13.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 774

Bosnië, biotoop waarin extremisme uitstekend gedijt

0

Bosnië was de afgelopen jaren na België het tweede Europese land met de meeste Syrië-gangers. De Bosnische jeugd radicaliseert in rap tempo. De Joegoslavische oorlogen (1991-2001) legden de kiem voor dit zaadje.

De fundamentalistische interpretatie van de shariawetten zijn er van toepassing. Zwaar gesluierde vrouwen en bebaarde mannen in shalwar kameez bepalen het straatbeeld. Bewoners zeggen bereid te zijn om deel te nemen aan de gewapende jihad. IS-vlaggen hangen aan de gevels van huizen. Het zou zomaar IS-gebied in Syrië of Irak kunnen zijn. In werkelijkheid betreft het hier enkele afgelegen dorpen in het noorden van Bosnië. Op een steenworp afstand van de grens met Europese Unie-lidstaat Kroatië. Der Spiegel betitelt afgelegen dorpjes als Bosanska Bojna, Osve, Donja Slapnica en Gornja Maoca als ‘shariadorpen’ en stelt dat het onderduikadressen zijn voor extremistische rekruteurs die Syrië-gangers werven en helpen om naar Irak en Syrië af te reizen.

De Bosnische samenleving stond altijd bekend om haar milde en losse interpretatie van de islam. Waarom dan toch deze sterke connectie met salafisme en wahabisme? Waar komt dit vandaan?

Even terug naar 1991, het jaar waarin Joegoslavië voor het oog van de wereld desintegreert en het toneel wordt van het meest bloedige conflict op Europese bodem sinds 1945. Slovenië, Macedonië, Kroatië en Servië-Montenegro scheiden zich snel en met relatief weinig bloedvergieten af. Het multi-etnische kruitvat Bosnië explodeert echter. Wat volgt is het horrorscenario van de burgeroorlog, compleet met etnische zuiveringen, vluchtelingen en halfhartige militaire en humanitaire interventies door blauwhelmen. Het conflict heeft een onmiskenbaar religieus randje – het zijn immers Bosnische moslims, katholieke Kroaten en orthodox-christelijke Serviërs die elkaar naar het leven staan. Al snel komen vrijwilligers uit Arabische landen, met aanzienlijke financiële steun uit Saoedi-Arabië en andere Golfstaten, hun Bosnische geloofsgenoten een handje helpen. Net als alle strijdende partijen maken ook de strijders van de moedjahedien zich schuldig aan gruweldaden zoals het onthoofden van Serviërs. Wanneer in 1995 het Dayton-akkoord de oorlog beëindigt, keert het leeuwendeel van de buitenlandse strijders terug naar huis of trekt naar een volgend conflict. Een deel van de gedemobiliseerde moedjahedien blijft echter in Bosnië en legt daarmee de kiem voor de gloeiend hete aardappel die nu op het bordje van de Bosnische regering ligt.

Volgens de Amerikaanse Balkan-expert en voormalig NSA-medewerker John Schindler is Bosnië een soort safe house voor radicalen en beschikt het land over een zeer stabiele terroristische infrastructuur. Europol maakte vorig jaar melding van IS-trainingskampen aan de periferie van de EU en in Balkanlanden. Politiek wetenschapper Vlado Azinovic waarschuwde zelfs dat het gebied rond Velika Kladusa zich ontwikkelt tot een bruggenhoofd van islamitische terroristen naar Noord-Europa.

Igor Golijanin, kabinetschef in Sarajevo, waarschuwde vorig jaar al dat de radicaal-islamistische gemeenschappen in Bosnië sterker werden. Hij signaleerde dat ze steeds meer volgelingen kregen, de overheid steeds minder zicht had op hun netwerken, in sommige dorpen kinderen geen openbare scholen meer bezochten, maar naar private Koran-scholen gingen en accommodaties of instituten die voorheen als trainingskamp werden aangemerkt opereerden onder het mom van niet-gouvernementele organisaties.

Verder krijgen extremisten letterlijk vaste voet aan de grond in het land door het kopen van vastgoed en land in afgelegen streken. Vrijwel altijd met buitenlandse steun. Dat is overigens geen nieuw fenomeen: begin jaren negentig bestond in de buurt van Velika Kladusa een salafistische gemeenschap die royaal werd gesponsord vanuit Saoedi-Arabië en Soedan.

Het blijft de vraag of de overheid überhaupt wel in staat is om de salafistische geest te bezweren. In essentie is Bosnië namelijk een compleet mislukte staat. Het is het product van politieke compromissen en staat- en bestuurskundig knip en plakwerk (het bestaat uit de Federatie van Bosnië en Herzegovina, een Servische Republiek en een autonoom district Brcko). Het wordt afwisselend geregeerd door een Bosniër, een Kroaat en een Serviër, over hun schouder gekeken door de Verenigde Naties, die toezien op naleving van het Dayton-akkoord. Het land is instabiel, volkomen gedestabiliseerd door jaren van oorlog, corruptie en nepotisme tieren er welig en de bevolking is tot op het bot getraumatiseerd. Ondanks de miljarden aan ontwikkelingshulp stelt de economie nog steeds helemaal niets voor en is bijna twee derde van de Bosnische jongeren werkloos. Kortom, een biotoop waarin extremisme uitstekend gedijt.

Niet alleen Hamas, ook Abbas is geen haar beter

0

Die ene eigen Palestijnse staat: zou het er ooit nog van komen, ook nu Hamas en Mahmoud Abbas verklaard hebben voortaan bestuurlijk de handen ineen te slaan? Niet alleen de Israëlische kolonisatiepolitiek, die door Donald Trump nog meer dan door zijn voorgangers blindelings wordt getolereerd, staat die in de weg. Zeker, de voortgaande groei van de illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, waarmee steeds nieuwe stukken Palestijns grondgebied de facto bij Israël worden getrokken, maakt de tweestatenoplossing met de dag meer tot fictie. En naarmate er meer kolonisten buiten het Israël van 1967 wonen, wordt Benjamin Netanyahu ook electoraal meer van hen afhankelijk.

Ontmanteling van de nederzettingen omwille van de vrede zou voor Netanyahu politieke zelfmoord betekenen, ook omdat zijn rechtse concurrenten daar tegenin zullen brengen dat de ontruiming van de Gazastrook in dat opzicht evenmin heeft opgeleverd wat men zich daarvan had beloofd. Men werd immers vandaar met Hamas-raketten bestookt. Die moesten in de ogen van de afzenders dienen om de Israëliërs eraan te herinneren dat zij er met die terugtrekking echt niet waren, maar dat er nog veel meer bezet gebied te ontruimen viel.

Kort gezegd, voor de meeste Palestijnen was de Gazastrook te weinig om de strijdbijl te begraven. Voor de meeste Israëliërs was het feit dat die strijdbijl niét begraven werd juist een bewijs dat de teruggave van de Gazastrook al te veel was geweest. De eersten willen nog meer, de tweeden daardoor daarentegen nog minder veranderingen op de landkaart.

Een minstens zo groot probleem voor de realisatie van een eigen soevereine Palestijnse staat is de notoire interne verdeeldheid van de Palestijnen. In feite zijn er namelijk al heel lang twee staten: de door Hamas bestuurde Gazastrook en de door Fatah bestuurde Westelijke Jordaanoever. Dat laatste bij gratie van de Israëliërs, de Amerikanen en de rest van het Westen, dat alleen in president Abbas een gesprekspartner ziet en Hamas op de lijst van terroristische organisaties heeft geplaatst.

Juist het feit dat Abbas dan wel de enige westerse gesprekspartner is, maar tegelijk al die gesprekken niets concreets hebben opgeleverd, heeft Abbas’ steun onder zijn eigen volk tot een minimum doen teruglopen. Zouden er nu verkiezingen worden gehouden, dan wordt hij direct weggestemd. Om die reden worden ze dan ook niet gehouden en is de presidentiële termijn van Abbas, in strijd met de democratische uitgangspunten die het Westen op andere momenten graag aan het Midden-Oosten voorhoudt, ver voorbij de legitieme houdbaarheidsdatum van zijn bewind verlengd. Hij zit er vooral nog dankzij de steun van een corrupte Palestijnse elite en van het Westen, dat hem, en via hem de Palestijnen, enigszins in de hand denkt te kunnen houden en het alternatief nog meer vreest.

Het electoraal kansrijke alternatief voor Abbas heet(te) namelijk sinds jaar en dag Hamas. Sterker nog, de enige Palestijnse parlementsverkiezingen werden door Hamas gewonnen. Een resultaat dat bij het Westen niet in de smaak viel en dus niet werd erkend. Met als uiteindelijk gevolg de splijting van het Palestijnse grondgebied in een westelijk en een oostelijk gedeelte, met in het westen Hamas en in het oosten Abbas. Waarbij het sowieso al praktisch vrij moeilijk zou zijn geweest voor Abbas om vanuit de oosthelft de westhelft te besturen, gezien de vele drempels die de regering van het er tussenliggende Israël voor het onderhouden van personele contacten had opgeworpen.

Momenteel kunnen noch Hamas, noch Abbas op veel steun onder de Palestijnen rekenen. De tweede niet, omdat alle door hem bepleite onderhandelingen niets hebben uitgehaald, de eerste niet, omdat de Palestijnse bevolking met het wèl weer de wapens opnemen evenmin iets opgeschoten is.

De situatie is hopeloos, niet in de laatste plaats omdat Abbas en Hamas elkaar evenmin het licht in de ogen gunnen als de Palestijnen en de Israëliërs. Nog los van het ideologische aspect – wordt Palestina een seculiere of een theocratische staat? – gaat het om platte macht. Daarbij wordt geen middel geschuwd. Er bestaat terecht verontwaardiging over de detentiemethodes die Israël gebruikt om Palestijnen in het gareel te dwingen. Maar niet alleen Hamas, ook Abbas is geen haar beter, martelingen in gevangenissen inclusief.

Aan de ellende van de Palestijnen in de Gazastrook heeft ook hun eigen staatshoofd bijgedragen door de levering van medicijnen en de betaling van ambtenarensalarissen stop te zetten. Het lot van de Palestijnse burgers werd door hun officiële president-bij-de-gratie-van-het-buitenland aan diens eigen machtsbegeerte ondergeschikt gemaakt. Voor Hamas geldt overigens hetzelfde. Dat maakt me sceptisch ten aanzien van de huidige uit nood geboren interne verzoeningsplannen.

Hoezeer de Palestijnen eerst aan hun onderlinge broederstrijd een einde zullen maken om naar buiten succesvol te kunnen zijn, dit is niet alleen bijna onmogelijk, – vanwege de verdeeldheid over de keuze vóór of tegen geweld als politieke strijdmethode, het is ook onvoldoende. De gewone Palestijnen hebben weinig in te brengen; Abbas is evenmin een democraat als de leider van Hamas. En door hun steun aan eerstgenoemde-bij-gebrek-aan-beter, houden westerse regeringen, media en ngo’s binnen Palestina een autocratisch regime in stand dat allang zijn morele gezag verloren heeft.

#MeToo

4

‘Als alle vrouwen die ooit zijn aangerand of op een andere manier seksueel zijn geïntimideerd me too aan hun status toevoegen op social media, wordt de schaal van dit probleem misschien eindelijk duidelijk. #MeToo.’ Al dagen zag ik deze hashtag voorbijkomen op Facebook, Twitter en Instagram. Vaak geplaatst door wildvreemden, soms ook door vriendinnen die ik al een eeuwigheid ken. Uren, dagen, maanden of jarenlang praatte ik met hen over vriendjes, studie, werk, een kinderwens… maar ik kan me niet herinneren dat het onderwerp aanranding op enig moment de revue passeerde.

Iedere keer als een dergelijk bericht langskwam daalde mijn hand af naar de copypaste-knop op mijn laptop. Toch besloot ik om het niet op mijn eigen tijdlijn te plaatsen. Ik wilde dit niet delen met allemaal vage virtuele kennissen. Laf? Waarschijnlijk. Hielp ik nu mee om het taboe in stand te houden? Misschien.

Op mijn zeventiende ging ik voor het eerst zonder ouders op vakantie, naar Spanje. Samen met een vriendin lagen we dagenlang op het strand en dansten we nachtenlang in de plaatselijke discotheek. Tijdens een ‘schuimparty’ in de beruchte uitgaansstad Lloret de Mar ontmoette ik een knappe jongen. We flirten wat met elkaar, maar hij wilde niet met me zoenen, omdat hij een vriendin had in Nederland. ‘We kunnen wel wat anders doen’, zei hij. Voor ik er erg in had haalde hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek en legde mijn hand eromheen. Ik schrok me kapot en rende weg. Uit schaamte vertelde ik niets aan mijn vriendin. Ik had het toch zelf uitgelokt? Dan had ik maar niet met hem moeten flirten. Bovendien, iedereen wist toch dat het in Lloret de Mar om niets anders draaide dan zuipen en seks?

Tien jaar later was het weer raak. Op een feestje kwam ik een kennis tegen, waar ik een paar maanden eerder een korte affaire mee had beleefd. Hij maakte daar een eind aan, want hij zat nog te veel met zijn ex in zijn hoofd. Inmiddels had ik een vriend en moest ik er niet aan denken om met iemand anders te zoenen. Hij had spijt en lalde constant dat hij veel leuker was dan mijn vriend. Ik hield gepaste afstand. Aan het einde van de avond bood hij aan om me naar een taxi te brengen. Ik weigerde beleefd, maar hij drong aan; je moest een vrouw toch niet in haar eentje door het donker later lopen? Dat argument overtuigde me. Er was is de wijde omtrek geen taxi te bekennen en hij stopte me midden op straat. Hij drukte zijn veel sterkere lichaam tegen me aan, kneep in mijn kont en probeerde mijn mond te pakken. Ik worstelde me tevergeefs uit zijn greep, totdat ik geen andere uitweg zag dan zijn gezicht open te krabben. Hij schold me uit voor ‘hoer’, fietste weg en liet me moederziel alleen achter. Opnieuw werd ik boos op mezelf, had ik hem niet misleid door hem mee te laten lopen naar die verdomde taxi?

Het antwoord is: NEE! Ik heb hem nooit toestemming gegeven om aan me te zitten.
Ik vind het schokkend om te zien dat bijna iedere vrouw dit soort dingen meemaakt en nog schokkender om te merken dat we er onderling nauwelijks over praten. Ik wil me niet voordoen als een willoos slachtoffer en ik dank God op mijn blote knieën dat ik nooit ben verkracht, wat me ontelbaar veel malen erger lijkt. Maar toch, als we meer openheid bieden over wat voor soort ongewenst gedrag dan ook, kunnen we eindelijk beginnen te werken aan een écht gelijkwaardige relatie tussen man en vrouw. #MeToo.

‘Niet lullen maar poetsen’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Surinaams-Nederlandse Dominique Rozenblad (39).

Wat doe je?
‘Ik kom uit de hoek van sociaal-culturele ondernemers. Ik heb op dit gebied jaren een eigen organisatie gerund. Ik kom op voor de participatie van Surinaams-Nederlandse jongeren. Dat is precies waar ik op 22 oktober voor wil zorgen door middel van een cultuurbenefiet in Rotterdam voor jong talent. We geven creatieve talenten een podium zodat ze in contact kunnen komen met professionals. De leuke dingen in het leven combineer ik dus eigenlijk met mijn werk en dat maakt me enorm gelukkig. Ik vind het belangrijk om jongeren te ondersteunen op weg naar de top en ze bewust te maken van hun talenten.’

Waar wil je heen?
‘Ik hoop dat ik het cultuurbenefiet op meerdere locaties kan aanbieden met verschillende thema’s. De ene keer kan het thema urban zijn, de andere keer hiphop. Daarmee hoop ik van verschillende multiculturele talenten een smeltkroes te maken. Want dat is gewoon Rotterdam. Dat wil ik op deze creatieve manier verenigen.’

Heb je een kruiwagen?
‘Ja, de creativiteit die we hebben in Rotterdam komt veelal van de eerste lichting straatjongeren en vooral jongeren met een migratieachtergrond, die zelf vooruit moesten komen in het leven. De kinderen daarvan hebben zich toch op die manier ontwikkeld, bijvoorbeeld in dansen en zingen. Dat is een beetje mijn kruiwagen geweest, omdat ik heel erg multicultureel ben opgevoed.’

Zijn er beren op de weg?
‘Dat is altijd het financiële plaatje. Maar als je een creatief brein hebt, ga je kijken hoe je daarmee om kan gaan en ga je samenwerken, sponsors zoeken en op die manier werk je naar je doel toe.’

Heb je tips?
‘Doe het gewoon! De Rotterdamse mentaliteit van niet lullen maar poetsen zegt eigenlijk genoeg. Daarnaast is enthousiasme en het hebben van vertrouwen in jezelf ook cruciaal voor succes in het leven, wat je ook doet.’

Nederlanders in Amerika: ‘Ik kan zelf klompen maken’

0
Assimileren of integreren? Turkse en Marokkaanse Nederlanders worstelen er soms mee, maar ook voor Nederlandse migranten is assimilatie niet vanzelfsprekend. In Orange City worden de typische Nederlandse tradities in ere gehouden. De Kanttekening sprak daarover historici en bewoners van Orange City.

Soms wordt de Nederlandse cultuur door emigranten geëxporteerd en geconserveerd in het emigratieland. Een bekend voorbeeld daarvan is de Kerstman die in de Verenigde Staten ontstaan is doordat Nederlandse migranten vasthielden aan het Sinterklaas-feest. De Nederlandse traditie versmolt met het Amerikaanse kerstfeest en de figuur van Sint-Nicolaas evolueerde met enkele aanpassingen tot de Kerstman. Chinatown’s en Little Italy’s ontstaan uit heimwee naar het herkomstland. Zo zijn er met name de afgelopen honderd jaar ook verschillende Hollandse dorpen en steden ontstaan in onder meer Canada, Amerika, Brazilië en Indonesië. In veel van die plaatsen worden de Nederlandse tradities hoog gehouden. Het is een bekende reflex: emigranten die in het nieuwe land sterker dan de achterblijvers vast houden aan bepaalde gewoontes. De nadruk ligt vaak op de stereotype Nederlandse folklore. Eén van de bekendste voorbeelden is Orange City in de Amerikaanse staat Iowa. Daar wordt nog ieder jaar een tulpenfestival georganiseerd, waarbij mensen klompen dragen, poffertjes eten en zich hullen in traditionele klederdracht. Zelfs de huizen zijn deels aangepast aan de stijl van het oude Holland.

Meestal worden deze tradities in stand gehouden door de oudere generatie, die nog uit Nederland komt of nog familie kent in Nederland. Hun kinderen en kleinkinderen spreken al geen Nederlands meer en maken zich er minder druk om. Datzelfde geldt voor veel nieuwe emigranten. Volgens Marlou Schrover, hoogleraar Migratiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden, proberen migranten zo de wereld waar zij of hun voorouders vandaan komen te recreëren. ‘Het is een poging om vast te houden aan de wereld die ze verloren hebben, uit een soort heimwee en nostalgie. Je ziet het bij Nederlanders die in de jaren vijftig of zelfs eerder naar landen als Australië, Canada en Amerika zijn vertrokken. Het is een fictief idee van hoe onze samenleving eruit ziet, een beetje zoals het lang geleden gebeurde, maar nu niet meer. Als die mensen dan terug komen naar ons land voor een bezoek, dan zien ze dat het er ook niet meer uitziet zoals ze het zich herinnerden. Ze houden zich vast aan iets dat heel traditioneel en clichématig is. Men gaat dan samen erwtensoep eten en men importeert carnavalskostuums en vitrage. Ze houden vast aan tradities, maar wel met een buitenlands tintje, waardoor het al niet meer zo Nederlands is. Vooral oudere generaties hebben een bevroren beeld van Nederland.’[blendlebutton]

Leo Lucassen, Directeur Onderzoek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en hoogleraar Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, sluit zich daar deels bij aan, maar nuanceert het beeld ook een beetje. ‘Het gebeurt inderdaad wel, maar als je daar beter naar kijkt dan moet je dat toch vooral zien als een symbolische etniciteit. Men afficheert zich wel met de symbolen van het land van herkomst, maar als je dieper kijkt dan valt het wel mee en is er slechts een kleine groep die dit doet. Ze spreken geen Nederlands, ze zijn niet getrouwd met Nederlanders en gaan er niet veel mee om, dus in het dagelijks leven zijn het gewoon Amerikanen, maar wel met een Nederlands tintje. Dat tintje mogen ze graag uitventen en dat doen ze ook omdat het in Amerika interessant wordt gevonden. Veel Amerikanen vieren hun etniciteit, of dat nou Nederlands of Iers is. Maar als je dan naar de stamboom kijkt dan komt er bijna geen Nederlander in voor. Mensen zijn zich vaag bewust van hun herkomst en kiezen daar dan iets interessants uit. Maar zodra ze gemengd gaan trouwen dan verdwijnt het gevoel heel erg snel.’ Volgens Lucassen ligt het ook aan de omgeving, bijvoorbeeld of er veel gelijkgestemden zijn. ‘Het is belangrijk hoe groot de sociale en culturele afstand van migranten en hun nakomelingen is. Als je in Namibië woont en je bent blank, dan ben je daar anders dan als je in Londen gaat wonen. Hoe groter de afstand is en blijft, hoe groter ook misschien wel de behoefte om je op je eigen etnische rots terug te trekken. Als mensen in een meer geïsoleerde gemeenschap terechtkomen, dan houden ze wat meer vast aan de Nederlandse tradities. Zo is bekend dat Nederlanders die lang geleden naar Brazilië gegaan zijn en daar de gemeente Holambra hebben opgericht, zich nog steeds als Nederlanders zien, maar ze spreken nauwelijks Nederlands en hun kinderen al helemaal niet. Dus meestal, waar dan ook ter wereld, heeft het alleen een symbolische waarde.’

Schrover ziet dat ook zo. ‘Het is ook de vraag in hoeverre je een band met Nederland onderhoudt als je stroopwafels eet of naar een tulpenfestival gaat. Ik betwijfel dat ten zeerste. Ze vieren het wel, maar ik vraag me af of het essentieel is of niet meer dan een grap en een vorm van vrijetijdsbesteding. Het is dus wel een bewuste keuze die ze maken, maar of het nou heel belangrijk is voor wie ze zijn dat vraag ik me af. Hun plaats in de samenleving wordt niet bepaald doordat ze Nederlands zijn. Het is dus meer een symbolische identiteit dan een primaire. Zo’n tulpenfestival is natuurlijk ook iets commercieels, dat door lokale overheden gebruikt wordt om toeristen te trekken.’

Toch is het vooral voor de oudere generaties in het buitenland nog belangrijk om stil te blijven staan bij de Nederlandse tradities. John Buntsma was twee jaar oud toen hij uit Nederland vertrok. Samen met zijn ouders verhuisden hij eerst naar Canada en iets later naar de Verenigde Staten. Daar woont hij al jaren in Orange City. In de jaren zeventig heeft hij tijdelijk bij zijn familie in Nederland gewoond, waar hij Nederlands heeft geleerd. Hij spreekt Nederlands met een zwaar Amerikaans accent. Buntsma: ‘Mijn familie is in de jaren vijftig verhuisd vanwege werk. De economie in Nederland was niet best, daarom zijn we vertrokken. Veel mensen met Nederlandse wortels wonen al heel lang hier. We houden de ouderwetse Nederlandse cultuur en tradities in ere. We vieren ieder jaar Kerst en Sinterklaas. Nog ieder jaar organiseert men hier het tulpenfestival, waar veel mensen op af komen. In oude Volendamse klederdracht duw ik dan een viskarretje en roep naar mensen in het Nederlands. We hebben wat winkeltjes met Nederlandse producten en we eten Nederlandse dingen, zoals boerenkool, erg lekker, daarnaast hebben we speciale gebouwen aangepast naar Nederlandse huizen uit 1900.’

Het tulpenfestival in Orange City is een grote publiekstrekker, het wordt dit jaar voor de 78ste keer georganiseerd. De organisatie is in handen van Mike Hofman. ‘We zijn dit festival begonnen om de tradities van Nederland te kunnen behouden en om het bestaan van de tulp te vieren, dat betekent veel voor de inwoners van deze stad. In de jaren dertig van de vorige eeuw woonden hier veel Nederlanders. Orange City is nog steeds een plek met veel Nederlanders en Nederlandse tradities. De inwoners vinden het leuk om de authentieke kostuums te zien, ze zijn er dol op’, zo vertelt Hofman, die zelf in Amerika is geboren, maar nog verre familie heeft in Nederland. Hij hoopt dat het festival nog lang blijft bestaan. ‘Veel mensen hier voelen nog steeds een sterke binding met Nederland, de moeite die het hen heeft gekost om hier te komen, je kan dat niet zomaar uitwissen. Ik heb zelf Nederlandse familie, mijn overgrootvader is vanuit Nederland hier naartoe gekomen. Mijn grootvader heeft gepreekt voor een kerkgemeenschap in Orange City, hij preekte in het Nederlands. Ik spreek het zelf niet, maar Amerikanen zijn geïnteresseerd in de verschillende Nederlandse culturele dingen, zoals klompen, poffertjes, windmolens en tulpen. Ik kan zelf klompen maken en dat laten we uitgebreid zien tijdens het festival. We kijken ook wel naar ontwikkelingen in Nederland en spelen daar op in, maar het is toch veelal de oude folklore die we laten zien, dat is waar de mensen van houden.’

Buntsma vindt het vast houden aan Nederlandse tradities niet in strijd met integratie, trots zijn op je afkomst staat daar los van zegt hij. ‘We doen dit omdat we blij zijn dat we uit Nederland komen en Nederlandse wortels hebben. We hebben nog wat Nederlands bloed in ons en dat willen we graag laten zien. Voor mezelf is het ook een beetje uit nostalgie. Het organiseren van het tulpenfestival brengt weer een hoop geld in het dorp, omdat er veel mensen op afkomen. Dat is ook een belangrijke reden om het te doen. Ik volg nog steeds de Nederlandse kranten, ik heb er familie wonen dus ik blijf graag op de hoogte. Ik ben blij dat ik een Nederlander ben. Ik heb geen Nederlands paspoort meer, maar ik voel me nog wel Nederlander, dat zal altijd zo blijven.’

Emigranten onthouden volgens Schrover vooral de positieve dingen van Nederland en ze vergeten de reden van hun vertrek. ‘Vroeger vertrokken mensen vaak, omdat ze vonden dat Nederland te klein, benauwend of te bekrompen was. Ze vertrokken, omdat ze een negatief beeld van ons land hadden, maar op het moment dat ze in een ander land wonen zie je vaak dat alle positieve associaties met Nederland boven komen drijven. Dat is wel frappant. De oudere generaties hebben een bepaald idee van de Nederlandse samenleving, maar de nieuwkomers hebben daar weer een heel ander idee over. Zo evolueert dat beeld en gaat het een eigen leven leiden.’

Over het algemeen integreren Nederlandse migranten goed zegt Lucassen. ‘Verreweg de meesten zijn echt inwoners van het land geworden waar ze naar toe vertrokken zijn en hun kinderen en kleinkinderen zijn dat ook. Tenzij je institutioneel apart wordt gehouden door een land en daar een aparte status krijgt, ook juridisch. Dan blijven die tradities langer levend. Maar dat gebeurt niet in landen als Amerika, Canada of Australië, daar worden Nederlanders echt burgers.’ Het maakt volgens Lucassen daarbij niet uit of mensen recent zijn weggegaan of al veel eerder. ‘De meeste mensen verlaten Nederland niet met het idee om nooit meer terug te komen. De meeste keren weer terug en hebben niet de intentie zich definitief ergens te vestigen. Het fluctueert nu wel meer dan vroeger. Vroeger was het vaak via een kerk georganiseerd, waardoor er al een onderlinge band was voordat ze vertrokken en daarom dan vaak op dezelfde plek terechtkwamen. Nu vertrekken mensen minder collectief en kunnen ze best ergens een netwerkje opzetten, om elkaar te helpen of om een winkeltje op te zetten, maar het blijft vluchtig. Zodra ze zich ergens vestigen en kinderen krijgen verdwijnt het contact met het thuisfront meestal.’

De opstelling van het herkomstland speelt ook een belangrijke rol. ‘Bijvoorbeeld als de staat mensen nog steeds als staatsburgers beschouwd en het in een bepaalde mate belangrijk vindt om de band met inwoners aan te houden’, zegt Lucassen. ‘Een land als Turkije doet dat heel duidelijk, het blijft zich met Turken over de hele wereld bemoeien. Nederland heeft dat nooit echt gedaan. Als Nederlanders ergens anders wonen, dan zijn ze voor onze staat inwoners van dat land. Dat verklaart waarom Nederlanders in het buitenland, voor zover ze zich al apart opstellen, een minderheid zijn, maar wel een heel zichtbare minderheid.’ Schrover wijst daarbij ook op de rol die consulaten en ambassades vervullen. ‘Die organiseren nog steeds feesten rondom de typische Nederlandse feestdagen, zoals Koningsdag. Ze nodigen dan Nederlanders uit. Daarnaast brengen ze Nederlanders met elkaar in contact als ze vragen hebben. Maar de migratie is nu veel minder grootschalig, de overheid heeft geen groot belang om zich te bemoeien met de wijze waarop deze migranten integreren.’[/blendlebutton]

Pastors helpen studenten met levensvragen

0
Studentenpastors spelen soms een belangrijke rol bij het oplossen van persoonlijke problemen van studenten. De Kanttekening sprak drie studentenpastors over hun werk en de vragen die ze vaak krijgen.

Studenten hebben een druk leven. Ze moeten in korte tijd veel presteren en hebben daarnaast soms ook te maken met financiële en persoonlijke problemen. Om alles in balans te houden en hun hart te luchten kunnen ze terecht bij een luisterend oor, dat kan een psycholoog zijn maar soms ook een studentenpastor. Een studentenpastor is een theologische consultant in het hoger onderwijs die we in veel universiteiten tegenkomen. Maar wat doet een studentenpastor precies?

John Hacking is sinds 2000 actief in de Studentenkerk van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij geeft volgende week een lezing over ‘de plaats die God inneemt in ons leven, nu wij op de hoogte zijn van alle nieuwe ontdekkingen in de wetenschap rond het ontstaan van het universum, de evolutie en de voortschrijdende technische mogelijkheden’. ‘Het zijn onderwerpen waar ik veel vragen over krijg van studenten’, zegt hij. ‘Studenten en medewerkers van de universiteit hebben altijd de mogelijkheid om binnen te lopen voor een persoonlijk gesprek. Dat kan gaan over religieuze vraagstukken, maar ook over zingeving of andere thema’s. Het is een zeer open en vrije omgeving.’

Foto: John Hacking

Universiteiten staan bekend als hét centrum van kennis, waar het wetenschappelijk perspectief, bijvoorbeeld over de evolutietheorie, vaak botst met theologische argumenten. Volgens Hacking zitten sommige religieuze studenten daarmee in hun maag. ‘We krijgen vaak studenten over de vloer die wetenschap en religie goed weten te combineren, maar soms toch met vraagtekens zitten. In het Westen, vooral in Nederland, is het secularisme belangrijk, maar aan de andere kant worden religieuze mensen, zowel moslims als christenen zelfbewuster. Ook religieuze studenten verwachten dat iedereen respect toont en serieus rekening houdt met hun religie en niet doet alsof het puur een privé zaak is.’

Uit recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het percentage jongeren dat zegt bij een godsdienst te horen opnieuw flink is gedaald. Het aandeel jongeren van 15 tot 25 jaar dat zegt tot een kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groepering te behoren is volgens het CBS gedaald van 49 procent in 2010 naar 41 procent vijf jaar later. Onder jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) is die daling het sterkst.

Hoe groot is de interesse in religie van studenten in de eigen omgeving van Hacking? ‘Van de honderd mensen die hier binnenlopen is misschien een derde religieus, de rest heeft wel iets met zingeving en spiritualiteit, maar noemt zich niet gelovig’, zegt Hacking. ‘Het is wel zo dat ze vaak niet afwijzend staan tegenover religie, in die zin hebben we te maken met een open en diverse groep.’ Door de jaren heen is volgens Hacking ook een meer open houding richting religie ontstaan onder studenten. ‘Ik doe dit al zeventien jaar. Toen ik pas begon had je de New Age-beweging. Veel studenten hadden toen de houding ‘de kerk, dat is echt niets voor mij’, maar dat is nu langzaam verdwenen. Nu zijn er nog altijd mensen die zich niet aangetrokken voelen door kerken, vaak omdat ze alleen maar op het woord kerk focussen, maar als ze hier binnen zijn geweest zijn ze daar van af. Die openheid richting de kerk, zeker ook onder studenten, vind ik absoluut gegroeid de laatste jaren. Men heeft in het algemeen minder snel een vooroordeel als het gaat om religie.’ In zijn gesprekken met studenten gaat het volgens Hacking vooral om persoonlijke zaken. ‘Er is een toenemende druk op studenten om sneller en beter te presteren in een kortere tijd, dus daar zitten ze vaak mee. Ze zijn op zoek naar een steun in de rug om hun leven alsnog in balans te houden, want sommigen vliegen echt uit de bocht en krijgen bijvoorbeeld een burn-out. Dat ze met iemand kunnen spreken vanuit een religieus perspectief helpt ze enorm.’

Ward Biemans heeft net als Hacking te maken met studenten die persoonlijke problemen hebben, maar ook twijfelen over het geloof. Biemans is een katholieke studentenpastor die verbonden is aan de faculteit Theologie van de Universiteit Utrecht en de opleiding Theologie en Levensbeschouwing van de Fontys Hogeschool. Hij ziet dat er nog steeds genoeg interesse en belangstelling is onder studenten in religie en ziet dat niet snel afnemen. ‘Veel studenten zijn soms echt op zoek, omdat ze een bepaalde leegte ervaren. Ze willen weten wat de zin is van het bestaan. Weer anderen zijn gefascineerd door het geloof van andere leeftijdsgenoten, ze vragen zich af ‘hoe kan het dat sommigen zo met het geloof bezig zijn terwijl ik dat niet doe’. Dat zet ze soms aan het denken. Ik krijg van studenten vooral vragen over geloof in combinatie met studie. De studie legt veel druk op studenten. Studenten worstelen meestal met de vraag hoe ze gelovig kunnen blijven in de huidige samenleving die vooral gericht is op carrière maken en veel geld verdienen. De meeste studenten die ik spreek vinden andere zaken minstens net zo belangrijk, zaken als zingeving en naastenliefde. Wat er vanuit de maatschappij geëist wordt botst vaak met wat deze studenten zelf willen.’ De botsing tussen religie en wetenschap is ook voor Biemans een terugkomend thema. ‘In mijn optiek hoeven die twee niet met elkaar te botsen. Veel studenten hebben dat ook wel in de gaten. Er zijn genoeg gelovige wetenschappers die belangrijke prestaties hebben geleverd voor de wetenschap. Denk maar aan Einstein. Dat probeer ik ook altijd in gesprek met studenten en onderzoekers duidelijk te maken. Het spreekt elkaar niet tegen. Ook actuele thema’s zoals radicalisering en extremistisch geweld bespreek ik met studenten. Ik had laatst een student die expliciet een vraag had over hoe ze om moet gaan met de islam en hoe ze zich moet verhouden tegen de soms ook radicale vorm van die religie. Sommige studenten worden daar onrustig van.’

Foto: Ward Biemans

Michiel Peeters studeerde Rechten en Russisch aan de Universiteit Leiden. Hij is nu de studentenpastor van de Tilburg University, een van oorsprong katholieke universiteit. ‘Het studentenpastoraat is een plek waar grote vragen gesteld kunnen worden en waar die vragen serieus worden genomen. Bijvoorbeeld als het gaat om de zin van het leven. Om goed in je vel te zitten en gemotiveerd te kunnen werken is het belangrijk om diep in jezelf te kijken’, zegt Peeters. ‘Wat je bent als mens, wat je werkelijk wil in je leven. Als die grote levensvragen nooit gesteld of beantwoord worden, dan word je uiteindelijk een soort machine die alleen maar doet wat hij moet doen. In dit geval dus alleen maar studeren en hoge cijfers halen. Maar studenten zijn geen machines, het zijn mensen.’ Op zijn profielpagina van de universiteit schrijft Peeters: ‘Wie ben ik? Waar doe ik het uiteindelijk allemaal voor? Hoe kunnen we met elkaar omgaan? Dat zijn kwesties die iedereen, gelovig of niet, raken.’ Peeters zegt dat veel studenten zich opgelucht voelen als ze bij hem langskomen om het over zulke onderwerpen te hebben.

Foto: Michiel Peeters

‘Vooral omdat ze deze vragen soms niet aan vrienden of familie kunnen voorleggen, omdat er zoveel vooroordelen zijn met betrekking tot religie. Daarom geven veel studenten geen positief antwoord op de vraag of ze belangstelling hebben voor religie, maar als je de vraag op een andere manier stelt of als ik vertel over mijn ervaring met religie, dan vindt iedereen het wel heel interessant.’ Peeters denkt dat de mens van nature religieus is en dat ziet hij terug bij de studenten. ‘De mens is gemaakt voor iets groots en is op zoek naar het geluk, naar iets oneindigs, naar het ware, het mooie. Ongeacht de religie, iedereen is daarnaar op zoek. Waarom we elke ochtend opstaan en überhaupt gaan werken of studeren is omdat we op zoek zijn naar een niet-oppervlakkige, oneindige bevrediging. De mens zoekt altijd naar meer. De meeste studenten die ik spreek zijn op zoek naar geluk, maar weten niet waar te zoeken. ‘Ik doe alles goed en doe alles wat ik moet doen, maar ik ben niet gelukkig’, hoor ik ze heel vaak klagen. Ik kreeg ook een student die bij een psycholoog was geweest, omdat hij problemen had met zijn scriptie. Hij zei dat hij ontdekt had dat hij vrijheid nodig heeft om een scriptie te kunnen schrijven. Normaal denken studenten dat ze pas vrij zijn op het moment dat hun scriptie af is. Maar we moeten dus eerst goed in ons vel zitten om goed te presteren. Veel studenten begrijpen dat goed uit eigen ervaring.’

‘AKP is partner van imperialisme’

0
Fatih Mehmet Macoglu is de eerste en enige communistische burgemeester van Turkije. ‘De AKP tolereert geen tegengeluid en doet er alles aan om de oppositie vanuit de arbeidersklasse uit te schakelen.’

De val van het communisme vond decennia geleden plaats. In Europa maakten communistische regimes één voor één plaats voor democratische besturen. Hoewel Turkije nooit een communistisch land was, had het vooral tijdens de Koude Oorlog te maken met een bloedige strijd tussen linkse en rechtse groepen, wat leidde tot de coup van 1980. Naast rechtse nationalisten werden ook honderden communisten opgepakt, gemarteld en zelfs opgehangen. Wanneer ze meer geluk hadden, trokken ze naar Europa als politieke vluchtelingen. Het woord communist werd als het ware een scheldwoord in Turkije.

Tijdens de lokale verkiezingen van 2014 in Turkije gebeurde echter iets heel opvallends. Zorgmedewerker Fatih Mehmet Macoglu (Ovacik, 1968), kandidaat namens de Communistische Partij van Turkije (TKP), een partij die lang verboden was in het land, won de verkiezingen in zijn geboorteplaats Ovacik, in de provincie Tunceli, met bijna 37 procent van de stemmen. Daarmee werd hij de eerste en voorlopig enige communistische burgemeester van Turkije. De Kanttekening sprak hem onder meer over de toekomst van het communisme en wat men in Turkije vindt van een communistische burgemeester.

Wat maakt u anders dan andere burgemeesters?
‘Wat ons communisten anders maakt dan de rest is dat we in ons programma alle macht reguleren via volksvergaderingen en het volk betrekken in alle besluitvormingsmechanismen. Ons model is gebaseerd op productie, transparantie en is tegen alle vormen van corruptie. Huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en openbaar vervoer is gratis en alle andere diensten worden eerlijk geleverd door de gemeente.’

Voert u strijd tegen het kapitalisme?
‘Ja, omdat ook in Turkije het kapitalisme de primaire bron van sociale ongelijkheid is hebben we als de TKP de strijd tegen het kapitalisme centraal gesteld en het socialisme als uitgangspunt genomen in ons programma. We strijden al jaren voor meer rechtvaardigheid en gelijkheid.’

Wat maakt dat u zich vandaag de dag nog steeds communist noemt, terwijl het communisme is mislukt in zoveel landen?
‘Het communisme werd op veel plekken in de wereld gelanceerd als een boeman. Er werd letterlijk gejaagd op communisten. Als gevolg van dit soort internationale lastercampagnes, waar het kapitalistische Westen het voortouw in nam, zag de massa, ook in Turkije, communisme als iets slechts. Dat is merkwaardig, omdat het communisme juist staat voor het recht op alle vormen van leven. Het communisme spoort mensen aan om de natuur, de mensheid en alle levende wezens te respecteren. Het communisme betekent dat alle mensen, dus ook de mensen die zonder enige kennis anti-communistisch zijn, niet het slachtoffer worden van een klassenstrijd en in vrede kunnen leven. Hoe kan iemand tegen dit soort idealen zijn, vraag ik me vaak af.’

Wat voor problemen kwam u de afgelopen jaren als burgemeester tegen?
‘Turkije heeft iets wat veel landen niet hebben, namelijk ondergrondse en bovengrondse rijkdommen. Door de jaren heen hebben verschillende regeringen en gemeentes daar misbruik van gemaakt. Ze hielden geen rekening met het milieu en natuurgebieden. Ze keken puur naar wat het financieel oplevert. Nadat ik aan de macht kwam in Ovacik heb ik daar een stokje voor gestoken. Dat vonden de grote bedrijven die profiteren natuurlijk niet leuk. Die zijn niet anders gewend dan plunderen en vernielen. Dat we daardoor onder druk staan heeft niet zozeer te maken met het feit dat ik een communistische burgemeester ben. Iedereen, ongeacht ideologie, die het de machthebbers lastig maakt kan problemen krijgen.’

Hoe reageren burgers op uw burgemeesterschap?
‘De Turkse geschiedenis zit eigenlijk vol met grote communistische helden. De bekende dichter en schrijver Nazim Hikmet was bijvoorbeeld een belangrijke vertegenwoordiger van de Turkse communistische traditie. Het is een gegeven dat mensen uit Dersim (het huidige Tunceli, red.), maar vooral ook uit Ovacik, een verleden hebben met het communisme en er sympathie voor hebben. In andere delen van Turkije is dat anders zijn, maar hier bestaat er geen negatief beeld van het communisme. Sterker nog, hier kan vrijwel iedereen zich vinden in de idealen van het communisme.’

Heeft het communisme nog een toekomst in Turkije?
‘Ik moet zeggen dat het communisme voor mij helemaal niet utopisch is. Ik geloof honderd procent dat het communisme levensvatbaar is en dat we het prima kunnen toepassen als bestuurlijk model in Turkije. We moeten niet vergeten dat het een ideologie is waarin historische wortels verscholen zitten van een lange klassenstrijd die nog lang niet is gestreden.’

U buigt zich over de problemen van Ovacik, maar volgt ook de landelijke politiek. Wat zijn de meest urgente problemen van Turkije?
‘De strijd tussen de AKP-regering en de onderdrukte arbeidersklasse, maar ook tussen de AKP en de mensen met verschillende etnische, religieuze achtergronden en genders is in volle gang en wordt met de dag groter. De AKP is een strategische partner van het internationale imperialisme. Het is een partij die fascistische methodes toepast. De AKP tolereert geen tegengeluid en doet er alles aan om de oppositie vanuit de arbeidersklasse uit te schakelen. Het verzet van de onderdrukte volkeren tegen dit soort fascisten en barbaren zal slagen en een eind maken aan zulke praktijken.’

Jonge hindoes willen niet gecremeerd worden

0
Hindoes wassen en cremeren zich al eeuwenlang in de rivier de Ganges, maar er is nu een jonge generatie die kanttekeningen plaatst bij deze rituelen. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit India.

Benares is één van de oudste constant bevolkte steden in de geschiedenis. Het bestaat al ruim 2.800 jaar. Het is één van de zeven heilige steden in India. Veel hindoes komen er om te sterven. Maar ook eren zij er de goden door zich te ‘reinigen’ in het water van de voor hindoes heilige Ganges om zich te ontdoen van hun zonden. Hindoes geloven dat in het water van de Ganges helende krachten schuilen. Dagelijks komen rond de 1.500 pelgrims naar de Ganges om een bad te nemen. Veel jonge Indiërs worstelen daarmee en stellen de milieuvervuiling die met deze eeuwenoude traditie gepaard gaat aan de kaak.

IT’ers Ranjith (26) en Santhosh (28) komen oorspronkelijk uit Kerala en zijn een paar dagen op vakantie in de stad. Het is hun eerste keer en ze zijn onder de indruk van de stad. ‘We baden in de rivier. We geloven dat we onze zonden wegwassen en weer met een schone lei beginnen’, zegt Ranjith. Veel mensen nemen het water van de Ganges mee naar huis, zo ook Ranjith en Santhosh. Santosh: ‘We hebben twee flessen gevuld. Onze familie gebruikt dit water voor rituelen.’

Om zeven uur s avonds is er altijd een ceremonie bij de beroemde traptreden van de Dashashwamedh Ghat (ghat betekent trap in het Hindi). De ceremonie heet Ganga Aarti, dat het aanbidden van de rivier betekent. Het gaat gepaard met veel vuur, dans en gezang. Er zijn 88 ghats, dat zijn trappen die naar de Ganges leiden. De meeste ghats worden gebruikt om te baden en voor ceremoniële doeleinden en een paar worden gebruikt voor crematies. De Manikarnika Ghat is één van de meest bekende ghats waar de lichamen van talloze hindoes al eeuwenlang worden gecremeerd. De aantallen verschillen, maar per dag worden rond de tachtig tot driehonderd mensen gecremeerd. Het is strikt verboden om foto’s te maken, maar veel toeristen die een boottrip maken op de Ganges trekken zich daar weinig van aan. In het donker flitsen overal de camera’s. De ghats hebben allemaal een eigen legende. Zo is de Dashashwamedh Ghat erg bekend, omdat volgens de overlevering Brahma (de schepper) tien paarden offerde om Shiva (de vernietiger) te verwelkomen.

Lee (32), ingenieur in Benares, woont sinds een paar jaar in de stad. Hij wil in Benares gecremeerd worden. ‘We geloven dat je dan meteen naar God gaat. Voor Indiërs is het water van de Ganges het puurste en heiligste dat er bestaat.’ Volgens Lee maakt het niet uit waar het lichaam precies wordt verbrand. ‘Als je as maar in de Ganges in Benares wordt uitgestrooid.’ Ondanks dat men weet dat er veel menselijke resten – er gaan verhalen dat sommige lichamen niet volledig worden gecremeerd en er nog lichaamsdelen rondzwerven – en afval in de rivier zwermen, blijft Lee optimistisch. ‘Als je het water van de Ganges in een fles stopt en na driehonderd jaar drinkt, is het nog steeds van dezelfde kwaliteit, honderd procent puur.’ Lee is niet de enige met deze gedachte. Veel Indiërs zwemmen in de Ganges en drinken het water. Volgens Lee is het water niet vervuild. ‘Als je mensen cremeert blijven er alleen maar natuurlijke stoffen over zoals ijzer en zilver. Er is alleen veel modder, dus het lijkt vervuild.’

De statistieken laten echter andere cijfers zien. De Ganges behoort tot één van de meest vervuilde rivieren ter wereld. De Ganges komt van de westelijke Himalaya’s en mondt ruim 2.500 kilometer verder uit in de Baai van Bengalen. Naast het baden en wassen van mensen, kleren en dieren en natuurlijk de crematies wordt er ook riolering en industrieel afval op grote schaal in de Ganges geloosd. De rivier gaat door bijna dertig steden en 48 dorpen. Het is een belangrijke levensader.

Ashok (25) is werkzaam in de toeristenbranche en is geboren en getogen in Benares. Hij hij heeft kritiek op de eeuwenoude traditie van zijn stad. Zijn familie is hindoe, maar hij gelooft niet in leven na de dood. ‘Er is zoveel vervuiling en ontbossing door de crematies, ik wil daar niet aan bijdragen. Ik wil begraven worden.’ Volgens Ashok hebben degenen die de lichamen cremeren er een monopolie op en zijn ze daar stinkend rijk mee geworden. ‘Ze hebben niet alleen een monopolie op het verbranden, maar ook op het hout, het vuur en ga zo maar door. Ze kijken hoeveel geld je hebt en stemmen dan de prijs af. Families kunnen hier niets tegen doen.’

Sash (26) uit Azamgarh zegt dat zijn generatie sceptisch is over het ritueel. ‘Wij zijn goed opgeleid en denken wetenschappelijk. De meesten geloven niet in de mythe. We weten dat de rivier vervuild is. Ik kan me voorstellen dat als je dichtbij de oorsprong zit en je dan aan het mediteren bent, dat het water dan een speciale betekenis krijgt. Maar het water in Benares is erg ver weg van de bron.’ Toch zijn er veel oudere mensen voor wie het ritueel heel belangrijk is. Deze mensen zijn volgens Sash vaak laagopgeleid en opgeroeid in conservatieve omgevingen.

Leraar Vishak (42) uit Gorakhpur zegt dat Indiërs het geloof praktiseren zonder de achterliggende context mee te nemen. ‘Mensen aanbidden goden, bomen, rivieren en beelden, omdat deze ooit heilig zijn gemaakt. Mensen aanbaden voorheen grote bomen, omdat die een belangrijke rol vervulden in hun leven. Om deze bomen te beschermen werden ze gelinkt aan religie, zodat ze niet gekapt konden worden. Nu bidt iedereen tot de boom zonder te weten waar het eigenlijk over gaat. Ze gebruiken religie voor hun eigen doeleinden.’ Dat is volgens Vishak ook het geval met de Ganges. ‘Mensen zijn vergeten waarom de rivier heilig is. Want als iets heilig is, dan bescherm je het. Maar in plaats daarvan wordt het vervuild.’

Nasrdin Dchar ergert zich aan verkeerde beeldvorming

2
Nasrdin Dchar ergert zich aan de negatieve beeldvorming over Marokkaanse Nederlanders. Met zijn theatervoorstelling Dad wil hij tegenwicht bieden.

Acteur Nasrdin Dchar (Steenbergen, 1978) is onder meer bekend van de televisieseries Shouf shouf! (2006-2009), Deadline (2008-2010) en De jacht (2016-) en de films Rabat (2011), Infiltrant (2014) en Undercover (2015). Hij staat op dit moment in het theater met Dad, een persoonlijke monoloog over zijn vader. Grote thema’s worden afgewisseld met de kleinst mogelijke details. Zijn vader heeft een belangrijke rol binnen het stuk, net als zijn moeder dat had in zijn vorige monoloog, Oumi.

‘De band met mijn vader is een heel bijzondere’, vertelt Dchar aan deze krant. ‘Ik zie mezelf een beetje als een troostkind, al klinkt dat raar. Dat is omdat ik voor hem op een fijn moment ben gekomen, aangezien hij toen door een wat moeilijke tijd ging. Mijn vader maakte me ervan bewust dat je de kansen moet grijpen die je krijgt. Zo hamerde hij bijvoorbeeld ook heel erg op het volgen van een opleiding, omdat hij die mogelijkheid zelf nooit heeft gehad. Hij was een man uit de eerste generatie die hiernaartoe is gekomen om te werken. Hij leerde me om altijd door te gaan en daar pluk ik nog steeds de vruchten van.’

Dchar heeft dus nu zowel een voorstelling over zijn moeder als over zijn vader gemaakt. ‘Dad is wel wat explicieter’, zegt hij. ‘Deze show is iets meer uitgesproken, terwijl mijn vorige stuk een kleiner verhaal vertelde.’ Dchars vader was ‘gastarbeider’. Dad vertelt het verhaal van een familie die een leven heeft moeten opbouwen in een nieuw land. Het is een actueel en herkenbaar verhaal. ‘Ik ben de actualiteit’, zegt Dchar.

De acteur benadrukt dat de problematiek van migratie en integratie hem erg bezig houdt. ‘Ik erger me vaak. Dan heb ik het met name over de verkeerde beeldvorming over bepaalde zaken. Zo kan ik me bijvoorbeeld ergeren als het weer eens gaat over ‘de gewone Nederlander’. Laatst zag ik een foto van een witte Nederlander die een hand geeft aan een vrouw in een boerka. Hoe vaak zie je dit nou daadwerkelijk gebeuren? Het beeld dat dan wordt geschept is gewoon niet de realiteit. Door dit soort voorbeelden ontstaan er vooroordelen. Het grappige is dat ik die stigmatiseringen dan weer probeer om te zetten in iets positiefs. Dat kan perfect in een theaterstuk.’

Ook de politiek houdt Dchar erg bezig. ‘Ik vind dat er op een lelijke manier met de samenleving wordt omgegaan. Negatieve dingen krijgen meer aandacht dan positieve dingen, dat vind ik heel erg’, zegt hij. ‘Het zijn heftige tijden, er ontstaan gevaarlijke groepen. En toch, als ik in een theatervoorstelling sta heb ik ontzettend veel hoop, dan zie je de mensen voor wie ze zijn, mensen die normaal omgaan met elkaar.’

Toen Dchar zes jaar geleden een Gouden Kalf in ontvangt nam gaf hij onder toeziend oog van zijn zichtbaar geëmotioneerde ouders een toespraak waarin hij inging op zijn achtergrond en de invloed van Geert Wilders. Dchar zei dat jonge mensen moeten blijven dromen, liefde boven angst moet staan en iedereen, ondanks afkomst, Nederlander is. ‘Het was de uitgelezen kans om mijn moment te pakken. Ik spreek me graag uit en dat doe ik altijd op een niet-beledigende manier. Toen had ik de kans om iets aan te kaarten en dat deed ik.’

Dchar noemt de Gouden Kalf ‘een geweldige erkenning’. ‘Al heeft het niet eens zo veel effect gehad op het vervolg van mijn carrière. Natuurlijk is het goed voor je nationale bekendheid, maar ik had echt niet de rollen voor het oprapen.’

Op de vraag wat hij nog wil bereiken is hij duidelijk. Hij richt zich vooral op de boodschap die hij zijn publiek, maar misschien ook wel een breder publiek wil meegeven. ‘Ik zou graag willen dat we allemaal nieuwsgierig blijven, dat is zó belangrijk. We moeten open staan voor elkaar en dat ook altijd blijven. Kijk met een goede blik naar de wereld, want die is zo mooi. Dat zal ik mijn zoon en dochter ook zeker meegeven.’

Heb je de Egyptenaar al geprobeerd?

0
Niets mis met de Italiaan of de Griek, maar heb je de Egyptenaar al geprobeerd?

Nederland en Belgiё huizen talrijke restaurants waar je allerlei multiculturele smaken kunt proeven. De Kanttekening bezocht een Australisch, een Maleisisch en een Egyptisch restaurant. ‘Ik hoop dat Egyptisch eten populair wordt in Nederland, ik vecht er zeker voor.

Australisch
De barbecuetijden liggen nog maar net achter ons. Voor mensen die ze nog niet kunnen loslaten, is misschien het Australische restaurant Southern Cross in het Noord-Hollandse Heemstede een optie. Het rooster neemt daar een belangrijke plaats in. ‘Dertien jaar geleden toen wij openden, waren wij een nieuwigheid. Nu zien de mensen in de omgeving ons gewoon als een leuk buurtrestaurant’, zegt kok Peter Edwards. ‘Als mensen bij ons twee exact dezelfde gerechten bestellen, vraag ik hun altijd om eentje te verwisselen met iets anders van het menu, zodat ze die ook kunnen proeven.’ Het is niet de enige eetgelegenheid uit Down Under in Nederland. Zo is in Amsterdam Drovers Dog te vinden met twee filialen. ‘De klantenkring bestaat vooral uit oudere mensen die decennia geleden naar Australiё geёmigreerd waren en nu weer teruggekomen zijn. Maar wij hebben ook jongeren die op het punt staan te gaan backpacken, en hier hun afscheidsfeestje houden’, vertelt Edwards. Waarom bijvoorbeeld Chinese en Italiaanse restaurants populairder zijn, weet hij niet zeker. ‘Wellicht omdat dat gevestigde keukens zijn. Die bestaan al tientallen jaren.’ Behalve gebarbecued wordt er ook geroosterd in de Australische cuisine. Bijvoorbeeld vis, die in de oven gedaan wordt. De producten, zoals vlees, worden ingevlogen en komen per boot. Veel voorkomende ingrediёnten zijn gember en Aziatische groenten. De keuken is een mengelmoes van onder meer Chinese, Griekse en Italiaanse invloeden. Hoewel de originele bewoners de Aboriginals zijn, wordt er pas geregistreerd vanaf de tijd dat de Britten voet op het continent zetten en daar gingen wonen. Daarna volgden de immigranten. Zij hebben hun stempel gedrukt op de Australische eetcultuur.

Maleisisch
Xavier Hoh, de zoon van de eigenaar van het restaurant Kuala Lumpur, kan gerust een ambassadeur voor het Maleisische eten worden genoemd. Het restaurant dat zich in Antwerpen bevindt, heeft als clientѐle diamantairs die er zaken met hun eigen klanten doen, maar evengoed de ‘gewone’ Vlaamse familie. Ook in Nederland zijn er enkele Maleisische eetgelegenheden, zoals de restaurants Wau en Kampong Kita. De gasten komen er voor de keuken die een fusion is van de keukens van verschillende Aziatische landen. ‘Door de Maleisische handelsroutes heeft het veel invloeden gekend’, vertelt Hoh. ‘De centrale ligging van het land in Zuidoost-Aziё heeft het eten van het volk gevormd. De Maleisische cuisine is divers en uniek, het lijkt niet op bijvoorbeeld Thais of Chinees eten. Het heeft wat weg van het Indonesische voedsel, maar ook weer niet helemaal.’ Een typisch gerecht is er niet. Maar de officiёle nationale schotel is Nasi Lemak, gekookte rijst met kokosmelk. Verder zijn kokos en curry sleutel-ingrediёnten. ‘We wokken, stomen, grillen en frituren’, zegt Hoh. De eetgelegenheid importeert bestanddelen als kruiden en slaat ook in bij Aziatische supermarkten.

Egyptisch
Falafel kent iedereen. De gefrituurde gekruide balletjes zal menigeen als Israёlisch brandmerken, maar ‘het is toch echt een typisch Egyptisch gerecht’, beweert Ali Mourad, die eethuis Habibi in Rotterdam leidt. Mourad, die oorspronkelijk uit Egypte komt, verbetert en vertelt verder. ‘De Israёlische versie is vervangen door kikkererwten. Wij gebruiken tuinbonen, wat het gerecht luchtig maakt.’ Het Rotterdamse hotel New York kan daar helemaal mee instemmen. De restaurateur levert voor dit hotelbedrijf. ‘Ik hoop dat Egyptisch eten populair wordt in Nederland, ik vecht er zeker voor’, zegt Mourad. Habibi houdt kookworkshops en wil wellicht sociaal netwerk Facebook op. Hij stelt de enige met een dergelijke zaak te zijn. In Vlaanderen is er een etablissement in Brugge en in een ander wordt de Egyptische kaart gecombineerd met de Italiaanse. Mourad opende zijn deuren zeven jaar geleden. Mensen die met Egyptenaren getrouwd zijn of zelf een Egyptische vader of moeder hebben, frequenteren de zaak. De basisingrediёnten in het land van de farao’s zijn de ui en het knoflook. Mourad krijgt uit Egypte voedingsmiddelen als komijn en tomatensaus aangeleverd. ‘Egyptische bedrijven in Nederland voeren die in.’