12.5 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 292

CDA-prominent Leers: ‘PVV en FvD niet op voorhand uitsluiten’

0

Gerd Leers vindt dat het CDA niet bij voorbaat PVV en Forum voor Democratie moet uitsluiten als coalitiepartners. De CDA-coryfee is het oneens met Henri Bontenbal. De nieuwe CDA-lijsttrekker is van mening dat het CDA niet dezelfde fout moet maken als in 2010, toen het kabinet-Rutte I, bestaande uit VVD en CDA, een gedoogconstructie met de PVV aanging.

Eergisteren zei Bontenbal in het WNL-radioprogramma Haagse Lobby dat het CDA niet wil samenwerken met de PVV en het FvD. ‘Deze partijen zijn onfatsoenlijk en willen niet echt de democratische rechtsstaat beschermen’, aldus de kersverse lijsttrekker. ‘Het CDA gaat niet in een coalitie met deze partijen.’ PVV en FvD ‘slopen’ volgens Bontenbal de democratische rechtsstaat met hun ‘antirechtstatelijke acties’.

Gerd Leers, voormalig CDA-parlementariër, oud-burgemeester van Maastricht en oud-minister van Immigratie en Asiel in het kabinet-Rutte I, ziet dit toch echt anders. ‘Ik snap zijn emotie op dit punt, maar ik ben niet zo van het uitsluiten van partijen’, zei hij in het radioprogramma Sven op 1. ‘Je moet kijken hoe de PVV straks uit de verkiezingen komt.’

Dit betekent niet dat Leers een warme voorstander is van samenwerking met de PVV. ‘Als het gedachtegoed van de PVV volledig haaks staat op het gedachtegoed van het CDA over menswaardige opvang (van vluchtelingen, red.), dan moeten we met zo’n partij niet in een coalitie willen gaan zitten.’

De 40-jarige Bontenbal heeft met zijn uitspraken over het uitsluiten van PVV en FvD veel kritiek geoogst in rechtse kringen. Een briefschrijver in De Telegraaf spreekt over een ‘slechte start’ van de nieuwe CDA-lijsttrekker. Voetbalcommentator Jack van Gelder is woedend dat Bontenbal PVV en FvD aan elkaar gelijkstelt. ‘Hoogmoedswaanzin van een splinterpartij schrijft hij op X. ‘Naar mijn idee hebben PVV en FvD grote verschillen in denkbeelden.’ Van Gelder vindt het niet democratisch dat CDA de PVV op voorhand uitsluit. Dat de PVV moslimburgers uitsluit, daarover laat de voetbalcommentator zich niet uit.

Britse moslims verliezen om ‘onduidelijke redenen’ bankrekeningen

0

Moslims in Engeland verliezen disproportioneel vaker hun bankrekening door het nieuwe ‘risicomijdende’ beleid van banken. Wat precies als ‘risicovol’ wordt geacht, krijgen ze niet te horen. Dat meldt de Arabische nieuwssite Al Jazeera.

Twee maanden geleden wilde de Cordoba Foundation, een Britse denktank om bruggen te slaan tussen het Westen en de moslimwereld, een event in Londen organiseren over de politieke spanningen in Tunesië. Toen ze de facturen wilden betalen, kwamen ze er ‘uit het niets’ achter dat hun bankrekeningen zonder nadere toelichting waren afgesloten.

Al Jazeera meldt dat in het Verenigd Koninkrijk per dag wel bijna 1000 rekeningen worden afgesloten.

Volgens de banken gaat het om het uitsluiten van ‘risicogevallen’. Zo kunnen mensen, ondernemingen of organisaties die ‘financieel of legaal’ als risicovol worden gezien, zonder nadere toelichting opeens worden geweigerd als klant. Ook worden mensen eruit gegooid die de reputatie van de bank zouden kunnen schaden.

Volgens Fadi Itani, hoofd van het Islamitische Goede Doelen Forum in Londen, zijn er minstens 50 moslimorganisaties die te maken hebben met deze weigering als klant.

Dat kan geen toeval zijn, denkt Altikriti van de Cordoba Foundation. ‘Het is alsof je iemand van het elektriciteitsnet afsluit, alleen maar omdat je niet dezelfde religieuze of politieke overtuiging hebt. Het is absoluut belachelijk.’

Gewone mensen

0

Bent u weleens met de politie in aanraking geweest? De meesten van ons hoeven het vakje dat achter deze vraag staat niet aan te kruisen.

Zelf mag ik op die vraag inmiddels met een stevig ‘ja’ reageren. Kom ik wel eens met de politie in aanraking? Ja, vaak wekelijks, soms dagelijks. Maar dan wel in positieve zin.

De afgelopen jaren brachten mij bij mijn dagelijkse bezigheden op school, op straat en in de stad vaak in contact met de mens in dat blauwe uniform. En zo leerde ik een prachtorganisatie kennen. Deze duizenden medewerkers zijn ook nog eens gewone mensen, zoals u of ik.

We lezen en horen dat het niet altijd loopt zoals wij mogen verwachten van onze blauwe hoeders van het ‘waakzaam en dienstbaar’ zijn.

Lang voordat ik in mijn huidige bestaan met onze politie begon samen te werken, werd ik geconfronteerd met zo’n moment waarop het even helemaal niet goed ging. Ik moest langs het politiebureau. De man achter de balie, wit en Nederlands, was bezig. Onderhand kwam een andere collega langs. Deze had een zichtbare migratieachtergrond – ben ik nu aan het etnisch profileren?

De witte collega: ‘Hé, wat doe jij hier? Je had je toch ziek gemeld?’

‘Ja, ik ben ook niet in orde’, antwoordde de ander. ‘Maar ik kom toch nog even langs. Deze documenten moest ik nog afleveren.’

De witte man haalde zijn schouders op. ‘Je bent ziek of je bent niet ziek. Jullie doen maar wat. Daarom hebben wij zo’n hekel aan jullie soort.’

Wij, als bezoekers van het politiebureau, keken elkaar verbijsterd aan. Wat gebeurde hier voor onze ogen?

Ja, er gebeuren soms heel verkeerde dingen, ook bij de politie

Later bezochten we met een groep jongeren, die een ‘gloeiende hekel’ zeggen te hebben aan de politie, de Politieacademie. Een jonge agente vertelde over haar ervaringen. ‘Vorige week kreeg ik een oproep voor een reanimatie. Een klein meisje had onze hulp nodig. Ik ging aan de slag. Twee collega’s probeerden de familie wat te kalmeren. Het was allemaal behoorlijk heftig. De ambulancemensen ontfermden zich even later over het arme kindje en ik liep terug naar mijn auto. Een meneer kwam op me af. ‘Mevrouw, kunt u me vertellen wat de kortste weg naar het station is?’ Ik antwoordde: ‘Nee meneer, vraag het even aan een van mijn collega’s.’ Natuurlijk had ik in mijn telefoon kunnen kijken naar de kortste route. Maar ik was in gedachten nog helemaal bij dat kleine kind. Mijn hoofd stond er echt niet naar.’

Een van de leerlingen in ons gezelschap, een veertienjarig meisje, had niet alleen maar een hekel aan de politie. Ze had een daadwerkelijk trauma. Niet lang daarvoor was een arrestatieteam haar huis binnengevallen.  Om vijf uur in de ochtend, met alle heftigheid die daar vaak bij komt kijken.

Luisterend naar het verhaal van de politievrouw over haar, wat zij zelf noemde, ‘onprofessionele gedrag’, stapte ze naar voren. Ze legde haar arm over de schouder van de agente. ‘Meid, je bent toch een gewoon mens, zoals we allemaal gewone mensen zijn!’

Politiemensen zijn gewone mensen, zoals u en ik. Zoals ook dat kind van veertien jaar, met al haar negatieve herinneringen aan de politie. En ja, er gebeuren soms heel verkeerde dingen, ook bij de politie. Maar er gebeuren ook veel heel goede dingen.

Verkeerde zaken worden niet altijd op de juiste manier gecorrigeerd en recht getrokken door de collega’s.

Jan Struijs, de voorzitter van de Politiebond, legde onlangs voor de NOS op een treffende manier uit hoe dat komt. Hij deed dit naar aanleiding van een recent racistisch incident binnen het politiekorps. ‘Onze mensen werken nauw met elkaar samen. In moeilijke situaties, geweld, vechtpartijen en gevaar, komen ze voor elkaar op en beschermen elkaar. Ze zorgen samen dat ze er veilig doorheen komen. Als diezelfde collega dan later ineens iets stoms doet, of iets helemaal verkeerd, ja, dan kan het best lastig zijn om elkaar dan daarop aan te spreken. Dat doe je dan niet zo gemakkelijk.’

‘Waakzaam en dienstbaar’ is het motto van die grote blauwe familie. Niet altijd lukt dat. Dat veertienjarige meisje weet ons te vertellen wat de waarheid is. ‘Je bent toch een gewoon mens, zoals we allemaal mensen zijn!’ Gewoon mens zijn is geen excuus om foute dingen te doen. Maar het is is wel een feit.

Twee Palestijnen doodgeschoten in vluchtelingenkamp

0

Bij de jongste Israëlische operatie in een Palestijns vluchtelingenkamp heeft het leger de zestienjarige Qusai Al-Walaji en de vijfentwintigjarige Mohammed Najum Al-Omar doodgeschoten.

Dat meldt de Arabische nieuwssite Middle East Eye. Israëlische eenheden hebben bij de inval een twintigjarige Palestijn opgepakt. Het vluchtelingekamp Aqbat Jabr is qua oppervlakte de grootste in de bezette Westelijke Jordaanoever en heeft 30.000 inwoners. Het kamp ontstond in 1948 tijdens de stichting van de staat Israël, waarbij ongeveer 750.000 Palestijnen van huis en haard werden verdreven. De gedwongen exodus van de Palestijnen staat ook wel bekend als de Nakba (de catastrofe).

De laatste maanden wordt het kamp regelmatig op de korrel genomen door Israël. De teller van het aantal Palestijnse dodelijke slachtoffers in het kamp staat met de laatste twee op elf.

Dit jaar zijn volgens Middle East Eye 212 Palestijnen gedood door Israël, waaronder 37 kinderen. In dezelfde periode hebben Palestijnen 26 Israëliërs gedood, waaronder zes kinderen.

Henk Bakboord schreef over zijn Surinaamse vader, die voor Nederland in Indonesië vocht

0

De Surinaamse vader Leo Bakboord van schrijver Henk Bakboord sloot zich aan bij het Nederlandse leger en vocht in Indonesië. In het boek Brieven aan Leo zoekt hij naar de beweegredenen. ‘Nederland was het moederland, daar voelden Surinamers zich ondanks alles mee verbonden.’

Henk Bakboord (1961) is dansleraar en sinds enkele jaren ook schrijver. In 2021 verscheen zijn debuut Billenkoek,een schelmenroman in de geest van Ik Jan Cremer. Onlangs bracht hij zijn tweede boek uit, Brieven aan Leo (Ezo Wolf, 2023). Hoofdpersoon is Leo Bakboord, zijn vader, die in de Tweede Wereldoorlog samen met enkele vrienden besloot om zich aan te sluiten bij het Nederlandse leger, en in 1945 getuige was van de Indonesische revolutie. ‘Mijn vader en ik hadden een moeizame verhouding’, vertelt Bakboord. ‘Hij gedroeg zich altijd als de boeman tegenover mij. Pas later begreep ik waarom. De oorlog in Indonesië heeft hem getraumatiseerd.’

Het idee voor dit nieuwe boek kwam eigenlijk van de zus van Bakboord. Ze had veel brieven uitgetypt die hun vader had geschreven en vroeg of Henk hier misschien iets mee kon. Hij had immers al een roman geschreven. Henk pakte de handschoen op en besloot op basis van die brieven een boek over zijn vader te schrijven.

‘Ik moest veel research doen’, vertelt hij daarover. ‘Waarom kozen sommige Surinaamse jongemannen er net als mijn vader voor om zich bij het Nederlandse leger aan te sluiten? Mijn boek wil een onbekend stuk Surinaamse geschiedenis vertellen. Veel mensen kennen dit verhaal niet. Veel mensen vroegen mij, wanneer ik over mijn vader vertelde, waarom hij naar Indonesië ging. Daarover gaat mijn boek dus.’

Van groot nut voor het schrijven van het gedeelte van het verhaal dat zich in Suriname afspeelt was de documentaire ‘Strijders voor Wilhelmina’, die op YouTube te vinden is (deel 1 en deel 2). Ook las Bakboord boeken en oude krantenartikelen. ‘Dat veel Surinamers solidair waren met Nederland had te maken met de koloniale verhoudingen. Die waren top-down. Nederland was het moederland, daar voelden Surinamers zich ondanks alles mee verbonden. Nederland was de strenge ‘moeder’, maar het ‘kind’ voelde zich verantwoordelijk om mamma te helpen nadat ze in de problemen was gekomen. Er waren initiatieven vanuit de Surinaamse bevolking om de Nederlandse oorlogsinspanningen te ondersteunen. Zo werden er loterijen georganiseerd voor het goede doel, en was er een fonds om een Spitfire te kopen voor de Nederlandse luchtmacht.’

Suriname was een kolonie en de koloniale autoriteiten waren paternalistisch en afstandelijk, maar de situatie in Suriname was volgens Bakboord niet te vergelijken met die in het zuiden van de Verenigde Staten. ‘Er heerste in Suriname geen apartheid. Ook had je geen witte puntmutsen en lynchings. In de VS was je zwart of wit. In Suriname had je allerlei gradaties tussen zwart en wit, zoals mulatten. Wel was Suriname erg hiërarchisch ingesteld en spraken de mensen elkaar aan met u.’

Leo Bakboord en enkele van zijn vrienden gingen in juli 1944 aan boord van een schip, dat hen naar Australië bracht. Het einde van de Tweede Wereldoorlog naderde. In tegenstelling tot Suriname was Nederland bezet door de Duitsers. Het eilandenrijk Indonesië, waar de Nederlanders tot 1942 eeuwenlang de dienst hadden uitgemaakt, was bezet door het keizerrijk Japan.

De jonge Surinamers hadden er niet voor getekend om in de frontlinie te vechten, maar toen ze in Australië aankwamen werd hen verteld dat ze dat wel moesten gaan doen. Vervolgens vielen de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Japan, dat Indonesië ruim drie jaar bezette, gaf zich over. En in plaats van dat ze de Japanners moesten gaan bevechten, moesten ze de orde bewaken in het chaotische Indonesië, waar de nationalistische revolutie was uitgebroken.

‘Een mensenleven was tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog niets waard’

‘Mijn vader en zijn vrienden waren in het najaar van 1945 als Surinamers in Indonesië in een ongemakkelijke situatie terechtgekomen. Ze stonden als gekoloniseerden tegenover andere gekoloniseerden. ‘Orang Surinamer, awas!’, schreven de Indonesiërs op trams, bussen en winkelruiten. Dat betekent zoiets als ‘Surinamer, pas op!’, maar dan in de zin van: ‘Bemoei je hier niet mee’. Volgens Indonesiërs ging het om een conflict tussen hen en de Nederlanders. Surinamers moesten hier buiten blijven.’

Het was een periode van veel geweld. Tijdens de zogenoemde Bersiap-periode, een term die onder Indonesische historici omstreden is, vonden zo’n zesduizend witte Nederlanders, Indo-Europeanen, Chinezen en Molukkers de dood, vermoord door pemuda’s, fanatieke Indonesiërs die door de Japanners waren bewapend. Leo Bakboord zag met eigen ogen hoe de hand van een Nederlandse vrouw opeens werd afgehakt, na een meningsverschil met een koopman. Ook werd een van zijn Surinaamse kameraden – hoogstwaarschijnlijk – standrechtelijk geëxecuteerd door het Nederlandse leger vanwege desertie. Bakboord: ‘Het personage Patrick in mijn boek is gebaseerd op een bestaand persoon, die deserteerde en zich aansloot bij de Indonesische rebellen. Patrick werd echter gevangengenomen en zou daarna zijn omgekomen, toen het Nederlandse konvooi werd aangevallen door Indonesische pemuda’s. Maar zij vielen zwaarbewapende konvooien nooit aan. Hij is gewoon standrechtelijk geëxecuteerd. Dat gebeurde wel vaker. Een mensenleven was tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog niets waard.’

Dat Indonesië in opstand kwam en Suriname niet, heeft volgens Henk Bakboord ook met de andere context te maken. ‘De inwoners van Suriname, op de inheemsen na, werden naar Suriname toegebracht. Zwarte slaven uit Afrika, contractarbeiders uit India en Indonesië. Suriname was door Nederland gemaakt. Indonesië daarentegen kende al beschavingen voordat de Nederlanders er kwamen. De Nederlanders maakten gebruik van de etnische en sociale verdeeldheid van het land en speelden het spelletje van verdeel en heers handig uit. Er was veel haat tegen Nederlanders. En de Japanners hadden laten zien dat de Nederlanders niet onoverwinnelijk waren. Daarom namen de Indonesiërs na de Japanse overgave de wapens tegen Nederland op. Alles wat niet-Javaans was, was in de ogen van radicale nationalisten fout: de Nederlandse bezetters, Indische Nederlanders, de christelijke Molukkers die met de Nederlanders samenwerkten en de Chinezen die overal in het land winkeltjes hadden. En de interessante paradox is dat veel Nederlanders werden gered door de Japanse militairen, die Nederlandse burgers in de voormalige ‘Jappenkampen’ beschermden tegen het nationalistische geweld.’

Leo Bakboord heeft niet tegen de Indonesiërs gevochten. Hij had het ‘geluk’ dat hij licht gewond raakte aan zijn oog, nadat zijn geweer per ongeluk was afgegaan en er kruit in zijn oog kwam. ‘Mijn vader werd afgekeurd voor velddienst en werd radiotelegrafist. Hij was in Batavia, waar het relatief veilig was, en een tijdje in Bandung, waar het wel onrustig was omdat een deel van de stad in handen was van de nationalisten.’

‘Mijn vader werd door sommige Indonesiërs aangezien voor een Molukker, omdat hij ook Aziatische trekken heeft’

Een van de meest bijzondere gesprekken die Leo Bakboord had in Indonesië was met een Nederlandse officier, die zijn hart luchtte bij zijn Surinaamse ondergeschikte. ‘Hij vertelde dat de Indonesiërs de Nederlanders haatten, dat het kolonialisme ten einde was maar dat hij zelf niet van plan was om naar Nederland terug te gaan. De officier was in Indonesië geboren en getogen, praatte ook met een Indisch accent. ‘Ik ga niet weg’, zei hij tegen mijn vader. ‘Als de Indonesiërs mij neerschieten, dan moet dat maar.’ Hij vertelde mijn vader ook dat de ‘inlanders’ gelijk hadden. ‘Ga weg, dit is niet jouw strijd.’ Leo Bakboord besloot mede daarom in 1947 om naar Nederland te vertrekken. Hij werd eervol ontslagen uit het leger en keerde na een kort verblijf in Nederland naar zijn familie in Suriname terug.

Voor zijn boek maakte Henk Bakboord een reis naar Indonesië, om te proeven wat zijn vader in 1945 had ervaren. ‘Mijn vader werd door sommige Indonesiërs aangezien voor een Molukker, omdat hij ook Aziatische trekken heeft. Toen ik in een taxi zat, begon de chauffeur opeens Bahasa Indonesia tegen mij te praten, omdat hij dacht dat ik van Sulawesi kwam. Onze familie heeft Chinese roots, maar hoe dit precies zit dat weet ik niet.’

Enkele brieven van zijn vader heeft Henk nu gescand en naar het Verzetsmuseum gestuurd, voor een nieuwe expositie. ‘Het is uniek bronmateriaal. Er zijn veel Nederlandse briefwisselingen over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog, maar nauwelijks Surinaamse brieven.’

Raad van State oordeelt wederom over bezwaren tegen nieuwe moskee in Enschede

0

Al jaren is de bouw van een nieuwe in Enschede vertraagd door bezwaarprocedures. Maandag antwoordden de initiatiefnemers van het te bouwen gebedshuis bij de Raad van State op de kritiek.

‘Ik denk dat mensen geen moskee in hun omgeving willen’, zegt de woordvoerder Elvan Sönmez van de Islamitische Stichting Nederland. De stichting is al meer dan 12 jaar bezig om een nieuwe moskee van de grond te krijgen in Enschede en nu ligt ‘het hoofdpijndossier’ voor de derde keer bij de Raad van State in Den Haag. Die zal zich de komende weken buigen of de bezwaren over ‘verkeersdrukte’ gegrond zijn of niet. Zo meldt de nieuwszender RTV Oost.

Eén van de indieners van het bezwaar is omwonende en gemeenteraadslid Morgan Brejaart (Forum voor Democratie). Hij zegt vooral vanwege de locatie, die ‘niet geschikt’ zou zijn, problemen te hebben met de moskee.

Sönmez gelooft er weinig van. ‘We zijn al 25 jaar bezig om een nieuwe moskee te realiseren. We hebben regelmatig gekeken naar andere locaties, maar dat is telkens niet gelukt.’

Een eerdere versie van het bestemmingsplan ging bij de Raad van State gedeeltelijk onderuit omdat de verkeerstoename door de vestiging van de moskee onvoldoende was onderzocht. Een uitgebreid onderzoek ligt er nu wel. Maar de Raad heeft daar twijfels over en wil nu weten op welke basis het verkeersmodel toe stand is gekomen.

Een heikel punt is het aantal bezoekers tijdens islamitische feestdagen. De gemeente noemt in het bestemmingsplan een verwacht aantal bezoekers van maximaal vijftienhonderd tijdens het Offerfeest en het Suikerfeest. Met dit getal is ook het verkeersplan doorgerekend. Maar de gemeente geeft nu aan dat dit aantal een eigen leven is gaan leiden en dat het werkelijke aantal bezoekers tijdens deze feestdagen lager zal liggen. Sönmez zelf verwacht niet meer dan achthonderd bezoekers en dan is er ook extra parkeerruimte beschikbaar.

‘Het is niet meer aan de gemeenschap uit te leggen waarom afgelopen twaalf jaar fastfoodrestaurants en een bouwmarkt wel zijn gelukt in hetzelfde gebied, maar een moskee niet’, aldus Sönmez. ‘Als dit niet doorgaat lijkt het wel alsof er in Enschede geen moskee mogelijk is.’

Israëlische generaal vergelijkt onderdrukking Palestijnen met nazi-Duitsland

0

Volgens de Israëlische oud-generaal Amiram Levin doet de onderdrukking van de Palestijnen op de bezette Westbank niet alleen denken aan de apartheid in Zuid-Afrika, maar ook aan de Jodenvervolging door nazi-Duitsland.

Levin deed zijn pittige uitspraken op de Israëlische publieke omroep Kan. ‘Er is daar al 57 jaar geen democratie geweest’, vertelde hij over de situatie op de Westbank. Volgens hem zijn Israëlische kolonisten die ongestraft geweld plegen tegen Palestijnen medeplichtig aan oorlogsmisdaden.

De onderdrukking van de Palestijnen is een vorm van apartheid, aldus de oud-generaal, maar kun je bovendien ook vergelijken met de onderdrukking van de Joden door nazi-Duitsland.  ‘Het is moeilijk voor ons om het te zeggen, maar het is de waarheid. Loop rond in Hebron, kijk naar de straten; straten waar Arabieren niet meer in mogen, alleen Joden. Dat is precies wat daar gebeurde, in dat donkere land.’

Volgens de omstreden definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) is een vergelijking tussen de staat Israël en nazi-Duitsland antisemitisch. Dat geldt dus ook voor de opmerkingen van Levin. De Israëlische politicus Danny Danon, parlementariër van de rechtse regeringspartij Likud, verooroordeelde de uitspraken van Levin. ‘Degenen die ons vergelijken met Duitsland of het naziregime moeten onderzocht worden.’

Volgens de website Middle East Eye is Levin door de jaren heen drastisch van mening veranderd. Zes jaar geleden beweerde hij nog, in een interview met het Israëlische dagblad Maariv, dat de Palestijnen ‘de bezetting verdienden’.

Tien jaar na bloedbad Rabaa-plein, start brute dictatuur Sisi in Egypte

0

Op 14 augustus 2013, gisteren precies tien jaar geleden, vond in Egypte het Rabaa-bloedbad plaats. Egyptische veiligheidstroepen, onder bevel van dictator Adbel Fattah el-Sisi, schoten met scherp op demonstranten, waarbij volgens mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch meer dan negenhonderd doden vielen.

In de vroege uren van 14 augustus 2013 bestormden Egyptische veiligheidstroepen de pleinen Rabaa en al-Nahda in Caïro, waar vele demonstranten zich hadden verzameld die protesteerden tegen de dictatuur van Sisi. Een maand eerder, op 3 juli, had het Egyptische leger een einde gemaakt aan de democratisch gekozen regering van president Mohamed Morsi van de Moslimbroederschap. Tienduizenden aanhangers van Morsi lieten het hierbij niet ziten en besloten de straat op te gaan en demonstreerden op het Rabaa-plein in Caïro. Maar Sisi liet op 14 augustus met grof geweld zien wie er de baas was in Egypte en stuurde troepen op de demonstranten af.

Jehan Maher Aql kan zich elk detail van het bloedbad herinneren, zo vertelt ze aan Middle East Eye. Sommige lichamen waren onherkenbaar verkoold. Veel slachtoffers waren door sluipschutters in het hoofd geschoten. Anderen hadden schotwonden op hun lichaam. Op 13 augustus bruiste het nog van bedrijvigheid op het plein, aldus Aql. Er waren veel vrouwen en kinderen, demonstranten hadden er kraampjes neergezet, een opblaaskasteel voor kinderen en zelfs een zwembad. Maar een dag later was er van deze vrolijkheid niets meer over, en was het Rabaa-plein bezaaid met lijken. ‘Lichamen, zover het oog reikte.’

Aql vertelt dat de kogels op 14 mei van alle kanten op de demonstranten neerregenden. Mannen, vrouwen en kinderen om haar heen werden neerschoten. ‘Ik had nooit gedacht dat ik het plein levend zou verlaten. Ik dacht oprecht: ‘Dit is het einde.”

De autoriteiten hadden de demonstranten aanvankelijk een geleidelijke verspreiding van het protest beloofd, en vertelden hen dat ze het plein veilig zouden kunnen verlaten. Maar het tegenovergestelde gebeurde. In een tijdsbestek van twaalf uur, van zonsopgang tot zonsondergang, vuurden veiligheidstroepen en sluipschutters op de demonstranten, die het plein niet konden verlaten omdat het leger de toegangswegen met pantserwagens had geblokkeerd. Veel demonstranten die probeerden via de toegangswegen het plein te ontvluchten werden doodgeschoten.

Er vielen meer dan 900 doden, aldus Human Rights Watch. Ten minste 817 op het Rabaa-plein, en nog eens 87 bij het al-Nahda-plein. Maar dit is een lage schatting. Andere mensenrechtenorganisaties schatten dat Egyptische veiligheidstroepen tenminste 2.600 mensen hebben vermoord. Honderden demonstranten zijn nog steeds vermist.

De geweldsorgie zal Aql nooit vergeten. Zij en andere overlevenden worden nog steeds achtervolgd door de beelden van die dag, toen de dood overal was.

De kunst van het herdenken

0

In de magistrale roman Radetzkymars beschrijft Joseph Roth de teloorgang van het Habsburgse keizerrijk en analoog daaraan de ondergang van het geslacht Trotta. De laatste held hiervan, of beter antiheld, is luitenant Joseph Trotta, die in 1859 het leven redt van keizer Franz Joseph, als die het front bezoekt. Als hij ziet dat de keizer in gevaar is, duwt Trotta hem hardhandig tegen de grond en wordt zelf in de linkerschouder geraakt door een kogel. Voor zijn daad beloont de keizer hem met bevordering tot kapitein en de adeldom.

Dan leest Trotta in het geschiedenisboek van zijn zoon dat hem een heldenrol wordt toegedicht: hij zou hebben behoord tot de cavalerie, en tijdens hevige gevechten de keizer met zijn lichaam hebben beschermd. De held is er woedend over, schrijft een brief naar het ministerie van Onderwijs dat het stuk niet conform de waarheid is en dat hij heel wat nederiger handelde. De minister antwoordt dat hij op de hoogte is van de romantisering, maar dat in de geschiedschrijving de ‘patriottische gevoelens van de opgroeiende generaties’ worden aangesproken. Trotta laat het er niet bij zitten, vraagt zelfs om een ontmoeting met Franz Joseph en de keizer belooft uiteindelijk de waarheid recht te doen. Trotta zal zijn dagen mokkend verslijten, uit dienst treden en is ongelukkig met zijn verheffing in de adelstand.

Kom daar nu nog eens om, de oorlogsheld die zijn eigen status ondergeschikt maakt aan de waarheid, zich volledig in dienst stelt van de gemeenschap, de correcte geschiedschrijving en de juiste manier van gedenken. Dezer dagen lijkt het wel of Nederland de kunst van het herdenken heeft verloren. Wie weet nog hoe het moet? In ieder geval niet met een op handen zijnde verzoek om eerherstel van vaderlands grootste oorlogsmisdadiger in Indonesië, op een monumentale plaats in de publieke ruimte. En dat op de nationale dag voor herdenking van slachtoffers in onze voormalige kolonie. Dat familieleden eerherstel willen op basis van geschiedvervalsing en halve waarheden van een vast aardige man die begiftigd was met een leuke zangstem, had nooit verder mogen komen dan de keukentafel. De oorlogsmisdadiger wiens naam het niet waard is te worden genoemd, is verantwoordelijk voor het doden van tussen de 3000 en 40.000 Indonesiërs op Sulawesi.

Maar ik was ook verbaasd over de verwarring rond een oorlogsmonument in Eindhoven, dat op 13 september wordt onthuld, waar per ongeluk namen van NSB’ers en SS’ers naast slachtoffers van het nazisme zijn gebeiteld. Oké, een te vergeven pijnlijkheid, maar dat wordt moeilijk na de reactie van de organisatie, die in NRC vindt dat het lastig is om vast te stellen ‘wat nu precies wel en niet fout is’. En: ‘Er waren mensen die zich bij de NSB aansloten omdat ze jong waren en geen baan hadden, geen geld, geen enkel perspectief.’

Schrijfster Chaja Polak stelt in Trouw zaterdag verbijsterd te zijn over de onverschilligheid ten opzichte van daderschap tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zonder deze machinerie van vast aardige knapen konden haar ouders niet naar de gaskamers worden gestuurd. Door alleen maar begrip te hebben voor individuele ervaringen wordt verantwoordelijkheid ontlopen voor de eigen en collectieve oorlogsmisdaden.

We moeten constateren dat onze rol in Indonesië – 350 jaar als meedogenloos overheerser met als enige norm geld verdienen – niet deugde

Herdenken, waarom deden we het ook alweer? In de eerste plaats om mensen te eren die stierven als slachtoffer van de oorlog, om collectief te leren van fouten uit het verleden en deze kennis te behouden voor toekomstige generaties. Wetenschappers benadrukken ook het belang van het koesteren van gemeenschappelijke waarden.

Joseph Trotta wist het: de waarheid mag daarbij niet sneuvelen. De laatste jaren zagen en hoorden we steeds meer mooie illustratieve persoonlijke ervaringen tijdens herdenkingen. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft het verminderen van invloed van godsdienst en ideologieën ertoe bijgedragen dat het collectieve geheugen en dito acties en normen vervagen ten gunste van individuele.

Het is nu weer tijd om daarin onze collectieve waarden terug te brengen. We moeten constateren dat onze rol in Indonesië – 350 jaar als meedogenloos overheerser met als enige norm geld verdienen – niet deugde. En dat Nederland volledig verantwoordelijk was voor het nietsontziende uitbuiten van mens en natuur. ‘Het rechtvaardig gezag wordt geëerd, het onrechtvaardige geweerd’, aldus een Maleis gezegde. Het zou zo langzamerhand wel tot ons door moeten dringen. Nederland ziet zijn daderschap onder ogen. Nederland legt hier rekenschap voor af door middel van schadevergoedingen. Nederland stelt: kolonialisme nooit weer. En Nederland eert de slachtoffers van een gruwelijke Tweede Wereldoorlog in het oosten.

Ik sta stil bij de dood van mijn koloniale grootvader, inspecteur van de politie, in 1945, vlak na de bevrijding, uitgeput in een Japans concentratiekamp. Maar ook bij de gevolgen van zijn daden. En ja, bij die herdenking horen ook Indonesiërs, zij maakten ten slotte deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden, die omkwamen onder de Hollandse koloniale handen.

Inspecteur van politie Cornelis Bennema en zijn kinderen met Indonesische agent voor zijn huis in Kalassan Java 1940.

Mona van den Berg fotografeert ouderen zonder asielstatus. ‘Ons systeem maakt me cynisch’

0

Fotografe Mona van den Berg zet zich in voor een menselijke samenleving. Dus ook voor ongedocumenteerde migranten, die in een kwetsbare en schrijnende situatie zitten. Haar foto’s zijn nu samengebracht in het boek Ongedocumenteerd en op leeftijd.

Wie aanbelt bij Mona van den Berg, weet direct waar hij aan toe is. De fotografe woont in het piepkleine Tienhoven, een ‘braaf’ dorpje, zoals ze zelf zegt. Om het een klein beetje spannender te maken, is de brievenbus naast haar voordeur volgeplakt met stickers die pleiten voor de bevrijding van Palestina en het handhaven van mensenrechten voor vluchtelingen.

Dat geeft meteen aan waar haar passie ligt. De strijd tegen onrecht houdt haar gaande. In juni verscheen het boek Ongedocumenteerd en op leeftijd. Ze fotografeerde daarvoor migranten die nooit een verblijfsvergunning kregen. Ze zijn niet meer jong en kampen vaak met fysieke problemen. Doordat ze geen status hebben, is hun leven hier lastig: ze hebben zo goed als nergens recht op.

Het boek toont de ‘ongedocumenteerden’ in hun dagelijks leven. De foto’s zijn aangrijpend en elk hoofdstuk wordt begeleid door een korte introductie van een alinea. Zo zie je Gopaal (82) en Revathy (73) een echtpaar uit Sri Lanka, door de kamer schuifelen met hun rollators. Ze vluchtten vijfentwintig jaar geleden voor de burgeroorlog in hun land, maar hebben geen verblijfsstatus gekregen. Gopaal heeft geheugenproblemen. ‘Het toilet vinden is al een opgave’, staat in de begeleidende tekst.

Algerijn Torio Simon (56) was versleten, zijn lichaam op. Hij maakte trams schoon, maar kon verder niet zo veel. Eind vorig jaar overleed hij. Ook zijn foto’s staan in het boek. Een van de jongste mensen in het boek is Sigit Setyawan. Hij is slechts 43, maar in zijn gezicht zie je de tekenen van een moeilijk leven.

Al die mensen zijn door Mona van den Berg vastgelegd. Aan de Kanttekening vertelt ze het verhaal achter dit boek.

Wat is je drive als fotograaf? Al is dat wellicht al een beetje te zien aan je brievenbus.

‘Ik wil zichtbaar maken wat voor velen onzichtbaar is. Ik kom zelf uit een Roma-familie en ben daarmee veel gepest op school. Daar is het zaadje geplant om me in te zetten tegen onrecht. Dat heb ik eerst gedaan als advocaat. Daarnaast ben ik de fotoacademie gaan doen. Ik dacht: dit ga ik echt niet mijn hele leven doen. De drive om onrecht zichtbaar te maken is zo groot, dat is de motor van mijn bestaan.’

Dat kan op veel verschillende manieren. Waarom dacht je: fotografie is voor mij de manier?

‘Het is een middel om je standpunt neer te zetten en mensen te confronteren. Wat daaraan vast zit zijn de ontmoetingen met mensen die voor mij zo waardevol zijn.’

Aan het hele boek proef je dat er ontmoetingen en verhalen achter zitten. Zijn die niet lastig in beeld te vangen?

‘Het gaat mij altijd om de interactie en empathie. Iedereen wil gezien worden, dus het is heel belangrijk dat een gemarginaliseerde groep zich gezien voelt.’

Hoe ben je met deze mensen in contact gekomen?

‘Ik houd me al heel lang bezig met migratie, mensen die moesten migreren of vluchten. Ik heb veel contact met organisaties en via iemand die hier ongedocumenteerd verblijft, ontdekte ik dat de Regenbooggroep een rapport had uitgebracht over oudere ongedocumenteerden. Daar was een lezing aan gekoppeld. Zo ben ik ook in contact gekomen met de Pauluskerk in Rotterdam. Vanuit gesprekken met hen is deze fotoserie er gekomen.’

‘Ik verdiep me heel veel in hun situatie en vind het moeilijk los te laten’

Dat zal voor ongedocumenteerden ook spannend zijn: jezelf laten fotograferen voor een boek.

‘Daarom ging ik ook eerst uitgebreid koffiedrinken en praten. Ik liet hen zelf bepalen wat ze wilden laten zien en wat absoluut niet.’

Er waren dus dingen die je niet in beeld mocht brengen?

‘Ja.’

En daar kan ik naar vragen, maar dat mag dan zeker straks ook niet in het interview?

‘Nou…’ Na korte aarzeling noemt ze het voorbeeld van Lala Sid-Ahmed, een vijftigjarige Algerijn, die vluchtte voor een burgeroorlog. ‘Hij heeft heel lang onder de snelweg geslapen, daar heb ik ook een foto van. Hij heeft een zieke oudere vrouw ontmoet, die hem in huis heeft genomen. Zij wilde niet dat ik daar kwam om hem te fotograferen, dus dat respecteer ik. Dan kijk ik wat er wel mogelijk is.’

Achter alle foto’s zit dus veel tijd en contact. Zijn die contacten voor jou het meest waardevolle van dit werk?

‘Ik heb nog steeds contact met iedereen, al is dat bijna niet haalbaar. Ik verdiep me heel veel in hun situatie en vind het moeilijk los te laten.’

Laat je je sterk raken?

‘Ja.’

Hebben je contacten voor dit boek je veranderd?

‘Hooguit ben ik iets cynischer geworden.’ Ze lacht erbij. ‘Ik heb zo veel ellende gezien. Ik ben ook in vluchtelingenkampen geweest in Syrië, Jordanië, Congo. De ongelijkheid raakt me.. Ik kom uit een migrantengezin, maar mijn wieg stond hier in Nederland. Dat is puur willekeur, toch? Waarom mogen wij bepalen of iemand hier wel of niet mag blijven omdat zijn wieg ergens anders stond.’

Kun je niet anders dan cynisch worden van deze verhalen?

‘Het systeem waarin we leven, daar word ik cynisch van. Niet van hun persoonlijke verhalen. Maar het systeem wordt steeds grimmiger en de samenleving meer gepolariseerd. Ik zie het somber in. Ik denk niet dat dit boek verandering gaat brengen. En ook niet voor deze mensen.’

De Algerijn Simon is heel recent overleden. Hij was versleten maar gewoon doorgegaan. Is dat realiteit voor de meeste van deze mensen?

‘Je bent vroeg oud, dat gaat zo.’

Iedereen zoekt in het leven naar iets wat alles de moeite waard maakt. Wat is dat voor deze groep?

‘De contacten – er zijn individuen en organisaties die zich voor hen inzetten. Een druppel op een gloeiende plaat, maar het geeft wel een sprankje hoop. Dat merkte ik, ze zeiden: dit is een lichtje aan het eind van de tunnel. Maar het is wel gewoon vechten.’

Hoe houden ze dat vol?

Mona aarzelt. ‘Wat ik terugkrijg is dat ze zeggen: ik heb geen keuze, ik moet gewoon door.’

Zonder vangnet.

‘De organisaties zijn er wel: die doen echt veel, zoals de Pauluskerk, Regenbooggroep, Inlia in Groningen, het Wereldhuis in Den Haag, in Utrecht SDNVU..’

Kun je iets vertellen over de verhalen van de documenteerden die je in beeld bracht? Hoe ziet hun leven eruit?

‘De rode draad is dat ze veiligheid wilden. Migranten gaan als alles goed gaat van een onveilig nestje naar een veilig nestje. Maar dat is er helemaal niet in Nederland. Sommige mensen hebben hier een asielprocedure gestart, die uiteindelijk niet is gelukt. Anderen kwamen hierheen om te werken vanwege armoede, om geld te verdienen en een gezin te onderhouden.’

‘De mensen hier in het dorp, die ga ik niet bereiken’

Veel mensen zullen zeggen over die laatste drijfveer: pech gehad, we willen je niet.

‘Inderdaad. Dan ben je een ‘gelukszoeker’.’

Wil je met dit boek ook strijden tegen dat soort termen, zoals ‘gelukszoeker’?

‘Ik denk dat ik de mensen die dat woord gebruiken niet kan bereiken. Die illusie heb ik niet. Zij vinden dit onzin. Ik hoop de middengroep te bereiken, die het allemaal niet weet. Want de linkse activistische hoek, die gaat dit boek kopen, dat weet ik ook.’

Hoor je vanuit die middengroep weleens geluiden, dat er door je foto’s voor hen een wereld is opengegaan?

Mona moet even nadenken. ‘Ik weet het niet zo goed.’

Wie zijn dat eigenlijk, die middengroep?

‘De middengroep, dat zijn de mensen die zich niet uitspreken, die zich niet met het ‘debat’ bemoeien. De linker- en rechterflank laten erg van zich horen, maar de middengroep leeft gewoon zijn eigen leven in zijn eigen kokertje.’

De mensen in Kattenbroek, de buitenwijk van Amersfoort waar ik woon. Hier zullen de nodige VVD-stemmers zijn.

‘Och, ja. Hier is het vooral BBB. Daarom heb ik ook die stickers op mijn brievenbus.’

Weten ze meteen bij wie ze aanbellen.

‘Zeker.’ Ze hervat: ‘De mensen hier in het dorp, die ga ik niet bereiken.’

Zijn ze niet geïnteresseerd?

‘Dat denk ik.’

Er is een verschuiving geweest. Pleidooien om de grenzen open te stellen, vinden de meeste Nederlanders onrealistisch.

‘Maar zoals het nu gaat, kan het ook niet. Ik sta helemaal achter het verhaal dat de grenzen open moeten. Ten eerste is het willekeur waar je wieg staat. Ten tweede zagen we in de jaren tachtig dat de grenzen van Spanje openstonden en dat daar veel mensen uit Afrika kwamen werken – en die gingen gewoon weer terug. Want dat willen de meeste mensen. Terwijl je zou denken als je helemaal op zo’n k*tboot naar Europa bent gegaan, dan heb je te veel geïnvesteerd, dan wil je hier ook kunnen blijven. Toch wijst onderzoek uit dat de meeste mensen gewoon terug willen.’

Toch zijn Marokkaanse en Turkse Nederlanders nooit teruggegaan, zullen critici tegenwerpen.

‘En so what, dan gaan ze niet terug. Wij kunnen als Nederlander gewoon overal naartoe. Maar mensen in Afrika kunnen niet naar Nederland toe. Daar kan ik me boos over maken. Vrij verkeer van personen geldt alleen als wij willen reizen.’

Is er een foto in je boek die er voor jou uitspringt?

‘Dat zijn Gopaal en Revathy. Zij zijn hier al vijfentwintig jaar. Ze hebben een kamertje bij Inlia. Dan lopen ze naar het keukentje om te koken. Gopaal heeft eigenlijk een verpleeghuis nodig. Op de foto’s zie je dat hij in de war is. Dat vind ik zo schrijnend. Ze hebben niks meer in Sri Lanka. Ze zijn allebei hartstikke ziek. Ze krijgen alleen basiszorg. Mijn hart brak toen ik Gopaal zag.’

Basiszorg, wat houdt dat in?

‘Huisartsbezoek. Een operatie moet door de organisatie worden verzorgd. Het verpleeghuis voor Sigit wordt betaald door het Wereldhuis in Den Haag. Gopaal heeft professionele zorg nodig, het is echt verschrikkelijk.’

En is dit het voor hun?

‘Ze zijn weer aan het kijken of een tijdelijke verblijfsvergunning kunnen krijgen op medische gronden. Eigenlijk moeten ze gewoon een permanente vergunning krijgen.’

Hoe ziet hun dag eruit?

‘Ze liggen in hun kamer op bed. Lopen even naar de keuken met de rollator, om te koken en eten. Dan gaan ze terug naar bed.’

Naar buiten, of een wandeling maken, zit er niet in?

‘Nee.’

‘Sigit zit in een verpleeghuis en ik vroeg: wat doe je de hele dag door? Niks, zei hij’

Maar een blokje om zou al fijn zijn, kan ik me voorstellen.

‘Er is wel een vrijwilliger die dat zou kunnen doen, maar de middelen zijn heel beperkt.’

Is eenzaamheid het grootste probleem voor ongedocumenteerden?

‘Torio Simon zei: ik wil niet eenzaam en ongedocument sterven. Maar ja. Je bestaat niet eens in Nederland, in theorie.’

Simon is bestaat nu als foto in je boek.

‘En hij heeft in NRC gestaan.’

Sigit is 43, een leeftijd waarop je vaak hoort dat er nog allerlei kansen zijn. Maar hij kent allerlei beperkingen. Dat raakte me.

‘Ik wil niet alleen maar nemen van mensen, met fotografie, dus ik heb voor bijna allen een crowdfunding opgezet. Sigit zit in een verpleeghuis en ik vroeg: wat doe je de hele dag door? Niks, zei hij. Ik vroeg of hij geen tv had, maar dat is te duur voor hem. Ik ben een crowdfunding gestart en daarmee heb ik drieduizend euro opgehaald, waarvan ik een smart-tv kocht en hem een jarenlang abonnement kon geven. Dat vind ik leuk: dat er mensen zijn die zo geraakt zijn door zijn verhaal. Daar word ik heel blij van.’

Dat doe je voor iedereen?

‘Niet voor iedereen, maar voor Gopaal en Revathy heb ik ook iets van duizend euro ingezameld. Mijn bereik op sociale media is best groot.’

Wat konden zij daarmee doen?

‘Boodschappen bijvoorbeeld.’

Je zei eerder: wat ik doe is een druppel op een gloeiende plaat. Maar betekent het niet heel veel?

‘Ja. Mensen voelen zich gezien, dat vind ik belangrijk.’