer. Er zijn steeds meer mensen die deze geschiedenis erkennen. Veel mensen beseffen ook hoezeer Arameeërs, Armeniërs, Grieken, Turken en Koerden op elkaar lijken. In onze emoties, loyaliteit naar familie en koppigheid. We hebben achthonderd jaar samengeleefd. Die geschiedenis kan je niet zomaar wissen. We zijn buren. Mensen beseffen hoe kleurloos Anatolië is geworden zonder hen. In economisch en cultureel opzicht zijn deze gebieden enorm verarmd na 1915.’

Ontkenners en erkenners bij elkaar

Johan Kurt, voorzitter van de Aramese Federatie, kijkt met een goed gevoel op de dialoogbijeenkomst van 28 mei terug. ‘We waren bij de lezing van Ugur Ümit Üngor en spraken er met mensen van Turkse afkomst. Het was fijn om met respect naar elkaar te luisteren. Zo hebben we over en weer verteld hoe we erin zitten en welke gevoelens er bij de herdenking leven. Het verhaal van een jonge, Turkse vrouw vond ik mooi. Zij vindt dat we moeten herdenken en ook dat er ruimte moet zijn voor een monument. Ik hoop dat het overkomt bij anderen.’

Sayfo-deskundige Sofia Mutlu-Numansen, van Chaldeeuws en Aramese komaf, bezocht op 28 mei de dialoogbijeenkomst met haar ouders en nichtje. Zij ziet iets meer toenadering: ‘Ik ben zelf nog niet op deze manier in dialoog gegaan met Turken en Koerden. Ik weet wel dat er in het verleden vanuit verschillende organisaties vaker toenadering was. Zo waren er eerder Turkse sprekers. Maar dit jaar was anders, omdat we echt in gesprek gingen met mensen die de genocide ontkennen.’

‘Een groot deel van de Turkse gemeenschap is niet tegen het ontkennen van de genocide’

Mutlu-Numansen is onder de indruk van de bijeenkomst. ‘De dialoog heeft mij persoonlijk geraakt. Ik heb allereerst veel geleerd over de ‘tegenpartij’. De lezing van Üngör was informatief en leidde tot meer inzicht in waarom er destijds een antichristelijk sentiment heerste. Daarnaast vond ik het erg bijzonder dat we in dezelfde ruimte zaten met Turken en Koerden, genocide-ontkenners én genocide-erkenners. En zelfs met de ontkenners hebben we hele fatsoenlijke gesprekken kunnen voeren, met wederzijds respect en begrip. Dat is best mooi.’

Voor Mutlu-Numansen had de bijeenkomst ook wetenschappelijke waarde. Ze is vorig jaar oktober gepromoveerd op de herinnering aan de Aramese, Assyrische en Chaldeeuwse genocide. ‘Ik kwam mensen tegen die met mij op dit vlak willen samenwerken. En juist omdat ze Turkse of Koerdische roots hebben vind ik dat extra mooi. We zijn een goede aanvulling op elkaars blinde vlekken’.

Minderwaardigheidscomplex

SDO-bestuurslid Ahmed Yilmaz, die er ook bij was op 28 mei, beziet de dialoog vanuit van een breder perspectief. ‘Ik denk dat de meerderheid van de mensen geen interesse toont en vooral met zichzelf bezig is. Zulke vormen van ongekend onrecht zijn voor hen vooral een ver-van-mijn-bed-show. Er zijn geen directe overlevenden meer van deze genocides. Bij de Holocaust is dat nog wel het geval.’

Volgens Yilmaz voelen mensen uit deze regio zich om identitaire redenen snel aangesproken. ‘Er is een minderwaardigheidscomplex dat deze mensen in zijn greep heeft. Terwijl de mensen onderling eigenlijk goed met elkaar kunnen opschieten, zoals destijds meer dan 110 jaar geleden. Wanneer er sprake is van politieke twisten gaan ze vooral mee met de status quo. En velen houden zich dan stil, of zijn er helemaal niet mee bezig. Ze zijn bijna apathisch.’

Voor Yilmaz was de bijeenkomst op 28 mei een kleine eerste stap. ‘Een goed begin en een opstap naar meer bijeenkomsten. Dit gaan we doorzetten.’

Johan Kurt van de Aramese Federatie is blij dat er niet al te veel mensen op de Turkse ontkenningsmars zijn afgekomen. ‘Dat is voor ons een signaal, dat het grootste gedeelte van de Turkse gemeenschap niet tegen het herdenken van de genocide is. En dat wij kunnen doorgaan met het monument. Je hebt altijd wel een kleine gemeenschap die protesteert, en dat mag ook. Wij willen de geschiedenis een plek geven, kunnen rouwen. Het is ook een moment van kennisoverdracht, opdat dit niet weer gebeurt. Daar gaat het om. En in de toekomst moeten er meer momenten komen van verzoening, waar we elkaar goed aanhoren en luisteren.’

Verzoening

Mutlu-Numansen weet niet of de Turkse ontkenningsmars een laatste stuiptrekking is van de genocide-ontkenning. ‘Daarvoor heb ik te weinig contact met deze groep. Maar in mijn eigen omgeving zie ik wel een beweging van nakomelingen van Sayfo-overlevenden, die zich steeds meer uiten en op de hoogte zijn van hun eigen geschiedenis. Hierdoor raken ze ook steeds meer in gesprek met andere mensen. Voor de Turkse en Koerdische gemeenschappen wordt ons verhaal daardoor ook steeds zichtbaarder.’

Ze gelooft in verzoening. ‘Tien jaar gelden had ik niet durven dromen dat ik mijn proefschrift over de Sayfo mocht verdedigen tegenover een professor genocide studies die van Turkse afkomst is. Maar toch is dit wel gebeurd. En wat mij betreft is dit nog maar het begin. Ik geloof er heilig in dat we elkaar juist kunnen vinden als we in dialoog gaan met elkaar. Zo kan er empathie ontstaan. Het is tijd om elkaar op te zoeken, meer te praten en samen te werken. Meer, meer, meer van waar we nu al mee zijn begonnen.’

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 15 juni 2023.

Rabbijn Soetendorp: ‘Wie niet in wonderen gelooft, is geen realist’

0

In Levenslessen van een rabbijn blikt Awraham Soetendorp terug op de 80 jaar die achter hem liggen. ‘Een mens beleeft veel in een leven – maar herbeleeft nog meer.’

Op 4 mei spreekt rabbijn Awraham Soetendorp (1943) tijdens de herdenkingsdienst in de Grote Kerk in Den Haag. Een verhaal houden voor een zaal met mensen is anders dan een boek schrijven, vindt hij. ‘Als ik voor een groep sta, klein of groot, dan gebeurt er iets met de gezichten van mensen, er ontstaat een bepaalde sfeer.’

Onlangs verscheen Levenslessen van een rabbijn, waarin lessen zijn opgetekend die Soetendorp terugkijkend op zijn leven heeft geleerd. Soetendorp was van 1968 tot 2008 rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente in Den Haag en actief bij tal van internationale clubs die zich inzetten voor dialoog en contacten tussen verschillende religies. Het boek is geschreven door journalist Annemiek Leclaire, die hem hiervoor meerdere malen interviewde.

In het boek vertelt Soetendorp over zijn ouders en tante Trees, die door aan ‘baby Sjalommetje’ te denken – Sjalom is de tweede naam van Soetendorp – Auschwitz overleefde. Maar hij verloor in de oorlog ook talloze familieleden. Hij vertelt in het boek ook over spanningen in het gezin toen hij opgroeide en ontmoetingen met mensen die de oorlog hadden overleefd maar worstelden met schuldgevoelens.

Een aangrijpende scène gaat over zijn ouders, die samen met baby Awraham in Amsterdam-Oost woonden. Er was een razzia in de wijk. De voordeur werd opengebroken door een SS-officier. De man kwam binnen, keek in de wieg en zei tegen de drie maanden oude baby: ‘Schade dass du ein Jude bist.’ Vervolgens zei hij: ‘Jullie zijn te vies, ga je wassen, we komen morgen terug.’ Hij wist dat ze dan zouden ontsnappen. De vader van Soetendorp zei altijd tegen zijn zoon dat hij nooit moest vergeten dat een SS’er zijn leven had gered.

U heeft zoveel verdriet meegemaakt. Uw familie onderging uitzonderlijk leed. Hoe kunnen mensen die dit niet hebben meegemaakt daar levenslessen uit halen?

‘Iedereen die in vrede leeft, beleeft ook momenten van vreugde en vormen van leed. In mijn boek vertel ik openhartig over mijn tante Trees, die op hoge leeftijd na een beroerte besluit euthanasie te plegen. Ik was erbij aanwezig. Wij hadden een diepe band.

Het boek gaat ook over mij. We woonden in Israël toen ik als negenjarig jongetje met een speelgoedpijltje mijn zusje verwondde aan haar oog. Het oog kon niet meer gered worden. Ik deed het niet expres, maar ik heb het wel gedaan. Het is meer dan zeventig jaar geleden gebeurd, maar het is iets waar ik bijna dagelijks nog aan denk. Een mens beleeft veel, maar herbeleeft nog veel meer.’

In het boek vertelt u dat u geïnspireerd bent door de Joods-Franse filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995). Wat boeit u aan hem?

‘Ik herken me in Levinas, die ik overigens nooit heb ontmoet. Hij dacht na over hoe we elkaar in gelijkwaardigheid kunnen ontmoeten: door het naakte aangezicht van de ander te zien. Of zoals mijn vader, die ook rabbijn was, tegen mij zei: ‘Je ontmoet God in de pupillen van de ander.’

Ik zal je vertellen over het toppunt van vreugde. Ik was op het huwelijk van mijn kleindochter en daar was een dochtertje van acht maanden van de andere kleindochter. Het was een zonovergoten dag, ze zat op mijn schoot. Ik keek in haar ogen. Het is ongelooflijk hoe haar blik helemaal door mij heen ging. Plotseling dacht ik: zou zo’n blik de blik zijn geweest waarmee ik die SS-officier vertederde, die zich in 1943 over de wieg boog en mij gespaard heeft? De oorlog heeft in mijn leven grote invloed. Maar mijn boek is geen verhaal over de oorlog. Het is het verhaal van iemand die geboren is in de oorlog en die de weg aflegt van overleven naar leven. In wezen legt iedereen diezelfde weg af. Overleven van dingen die gebeuren in je leven en in de levens van anderen waarbij je betrokken bent.’

In onze tijd zijn er ook mensen die in de verdrukking leven. In Amsterdam ligt bijvoorbeeld op een desolate plek, tussen de fabrieken en bedrijven, een cruiseschip met honderden asielzoekers. Velen wachten al maanden op een eerste gesprek met immigratiedienst IND. Hoe kijkt u tegen dat soort schrijnende situaties aan?

‘Daadwerkelijk oog hebben voor mensen in verdrukking is een enorme opgave. Je moet helpen zonder er zelf aan onderdoor te gaan. In 1979 waren er bootvluchtelingen uit Vietnam. Zij kwamen toen in het nieuws, maar ik vond net als zovelen dat ze niet voldoende geholpen werden.

Toen ben ik naar het Rode Kruis gegaan. Het was vijf uur ’s middags, het kantoor ging bijna dicht, maar ik werd wel binnengelaten. Ik zei: ‘Hoe kan dat nou, dat jullie kantoor dichtgaat terwijl de wereld brandt? Die mensen verdrinken.’ Toen zeiden ze tegen mij: ‘Wij maken dit elke dag mee. U bent nu in beweging gekomen, maar wij komen vierentwintig uur per dag, jaar in jaar uit, in beweging. Hoe kun je die betrokkenheid volhouden als je geen rust neemt?’

We zijn niet altijd in staat om het leed van asielzoekers tot ons door te laten dringen. Onze samenleving ziet daar maar een klein beetje van, dat is hoe we ermee omgaan. Maar zo zien we de belangrijke contouren van wat veranderen moet.

Ik heb mij aan het begin van de oorlog in de Oekraïne gericht tot de leiding van de Russisch-Orthodoxe Kerk. Ik heb gezegd dat het heilloos is om die oorlog te voeren en het belang van oplossingen benadrukt, de mogelijkheid van vrede.

‘We zijn niet altijd in staat om het leed van asielzoekers tot ons door te laten dringen’

Ik kan het nog sterker zeggen, Israël bestaat nu vijfenzeventig jaar. Ik ben in alle vezels van mijn bestaan met Israël verbonden. Ik heb door de jaren heen zoveel mensen ontmoet aan Israëlische kant maar ook aan Palestijnse kant die met heel hun wezen vrede willen.’

Maar waarom is dat dan nog niet gelukt?

‘Omdat het niet eenvoudig is. Het is een conflict tussen rechten. Wie heeft het grootste recht en wie het minste? Mijn Israëlische broeders en zusters hebben alle recht om eindelijk in een land te leven waar rust is en vrede, waar kinderen zich kunnen ontwikkelen. Mijn Palestijnse broeders en zusters hebben alle recht om een bestaan te hebben waarin kinderen kunnen opgroeien, een perspectief. Ze komen niet tot elkaar.’

Denkt u dat het ermee te maken heeft, dat ze de glans in elkaar ogen nooit hebben gezien?

‘Ja, te weinig. Sommigen hebben dat wel. Avishai Margalit, een ethicus uit Israël, zegt dat de weg naar een rechtvaardige samenleving te lang is. Streven naar een fatsoenlijke samenleving is realistischer. Dat is een samenleving waarin niemand meer vernederd wordt. En die vernedering, het willen toebrengen van vernedering, dat is er nog te veel in de wereld.

Zo’n twintig jaar geleden was ik op bezoek in een Palestijns dorp. Er was een gebouw vernietigd omdat volgens Israël van daaruit terrorisme was gepleegd. Ik werd voorgesteld aan de Palestijnse burgemeester en er werd verteld dat ik in de oorlog was geboren. Toen zei de burgmeester tegen mij dat hij het bijzonder op prijs zou stellen als ik vertelde wat het betekende om als Joodse baby in de oorlog te leven. Het was zo ontroerend, want ik had helemaal niet verwacht dat iemand in dat Palestijnse dorp open stond voor een verhaal van de Jood als slachtoffer in een oorlog.’

Vindt u het belangrijk dat nieuwkomers in ons land zich ook verbinden met de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog?

‘Heel belangrijk. Zij moeten weten dat er honderdduizend Nederlandse Joden zijn vermoord. Zij werden er in de oorlog mee geconfronteerd dat je honderden jaren in een land kunt leven – ik geloof dat mijn voorouders al in de zeventiende eeuw hier woonden – en dan plots wordt alles afgenomen, omdat je eigenlijk die buitenstaander zou zijn, die ander. Hoe kan dat? Is dat van buiten gekomen? Ja, er was de bezetting, er waren ideologieën die zich meester maakten van het land. Het is belangrijk dat je dat weet, en dat dit nooit meer mag gebeuren.

Ik ben aan de ene kant optimistisch. Ik heb aan de wieg gestaan van respecteducatie. Dat gaat over geworteld zijn in dit land en gelijkwaardigheid, fatsoen. Ik was in een klas op een islamitische school in Den Haag en daar vertelde ik dat ik een rabbijn ben. ‘Dat is net zoiets als een imam. Mijn naam is Abraham’, zei ik. ‘Weten jullie wie Abraham is?’ Ze antwoordden: ‘Ja, een profeet.’ ‘En weten jullie wie zijn kinderen waren?’ ‘Ja, dat zijn Ismael en Izaäk.’ ‘Wat betekent dat?’, vroeg ik. Een jongen in de klas, die onderuitgezakt zat, zei: ‘Dat is cool, dan zijn we familie.’

Dat ‘we zijn familie’, dat is z’n oerbesef. Dat probeer ik eigenlijk uit te drukken. Dat kijken in de ogen van de ander, dat lichtje. Er is nooit iemand in de geschiedenis geweest die precies hetzelfde was als iemand anders en er zal nooit iemand zijn die precies hetzelfde is als een ander. Wat betekent dat? We zijn in de eerste plaats een uniek mens – een broeder – en pas daarna onderdeel van een volk, geloof of etnische groep.

In Soedan is weer een oorlog uitgebroken. Dat land heeft al zoveel oorlogen meegemaakt en er is honger. Over het World Economic Forum wordt heel smalend gedaan. Maar ik was van 2001 tot 2010 jaarlijks in Davos, als medeoprichter van een organisatie die de dialoog tussen de islam en het Westen stimuleerde. Ik sprak er een man van de Verenigde Naties die met bepaalde apparatuur water opspoorde, onder de oppervlakte van de aarde. Op bepaalde plekken is een concentratie van water, maar die is vaak onzichtbaar.

Hij vertelde dat hij in Soedan was om water op te pompen. Maar hulpverleners als hij werden zo bedreigd, dat ze zijn weggegaan. Dan zie je de waanzin die steeds opkomt. In de Bijbel wordt gesproken over de zoon van Abraham, Izaäk, die groef naar waterbronnen die onder het zand lagen. Maar wat deden de Kanaänieten? Ze hadden dorst, maar hielden het zoeken naar de bronnen tegen. Ze zorgden ervoor dat de kinderen van Izaäk geen water hadden. Ze wilden liever dat iedereen dorst had, dan dat ze de ander wat water gaven. Dat is nog steeds iets wat doorgaat.

In Soedan bevecht men elkaar nu van straat tot straat. We zagen op televisie die vliegtuigen weer, die mensen kwamen ophalen, terwijl al die anderen moeten blijven. Net als in Afghanistan. Het blijft maar doorgaan.

In het paradijsverhaal in de Thora roept God naar Adam: ‘Ajeka?’ Dat betekent: ‘Waar ben je?’ Adam roept terug naar God: ‘Waar ben jij?’ Ze kunnen elkaar niet vinden, terwijl ze elkaar zo bitterhard nodig hebben.

Wat zou er gebeuren als alle gelovigen uit islam, jodendom, christendom, hindoeïsme en boeddhisme, en alle mensen die een spirituele vonk voelen buiten die religies, samen die roep vertalen en alle krachten bundelen tot één reddende, helende kracht? Dat klinkt nu ver weg, abstract en onmogelijk. Er is echter een spreuk die toegeschreven wordt aan leiders in Israël, maar in wezen door zoveel mensen is uitgedrukt: ‘Hij die niet in wonderen gelooft is geen realist.’ En dat wonder is in onszelf. Dat wonder is de ontmoeting met jezelf in de ander.’

Awraham Soetendorp en Annemiek Leclaire, Levenslessen van een rabbijn (Balans, 2023), 160 pp, 15 euro.

=-=

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 3 mei 2023.

‘Nog steeds kolonialisme in geschiedenislessen over Indonesië’

0

De koloniale geschiedenis van Indonesië moet een prominentere plek krijgen in het onderwijs, concludeert een commissie. Maar de vraag is hoe. ‘Javanen hebben vaak een ander perspectief dan Molukkers, en Papoea’s kijken weer anders tegen de geschiedenis aan.’

Een commissie onder leiding van oud-minister van Onderwijs Jet Bussemaker (PvdA) vindt dat de koloniale geschiedenis van Indonesië een prominentere plek moet krijgen in het Nederlandse geschiedenisonderwijs op basis- en middelbare scholen. Het is nu namelijk slecht gesteld met onze kennis hierover, en dat is een kwalijke zaak, concludeert de commissie.

De commissie-Bussemaker wil dat de kennis in het onderwijs over de geschiedenis van de twee miljoen Indische Nederlanders, Molukkers, Papoea’s en Chinezen kan worden vergroot. Volgens de commissie is er al veel lesmateriaal over Nederlands-Indië en Indonesië, maar komt het versnipperd aan bod. Om die reden adviseert de commissie om de geschiedenis hierover te verankeren in de leerdoelen op basis- en middelbare scholen, en moet het lesmateriaal aan hogere kwaliteitseisen voldoen.

Ton van der Schans (65), oud-voorzitter van de Vereniging van docenten Geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN), is sceptisch over het pleidooi van de commissie-Bussemaker: ‘Er wordt wel vaker geroepen dat het slecht gesteld is met onze kennis over een bepaalde episode uit de geschiedenis. Er zijn heel veel onderwerpen die de revue passeren op school, en dan vind je al snel dat een bepaald thema te weinig aandacht krijgt, zoals de Holocaust, de slavernij of de Vietnamoorlog.’

Ton van der Schans (Beeld: Ton van der Schans)

Nederlands-Indië krijgt volgens Van der Schans al veel aandacht op school. ‘Leerlingen leren over de Verenigde Oostindische Compagnie, het Cultuurstelsel, de Atjehoorlog en de zogenoemde Politionele Acties, die we tegenwoordig de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog noemen. Nederlands-Indië is een canonvenster, het onderwerp wordt genoemd in de kerndoelen van het basisonderwijs en in de eindtermen van het voortgezet onderwijs. Ook in de schoolboeken komt Nederlands-Indië ruim voldoende aan bod.’

Het werkelijke probleem is dat veel leerlingen – ook leerlingen die geschiedenis als examenonderwerp kiezen – snel vergeten wat ze hebben geleerd, aldus Van der Schans. ‘We kunnen ervoor kiezen om leerlingen zoveel mogelijk feiten te leren, of we kunnen investeren in het aanleren van historische vaardigheden. Hierin moeten we de juiste balans vinden, en dat is erg lastig. Maar als journalisten en politici roepen dat dit of dat onderwerp te weinig aandacht krijgt, dan ben ik sceptisch. Ze zijn vaak niet bekend met de feitelijke situatie in het onderwijs. En hoeveel aandacht er aan Nederlands-Indië, maar ook aan andere onderwerpen, wordt besteed.’

Indonesisch perspectief

De Indonesisch-Nederlandse journaliste Fitria Jelyta (31) is van mening dat het hele Nederlandse geschiedenisonderwijs – als het gaat over Indonesië – op de schop moet. ‘Het probleem is dat er nog steeds te zeer wordt geredeneerd vanuit het koloniale perspectief. Er wordt gesproken over Nederlands-Indië, niet over Indonesië. De geschiedenis vangt aan met de komst van eerste Nederlanders in de archipel, maar daarmee wordt feitelijk ontkend dat het gebied daarvoor ook een hele lange geschiedenis kende, denk aan de hindoe-boeddhistische koninkrijken Srivijaya en Majapahit en het islamitische Demak sultanaat. Als je de totale geschiedenis kent, dan besef je ook beter hoe erg de Nederlandse kolonisatie alles heeft verwoest.’

Fitria Jelyta

Jelyta is blij dat Nederlandse historici vorig jaar met een reeks onderzoeken kwamen over de Nederlandse oorlogsmisdaden tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949), maar die zijn nog onvoldoende doorgedrongen in het Nederlandse onderwijs. Het Indonesische perspectief krijgt nog steeds te weinig aandacht, vindt Jelyta.

‘Onlangs verschenen er twee boeken over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, die geschreven waren door Nederlandse en Indonesische historici. Heel goed, want het Indonesische perspectief is decennialang genegeerd door Nederlandse historici. Er wordt nergens gesproken over het racistische apartheidssysteem dat Nederland had toegepast op de Zuidoost-Aziatische archipel om inheemse bevolkingsgroepen uit te sluiten. Daarnaast overheersen koloniale perspectieven in het Nederlandse geschiedonderwijs nog steeds. We horen van Indische Nederlanders, die zich met het koloniale verleden verbonden voelen, en natuurlijk de christelijke Molukkers, die met de Nederlandse koloniale bezetters collaboreerden en voor het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) vochten. Maar waar blijft ons perspectief, van de Indonesiërs die eeuwenlang door de Nederlanders werden onderdrukt, en zich uiteindelijk van het koloniale juk hebben vrijgemaakt?’

Molukste opstand

Pieter Siwabessy (29), die Molukse roots heeft, kijkt een beetje anders naar deze geschiedenis. De geschiedenisdocent is geboren en getogen in Nederland, maar zijn ouders zijn geboren op de Molukken. Zijn overgrootvader vocht voor het KNIL tegen de Japanners en werd daarna geïnterneerd in een Japans krijgsgevangenenkamp, maar overleefde de oorlog.

‘Ik vind het belangrijk dat ook het verhaal van de Molukkers verteld wordt op scholen’, zegt Siwabessy. ‘Niet alleen besteed ik aandacht aan Indonesië in mijn geschiedenislessen, maar ik geef ook gastlessen op verschillende scholen over de geschiedenis van de Molukse gemeenschap in Nederland. Tijdens geschiedenis en maatschappijleer wordt de komst van Turkse en Marokkaanse gastarbeiders uitgebreid behandeld, maar ook de migratie van de Molukkers, die na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland kwamen.’

Pieter Siwabessy (Beeld: Pieter Siwabessy)

In zijn gastlessen geeft Siwabessy een korte geschiedenis van de Nederlandse koloniale overheersing van Indonesië, vanaf de oprichting van de VOC in 1602 tot de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog van 1945-1949 en het neerslaan van de Molukse opstand door de Indonesische regering in 1950. ‘President Soekarno wilde een eenheidsstaat, geen Verenigde Staten van Indonesië. De Molukken wilden autonomie, maar kregen die niet. Mijn familie voelde zich niet langer thuis in Indonesië, en besloot om naar Nederland te emigreren.’

Hoewel hij in zijn gastlessen over het Molukse perspectief vertelt, heeft Siwabessy ook oog voor andere perspectieven, vertelt hij. ‘Het geschiedenisbeeld hangt van je perspectief af. Javanen hebben vaak een ander perspectief dan ons Molukkers, en Papoea’s kijken weer anders tegen de geschiedenis aan. In mijn gastlessen benadruk ik dat ik mijn verhaal vertel, vanuit mijn perspectief. Maar ik zeg ook dat dialoog belangrijk is.’

Heel belangrijk is volgens Siwabessy het begrip standplaatsgebondenheid: hoe je naar de geschiedenis kijkt, hangt mede af van je eigen achtergrond. ‘De treinkapingen in de jaren zeventig door Molukse jongeren praat ik niet goed, maar je moet de oorzaken wel uitleggen, het totaalplaatje vertellen. En dat is dat Nederland aan de Molukkers beloften heeft gedaan, maar nooit is nagekomen.’

Activistische blik

In zijn reguliere geschiedenislessen over Indonesië laat Siwabessy fragmenten van de speelfilm De Oost (2020) zien, over een Nederlandse militair die dient onder de beruchte oorlogsmisdadiger Raymond Westerling. ‘Ik vertel dat Nederland toen sprak over ‘Politionele Acties’, maar dat anderen het een koloniale oorlog noemen. Het hangt heel erg af van welk perspectief je hanteert. Je moet in geschiedenislessen meerdere perspectieven laten zien. En tegelijkertijd rekening houden met de normen en waarden die toen gelden. Je moet je inleven in de mensen van toen en je eigen morele oordelen even aan de kant zetten.’

Siwabessy: ‘Nederlandse soldaten gingen niet naar Indonesië met als doel om te gaan plunderen, moorden en verkrachten. Helaas vonden er wel ernstige excessen plaats, maar het gaat mij te ver om alle Nederlandse militairen als oorlogsmisdadigers weg te zetten.’

Ton van der Schans is het daarmee eens. ‘Het Nederlandse geschiedenisonderwijs is nu heel erg anders, in vergelijking met vroeger. Aan nationale helden doen we tegenwoordig niet meer, ons perspectief is kritischer en breder geworden. Maar als we met een activistische blik naar het verleden kijken kan onze kritiek ook doorschieten. Het is een goede zaak dat er nu aandacht is voor de slavernij, maar je moet hier toch proberen op een historische manier naar te kijken.’

Maar journaliste Fitria Jelyta ziet dit toch echt anders. ‘Het blikveld in Nederland is: we kijken alleen naar de geschiedenis, voor zover Nederland hier een rol in heeft gespeeld. Dat is een veel te beperkt perspectief. De commissie-Bussemakers ziet helaas ook nog steeds in dit perspectief gevangen. Ik word er spuugziek van dat onze Indonesische identiteit nog steeds niet wordt erkend, dat het nog steeds gaat over Nederlands-Indië, een term van de kolonisatoren, en meer van dat soort koloniale begrippen. De commissie wil dat meerdere stemmen worden gehoord. Laten we dan beginnen bij het begin, bij de hindoe-boeddhistische rijken en de islam. Die waren immers al in de Indonesische archipel voor de komst van de Nederlanders.’

Meity Janssen (Beeld: Meity Janssen)

Persoonlijke verhalen

De 79-jarige Meity Janssen werd in 1943 geboren op Java. Ze woonde bij haar moeder en haar drie zusjes in Batavia, het huidige Jakarta. Haar vader zat in een Japans inteneringskamp, maar overleefde de oorlog.

Meity beschouwt zichzelf als ‘Indisch’. In 1950, na de soevereiniteitsoverdracht van 27 december 1949, vertrok de familie eerst naar Nieuw-Guinea, dat op dat moment nog wel een Nederlandse kolonie was. In 1959 emigreerde de familie naar Nederland.

‘In 2000 startte ik in Nederland via internet Radio Tjampoer Adoek (‘Van alles wat’), voor Nederlanders met een Indische achtergrond. Doel van mijn radioprogramma was om de verhalen van Indische Nederlanders te vertellen, maar ook wat van die sfeer van toen over te brengen, waaronder sprookjes en legendes, en natuurlijk de muziek.’

Meer aandacht voor de geschiedenis van Indonesië, in het bijzonder tijdens de Nederlandse koloniale overheersing, juicht Janssen toe. ‘Maar het onderwijs moet wel meer doen met persoonlijke verhalen, niet met de kale feiten. Belangrijk is wat mensen is overkomen, hoe ze die tijd toen hebben beleefd, het gaat om de details. Dan pas komt de geschiedenis echt tot leven. En dan onthouden leerlingen ook beter wat ze hebben geleerd.’ 

=-=

Dit is een herpublicatie van een longread die op 23 februari 2023 op onze website stond.

De strijd om authenticiteit: waarom steeds meer mensen van baan wisselen

Er is een groeiende trend waarbij professionals van baan wisselen omdat ze het gevoel hebben dat hun authenticiteit niet past binnen de organisatie. Dat wil zeggen: ze hebben het gevoel dat ze zichzelf niet kunnen zijn.

Deze trend is zichtbaar bij een breed scala aan beroepen, waaronder docenten, coaches, psychologen, pedagogen en techprofessionals, en onder mensen van verschillende afkomsten. Hoewel er geen specifieke cijfers beschikbaar zijn, suggereren gesprekken met mensen over hun carrière dat velen van hen de stap naar zzp-schap nemen omdat ze het gevoel hebben dat ze zichzelf niet kunnen zijn op hun werk. Zij schrijven dit vaak toe aan een gebrek aan ruimte voor creativiteit en flexibiliteit, differentiatie en innovatie.

Een gebrek aan authenticiteit op de werkplek kan leiden tot een aantal negatieve gevolgen voor zowel werknemers als werkgevers. Sommige werknemers hebben het idee dat ze moeten voldoen aan een bepaald beeld om de goedkeuring te krijgen van collega’s en leidinggevenden. Daarom verbergen ze bepaalde kanten van zichzelf, zoals bijvoorbeeld religieuze waarden of ethische opvattingen die voor hen belangrijk zijn en zijn daarmee minder authentiek. Iemand is dan namelijk niet wie hij is, en wordt daardoor onzeker, ontplooit minder initiatieven en heeft minder werkgeluk en juist meer werkstress. Hij haalt niet alleen minder uit zichzelf; hij haalt ongewild ook het niveau van zijn collega’s omlaag.

Organisaties die investeren in het bevorderen van authenticiteit en vertrouwen op de werkplek zullen beter presteren op het gebied van productiviteit, innovatie en samenwerking. Er zijn onderzoeken die aantonen dat je thuisvoelen op je werkplek een positieve invloed kan hebben op de productiviteit. Zo is het fijn zijn om vrij te kunnen nemen op feestdagen die voor jou belangrijk zijn, of dat er op een werkborrel ook aan niet-alcoholdrinkende collega’s is gedacht. Authentieke medewerkers zijn vaak succesvoller dan hun niet-authentieke collega’s omdat ze dichter bij zichzelf staan en werken vanuit hun diepste zingeving. Dit kan leiden tot een hogere mate van betrokkenheid en motivatie, wat op zijn beurt kan leiden tot een hogere productiviteit.

Mijn eigen ervaring is dat hoe meer ik authentiek ben op mijn werk, hoe beter ik functioneer. Dit houdt in dat ik ruimte heb om mijn beroep op mijn manier uit te oefenen en mijn unieke vaardigheden en talenten te benutten. Dit betekent dat ik mijn persoonlijkheid, waarden, interesses en meningen kan uiten zonder het gevoel te hebben dat ik me anders moet voordoen dan ik werkelijk ben. Het betekent dat ik me comfortabel en geaccepteerd voel om te zijn wie ik ben.

Dit geeft mij meer energie. Ik word er creatiever door en kan out-of-the-box denken. Wanneer ik voel dat ik minder mezelf kan zijn, ben ik geneigd om dat toch zoveel mogelijk wel te zijn, omdat ik sterk geloof dat dit mijn beste versie is. Maar dan vergt het veel energie om authentiek te zijn, omdat ik dan ruimte moet vragen voor mijzelf, terwijl daar eigenlijk geen plek voor is. Dit is in principe oké als je een sterk karakter hebt, maar het is voor velen wel demotiverend.

In onze samenleving zien we dat steeds meer mensen van verschillende afkomsten studeren en een beroep leren. Informatie verspreidt zich snel en mensen leren snel bepaalde levensstijlen aan. Deze processen stimuleren mensen om sociaal geaccepteerd gedrag te vertonen, waardoor er minder ruimte is om authentiek jezelf te zijn. Mensen zijn vaak geneigd om op het werk de professionele, geaccepteerde kant van zichzelf te laten zien zonder daar enige authenticiteit aan toe te voegen. Dit zorgt ervoor dat we bepaalde eigenschappen missen die juist nodig zijn voor een innoverende samenleving. We hebben niet alleen mensen nodig die hetzelfde doen of zeggen, maar ook mensen die out-of-the-box kunnen denken en dit kunnen toepassen op hun werk.