7.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 804

Zijn we vergeten dat we vrij zijn?

0

Ik ben in 1978 geboren in Suriname in een grote en hechte familie. Ik had vier zussen, twee broers en maar liefst dertig nichtjes en neefjes. Aan het hoofd van onze familie stond mijn oma (1923-2017). Zij hield regelmatig familievergaderingen waar bijna iedereen wat te zeggen had, maar zij had altijd het laatste woord. Kinderen mochten niet meepraten. De volwassenen hoorden de belangen van de kinderen te bewaken en namens hen te spreken. In 1979 vestigde ik me in Nederland, sindsdien woon ik in Charlois, Rotterdam-Zuid, waar ik ben opgevoed door mijn oma, moeder, tantes, nichten, zussen, broers en de buurt. Charlois is een volksbuurt waar veel mensen leven volgens de motto’s ‘niet lullen maar poetsen’ en ‘laat je niks aanlullen’. Op de basisschool heb ik tijdens Maatschappijleer geleerd dat in Nederland vrouwen, kinderen en zelfs dieren rechten hebben. Ik wist al het een en ander over vrouwenrechten. Ik ben opgegroeid in een matriarchaat waar alle vrouwen werkten. Al vroeg heb ik meegekregen dat ik alles kan doen en worden wat ik wil en het recht heb zelf te beslissen. Over dierenrechten wist ik minder. Mijn oma hield van dieren, ze vertelde mij dat ik dieren goed moest behandelen en anders geen huisdier moest nemen. Maar dat er regels, wetten en zelfs straffen waren op dit gebied, was nieuw voor mij. Tijdens Maatschappijleer heb ik ook geleerd ook dat Nederland een democratie is. Het democratische systeem lijkt op de manier hoe mijn familie geregeerd werd door oma. Bijna iedereen mag wat zeggen (het volk), maar zij heeft het laatste woord en tegelijk ook de zware taak om een beslissing te nemen (de politiek). Ik vind het jammer dat sommige mensen in Nederland zich niet meer durven uit te spreken over zaken die hen aangaan. Zijn we vergeten dat we leven in een land waar iedereen rechten heeft en vrij is? Ik niet en ik wil iedereen die dit leest daaraan herinneren. We zijn geen kinderen meer, we moeten onze belangen zelf bewaken.

‘Zie het leven als je eigen kunstwerk’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Turkse Nederlander Hakan Külcü (31).

Wat doe je?
‘Ik ben strafrechtadvocaat en rechtsfilosoof. Aan de wieg daarvan stond een studie Rechtsgeleerdheid. Om mij iets meer los te woelen uit de strakke windselen van de onwetendheid met betrekking tot de grondslagen van het recht, de rechtvaardigheid en de moraal, ben ik vervolgens met een bachelor Filosofie begonnen. Tegelijkertijd ben ik een studie Rechtsfilosofie gaan volgen. Mijn denkbeelden kon ik daaropvolgend verder kritisch uitdiepen aan de luisterrijke University of Oxford. Na nog een half jaar een onderzoeksmaster gevolgd te hebben aan de Universiteit Leuven, was de tijd rijp om achter de boeken vandaan te komen.’

Waar wil je heen?
‘Ik wil prikkelende filosofische boeken schrijven. Werken die mijn begrip van de mens verder helpen. Werken die een dialectiek teweegbrengen van binnenuit de ‘allochtone’ gemeenschap met betrekking tot thema’s die nu nog te gevoelig liggen. De vermaarde filosoof Epictetus zei ‘verlies geen dag de dood uit het oog, dan koester je nooit ofte nimmer een platvloerse gedachte’. Met die wil ben ik bezield.’

Had je een kruiwagen?
‘De humaniora, filosofie, klassieke muziek, poëzie en literatuur heb ik zelf mogen ontsluieren. De liefde, steun, financiële middelen, discipline, eer en het ontzag van mensen om mij heen hebben echter mijn karakter gevormd.’

Zijn er beren op de weg?
‘Onwetendheid is de grootste. Ontwikkel jezelf door te lezen en kritisch te denken.’

Heb je tips?
‘Plato zei ‘het mooie is moeilijk’ en zo is het. De oplossing ligt in volharding. Zie het leven als je eigen kunstwerk. En: sapere aude.’

‘Kleurrijke top 100 hangt van tegenstrijdigheden aan elkaar’

1
Raja Felgata en Khalid Ouaziz zeggen te willen verbinden met hun Kleurrijke top 100, maar volgens critici polariseren ze juist. De Kanttekening sprak Felgata en Ouaziz en columnisten Arthur van Amerongen, Sylvain Ephimenco en Eric Hendriks, die betogen dat de lijst haar zelfverklaarde doel voorbijschiet.

Raja Felgata en Khalid Ouaziz zijn de bedenkers en hoofdredacteuren van de Kleurrijke top 100. Een jaarlijks gepubliceerde lijst van mensen die zich volgens Felgata en Ouaziz onderscheiden door ‘divers’ en ‘kleurrijk’ te zijn. Vorig jaar won journalist Peter de Vries. Volgende week zaterdag wordt de winnaar van dit jaar bekend gemaakt. Felgata onthult dat dit jaar de winnaar ‘geen witte man’ zal zijn. Enkele genomineerden dit jaar zijn schaatser Dai Dai Ntab, judoka Roy Meyer en programmamaker Johnny de Mol. Felgata maakt via Twitter alle genomineerden erop attent dat ze op de lijst staan en roept ze op naar de lancering te komen. Hoewel Felgata en Ouaziz zeggen dat de lijst bedoeld is om te ‘verbinden’, roept het ook veel weerstand op.

Arthur van Amerongen, columnist van de Volkskrant en HP/De Tijd, gelooft niet in de verbindende rol van de lijst. ‘Bij Peter de Vries denk ik niet meteen aan verbinden en wat Johnny de Mol met kleurrijk te maken heeft weet ik ook niet. Ik weet dat hij een programma met mongolen heeft. Het feit dat Felgata ordinaire variété-artiesten zoals De Vries en De Mol noemt, zegt genoeg over haar verstandelijke vermogens. Je zou bijna denken dat heel die onzinnige top 100 een vehikel voor haarzelf is.’

Naast weerstand roept de Kleurrijke top 100 en de wijze waarop Felgata die uitdraagt ook woede op. Dat bleek onder andere toen Felgata begin vorige maand de Trouw-columnist Sylvain Ephimenco ‘extra gevaarlijk’ noemde en impliciet vroeg om zijn ontslag. ‘Ik begrijp niet waarom deze fijne krant deze enge columnist nog steeds in dienst heeft’, schreef Felgata op Facebook. Steen des aanstoots was de column Ik ben dood- en doodmoe van die huidskleurobsessie waarin Ephimenco zijn zorgen uit over de steeds groter wordende focus op identiteitspolitiek in de maatschappij. Hij betoogt dat diversiteit afdwingen in bijvoorbeeld het theater een heilloze weg is. ‘Of moet je nu met een zwaard in zijn rug de potentiële zwarte toeschouwer dwingen naar De Meervaart en De Kleine Komedie te gaan?’, schrijft hij. Hoewel zijn column niet gericht was aan de makers van Kleurrijke top 100 ageert hij wel tegen het discours waar Felgata en Ouaziz onderdeel van uit maken. Een discours dat mensen indeelt in ‘zwart’ en ‘wit’ en dat radicale gelijkheid eist tussen beide groepen en mensen selecteert op kleur of een ‘kleurrijke’ mening om die gelijkheid te bewerkstelligen.

Ephimenco is ruim een maand na die gebeurtenis nog steeds boos. ‘Als je impliciet om het ontslag van een columnist vraagt, omdat je het niet eens bent met wat hij of zij schrijft, dan ben je niet goed bij je hoofd’, merkt hij desgevraagd op. ‘De Kleurrijke top 100 noem ik een bezigheidstherapie. Ik zeg toch ook niet dat de stichters daarvan naar huis moeten en moeten kappen met die onzin? Ik vind Felgata een ongelooflijke onverdraagzame trut. Ze zegt dat ze niet begrijpt waarom Trouw mij in dienst heeft, waar bemoeit ze zich mee?’ Ephimenco vindt dat Felgata polariseert met de Kleurrijke top 100. ‘Als je continu accentueert dat je een zwarte of een Chinees bent, dan creëer je verdeeldheid in de samenleving. De Kleurrijke top 100 is het summum van identiteitspolitiek. De mensen op de lijst worden op hun achtergrond, sekse of correcte mening geselecteerd.’

De Kanttekening sprak af met Felgata en Ouaziz in een restaurant in Amsterdam voor een interview. Felgata reageert op Ephimenco: ‘Ephimenco is iemand van de gevestigde orde die iets roept, maar er komt een heel nieuwe generatie aan die nog nooit van die man en zijn mening gehoord heeft. Voor hen doet hij er niet toe want ze staan anders in het leven.’ De kritiek dat ze geobsedeerd is door huidskleur legt ze naast zich neer. ‘We selecteren mensen op de bijdrage die ze leveren aan het discriminatie- en racismedebat. Daarnaast focussen we ons op culturele diversiteit, omdat op andere lijsten mensen met een migratieachtergrond onvoldoende worden geselecteerd. Wij zijn het antwoord op al die lijsten die echt te eenzijdig zijn in kleur, te masculien en te wit.’ Felgata herkent zich niet in het beeld dat ze polariseert door onderscheid te maken tussen groepen. ‘We verzinnen het onderscheid niet, onderscheid bestaat al decennia in de samenleving. Ik vind niet dat ik een obsessie heb met kleur aangezien het een realiteit is dat we met verschillende bevolkingsgroepen samenleven. Ephimenco polariseert juist, omdat hij dat onderscheid niet wil maken en hij de ene groep boven de andere stelt.’ Ouaziz vult aan: ‘Wij hebben geen obsessie met kleur, nee, wij hebben een obsessie met verandering.’

Volgens Ouaziz en Felgata maakt Ephimenco deel uit van de ‘witte’ elite die racisme en discriminatie in stand houdt. Dat Ephimenco in Algerije is geboren doet daarbij voor Felgata niet ter zake. ‘Wat hij denkt is niet gelinkt aan zijn achtergrond. Hij en Afshin Ellian (columnist van Elsevier, red.) zijn zo rechts als maar zijn kan. Ze bepalen de norm en beslissen hoe wij moeten kijken.’ De Kleurrijke top 100 fungeert, zo zeggen Ouaziz en Felgata, als een aanbeveling voor bedrijven die diverser willen worden. ‘Door de lijst kunnen ze op ideeën worden gebracht’, aldus Ouaziz. De twee pleiten dan ook voor positieve discriminatie. Toch is iemand bevoordelen vanwege zijn of haar kleur geen discriminatie, volgens Felgata. ‘We zijn voor quota, de term positieve discriminatie heeft een negatieve lading. Het is geen discriminatie want je helpt moeder natuur een handje. Je zorgt voor meer gelijkheid.’

‘De makers van de Kleurrijke top 100 maken zich schuldig aan hetgeen ze zeggen te willen bestrijden, door steeds in groepen te denken’, zegt Eric Hendriks, socioloog aan de Peking University en columnist van de Kanttekening. ‘De boodschap die Raja Felgata en Khalid Ouaziz uitdragen hangt van de tegenstrijdigheden aan elkaar. Ze zeggen dat ze vechten tegen raciale uitsluiting, maar hangen alles op aan huidskleur. Ze zeggen te willen verbinden, maar ze verdelen iedereen juist in twee groepen, namelijk de ‘witten’ tegenover ‘de mensen met een culturele achtergrond’. Hun curieuze, nogal ongeletterde formuleringen reduceren culturele diversiteit tot een raciale tegenstelling.’

Felgata verdeelt de journalisten die haar interviewen ook in ‘wit’ versus ‘zwart’. Wanneer ze de vraag toegeworpen krijgt of diversiteitsquota ook zouden moeten gelden voor Limburgers en Drenten antwoordt ze: ‘Dat is dus typisch een witte vraag. We doen vaak interviews en ik merk het verschil als ik geïnterviewd wordt door een niet-westerse journalist, maar dat is helemaal niet erg, jij praat vanuit jouw kader.’

Felgata kiest naar eigen zeggen bewust voor het woord ‘wit’ in plaats van ‘blank’, waardoor de tegenstelling niet alleen over ras gaat, maar ook over het gedachtengoed dat zou horen bij dat ras. Hendriks hekelt die tegenstelling: ‘Activisten zoals Raja Felgata, Gloria Wekker (hoogleraar Gender en Etniciteit aan de Universiteit Utrecht, red.) en Sunny Bergman (documentairemaker, red.) eisen dat we het woord blank vervangen door wit, omdat het meer symmetrische paartje zwart-wit beter bij hun simplistische betoog past. In dat betoog heb je namelijk slechts twee huidskleurgroepen, ieder met een eigen denken en belevingswereld. Precies omdat daarin een gevaarlijk essentialisme verscholen ligt, stel ik voor dat we het woord witten boycotten en het alleen hebben over blanken.’

Ook het selecteren op ‘kleurrijke’ opvattingen is iets waar Hendriks zich aan stoort. ‘Peter de Vries, de winnaar van de Kleurrijke top 100 van vorig jaar, geldt als kleurrijk, omdat hij volgens Felgata de juiste mening verkondigt. Als je als blanke de juiste mening hebt, word je blijkbaar niet tot je huidskleur gereduceerd, alleen foute meningen horen bij ‘wit’ denken.’

Een omgekeerd voorbeeld is het ontbreken van cabaretier en programmamaker Steven Brunswijk alias de Braboneger op de lijst. Brunswijk heeft een Surinaamse achtergrond en roert zich met enige regelmaat in het discriminatie- en racismedebat. Toch komt hij niet in aanmerking voor de lijst vanwege het hebben van de verkeerde mening, zo legt Felgata uit. ‘Als je inhoudelijk kijkt naar wat de Braboneger zegt, dan komt hij niet in aanmerking voor onze lijst. De manier waarop hij het debat over racisme en Zwarte Piet benadert vinden wij niet goed. Hij heeft zo’n mooie positie en zoveel kans om op het vlak van het racismedebat iets van bewustwording te creëren, dus we zien het als een gemiste kans. Wat hij zegt druist in tegen onze principes.’ Als je je afkomst onbelangrijk vindt, omdat je persoonlijke groei en individuele kwaliteiten hoger acht, verloochen je volgens Felgata jezelf. ‘Als je van de daken schreeuwt ‘het moet gaan om mijn kwaliteit en waar ik vandaan kom maakt niet uit’, dan vind ik dat schizofrene discrepantie. Dat betekent namelijk dat je je culturele geschiedenis niet omarmt en niet weet waar je vandaan komt. Die geschiedenis ben jij namelijk.’

Hoewel een ‘zwarte’ dus ‘wit’ gedachtegoed kan hebben en andersom pleiten Felgata en Ouaziz wel expliciet voor het positief discrimineren van mensen met een migratieachtergrond op basis van afkomst voor functies in politiek, media en bedrijfsleven. De politiek moet vinden zij, etnisch gezien een afspiegeling zijn van de samenleving. Momenteel telt de Tweede Kamer vijf leden met een Marokkaanse achtergrond (Zohair el-Yassini, Salima Belhaj, Farid Azarkan, Mustafa Amhaouch, Achraf Bouali), drie met een deels Marokkaanse achtergrond (Jesse Klaver, Malik Azmani, Vera Bergkamp) en daarnaast is de voorzitter van de Kamer van Marokkaanse afkomst (Khadija Arib). Dat is bijna vijf procent, terwijl de Marokkaanse Nederlanders minder dan drie procent vormen van de totale bevolking. Marokkaanse Nederlanders zijn dus oververtegenwoordigd in de Kamer. Toch pleit Felgata niet voor minder Marokkaanse Nederlanders in de Kamer. ‘Nee, dat zou gek zijn als we daar voor zouden pleiten. We vinden juist dat de Kamer kleurrijker moet worden, kijk maar naar het kabinet, dat is ook helemaal wit.’

Hoewel demografisch gezien Marokkaanse Nederlanders ruimschoots vertegenwoordigd worden in de Kamer, gaat dat voor Felgata niet ver genoeg. ‘Ook krantenredacties moeten diverser worden’, betoogt ze. Het argument dat er wel kwaliteit voor handen moet zijn noemt Felgata ‘onzinnig’. ‘Daarmee suggereer je dus al dat er een gebrek aan kwaliteit is bij vrouwen of mensen met een andere achtergrond. Dat is de fout die telkens gemaakt wordt.’

Van Amerongen en Ephimenco merken op dat mensen van kleur niet geweerd worden bij GroenLinks-partijbijeenkomsten en dat hun de toegang niet ontzegd wordt bij lezersbijeenkomsten van de NRC of de Volkskrant. Het ontbreken van kleur heeft volgens Van Amerongen dan ook eerder te maken met tegengestelde interesses dan met achterstelling. ‘Ik ben een groot voorstander van de meritocratie. Het is toch te gek voor woorden dat professor Gloria Wekker Somalische ama’s raketkunde wil laten studeren in Delft? Ik heb honderden foto’s bekeken van de landdagen van GroenLinks en zag geen enkele Afro-Hollander, mohammedaan of Aziaat in het publiek. Het wemelt trouwens van de programma’s voor mohammedanen op de roomblanke staatsomroep, maar de meeste mohammedanen zelf kijken liever onbenullige soaps uit Turkije of Egypte en lezen geen Nederlandse dag- en weekbladen.’

Raja Felgata en Khalid Ouaziz wilden nadat ze een conceptversie van dit artikel onder ogen kregen niet meer meewerken aan publicatie. De Kanttekening gaf de twee de mogelijkheid te reageren op de uitspraken van Sylvain Ephimenco, Arthur van Amerongen en Eric Hendriks. Felgata en Ouaziz weigerden dat en gaven geen toestemming voor de publicatie van hun citaten. De Kanttekening besloot hun citaten toch te publiceren.

Slavernij wordt ‘geërfd’ in Mauritanië

0
In Mauritanië zijn er nog steeds tienduizenden slaven. Waarom kunnen slavenhandelaren hun gang gaan?

CNN-verslaggevers berichtten onlangs over moderne slavernij in Libië. Ze filmden met verborgen camera’s hoe mensen worden verkocht op veilingen. ‘Grote, sterke jongens, goed voor landarbeid’, zegt een stem terwijl twee mannen angstig om zich heen kijken. Een vinger wijst naar niet zichtbare omstanders. ‘Vierhonderd… Zevenhonderd…’, vervolgt de stem. De verslaggevers stelden vast dat dit soort praktijken minimaal één of twee keer per maand plaatsvinden. Nu de kustwacht strenger controleert, kunnen minder migranten de gevaarlijke oversteek naar Europa maken. ‘De smokkelaars worden meesters, de migranten en vluchtelingen worden slaven’, constateren de verslaggevers.

Niet alleen in Libië vinden dit soort praktijken plaats, ook elders in Afrika namelijk in Mauritanië heerst slavernij. Slavernij is sinds 2007 verboden in Mauritanië, maar dit verbod wordt niet gehandhaafd. In 2007 werd slavernij strafbaar, nadat het in 1960 en later nog eens in 1981 al officieel was afgeschaft. Desondanks blijkt uit de Global slavery index dat nog altijd tienduizenden mensen slaaf zijn, wat vreemd is voor een in naam islamitische republiek. De Koran zegt immers dat een geboren moslim nooit tot slaaf mag worden gemaakt. Andere onderzoekers denken dat het echte cijfer nog veel hoger ligt, namelijk zo’n twintig procent van de bevolking, circa half miljoen Mauritaniërs.

Het is het Mauritaanse kastensysteem dat de miserabele positie van de lagere klassen in stand houdt. Dat wilde blogger Mohamed Cheikh Ould M’Khaitir aan de kaak stellen. Hoe gevoelig dat ligt blijkt na zijn eerste blog die hij erover publiceert in 2013 – die wordt hem direct fataal. Dat zijn aanklacht geen overbodige luxe is, blijkt uit de trieste geschiedenis van het volk Haratin. Deze groep trekt van oudsher van oase naar oase of is boer. Toen de Moren honderden jaren geleden uit het noorden het land binnenvielen, maakten ze vele Haratin tot slaaf. Eenmaal in de vicieuze cirkel is ontsnappen aan een dramatisch levenslot bijna onmogelijk, omdat de slavernij wordt ‘geërfd’ door het nageslacht. Omdat slavernij is ingebed in de cultuur van het land zijn vele voormalige tot slaaf gemaakten zelfs na het afschaffen van het lijfeigenschap nog trouw aan hun voormalige meesters.

Islamitische organisaties claimden dat het artkel van M’Khaitir het eerste islam kritische stuk ooit is dat in Mauritanië werd gepubliceerd. Ze zien in zijn kritiek een belediging van de islam en de profeet Mohammed. In ieder geval valt het racisme tegen zwarte geloofsgenoten in Mauritanië niet uit te leggen en dát is waar de jonge blogger over valt.

M’Khaitir legt in zijn blog uit dat religie door mensen wordt geïnterpreteerd en daardoor een dubbele standaard te weeg kan brengen waarmee kwade praktijken goed kunnen worden gepraat. Zo beweert hij dat Joden door Mohammed zijn gedood en Arabieren voor hetzelfde vergrijp zijn vergeven. Het zou volgens hem verklaren waarom de gruwelijke praktijken die zijn mensen overkomen nog altijd oogluikend worden toegestaan en binnen islamitische kaders kennelijk niet opgelost kunnen worden. Nu is de islam al honderden jaren het dominante leefsysteem in het land. M’Khaitir stelt: ‘Als zelfs de islam, waarvan moslims zeggen dat alle gelovigen gelijk zijn, deze tweedeling niet kan opheffen, hoeven we niet veel te verwachten in de nabije toekomst.’

Het grootste probleem met de slavernij in Mauritanië is het feit dat een verbod inmiddels wel strafbaar is, maar ambtenaren er bar weinig aan doen dat te handhaven. Er is simpelweg weinig wil om het tegen te gaan. Allereerst zou een nationale dialoog dus wenselijk zijn. In westerse landen woedt al langer een debat over de erfenis van het slavernijverleden. De vragen die gesteld worden aan de voormalige kolonisator moeten beantwoord worden om de geschiedenis, maar vooral de nakomelingen van de mensen die het betreft, recht te doen.

De drempel van het toezien op het verbod moet in Mauritanië nog genomen worden, voordat kan worden toegekomen aan de beantwoording van overige vragen.

Het recht om te generaliseren

1

Een tijdje geleden ging het in de ‘ontwikkeltijd’ (niet alleen de leerlingen krijgen les op mijn school, ook wij – de leerkrachten – worden bijgespijkerd, ontwikkeltijd heet dat) over DE mavo-leerling, wat die allemaal zou (moeten) kunnen en doen. Misschien komt het omdat ik meer iemand van de praktijk ben dan van de theorie, maar ik kon me er geen voorstelling van maken. DE mavo-leerling? DE mavo-leerling bestaat volgens mij helemaal niet. Het ene kind kan iets wel, het andere kind niet en zal het ook nooit leren. Ieder kind heeft weer een ander temperament en het is af en toe nog een behoorlijke klus om daarmee om te gaan. Je moet altijd weer kijken wie je voor je hebt en daar pas je je lessen op aan.

Mijn mentorklas is een caleidoscoop van karakters. De groepsapp van de klas laat dat altijd mooi zien. Laatst wilde een leerling wisselen van profiel: van ‘nask’ – natuur- en scheikunde – naar economie en ze meldde dat in de groepsapp. ‘Dit is de groepsapp’, appte ik, om aan te geven dat je dit beter in een één-op-één-berichtje kunt melden. Want hoe werkt dat dan in de groepsapp: anderen gaan zich ermee bemoeien. Merouan: ‘Maar nask is de toekomst.’ Komt Kathy erin: ‘Niemand vroeg om je mening schat.’ Merouan: ‘Schat, ik ben je schat niet.’ Tijd om in te grijpen: ‘Allemaal naar bed nu.’ Het was al best laat. Kathy: ‘Okay, maar niemand vroeg om je mening, vriend. En zo dom doen. Bitch.’ Ik: ‘Pardon?’ Merouan: ‘Waar komt al die agressie vandaan?’ Kathy: ‘Juf, hij maakt mijn hoofd heet.’

Dat Kathy een vurig karakter heeft, was me al duidelijk geworden uit haar spreekbeurt die ze in het begin van het jaar hield. ‘Gay is okay’ was de titel. En wee degene die dat niet vond! Meer dan een pleidooi voor diversiteit was het een waarschuwing voor degene die het er niet mee eens was. Kathy is door het minste of geringste op de kast te krijgen, dan krijgt ze een waas voor haar ogen en gaat ze vechten. Heel anders dan Merouan die meer het type zuiger is. En dat zijn dan slechts twee leerlingen in mijn klas. En die twee totaal verschillende mavo-leerlingen moet je dus ook op totaal verschillende manieren benaderen.

Net zoals DE mavo-leerling niet bestaat, kun je ook niet generaliseren over het type leerling op basis van zijn of haar afkomst. Omdat ik op een school werk met voornamelijk kinderen van niet-Nederlandse origine, heb ik daar vaak mee te maken. Met generalisaties bedoel ik bijvoorbeeld ‘Surinamers zijn lui’ en ‘Chinezen zeggen nooit wat ze op hun lever hebben’. Zulke algemeenheden kan ik eigenlijk niet op een leerling plakken, omdat ik merk dat er eigenlijk geen enkele leerling aan zo’n stereotype voldoet. Voor je het weet is een vooroordeel een oordeel en daarmee doe je de leerlingen toch tekort.

Maar dat zo’n stereotype soms enthousiast omarmd wordt door de groep die – zou je zeggen – juist ‘slachtoffer’ is van die generalisatie, bleek enige tijd geleden in mijn klas. De les was afgelopen, iedereen was bezig zijn boeken op te bergen en ik weet niet hoe het gesprek erop kwam, maar ineens ging het over Turken. Mohammed spuide zijn oordeel over DE Turk in het algemeen en ventileerde een generalisatie die volgens hem klopte als een bus: ‘Juf, wist u dat alle Turken stinken?’ Dat hij zelf in de klas altijd naast zijn Turkse vriend zat weerhield hem er niet van deze boude uitspraak te doen. De Turkse vriend leek zich er verder trouwens weinig van aan te trekken. Hij zag het in ieder geval niet als een belediging waar hij zich tegen zou moeten verdedigen. ‘En dat zeg jij’, zei ik verbaasd tegen Mohammed, ‘een Marokkaan’. Waarmee ik maar wilde zeggen: jij weet toch alles van generalisaties, als er over één groep gegeneraliseerd wordt, dan zijn het wel de Marokkanen! Mohammed keek me aan met een blik van ‘je snapt het niet’. ‘Maar juf, hoe kunnen Marokkanen nou stinken?’, zei hij. ‘Die nakken (stelen) die deo!’ Ik zou er zelf niet op gekomen zijn.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

‘Het zijn tikkende tijdbommen’

0
Zijn IS-strijders moslims? Kunnen teruggekeerde Syrië-gangers integreren in onze samenleving? ‘Als je deze mensen nu vrij laat rondlopen is dat levensgevaarlijk.’

Nu IS zo goed als verslagen is wordt de vraag wat Nederland moet doen met terugkerende Syrië-gangers steeds prangender. De teruggekeerde Laura H. kreeg onlangs elf maanden gevangenisstraf opgelegd. Met aftrek van haar voorarrest is ze nu weer een vrije burger in Nederland. Eerder dit jaar is de 22-jarige Yusuf S. uit Den Haag tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld voor het deelnemen aan de gewapende strijd. Zijn neef Ahmet U. (23) kreeg een gevangenisstraf van achttien maanden. Kunnen deze mensen na hun gevangenisstraf weer reintegreren in onze samenleving? De Kanttekening vroeg dat aan vier Nederlandse moslims.

Hbo-docent Bestuurskunde Zouhair Saddiki (31) vindt dat IS-strijders streng moeten worden aangepakt en voor de rechter moeten verschijnen om zich voor hun daden te verantwoorden. Tegelijk is hij kritisch over het idee dat mensen die zich in IS-gebied hebben bevonden alleen op grond daarvan strafbaar zijn. ‘Je moet kunnen bewijzen of mensen daar daadwerkelijk misdaden hebben gepleegd, want dat is strafbaar, maar het verblijf in IS-gebied is dat op zich niet.’

[blendlebutton] Boubker* (27) werkt als begeleider bij een zorginstelling. Hij stelt dat de Nederlandse IS-gangers zich te gemakkelijk hebben laten verleiden door ‘de sprookjes van de IS-propaganda’. Maar het ligt volgens hem ook aan de opvoeding. ‘Ik hoor soms ouders zeggen dat de ouders van IS-strijders hun kinderen niet goed hebben opgevoed, dat ze niet voldoende betrokken waren bij hun kinderen. Dat klopt. Het is namelijk ook een kwestie van hechting. In mijn werk zie ik dat Marokkaans- en Turks-Nederlandse jongeren niet altijd goed gehecht zijn aan hun ouders en opvoeding. Onthechte jongeren zijn vatbaarder voor verleiding van IS-ronselaars.’ Hij benadrukt dat niet iedere Syrië-ganger voor IS heeft gewerkt. Hij vindt daarom dat we Syrië-gangers niet collectief kunnen veroordelen. In algemene zin vreest hij voor de problemen die Syrië-gangers meenemen uit dat land. ‘Als Syrië-gangers terugkomen, moeten ze intensief worden begeleid. Tbs kan een goede maatregel zijn. Syrië-gangers, in het bijzonder IS-strijders, lijden aan posttraumatische stress. Ze zijn getraumatiseerd. Ze kunnen daardoor sneller domme dingen. Hun eigen familie aanvallen bijvoorbeeld of in het ergste geval plegen ze een aanslag. Elk incident zal door de media enorm worden uitvergroot, vandaar dat het belangrijk is dat we hier bovenop zitten.’

De tot de islam bekeerde antropoloog Sandra Doevendans (34) vindt ook dat de terugkeerders in de eerste plaats berecht moeten worden. Ze benadrukt daarnaast het aspect van rehabilitatie. ‘Als we het hebben over terugkeerders: een Nederlander blijft altijd een Nederlander. Dus ik ben van mening dat terugkeerders gewoon toegang tot Nederland moeten hebben. Daarbij is het belangrijk om te bekijken of iemand criminele feiten heeft gepleegd en de mensenrechten heeft geschonden. Als dat zo is dan moeten deze mensen vervolgd worden via ons rechtssysteem. Wel is het belangrijk om naast straf ook in te zetten op rehabilitatie. Uiteindelijk zal men namelijk na zijn of haar straf weer terugkeren in de maatschappij. Het is voor ons als maatschappij belangrijk dat we investeren in de terugkomst van deze burgers.’

Ook student Rechten Abdulkadir* (22) hoopt dat het recht zijn beloop zal hebben. ‘De rechter moet een oordeel vellen, daar ga ik niet over.’ Volgens hem is reintegratie mogelijk, maar moet er wel heel zorgvuldig mee om worden gesprongen. ‘Deze mensen moeten therapie krijgen. Ze moeten behandeld worden, zodat ze in toekomst weer goed kunnen functioneren in de samenleving. Ze vormen namelijk een gevaar. Voor de ‘gewone’ Nederlanders, maar ook voor moslims.’ Tbs is noodzakelijk volgens Abdulkadir. Daarnaast vindt hij dat Syrië-gangers onderwezen moeten worden in waar de islam voor staat. ‘We moeten deze moslims ook als moslims begrijpen. IS-strijders geven een specifieke invulling aan de islam die in strijd is met waar de islam echt voor staat. Ze moeten door moslims op andere, betere uitleg gewezen worden.’ Abdulkadir gelooft dat Syrië-gangers met een afkickprogramma kunnen worden genezen van hun radicalisme. ‘Ze moeten een traject doorlopen, oprecht berouw tonen en beseffen dat ze misdadige daden hebben gepleegd voor een misdadige organisatie.’ Hij concludeert: ‘Het punt is: ze moeten echt afkicken van deze gedachtes. Als je deze mensen nu vrij laat rondlopen is dat levensgevaarlijk. Het zijn tikkende tijdbommen.’

IS riep in 2014 het kalifaat uit en liet zich al snel kennen als een gewelddadige en extremistische organisatie. Het nieuws dat ook Nederlandse jongeren naar Syrië afreisden om te vechten voor IS kwam hard aan bij de geïnterviewden. Saddiki vertelt dat hij stomverbaasd was dat mensen het in hun hoofd hadden gehaald om naar Syrië af te reizen. ‘Wat moet ik hiermee? Persoonlijk niets. Mijn levenshouding, levensopvatting staat hemelsbreed van hen af.’ Abdulkadir vult aan: ‘Ik was heel boos op die mensen die naar Syrië gingen. Ik maakte mij ook grote zorgen. Wat zal men over ons moslims zeggen?, vroeg ik me af.’ Doevedans vindt het droevig dat jongeren toentertijd naar Syrië vertrokken. De Syrië-gangers die president Bashar al-Assad wilden bestrijden kan ze nog enigszins begrijpen. ‘Ik kan me goed voorstellen dat mensen zich boos kunnen maken over de situatie in de wereld en daarmee ook de situatie in Syrië.’ Ze maakt een onderscheid tussen de mensen die naar Syrië zijn gegaan om humanitaire hulp te bieden of om tegen Assad te vechten en de mensen die zijn vetrokken om te vechten voor een organisatie als IS en Jabhat al-Nusra. ‘Je hebt ook Syrië-gangers die juist gegaan zijn om tegen IS te vechten. Dat maakt het ingewikkeld’, zegt Doevedans. ‘In een oorlogssituatie zijn dingen niet zo zwart-wit.’

Op de vraag of IS-strijders moslims zijn, antwoordt Saddiki: ‘Volgens mijn definitie van een moslim is een IS-strijder geen moslim, maar dat is mijn definitie, dat zeg ik er nadrukkelijk bij. Het probleem is namelijk dat je binnen de islam niet zoiets hebt als excommunicatie. Je kunt als gelovige wel afvallig worden, door de islam te verwerpen, maar je kan andere moslims niet als afvallig verklaren. IS doet dat trouwens wel, maar niet terecht. In de islam heb je een individuele relatie met God. De gemeenschap heeft dus niets te zeggen over jou als moslim. Hooguit dat je een slechte moslim bent, als je je niet aan de islamitische regels houdt.’

Doevendans onderschrijft dat. ‘Als antropoloog heb ik altijd geleerd dat als iemand zegt dat hij of zij moslim is, hij of zij dat ook is. Dus wie ben ik om over de IS-strijders te zeggen dat ze niet islamitisch zijn? Dat weet alleen Allah.’ De antropoloog benadrukt dat de islam van IS niet haar islam is. ‘Ik heb een andere visie op wat islam is. Zo is vrijheid voor mij een islamitische waarde. Mensen mogen zelf bepalen hoe ze hun leven inrichten en daarmee hoe ze hun ‘test des leven’ doorstaan.’

‘Of IS-strijders moslims zijn? Daarover laat ik me in principe niet uit’, zegt Boubker. ‘Ik beschouw IS primair als een wraakgroep. Het is een reactie op de Amerikaanse inval in Irak van 2003. De soennitische minderheid in Irak raakte haar macht kwijt en wil die terugpakken. IS manipuleert mensen. De meeste slachtoffers die IS maakt zijn moslim. Dit is voor mij een duidelijk teken: jullie zijn niet voor de moslims.’

Abdulkadir heeft lang geworsteld met de vraag of IS-strijders wel moslims zijn. Zijn eerste reactie was emotioneel. ‘Mensen die andere mensen onthoofden of in brand steken zijn voor mij niet islamistisch.’ Maar hij benadrukt dat hij daar niet over gaat. ‘God oordeelt over wie moslim is, ik niet.’

*Boubker en Abdulkadir willen niet met hun achternaam in de krant.[/blendlebutton]

‘Somaliërs hebben geleerd zich te herpakken en door te gaan’

0
Yasmine Allas bestrijdt het beeld dat Somalië alleen maar een land van oorlog en ellende is. ‘Het is vervelend dat het land alleen maar wordt geassocieerd met geweld.’

De Somalisch-Nederlandse schrijver Yasmine Allas (Mogadishu, 1967) was in de Somalische hoofdstad Mogadishu toen daar op 14 oktober een terroristische aanslag werd gepleegd, de bloedigste ooit in het land. Meer dan driehonderd mensen kwamen om het leven en nog eens honderden mensen raakten gewond. De aanslag is nog niet opgeëist, maar de autoriteiten vermoeden dat terreurgroep al-Shabaab erachter zit.

Allas was op slechts tien minuten afstand van de aanslag en ging er kijken. Ze trof er een schrijnende situatie aan: chaos, ellende en mensen in het puin. Een nationale tragedie. Het maakte diepe indruk op haar, juist nu ze weer na lange tijd in haar geboorteland was, voor een conferentie over de toekomst van het land, dat al jaren geteisterd wordt door aanslagen, corruptie, armoede en sinds het begin van de jaren negentig verwikkeld is in een burgeroorlog. Allas blijft ondanks alles hoop hebben voor haar land.

Allas ontvluchtte Somalië op jonge leeftijd. Via België kwam ze in 1989 terecht in Nederland. Ze ging hier als actrice aan de slag en schreef een aantal succesvolle boeken, waaronder Ontheemd en toch huis (2006) en Een nagelaten verhaal (2010). Ze is één van de zes vrouwen die aan bod komen in het boek De derde feministische golf (2006) van politiek filosoof Dirk Verhofstadt.

De Kanttekening sprak Allas onder meer over de toekomst van Somalië, haar band met het land en haar dubbele identiteit.

U was in Somalië toen die verschrikkelijke aanslag werd gepleegd. Hoe was het om dat mee te maken?
‘Heel bizar. Je ziet de ellende die de aanslag heeft aangericht en krijgt een idee van wat al die slachtoffers hebben gevoeld. Het was een heel zware aanslag. Het was angstaanjagend. Het leek wel een diepe aardbeving, waarbij de grond onder je voeten gromt en trilt. Binnen enkele minuten hingen er dikke wolken rook boven de stad. De geur van brand en verschroeid mensenvlees en het gegil en de verdwaasde blikken van de mensen was heel akelig. Het leek net alsof de hel was losgebarsten. Ik zal het nooit meer vergeten.’

Een harde realiteit voor de Somaliërs?
‘Ja. En ook heel verdrietig als je nagaat dat de bevolking van Mogadishu dit regelmatig heeft meegemaakt de afgelopen twintig jaar. Dan ga je er wel anders naar kijken. Het is triest dat dit bij hun leven is gaan horen en ze er niet vreemd meer van opkijken. Maar ik geloof niet dat dit alleen de realiteit is voor Somalië, maar heel de wereld. Overal vinden aanslagen plaats, ook in Europa. De angst voor aanslagen en terrorisme is er wereldwijd, dus ook in een klein, door een burgeroorlog murw gebeukt landje als Somalië, dat nu weer op de rails probeert te komen. Vroeger waren de gevechten man tot man, dat is nu voorbij. Nu kan er zomaar uit het niets een aanslag gepleegd worden in een vredige wijk.’

Hoe gaan ze daarmee om?
‘Ik heb een enorme veerkracht geproefd die tot hoop doet stemmen. De Somaliërs hebben een groot incasseringsvermogen. Wat vandaag kapot gemaakt is bouwen ze morgen weer op. Ik ben blij dat ik dat mocht voelen en aanschouwen. Ze pakken hun leven weer op en gaan door. Een moeder die net haar kind heeft verloren, maar toch probeert andere mensen te helpen die hun dierbaren hebben verloren; haar schouders ophaalt, daarin berust en dat groots draagt, dat is echt bewonderenswaardig.’

En vrij zwaar ook?
‘Er zijn groeperingen in de wereld die tegen een open en vrije samenleving zijn. Somalië wil nu een open samenleving zijn. Als je dat wil creëren, dan zal je met aanslagen en andere ellende te maken krijgen. Dan moet je zware offers brengen, want vrijheid is niet vanzelfsprekend. Het enige dat de Somaliërs kunnen doen is proberen om zo vrij mogelijk te leven en zich niet lam te laten leggen door angst. Het leven heeft de Somaliërs geleerd dat het leven door moet gaan. Somaliërs hebben geleerd zich te herpakken en door te gaan, ook al is er heel veel verdriet, maar ik heb in Mogadishu gezien dat het verdriet niet lang duurt, misschien wel maar een paar seconden.’

Is het een trots volk?
‘Het is een trots volk, zowel in negatieve als positieve zin. In negatieve zin, omdat veel mensen, clans of families zich superieur voelen ten opzichte van anderen, een soort misplaatste trots. In positieve zin, omdat het volk brede schouders heeft, een hoop ellende kan verdragen en zijn waardigheid niet verliest.’

Het is je geboorteland, herken je dat ook bij jezelf?
‘Dertig jaar leven in Nederland heeft mij gevormd. Die twee invloeden, Nederland en Somalië, staan vaak lijnrecht tegenover elkaar. Dat geeft wel eens innerlijke strijd, maar ik weet niet welke kant meer invloed op mij heeft gehad. Als ik het me toesta naar Mogadishu te gaan en daar rondloop, dan herinner ik me weer waar ik vandaan kom, weet ik weer hoe mijn opvoeding is geweest en herken ik mij in Somalië. Maar ik herken me ook in Nederland, omdat dit land me ook gevormd heeft.’

Zijn je Somalische wortels dan wat meer op de achtergrond beland?
‘Kijk, migratie is inherent aan het lijden van een groot verlies. Je betaalt een grote prijs voor je vertrek om elders een nieuw leven te beginnen. Dat heb je in het begin niet door. Je creëert namelijk een aantal laagjes op je ziel en je huid, maar op een gegeven moment moet je toch stilstaan bij wie je eigenlijk bent, wat dat nieuwe leven met je gedaan heeft en wat er overgebleven is van je oude identiteit. Dat is verwarrend en geeft een hoop onrust, maar het is tegelijk een prikkelende zoektocht. Toen ik pas in Nederland was ontmoette ik een man wiens ouders uit Indonesië kwamen. Hij was nog nooit in Indonesië geweest en toch had hij heimwee naar dat land. Ik vond het toen gek dat hij heimwee kon hebben naar iets dat hij nog nooit gezien had en waar hij nooit was geweest. Toen begreep ik dat niet, maar nu wel. Je hoeft niet ergens geboren te zijn om dat te voelen. Er is iets universeels in de mens en dat is wie je bent en wat je gevormd heeft.’

Mis je Somalië?
‘Natuurlijk mis ik Somalië, want ik heb er een gelukkige jeugd gehad. Ik moet denken aan de pleinen en bomen bij mijn geboortehuis, zoals de boom waaronder ik schommelde of touwtjespringen deed met mijn buurmeisjes. Ik ruik dan weer de geur van het eten dat mijn oma vroeger maakte. Alles wordt weer beeldend. Dat mis ik.’

Wat betekent jouw band met Somalië?
‘Alles. Zeker nadat ik nu in Mogadishu ben geweest, is mijn binding met het land veel sterker geworden. Ik ben er veel mee bezig en ik gun het land alles. Democratie, vrijheid. Dat vrouwen recht van spreken en wilsbeschikking krijgen. Die duizenden weeskinderen die ik in de straten van Mogadishu heb gezien verdienen een plek in het land. Het is een land in heroprichting, dat veel steun nodig heeft, zowel mentaal als fysiek. Somalië heeft veel nodig en ik denk dat ik veel kan bieden.’

Wat kan je bieden?
‘Hoop. Al zou ik samen met de straatkinderen in de zon gaan zitten met een tekenboekje en samen tekenen. Zelfs dat. Dat zorgt voor een glimlach op het gezicht van een kind dat niets heeft. Ik was er deze keer te kort om dat te doen, maar het zijn wel dingen die in mijn hoofd rondspoken en die ik heel graag wil doen.’

Je wilt iets teruggeven?
‘Ja. Nederland heeft mij sterk gemaakt. Dit land heeft mij doen inzien wat democratie en vrijheid van meningsuiting betekenen. Met de kracht die ik hier heb verworven kan ik ook in Somalië mensen wakkerschudden en laten inzien hoe fijn het is om in een democratie te leven.’

Er is al jaren oorlog in Somalië, kan je nog wel hoopvol zijn?
‘Natuurlijk heb ik hoop voor Somalië. Zolang je leeft, moet je hoop hebben. Europa heeft ook allerlei oorlogen overleefd. Het gaat nu de goede kant op met Somalië, de spelregels worden opnieuw vastgesteld. De vraag die nu voorligt is hoe de Somaliërs een land willen vormen en wat voor democratie ze willen. Wat betekent geloof in een samenleving die nu al bijna dertig jaar oorlog achter de rug heeft en waar is het onderscheid tussen het geloof en de regering? De Grondwet moet nog behoorlijk ingevuld worden, maar er is hoop, ja.’

Gaat dat lukken, democratie in Somalië?
‘Het zal nooit dezelfde democratie zijn als hier in Europa. Je kunt niet verwachten dat alle mensen op dezelfde manier denken over democratie of geloof. Er moet gekeken worden naar het karakter en de cultuur van het land. Het gaat erom dat de Somaliërs zelf de beste systemen en oplossingen voor het land vinden. Democratie is geen jas die iedereen aantrekt en meteen past. In het Westen predikt men altijd over de westerse vorm van democratie en dat andere landen, zoals Somalië, die ook moet aannemen, maar het moet wel werkzaam zijn.’

Welke vooruitgang wordt er gemaakt?
‘Ik vind het heel goed dat men nu probeert om ongeveer een derde van de regering uit vrouwen te laten bestaan. Verder is het goed om te zien dat men niet alleen nog de eigen familieleden naar voren schuift voor mooie functies, maar dat steeds meer gekeken wordt naar kennis en kunde, dus wie het meest geschikt is voor de baan. Er gebeurt veel in het land. Een stad als Mogadishu is in al haar tegenstrijdigheden ongelooflijk spannend. Daar zie je het echte leven in al zijn aspecten. De basis van de burgeroorlog was een clash tussen stammen, clans, maar dat is allang niet meer zo. De oorlog die er nu woedt is een buitenlandse politieke oorlog en alle buitenlandse machten willen een punt van de taart hebben en zeggenschap hebben. De invloed van buitenaf heeft een gigantische impact op zo’n behoeftig land. Ondanks dat alles is er een zekere vrijheid in het land, maar er moet een hoop gebeuren.’

Wat willen de Somaliërs zelf?
‘Somalië en de Somaliërs willen een gelijkwaardig onderdeel van de wereld zijn. De politiek is heel erg naar buiten gericht en alle luikjes staan open. Het dringt langzaam tot de Somaliërs door dat de buitenwereld geen boodschap heeft aan de clans en families in Somalië. De buitenwereld ziet één land en de inwoners hebben gemerkt dat het land er baat bij heeft om op te treden als een verenigd Somalië. Het land was altijd vrij gesloten en had nauwelijks binding met het buitenland. Omgang met andere landen brengt ook kennis, inzicht en verdraagzaamheid met zich mee en misschien ook wel tolerantie voor andersdenkenden. Veel Somaliërs die ergens anders op de wereld woonden komen nu terug en willen een nieuw land stichten. Ze moeten hun verleden meenemen, daar valt niet aan te ontsnappen, maar dat verleden moeten ze in een nieuw jasje gieten. Het is vervelend dat het land alleen maar wordt geassocieerd met geweld. Er wonen genoeg mensen die plezier maken met elkaar.’

Hoe is Somalië een inspiratiebron voor je werk als schrijver?
‘Het is een belangrijk onderdeel van mij, dus het komt vaak terug. Ik heb in mijn jeugd geen andere invloeden gekend dan die het land mij heeft gegeven. Ik kan nu op twee manieren naar het leven kijken, omdat ik door twee landen gevormd ben. Dat lees je in mijn boeken. Maar ik denk dat dat normaal is, want ik ben niet hier geboren. De bagage van mijn geboorteland is vermengd met mijn leven Nederland.’

Keer je ooit terug naar Somalië om er te wonen?
‘Dat is een heel moeilijke vraag. Als ik diep in mijn ziel kijk, dan zie ik dat ik ervan hou tijdelijk in de chaos van het land te zijn, in een werelddeel waar niets geordend is. Maar er definitief wonen? Ik denk dat ik het prettiger vind om te blijven peddelen tussen Somalië en Nederland, want dat maakt mij het meest gelukkig.’

Machtsmisbruik is vrijwel inherent aan elke gesloten gemeenschap

0

De morele superioriteit van de westerse beschaving, hoe zou het er daarmee voorstaan? Of geldt hier toch meer het bekende bon mot van Gandhi: westerse beschaving, dat zou een goed idee zijn? We horen er de laatste weken in elk geval wat minder over, sinds #MeToo de krantenkoppen domineert.

Na die massa-aanranding in Keulen een paar Oudjaarsnachten terug, wist heel rechts Europa het zeker: mannen met een islamitische migrantenachtergrond waren op grond van hun cultuur bij uitstek tot seksueel grensoverschrijdend gedrag gepredestineerd. Daarna kregen we weliswaar al snel de piemelroeper in Steenbergen en vervolgens de pussygrabber-in-chief in Washington, om even de term van de Volkskrant-columnist Heleen Mees te lenen, maar die konden toen nog als eenlingen worden afgedaan. Inmiddels blijkt The Donald bepaald geen unicum.

Er zijn sinds zijn Uitverkiezing vele pussygrabbers-in-chief met naam en toenaam bekend geworden, vooral in de hoek van de theater- en filmindustrie. Maar dat men daar wat sneller uit de kleren gaat én vervolgens in de schijnwerpers staat, betekent niet dat andere sectoren van de samenleving ervan gevrijwaard zijn. Denk Dominique Strauss-Kahn. De politiek is een zeer veelzijdig bedrijf zullen we maar zeggen, waarbij de vermoeide heren na gedane arbeid enige ontspanning behoeven. En dan ligt de assistentie van de vrouwelijke medewerkers die hij toch al bij de hand heeft, voor de hand. Dat wist al Lodewijk XIV, die zijn maîtresses zowel in verticale als in horizontale stand raadpleegde.

Hoeveel gerenommeerde ceo’s van gerenommeerde bedrijven hebben zich, al dan niet met wat alcohol op, niet aan ondergeschikten vergrepen? Dure hotelkamers om dit, in geval van hoge nood, discreet buiten zicht van moeder de vrouw te doen, kunnen die immers ook wel betalen.

Wie na de aanrandingen op Oudejaarsavond in 2015 in Keulen opmerkte dat gezien de leeftijd van de Syrische daders toch ook hormonale factoren een rol spelen die zich niet aan godsdienstgrenzen plegen te houden, werd nog als gevaarlijke cultuurrelativist weggehoond. Die lui hoor je nu even niet meer. Bij de heren-op-leeftijd die nu van seksueel machtsmisbruik worden beticht, speelt leeftijd geen rol, maar dat geldt wel voor de hertjes-en-hoerenlijsten van de leeftijdgenoten van de Syriërs bij het het Groningse Vindicat.

Ach ja, die zouden we bijna vergeten, de studentencorpora, ook al zo’n edel uithangbord van de superieure westerse beschaving. Dat vinden ze daar in elk geval zelf, bij hun poging met dure titels als ‘senaat’ en ‘rector’ de grote-mensen-maatschappij na te spelen. Tot die beschaving behoren ook gewelddadige ontgroeningsrituelen en het in puin slaan van de inventaris van een sushi-restaurant. Ja, dat dat toch niet zo beschaafd was, besefte ex-rector Stijn Derksen blijkens zijn interview in de Volkskrant-interview van afgelopen zaterdag nu ook. Maar daar wordt aan gewerkt, zo verzekerde hij ons. ‘Het volgende thema is beschaafd gedrag.’

De studentencorpora behoren – met de nationale vuurwerkgekte die niet voor de Amerikaanse vuurwapengekte onderdoet, onze byzantinistische Oranje-idolatrie, Zwarte Piet en de vrouwvijandige SGP – tot die atavistische verschijnselen die niets met de verheven beginselen van de Verlichting hebben uit te staan, waarop de parlementaire democratie zich in Nederland beroept. Bij onze buurlanden wekken zij dan ook slechts verbazing op. En, in het licht van de Europese eenwording en de in Brussel aangehangen Europese waarden, doen ze zelfs af en toe de vraag opkomen of hier geen disciplinerende taak voor Europa ligt.

Voor Zwarte Piet is al eens een VN-commissie langs geweest en de tolerantie ten opzichte van het vrouwenstandpunt van de SGP (‘folklore’) heeft al eens enige juristen in het Brusselse de wenkbrauwen doen fronsen. Dat hier elke halvegare een vuurwerkbom kan fabriceren waarmee ginds een half metrostation zou kunnen worden opgeblazen, valt aan buitenlanders niet uit te leggen. De Nederlandse uitleg komt dan ook niet verder dan dat het hier ‘traditie’ betreft.

Traditie. Dat zijn vast ook al die gebruiken bij Vindicat. Maar een systeem van eigenrichting en een omèrta-achtige zwijgplicht op straffe van een megaboete, dat past toch meer bij de Siciliaanse maffia (ook een organisatie met veel traditie trouwens). Het zou voor justitie voldoende aanknopingspunten kunnen bieden voor een poging tot ontbinding van de organisatie, zoals dat bij motorgangs wordt nagestreegd. Of blijft dat uit, omdat nogal wat leden van de rechterlijke macht zelf ooit bij een studentencorps gezeten hebben? Vindicat pretendeert immers op te leiden tot de nationale elite.

Machtsmisbruik, al dan niet met een seksuele component, is vrijwel inherent aan elke gesloten gemeenschap die de vuile was liever niet buiten hangt. De Katholieke Kerk kan erover mee praten. Of het leger. Ook dát instituut van vaderlandse trots kwam deze weken weer eens in opspraak en bleek even onverbeterlijk, alle eerdere beloftes van verbetering ten spijt. Het leger maakt nu eenmaal een man van je. Of het maakt je natuurlijk kapot. De slachtoffers van mishandeling kregen geen gehoor, maar werden als matennaaiers weggezet. De daders gingen niet alleen vrijuit, maar maakten moeiteloos bij Defensie carrière. Ook Stijn Derksen gaat het vast nog heel ver schoppen.

Zodra de was binnen zo ondraaglijk stinkt dat die ook buiten te ruiken valt, beloven de verantwoordelijken braaf beterschap. Maar pottenkijkers wil men niet en dus zet zowel de legerleiding als het corpsbestuur in op zelfregulering. Zelfregulering. Bij de banken hebben we daar ook al fantastische ervaring mee opgedaan. Daar regent het inmiddels weer bonussen als vanouds.

‘Politiek is altijd een partijkartel geweest’

0
De PVV, het Forum voor Democratie en Denk hebben kritiek op partijbenoemingen door de gevestigde partijen. Er zou sprake zijn van een partijkartel. De Kanttekening sprak criticasters en beschuldigden.

De benoeming van Ahmed Marcouch tot burgemeester van Arnhem is een typisch gevalletje partijkartel, volgens Thierry Baudet. Hij omschreef bij omroep PowNed hoe het volgens hem in zijn werk gaat. ‘D66 en CDA maken een dealtje. Jullie krijgen Arnhem, dan krijgen wij Amersfoort.’

Tijdens de verdediging van het regeerakkoord in de Tweede Kamer reageerde VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff op het verwijt als volgt: ‘Ik snap best dat Nederlanders denken ‘goh, die naam zagen we eerst daar en nu zien we hem daar’, maar dat is maatschappelijk gezien vrij logisch. Mensen die een topfunctie bij een bank bekleden hebben vaak eerder bij een bank gewerkt, het staat alleen niet in de krant. Mensen die bij PSV in het eerste komen, komen ook niet van een hockeyveld afgelopen.’ Baudet noemde dat ‘de meest interessante verdediging van belangenverstrengeling die ik ooit heb gehoord’.

De één noemt het een banencarrousel, de ander ziet simpelweg de meest capabele mensen op de juiste posities terecht komen. Marcouch werd eerder dit jaar benoemd tot burgemeester van Arnhem. Het leidde tot protest, van met name de PVV. Het is niet de eerste keer dat een politicus via een politieke benoeming ergens terechtkomt. Het is ook niet de eerste keer dat een politicus met een migratieachtergrond op een eervolle plek terechtkomt na een carrière in de Tweede Kamer. Onder andere Laetitia Griffith (VVD) belandde bij de Raad van State, Fatima Elatik (PvdA) werd diversiteitsdirecteur bij de Nationale Politie en Nebahat Albayrak ging naar Shell. Heeft Baudet een punt?

‘Ik zie het als wederzijdse afhankelijkheid’, zegt Rutger van den Noort, politiek commentator en columnist voor Opiniez Magazine. ‘Politici kunnen vaak niet zoveel anders dan besturen en voor veel functies kun je weinig mensen zo gek krijgen. Dus, het is logisch dat er een marktplaats optreedt. Dat is alleen niet transparant en Baudet heeft zeker gelijk door het te agenderen.’

Sietske Bergsma, politiek commentator en columnist voor The Post Online, ziet een partijkartel als een politiek gegeven. ‘Het partijkartel is een omschrijving van een realiteit die denk ik wel klopt en bovendien een alarmistische lading heeft. Politiek is namelijk altijd een partijkartel geweest, in een parlementaire democratie.’

Hoe verdedigen de beschuldigden zich tegen deze kritiek? PvdA-woordvoerder Geert van der Varst ontkent het bestaan van een partijkartel. Over mogelijke bevoordeling van politici met een migratieachtergrond is hij nog stelliger. ‘Onzin. Zo’n kartel bestaat dus niet. De deskundigheid en het brede draagvlak onder de bevolking dat de burgemeesters Ahmed Aboutaleb en Ahmed Marcouch genieten bewijst dat beiden zeer goede bestuurders zijn en daarom deze posities bekleden.’ Van der Varst wijst erop dat in beide gevallen de gemeenteraad van links tot rechts heeft ingestemd met de benoeming van hen als burgemeester. ‘Het bewijst dat je in Nederland ongeacht waar je vandaan komt of hoe rijk je ouders zijn, burgemeester kunt worden van een grote stad.’

Michiel Peters, woordvoerder van de VVD, is het eens met de PvdA’er. ‘Van een benoeming door de minister op basis van partijlidmaatschap, afkomst of religie is geen sprake in Nederland.’

In het huidige regeerakkoord staan veranderingen wat betreft de burgemeestersbenoemingen. De behandeling van een initiatiefvoorstel van de inmiddels uit de Tweede Kamer vertrokken D66’er Gerard Schouw tot grondwetsherziening wordt voortgezet. Daarmee komt de weg vrij voor een direct gekozen of een door de raad gekozen burgemeester. Het maakt ook de kans op een politieke benoeming kleiner, alleen al omdat veel lokale partijen niet vanuit Den Haag worden aangestuurd. Het voorstel van Schouw kon in 2013 rekenen op een Kamerbrede meerderheid.

Eén van de partijen die volgens Baudet tot het kartel behoort, D66, ziet deze ontwikkeling positief tegemoet. D66-woordvoerder Jelger Zee: ‘D66 vindt het belangrijk dat iedereen zich kan kandideren, ongeacht partijkleur of culturele achtergrond. Daarnaast zijn wij voorstander van een direct gekozen burgemeester. Wij vinden het belangrijk dat mensen daarom zelf kunnen kiezen wie er in hun gemeente aan de knoppen zit. Hoe het systeem van direct gekozen burgemeesters er precies uit moet zien staat open voor discussie.’

Voor dit artikel vroeg de Kanttekening ook een reactie aan de PVV, het Forum voor Democratie en Denk. Deze partijen menen dat het ‘partijkartel’ politici met een migratieachtergrond bevoordeelt (PVV, Forum voor Democratie) of juist discrimineert (Denk). Ze onthielden zich van commentaar.

Facts on the ground

0

Afgelopen week was ik in een moskee in een wat armere buurt in Amsterdam. Op zich niets bijzonders aan deze moskee die van oorsprong is opgezet door ‘bewoners met een migratieachtergrond’. Binnen het vertrouwde beeld als in zo veel moskeeën in Nederland. Oudere mannen die rond een tafel thee zitten te drinken en te kletsen in hun landstaal, een winkeltje, een kleine afhaal-pizzeria. Mensen die in en uitlopen voor en na het gebed. Ik bezocht de moskee met een groepje studenten. De voorzitter van de moskee vertelde over de activiteiten die de vereniging in en voor de buurt ontplooit, zoals de voedselbank, maaltijden maken voor uitgeprocedeerde asielzoekers, een oud brood-campagne om gas uit te winnen, overleg met instanties over de leefbaarheid van de wijk, samenwerking met andere geloofsgemeenschappen, enzovoorts. Een moskeevereniging kortom die heel actief is en zeker niet uitsluitend voor de eigen achterban. Dat is het verhaal van deze moskeevereniging, in die wijk anno 2017.

Ik ga niet vertellen om welke moskee het hier gaat, welke nationaliteit de meeste bezoekers hebben, of wat hun ideologische veren zijn. Als ik dat zou doen dan zouden de wijsneuzen en betweters onmiddellijk klaar staan om uit te leggen hoe een en ander vanuit of juist ondanks die kenmerken verklaard kan worden.

Ook was ik vorige week te gast bij de als salafistisch bestempelde Haagse as-Soennah moskee, waar een bijeenkomst was georganiseerd onder de naam Moskee en synagoge, niet door angst te vangen. Daar was rabbijn Lody van de Kamp uitgenodigd. Op deze avond ging het over de vraag hoe deze twee geloofsgemeenschappen kunnen samenwerken om te voorkomen dat ze tegen elkaar worden uitgespeeld. Natuurlijk waren er aan beide kanten tegenstanders van deze ontmoeting en werd het initiatief afgedaan als een reclamestunt. Het liefst had ik ook in dit geval geen namen en rugnummers vermeld. Waarom niet? Omdat het net als in het eerste voorbeeld helemaal niets verklaart over achtergronden en motieven achter hun activiteiten en initiatieven. Het voegt niets toe aan de vraag hoe de initiatiefnemers in de wereld staan en waarom ze doen wat ze doen.

Waarom deze twee voorbeelden? Omdat ze relevant zijn voor de discussie over de heisa die de afgelopen weken ontstond over de zogenoemde ‘Grijscampagne’ van wijlen burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam. Deze campagne was bedoeld om jongeren die dreigen te radicaliseren op andere gedachten te brengen. De campagne bestond onder meer uit een serie vlogs gemaakt door tot inkeer gekomen ex-radicalen om andere geradicaliseerde jongeren te laten zien dat ze op de verkeerde weg zitten. In werkelijkheid ging het om acteurs en om die reden mocht deze methode achter de campagne niet aan de grote klok worden gehangen.

Natuurlijk stonden de critici, de zelfverklaarde radicalisme-deskundigen en andere betweters te popelen om het gehele project af te branden. En natuurlijk is er een hoop aan te merken over de gang van zaken rond de campagne. Maar het zogenoemde ‘sleutelfiguren’-beleid van de gemeente Amsterdam dat aan de basis van de campagne lag, is wel degelijk gebaseerd op een heel belangrijk inzicht, namelijk dat je bijvoorbeeld bij het aanpakken van radicalisering mensen nodig hebt die middenin de gemeenschap staan. Wil je begrijpen wat er speelt, dan moet je als gemeente samenwerken met mensen die daar zicht op hebben, ook al hebben die wellicht andere opvattingen. Je moet luisteren naar mensen, bijvoorbeeld religieuze leiders die over een zeker gezag beschikken. Mensen die vertrouwd worden en radicaliserende jongeren serieus nemen en naar hen luisteren.

Het gaat mis, ook in het Amsterdamse geval, als overheden van bovenaf willen sturen en monitoren en zich met van alles willen bemoeien. Of waar allerlei deskundigen worden ingehuurd die vertellen wat er moet gebeuren, zoals de omstreden anti-radicalisme-goeroe David Kenning, die meent dat radicalisering uitsluitend tussen de oren zit en te maken heeft met de gemoedstoestand van deze jongeren.

De behoefte om te controleren en te regisseren is nu juist in dit soort situaties funest. De twee voorbeelden waarmee ik begon laten zien dat ontwikkelingen zich niet altijd laten regisseren. Het laat zien dat er van alles gebeurt waarbij teveel media-aandacht juist verkeerd werkt, omdat media juist op zoek zijn naar scoops en nieuwsfeiten. Investeringen in mensen en netwerken kosten tijd en zijn vaak niet nieuwswaardig. Het laat ook zien dat al die ideologische etikettenplakkerij niets zegt over de facts on the ground, de toevallige samenloop van omstandigheden, de juiste mensen die handelen op het juiste moment en vooral dat oplossingen voor allerhande maatschappelijke problemen vaak uit een onverwachte hoek komen en zich niet van bovenaf laten plannen. Gemeentes zouden daar eens meer oog voor moeten hebben.