Ondanks de penibele financiële situatie waarin Turkije zich bevindt, weigert president Recep Tayyip Erdogan vooralsnog steungeld van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) te ontvangen. Dat schrijft het Griekse dagblad Kathimerini.
Tijdens een toespraak op het American Enterprise Institute in Washington benadrukte IMF-baas Christine Lagarde dat ze bereid is fondsen in te zetten om de slechte economische toestand van Turkije om te buigen. Zo kampt het land met hoge inflatie, een grote private schuldenberg en weinig ruimte in het overheidsbudget om de situatie te veranderen.
Lagarde zegt te hopen dat de Turkse autoriteiten de financiële zelf aankunnen. ‘Ik denk niet dat president de telefoon zal oppakken om te vragen of het IMF kan helpen.’
In een moskee in het Duitse Bremen lieten onbekende daders zaterdag een ravage achter in het toilet: zo’n 50 edities van de Koran zijn verscheurd.
Om vier uur ’s middags werd de wc aangetroffen vol pagina’s uit het heilige geschrift, zo meldt de lokale krant Weser Kurier. Ook de vloer was bezaaid. De politie vermoedt dat de daders eerder die middag hebben toegeslagen, toen de moskee vrije toegang bood. De Duitse autoriteiten hebben inmiddels een onderzoek ingesteld. Ze zullen daarbij nagaan of er sprake is van politieke of religieuze motieven.
De islamitische gemeenschap in Bremen zegt geschokt te zijn over het incident. Beledigingen en haatuitingen zijn allang niet meer beperkt tot sociale media, stelt zij.
Onder nieuwe Nederlanders bevinden zich veel alleenstaande moeders. Hun leven is niet bepaald gemakkelijk en ze hebben veel zorgen. Wat wordt er voor ze gedaan?
Alleenstaande moeders lopen het meeste risico om in de armoede te belanden. Ook hun kinderen hebben doorgaans niet de beste toekomstperspectieven. Dat blijkt uit cijfers van het CBS. Hoe zit dat met de alleenstaande moeders onder nieuwe Nederlanders? Tegen welke problemen lopen zij aan? En hoe worden zij geholpen?
In de zorg voor alleenstaande moeders gaat er nogal wat mis, ondanks de goede bedoelingen van allerlei partijen. Het is lastig om daar wat aan te doen, omdat deze groep vaak niet zelf om hulp vraagt. Nancy Herkul (43) volgde de opleiding Sociaal en Juridische Dienstverlening en werkt als zelfstandige bij diverse gemeentes. ‘Er zit ruis op de lijn tussen hulpverleners en hulpvragers’, vertelt ze. ‘Er zijn veel projecten waarin de gemeentes alleenstaande moeders willen helpen, maar die sterven vaak een geruisloze dood. De hulpverleners kunnen deze vrouwen niet bereiken, ze weten niet waar ze moeten beginnen.’
Alleenstaande moeders met een uitkering zitten in het systeem, zij zijn bekend bij de instanties. De vrouwen die in staat zijn om in hun eigen inkomen te voorzien hebben soms ook hulp nodig, maar zij zijn niet te bereiken. Ze vragen zelden om hulp, soms weten ze zelfs niet dat er voorzieningen zijn. Veel vrouwen zijn nog met het idee opgegroeid dat de man werkt en de vrouw voor de kinderen zorgt. Als de man weggaat of wegvalt staan ze machteloos. Dat is moeilijk, ook voor de kinderen. Uit statistieken blijkt dat kinderen van bijstandsmoeders zelf ook vaker in de bijstand terechtkomen.
De sociale dienst kan best intimiderend zijn, vinden veel alleenstaande moeders die om hulp vragen. Ze moeten immers met hun hele hebben en houwen voor de dag komen. Maar de sociale dienst wil echt alles weten. Herkul: ‘Wat ik vaak terugzie is dat deze moeders vaak nogal angstig zijn tijdens gesprekken. Ik vertel ze dat ik ook in hun situatie had kunnen belanden, dus dat ze voor mij niet minder zijn. Dat zorgt al voor opluchting. Ik zie ook dat het systeem niet gericht is op het adequaat helpen van mensen en ze voor zichzelf te laten zorgen, wat echter wel nodig is.’
Het einde van de relatie en daarna de zorg voor de kinderen maakt dat veel alleenstaande moeders zichzelf vaak niet meer de moeite waard vinden. Alles gaat naar de kinderen. Alleenstaande moeders cijferen zichzelf helemaal weg. ‘Dat gaat mij aan het hart’, zegt Herkul. ‘Het is niet wat je wilt voor vrouwen, die moeten voor zichzelf opkomen en zeker een goed voorbeeld voor hun kinderen zijn. Dat maakt dat ik mij steeds meer in ga zetten voor alleenstaande moeders. Ik ga met ze in gesprek en ook met gemeentes en andere instellingen die wel iets voor deze vrouwen willen en kunnen betekenen, maar hen niet kunnen bereiken.’
Voor niemand is een echtscheiding gemakkelijk. Bijna elke moeder wil natuurlijk het beste voor haar kinderen, maar alleenstaande moeders ‘vergeten’ daarbij vaak zichzelf. Dat is uiteindelijk slecht voor iedereen.
‘Samenwonen of op straat’
Renuka is geboren in Sri Lanka. Ze groeide op in een Nederlands gezin, dat haar heeft geadopteerd. Ze is een van de 328 alleenstaande moeders die afkomstig is uit Sri Lanka. Ze is nog maar kortgeleden gescheiden. ‘Wij hadden al besloten dat onze wegen zich scheiden, maar totdat we beiden nog geen andere relatie hadden, leefden we samen verder. Onze kinderen vertelden we niets.
Inmiddels heeft haar ex een ander en ook Renuka heeft een nieuwe vriend. ‘Daardoor kwam alles in een stroomversnelling. We wilden ons huis verkopen, ik wilde niet langer blijven. De situatie werd er niet gezelliger op en de kinderen waren hier de dupe van. Ze zitten in de pubertijd, dat is best een lastige leeftijd. Ik kreeg een nieuwe vriend, die ruimte genoeg had in zijn huis. Ondanks dat ik het zo niet had gewild ben ik toch bij hem ingetrokken. Dat zorgde voor nieuwe problemen, want ik ben mijn scheiding nog aan het regelen. Het is zeker geen ideale start voor een nieuwe relatie, maar het was of samenwonen of op straat komen te staan. Die keuze was natuurlijk niet zo moeilijk, maar ik hoop dat mijn nieuwe relatie dit overleeft.’
‘Ik moet heel veel dingen regelen’, vertelt ze verder. ‘Veel meer dan ik vooraf had gedacht. Ik begeleid als maatschappelijk werkster vrouwen met een trauma en ik krijg regelmatig vrouwen op gesprek die het zwaar hebben met hun echtscheiding. Hoe zwaar het echt is merk ik nu zelf. Ik dacht altijd dat het wel meeviel, zeker als die vrouwen het zelf wilden. Maar het valt niet mee, het is erg zwaar. Ik maak mij langzaam los van mijn ex en tegelijk bouw ik aan een nieuw fundament voor mijn huidige relatie. Dat is wel mijn eigen keuze, maar dat maakt het niet eenvoudiger. Mijn kinderen leven om de week bij mij en bij hun vader. Als ze niet bij mij zijn blijf ik toch nog bezig met van alles voor ze regelen. Ik heb dat scheiden zo erg onderschat. Dat ik ook last van verschillende kwalen heb en daarvoor bij drie ziekenhuizen loop helpt ook niet mee.’
‘Het is een vicieuze cirkel’
Voor Marina (40) was het wachten op een verblijfsvergunning, en daarmee ook op het volgen van een opleiding of het vinden van werk. Ze is geboren in Angola en woont hier sinds 1999. In totaal hebben 854 alleenstaande moeders uit Nederland een Angolese achtergrond. ‘Ik kwam met grote plannen en ideeën naar Nederland’, zegt Marina. ‘Scholing is belangrijk voor mij, dus ik wilde in Nederland een goede opleiding volgen en iets bijdragen aan de samenleving, ook via mijn werk. In Angola studeerde ik rechten, daar wilde ik mee doorgaan. Maar het duurde bijna tien jaar voordat ik een verblijfsvergunning kreeg. Al die tijd moest ik wachten en wachten. Mijn leven stond tien jaar lang stil, dat viel niet mee. Mijn hoop op een goede toekomst en mijn dromen over een goede opleiding vervlogen. In de jaren dat dat had gekund zat ik te wachten. Ik heb geen idee waarom het zo vreselijk lang duurde, maar het was niet anders.’
‘In Angola had ik een kind gekregen, dat ik meenam naar Nederland’, vervolgt ze. ‘Toen zijn vader mij achterna reisde naar Nederland kreeg ik nog een kind. Hun vader keerde echter terug naar Angola en ik bleef als alleenstaande moeder achter. Uit een andere relatie kreeg ik nog een kind. Ik ben nu moeder van drie kinderen en heb een verblijfsvergunning, maar geen opleiding of goede baan. Het is nooit mijn bedoeling geweest om een alleenstaande moeder te worden. Een kind heeft een vader en een moeder nodig.’
Marina vertelt dat ze het financieel veel moeilijker heeft als alleenstaande moeder. ‘Mijn afstand tot de arbeidsmarkt is door die jaren wachten enorm gegroeid. Van mijn mooie dromen is niets uitgekomen, daarom stimuleer ik mijn kinderen om hard te werken en een goede opleiding te doen. Dan wacht hen een betere toekomst. Ik ben wel erg blij en dankbaar dat ik in Nederland kan wonen, maar die tien jaar wachten heeft al mijn motivatie weggenomen, dat is heel jammer. Ik wil wel een opleiding doen, maar daar heb ik geen geld voor. Het is een soort vicieuze cirkel, waar ik uit wil komen. Een opleiding doen en een diploma halen blijft mijn doel. Ik zoek nu naar werk om uit mijn uitkering te komen en wie weet wat er dan nog mogelijk is.’
‘Daar ben ik mijn leven niet zeker’
2875 alleenstaande moeders in Nederland hebben een Irakese achtergrond, maar het is de vraag of Jinan (40) daar echt deel van uitmaakt. Haar situatie is anders: ‘Ik ben geboren in Irak, waar ik werkte als journalist totdat ik moest vluchten. Mijn man is op een dag naar zijn werk gegaan, maar nooit meer thuisgekomen. Hij is onderweg gekidnapt, weet ik nu. Samen met onze dochters ben ik toen naar Nederland gevlucht. Hier kreeg ik in 2014 onderdak. Afgelopen zomervakantie heb ik gelukkig contact met mijn man gehad, hij wil heel graag naar Nederland komen en bij ons wonen. Maar het IND werkt niet echt mee. Ik was vergeten om voor hem de juiste formulieren aan te vragen toen ik de verblijfsvergunning kreeg. Daarom moet hij steeds weer andere formulieren invullen. Het is lastig voor iedereen. Mijn man mist ons, mijn kinderen en ik missen hem vreselijk, maar we hebben geen keus. We kunnen niet terug, want in Irak ben ik mijn leven niet zeker.’
Jinan vindt het moeilijk om alleen voor haar kinderen te moeten zorgen. ‘Ik voel mij een alleenstaande moeder, hoewel ik dat niet echt ben. Toch moet ik alle beslissingen over de kinderen zelf nemen, ik ga naar alle gesprekken op school, ik ben bij hun zwemles en andere activiteiten. Hun vader kan nergens bij zijn. Onze dochters willen graag alles met hun vader delen, ik wil ook mijn man om mij heen, maar het is niet anders. We zitten in een soort spagaat en dat is zwaar. Hier in Nederland kan ik het journalistieke vak niet weer oppakken. Dat is heel erg jammer, maar ik ben tenminste veilig.’
Terug naar Irak is geen optie voor Jinan. ‘Daar word ik gezocht.’ Ze probeert zijdelings mee te werken aan televisieprogramma’s en haar levensverhaal verschijnt ook in een boek over Iraakse alleenstaande moeders. Om de Nederlandse taal beter te leren doet ze extra cursussen, wie weet of dat iets oplevert. Jinan: ‘Ik hoop dat mijn man snel naar Nederland kan komen, want ook hij is zijn leven niet zeker in Irak. Om toch in mijn eigen inkomen te voorzien werk ik als productiemedewerker. We zijn veilig, mijn dochters gaan naar school en we bouwen een nieuw leven op. Wie weet kom ik op een dag terug in mijn oude vak, ik doe daar alles aan.’
‘Dat was flink schrikken’
Nancy Herkul is behalve hulpverlener ook alleenstaande moeder. Ze kwam als klein meisje al vanuit Suriname naar Nederland om hier een beter leven te krijgen. Maar liefst 34.952 alleenstaande moeders hebben een Surinaamse achtergrond, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Herkul vertelt dat ze in Nederland op school heeft gezeten, maar door omstandigheden terug naar Suriname moest. ‘Toen ik klaar was met de middelbare school ben ik weer naar Nederland gegaan en heb ik hier een master strafrecht bijna afgerond. Ik trouwde, we kregen een zoon, maar ons huwelijk hield niet stand. We besloten dat ik in ons huis zou blijven wonen met onze zoon.’
De scheiding had veel impact op haar zoon: zijn cijfers op school kelderden flink. ‘Dat was flink schrikken, het was nooit mijn bedoeling dat hij eronder zou lijden’, zegt Herkul. ‘Ik heb mijn zoon verteld dat hij nog steeds een vader en een moeder heeft en dat hij die altijd mag bellen. Toen bleek dat hij dacht dat hij moest kiezen en dat contact met de ene ouder betekende dat hij geen contact mocht hebben met de andere, maar dat is helemaal niet waar. We hebben co-ouderschap, hij is de helft van de week bij mij en de andere helft bij zijn vader. Zijn vader is betrokken bij zijn leven, we gaan samen naar de oudergesprekken op school. Mijn zoon heeft niet gevraagd om geboren te worden en zeker niet dat we uit elkaar gingen, daarom mag hij er nooit de dupe van worden.’
‘Waar wil jij heen?’
Armoede gaat vaak van generatie op generatie over. Zeventien procent van de mensen uit een laag-inkomensgezin (1989) had in 2013 zelf ook een laag inkomen, aldus het CBS. Deze mensen hebben vaak ook een netwerk van mensen die in armoede leven. Ook vanuit die sociale omgeving is er dikwijls weerstand, als moeders proberen hun kinderen hogerop de maatschappelijke ladder te krijgen.
‘Het gaat ook om je mindset. Waar wil jij heen?’, zegt Herkul. ‘Wat is je doel in het leven en wat wil je daarvoor doen? Ik heb veel met vrouwen te maken die die vraag nog nooit gesteld is. Hun leven draait alleen om het welzijn van hun kinderen. Als die maar alles hebben wat ze willen, dan zijn de moeders tevreden, althans, dat maken zij zichzelf wijs. Maar er is nog een leven na je kinderen. Als jij jezelf alleen maar wegcijfert voor hun belang, welk voorbeeld geef je je kinderen daarmee? Wie ben jij eigenlijk en wat wil jij, als alleenstaande moeder? ’Er zijn genoeg initiatieven om alleenstaande moeders zelf te helpen, maar hier worden veel te weinig moeders mee bereikt. De stap om mee te doen is vaak te groot, legt Herkul uit: ‘Als je een ochtend organiseert, maar je ‘vergeet’ kinderopvang te regelen, dan kan zo’n moeder daar niets mee. Ze wil wel naar die ochtend, maar het kost veel moeite om oppas te regelen.’
Organisaties en gemeenten hebben vaak de beste bedoelingen met hun initiatieven. Helaas verplaatsen ze zich maar zelden voldoende in de leefwereld van alleenstaande moeders. ‘Deden ze dat wel, dan zou het beter aansluiten en meer effect hebben’, stelt Herkul. ‘Ik organiseer iedere maand daarom een ‘verwendag’ voor alleenstaande moeders. Dat doe ik expres om de moeders wat aandacht aan zichzelf te laten besteden, om te ontspannen. Als moeder ben je 24/7 aan het werk, je staat nooit uit. Zeker als alleenstaande moeder kun je je kind niet aan de andere ouder overlaten. Daarom laat ik ze tot rust komen, er zijn massages voor deze moeders en allemaal lekkernijen. Pas als een moeder helemaal tot rust kan komen, komt ze bij zichzelf uit en wat zij zelf wil. Als ze dat punt bereiken, kan ik ze door coaching verder helpen.’
Het is een eyeopener voor deze moeders, dat er eens een keer voor hen gezorgd wordt en dat zij niet voortdurend klaar hoeven te staan voor anderen. Hierdoor krijgen ze meer eigenwaarde. ‘Ik leer ze zelfliefde’, legt Herkul uit, ‘want wat je niet hebt kun je niet aan je kinderen meegeven.’ Ze vervolgt: ‘Hoe kun jij je kinderen leren om voor zichzelf te zorgen, als jij dat niet doet als moeder? Wil je dat je kinderen zich ontwikkelen, dan moet jij dat ook doen. Dat ik die drive altijd heb gehad, wil nog niet zeggen dat andere alleenstaande moeders dat ook hebben. Sommige vrouwen zijn zo opgegaan in de zorg voor hun kinderen dat ze eerst moeten ontdekken wie ze zelf zijn.’
Cijfers in dit artikel zijn afkomstig van het CBS.
De Turkse president Recep Tayyip Erdogan heeft in een toespraak het islamitische karakter van Istanbul benadrukt. ‘Dit is Istanbul, niet Constantinopel.’
Erdogan deed zijn uitspraak tijdens een bijeenkomst waarop de val van Constantinopel werd herdacht. In 1453 veroverde de Ottomaanse sultan Mehmet II Constantinopel, dat meer dan 1200 jaar diende als hoofdstad van het christelijke Byzantijnse Rijk. Hierna raakte de naam Istanbul in zwang.
In zijn speech noemde Erdogan de stad niet alleen Istanbul, maar ook Islambul. Istanbul zou afgeleid zijn van ‘islam bol’ (veel islam) en ‘islam bul’ (vind de islam). De naam Islambul was vooral populair tijdens het bewind van sultan Mustafa III, die van 1757 tot 1774 over het Ottomaanse Rijk heerste.
Erdogan zei ook: ‘Sommige mensen willen dat Istanbul weer verandert in Constantinopel’. Een indirecte aanval op CHP-politicus Ekrem Imamoglu, die onlangs tot nieuwe burgemeester van Istanbul is verkozen.
Onder druk van Erdogan besloot de centrale kiesraad dat er nieuwe verkiezingen in Istanbul moeten komen. Die zullen plaatsvinden op 23 juni. Erdogan wil dat zijn AKP-partijgenoot Binali Yildirim de nieuwe burgemeester wordt.
Oekraïners komen alleen naar Polen om er zestig uur per week te werken – althans, dat is het idee dat in Polen leeft. Niets is minder waar. Aan de Poolse universiteiten en hogescholen studeren bijna 38.000 Oekraïners. Welke moeilijkheden ervaren ze? Willen ze blijven? En wat denken ze van de ‘leegloop’ van Oekraïne? De Kanttekening sprak met vijf (voormalige) studenten.
Busstation Warschau-West. Een deprimerende omgeving met schreeuwende billboards en kleurrijke reclame: werk, bus naar Oekraïne, Poolse simkaart. Opschriften in het Cyrillisch staan keurig naast Poolse teksten.
In mei 2017, tijdens mijn laatste bezoek aan het thuisfront, had niemand het over Oekraïners. Ze waren onzichtbaar, hoewel ze met veertigduizend mensen de tweede grootste minderheid in Polen vormen. Ondertussen ‘zitten ze overal’, zoals mijn Poolse vrienden en familie me verzekeren. Oekraïens mengt zich met Pools in de supermarkten, hotels en restaurants. Oekraïners zijn in de aardbeienvelden te vinden, maar even goed aan de Poolse universiteiten en hogescholen.
Meer dan de helft van de buitenlandse studenten – 37.683 personen – komt tegenwoordig uit Oekraïne. Het aantal is in de voorbije vijf jaar bijna verdubbeld. Daarom ben ik niet verbaasd dat er in de Flixbus naar Polen een Oekraïense student marketing naast me zit.
‘Banen stelen en wapens verzamelen’
Voor Kirill Sukhota (26) was de komst naar Polen drie jaar geleden vrij logisch: hij heeft Poolse roots en werd aangemoedigd door zijn ouders om in Krakau te gaan studeren. ‘Met Karta Polaka (letterlijk: De kaart van een Pool) had ik trouwens een voorsprong’, legt hij uit. Dit document, ingevoerd in 2008, bevestigt dat iemand tot de Poolse natie behoort. Er zijn een aantal voordelen aan verbonden, zoals het recht om een eigen bedrijf op te richten onder dezelfde voorwaarden als Polen of om gebruik te maken van medische zorgen in noodgevallen. Na drie jaar in Polen heeft Sukhota een permanente verblijfsvergunning. Hij weet nog niet of hij blijft. ‘Ik zal kijken waar mijn mogelijkheden liggen. Nu ben ik bijna klaar met mijn bachelor en ga ik mijn studies in Polen voortzetten. Maar wie weet – misschien ga ik nog elders wonen.’
Volgens een online enquête van het Instituut voor Publieke Zaken uit 2018 is 29 procent van de duizend bevraagde Oekraïense studenten van plan na zijn of haar studies naar een ander EU-land te verhuizen. Min of meer hetzelfde percentage zou willen blijven, zoals de ondertussen afgestudeerde Maksym Sytnikov. Hij verliet het land in 2013. Kort vóór de Euromajdan, de hevige protesten tegen president Viktor Janoekovytsj. Hij weigerde het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne te ondertekenen. ‘De situatie zag er niet zo positief uit’, vertelt Sytnikov op zijn werkplek, Stichting Open Dialoog, in hartje Warschau. ‘Om die reden besloot ik in het buitenland te gaan studeren. Polen is het dichtstbijzijnde land. Het is ook de enige plek in de Europese Unie die ik al kende. En laat ik eerlijk zijn: het is ook aanzienlijk goedkoper dan West-Europa.’ Na zijn aankomst in Polen voelde hij zich eindelijk vrij. ‘Ik kon diep ademhalen.’ Voelt hij dezelfde vrijheid nu de rechtse partij PiS aan de macht is? ‘In 2015 veranderde niet alleen de regering, maar ook de houding tegenover migratie, dus ook de houding tegenover Oekraïners’, geeft Sytnikov toe. ‘Hieervoor werd de immigratie aangemoedigd, maar nu wordt het eerder geproblematiseerd.’
Het internet staat vol met mythes over Oekraïners die banen van Polen stelen en wapens naar de EU smokkelen. De houding van Polen tegenover hun oostelijke buren is vergelijkbaar met die van Nederlanders tegenover Polen. ‘We worden vaak gezien als goedkope arbeidskrachten die alles verdragen. Ook respectloos gedrag. Maar uiteindelijk komen mensen naar Polen voor een eerlijk loon, voor werk dat in Oekraïne schaars en onzeker is.’
Sytnikov werd onlangs zelf uitgescholden in een bar mleczny (goedkoop snelbedieningsrestaurant, typisch voor Polen, red.). ‘Ik was met een Oekraïense vriendin aan het eten. Toen een oudere man ons Oekraïens hoorde praten, begon hij te schreeuwen en ons te beledigen in alle talen die hij kende: Pools, Russisch en zelfs Engels. We filmden het en deden aangifte bij de politie. Zoiets kan je gewoon niet tolereren.’ De vele Oekraïners die Sytnikov kent proberen zulke voorvallen meestal snel te vergeten. ‘Maar je moet echt reageren. Zulk gedrag is gewoon een misdaad.’
Over geschiedenis praat ik niet
Anti-Oekraïens sentimenten bestaan in Polen al decennia. Sommige politici blijven olie op het vuur gooien door historische kwesties naar boven te halen. Zoals Włodziemierz Osadczy, een historicus uit Lviv (een stad in het uiterste westen van Oekraïne, tot 1939 was de stad Pools, red.) en een kandidaat voor het Europees Parlement. Hij brengt de Wolynië-kwestie, de etnische zuiveringen van Polen door Oekraïense nationalisten tijdens de Tweede Wereldoorlog, steeds opnieuw ter sprake. Deze gebeurtenis wordt regelmatig misbruikt om verdeeldheid te zaaien. Het thema dook ook op vóór de Europese Verkiezingen. Trollen die de Poolse, rechtse en eurosceptische coalitie Konfederacja ondersteunen, plaatsten anti-Oekraïense berichten op Facebook en Twitter, onthulde het Londense Institute for Strategic Dialogue. Vier van de tien meest populaire hashtags verwezen naar de bloederige geschiedenis van Wolynië. ‘In dit verhaal valt een eenzijdige presentatie van gebeurtenissen zonder bredere context op. De bedoeling is om mensen te overtuigen dat de Oekraïners van vandaag vijanden van de Polen zijn, omdat hun voorouders Polen hebben gedood’, schrijft Anna Mierzyńska op oko.press, een Poolse website voor fact checking en onderzoeksjournalistiek.
‘Maar vele Oekraïners die naar Polen komen weten niet eens wat hen wordt verweten’, vertelt Igor Isajew. Hij is journalist en activist en woont nu tien jaar in Polen. ‘Ze identificeren zich niet met de leider van de nationalistische beweging Stepan Bandera (een zeer controversiële Oekraïense vrijheidsstrijder, die in de Tweede Wereldoorlog collaboreerde met de nazi’s, red.) en de gebeurtenissen in Wolynië. Het was trouwens een regionaal conflict.’
Yevhenia Sarhina, studente Internationale Betrekkingen uit Kiev, neemt deze historische beschuldigingen niet persoonlijk. ‘Ik heb het gevoel dat ze vooral van laagopgeleide mensen komen die politici klakkeloos napraten.’ Zelf mijdt ze de thema’s geschiedenis en politiek als de pest. ‘Ik wil niet beledigd worden of beledigen. Het is een veilige keuze.’ Ze vindt wel dat Polen en Oekraïne de geschiedenis achter zich moeten laten. ‘Elkaar verwijten blijven maken leidt toch nergens naartoe. Je kunt je als natie wel verontschuldigen en spijt hebben, maar je moet toch verder, een nieuwe relatie opbouwen. Dat betekent natuurlijk niet dat je alles moet vergeten.’ Maar hoe kan je dat doen als je er niet over praat?
Daarom vindt de Oekraïense historicus en journalist Roman Kabaczij de dialoog tussen Oekraïne en Polen cruciaal. ‘We moeten communiceren. Zeker in de huidige context van de verslechterende politieke en diplomatieke betrekkingen tussen beide landen.’ Hij oppert tijdens het festival WrocLOVEUkraina een reeks gesprekken, telkens tussen een Pool en een Oekraïner. De opzet is simpel: samen zitten en praten, ondanks de politieke geschillen en verdeeldheid.
Ondanks deze events rondom Oekraïne en de Poolse nieuwsgierigheid naar het buurland is de ‘hejt’ (het verspreiden van haat, vooral online) tegen Oekraïners pijnlijk zichtbaar. ‘Maar laat ik eerlijk zijn: haatzaaien tegen migranten kom je in elk land tegen’, zegt Sarhina. ‘Polen vormt hier helaas geen uitzondering op.’ In het etnisch homogene Polen wordt weerzin tegen migranten ook nog versterkt door de anti-immigratie retoriek van de regerende partij. De deuren voor vluchtelingen staan potdicht. Vluchtelingen vanuit Oekraïne zijn wel welkom: volgens een enquête stemt 56 procent van de Polen in met de komst van Oekraïners uit Donbass, waar sinds 2014 een oorlog woedt. Maar in het algemeen zijn Polen niet zo positief ingesteld tegenover Oekraïners: hun houding is de laatste twee jaar zelfs verslechterd en heeft het niveau van tien jaar geleden bereikt, meldde het Publieke Opiniepeilingscentrum vorig jaar. Zo heeft 40 procent van de respondenten geen behoefte om met Oekraïners op te trekken. Uit een andere peiling van Havas Media Group bleek daarentegen dat 52 procent van de duizend respondenten wel positief staat tegenover Oekraïense werknemers in Polen. Uit ditzelfde onderzoek blijkt tegelijk dat 38 procent van de respondenten van mening is dat er te veel Oekraïners in Polen werken, en 65 procent bekritiseert een vijandige houding van Polen tegen Oekraïense werknemers.
‘Oekraïners hebben doorgaans positieve ervaringen met Polen gehad’, vertelt historicus Kabaczij. Sarhina, die gefascineerd is door de Poolse taal en cultuur, bevestigt dat. Sytnikov is optimistisch, ondanks de recente agressie en anti-Oekraïense hejt. ‘Polen blijft een ontwikkeld en democratisch land. Je ziet duidelijk dat het een Europees land is: er heerst hier orde, in tegenstelling tot Oekraïne. Daar moet nog van alles gebeuren voor het een vergelijkbaar land kan worden: van het aanpakken van corruptie tot het aanleggen van wegen. Laten we hopen dat de nieuwe Oekraïense president de nodige verandering op gang kan brengen.’
‘Een land is voor de burger, niet andersom’
Het vooruitzicht op een beter leven brengt Oekraïners naar Polen en Polen naar Nederland. Volgens de Socialistische Partij (SP) leidt ‘deze ongecontroleerde toestroom van arbeidsmigranten tot overlast, verdringing en uitbuiting’. Zien Oekraïners de ‘leegloop’ in hun land ook zo?
Sytnikov beschouwt arbeidsmigratie als iets positiefs: ‘Het is een soort win-win situatie voor Polen en Oekraïne. Oekraïners betalen in Polen sociale premies, de studenten betalen voor het onderwijs. Als we niet met zovelen waren dan zouden sommige hogescholen hun deuren moeten sluiten. Arbeidsmigranten blijven trouwens meestal maar tijdelijk in Polen: met het verdiende geld kunnen ze in Oekraïne investeren, bijvoorbeeld door een huis te kopen.’
Natalia*, die inmiddels vier jaar in Polen woont, vindt dat migratie een privézaak is. Politici zouden zich hiermee niet moeten bemoeien. ‘Ze leven in een totaal andere wereld dan wij. Je hebt toch maar één leven, één familie. Dan is het logisch dat je er ook het beste van wil maken. Daarom sturen ouders hun kinderen naar het buitenland. Zodat ze zich daar kunnen ontwikkelen en een betere start krijgen.’ Natalia is voort van mening dat een land er voor zijn burgers moet zijn, in plaats van andersom. ‘Als politici en bedrijven geen betere werk- en leefomstandigheden kunnen creëren, dan is het ook logisch dat mensen vertrekken.’ Daar komt nog bij dat ‘Oekraïne zich onvoldoende kan ontwikkelen omdat er simpelweg te veel gestolen wordt’, geeft Sytnikov aan.
Natalia is niet van plan om terug te keren naar Oekraïne, hoewel ze gelooft dat de situatie zal verbeteren. Ze heeft een Poolse partner en liet ook haar ouders naar Polen overkomen, om hen te laten zien dat ze ook een betere toekomst kunnen krijgen. ‘Voor de oudere generatie die nooit had gereisd is het een grotere uitdaging dan voor jonge mensen die mobieler zijn. Daarom heb ik werk voor mijn ouders gevonden in een kleinere stad. Daar voelen ze zich meer thuis. Bovendien wilde ik hen niet afhankelijk van mij maken.’
Sytnikov blijft voorlopig ook in Polen. ‘Op zich maakt het voor mij niet zo uit waar ik woon, zolang ik mij er maar thuis voel. En dat is in Warschau het geval.’
Zwarte activisten die de ideologie van het afrocentrisme aanhangen eigenen zich het Oude Egypte cultureel toe. Farao Toetanchamon en koningin Cleopatra zouden in werkelijkheid zwart zijn geweest. Helaas voor de activisten is dat niet het geval.
Er was onlangs ophef in de Franse media. Zwarte activisten wilden in april een tentoonstelling over Toetanchamon in Parijs verbieden, omdat de Egyptische farao daar als licht getint persoon werd voorgesteld, terwijl hij volgens de activisten zwart zou zijn. Het witwassen van Toetanchamon was volgens de activisten een vorm van racisme.
Deze ophef staat niet op zichzelf. Vorig jaar publiceerde magazine One World een artikel van Aicha Hamdi, waarin ze beweerde dat er goede argumenten waren voor de bewering dat de Egyptische koningin Cleopatra zwart was en dat Noord-Afrikanen die die stelling belachelijk vonden bewust bezig waren ‘met het uitwissen van de zwartheid van het Oude Egypte’.
De Franse activisten van kleur en Aicha Hamdi zijn aanhangers van het zogenoemde afrocentrisme: de ideologie dat de menselijke beschaving in Afrika begon, Egypte een zwarte beschaving was en dat Europa alles aan Afrika te danken heeft. Hoe zit het eigenlijk met het Oude Egypte? Was dit een zwarte beschaving? Welke andere oude beschavingen kende Afrika nog meer? En wat voor ideologie is het afrocentrisme eigenlijk precies? Historicus Ewout Klei legt het uit in dit essay voor de Kanttekening.
Dertig eeuwen
Cleopatra was in werkelijkheid helemaal niet zwart. Ze was ook niet van Noord-Afrikaanse origine, maar Grieks-Macedonisch. Ze was van de dynastie van de Ptolemeeërs die, na de onverwachte dood van Alexander de Grote in Babylon, de macht in Egypte hadden gegrepen. De Ptolemeeërs waren dus een allochtoon vorstenhuis, hoewel ze hun best deden zich heel Egyptisch voor te doen. Omdat na Cleopatra de Romeinen de macht grepen in Egypte wordt Cleopatra gezien als de laatste koningin van de oude en machtige Egyptische beschaving. Niet helemaal terecht, maar wel begrijpelijk.
De Egyptische beschaving heeft zo’n drieduizend jaar bestaan, dertig eeuwen, en was een van de oudste beschavingen uit de wereldgeschiedenis. De Egyptenaren hadden hun eigen schrift, het hiërogliefenschrift, bouwden reusachtige piramides, begroeven hun koningen met pracht en praal en hielden een ingewikkeld systeem bij om de landbouweconomie in goede banen te leiden.
Maar waren de Oude Egyptenaren zwart? Helaas voor de activisten is dat niet het geval. Wetenschappers zijn er nog niet helemaal over uit, maar uit bloed- en DNA-onderzoek blijkt dat de Oude Egyptenaren verwant zijn aan andere Noord-Afrikaanse volkeren. Belangrijker dan ras is echter de cultuur. Egypte hoorde, omdat het land aan de Middellandse Zee lag en een tijdlang ook over Palestina, Libanon en delen van Syrië heerste, tot de cultuur van het Midden-Oosten. De belangrijkste tegenstanders van Egypte, de Hettieten, de Assyriërs, de Babyloniërs en de Perzen, hadden hier ook hun rijken.
Zwarte koninkrijken
Was er dan helemaal geen contact met zwarte volkeren? Die contacten waren er wel degelijk. De Egyptenaren voeren met hun schepen over de Rode Zee naar het land Punt, waar ze hun goud vandaan haalden. Waar Punt precies lag is onbekend, maar historici vermoeden ergens in de buurt van Eritrea, Djibouti en Somalië.
Direct ten zuiden van Egypte lag een gebied dat de Oude Egyptenaren Nubië noemden. Tegenwoordig is dit het zuiden van Egypte en het noorden van Soedan. De Nubiërs hadden een zwarte huidskleur. De Egyptenaren haalden uit Nubië slaven maar ook huurlingen. Tijdens het Nieuwe Rijk (1550-1070 voor Christus) was Nubië een Egyptische kolonie. Na de val van het Nieuwe Rijk stichtten de Nubiërs het koninkrijk Kush. Ze bouwden hun eigen piramides en heersten zelfs een tijdje over Egypte, als de vijfentwintigste dynastie. Pas in 350 na Christus ging Kush ten onder, na een inval van het zuidelijker gelegen koninkrijk Aksum.
Aksum is de voorloper van Ethiopië. Dit koninkrijk is vooral bekend omdat hier volgens de legende de Ark van het Verbond verborgen zou zijn (volgens Indiana Jones and the Raiders of the Lost Ark lag de ark trouwens in de Egyptische stad Tanis). Ook onder moslims is Aksum bekend, daar enkele metgezellen van Mohammed in het christelijke koninkrijk asiel kregen toen ze voor de machthebbers in Mekka waren gevlucht. De Ethiopiërs van Aksum hadden een hoog ontwikkelde beschaving, mede dankzij hun internationale handelscontacten. Ze hadden ook hun eigen alfabet. Rond het jaar 1000 ging Aksum plotseling ten onder, wellicht als gevolg van de intensieve landbouw.
Afrocentrisme en Wakanda
Er is voor zwarte activisten dus genoeg oude zwarte geschiedenis om trots op te zijn. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het islamitische rijk Mali en het machtige koninkrijk Zimbabwe. Waarom dan toch die poging van sommige auteurs om het Oude Egypte toe te eigenen? Misschien heeft dit met existentiële onzekerheid te maken, de vraag naar wie je bent. De verleiding om je eigen verleden via mythes te construeren is dan heel groot.
Onder de aanhangers van het Black Power-idee is het afrocentrisme populair, de ideologie die de eigen geschiedenis van Afrika centraal stelt en deze mythologiseert. Een film waarin deze ideologie heel duidelijk naar voren komt is Black Panther, die begin 2018 in de bioscopen draaide en een groot commercieel succes was. Deze superheldenfilm gaat over het fictieve, Afrikaans koninkrijk Wakanda dat hypermodern is, maar vanwege het racisme in de wereld een isolationistische koers vaart. Egypte heeft natuurlijk echt bestaan, maar functioneert in het afrocentrisme als een soort Wakanda.
Dat Afrika nu niet meer het centrum van de wereld is, is volgens afrocentristen de schuld van het witte Europa (en, in mindere mate, de Arabieren). Dat Europa Afrika voorbij streefde kwam echter niet door de Trans-Atlantische slavenhandel, maar omdat de Oude Grieken hun kennis van het zwarte Egypte zouden hebben ‘gestolen’. De Griekse filosoof Aristoteles zou zijn filosofie niet zelf hebben bedacht, maar zijn ideeën kwamen allemaal uit de beroemde bibliotheek van Alexandrië. De westerse beschaving zou dus eigenlijk van Afrikaanse oorsprong zijn.
Deze bewering is gemakkelijk te ontkrachten, omdat de bibliotheek in de derde eeuw voor Christus gebouwd is door de Griekse Ptolemeeërs, die in Egypte aan de macht kwamen. En dat was na het overlijden Aristoteles, die leefde en stierf in de vierde eeuw voor Christus. Bovendien gaat de complottheorie dat de Oude Grieken hun kennis hebben ‘gestolen’ in tegen een basisidee in de wetenschap, namelijk dat je kennis deelt met elkaar en op deze manier de kennis over de wereld vergroot. Uiteraard moeten mensen wel de credits krijgen voor hun onderzoek, maar dat is een andere discussie. Nieuwe ideeën voor jezelf houden of voor je eigen beschaving vloekt met waar de wetenschap voor staat. Overigens, het isolationistische Wakanda van Black Panther deelde zijn kennis ook niet, waardoor de rest van Afrika niet van de zegeningen van deze hoogontwikkelde beschaving kon profiteren.
Belangrijk is ook dat de wetenschap niet stilstaat maar zich steeds verder ontwikkelt. Ook al zou Aristoteles zijn kennis ‘gestolen’ hebben, westerse filosofie en westerse wetenschap stopte uiteraard niet met Aristoteles. Sterker nog, de Wetenschappelijke Revolutie van de Zeventiende Eeuw betekende in veel opzichten een breuk met het gedachtegoed van Aristoteles. Echte doorbraken in de wetenschap ontstonden namelijk toen wetenschappers gingen werken via de empirische methode en zich niets aantrokken van wat Aristoteles hierover had gezegd.
Terug naar de zwarte activisten: hun strijd tegen racisme verdient alle steun, maar alle pseudowetenschappelijke complottheorieën verdienen het om te worden doorgeprikt. Uiteindelijk helpen zulke legendarische verhalen je zelfbeeld helemaal niet, want je klampt je dan vast aan een leugen.
Over pre-koloniaal Afrika valt nog een heleboel te onderzoeken en te lezen. Maar doe het dan wel goed. Het Oude Egypte was niet zwart en Wakanda bestaat niet, maar de koninkrijken Kush, Aksum, Mali en Zimbabwe hebben wel bestaan en daar zouden we best meer aandacht aan kunnen besteden. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de Harlem Renaissance, een periode van ongekende culturele bloei, begin jaren twintig, in de zwarte wijk Harlem in New York. In de geschiedenis kun je genoeg verhalen vinden waarin je je kunt herkennen als etnische of religieuze groep. Het verzinnen van mythes is helemaal nergens voor nodig.
Waar een kerkgebouw herkenbaar is aan zijn grote klok, is dat bij de minaret van een moskee ongebruikelijk. Maar de Leidse moskee Imam Malik heeft er nu een: een wereldwijde primeur.
Hoewel de klok onderdeel was van het oorspronkelijke ontwerp van de moskee, werd deze in 2011 opgeleverd zonder klok. Pas vorige maand waren de financiën rond om het uurwerk aan te kunnen brengen.
Een minaret is de toren naast de moskee van waaruit oorspronkelijk de oproep tot het gebed wordt gedaan. Tegenwoordig stuurt de Imam Malik-moskee de oproep gewoon via whatsapp. De klok heeft geen religieuze betekenis: maar het is een mooi gezicht en puur bedoeld als service aan de buurt, zegt een woordvoerder van de moskee.
YouTube heeft zijn huisregels drastisch aangescherpt. Het platform zegt vanaf nu video’s te verwijderen die extreemrechtse standpunten uitdragen. Wie op YouTube ‘discriminatie, segregatie of uitsluiting op basis van ras, geslacht of seksualiteit’ bepleit, die zal worden berispt.
Ook filmpjes waarin de Holocaust en andere ‘goed gedocumenteerde en gewelddadige gebeurtenissen’ worden ontkend, kunnen rekenen op onmiddellijke verwijdering. Tevens wil YouTube YouTube-kanalen verwijderen die continue langs de grenzen van de regels opereren, ook als ze deze niet daadwerkelijk overschrijden. YouTube laat weten nu al duizenden accounts te verwijderen.
Het techbedrijf lijkt daarmee te luisteren naar de kritiek van afgelopen jaren: YouTube zou rechts-radicalisme niet alleen toestaan, maar zelfs aanmoedigen. Zo onthulden de Volkskrant en de Correspondent in februari nog dat de algoritmes van YouTube mensen automatisch naar rechts-radicale video’s leiden – zelfs wanneer je er niet naar op zoek bent.
Begin dit jaar liet Facebook al weten strenger op te zullen treden tegen extreemrechtse uitingen. White supremacy, white nationalism en white separatism zijn nu op Facebook en dochterbedrijf Instagram uitdrukkelijk verboden.
Volgens advocaat Alper Cinar worden haatmisdrijven tegen moskeeën mogelijk niet zwaarder bestraft, omdat rechters het discriminatoire motief vaak niet meenemen in hun uitspraak.
Brandstichting, ingegooide ruiten, het deponeren van varkenskoppen, bekladding met discriminerende leuzen: sinds de moord op Theo van Gogh in 2004 is agressie tegen moskeeën ‘een structureel gegeven geworden, met elk jaar zo’n twintig, vijfentwintig incidenten.’ Dat stelt Ineke van der Valk, onderzoeker aan de Universiteit Leiden en samensteller van de in mei uitgekomen bundel Mikpunt moskee. Hierin staan ook een bijdrage die geschreven is door advocaat Alper Cinar en jurist Noehad Aseban. Zij schrijven in hun artikel dat in strafzaken rond geweldpleging tegen moskeeën het ‘discriminatoire motief’ te weinig wordt benoemd door het OM. Dit heeft tot gevolg dat de rechter deze omstandigheid niet meeweegt in de strafmaat. Hoewel het duidelijk zou zijn dat plegers van agressie tegen moskeeën handelden vanuit een discriminatoir motief, worden zij daarvoor niet zwaarder gestraft.
Discriminatoir motief
Cinar en Aseban deden onderzoek naar alle online gepubliceerde gerechtelijke uitspraken over geweldpleging tegen moskeeën, de afgelopen twintig jaar. Het waren in totaal 27 gevallen, waarvan het overgrote deel over brandstichting gaat. Slechts in een derde van deze gevallen motiveerde de rechter in het vonnis expliciet dat er sprake was van een discriminatoir motief, zo schrijven ze, terwijl in álle zaken wel degelijk het discriminatoir motief duidelijk aanwezig zou zijn. De Kanttekening vroeg Cinar hoe hij dit weet. ‘Dit komt helder naar voren uit de rechterlijke uiteenzettingen van de motieven van de verdachten’, vertelt hij. ‘Maar in twee derde van de gevallen verbindt de rechter daar dus geen conclusie aan.’
Cinar pleit daarom voor meer bewustwording binnen het OM. De Officier van Justitie zou het discriminatoire motief meer aan de orde moeten stellen in strafzaken tegen moskee-belagers, zodat de rechter dit kan behandelen en mee kan laten wegen in de straf. Cinar stelt tevens dat ook de LOVS-richtlijn voor rechters veranderd moet worden: daarin moet een aanwijzing komen dat er bij discriminatoire motieven strafverzwaring optreedt. Maar het OM houdt zichzelf al niet eens aan zijn eigen richtlijnen, zo blijkt uit Cinars onderzoek. Kunnen we een verhoging van straffen voor discriminatie dan niet beter vastleggen in harde wetgeving? Cinar gelooft van niet: ‘Het is wettelijk al mogelijk om bij discriminatoire motieven hogere straffen uit te delen. Het aanpassen van de LOVS-richtlijn kan ervoor zorgen dat rechters zich meer bewust worden van dit aspect. En dit kan snel en gemakkelijk: je hebt er geen Kamermeerderheid voor nodig.’
‘Het is de taak van de rechter en het Openbaar Ministerie om dit uit te leggen aan het publiek’
Het is overigens onduidelijk hoeveel lichter de straffen zijn uitgevallen voor moskee-belagers die handelden vanuit discriminatoir oogpunt, maar wiens discriminatoire motief desondanks niet aan de orde is gekomen in de strafzaak. ‘Er spelen veel aspecten mee in de bepaling van de strafmaat’, stelt Cinar, waardoor hij aan de hand van enkel de gerechtelijke uitspraken niet kan zeggen tot hoeveel strafverzwaring het discriminatoire motief zou leiden. Maar hij benadrukt dat het hem ook gaat om transparantie over de vraag of moskee-belagers discriminatoir handelen: ‘Mocht er geen discriminatoir aspect meespelen, dan willen we weten waarom het niet zo is. Het is de taak van de rechter en het OM om dit uit te leggen aan het publiek.’
Reacties OM en Raad voor de Rechtspraak
De Kanttekening stelde het OM de vraag of het de bevindingen van Alper Cinar uit de bundel Mikpunt Moskee deelt. Vindt het OM zelf ook dat het discriminatoire motief van geweld tegen moskeeën niet consequent naar voren wordt gebracht? Tevens waren we benieuwd hoe het OM dit in de toekomst gaat aanpakken. De woordvoerder van het OM geeft echter een ontwijkend antwoord. ‘Het is voor ons nu niet duidelijk om welke zaken het in het boek precies gaat – eigenlijk zou daarvoor dossieronderzoek nodig zijn, dan kan ook het requisitoir (de aanklacht door het OM, red.) worden meegenomen.’ Ook benoemt het OM dat in Alper Cinars onderzoek strafzaken worden besproken die teruggaan tot 1999. ‘In die periode is er veel veranderd in de aanpak van discriminatiezaken door politie en OM.’ En over de aanpak van het OM: ‘Elke zaak wordt op zijn merites beoordeeld, het is mede afhankelijk van de context of er sprake is van een discriminatoir aspect.’
De Kanttekening vroeg ook de Raad voor de Rechtspraak om een reactie op het onderzoek van Alper Cinar, maar de woordvoerder van deze raad geeft aan ‘niet op detailniveau’ in te kunnen gaan ‘op concrete gevallen’. Toch zegt zij: ‘In zijn algemeenheid kunnen we wel zeggen dat de rechter een discriminatoir oogmerk – wanneer dat is komen vast te staan – als strafverzwarende omstandigheid zal meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.’ De Raad noemt ook dat een discriminatoir oogmerk bij agressiedelicten op dit moment geen wettelijke strafverzwaringsgrond is: ‘Dat betekent dat de Officier van Justitie deze strafverzwarende omstandigheid niet ten laste hoeft te leggen en de rechter deze in dergelijke zaken ook niet bewezen hoeft te verklaren. De rechter kan een discriminatoir oogmerk wel als omstandigheid meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.’ De Raad voor de Rechtspraak verklaart verder dat de LOVS-richtlijnen voor de rechter ‘een vertrekpunt van denken’ vormen, maar: ‘de rechter is daaraan niet gebonden.’ De LOVS-richtlijnen zijn slechts ‘oriëntatiepunten’ en ‘niet uitputtend’. In de jurisprudentie zijn voorbeelden waaruit blijkt dat de rechter het discriminatoir oogmerk wel expliciet meeweegt bij het bepalen van de straf, stelt de Raad.
Ten slotte vroegen we de Raad van de Rechtspraak hoe hij ertegenover zou staan als rechters het discriminatoire aspect uit eigen beweging expliciet zouden behandelen, dus ook als een discriminatoir motief in een zitting niet eerst naar voren is gebracht door de Officier van Justitie. De woordvoerder meldt daarover: ‘De strafmotivering en het nog beter en begrijpelijker opschrijven van de factoren die van invloed zijn op de straf hebben de aandacht van de Rechtspraak.’ Verder zegt de Raad voor de Rechtspraak met belangstelling een onderzoek te volgen dat minister van Justitie Ferdinand Grapperhaus vorige zomer aankondigde, waarin de mogelijkheid wordt bestudeerd om het discriminatoir motief als een wettelijke strafverzwaringsgrond in de wet op te nemen. ‘Mocht dit leiden tot een wetswijziging, dan zal de Raad op dat moment zijn advies hierover aan de minister geven.’
Het valt niet onder het curriculum, en ook niet onder het mentoraat, maar toch vind ik het mijn taak: leerlingen – en soms ook ouders – bijsturen waar nodig. Ik zou niet zo goed weten waar dat stopt, die bemoeienissen. Het gaat van appjes tot telefoontjes tot gesprekjes buiten lestijd. Het gaat vanzelf, het is niet gepland, het is geen onderdeel van de taakomschrijving van een docent: maar waar ik het noodzakelijk acht grijp ik in. En ook al ben ik hun mentor niet, dat wil nog niet zeggen dat ik me buiten het klaslokaal niet met de kinderen bemoei.
Glenn zit in 3 vmbo. Hij is in een jaar tijd al zo’n drie keer verhuisd en woont bij zijn vader in Amsterdam-West. Nederlandse vader, Ghanese moeder. Glenn is behoorlijk uit de kluiten gewassen, hij steekt een kop boven iedereen uit. Hij zit nog niet zo lang op school en ik weet niet hoe hij het voor elkaar krijgt, maar iedereen kent hem. Als-ie over de gang loopt hoor je voortdurend: ‘Hé, Glenn’. Hij is niet helemaal van onbesproken gedrag. Zo heeft hij al een keer ruzie gemaakt buiten op het plein voor de school en hij weet de leraren soms flink op de kast te krijgen.
Donderdagochtend kwam de conciërge naar me toe. ‘Ken jij Glenn? Zit in de derde klas, grote jongen.’ Ik knikte bevestigend. Bleek dat Glenn die ochtend te laat was en nogal uit zijn slof geschoten was tegen mijn collega’s bij de balie. Veel heisa om wat Glenn benoemde als ‘een seconde te laat’.
Vervelend voor mijn collega’s bij de balie. Maar ook vervelend voor Glenn. Voor je het weet staat hij te boek als ‘lastige leerling’. En hij is geen heilige, maar hij is wel een puber en daar hoort onbedoeld onhandig gedrag bij. Zonde als dat zijn naam op school verpest.
Toen later die dag de klas van Glenn aantrad voor hun les Nederlands, nam ik hem even apart. Vragend keek hij me aan. ‘Wat is er juf?’ ‘Ik snap er echt helemaal niks van’, zei ik. ‘Jij die verbaal zo goed bent, en altijd voor rede vatbaar, hoor ik net van de conciërge dat jij onbeschoft was tegen mijn collega’s bij de balie. Maar Glenn, al ben je één seconde te laat, jíj bent te laat, zij doen hun taak dus het is nogal onredelijk om ze dan uit te gaan schelden.’ Hij leek onbewogen maar hij knikte wel. ‘En ik snap het niet, want het is helemaal niks voor jou.’ Hoe dit op te lossen? Min of meer gezamenlijk kwamen we tot de conclusie dat hij zijn excuses zou kunnen aanbieden. Wat hij inderdaad ook deed later. Opgetogen kwam mijn collega het me vertellen: ‘Die jongen is ons zo meegevallen, hij heeft ingezien dat hij fout zat en hij heeft ons zijn excuses aangeboden. Top!’ Een win-winsituatie.
Bij Wesley liep het iets anders. Ik heb zijn hele familie in de klas gehad, en weet dus goed wat voor vlees ik in de kuip heb. Het was net ouderavond geweest en ik had van zijn mentor gehoord hoe het eraan toe gegaan was. Vader was flink van wal gestoken. ‘Hij kan niks, hij wil niks, hij moet een leider zijn, hij moet de beste zijn.’ En dat was hij volgens vader allemaal niet. De mentor was nogal overbluft door de litanie aan klachten van vader en had verdere kritiek op Wesley maar achterwege gelaten. Wat moet je nog als een vader op zo’n manier alle gras voor je voeten wegmaait?
Na de ouderavond kwam Wesley naar me toe. ‘Juf, zou u mijn vader willen bellen en met hem praten?’ Om hem duidelijk te maken dat Wesley er gewoon goed voorstaat en heus wel wat kan en dat hij wel degelijk zijn best doet. Ik ben niet de mentor van Wesley, maar natuurlijk ga ik zijn vader bellen. Buiten wat puberstreken doet Wesley niets wat niet door de beugel kan en het is goed als vader dat van me hoort.
Niks mis met een curriculum en wij als docenten doen hard ons best om de leerlingen klaar te stomen voor het eindexamen, daarbuiten ligt ook een taak voor de docent. Een goeie docent is een bemoeial, maar wel eentje die het goed bedoelt.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.