13.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 773

In Andalusië: ‘Het is als een trip in een tijdmachine’

1
Is Europa gebouwd op joods-christelijke waarden? In Zuid-Spanje deed in ieder geval de islam ook een duit in het zakje. Onze verslaggever Freek de Swart doet verslag vanuit Malaga.

Veel Nederlanders zullen bij het woord Andalusië in eerste instantie denken aan flamenco, stierenvechten en de Costa del Sol. Maar de cultuur van deze zuidelijke Spaanse regio behelst veel meer dan deze stereotiepe dooddoeners. Zo kent het gebied een rijke Moorse geschiedenis die duurde van grofweg 711 tot 1492. De sporen van deze islamitische beschaving zijn nog steeds terug te vinden in de eeuwenoude gebouwen en de gebruiken van de Andalusische bevolking.

Beschaafde mensen
Een beschaafd persoon begint de ochtend met een flinke plens water achter de oren. Dat was vijftienhonderd jaar geleden zo en nu nog steeds. In Malaga kan dat nergens beter dan in Hamam Al Andalus. Vooraf wil manager Mabel Palacios niet te veel kwijt over wat er achter de houten deur voor haar afspeelt. De hamam is volgens haar vooral iets dat je moet beleven. Dat blijkt bij het betreden van het badhuis niet gelogen. Zelfs de meest fantasieloze persoon waant zich hier direct in een sprookje van duizend en één nacht. Het hoofdbad achter de witte gordijnen ligt besloten in een binnenplaats met prachtige oosterse arcades en onder een houten koepel met sierlijk kronkelende ornamenten en Arabische teksten. De gedecoreerde donkerhouten trap naar de eerste verdieping is net als de rest van de ruimtes verlicht met kaarsen en verrijkt met de geur van jasmijn. Hier aangekomen wacht er verse muntthee, een loungeroom met schaakbord of nog meer kleinere baden. Wegdoezelend in het stoombad onder mystieke Andalusische klanken zou men haast vergeten dat er nog zoiets als een buitenwereld bestaat. Wanneer even later een vrouw in een zomers jurkje vertelt dat de masseur staat te wachten weet je het haast zeker: dit moet de hemel wel zijn.

Na afloop vertelt Palacios dat het bedrijf twintig jaar geleden startte met een hamam in Granada. ‘Het is begonnen als een hommage aan het Arabische verleden en de gebruiken in Andalusië’, vertelt ze. Ook het badhuis in Malaga is voor het grootste leeuwendeel ontworpen en gemaakt door plaatselijke Andalusische vakmensen. Als voorbeeld verwijst ze naar de vloer bij de receptie die gemaakt is van Granadiaans keramiek. Mede daardoor duurde het bouwproject maar liefst elf jaar voordat het badhuis in 2015 voor het eerst de deuren kon openen. Volgens Palacios verschillen de Andalusische hamams met die in de rest van de wereld doordat de regio al een eigen badcultuur had voor de Moorse invasie. ‘De Arabieren kwamen in Andalusië in aanraking met Romeinse aquaducten, warmwaterbronnen en rioolsystemen. Die werden door hen uitgebreid en verbeterd, wat heeft gezorgd voor een unieke mix van culturen en technieken.’ De plek was volgens de manager vroeger een belangrijke ontmoetingsplaats om te socializen, nieuwe ideeën uit te wisselen en om zaken te doen. Ook daarin probeert de hamam het verleden te eren. Zo houdt het badhuis ieder jaar in augustus een schaaktoernooi in de baden, net zoals dat vroeger gebeurde. Ook worden er in augustus excursies naar de bergen georganiseerd om de hemellichamen te bekijken. ‘De sterren waren erg belangrijk voor de Arabieren om te weten waar ze waren tijdens hun reizen van het ene land naar het andere.’

Ook de hedendaagse hamam bezoeker komt uit verschillende landen. Palacios schat in dat zo’n vijfitg procent van de gasten van buiten komt. ‘Stranden en musea heb je overal, dit is uniek en typisch Andalusisch. Het is als een trip in een tijdmachine.’ Vooral veel Engelsen, Duitsers, Nederlanders en Fransen weten de weg naar het ontspanningsoord te vinden. Uit de Arabische wereld ontvangt Palacios vooral mensen uit de Verenigde Arabische Emiraten, zij het in mindere mate en alleen mannen. Een aantal plaatselijke moslima’s heeft wel de hamam een paar keer in zijn geheel afgehuurd, wat ook tot de mogelijkheden behoort.

Ondanks het traditionele uiterlijk staat de tijd overigens niet stil bij de hamam. Zo worden de baden zoveel mogelijk ecologisch verwarmd via zestien waterputten die elk zo’n honderdtwintig meter diep zijn. Op de vraag of de manager de Andalusische cultuur in één krachtige zin kan samenvatten moet ze lang nadenken. Dat komt volgens haar vooral door het feit dat deze cultuur binnen de regio zelf al per dorp behoorlijk kan verschillen. ‘Voor mij begon Andalusië met de Feneciërs, gevolgd door Romeinen, moslims en daarna de katholieken. Heel veel verschillende mensen dus. Andalusië is hierdoor een schitterende plek geworden voor iedereen.’

Foto: Paolo Trabattoni

Bouwen en slopen
Na al deze ontspanning is het tijd voor een flinke wandeltrip richting de Gibralfaro-berg. De ruim honderddertig meter hoge heuvel ligt middenin het centrum van Malaga en is het terrein van het kasteel Alcazaba. Het complex staat algemeen bekend als één van de best geconserveerde Moorse citadels ter wereld en is historisch gezien, samen met de kathedraal van Cordoba, één van de belangrijkste islamitische gebouwen in Spanje. Ook hier blijkt dat de geschiedenis toch vooral een huis is dat in constante staat van bouw, renovatie, sloop en wederopbouw verkeert. Het kasteel is gerealiseerd tussen 1057 en 1063 in opdracht van Berberse koning Badis Ibn Habus (1038-1073). Al spreken sommige bronnen ook over 756 en emir Abd al-Rahman I (731-788). Wel is zeker dat bij de constructie bouwstenen zijn gebruikt van zowel een naastgelegen Romeins theater als een vervallen Fenicische vuurtoren. Twee eeuwen later werd Alcazaba veroverd door de Nasriden die het complex maakten tot wat het nu is met kenmerkende Nasridische baden, binnentuinen en weelderige ornamenten. Ook latere dynastieën lieten in meer of mindere mate hun sporen na in het historische bouwwerk. Dat alles zorgt voor een indrukwekkend kasteel met talloze heimelijke gangetjes, hoffelijke binnenplaatsen en hoge uitkijktorens over de stad. Nadat de Reconquista was voltooid werd het Moorse erfgoed op de berg lange tijd verwaarloosd. Daar kwam in 1933 een eind aan en sindsdien wordt Alcazaba continu gerenoveerd. Ook Het Romeinse amfitheater is inmiddels in ere hersteld en wordt zo nu en dan zelfs weer gebruikt als podium. Daarmee is het één van de weinige plekken op aarde waar Moors en Rooms historisch erfgoed zo dicht bij elkaar zijn te bewonderen.

De Nederlandse toeristen Marlou van Grinsven en Ans van Welt genieten volop van hun bezoek aan de berg. ‘Ik vind het zonde om alleen op het strand te zitten, hier leer je nog wat van’, zegt Van Grinsven. Beiden wisten vooraf weinig over het Moorse verleden van Andalusië. ‘Dat ze hier zijn binnengekomen en weer zijn vertrokken, dat had ik een beetje meegekregen, maar meer niet’, vertelt Van Welt.

De dames hebben geluk want op de berg staat namelijk nog een ander Moors kasteel met de naam Gibralfaro. De verdedigingsvesting werd in 1340 gebouwd op orders van koning Yusuf I (1318-1354) en moest de Alcazaba beschermen tegen het naderende onheil van de Reconquista. Al spreken sommige bronnen ook over 929 en kalief Abd ar-Rahman III (889-961) als stichter en onheilspellende piraten als belangrijkste motief. Wel staat vast dat ten tijden van Yusuf I het kasteel bekend stond als de best beveiligde fortificatie in Iberia. Dat zorgde dan ook voor de langste belegering tijdens de Reconquista. Yusuf I bleek overigens onbewust een vooruitziende blik te hebben. De belegering van de Gibralfaro-berg in de zomer van 1487 staat namelijk bekend als het eerste conflict waarbij beide partijen beschikten over vuurwapens. Uiteindelijk zorgde een hongersnood binnen de muren van Gibralfaro ervoor dat koning Ferdinand van Aragon II (1452-1516) drie maanden later het kasteel in handen kreeg. Hij maakte van de Gibralfaro-berg direct zijn residentie en sindsdien staat de heuvel met zijn kastelen op het wapenschild van Malaga.

Foto: Dominique Sanchez

Half millennium
Waar de meeste Moorse gebouwen simpelweg werden overgenomen of verbouwd moesten veel moskeeën het ontgelden in het hernieuwde christelijke Iberia. Zo staat de oudste kerk van Malaga op de plek van een verwoeste moskee, net als de kathedraal van de stad. Na een periode van 781 jaar duurde het dan ook bijna een half millennium voordat het eerste nieuwe islamitisch gebedshuis werd geopend en een nieuwe imam werd aangesteld in Spanje. Die eer viel te beurt aan sjeik Allal Ahmed Bachar, imam van de Abdulaziz-moskee in Marbella. Zesendertig jaar later leidt hij nog steeds het gebed in deze moskee. De eerste dag als imam in de zuidelijke Spaanse stad herinnert Bachar zich nog goed als een dag van geluk en liefde. ‘Het voelde belangrijk, omdat de islam hier ruim negenhonderd jaar geschiedenis heeft.’ De man was eerder imam in een Brusselse moskee die ook werd gefinancierd door het Saoedische koningshuis. Ondanks dat het gebedshuis wordt gefinancierd met deze oliedollars volgt Bachar naar eigen zeggen de malikitische stroming van de islam en niet het Saoedische wahabisme. ‘Ik heb koning Salman kunnen overtuigen dat deze vorm historisch gezien beter bij Andalusië past’, verklaart de imam daarover.

Professor Islamic studies Jorgen Nielsen schrijft echter in Yearbook of Muslims in Europe, volume 5 dat er in 1981 nauwelijks een islamitische gemeenschap was in Marbella. De moskee met ruimte voor zo’n vierhonderd personen zou dan ook vooral gebouwd zijn voor de enorme entourages van de Saoedische royals in Marbella. De badplaats is en was een geliefd vakantieoord van de jetset en dus ook van de familie Saoed. Deze liefde is vanwege het exorbitante koopgedrag van deze ‘nieuwe’ Moren overigens geheel wederzijds. Toen koning Fahd in 2005 overleed hield de stad drie dagen van officiële rouw.

Saoedische invloed of niet, de sfeer komt tijdens het middaggebed erg relaxed en open over. Een handvol mannen bidt in de ruimte terwijl een klein meisje de trap vlakbij het spreekgestoelte gebruikt als glijbaan. Ook filmen en fotograferen is geen probleem en wordt zelfs aangemoedigd. Volgens medewerker Moad is één van de aanwezige mannen in de ruimte zelfs een katholiek die het fijn vindt om mee te bidden met de moslims. ‘Zoals je ziet, dit is een huis van God en iedereen is hier welkom. De profeet Mohammed nodigde ook christenen en joden uit in de moskee.’ Een interview met de christelijke man blijkt helaas niet mogelijk, omdat dat gevoelig zou liggen binnen zijn persoonlijke omgeving.

Nadat het gebed is afgelopen en Bachar zijn djellaba heeft ingewisseld voor een maatpak is het tijd voor thee in de openbare bibliotheek van de moskee. Hier zijn niet alleen vertalingen te vinden van de Koran, maar ook informatie over onder meer Saoedi-Arabië, Israël en Andalusië. Op de toonbank staat prominent een foto van Bachar samen met paus Franciscus. Tijdens het gesprek laat de imam meermaals merken dat hij zich ongerust maakt over de toenemende intolerantie tussen moslims en andere gelovigen. ‘Mohammed, Jezus, Abraham, ze hebben allemaal dezelfde boodschap van liefde en vrede.’ Zelf probeert Bachar zo veel mogelijk het goede voorbeeld te geven. Zo maakte hij samen met de bisschop van Malaga publiekelijk een vuist tegen terrorisme. Dankzij deze aanpak is de moskee volgens de imam de afgelopen decennia een vertrouwd onderdeel geworden van de luxe buitenwijk waarin deze ligt. Als bewijs daarvan wijst Bachar naar de bloemen op tafel die geschonken zijn door buurtbewoners.

Of dat alles niet wat hypocriet is van een man die wordt ondersteund door een regime met een vrij vernietigend track record op het gebied van tolerantie? Bachar erkent dat de moslimwereld in zijn geheel meer mee kan doen in de vaart der volkeren. De staat van de oemma noemt hij dan ook ‘ronduit onwetend en arm’. Ook moslims in het Westen mogen van de imam een stapje extra zetten. ‘De Arabische gemeenschap in Europa is te weinig geïntegreerd binnen de cultuur van de landen waarin ze leven.’ Oorlogen in het Midden-Oosten en de opkomst van islamitisch geïnspireerd terrorisme worden volgens Bachar echter niet veroorzaakt door religie, maar door concurrentie van grote landen onderling. Ook megacorporaties spelen daarbij volgens hem een kwalijke zaak. ‘Ik bid elke dag tot God dat de multinationals hun gedachten over de wereld zullen veranderen.’ Een oplossing voor een betere wereld heeft de religieuze voorganger natuurlijk ook. ‘De samenleving heeft meer moskeeën, kerken en synagogen nodig. Het gaat erom dat de boodschap van vrede en liefde wordt verspreid.’

Vlog van Freek de Swart over zijn trip door Andalusië:

Rabbijn ziet veel overeenkomsten tussen joden en moslims

0
‘Joden en moslims hebben niet alleen veel overeenkomsten, maar ook veel gezamenlijke belangen’, betoogt Lody van de Kamp.

Rabbijn Lody van de Kamp (Enschede, 1948) verliet onlangs na meer dan twintig jaar lidmaatschap het CDA, omdat hij vindt dat de partij moslims uitsluit. Van de Kamp, schrijver van meerdere boeken en actief betrokken bij dialoogactiviteiten tussen joden en moslims, was op lokaal niveau actief voor het CDA. Hij zegt zich niet meer te kunnen vinden in het beleid van CDA-leider Sybrand Buma. De Kanttekening sprak hem.

Heeft het CDA een verkeerde afslag genomen?
‘Absoluut. De laatste tijd begrijp ik beter waarom de PVV geen leden heeft. Het is heel simpel, al die leden zitten gewoon bij andere politieke partijen. Waar Hans Janmaat destijds voor veroordeeld werd is nu gemeengoed in het taalgebruik van de Tweede Kamer en niet alleen binnen de PVV. Mijn teleurstelling is dat ik had gehoopt dat het CDA lering had getrokken uit het gedoogakkoord van 2010, maar dat is ijdele hoop gebleken. Het raakt mij enorm wanneer Buma generaliseert en uitsluitende termen gebruikt, maar ook omdat zo weinig mensen zich daartegen uitspreken binnen het CDA.’

Kreeg u bijval van CDA’ers?
‘Jawel, zowel van CDA’ers met als zonder migratieachtergrond, maar ik moet zeggen dat de steun heel zwak is gebleven.’

Het is toch best opvallend dat een rabbijn een politieke partij verlaat wegens standpunten over moslims.
‘Als er één gemeenschap is in Nederland die weet wat het betekent om aangesproken te worden in een generaliserende benadering, dan is het wel de joodse gemeenschap. Tijdens en voor de Tweede Wereldoorlog, dat is de generatie net voor mij, waren joden het slachtoffer van generalisering. Joden weten wat beperkt, gediscrimineerd en gestigmatiseerd worden is. Hoe sommige Nederlanders, vooral moslims, zich nu voelen is voor mij heel herkenbaar. Wanneer de samenleving een groep gaat uitsluiten en onderscheid gaat maken tussen de ene en de andere Nederlander, dan is er iets goed mis. De verbazing rond mijn besluit begrijp ik ook wel. Er heerst natuurlijk het beeld dat moslims en joden een soort natuurlijke vijanden zijn. Dat is heel absurd. Het conflict in het Midden-Oosten mag nooit een weerslag hebben op de normale intermenselijke verhoudingen hier in Nederland.’

U treedt vaak in dialoog met moslims. Ziet u vooral overeenkomsten of verschillen?
‘Joden en moslims hebben niet alleen veel overeenkomsten, maar ook veel gezamenlijke belangen. Denk maar aan ritueel slachten, onderwijs, grafrechten of het vestigen van gebedshuizen. Op heel veel punten zouden zowel joden als moslims baat hebben bij een betere en hechtere samenwerking. Natuurlijk zijn er ook verschillen. De joodse gemeenschap woont al veel langer in Nederland dan de moslimgemeenschap. Moslims van de derde generatie doen enorm hun best om hun plek te vinden in Nederland, maar krijgen voortdurend te maken met tegenslag en het verwijt dat de inzet niet goed genoeg is. Ook op dat punt kunnen we elkaar helpen. Het is helemaal niet utopisch om te denken dat joden en moslims samen kunnen komen. Het moet gebeuren en het gebeurt ook.’

Wat is het dominante beeld dat Nederlandse joden hebben van moslims?
‘Er is duidelijk een gebrek aan kennis en sprake van beeldvorming. Dat komt vooral omdat beide gemeenschappen heel geïsoleerd van elkaar leven. Als ze elkaar beter zouden leren kennen en meer contact met elkaar zouden hebben, zou er geen enkele reden zijn voor dit soort animositeit.’

We horen op het nieuws en lezen op social media vaak dat homo’s en vrouwen worden lastiggevallen door moslimjongeren. Ook joden zouden dit soort dingen meemaken. U woont in Amsterdam, heeft u dit soort dingen ooit meegemaakt?
‘Ik kom overal in Amsterdam en maak dat soort dingen niet mee. Het is echt wrong time, wrong place voor mensen die zulke nare dingen meemaken. Soms word je op straat wel nageroepen, maar wanneer je kijkt wie dat zijn, is het de ene keer een jonge moslim en de andere keer een blonde meneer met blauwe ogen. Dus daar een moslimprobleem van maken is niet terecht.’

Hoe groot is de angst onder joodse Nederlanders voor een aanslag op een joods doelwit door moslimextremisten?
‘Die angst is er wel, kijk maar hoe beveiligd het allemaal is in joods Nederland, bijvoorbeeld scholen, synagogen en joodse centra. Dat geeft aan de ene kant een veilig gevoel, maar aan de andere kant stimuleert het ook angstgevoelens. De aanslagen van de laatste jaren waren niet specifiek gericht op de joodse gemeenschap. Wel is het zo dat een joods object heel kwetsbaar is en blijft. Maar je moet altijd onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve angst. Dat laatste betekent dat je je wel onveilig kan voelen, maar of het echt onveilig is valt te betwisten.’

Mag je het leed uit de Tweede Wereldoorlog vergelijken met ander leed of is dat taboe?
‘In de joodse gemeenschap leeft sterk het idee dat de Holocaust zo uniek is dat niemand aanspraak kan maken op het idee dat een ander groep hetzelfde ooit nog kan meemaken. Als je kijkt naar het aantal slachtoffers en hoe systematisch joden zijn vermoord, dan klopt dat ook wel. In dat opzicht is het zeker uniek. Maar als instrument van discriminatie, uitsluiting en uiteindelijk genocide, is dat niet het geval. Persoonlijk heb ik geen moeite met vergelijkingen tussen het leed van Joden en andere volkeren, bijvoorbeeld wanneer wordt gesproken over de Armeense genocide. Want het gaat niet om wat ik er van vind, het gaat om wat mensen die het aan den lijve ondervinden en beleven er van vinden. Je kan toch niet claimen dat het ene leed erger is dan het andere? Daar moeten we ons niet mee bezighouden.’

U zei een tijdje geleden dat voor veel joden antisemitisme een soort hobby is geworden. Wat bedoelt u daarmee?
‘Dat heb ik gezegd en het heeft mij tot op de dag van vandaag achtervolgd. Ik geloof niet echt in dat opkomend antisemitisme. Antisemitisme hebben we altijd gehad en het zal ook altijd blijven bestaan. Daarbij moeten we ons op dat punt wel afvragen of het om antisemitisme gaat, in de zin van bijvoorbeeld dat joden nergens op straat veilig zijn, of om andere zaken zoals terrorisme. In Nederland heeft een jood alle vrijheden en burgerrechten en kan alles bereiken wat hij of zij maar wil. Een jood kan overal werken, studeren en wonen. Natuurlijk, wanneer ik als jood op het verkeerde moment op de verkeerde plek de verkeerde persoon tegenkom, dan is het raak, maar dat is niet iets wat alleen joden kunnen overkomen, hetzelfde geldt ook voor een moslim of atheïst. We moeten oppassen met het cultiveren van antisemitisme. Want dat is wel vaak het geval en het is ook logisch dat dat gebeurt, want de joodse gemeenschap heeft natuurlijk wel een geschiedenis van onderdrukking. De grootste slachtoffers van de mythe van het opkomend antisemitisme zijn de joden zelf. Voortdurend in die slachtofferrol blijven brengt je meer schade dan dat het je iets oplevert.’

Ik kan me goed voorstellen dat zulke uitspraken slecht vallen bij een deel van de joodse gemeenschap. Wat voor reacties krijgt u na zulke gevoelige uitspraken?
‘Dat kan soms heel heftig zijn, maar ik vind het mijn verantwoordelijkheid om zulke kanttekeningen te plaatsen. Als ik geloof dat ik mensen kan bereiken met de boodschap ‘denk er eens heel goed over na’, dan doe ik dat ook. Ik ben natuurlijk niet in dienst van een joodse gemeente als rabbijn, als ik zo’n functie zou hebben, zou dat wel heel lastig kunnen zijn. Die luxe heb ik sinds de jaren negentig en daar maak ik gebruik van.’

In een interview met Volzin in 2015 zei u dat het op seculiere wijze invullen van het jodendom een groot probleem is en dat seculiere joden terug moeten naar het religieuze jodendom. Waarom maakt u daar zo’n punt van?
‘Dat geldt niet alleen voor joden, maar ook voor moslims en christenen. Op het moment dat je religieus leeft, geef je een heel duidelijke invulling aan je religie. Een religieuze moslim probeert bijvoorbeeld vijf keer per dag te bidden, eet alleen halal en leeft volgens de regels van de islam. Als je dat allemaal niet doet, maar je noemt jezelf wel moslim, wat voor invulling geef je dan aan de islam? Dat heb je ook met joden. Als je als jood niet volgens de religieuze regels leeft, dan geef je een heel andere draai aan het jodendom, dat kan bijvoorbeeld een verbondenheid met Israël zijn of iets anders.’

Bent u bang dat het jodendom als religie steeds minder belangrijk wordt voor joden?
‘In Nederland lijkt dat misschien een minder urgent probleem, omdat de joodse gemeenschap natuurlijk vrij klein is. In totaal leven er rond de dertigduizend joden in Nederland, van wie verreweg het grootste deel geseculariseerd leeft. De traditioneel-religieuze gemeenschap is ver in de minderheid en bestaat uit niet meer dan enkele honderden gezinnen die meestal verbonden zijn aan grotere joodse gemeenschappen in het buitenland.’

Maakt het in het algemeen enig verschil of een jood seculier of religieus is, als we bijvoorbeeld kijken naar de band met Israël en loyaliteit aan de Israëlische staat?
‘Dat verschilt een beetje, omdat er verschillende manieren zijn in hoe je een band kan hebben met Israël. Dat kan een religieuze, emotionele of een familiare band zijn. Er is natuurlijk een organisatie als Een Ander Joods Geluid, die zich de vrijheid permitteert om heel kritisch te zijn op Israël. Dat is hun goed recht.’

Hoe staat u zelf tegenover Israël?
‘Ik acht mezelf heel erg verbonden met Israël, maar ik conformeer me niet aan het beeld van het seculiere karakter van de Israëlische staat.’

Vluchtelingen als wisselgeld

1

Wie de paragraaf ‘Menswaardig en effectief migratiebeleid’ in het regeerakkoord doorleest, zou de indruk kunnen krijgen dat de kop de lading dekt. Door de wereldwijd sterk toegenomen migratiedruk kunnen we immers niet meer op de oude voet doorgaan. Er komen eenvoudigweg veel te veel vluchtelingen naar Nederland. Dat zet volgens het nieuwe kabinet ‘de verhoudingen binnen de Nederlandse samenleving op scherp’. Al die vluchtelingen leiden tot grote verontrusting bij de bevolking en ondermijnen de sociale cohesie. Dat betekent dat we het VN-Vluchtelingenverdrag moeten aanpassen aan de moderne tijd en ons dienen te richten op ‘opvang in de eigen regio’, de mantra die de VVD, bij monde van Zijlstra, Rutte en Azmani, al jaren herhaalt. Daar, in Afrika en het Midden-Oosten, moet het Westen in een betere opvang investeren en de mensen ‘zelfredzaam’ maken door ze ter plekke toegang te geven tot arbeid en onderwijs. En voor degenen die ook daar niet veilig zijn, bestaat er een kansje dat ze naar Europa mogen komen, waarbij het jaarlijkse UNHCR-quotum van 500 naar 750 zou mogen stijgen. Tegelijkertijd worden (nog meer) afspraken met ‘veilige derde landen’ in die regio aangekondigd, bedoeld om migranten tegen te houden. Door al deze maatregelen, zo hoopt het nieuwe kabinet, zal de migratiedruk afnemen en de bereidheid in Nederland en Europa om iets voor vluchtelingen te doen weer toenemen.

Dit moge voor veel mensen heel redelijk en humanitair klinken, maar als je ook maar even aan de oppervlakte van deze tekst gaat krabben, dan ontstaat een heel ander beeld. Natuurlijk kan Europa, en Nederland, niet onbeperkt vluchtelingen en arbeidsmigranten opvangen, maar in hoeverre is het rampzalige scenario dat door de tekst heen schemert reëel? Zijn er momenteel ‘ongekend veel mensen in beweging’ in de wereld? En betekent dit dat Europa de muren nog hoger moet optrekken om niet overlopen te worden? Volgens de UNHCR zijn er momenteel zo’n 65 miljoen mensen gedwongen verplaatst, als gevolg van oorlogen en conflicten waarbij het Westen overigens een dikke vinger in de pap heeft. Verreweg de meesten daarvan bevinden zich in de ‘eigen regio’, zoals dat al decennia het geval is. Kijken we naar het aantal asielzoekers in Europa, dan blijken die aantallen eerder lager dan hoger dan in de jaren negentig en is de hoofdoorzaak van de plotselinge stijging in 2015 de gruwelijke burgeroorlog in Syrië en in delen van Irak. Samen met vluchtelingen uit Afghanistan en Eritrea zijn zij verantwoordelijk voor zo’n 70 procent van alle aanvragen sinds 2014. En kijken we naar Afrika, dan zien we dat het aantal mensen dat een asielaanvraag in de EU heeft ingediend al sinds 1992 tussen de 50.000 en 200.000 schommelt, jaarlijks dus 0,01 procent van de Afrikaanse bevolking en 0,03 procent van die van de EU. Het idee dat er een run op het Westen aan de gang is klopt eenvoudigweg niet. Zelfs van de Afrikanen die de gevaarlijke tocht door de Sahara ondernemen wil slechts één op de vijf naar Europa. De rest hoopt op werk in de olie-industrie van Libië, volgens het eerder dit jaar gepubliceerde rapport Turning the tide van de denktank Instituut Clingendael.

Bovendien maakt het sluiten van wat eufemistisch ‘migratieovereenkomsten’ wordt genoemd met autoritaire regimes in de Afrikaanse regio de situatie eerder slechter dan beter. Het uitbesteden en naar het zuiden toe opschuiven van de EU-grenscontrole leidt juist tot meer doden. De VN liet onlangs nog weten dat daardoor in de Sahara twee keer zoveel migranten verdrogen dan er in de Middellandse Zee verdrinken. Wat humanitair lijkt, is in werkelijkheid dodelijk. En in het Midden-Oosten houdt het vermeend ‘veilige derde land’ Turkije de grens intussen angstvallig gesloten en drijven duizenden Syriërs zelfs weer terug in de armen van een moordzuchtig regime, zoals Henk van Houtum en ik in ons boek Voorbij Fort Europa hebben laten zien.

Deze bedoelde en onbedoelde effecten van beleid worden gerechtvaardigd met de onbewezen stelling dat al die vluchtelingen onze sociale cohesie ondergraven en er geen draagvlak meer is. Maar waarom gebeurde dat dan niet in de jaren negentig, toen er zelfs meer kwamen, uit ruwweg dezelfde regio’s? En hoe komt het dat verreweg de meesten van deze ‘nieuwe’ Nederlanders, zeker cultureel, inmiddels geruisloos zijn opgegaan in de samenleving, zoals onderzoek van het SCP en de WRR laat zien?

In plaats van naar haar eigen denktanks te luisteren, lijkt het nieuwe kabinet liever mee te surfen op de populistische golven. Zoals de kersverse rector van het Netherlands Institute of Advanced Studies Jan-Willem Duyvendak in zijn deze week uitgekomen boek Thuis constateert, zijn het juist politici die ons aanpraten dat ‘we ons niet meer thuis voelen in ons land’. Zo wakkeren zij de gevoelens van angst en verlies van controle alleen maar verder aan. Het is opmerkelijk dat de ChristenUnie en D66, die als oppositiepartijen het vluchtelingenbeleid van het vorige kabinet sterk bekritiseerden, tijdens de formatie hun principes en inzichten als wisselgeld hebben ingezet. Want in de praktijk is met dit regeerakkoord een menswaardig en effectief migratiebeleid verder weg dan ooit.

Regeerakkoord is niet slecht voor multicultureel Nederland

0

De verwachtingen waren voorafgaand aan de bekendmaking van het regeerakkoord niet bepaald hoog gespannen. Bezien vanuit het perspectief van multicultureel Nederland viel er niet al te veel te verwachten. Een kabinet van VVD, CDA en ChristenUnie met D66 en zonder GroenLinks, dat leek immers weinig veelbelovend. Toch waren de eerste reacties na de presentatie van het regeerakkoord niet onverdeeld negatief. Ja, op sociaal-economisch vlak was er kritiek, maar niet zozeer op cultureel vlak. Wanneer we het over het beleid hebben waar met name multicultureel Nederland direct mee te maken zal krijgen zien we op veel punten vooral een voortzetting van het vorige kabinet (VVD-PvdA) met hier en daar andere accenten.

Een opvallend punt dat naar voren komt uit het regeerakkoord is het feit dat het kabinet gaat investeren in natievorming. In het akkoord valt te lezen dat de taal, de vlag, het volkslied, de herdenkingen en de Grondwet meer zijn dan symbolische relicten uit het verleden, namelijk tekenen van trots, vrijheden, rechten en plichten die horen bij Nederland en het Nederlanderschap. Het kabinet zet erop in om deze door te geven ‘aan elkaar en aan nieuwkomers’. Vooralsnog wordt niet duidelijk hoe dat zal geschieden, maar het leren van schoolkinderen over het Wilhelmus en het bezoeken van het Rijksmuseum en de Tweede Kamer door scholen is er in ieder geval onderdeel van.

Op het gebied van terrorismebestrijding en deradicalisering zien we vooral een voortzetting van het beleid van het voorgaande kabinet. Er wordt gekeken naar hoe haatpredikers en terugkeerders het best aangepakt kunnen worden. Het uitgangspunt van het nieuwe kabinet zal zijn om ervoor te zorgen dat middels nieuwe wetgeving terugkeerders zo lang mogelijk vastgezet kunnen worden, een maatregel die ook nadrukkelijk genomen wordt vanwege de potentiële veiligheidsdreiging die uitgaat van deze groep.

Een derde onderwerp waarvan er direct effecten uitgaan voor multicultureel Nederland is de aanpak van financiering uit het buitenland van politieke, maatschappelijke en religieuze organisaties. Het kabinet acht het onwenselijk dat beïnvloeding vanuit onvrije landen en organisaties plaatsvindt in de Nederlandse samenleving, via social media of door de financiering van organisaties, en wil dat gaan aanpakken door geldstromen transparanter te maken en, voor zover mogelijk, te beperken. Wat ook aangepakt gaat worden is haatzaaien. ‘Voor homohaat, antisemitisme, moslimhaat, eerwraak, genitale verminking, kinderhuwelijken, gedwongen huwelijken, haat zaaien en geweld tegen andersdenkenden en tegen minderheden’ is volgens het nieuwe kabinet geen plaats. Heel concreet wordt men in het regeerakkoord op dit punt overigens niet. Wat in dit verband wel een opvallend punt is, is het plan voor een verbod op anti-democratische partijen of groeperingen.

Een tot slot cruciaal punt uit het regeerakkoord dat direct betrekking heeft op multicultureel Nederland is de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt. Het kabinet zegt ‘niet te willen berusten’ in het feit dat jongeren met een niet-westerse achtergrond het lastiger hebben om aan een baan of stage te komen. Naast een harde aanpak van discriminatie wil het kabinet een voorbeeldrol gaan spelen met een actief diversiteits- en anti-discriminatie-beleid. In de woorden van het kabinet: ‘Een democratische samenleving kan alleen functioneren als vrijheden van de ander worden bedreigd, als iedereen meedoet en discriminatie wordt bestreden.’

De hier besproken punten zullen overwegend positief uitpakken voor multicultureel Nederland. Van het aanpakken van discriminatie, het promoten van diversiteit, het aanpakken van haatzaaien en het langer proberen vast te zetten van terugkerende jihadisten zullen immers positieve effecten uitgaan. Wat betreft de aanpak van de financiering van buitenlandse organisaties is dit wellicht niet direct het geval, maar op langere termijn kan het wel weer een positieve impact hebben op de beeldvorming over minderheden. De voorstellen die betrekking hebben op natievorming kunnen voordelig zijn voor de onderlinge sociale cohesie in de samenleving en daarmee de polarisatie direct tegengaan.

‘Just do it’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Pakistaanse Nederlander Umar Mirza (30).

Wat doe je?
‘Ik ben analist bij Shell. Daarnaast houd ik me bezig met verschillende freelance activiteiten, onder meer als presentator en schrijver. Zo schrijf ik stukken in kranten. In het verleden heb ik het schrijversplatform wijblijvenhier.nl helpen opzetten. Verder geef ik gastcolleges over journalistiek op een hbo-instelling.’

Waar wil je heen?
‘Ik heb zelden dingen uitgestippeld in mijn leven, ik heb gewoon gedaan wat op mijn pad kwam. Ik heb wel altijd geprobeerd om maatschappelijk betrokken te blijven. Zo zou het volgens mij ook moeten zijn. Ik heb niet zoiets van ‘daar wil ik over tien jaar zijn’. Er zijn op dit moment een paar projecten waar ik mee bezig ben. Ik ben bijvoorbeeld door een uitgeverij gevraagd een boek te schrijven. Ik weet ook niet of ik in Nederland blijf. Het zou zomaar kunnen dat ik voor een aantal jaren wegga.’

Heb je een kruiwagen?
‘Het is misschien heel cliché, maar alle mensen in mijn directe omgeving hebben wel invloed gehad op mijn leven. Ik ben vaak gepusht door mensen die écht om mij geven. Ik denk dat het ook belangrijk is om waarde daaraan te geven. Docenten, decanen en zelfs mijn directrice op mijn middelbare school. En natuurlijk mijn ouders, in het bijzonder mijn vader.’

Zijn er beren op de weg?
‘Dat was ik zelf. De vraag was steeds: moet ik dit risico nemen of niet? Iedereen doet het toch op deze manier? En niet te veel risico’s nemen. Ik denk dat het bij meerdere mensen met een niet-westerse achtergrond wel zo is. We laten ons te veel beïnvloeden door onze omgeving.’

Heb je tips?
‘Ten eerste, wees kritisch op jezelf. Ben je wel oprecht in wat je doet? Soms doen we dingen die we eigenlijk niet willen en andersom. We moeten vaker nadenken of we wel doen wat we willen en waarom we het doen. En dan kom ik bij mijn tweede tip: wees niet bang om terug te komen. Het kan zijn dat je een pad bent ingeslagen wat later een slechte keus blijkt, wees dan niet bang om terug te gaan naar het begin. We wachten te lang voordat we iets durven, we staan te lang stil. Just do it.’

Identiteitspolitiek leeft van narcistische zelfvieringen

0

Als we ons in politieke discussies organiseren op basis van gender en etniciteit, dan verwordt politiek tot een primitieve identiteitenstrijd. Een potje trefbal op de basisschool tussen de meisjes en de jongens, maar dan in de publieke ruimte tussen volwassenen. De Amerikanen noemen het culture wars. In zulke oorlogen is er geen ruimte voor patriottische en kritische burgers. Patriottisme veronderstelt namelijk een onbaatzuchtige inzet voor het gemeenschappelijk belang; kritisch burgerschap een bedaarde, onpartijdige oriëntatie op beleidsvraagstukken. Identiteitspolitiek heeft dus terecht een slechte naam. Maar hoe kunnen we haar overstijgen?

Gemeenschappelijkheid
Het meest voor de hand liggende antwoord is het benadrukken van onze gemeenschappelijkheid. Dat is ook de aanbeveling van de Amerikaans ideeënhistoricus Mark Lilla in zijn nieuwste boek The once and future liberal: after identity politics. Voor Lilla vat het symbool van de linkse ‘diversiteitspolitiek’, de regenboogvlag, het probleem samen. Het is ‘een uiteengespat spectrum zonder hart’. Dat hart moet Amerika terugvinden. Het had zo uit de mond kunnen komen van Wierd Duk die het in een recente radiodiscussie met Nourdin el-Ouali had over ‘diversiteit organiseren met een basis in gemeenschappelijkheid’. Nieuwe Nederlanders moeten ‘gewone’ Nederlanders worden.

In de Volkskrant legt Martin Sommer in een recensie van Lilla’s nieuwe boek de vinger op de zere plek: ‘Deze geest gaat moeilijk de fles weer in.’ Het is gemakkelijker om een bestaande gemeenschappelijkheid te conserveren dan om het te scheppen op het moment dat het ontbreekt. Veel Nederlandse buurten zijn al een gedesintegreerd mengelmoesje. De grootste voorstanders van het benadrukken van een gemeenschappelijke Nederlandse identiteit zijn het meest kritisch op rappe massa-immigratie uit verre culturen, maar de mosterd wordt erg laat opgediend.

Empathisch verbinden
Dan is er empathie. Als je weinig met iemand deelt, kun je die ander nog steeds empathisch benaderen. Het idee is dat je zo bruggen kunt slaan. Empathie voor een andere groep vereist natuurlijk wel kennis van die andere groep. Omdat het veel moeite en kunde vereist om andere culturen te doorgronden, laten we ons informeren door onderzoeksjournalisten en antropologen. Die duiken een voor de buitenwereld onbekende groep in en berichten vervolgens over de aangetroffen waarden, gebruiken en identiteiten. Dat heet etnografie.

Een voorbeeld van een antropoloog die veel gedaan heeft om het grotere publiek te informeren over een ongeliefde en ontoegankelijke groep is Martijn de Koning, die etnografisch onderzoek doet naar radicaliserende islamitische jongeren in Nederland. Maar zijn publieke engagement toont ook meteen de zwakte van de empathische benadering. Als je vanuit etnografisch onderzoek het publieke domein betreedt om de empathie voor een bepaalde groep te vergroten, verword je tot een soort advocaat. Zo eentje die altijd wijst op verzachtende omstandigheden en om meer begrip vraagt. De Koning verdedigt zijn onderzoeksobjecten trouwens niet alleen in interviews en online opiniestukken, maar zelfs letterlijk in de rechtszaal. Toen hij in 2015 als getuige-deskundige optrad in een rechtszaak tegen Nederlandse IS-strijders en ronselaars die hij jarenlang van dichtbij had onderzocht, beschreef hij die als slechts een ‘vriendengroepje’. De rechters oordeelden dat ze een ‘terroristische organisatie’ vormden. De expertise en goede bedoelingen van De Koning waren niet in het geding, maar empathie alleen leidt niet tot wijsheid of een objectief oordeelsvermogen.

Als een culturele groep meer weet over een andere, dan schept dat trouwens ook niet automatisch meer sympathie. Integendeel, het kan de vijandigheid juist vergroten als de andere groep veel naarder blijkt dan verwacht. Onwetendheid zorgt er ook voor dat we positiever zijn over groepen waar we veel negatiever over zouden zijn als we ze beter zouden kennen. Ik zal geen voorbeelden noemen.

Zelfoverstijging
Empathie is onvoldoende, omdat het op het identitaire niveau blijft hangen. Om identiteitspolitiek te overstijgen, moeten we onszelf boven de strijd der identiteiten uittillen – onszelf overstijgen. Identiteitspolitiek leeft van narcistische zelfvieringen. Via de zelfvieringen van prominenten met wie we ons identificeren of die bij ‘onze’ groep horen, vieren we onszelf. Als onze identiteit bevestigd wordt, voelt dat even lekker, maar het verkleint. Bij goed burgerschap hoort een weidse blik, een zekere afstandelijkheid tot het eigene.

Het klassieke model van de intellectuele zelfoverstijging is dat van Plato’s grotanalogie. De filosofen klimmen omhoog uit de grot van hun specifieke cultuur met haar mythen, bias en identiteiten. Ze scheppen afstand om vanuit een grotere distantie over maatschappelijke rechtvaardigheid en burgerschap na te denken. Het ware kritische, verheven denken is universaliserend, het ontstaat op het moment dat we minder met de eigen en andermans identiteit bezig zijn. Om Plato te parafraseren: fuck identiteit.

De politieke praktijk is geen filosofie, maar een verheven politieke praktijk is evenzeer afhankelijk van een distantie tot identitaire behoeften om tot objectieve analyses, gewogen politieke oordelen en visionair beleid te komen. Het probleem met verheven burgerschap is natuurlijk dat het een hoge aanspraak maakt op intellectuele vaardigheden en zelfdiscipline. Uiteindelijk zullen de mensen ‘in de grot’ de zwaarbevochten hogere objectiviteit vaak niet eens herkennen voor wat het is. Het is hopeloos. Ach, identiteitspolitiek hoort bij onze al te menselijke kleinheid.

Wie is de gewone Nederlander?

1
‘Wie voor mij de gewone Nederlander is? Degene die na een buitenlandse reis de auto weer voor de deur parkeert of landt op Schiphol en denkt ‘ik ben blij dat ik weer thuis ben’.’

‘We leven allemaal onder dezelfde hemel, maar we hebben niet allemaal dezelfde horizon’, zei Konrad Adenauer, de eerste bondskanselier van de Bondsrepubliek Duitsland. Als dat een feit is, is het dan überhaupt mogelijk een definitie van de gewone Nederlander te geven waar de meesten van ons het mee eens zijn?

Zijn SGP’ers gewone Nederlanders? En Friezen? Hoe zit het met burgemeesters en Tweede Kamerleden met twee paspoorten? Wat te denken van salafistische haatpredikers die de Nederlandse nationaliteit hebben bemachtigd? What about hier geboren en getogen hoogopgeleide Turken die loyaal zijn aan een geestelijke aan de andere kant van de wereld of de president van hun ‘vaderland’? En autochtonen die willen dat álle moslims het land uitgezet worden dan? Kan een ‘nieuwe’ Nederlander gewoner zijn dan een autochtone Nederlander?

Wie is de gewone Nederlander? Uw reporter stelde die vraag aan twintig Nederlanders uit onder meer de media en politiek.

Arthur van Amerongen

Foto: HP/De Tijd. Arthur van Amerongen (1959) is columnist (HP/De Tijd en de Volkskrant) en schrijver. Hij was verslaggever in het Midden-Oosten en Latijns-Amerika en werkte onder andere voor Vrij Nederland, Het Parool, De Groene Amsterdammer en VPRO.

‘Ik woon al een eeuwigheid niet meer in Nederland. Slechts twee keer per jaar bezoek ik het treurige moederland en dan vertoef ik in de regel in Nederhorst den Berg, een schattig Hollands dorpje onder de rook van Weesp. Overdag kan je een kanon afschieten in de Dorpsstraat en raak je hoogstens een blonde huisvrouw op een fiets of een bejaarde in een looprek. Blanke mannen zie je niet want die werken allemaal. Ik koop in de Albert Heijn soms een krantje, een koetjesreep en een roze koek. Nederhorst den Berg is culinair gezien inmiddels hoog opgestoten midden in de vaart der volkeren want in de Appie is een hele gang met oosterse producten. Hoofdzakelijk van het smakeloze en peperdure merk Conimex, maar toch. Het dorp is mijn Nederland van de vroege jaren zestig. De ene keer voelt het alsof ik in de baarmoeder ben teruggepropt en wentel ik mij vol weemoed, schmaltz en saudade door het warme vruchtwater. De andere keer walg ik en weet ik precies waarom ik op mijn zestiende voor altijd weg wilde uit dat vreselijke land, uit dat reservaat van pekelharingen, zoals Gerrit Komrij het noemde. Bon, Amsterdam kwam er even tussen, maar daar wil ik inmiddels ook niet meer dood noch levend gevonden worden. Nederhorst den Berg is het Nederland van de televisie, de grote shows met al die kaaskoppen die op Linda de Mol lijken. Ik lees net dat de publieke omroep en nota bene RTL-Unilever eisen dat er meer diversiteit op de treurbuis komt. Binnenkort zie je dus heel de avond qatkauwende Somalische pubers op tv want daar houden de vrouwen in Nederhorst den Berg van. En natuurlijk moet minimaal tachtig procent van de vrouwen op tv uit geboerkeerde Marokkaanse meisjes met dat stomme Goudse accent bestaan. En iedere avond moeten op de buis minimaal drieënzestig genders optreden. Mohammedanen zijn overigens gevrijwaard van de genderplicht, omdat hun Heer er maar twee geschapen heeft. Enfin, dat is mijn spagaat wat de echte Nederlander betreft: aan de ene kant de De Mol-achtigen en Koeman-oïden, aan de andere kant de diversiteit die door de roomblanke bobo’s vanuit hun ivoren torens in de maag van de kaaskop wordt gesplitst. Ik zeg het daarom nog één keer: vertrek nu het nog kan.’

Esther Voet

Foto: Claudia Kamergorodski. Esther Voet (1963) is hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Ze was directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël.

‘Bij de gewone Nederlander doemde bij mij in eerste instantie een achterhaald beeld op van stipt om zes uur aan tafel, een honden- óf kattenmens, aan de buis gekluisterd zitten tijdens Heel Holland bakt. Onzin natuurlijk. Mijn kapper van Marokkaanse komaf, manicure Elena uit Griekenland, de Turkse thuisbezorger bij wie ik vaste klant ben, ze zijn allemaal gewone Nederlanders. Wel is er één ding dat ons allemaal lijkt te verenigen: de edele kunst van het klagen. Over de regering, het voetbal, de werkgever, de buurt, de nieuwe auto van de buurman, de allochtoon, de ‘witte’ man, het weer. Want klagen móét. En dan verreweg het liefst zonder verantwoordelijkheid te nemen de situatie te veranderen, wat moeilijk zou zijn in geval van het weer, dat geef ik toe. Laten we wel zijn, de gewone Nederlander, hoe die er ook uitziet en waar hij of zij ook vandaan komt, heeft door de bank genomen helemaal niets te klagen. We leven in een prachtland. Ja, helemaal áf is het natuurlijk nooit, maar heb je een beetje gereisd, dan weet je dat het op weinig plekken in de wereld beter is. Ik heb er in ieder geval nog nooit één kunnen ontdekken. Wie voor mij de gewone Nederlander is? Degene die na een buitenlandse reis de auto weer voor de deur parkeert of landt op Schiphol en denkt ‘ik ben blij dat ik weer thuis ben’.’

Guilly Koster

Foto: Facebook. Guilly Koster (1955) is vlogger, presentator en programmamaker en werkte onder andere voor RTL, VPRO en MTNL.

‘Als je googlet op het woordje gewoon krijg je een rijtje van zevenenveertig puzzelwoorden, in oplopend aantal letters: plat, vaak, aards, daags, meest, sober, anders, banaal, domweg, gemeen, gewend, simpel, veelal, commuun, courant, dikwijls, meestal, normaal, ronduit, vulgair, algemeen, dagelijks, doorsnee, gangbaar, ordinair, triviaal, alledaags, doorgaand, doorgaans, eenvoudig, gemiddeld, gewoonlijk, habitueel, ordinairs, overigens, standaard, volstrekt, normaliter, regelmatig, gebruikelijk, middelmatig, onopvallend, eenvoudigweg, ongekunsteld, traditioneel, conventioneel, oudergewoonte. Als je doorzoekt kom je terecht in een wirwar van betekenissen van een gewoon lijkend woord. ‘Gewoon’ blijkt buitengewoon ingewikkeld te zijn. Want ook na al die puzzelwoorden blijft de vraag gewoon staan: wat is gewoon? Zeker als je het gewoon als bijvoeglijk naamwoord gaat gebruiken. Het geeft niet zo veel problemen als je het voor meetbare of zichtbare objecten gebruikt, zoals gewone cirkel of gewoon een meter. Ingewikkelder wordt het als je het op unieke ‘eenheden’ gaat toepassen, zoals mensen. Als ieder mens uniek is, is namelijk niemand gewoon. Van het woord gewoon mag dan ook rustig gesteld worden dat het geen gewoon woord is, maar een axioma. We hebben het erover zonder dat het een precies omschreven betekenis heeft. Je kan er dus gewoon een beetje mee rommelen. Als gewone mensen als u en ik daarmee aan de slag gaan, hoeft dat geen grote consequenties te hebben, want wij nemen onder gewone omstandigheden geen beslissingen die van belang zijn voor heel het land. Het wordt wel gewoon tricky als sluwe en doorgewinterde vossen als Buma dit soort termen gebruiken. Gewone Nederlander is een buitengewoon vage definitie. Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen!’

Tanya Hoogwerf

Foto: Leefbaar Rotterdam. Tanya Hoogwerf (1975) is gemeenteraadslid namens Leefbaar Rotterdam.

‘Dé Nederlander bestaat niet’ is een cliché dat aardig op waarheid berust. Hoe klein Nederland ook is, we krijgen het op die postzegel voor elkaar om uit te blinken in culturele verschillen. Denk aan 010 versus 020, Fries chauvinisme of de kinnesinne tussen onder of boven de rivieren. Toch hebben al die Nederlanders wel degelijk iets gemeenschappelijks: een groot saamhorigheidsgevoel als het gaat om het behoud van nationale tradities en gebruiken. We zijn altijd een open en tolerant land geweest. Door onze ligging en handelsgeest is de wereld onze achtertuin. Als er íémand niet bang is voor het ‘vreemde’, dan is het de Nederlander wel. We bevoeren wereldzeeën en slechtten binnenlandse grenzen met de ontzuiling. Deze mentaliteit bracht ons grote welvaart, respect voor het individu en een vrije, maar ook steeds complexere samenleving. Onze tradities, die onze identiteit definiëren en als anker dienen, zijn daarom misschien wel belangrijker dan ooit tevoren. Steeds meer Nederlanders zien echter dat onze tolerantie is doorgeschoten. Beter gezegd, dat de typische Nederlandse vrijheden onder het mom van tolerantie door onze elites worden verkwanseld. Ook onze tradities, het laatste houvast in de strijd om onze identiteit, gaan voor de bijl als zoenoffer aan beroepsgekwetsten. Dat maakt mensen boos. En nee, niet alleen de ‘boze blanke mannen’. Misschien bestaat dé Nederlander toch wel. Hij of zij wil een land waarin kinderen opgroeien met goed onderwijs, maar zonder opgelegde schuldgevoelens over kinderfeesten en historische helden. Een land waar de mores worden bepaald door de gemene deler in plaats van de uitzondering.’

Sunita Biharie

Foto: SP. Sunita Biharie (1980) is fractievoorzitter van SP Apeldoorn.

‘Wie is de gewone Nederlander? Ik heb geen idee. Sterker nog, de rechtse politici die hiermee populistisch rondstrooien hebben niet eens een eenduidig antwoord. Op naar het woordenboek dan maar. Nope, niets gevonden. Wel het woord Nederlander. ‘Iemand uit Nederland’, zo staat in de Van Dale. Nou, dat is summier, maar helder. Niets over dat je er geboren moet zijn, nee. Uit Nederland, dat volstaat. Nu het woord gewoon. Betekenissen die ik tegen kom zijn ‘gewend aan’ en ‘vertrouwd met’. Of je iets of iemand gewoon vindt zegt dus meer over de persoon die dit vindt dan over de persoon waarover dit gevonden wordt. De gewone Nederlander is dus de Nederlander aan wie jij gewend en met wie jij vertrouwd bent. Vet subjectief dus. De rechtse politici hebben het dus niet over mensen, maar over hun eigen standaarden. Standaarden die ze gebruiken voor eigen gewin. Als politici dus claimen dat ze voor de gewone Nederlander staan, vraag je dan af wat ze daarmee te winnen hebben. De gewone Nederlander bestaat niet. Of we zijn het allemaal. Er is altijd wel iemand die jou gewoon vindt, toch?’

Carel Brendel

Foto: Twitter. Carel Brendel (1949) is journalist (hij publiceert op zijn eigen website www.carelbrendel.nl) en werkte onder andere voor Het Parool, Vrij Nederland en het Algemeen Dagblad.

‘Dé gewone Nederlander bestaat natuurlijk niet. Maar laat ik toch een poging wagen. Tot de gewone Nederlanders reken ik alle inwoners van ons grondgebied die Nederland omarmen, het een prettig land vinden en proberen hier iets van hun leven te maken. Daarbij maakt het niet uit of iemands familie al vele generaties in Nederland woont of hier is aangekomen tijdens een recente migratiegolf. Wat mij betreft heeft de term dus niets te maken met ras of afkomst. Ik begrijp daarom ook niet waarom mensen zich eraan ergeren of het begrip zelfs als racistisch beschouwen. De oude gewone Nederlanders hebben ondanks de onvermijdelijke wrijvingen rond migratie de afgelopen decennia een grote bereidheid getoond nieuwe gewone Nederlanders op te nemen. Ze verwachten echter wel van de nieuwkomers dat ze de Nederlandse samenleving accepteren en bereid zijn zich aan te passen. Tot pakweg 1980 was aanpassing aan het nieuwe vaderland overal de norm bij migratie. In veel landen geldt dat nog steeds. Ik heb me altijd verbaasd waarom de Nederlandse overheid dit principe heeft losgelaten en daarmee allerlei spanningen in de samenleving heeft aangewakkerd. Het gevolg is dat een deel van de nieuwkomers niet probeert om gewone Nederlander te worden. Sommigen eisen zelfs dat Nederlanders zich aanpassen aan hun cultuur of religie. Dat zal uiteindelijk niet lukken. Want gewone Nederlanders, ongeacht ras of afkomst, prefereren de Nederlandse wetgeving boven de sharia en laten zich niet meeslepen door de uit de Verenigde Staten overgewaaide identiteitspolitiek.’

Mahesvari Autar

Foto: DesiYUP. Mahesvari Autar (1987) is freelance camerajournalist en oprichter van het multimediaplatform DesiYUP.

‘De gewone Nederlander? ‘Kom eens meissie’, zei de allerbeste gepensioneerde blanke fietsenmaker van Rotterdam-West tegen mij. Na schooltijd speelde ik buiten en elke dag kreeg ik van ‘beneden-opa’ Neerlandsch eenige echte muntdropje van Klene. Opa’s favoriete bezigheid was het repareren van tweedehands fietsen voor migranten. Als hij een dagje niets te repareren had en er was ook geen voetbal op televisie, dan stond hij buiten en hield hij alle spelende kinderen in de gaten. Soms werd hij kwaad, omdat een aantal migrantenkwajongens de straat onveilig probeerden te maken. Hij was dan niet meer zo vriendelijk of geduldig en veranderde in een gevreesde ‘Neder-Hulk’ die bulderde ‘weg uit mijn straat tuig!’ Soms disciplineerde hij deze jongens door ze een pak rammel te verkopen. Dat was zijn manier om wangedrag meteen af te leren. Hij geloofde niet in het bedekken van problemen met de mantel der blinde liefde. Hij hield van duiding en verstond de taal van het oplossen van problemen. Hij wakkerde de Rotterdamse no-nonsense attitude in mij aan. Hij zag me niet als de ‘ander’, zonder ook maar ooit mijn naam uit te spreken sloot hij zijn buurmeisje in zijn hart.’

Natascha van Weezel

Foto: Uitgeverij Balans. Natascha van Weezel (1986) is schrijver en filmmaker.

‘Ik heb geen idee hoe de gewone Nederlander eruit zou moeten zien. Eigenlijk zou ik dat wel eens aan Buma willen vragen. ‘Hé Sybrand, ben je een gewone Nederlander als je van kaas houdt? Ben je een gewone Nederlander als je wel eens schaatst in de winter? Ben je een gewone Nederlander als je de Nederlandse taal foutloos kunt spreken en schrijven?’ In dat geval kan ik zelf zeker als gewone Nederlander bestempeld worden. Aan de andere kant zijn mijn grootouders van moederskant niet in Nederland geboren, zie ik het niet zo zitten dat ‘de jeugd’ iedere ochtend het Wilhelmus moet gaan zingen en word ik voortdurend in het Engels aangesproken, omdat men maar niet lijkt te begrijpen dat ik ondanks mijn donkere haar en ogen toch echt een kaaskop ben. In ons land wonen mensen van meer dan honderdtachtig nationaliteiten. In het ene huishouden wordt roti gegeten, in het andere bloemkool. Maakt dat de roti-etende familie minder Nederlands en daardoor minder gewoon? Wie bepaalt dan wat gewoon is? En sinds wanneer is gewoon iets positiefs? Nu ik erover nadenk wil ik helemaal geen gewone Nederlander zijn. Volgens mij leid ik een veel leuker leven als ik in Buma’s ogen raar ben. Want gewoon zijn, dat is zo saai!’

Elvira Sweet

Foto: DWT Online. Elvira Sweet (1957) is Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand, lid van de Raad van Toezicht van onder meer de Boekmanstiching en voormalig PvdA-politicus (onder meer gemeenteraadslid in Amsterdam).

‘Ons land is de afgelopen decennia sterk veranderd in demografisch, sociaal-economisch en politiek opzicht. In Nederland is net zoals in andere Europese landen sprake van een instroom van mensen wier voorouders niet in Nederland zijn geboren. Onder invloed van kolonisatie, arbeidsmigratie, adoptie en vluchtelingenstromen is onze samenleving in cultureel opzicht gedifferentieerd en gesegmenteerd. Daarnaast is er naast grote verschillen op sociaal-economisch gebied ook een groot onderscheid tussen mensen die binnen en buiten de Randstad wonen. Een overheid die deze diversiteit niet erkent of negeert is naïef en toont een gebrek aan historisch besef en maatschappelijke realiteit. Het bevreemdt mij dat in een tijd waarin populisme floreert en grote groepen op zoek zijn naar nieuwe zekerheden, voor het gemak wordt gekozen om de zogenaamde gewone Nederlander op te voeren als de belangrijkste doelgroep van beleid. De gewone Nederlander is niet te definiëren en gewoon is een dynamisch begrip. Onder invloed van nieuwe visies en culturele tradities heeft de Nederlandse identiteit zich ontwikkeld in samenhang met de sociaal-culturele omgeving. Het gevaar bestaat dat deze term het nationalisme stimuleert en nog meer leidt tot het uitsluiten van diverse groepen. Ik verwacht van de overheid dat ze naast de zorgplicht voor onder meer gezondheidszorg en onderwijs, bescherming biedt aan álle burgers. Daarbij past een attitude van politici gericht op verschillen overbruggen en inclusiviteit bevorderen.’

Alptekin Akdogan

Foto: Facebook. Alptekin Akdogan (1981) is GeenPeil-activist.

‘De zoektocht naar de gewone Nederlander neemt obsessieve vormen aan. Journalisten, programmamakers en politici kunnen er geen genoeg van krijgen. Ook op social media worden er soms heftige discussies over gevoerd. Iedereen heeft een eigen definitie van de gewone Nederlander. Mijn definitie is: de gewone Nederlander is de persoon die zich in dezelfde filterbubbel begeeft als die van jou, de rest is ongewoon. Vergelijkbaar met de zuilen van vroeger, toen men alleen in de eigen zuil vertoefde en alles daarbuiten raar en vreemd was. Maar wat is dan voor mij een gewone Nederlander? De gewone Nederlander is voor open grenzen, maar wil de grenzen ook dicht hebben. De gewone Nederlander zegt patat, maar ook friet. De gewone Nederlander heet Jan, Sam of Ali en Corrie, Sterre of Fatima. De gewone Nederlander gelooft in God, maar is ook atheïst of alles wat daartussen zit. De gewone Nederlander vindt Zwarte Piet racistisch of juist niet. En zo kan ik lang doorgaan. We zijn allemaal gewoon in onze eigen bubbel en als je niet behoort tot die bubbel, dan ben je vreemd, dan ben je een ongewone Nederlander. Laten we alsjeblieft ophouden met de zoektocht naar de gewone Nederlander, want we zijn allemaal een gewone Nederlander. Of juist niet.’

Sahar Afzal

Foto: Facebook. Sahar Afzal (1997) is jongerenvertegenwoordiger namens Nederland bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

‘Het begrip gewone Nederlander draagt alleen maar bij aan groepsdenken, iets wat ik juist probeer tegen te gaan in mijn werk als jongerenvertegenwoordiger door de dialoog aan te gaan met verschillende jongeren. Ik sta wekelijks voor de klas en spreek jongeren door heel Nederland over de (inter)nationale politiek. Ik legde deze vraag voor aan jongeren: ‘Mijn moeder is alleenstaand en zit in de bijstand, is ze dan wel normaal volgens Rutte’? Eén van hen antwoordde: ‘Ik ben één jaar geleden gevlucht uit Syrië en wacht op mijn verblijfsvergunning, Rutte zal mij wel niet bedoelen met de gewone Nederlander.’ Het lijkt erop dat politici als Rutte geen idee hebben hoeveel impact groepsdenken heeft op mensen die zich daardoor ‘anders’ gaan voelen. Terecht zijn er zorgen over de kloof tussen diverse groepen, zoals mensen met verschillende culturele achtergronden, mensen in de Randstad en op het platteland en hoog- en laagopgeleiden. Rutte zou daarom moeten ophouden met retorische one-liners waar veel mensen zich niet in herkennen. Mijn oproep aan hem is dan ook: houd op met praten over de gewone Nederlander. Probeer mensen te verbinden door álle Nederlanders te omarmen en een premier voor álle Nederlanders te zijn.’

Ronny Naftaniel

Foto: Facebook. Ronny Naftaniel (1948) is vice-voorzitter van A Jewish Contribution to an Inclusive Europe. Hij was directeur van het Centrum Informatie en Documentatie Israël.

‘Ben ik de gewone of normale Nederlander voor wie volgens Mark Rutte het nieuwe regeerakkoord is bedoeld? Nou ja, ik woon in elk geval in Nederland, waar ruim zeventien miljoen Nederlanders wonen. Ik heb vier kinderen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek hebben ruim twee miljoen Nederlanders drie of meer kinderen. Ik woon in Amstelveen, dat bijna negentigduizend inwoners heeft. Dat maakt dat er in mijn woonplaats circa elfduizend echtparen rondlopen met drie of meer kinderen. Van hen is circa de helft man. Ik zit in de leeftijdscategorie van 65-69 jaar, net als vijf procent van alle andere Amstelveners. Dus zijn er slechts 275 Amstelveense mannen in de leeftijdsklasse van 65-69 die drie kinderen of meer hebben. Maar ik ben ook nog Joods. Daar zijn er nog maar weinig van, in Amstelveen vijf procent van de bevolking. Dus dat maakt het aantal ‘gelijken’ nog maar veertien. Ik was het bijna vergeten, maar ik ben ook lid van een politieke partij. Eén van de laatsten der Mohikanen, want slechts één op de vijftig Nederlanders is aangesloten bij een politieke partij. Dus heb ik zo berekend dat ik in Nederland de enige Joodse Amstelveense man ben, die lid is van een politieke partij, tussen de 65 en de 69 jaar oud is en meer dan drie kinderen heeft. Wow, ik ben dus uniek en geen gewone Nederlander. Dat regeerakkoord, waarover ellenlang is onderhandeld, is dus niet voor mij. Ik blijf dan ook lekker zes procent btw betalen voor al mijn boodschappen!’

Sahar Noor

Foto: YouTube. Sahar Noor (1984) is verbonden aan Kennisplatform Integratie & Samenleving als onderzoeker gespecialiseerd in islam, gender en emancipatie.

‘Ik ben een ongewone gewone Nederlander. Ik eet gewoon 48+ kaas op donker volkoren brood van de Bakker Bart. Ik fiets gewoon iedere ochtend naar het treinstation en maak praatjes over de grijze wolken boven mijn hoofd. Ik heb ongewoon zwart haar en bruine ogen. Ik hou gewoon van Oranje, maar zie liever geen ongewone zwart geschminkte Pieten. Voor het slapen gaan lees ik gewoon Jip en Janneke voor aan mijn kinderen. Ik maak me ongewoon veel zorgen over de toekomst van Nederland, om al de ongewone haat tegenover mensen vanwege hun idealen. Ik werk aan een gewoon Nederland waar iedereen mag zijn wie hij of zij wil zijn, gewoon of ongewoon. Want gewoon of ongewoon is slechts een gevoel. Wie bepaalt eigenlijk wat gewoon is? Soms ben ik gewoon, soms ben ik ongewoon. Het zou ook niet uit mogen maken. Of word ik nu te gewoon? Dan toch maar ongewoon? Gewoon.’

Eric Hendriks 

Foto: Peking University. Eric Hendriks (1985) is socioloog aan de Peking University, binnenkort stapt hij over naar de Rheinische Friedrich Wilhelms Universität Bonn.

‘Gewone Nederlanders leven het Nederlandse democratische regime, hebben dat regime geïnternaliseerd en ondersteunen het middels hun gewoontes en waarden. Dat is de klassiek Griekse definitie. De Grieken geloofden dat iedere maatschappij een eigen karakter oftewel regime (politeia) bezit, één die in de mensen leeft. Mensen maken de maatschappij en de maatschappij maken de mensen. Bij iedere soort maatschappij hoort daarom een bepaald menstype. Dat is waarom Socrates in Plato’s Republiek stelt dat er niet minder menstypes kunnen bestaan dan er regimes zijn: ‘Er moeten evenveel types mensen bestaan als er maatschappijen zijn. Of denk je soms dat regimes zomaar opkomen uit ‘eik of rots’ en niet uit het karakter van de burgers?’ Alle typische eigenschappen van de toonaangevende instituten en democratie van Nederland vind je terug in de eigenschappen van de gewone Nederlander. De gewone Nederlander is egalitair, schuldbewust, bescheiden, nuchter, zuinig, recht voor z’n raap, transparant, naïef, soms wat mat. Hoe duiden we die eigenschappen? De Grieken wisten al dat een kritische analyse van een bepaald regime altijd ook de burgers die het meest bij dat regime horen onder de loep legt. Tegelijkertijd moeten we ook kritisch naar de verschillende soorten ongewone Nederlanders kijken. Daaronder vallen recente immigranten uit landen met autoritaire, theocratische of tribale regimes. Hun waarden, ideeën en gewoontes conflicteren met democratisch Nederlands burgerschap. Die spanning kan leefbaar zijn als het om een klein aantal mensen gaat, maar het verdwijnt alleen als de nieuwkomers assimileren of als het regime zelf verschuift. Zowel mensen als regimes zijn continue in beweging, zij het langzaam. De vraag is in welke richting we ons willen bewegen.’

Jacqueline Makbouli

Foto: D66. Jacqueline Makbouli (1971) is fractievoorzitter van D66 Beverwijk. Ze werkte voor de politie in Amsterdam, onder andere als agent en projectmanager.

‘Een gewone Nederlander zijn betekent vooral niet excelleren, je hoofd onder het maaiveld houden en je mening slechts geven als die welgevallig is en leidt tot nog meer ja-knikken. Terug naar de vijftiger jaren, de trappenhal vergeven van de spruitjeslucht, één koekje bij de koffie en om half zes stipt aan tafel. De hel. Als ik één ding zeker weet is het wel dat ik mezelf niet associeer met een gewone Nederlander. Al was het maar omdat ik gezegend ben met een niet-gewone Nederlandse naam en dito grote bek. Ik lijk desondanks prima te functioneren in mijn leven. Ik heb mijn, voornamelijk Nederlandse vriendenkring eens gescand en kwam tot de conclusie dat ik bij niemand dacht ‘ja, BAM, dat is een gewone Nederlander!’ Met gewoon zijn geen innovatie, creativiteit, topsport, maar wel een keurige zesjes-cultuur. Gewoon zijn is vooral erg saai. Een snelle ronde langs vrienden en kennissen over het begrip de gewone Nederlander leverde op: opgetrokken wenkbrauwen, afkeuring en, oké, een trots, ingenomen doch smerig lachje van mijn vriend. Hij voegde daar nog zelfgenoegzaam aan toe ‘gewoon werken en je bek houden, dat is pas gewoon’.’

Jan Dijkgraaf 

Foto: Buttkicken. Jan Dijkgraaf (1962) is columnist (The Post Online en www.briefjevanjan.nl) en eigenaar van Buttkicken en The Post Offline. Hij was hoofdredacteur van onder meer Metro, HP/De Tijd en PowNed.

‘Waarom ik de gewone Nederlander ben… Ik heet Jan. Ik heb één vrouw. Ik heb twee kinderen. Ik werk voor mijn geld. Ik heb nog nooit een verzekering opgelicht. Ik behandel iedereen zoals ik zelf behandeld zou willen worden. Ik heb mijn kinderen zodanig opgevoed dat ze nooit op de PVV gaan stemmen, weet ik vrij zeker. Ik ben nu al negen zinnen met het woordje ‘ik’ begonnen en dat schuurt – ik ben Gordon niet. Ik ben opgegroeid met spreekwoorden en gezegden als ‘ledgheid is des duivels oorkussen’ en ‘van werken is nog nooit iemand doodgegaan’. Ik heb een bloedhekel aan mensen die problemen maken die er niet zijn. Van de als Black Panthers verklede beroepsactivisten die doen alsof Zwarte Piet het bewijs is van ‘wit’ racisme tot vrouwen die doen alsof elke Nederlandse man een verkrachter is, maar die wegkijken als kansenparels op scooters vrouwen voor ‘hoerrrrrr’ uitmaken, moslimmeisjes als tweederangsburgers worden grootgebracht of moeten trouwen met hun neef. Ben ik een gewone Nederlander? Ik ben dé gewone Nederlander. Iedereen moet achter de voordeur, binnen de grenzen van de wet, doen wat ie wil. Vrijheid, blijheid. Iedereen moet in het openbaar kunnen zeggen wat ie wil, hoezeer ik het er ook mee oneens ben of de teksten zelfs verderfelijk vind, er gaat níets boven de ultieme vrijheid van meningsuiting. Ik geef elke dag mijn mening op briefjevanjan.nl. Ik schrijf wat velen denken. Daarin ben ik dan weer geen gewone Nederlander; ík laat me door niemand de mond snoeren. Veel gewone Nederlanders wel. Laf? Murw gebeukt? In elk geval doodzonde!’

Saniye Calkin

Foto: Platform INS. Saniye Calkin (1976) is directeur van Platform INS.

‘Volgens het nieuwe regeerakkoord kan de normale, gewone Nederlander de toekomst vol vertrouwen tegemoet zien. Mijn vraag is: aan welke voorwaarden moet je voldoen om tot deze groep te behoren? Ik ben moeder, echtgenote, hier geboren en getogen, hoogopgeleid, bestuurder en directeur van een platform dat streeft naar verbinding in de samenleving. Het gebruik van het label normale of gewone Nederlanders staat die verbinding ernstig in de weg. Het is een term die mensen uitsluit en polariseert. Wijlen burgemeester Eberhard van der Laan verwoordde het zo mooi in zijn afscheidsbrief. ‘Zorg goed voor onze stad en voor elkaar’, schreef hij. Laten we de boodschap die Van der Laan zijn stadsgenoten meegaf al onze landgenoten meegeven. Laten we iedereen oproepen goed voor ons land en elkaar te zorgen, ongeacht waar wij of onze ouders vandaan komen, ons geloof of onze overtuigingen. Dat is de beste manier om mensen de kunst van het samenleven te leren en álle inwoners van dit land de toekomst met vertrouwen tegemoet te laten zien.’

Ewout Klei

Foto: Jalta. Ewout Klei (1981) is freelance journalist en redacteur van Jalta.

‘De gewone Nederlander is een sociale constructie van het CDA. Een Nederlander is iemand met een Nederlands paspoort. Je bent geen betere Nederlander als je autochtoon bent of CDA-stemmer. Niettemin bestaat er wel zoiets als een gedeelde identiteit. En daarvoor is de Nederlandse geschiedenis belangrijk. Vrijheid en democratie zijn meer dan alleen abstracte waarden, maar moeten ook ingebed zijn in de geschiedenis, in een verhaal. Ofschoon Buma en de zijnen de Nederlandse identiteit ten onrechte koppelen aan het zingen van het Wilhelmus en de ‘joods-christelijke cultuur’, een kwalijke fictie die een belediging is voor de joodse gemeenschap in ons land, is het CDA-pleidooi voor meer aandacht voor de geschiedenis helemaal niet verkeerd. Als je samen een verhaal deelt voel je je ook meer verbonden met elkaar. Natuurlijk moet er ook aandacht zijn voor de zwarte bladzijden van dit verhaal, zoals de slavenhandel en de politionele acties, maar daar moet niet de exclusieve focus op liggen. Nederland is het land waar grote denkers als Spinoza en Bayle, helaas niet in alle vrijheid, maar wel in relatieve vrijheid, hun vernieuwende ideeën konden publiceren. Nederland is het land waar we voor de Franse Revolutie al experimenteerden met democratie. Laten we ophouden met navelstaren en kijken naar wat ons van elkaar scheidt, maar het hebben over onze gezamenlijke geschiedenis.’

Rajae el-Mouhandiz

Foto: Facebook. Rajae el-Mouhandiz (1979) is artiest.

‘De gewone Nederlander is een persoon die in Nederland woont, studeert, werkt of achter de geraniums zit. Wetten en de Grondwet leggen de spelregels uit zodat we allemaal weten wat onze rechten en plichten zijn. Gewoon betekent in het huidig politieke klimaat echter iets ongewoons; de kliek rondom Rutte III gebruikt semantiek op een dubbelzinnige manier om duidelijk te maken wie gewoon of ongewoon is. De keuze van het kabinet laat zien dat gewoon homogeen en conservatief betekent. Het gewoon van dit kabinet sluit uit op basis van gender, etniciteit en religie. Een woord als kwaliteit is minstens zo ergerlijk als gewoon, omdat het indirect aangeeft dat inclusie gebaseerd is op een perceptie van een homogeen ‘superieur’ verleden, niet op realisme waarin het besef is doordrongen van een koloniaal verleden. Het besef van een migratieverleden, een glazen plafond dat doorbroken is, een multicultureel heden en dus een toekomst waarin de emancipatie, inclusie, invloed en representatie van vrouwen en minderheidsgroepen vanzelfsprekend zouden moeten zijn. Het Wilhelmus in de hoofden van kindjes stampen, propaganda en dwang wakkeren geen gevoel van loyaliteit aan. Giftige achterkamerpolitiek heeft het Wilders-effect op liberale gewonerds als gevolg met zich mee gebracht, waarbij het gewoon is om venijnig te doen en het Nederland van nu te ontkennen. Bij hoge uitzondering wordt afgeweken van ‘gewoon’, dan mogen een paar vrouwen meedoen, al worden ze door hun collega’s en een gulzige Twitter-mob neergesabeld indien ze afwijken van een gedateerde homogene identiteit en de politieke voorkeuren van de gewone gewonerds.’

Erik de Vlieger

Foto: Facebook. Erik de Vlieger (1959) is entrepreneur.

‘De gewone Nederlander lijkt het meest op een gewone Nederlander, de ongewone Nederlander lijkt veelal op een ongewone Nederlander. Wat het verschil is tussen deze twee? Eerlijk? Ik heb geen idee. Hoort een dubbel paspoort bij de gewone of ongewone Nederlander? Ook dat weet ik niet. Of iemand met een baan, is dat gewoon of ongewoon? Journalisten, sporters, wetenschappers, mensen met een uitkering, langdurig zieken en ambtenaren dan? Nou, zegt u het maar, gewoon of ongewoon? U voelt al waar ik op uitkom, nietwaar? Niemand weet eigenlijk wie de gewone Nederlander is. Vandaar dat ik altijd zo pissig word op politici die de term gewone Nederlander in de groep gooien. Het is een term ter misbruik om gekozen te worden. Ongewoon hè?’

Was vroeger echt alles beter?

0
Zo nu en dan refereren politici aan een nostalgisch Nederland. De jaren vijftig, toen was alles nog pais en vree. De Kanttekening sprak CDA’er Job van Meijeren en dook de statistieken en archieven in op zoek naar dit oude Nederland.

De onlangs door CDA-leider Sybrand Buma uitgesproken H.J. Schoo-lezing deed nogal wat stof opwaaien. ‘Verscheidenheid is nooit een doel op zich geweest’, zei hij onder andere over het multiculturele Nederland anno 2017. En passant brak hij een lans voor tradities. ‘Onze tradities en cultuur mogen we niet laten verwateren.’

Verschillende CDA’ers hebben zich verzet tegen de lezing. In een partijblad leverde oud-minister Ernst Hirsch Ballin onlangs stevige kritiek. ‘Scheidslijnen zijn er op allerlei manieren, maar ze mogen geen breuklijnen tussen bevolkingsgroepen worden.’ Buma is vooral bezig met de ‘boze Nederlander’.’ Dat verklaarde Hirsch Ballin, die samen met Paul van Geest, hoogleraar Kerkgeschiedenis en Geschiedenis van de Theologie (Universiteit van Tilburg), van leer trekt in het stuk.

Rabbijn Lody van de Kamp zegde zelfs zijn CDA-lidmaatschap op als reactie op de lezing. In Trouw beschuldigde hij Buma ervan de ‘joods-christelijke traditie’ te misbruiken om anderen buiten te sluiten. ‘Daarachter gaat de gedachte schuil: de moslims, die moeten we hier niet hebben. Daar voel ik me heel ongemakkelijk bij.’ Het sluit naadloos aan op de discriminatie en uitsluiting van joden en Nederland, vindt de rabbijn. ‘Tot het eind van de negentiende eeuw mochten we hier als joden helemaal niets.’ In 1938 nog besloot minister van Justitie Carel Goseling (1891-1941) joden tot ongewenste vreemdelingen te bestempelen. Door de gebeurtenissen in Duitsland was men in Nederland bang een toevluchtsoord voor ontheemden te worden. Goseling nam die beslissing namens de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP), één van de voorlopers van het CDA.

In De Groene Amsterdammer schreven hoogleraar Sociologie Jan Willem Duyvendak (Universiteit van Amsterdam) en politiek filosoof en jurist Tamar de Waal (Erasmus Universiteit Rotterdam) dat na het regeren met de PVV het CDA in ieder geval geen afscheid heeft genomen van rechts-populisme: ‘De lezing verdient dus niet alleen aandacht omdat het gedachtegoed van Buma nauwelijks meer te onderscheiden is van dat van Wilders. Het probleem is breder. Radicalisering zoals we bij Buma zien, vindt ook plaats bij politici van VVD, PVV, SGP en Forum voor Democratie – partijen die samen een dikke meerderheid vormen in ons parlement.’

Christen-democratische hegemonie
De boze burger dus, is dat eigenlijk de ‘gewone’ Nederlander volgens Buma? Hoe ging het eigenlijk toen die burger nog blij was? Vrouwen die na hun trouwen moeten stoppen met werken, de na de oorlog weer opgetuigde verzuiling, het censureren van al te progressieve films, zomaar maar wat zaken waar de meeste Nederlanders anno 2017 met afgrijzen naar kijken. Toch is dit de dagelijkse praktijk binnen de ooit oppermachtige tradities waar Buma aan refereert. Het zijn de hoogtijdagen van zijn partij en haar voorlopers, de Katholieke Volks Partij (KVP), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Christelijk Historische Unie (CHU).

Het Woerdense CDA-raadslid Job van Meijeren ziet de uitspraken van Buma vooral als aanzet tot een discussie. ‘Zijn stelling gaat vooral om het verlies aan gemeenschappelijkheid, wat voor verwarring zorgt bij de burger. Er is een kloof ontstaan tussen het gelijkheids-denken dat momenteel in Nederland gemeengoed is, en aan de andere kant het vrijheids-denken; het individu dat alle vrijheid moet hebben om zich te ontplooien. Dat schuurt en dat zie je op allerlei manieren terug in de samenleving.’ Hij noemt als voorbeeld de opvang van vluchtelingen in Woerden. ‘Aan de ene kant heb je linkse, vaak elitaire mensen die vinden dat we vluchtelingen moeten opvangen. Aan de andere kant staan laagopgeleiden die het direct merken als we die vluchtelingen daadwerkelijk huisvesting gaan geven en ze de arbeidsmarkt op laten komen. Daar concurreren ze namelijk direct met die laagopgeleiden, die hoogopgeleide met een goede baan merkt daar niets van. Vroeger werd dat in gemeenschappelijkheid opgelost en liepen verschillende klassen meer door elkaar. Dat is weggevallen.’ Hij wijst op het verenigingsleven. ‘Dat speelt hierbij een grote rol. Dat is niet eens persé christelijk, maar het vormen van gemeenschappen is essentieel voor een samenleving.’

Van Meijerens stelling sluit naadloos aan op de woorden van Buma, die het begrip vrijheid formuleert als ‘een opdracht tot dienstbaarheid aan de gemeenschap’. Van die dienstbaarheid aan de ‘joods-christelijke cultuur’ had was niets te merken tijdens de Tweede Wereldoorlog. ‘Mijn grap luidt: had die traditie soms een time-out tussen 1940 en 1945?’, zo schreef schrijver Robert Vuijsje onlangs in Trouw.

Handelingsbekwaamheid
Wat heeft het CDA en zijn voorlopers nog meer achtergelaten wat nu door Buma zo node gemist wordt? Pas in 1956 werd de vrouw ‘handelingsbekwaam’ voor de Nederlandse wet, wat zoveel betekende als dat zij voortaan zelf een huis kon kopen. In 1971 werd ook de bepaling geschrapt die de man tot ‘het hoofd van de echtvereniging’ maakte. Europa, toen nog de Europese Gemeenschap, moest er ten slotte aan te pas komen om de Wet Gelijke Behandeling van Mannen en Vrouwen tot stand te brengen in 1980. Al die tijd zaten KVP, ARP of CHU in een kabinet. ‘Mooie prestatie’, kunnen CDA-mensen zeggen. ‘Dat duurde wel érg lang’, kan een criticaster antwoorden.

De mythe van ‘het linkse thee drinken’
Immigratie dan. Een veel gehoord verwijt naar linkse partijen is dat ze problemen met moslims over Nederland hebben afgeroepen. Dat is vooral gebaseerd op de gedachte dat ‘links’ de migranten hierheen heeft gehaald en dat volgens Buma de tradities en eigen cultuur heeft laten verwateren ten koste van te veel toegeeflijkheid aan andere culturen dan de christelijke. Maar het waren werkgevers die in de jaren zestig door een aanwakkerende economische voorspoed op zoek gingen naar goedkope arbeidskrachten en uitkwamen in het Rif-gebied en de Anatolische hoogvlaktes. Buma’s voorgangers stonden op dat moment aan de knoppen.

Jan de Quay (1901-1985) vormde de eerste naoorlogse coalitie zonder linkse partij en maakte massa-immigratie mogelijk. Van 1959 tot en met 1963 bestond zijn regering uit KVP, VVD, ARP en CHU, kortom de VVD en de voorlopers van het CDA. Het volgende kabinet bestond uit exact dezelfde partijen. Pas midden jaren zestig kwam de PvdA weer in het centrum van de macht, samen met de KVP en ARP, onder Jo Cals (1914-1971). Dat duurde maar een jaar. De roerige jaren zestig werden uiteindelijk uitgeleide gedaan door het kabinet van Piet de Jong (1915-2016), om het stokje pas in 1971 weer door te geven. Pas in 1973 kwam Joop den Uyl (1919-1987) aan de macht met zijn PvdA. In veertien jaar tijd mocht links dus slechts één jaartje aanschuiven, de periode waarin opeenvolgende kabinetten zo’n vijfenzestigduizend Turken verwelkomden en wervingscontracten sloten met de Marokkaanse overheid.

Rechtse politiek en sociaal beleid
Anderzijds mag links rechts graag verwijten hardvochtig beleid te voeren en weinig sociaal te zijn. Maar veel sociaal beleid kwam tot stand onder rechts-conservatieve kabinetten. Het kabinet van Victor Marijnen (1917-1975) verhoogde de uitkeringen én de kinderbijslag. Er werd een minimumloon ingesteld en de werkeloosheidsuitkering werd verlengd. Op de valreep ging ook nog de bijstandsuitkering van start. De eerste vrouwelijke minister van Nederland, Marga Klompé (1912-1986) van de KVP zorgde zo mede voor een sociaal vangnet. De verzorgingsstaat werd daarmee verder opgetuigd, dus zonder bijdrage van linkse partijen. Al was de aanzet in de jaren vijftig al gegeven door de PvdA’er Willem Drees (1886-1988).

Banenkampioen
Rechtse partijen zijn niet per definitie de ‘banenkampioenen’. In 1967 tikte de werkeloosheid voor de eerste keer de honderdduizend aan, onder een centrum-rechtse coalitie. ‘De puinhopen van Paars’, de term die door Pim Fortuyn (1948-2002) de wereld in is geholpen, geldt zeker niet voor de werkeloosheid onder de voormalig vakbondsman Wim Kok. Hij zag in zijn twee kabinetten een halvering van de werkloosheid tussen 1994 en 2002, zelfs tot onder het niveau van 1980.

Historisch ontwikkeling van het CDA-electoraat
Weinig politici hebben hun potentiële electoraat zo zien uithollen als Buma en zijn voorgangers. In 1860, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), is Nederland een nagenoeg christelijk land. Bij een volkstelling in 1899 geeft slechts twee procent van de ondervraagden aan niet tot een kerkgemeenschap te behoren. Dertig jaar later is dit percentage opgelopen tot veertien procent, in 1960 tot achttien procent. Na de roerige jaren zestig en zeventig, waarin de échte, grote ontzuiling wordt ingezet, tikt het aantal niet-kerkelijken de 38 procent aan. Daarna vlakt de stijging af. Momenteel is zo’n 43 procent van alle Nederlanders niet verbonden aan een christelijke kerk.

Cultuur
‘Doorgeschoten individualisering is een al langer voortdurende trend in onze cultuur’, zegt Van Meijeren. ‘Het leidt tot klantgedrag. Als je ziet wat scholen niet voor vragen, klachten of verwijten krijgen van ouders, dat is een symptoom van die ontwikkeling.’ Van Meijeren haalt in dit licht Abraham Kuyper (1837-1920) aan. ‘Soevereiniteit in eigen kring. Vroeger was een school van ons allemaal.’ Een terugkeer van gemeenschapszin leidt volgens hem tot barmhartigheid. ‘Je kijkt meer naar elkaar om. Eenzaamheid onder ouderen is een groot probleem, dat kun je met gemeenschapszin beter te lijf gaan.’

Economische achteruitgang
De cultuur is één ding, hoe zit het met de economie? In de jaren zeventig koste een hypotheek op een gemiddeld rijtjeshuis rond de achtentwintigduizend gulden. Inmiddels is de waarde van zo’n woning zo’n acht of negen keer over de kop gegaan, iets wat de huidige generatie nieuwe huizenbezitters wel kan vergeten. De hypotheek was vaak op basis van één salaris, iets wat nu ondenkbaar is.

Uit cijfers van het CBS blijkt dat consumentenprijzen sinds de jaren zeventig twintig maal zo hoog zijn geworden. De gemiddelde salarissen stegen slechts tot vier keer zo hoog, wat betekent dat het dagelijks leven veel duurder is geworden. Een simpel rekensommetje leert dat onder het CDA én de andere grote partijen de burger in de afgelopen decennia gemiddeld steeds minder overhoudt.

Turkije was eeuwenlang bastion van christenen

0
Bisschop Sint-Nicolaas leefde eeuwen geleden in het zuiden van het huidige Turkije. Dat is niet verwonderlijk want het land kent een rijke christelijke geschiedenis.

De BBC en andere media meldden onlangs dat archeologen in Turkije mogelijk het graf van Sint-Nicolaas ontdekt hebben. De opgravingen vonden plaats in Demre, in de buurt van de geboorteplaats van Sint-Nicolaas. De archeologen onderzochten de grond met radars en troffen een oude tempel aan onder de Sint-Nicolaas-kerk. In de tempel is een speciaal gedeelte waarin zich mogelijk de tombe van Sint-Nicolaas bevindt. De komende maanden zullen de onderzoekers de tempel nader onderzoeken.

Sint-Nicolaas, ook bekend als Nicolaas van Myra, werd waarschijnlijk omstreeks 270 geboren in Patara en overleed omstreeks 343 in Myra. Myra is het huidige Demre, een stadje in de Turkse provincie Antalya. Patara was een stad in de buurt van Myra. Sint-Nicolaas stond bekend om zijn gulheid aan armen en kinderen. In Nederland kennen wij hem als Sinterklaas. Na zijn dood werd hij begraven in Myra. Maar het verhaal gaat dat aan het eind van de elfde eeuw Italiaanse koopmannen zijn beenderen meenamen naar het Italiaanse Bari, waar speciaal voor zijn stoffelijke resten een basiliek werd gebouwd. Enkele jaren eerder was Myra in handen gevallen van het Turks-islamitische rijk van de Seltsjoeken en de koopmannen zouden bang zijn geweest dat de beenderen van Sint-Nicolaas niet langer veilig waren in Myra.

Als de Turkse archeologen gelijk hebben en Sint-Nicolaas begraven ligt in de tempel onder de Sint-Nicolaas-kerk, dan moet het verhaal van de Italiaanse koopmannen naar het rijk der fabelen worden verwezen. Demre is namelijk gebouwd op de ruïnes van Myra. De archeologen denken dat het lichaam in Bari destijds van iemand anders is gestolen. ‘De ogen van de wereld zijn op ons gericht. Als we resultaten bereiken, dan is dat een enorme boost voor het toerisme in Antalya. We zullen internationale discussies voeren na de opgravingen’, verklaarde de leider van het onderzoeksproject Cemil Karabayram aan de Turkse krant Hürriyet.

Erfgoed
Turkije herbergt naast het bekende verhaal van de bisschop van Myra nog veel meer christelijk (materieel en immaterieel) erfgoed. Al vanaf de vroegste eeuwen van het christendom was er brede religieuze activiteit in het land. De eerste vier grote concilies (kerkvergaderingen) zijn gehouden in het huidige Turkije, in de vierde en vijfde eeuw: de concilies van Nicea (Iznik) in 325, Constantinopel (Istanbul) in 381, Efeze (Efes) in 431 en Chalcedon (Kadiköy, Istanbul) in 451. Tijdens het concilie van Chalcedon werd de basis gelegd voor de drie-eenheid (het concept dat God één is en zich in drie vormen manifesteert) en de term orthodoxie, de vorm van het christendom die de Byzantijnse staat aanhing. Aan het eind van de vierde eeuw werd onder keizer Theodosius I (346-395) dit Grieks-orthodoxe christendom de facto de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. Kerken die afweken van dit gedachtegoed werden gezien als heterodox en kregen te maken met vervolging en onderdrukking.

Twee van de vijf patriarchaten (kerkregio’s) in het Byzantijnse Rijk liggen binnen de grenzen van het huidige Turkije, namelijk Constantinopel en Antiochië (Antakya). Istanbul, in het noordwesten van het land, is vandaag nog steeds de zetel van onder andere de Grieks-orthodoxe patriarch en huisvest kerken, vele stammend uit de Byzantijnse tijd, van vrijwel alle stromingen en nationaliteiten, evenals daaraan verbonden onderwijsinstellingen; Grieks, Armeens, Frans, Syrisch, katholiek, protestants en orthodox, zelfs Duits en Nederlands. Bovendien kende de provincie Izmir, in het uiterste westen van het land, allerlei Europese gemeenschappen, vaak katholiek, maar ook protestantse anglicanen. Daarnaast ligt in het huidige Turkije de oorsprong van de Syrisch-orthodoxe (West-Syrische) kerk (de regio Tur Abdin in het zuidoosten van het land) en de Assyrische (Oost-Syrische) kerk (rond de provincie Hakkari in het uiterste zuidoosten van het land). Verder was de provincie Urfa, in het zuidoosten van het land, onder de naam Edessa een belangrijk intellectueel centrum van de Syrische kerken en kwam de apostel Paulus uit de stad Tarsus, in het zuiden van het land.

Cappadocië
Ook Kappadokía (Cappadocië) speelt een belangrijke rol in de christelijke geschiedenis van het land. Het was een belangrijke Byzantijnse provincie die onder meer grensde aan Armenië, Mesopotamië, Syrië en de Zwarte Zee. Het omvatte ook de voor christenen belangrijke steden Caesarea (Kayseri), Sebasteia (Sivas) en Trapezounta/Trebizonde (Trabzon).

Uit Cappadocië kwamen drie zogeheten kerkvaders. Kerkvaders zijn theologen uit de vroegchristelijke tijd wier werken bewaard zijn gebleven. De drie staan bekend als de Cappadocische Vaders en waren de grondleggers van de drie-eenheid. De bestuurstaal in het Byzantijnse Rijk was Grieks, maar binnen Cappadocië waren bijvoorbeeld Armeense christenen actief als militairen voor de staat. Zij hebben zich geleidelijk verspreid in verschillende richtingen binnen Anatolië en ook richting Mesopotamië, gelijk met de Byzantijnse en later Seltsjoekse veroveringen.

Cappadocië is tegenwoordig een belangrijke toeristische regio die zich vooral concentreert binnen de provincie Nevsehir in Centraal-Anatolië. Cappadocië staat op de UNESCO-Werelderfgoedlijst en is bekend om haar eigenaardige geologische formaties ontstaan uit tuf- en kalksteen, afkomstig uit drie vulkanen, waaronder de Erciyes (Argaeus) in Kayseri, die eeuwen geleden uitbarstten en zo de basis vormden van de natuurverschijnselen in Cappadocië. Door de jaren heen hebben water, wind en ijs het gesteente gevormd tot allerlei indrukwekkende vormen, zoals de peri bacalari (feeënschoorstenen), pilaren met een ‘hoedje’ erop. Er zijn ook ondergrondse en uit steen gehakte huizen, kerken en kloosters die de bewoners van het gebied eeuwen geleden hebben uitgehakt uit het zachte gesteente. Enkele ondergrondse steden deden dienst als schuilplaats tijdens conflicten of gevaar, zoals christenvervolgingen.

Tijdens het Ottomaanse Rijk kende Cappadocië een gemengde Turkse, Griekse en Armeense bevolking, tot in de meeste dorpen aan toe. De Griekse handelaren zaten onder meer in de wijnproductie, vanwege de vele druiven in het gebied een levendige industrie en belangrijke bron van geld dat in bijvoorbeeld religieuze gebouwen en scholen gestoken kon worden.

Seltsjoeken en Ottomanen
In de rijken van de Seltsjoeken en Ottomanen genoten niet-moslims een dhimmi-status zoals dat in andere islamitische rijken gebruikelijk was. Joden en christenen genoten een status als ‘mensen van het boek’. Ze betaalden extra belasting (jizya) en waren vrijgesteld van militaire dienst. Dat betekende dat je geen deel uit kon maken van de politieke elite. Als niet-moslim kon je een leidinggevende functie bekleden, maar niet in de centrale regering zitten. De verschillende gemeenschappen mochten wel kerkdiensten houden en van hun eigen (religieuze) wetten en tradities gebruikmaken, zoals bij een huwelijk, echtscheiding of erfenis, waar ook een religieuze leider vanuit de eigen gemeenschap aan te pas kwam. Er bestonden ook voorschriften op het gebied van bijvoorbeeld kleding en het bouwen of renoveren van kerken. In de praktijk kon de situatie echter verschillen per tijd, heerser en locatie, soms in het voordeel en soms in het nadeel van de niet-moslim-bevolking.

Veel Ottomaanse sultans waren getrouwd met buitenlandse christenvrouwen of waren afkomstig uit een gemengd huwelijk van hun voorgangers. Het rijk had traditioneel contacten met lokale niet-islamitische dynastieën en veel leden van de bestuurlijke en militaire elite waren oorspronkelijk niet-moslims die zich bekeerden om in het staatsapparaat plaats te kunnen nemen, bijvoorbeeld als grootvizier, prominent lid van het befaamde Janitsaren-leger en minister.

Vanaf het midden van de negentiende eeuw worden op vrijwel elk gebied in het Ottomaanse Rijk hervormingen doorgevoerd, van bestuur en onderwijs tot wetgeving, infrastructuur en economie. Deze periode staat bekend als de tanzimat. Volgens de wet had nu iedereen een gelijke en beschermde status als staatsburger. Er werd bijvoorbeeld vaker toestemming gegeven voor het renoveren en zelfs bouwen van kerken, ook niet-moslims mochten dienen in het leger, er kwamen seculiere rechtbanken, gemengde scholen, spoorlijnen en postkantoren. Rond deze tijd werd ook het millet-systeem ingevoerd. Millet betekent volk ofwel een bepaalde culturele, etnische of religieuze gemeenschap. Iedereen gold in beginsel als een Ottomaan, maar mensen werden nu op formeel niveau geïdentificeerd aan de hand van hun ‘nationaliteit’ en taalkundige en religieuze verwantschap. Naast moslims waren de Griekse, Armeense en joodse millets de grootste groepen in de samenleving. De millets hadden hun eigen wijken, leiders, scholen en dergelijke. De samenleving was over het algemeen erg divers. Wijken konden bijvoorbeeld een overwegend islamitische of Armeense bevolking hebben, maar de meeste wijken hadden een gemengde samenstelling waarin de meeste gemeenschappen vertegenwoordigd waren.

In 1923 kwamen de leiders van Griekenland en Turkije, Eleftherios Venizelos (1864-1936) en Mustafa Kemal Atatürk 1881-1938), tot een akkoord over een bevolkingsuitwisseling op basis van religie. Ruim een miljoen Griekse christenen verhuisden van Turkije naar Griekenland verhuisden en circa vijfhonderdduizend Turken in Griekenland bewandelden de omgekeerde weg. Turkije werd daardoor etnisch en religieus homogener, net als Griekenland. De maatregel had verscheidene sociale en economische gevolgen, zoals het verloren gaan van kennis en een sterke afname van contacten in de handel.

‘We bekijken de islam niet meer door een exotische bril’

1
Begin twintigste eeuw bekeerden enkele honderden Europeanen zich tot de islam. Wat dreef hun?

Umar Ryad (1975) is hoogleraar Arabistiek en Islamkunde aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij doet momenteel onderzoek naar Europeanen die zich in het begin van de twintigste eeuw bekeerden tot de islam. ‘Deze mensen werden een beetje verliefd op de islam’, zei hij onlangs in een onlinecollege van de Universiteit van Nederland. De Kanttekening sprak hem over hoe er in die tijd in Europa tegen bekeerlingen en de islam aangekeken werd en welke lessen daaruit te trekken zijn voor het heden en de toekomst.

Je spreekt over verliefdheid als je het hebt over de manier waarop Nederland omsprong met de islam begin twintigste eeuw. Waarom verliefdheid?
‘Verliefdheid is natuurlijk een heel onconventioneel woord om daarvoor te gebruiken, maar er zit wel een kern van waarheid in. Ik zeg niet dat alle Europeanen verliefd werden, maar voor bepaalde Europeanen gold dat wel.’

Hoe kwam dat?
‘Na de eerste Wereldoorlog voelden mensen in Europa zich verweesd, de oude ideologieën en religieuze opvattingen leken uitgewerkt en er werd gezocht naar een nieuwe basis om het leven richting te geven. Er werd gezocht buiten de bestaande culturele kaders, bijvoorbeeld in het boeddhisme. De islam kwam daarbij ook als optie naar boven. De interesse was zowel religieus als politiek van aard.’

Wat was de rol van de journalistiek in die tijd, hoe werd er geschreven over de islam in Europa?
‘Ze schreven graag over de islam en dan vooral in termen van een fanatieke godsdienst, als een overblijfsel van de Middeleeuwen. Maar tegelijkertijd waren journalisten in de jaren dertig vaak op zoek naar allerlei exotische verhalen over de islam. Zo kwamen ze ook uit bij de Nederlandse bekeerling Mohammed Ali van Beetem (1879-1938, red.). Hij was militair en leerde de islam kennen en bekeerde zich in 1931. De Haagse Courant deed verslag van zijn bekeringsceremonie en doet dat zeer gedetailleerd, ze beschrijven de rijsttafel, de wierook en de manier waarop Van Beetem de geloofsbelijdenis aflegt.’

Hadden dit soort bekeringen een politieke lading of werd het eerder gezien als een curiositeit?
‘Beide, soms werd de islam politiek gebruikt. Bijvoorbeeld in het geval van de tot de islam bekeerde Engelse baron Rowland Allanson-Winn (1855-1935, red.). Toen hij in 1923 op hadj ging deed hij dit in oriëntaalse kledij als symbool van de moslimwereld. Hij werd door de Britse inlichtingendienst op de voet gevolgd. Ook in het Nationaal Archief in Nederland vinden we documenten van de inlichtingendienst waarop Van Beetem wordt beschreven. Ze zagen hem als ongevaarlijk voor de nationale veiligheid, maar ze hielden hem wel in de gaten. Een ander voorbeeld is de tot de islam bekeerde arts Pieter Henricus van der Hoog (1888-1957, red.), nu bekend van de cosmeticaproducten onder de naam dr. Van der Hoog. Hij had een politieke rol in de gezondheidszorg, omdat hij als arts aangesteld werd in het Nederlands consulaat in Jeddah in Saoedie-Arabië. Hij was daar in de eerste plaats om pelgrims te checken op epidemieën als cholera, maar hij werd al snel gebruikt als bemiddelaar tussen beide landen. Hij ging zelf ook op hadj in 1935.’

Foto: Nationaal Archief. Pieter Henricus van der Hoog op zijn ezel tijdens de hadj in Mekka (1935).

Hoe oprecht waren deze bekeringen, wat was hun motief?
‘Ze zijn aangeraakt door de islam, maar cultureel gezien bleven het Europeanen. De bekeerlingen kwamen uit een select groepje intellectuelen, ze omarmden de islam gingen naar de moskee en op hadj, maar het is lastig te zeggen in hoeverre het ook echt praktiserende moslims waren. Wat we weten is dat ze vooral geraakt werden door de spirituele en filosofische kanten van de islam. Wat van belang is om te weten is dat de eerste actieve moslims in Nederland van de Ahmadiyya-beweging waren. Zij presenteerden de islam als een filosofie en als modern, de Nederlandse bekeerlingen namen dat over.’

Was die tijd niet juist heel erg anti-religieus? Immers Friedrich Nietzsche (1844-1900) had enkele jaren daarvoor nog gesteld dat God dood is.
‘Dat is waar, het is niet zo dat in de jaren dertig iedereen massaal zijn oren liet hangen naar de islam. We hebben het over enkele honderden bekeerlingen in heel Europa. In bepaalde kringen werd de islam gezien als een alternatief voor het door de filosofen zo sterk bekritiseerde christendom. In Berlijn bijvoorbeeld speelde de Joodse bekeerling Hamid Marcus een belangrijke rol. Hij was een queer moslim en kwam op voor de rechten van queers. De islam associeerde hij met vrijheid en legde verbanden tussen het werk Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832, red.) en de Koran. Er was duidelijk sprake van een netwerk tussen de Ahmadiyya in Europa en bekeerlingen.’

Een paar honderd jaar eerder, al in de achttiende eeuw werd de islam vaak geërotiseerd. Een voorbeeld daarvan is de opera Entführung aus dem Serail van Wolgang Amadeus Mozart (1756-1791) dat zich afspeelt in een Turks bordeel. Men dacht bij de islam vaak aan harems en seks. Speelde dat idee in begin twintigste eeuw ook nog een rol?
‘Het terugkerende thema in de jaren dertig was dat de islam een gewelddadige en vrouwonderdrukkende religie is, maar naast dat beeld werd ook inderdaad de seksuele kant van de islam uitgelicht. De manier waarop de islam werd geromantiseerd in films sprak destijds enorm tot de verbeelding. Met de komst van foto en film werd het vroegere exotische en erotische beeld in veel opzichten bevestigd. In het begin van de film werden er allerlei documentaires gemaakt over ‘andere volkeren’. In 1928 kwam de eerste documentaire over de hadj met de naam Het groote Mekka-feest, gemaakt door een Nederlander. Die documentaire werd in verschillende bioscopen vertoond. Arabist Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936, red.) en later Van der Hoog gaven daarbij de inleiding.’

De islam werd als een onbeschaafde religie gezien. Trok het daardoor ook losbandige types aan met een vrije seksuele moraal?
‘Nee, niet echt. Als christen waren sommigen juist erg vroom in de leer. Het was dan ook voor veel mensen echt een schrok dat deze mensen zich lieten bekeren tot de islam. Ze waren eerder spiritueel zoekend. Van der Hoog gaf aan ‘ik kan geen goede christen zijn, maar ik kan misschien wel een goede moslim zijn’.’

Foto: Umar Ryad

Hoe verging het de kinderen van deze bekeerlingen?
‘Geen van de kinderen, bij de bij mij bekende gevallen, heeft de islam overgenomen. De dochter van Van der Hoog, heet Fatima, maar ze is remonstrants geworden. Ik heb haar gesproken, ze zei tegen mij ‘mijn vader was moslim, maar onze moeder was atheïst, we werden vrij opgevoed, voor ons was het geen issue in huis’. Ik heb ook de kleinzoon van Van Beetem gesproken. Hij zei ‘ik wist dat mijn grootvader moslim was, maar daar werd nooit echt een punt van gemaakt binnen onze familie’.’

Tegenwoordig heeft de islam een centrale rol in het publieke debat. De associatie met terrorisme was er in de jaren dertig nog niet. Waren Europeanen daarom ontvankelijker om de islam te omarmen dan nu?
‘Dat vind ik moeilijk te zeggen. Feit is dat de islam zich nu anders manifesteert. De islam van nu is de islam van migratie. Er zijn allerlei economische en maatschappelijke problemen aan gekoppeld. Vluchtelingen en gezinnen van eerste en tweede ‘gastarbeiders’ zijn nu de vertegenwoordigers van de islam in Nederland. Ze maken gebruik van hun religieuze vrijheid en rechten, ze willen moskeeën en eisen een plek in onze samenleving. De islam van de jaren dertig was ver en tegelijkertijd dichtbij. Het was iets uit de koloniale gebieden en het was dichtbij omdat er een paar honderd Europeanen waren die de islam hier brachten. Omdat het om zo’n kleine groep ging was het geen enkel probleem voor de overheid dat er hier en daar een moskeetje werd gebouwd. Maar nu is de islam veel zichtbaarder en het is veel meer onderdeel geworden van onze maatschappij. Wat daar nog bij komt is dat mensen in de jaren zeventig massaal de kerk de rug toekeerden. Religie werd verdrongen naar het privédomein. Maar migranten maakten de islam juist zichtbaar in het openbare leven. Dat creëert een probleem. Vervolgens raken we in de jaren tachtig in grote economische crisis, het idee ontstaat dat vreemdelingen de banen inpikken. Vervolgens heb je het Arabisch-Israëlisch conflict, de oorlog in Afghanistan en de ontwikkeling van het islamisme dat uiteindelijk leidt tot tal van aanslagen. Ook in de jaren dertig was de islam politiek, alleen toen ging het over politiek ver weg, nu is het allemaal heel dichtbij. We bekijken de islam niet meer door een exotische bril.’

Het gedachtegoed van het islamitisch geïnspireerde terrorisme kreeg vorm begin twintigste eeuw. Jamal al-Din al-Afghani (1838-1897) en Mohammad Abduh (1849-1905) legden daarvoor de basis. Wat hun dreef was de vrijheidsstrijd tegen de koloniale bezetter in Egypte. Betaald het Westen nog steeds de prijs voor het feit dat ze Arabische landen heeft bezet?
‘Het salafisme zoals we dat nu kennen is inderdaad begonnen als een anti-koloniale beweging. Het interessante is dat het inhoudelijk gezien een progressieve moderne beweging was ten aanzien van de islam. Deze mensen probeerden in feite het modern-zijn en moslim-zijn met elkaar te verzoenen, ze gingen terug naar de bron om antwoorden te vinden voor de problemen van deze tijd. Het idee van een polygaam huwelijk werd opnieuw onder de loep genomen Maar de tweede en derde generatie salafisten na hen, reageerden heel polemisch op de liberale gedachten. Langzamerhand heeft een tak van deze vernieuwingsbeweging zich ontwikkeld in een heel militante vorm, die zich vooral richtte op het bestrijden van de Europese koloniale machthebbers en de eigen corrupte leiders. Europese landen hebben een dubieuze rol gespeeld als koloniale macht en in dat opzicht zou je de vroege islamisten kunnen betitelen als verzetsstrijders, maar dat het Westen het salafisme aan zichzelf te wijten heeft, is denk ik te hard uitgedrukt. Het is vooral veranderd in de jaren tachtig. Toen is Saoedi-Arabië moskeeën in Europa gaan financieren en Europese landen hebben dat toegelaten. Het Westen deed dat uit politiek pragmatisme, waarschijnlijk ingegeven door olie en andere handelsbelangen. Politiek pragmatisme zie je nu opnieuw in Syrië. Op den duur is dat altijd een kweekvijver voor allerlei problemen.’

Jij vergeleek de aanraking met de islam in de jaren dertig met verliefdheid. Hoe zou je de huidige toestand omschrijven, zitten we in een relatiecrisis of is er al sprake van een echtscheiding?
‘De echt militante vormen van de islam worden in Nederland gevoed door rechts-extremisme. De beide extremen houden elkaar in stand, ten koste van de gewone burger. In de islamitische wereld proberen de radicalen ook wanhopig het beeld in stand te houden dat Barack Obama en nu Donald Trump de vijand is van de moslims. Ze grijpen elke aanleiding aan om dat beeld te bevestigen. Terwijl jij en ik hier gewoon tegenover elkaar zitten. Ik ben allochtoon, jij bent autochtoon en we hebben geen enkel probleem met elkaar. Misschien hebben we verschillen van mening, maar we zitten wel gezellig koffie te drinken. Er zijn enorm veel mensen van goede wil die elke dag weer laten zien dat het kan. Hoewel de kloof tussen allochtoon en autochtoon nog steeds bestaat, ben ik hoopvol. Ik denk dat het soms meerdere generaties nodig heeft om muren te slechten.’

Wat kunnen we in dat opzicht leren van de jaren dertig?
‘De groei van nazisme, fascisme en ook radicaal-salafisme zijn producten van modernisering. Het is begin twintigste eeuw ontstaan doordat mensen geen houvast meer hadden en op zoek gingen naar radicale alternatieven. Vervolgens is het gefaciliteerd door politiek pragmatisme en toegepast door de internationale politiek. Het denken in korte termijn belangen over de hoofden van de burgers is heel gevaarlijk gebleken.’