14.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 804

Turks-Nederlandse moeder leeft al een jaar op straat

0
Iemand die onverhoopt werkloos wordt kan in Nederland altijd een uitkering aanvragen. Daarnaast zijn er instanties die mensen met problemen op weg helpen. Toch kan dit sociaal vangnet niet altijd voorkomen dat mensen op straat belanden. Nilufer Deveci legt aan deze krant uit waarom zij al sinds maart 2015 in haar auto woont.

Ondanks de relatief zachte winter dit jaar is het koud in Rotterdam. Op een parkeerplek in de stad zit Nilufer Deveci (43) in haar oude Golf. Zij lijkt zich weinig aan te trekken van de kou. Al haar ramen staan wijd open en zij heeft slechts een spijkerjack aan ter bescherming. De muziek staat luid, een bekende Turkse zanger zingt intens over het nemen van afscheid en de pijn die daarmee gepaard gaat. Deveci, moeder van drie zonen, woont sinds maart 2015 in haar auto. Haar kofferbak is volgepropt met schoenen en kleding en op de achterbank ligt een kussentje en een dunne deken. Het dashboard heeft zij gereserveerd voor de meer persoonlijke spullen om een huiselijke sfeer te creëren: een foto en een kraaltje van haar inmiddels overleden vader.

De ellende voor deze Turkse Nederlander begon allemaal in 2011. Een koeriersbedrijf dat zij met haar ex-man runde ging failliet. Haar gokverslaafde ex liet haar met honderdduizend euro schuld achter en vluchtte naar Turkije. Alsof dat nog niet genoeg was, werd beslag gelegd op haar inkomen en werden haar kinderen van haar afgenomen. Vanaf dat moment stortte zij in. Zij verliet haar huis, waardoor haar uitkering – waar zij recht op had op grond van de Participatiewet – werd stopgezet (opgeschort). Zij had haar huis verlaten omdat de herinneringen daar haar te veel werden. Vervolgens verhuisde zij naar een tijdelijke woning in Hoogvliet. Daar bouwde zij een huurachterstand van drieduizend euro op. Daardoor werd zij het huis uitgezet. Haar drie kinderen werden elders ondergebracht. Het oudste (17) kreeg een plekje in een “uitwijkhuis” van Flexus Jeugdplein. De jongste twee (16 en 10) werden opgevangen door twee verschillende gezinnen.

Vervolgens kreeg zij een plek aangewezen bij onder meer het Leger des Heils, maar door haar psychische gesteldheid, waarvoor zij anti-depressiva en een slaapmiddel gebruikt, kon zij het daar niet lang volhouden. “Ik kreeg woede-uitbarstingen en dat werd erger naarmate ik daar langer zat. Er zaten daar veel blowende mannen en dat maakte dat ik me onveilig voelde, ik kreeg steeds meer de drang om te vluchten.” In maart 2015 deed zij dat. Zij sliep de eerste paar nachten op Rotterdam Centraal en trok daarna in in haar auto. “Ik zal de eerste nacht op het Centraal Station nooit vergeten. Voor het eerst in mijn leven ervaarde ik wat kou echt is. Dat ik het nu minder koud heb, heb ik te danken aan die eerste nacht daar.”

Deveci is kwaad, gekwetst en eenzaam. Zij accepteert geen hulp, ook niet van haar familie, terwijl dat voor veel Turken onbegrijpelijk is. “Mijn familie is medeverantwoordelijk voor het feit dat ik op straat leef. Ik ben alles kwijt, inclusief mijn kinderen, alleen maar om die drieduizend euro. Het maakt niet meer uit dat zij mij willen helpen. Zij kunnen de de pijn van de afgelopen jaren niet meer ongedaan maken.” De relatie van Deveci met haar familie verslechterde naar eigen zeggen door haar partnerkeuze. “Zij hebben mijn ex, de vader van hun kleinkinderen, nooit willen accepteren.”

Haar dagelijkse leven in de auto, is bijna routine geworden. Ze wordt wakker, loopt naar de autoshowroom waarvoor ze geparkeerd staat en maakt gebruik van de wc. Soms mag zij ook douchen in een hotel in de buurt, Deveci heeft recent kennisgemaakt met de eigenaar. Terug in haar auto luistert zij muziek, piekert zij over haar toekomst, maakt zij een wandeling en komt zij weer terug in haar auto om te slapen, soms zonder twee dagen lang iets gegeten te hebben. “Ik ben niet bang om alleen in de auto te slapen”, zegt zij dapper. “Ik ben alleen bang voor God en ik weet dat hij mij zal beschermen.” Vorige maand bleek die bescherming ook hard nodig. Onder invloed van haar medicijnen die zij slikt vanwege haar psychologische problemen, knalde zij keihard tegen een lantaarnpaal aan. “Ik heb geluk gehad dat het geen andere auto, of erger nog, een mens was. Op dat moment besefte ik dat ik dit leven op deze manier niet meer kan volhouden.”

Deveci probeert nu haar leven weer op te pakken. Zij heeft inmiddels een urgentieaanvraag gedaan via de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond voor een zelfstandig woonruimte. Maar ook daar lijkt de bureaucratie haar tegen te werken. Zij moet vier tot zes weken wachten op een reactie, en zelfs dan is het niet zeker dat zij woonruimte krijgt. Zij wil dat de gemeente Rotterdam zich houdt aan de gemaakte afspraken in een “ondersteuningsplan”, ondertekend op 29 mei 2015. Daarin staat dat Deveci “de structuur, bescherming en begeleiding van een BW (Beschermend Wonen, red.) behoeft om ten einde vanuit deze veilige gestructureerde omgeving weer een zelfstandiger bestaan op te bouwen”. Deveci: “Ik wil alleen maar een plek voor mijzelf en mijn kinderen. Ik vind het goed dat we opkomen voor vluchtelingen, maar ik kan niet begrijpen dat ze mij, een Nederlandse vrouw, in de steek laten. Ik heb die woning nu nodig, niet over zes weken.”

De woningcorporatie Woonstad Rotterdam wilde niet inhoudelijk reageren op de situatie van Deveci. “Dat betreft een individuele zaak tussen verhuurder en huurder en is dus privacygevoelige informatie. Die geven we niet door aan de media.”

‘In opstand komen tegen onderdrukking is een mensenrecht’

0
‘Voor kinderen in steden als Cizre is broederschap niet meer dan een woord, een valse belofte, het tegenovergestelde van de realiteit waar ze dagelijks mee geconfronteerd worden.’

Na bijna acht jaar in een gevangenis in Turkije doorgebracht te hebben werd de Turks-Nederlandse journalist en mensenrechtenactivist Füsun Erdogan twee jaar geleden plotseling vrijgelaten. Dat gebeurde na een wetswijziging twee maanden eerder, die vaststelde dat verdachten nog maar maximaal vijf jaar in voorarrest gevangen gehouden mogen worden. Eerder gold een maximaal voorarrest van tien jaar. Ondanks dat Erdogan een reisverbod was opgelegd, vluchtte ze naar Nederland. Hoewel ze naar eigen zeggen nooit bij een gewelddadige actie betrokken was, werd ze tot levenslang veroordeeld voor onder meer poging tot het gewelddadig omverwerpen van de constitutionele orde. Dat zou ze hebben gedaan als één van de kopstukken van de MLKP (Marxistisch-Leninistische Communistische Partij), die op de Turkse terreurlijst staat. De Kanttekening sprak Erdogan naar aanleiding van de recente escalatie van het geweld in het zuidoosten van Turkije, één van de onderwerpen waarover ze schrijft voor de Turkse nieuws- en opiniewebsite Bianet.

De zaak tegen jou is nog niet afgesloten. Heb je er vertrouwen in dat na al die jaren gerechtigheid zal geschieden?
‘Onder normale omstandigheden, in een degelijk functionerende rechtsstaat, was ik überhaupt nooit gevangengezet, aangezien de zaak tegen mij nergens op is gebaseerd. Turkije is geen rechtsstaat, maar als er zelfs nog maar een klein beetje rechtvaardigheid is in het land, dan wordt de zaak tegen mij nietig verklaard en krijg ik schadevergoeding voor al die jaren die ik onterecht heb doorgebracht in de gevangenis. Zelf doe ik in ieder geval alles voor gerechtigheid, alles wat in mijn macht ligt, dat ik heb ik me voorgenomen, want als ik later terugkijk wil ik zonder vraagtekens kunnen zeggen dat ik mijn best heb gedaan. Daarom blijf ik strijden. Als mensen niet strijden voor gerechtigheid, voor verandering, verandert er niets in Turkije.’

Waarom zitten zo veel journalisten in de gevangenis in Turkije?
‘De machthebbers in het land zijn zo anti-democratisch dat ze geen enkele kritiek dulden. Ze kennen geen democratische traditie. Ze tolereren alleen gelijkdenkenden. Andersdenkenden zetten ze buitenspel. Er is geen vrijheid, geen vrijheid van gedachte en geen vrijheid van meningsuiting. Er zitten momenteel meer dan dertig journalisten in de gevangenis. Toch claimen Turkse bewindslieden dat er persvrijheid is in het land. Triest. Als reactie op de dubbele zelfmoordaanslag in Ankara, die aan meer dan honderd mensen het leven kostte, deed Ahmet Davutoglu (Turkse premier, red.) een knettergekke uitspraak. Hij zei dat potentiële zelfmoordterroristen alleen opgepakt kunnen worden nadat ze zichzelf opblazen, omdat ze dan pas strafbaar zouden zijn. Zulke abnormale uitspraken doen mensen van de AKP (president Recep Tayyip Erdogans islamistische Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling, red.) wel vaker. Ze houden het volk voor de gek. Journalisten worden gevangengezet, om niets, maar terroristen oppakken, ho maar, nee, zij mogen vrij rondlopen. Waarom? Omdat terroristen nuttig zijn voor de huidige machthebbers. Ze gebruiken hen om de eigen machtspositie te versterken, terwijl journalisten, zoals Can Dündar, met hun berichtgeving die positie kunnen doen wankelen. Het gaat dus om eigenbelang. Zowel het niet laten oppakken van terroristen als het laten oppakken van journalisten, is politiek gemotiveerd.’

In het zuidoosten van Turkije woedt een hevige strijd de PKK en het leger, die een hoge tol eist onder de burgerbevolking. Hoe ernstig is de situatie in het gebied?
‘Erdogan haalt regelmatig uit naar Assad, zijn oude maatje. Hij houdt hem verantwoordelijk voor de oorlog in Syrië en daarmee de dood van honderdduizenden mensen. De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. Erdogan zou in de spiegel moeten kijken. Hij heeft veel gemeen met Assad. Hij heeft Zuidoost-Turkije veranderd in een oorlogsgebied, waar inmiddels honderden burgers zijn gedood. In negentien gebieden geldt een uitgaansverbod. Mensen kunnen niet eens hun doden begraven. In steden als Cizre liggen lijken te rotten op straat, net als in Syrië. Je kan niet verwachten dat kinderen die in zulke omstandigheden opgroeien de staat vertrouwen. En dan durft Erdogan het nog te hebben over ‘broederschap’. ‘Mijn Koerdische broeders’, zegt hij om de zoveel tijd. Welk broederschap? Voor kinderen in steden als Cizre is broederschap niet meer dan een woord, een valse belofte, het tegenovergestelde van de realiteit waar ze dagelijks mee geconfronteerd worden. Feit is dat alleen de ‘AKP-Koerden’, de Koerden die naar de pijpen van Erdogan dansen, zijn ‘broeders’ zijn.’

Foto: Hakan Büyük

Voor veel Turken in het westen van het land is het leed van de burgerbevolking in het zuidoosten een-ver-van-mijn-bed-show. Weinig ‘westerlingen’ lijken er zich om te bekommeren. Waar heeft dat mee te maken?
‘Het probleem is dat mensen in het westen niet op de hoogte zijn van het drama dat zich afspeelt in het zuidoosten. Het gros van de media bericht er niet over, aangezien vrijwel alle grote mediabronnen beheerst worden door Erdogan en zijn kliek. De media die dat wel doen, zoals de linkse kranten Cumhuriyet, Evrensel en BirGün, hebben maar een beperkt bereik.’

Wat vind je van Zamans berichtgeving hierover?
‘Zaman is onderdeel van de pro-Gülen-media en voert nu oppositie tegen Erdogan, omdat Erdogan jacht maakt op de Gülen-beweging. Maar als het om de Koerden gaat, schaart ook Zaman zich bij de mainstream media, want ook Zaman is pro-uniformiteit ofwel verdediger van de visie die gebaseerd is op de drie pijlers ‘één volk, één land, één vlag’. Dat geldt ook voor bijna alle oppositiepartijen, inclusief de CHP (Republikeinse Volkspartij, kemalistisch, red.). Ook de CHP kiest de kant van het pro-uniformiteit-kamp als het om het ‘Koerdische probleem’ gaat. De enige partij die dat niet doet, is de HDP (Democratische Partij van de Volkeren, democratisch-socialistisch, red.), die zich hard maakt voor de Koerdische zaak. Nog niet zo heel lang geleden, tot het corruptieschandaal dat in december 2013 aan het licht kwam, stond Zaman aan de kant van de AKP. En in de pre-AKP-periode steunde ze de hetze tegen de revolutionaire socialistische beweging. Als Zaman écht oppositie wil voeren, moet ze haar eigen fouten en gebreken onder ogen zien, haar huidige redactionele lijn kritisch evalueren en een ferm standpunt innemen in de Koerdische zaak.’

Hoe kan het ‘Koerdische probleem’ opgelost worden?
‘Verzoening is de remedie. Maar voordat dat kan plaatsvinden moet het één en ander gebeuren. De Koerden moeten bestuurlijke en culturele autonomie krijgen en ze moeten erkend worden als volledig gelijkwaardige burgers. De staat moet accepteren dat de Koerden net als elk ander volk het recht hebben hun eigen lot te bepalen. Dat repressiepolitiek geen oplossing zal brengen, is zeker. De staat gebruikt al ruim dertig jaar geweld, het enige wat dat heeft opgeleverd is meer haat. Verwachten dat een volk een toekomst zonder vrijheid accepteert, is onrealistisch. In opstand komen tegen onderdrukking is een mensenrecht.’

Er zijn meldingen van ‘verdwenen’ Koerdische activisten in steden als Cizre en Sur. Waarnemers stellen dat de JITEM* weer op actief is gesteld.
‘Erdogan heeft geleerd van zijn voorgangers, van de duistere perioden in de geschiedenis van Turkije, zoals de tumultueuze periode in de jaren negentig waarin de beruchte ‘onopgeloste moorden’ werden gepleegd. De tactieken die toentertijd werden gebruikt heeft hij zich eigen gemaakt en past hij nu toe, maar hij heeft er een schepje bovenop gedaan, want hij heeft zijn eigen ‘JITEM’ opgericht. Volgens verschillende bronnen is er momenteel een IS-achtig islamistisch doodseskader, met zo’n vijfhonderd leden, actief in het zuidoosten van het land. Deze dood en verderf zaaiende ‘elite-eenheid’, die zich Esedullah [‘leeuw van Allah’ in het Arabisch, red.] noemt, zou rechtstreeks verbonden zijn aan Erdogan. Op muren van huizen in wijken in de regio waar een uitgaansverbod geldt zijn teksten als Esedullah burda (Esedullah is hier, red.) gekladderd. Mensen zijn doodsbang.’

Hoe zie jij de toekomst van Erdogan?
‘Met zijn hebzucht en egoïsme maakt hij Turkije kapot. Met hem ‘achter het stuur’, is Turkije net een vrachtwagen met gebroken remmen, die met maximumsnelheid een helling afrijdt. Plank gas, de afgrond in. De geschiedenis leert ons dat dictators vaak op een gruwelijke manier aan hun eind komen. Ik heb geen reden om te denken dat het Erdogan anders zal vergaan. Hij is een last op de rug van de volkeren van Turkije, die hij veel schade heeft berokkend. Hij heeft veel pijn en leed veroorzaakt. Hoe vroeger hij gaat, hoe beter.’

*Gendarmerie-inlichtingen en Terreurbestrijding: de gevreesde ‘contra-terrorisme-organisatie’ van de gendarmerie, die eind jaren tachtig werd opgericht. De organisatie wordt verantwoordelijk gehouden voor een groot aantal gedwongen verdwijningen en moorden. Het bestaan van de organisatie werd lange tijd ontkend door de staat. Onder anderen oud-premiers Bülent Ecevit en Mesut Yilmaz hebben het bestaan van de organisatie bevestigd.

Tunesië is terug bij af

0
Tunis-avondklok.jpg
Foto: © AP

Gaat het dan toch ook mis in Tunesië? Nadat nog afgelopen najaar de Nobelprijs voor de vrede was uitgereikt aan een aantal organisaties die door hun beheerste optreden een cruciale rol hadden gespeeld bij de overgang van dictatuur naar democratie, lijkt het nu weer bergafwaarts te gaan. Onlangs hebben uitbarstingen van straatgeweld al tot de instelling van een avondklok geleid. Loopt daarmee dan toch ook het tot nu toe enige succes waarop de Arabische Lente kon bogen, ernstig gevaar?

De Tunesische demonstranten van vandaag hebben eigenlijk dezelfde klacht als die van een paar jaar terug, toen zij met hun opstand de zittende machthebbers ten val brachten: economische uitzichtloosheid, massale (jeugd)werkloosheid en nauwelijks enig zicht op vooruitgang. Alleen keerde men zich toen tegen een autoritaire dictatuur, nu tegen een democratisch gekozen regering. Die biedt in de ogen van sommigen zelfs zo weinig perspectief dat alweer de roep om een sterke man wordt vernomen. De diverse aanslagen, en het gevoel van onveiligheid die deze hebben gecreëerd, draagt aan die laatste roep niet weinig bij.

De weinig florissante economie: dat was en is de cruciale oorzaak van de grote maatschappelijke onvrede. Die aanslagen troffen Tunesië daarbij in haar economische achilleshiel: het toerisme, voor dit land – net als voor bijvoorbeeld Egypte – een cruciale inkomstenbron. En toeristen hebben wereldwijd één ding gemeen: dat zij massaal wegblijven uit een gebied waar het onveilig en onrustig is. Dat kan zijn vanwege interne strubbelingen, zoals chaos als gevolg van een revolutie, maar kan natuurlijk ook door aanslagen van buitenaf. Vooral het eerste maakt deze landen zo kwetsbaar, want nadat de toeristen als ongewenst bijeffect van een democratische opstand tegen een ‘stabiele’ dictatuur verjaagd zijn, keren zij niet direct terug, waardoor de nieuwe democratische regering, die uiteindelijk zijn electorale legitimiteit moet ontlenen aan economisch succes, aan de eigen achterban te weinig vooruitgang kan laten zien. Zo komt die vervolgens zwakker te staan tegenover zowel ongedurige kiezers als aanhangers van het oude regime, die kunnen zeggen: ‘Zie je wel, democratie is niets voor ons, toen we een krachtige leider hadden ging het allemaal stukken beter!’

Met die sterke afhankelijkheid van het toerisme (naast de olie) verkeren de Arabische landen, waar het de kansen op een succesvolle democratische start na een revolutie betreft, anno 2016 duidelijk in het nadeel vergeleken met de Oost-Europese in 1989. Daar vormde het veel minder een inkomstenbron van betekenis, zodat een (tijdelijke) teruggang van het toerisme door grote maatschappelijke onrust veel minder negatieve economische implicaties had, en dus ook niet zo’n hypotheek voor de nieuwe democratische regeringen vormde.

Kort na het uitbreken van de ‘Arabische Lente’ werd deze wel gezien als de Arabische variant van de Val van de Berlijnse Muur (9 november 1989); in de communistische dictaturen werden de machthebbers ook door massademonstraties ten val gebracht. Maar eerder dan met de (behalve in Joegoslavië) vreedzaam verlopende revolutie van 1989 laat zich de in bloedbaden uitlopende Arabische opstand van 2011 vergelijken met het niet minder bloedig eindigende revolutiejaar 1848. Ook toen een nog vergeefse poging om het autoritaire bewind in veel Europese landen door een democratischer te vervangen. Het zou, nadat in tal van staten die revolutie hardhandig was neergeslagen, vaak decennia duren tot het er inderdaad van kwam.

Een vergelijking met 1848 is echter ook, omgekeerd, zeer leerzaam vanwege een cruciaal verschil. Dat heeft te maken met de verwachtingen van de huidige demonstranten en hun van 1848 zo sterk verschillende tijdshorizon. Het is vrij evident dat de Arabische opstanden vanaf 2011 sterk gestimuleerd zijn door de aanwezigheid van een democratisch en welvarend Europa zo dichtbij. Veel Arabieren maakten kennis met Europa vanwege een eigen verblijf hier vanwege tijdelijk werk, dan toch wel van de verhalen van geëmigreerde familieleden.

Zij weten dus dat er in beginsel een alternatief bestaat voor de uitzichtloze dictatuur thuis – en dat dat alternatief, zoals zij ook in eigen land aan de hand van het massatoerisme van de Europese middenklasse kunnen constateren, niet slechts in immense rijkdom voor een beperkte bovenlaag (zoals in de Arabische wereld), maar in ongekende welvaart voor de meerderheid van de bevolking resulteert. Welvaart die in de Arabische landen zelfs voor jongeren die een universitaire opleiding genoten hebben, vaak buiten bereik is, omdat in een corrupte dictatuur de weinige lucratieve baantjes door een kleine coterie onderling worden verdeeld.

Is de Europese praktijk zo enerzijds een enorme stimulans voor de democratische gedachte in het Midden-Oosten geweest, voor de wens om het niet langer te pikken – anderzijds staat dit wenkende perspectief nú stabilisering van de democratie in de weg: men wil direct economische verbetering zien. Om te accepteren dat de positieve economische resultaten van een democratische omwenteling pas na decennia zichtbaar zullen worden: daarvoor ontbreekt, met het rijke Europese alternatief zo direct naast de deur, gewoon het geduld.

Een zelfde, op zich begrijpelijk, ongeduld zien we bijvoorbeeld ook in Zuid-Afrika, waar de zwarte bevolking van de afschaffing van de Apartheid een kwarteeuw geleden ook bijna het Paradijs verwachtte, en nu zwaar teleurgesteld afhaakt. Daarin ligt meteen het cruciale verschil met 1848: de democratische revolutionairen van toen konden zich van de huidige Europese welvaart geen enkele voorstelling maken, en dus was dat onder hun aanhang ook niet van invloed bij de beoordeling van hun eigen politieke resultaat.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Spirituele poëzie van hart tot hart

0
Hij schrijft op het snijpunt tussen spiritualiteit en creativiteit. Dichter Amir Sulaiman laat zich in zijn poëzie zowel inspireren door de islam als door de liefde voor een vrouw. Over de intimiteit van poëzie, die steeds van hart naar hart gaat en woorden laat proeven. En over het ego, dat in dat proces voortdurend roet in het eten probeert te gooien.

‘Hoe smaakt een sinaasappel?’ Met die eenvoudige vraag raakt de Amerikaanse dichter Amir Sulaiman (Rochester, 1980) de essentie van poëzie aan. Hij was vrijdag te gast op een literaire avond in het cultuurcentrum van Berchem, georganiseerd door het collectief Nuff Said. Twee dagen eerder stond hij enkele nieuwsgierigen te woord op een lezing over hoe zijn werk tot stand komt. De Kanttekening was erbij en sprak Sulaiman.

Zoet, zuur, fris, sappig… Het zijn woorden waarmee je de smaak van een sinaasappel kan trachten te vatten, maar geen enkel van deze woorden is volledig toereikend. ‘De smaak van een sinaasappel kan je niet overbrengen van mond naar oor. Je kan hem enkel doorgeven van hart tot hart’, zegt Sulaiman. ‘Elk zintuiglijke ervaring van een sinaasappel, erover horen of het lezen, het zien ervan en het proeven ervan is uniek en biedt er een andere vorm van kennis over. Maar het proeven is de meest intieme ervaring. Op diezelfde manier is poëzie de smaakzin van woorden. Via de poëzie kan je ervaringen die uit het diepst van je ziel komen middels woorden tot een ervaring voor een andere persoon maken.’

Volgens Sulaiman heeft poëzie toegang tot de achterdeur van het hart, waar ze meteen in binnen raakt. ‘Het is zoals een digitale foto die je neemt met je smartphone en dan via bits en bytes de ether instuurt. Zo stuur je in de poëzie via woorden je innerlijke naar de binnenspiegel van iemand anders.’ In dat opzicht is taal voor Sulaiman net een technologie. ‘Een drager waarmee menselijke gevoelens in de hoogst mogelijke resolutie kunnen worden overgebracht en gedeeld.’

Taal als begin
‘Als je enkel vanuit de tong spreekt, ga je ook enkel het oor bereiken’, klinkt Sulaiman filosofisch. Zijn manier van spreken doet sterk denken aan één van zijn grootste inspiratiebronnen: soefimysticus Jalal ad-Din Rumi. Deze Perzische poëet staat bekend om zijn vele gedichten die bol staan van de metaforen. Hij gaf een sterk verinnerlijkte en spirituele dimensie aan de islam. In vele van zijn gedichten staat de liefde centraal, in de meeste gevallen de liefde voor Allah.

Zowel de liefde als expliciete verwijzingen naar Koran-citaten zijn steeds weerkerende motieven in Sulaimans werk. ‘Poëzie is heel belangrijk in de hele moslimwereld, waar dan ook. Zeker in de spirituele praxis is poëzie essentieel Ook taal en schrift liggen aan de basis van het geloof. Het universum ontstaat bij de gratie van Gods woord. Licht ontstaat doordat God zegt ‘laat er licht zijn’. Ook de profeet Mohammed kreeg aan het begin van zijn tocht een tablet en pen mee. Dingen worden via woorden van niet-bestaan naar bestaan gebracht. Deze beker in mijn hand was ooit een gedachte, een idee dat iemand slechts via de omweg van woorden tot materie heeft kunnen brengen.’

Sulaiman: ‘Toch heeft de taalvorm van de poëzie een extra kracht die andere taalvormen niet hebben: het contact met het diepste van je innerlijke. Dat is waar kunst en spiritualiteit elkaar raken. Om echter het diepste van je ziel bloot te leggen – aan een geliefde of aan de wereld – moet je je erg kwetsbaar opstellen. Ik moet mijn woorden zo snel mogelijk opschrijven voor de twijfels komen.’ Hij vergelijkt het met twijfels bij een liefdesverklaring. ‘Houdt de andere wel zo veel van mij als ik van hem/haar? Ga ik mezelf niet enorm belachelijk maken als ik een blauwtje loop?’, zegt hij. ‘Wie het innerlijke probeert te laten spreken wordt gehinderd door het ego, dat het lijden en het gezichtsverlies altijd koste wat het kost zal proberen te vermijden. Vergelijk het met Sméagol, het personage uit The lord of the rings, die voortdurend met zijn duistere alter ego in een strijd verwikkeld is. Het ego probeert de doorgang van het innerlijke naar de buitenwereld te blokkeren. Het vergt een lange oefening en voortdurende strijd om dat ego onder controle te houden.’

Bodybuilderliefde
‘Als je in slaap valt, heb je dat pas door op het moment dat je wakker wordt’, zegt de poëet. ‘Zo is het ook met het ego, dat zich alleen laat kennen op het moment dat het al een tijdje beslag op je gevoelens had gelegd. Dat wakker worden gaat vaak gepaard met lijden. Mensen zijn zich vaak pas bewust van de uiterlijke schijn van de dingen op het moment dat ze werkloos raken, bij verlies van een familielid of van de gezondheid. Pas dan beginnen ze zich vragen te stellen.’

Volgens Sulaiman kan je op allerlei manieren de strijd tegen het ego trainen. Hij verwijst naar islamitische technieken zoals de ramadan of de bedevaart naar Mekka. Bij deze gebeurtenissen legt de gelovige zichzelf leed of ontbering op, om zijn eigen ego aan de kant te schuiven. Sulaiman vergelijkt het met een bodybuilder die pushups doet. ‘Om sterker te worden, drukt hij zich op tegen de zwaartekracht. Die zwaartekracht doet hem lijden en is zijn tegenstander. Maar als die zwaartekracht er niet was, dan zouden zijn oefeningen helemaal geen zin hebben. Op die manier kan je ook maar tot goede poëzie komen door voortdurend de strijd met het ego aan te gaan. Het ego is daarin zowel een opponent als een medestander. Maar niet alleen voor de poëzie geldt dat. Ook de liefde en het leven zelf zullen nooit volledig pijnloos zijn. Je kan maar liefhebben door de pijn van het gemis te voelen en bij het leven hoort ook de dood’, aldus Sulaiman. ‘Dus moet je leren leven en liefhebben als een bodybuilder”, grapt hij. ‘Druk wat aanvoelt als een bedreiging neer en word sterker van je lijden, zoals een bloem die groeit uit mest.’

Verbied salafistische bijeenkomsten

0
salafi-verbod-salafisme.jpg
Foto: © AP

De profeet streed immer met open vizier. Zijn tegenstanders wisten met wie ze te maken hadden. Tegelijkertijd was de profeet ook iemand die volgens de traditie barmhartigheid betoonde met diezelfde tegenstanders of opponenten. Salafisten streven ernaar zich te gedragen als de profeet en de eerste generaties na hem. Ik vind dat lofwaardig. Je hebt een ideaal en je wilt dat realiseren. Niettemin heb ik kritiek op ditzelfde salafistische ideaal. In de eerste plaats begrijp ik niet dat veel salafistische stemmen niet vergezeld gaan van namen en gezichten. Zo ben ik regelmatig op Twitter in debat met ”@StopMoslimhaat”, ”@MoslimsinDialoog” en ”@Bilal_Moslim”, die mij nogal de maat nemen, wat ik niet erg vind, maar zonder hun gezicht te laten zien. Zij blijven anoniem en ik niet. Ik zou zeggen dat dat islamonwaardig is. De profeet toonde zijn gelaat, net als ik, laat de salafisten in Nederland dat ook doen.

En dat is precies het debat: zijn de salafisten wie ze beweren te zijn? De salafisten debiteren keer op keer hun mening dat wat zij doen en prediken binnen de vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting valt. Dat ik geen weet heb van hun alleen maar vreedzame bedoelingen. En daarom viel mijn suggestie om een salafistische bijeenkomst in Almere, waar Nourdeen Wildeman en de Britse sjeik Haitham al-Haddad zouden spreken, te verbieden hen zwaar. Ik suggereerde voor de camera van omroep Flevoland dat de burgemeester van Almere er goed aan deed om alles wat juridisch mogelijk is te doen om de bijeenkomst te verbieden.

Waarom deed ik dat? In de eerste plaats ben ik oprecht overtuigd van de kracht van onze democratie. De rechter beslist in de laatste plaats waar de grenzen liggen van de vrijheid van meningsuiting. Zou de bijeenkomst, die overigens gewoon doorging, verboden zijn, dan kon de organiserende instantie naar de rechter stappen en zo kon dan jurisprudentie ontwikkeld worden. Maar dat is alleen maar de procedurele weg. Inhoudelijk heb ik grote moeite met een ideologie die au fond de democratie afwijst en naar een samenleving streeft die geregeerd wordt door de sharia. En hoewel ik veel respect heb voor islam, vrees ik voor onze vrijheden als de sharia zou heersen. Nu voegde Okay Pala, van de Hizb ut-Tahrir op Facebook (die immer respectvol blijft) me toe dat die ideale samenleving  niet hier in Nederland gevestigd zou worden. Dat zou ”daar” zijn, in de islamitische wereld. Waarom zei hij dat? Om me gerust te stellen? En als dat zo is, waarom gaan Pala en zijn achterban dan niet ”daar” wonen? En is het niet zo dat ze, ondanks deze bezwerende formule, niet alvast begonnen zijn?

Mijn grootste bezwaar tegen bijeenkomsten als die in Almere is evenwel de isolationistische werking die ervan uitgaat. Het discours is er sterk één van wij tegen zij en in een samenleving die alsmaar meer gepolariseerd raakt, worden de tegenstellingen steeds groter. Bovendien hebben partijen aan de uiteinden van de polen beide steeds meer stof om zich als slachtoffer te gedragen: de salafisten die nu onder vuur liggen maar ook de populisten die moslims en islam niet anders beschouwen als staatsgevaarlijke lieden. En de meest kwetsbare groepen van dit soort extreme opvattingen zijn de jongeren. Die zijn vatbaar voor zwart-wit-denken en zij plaatsen zich daarna vaak buiten de maatschappij. En dan leert de praktijk dat in kringen van salafisten jongeren zich zozeer isoleren dat zij vatbaar worden voor radicalisering en het opnemen van wapens.

De salafisten verwijten mij dat ik hen verwijt geweld te propageren. Nee, dat doe ik niet, maar wat ik ze wel verwijt is dat ze – willens en wetens? – een boodschap debiteren die leidt tot isolatie en zo tot mogelijke radicalisering. Vandaar mijn oproep om juridisch te kijken wat mogelijk is om dit soort bijeenkomsten te verbieden. En mijn  heilig geloof in de rechtsstaat. Zegt de rechter dat er geen juridische basis is deze predikers en bijeenkomsten te verbieden, ook dan heeft de democratie gezegevierd en profiteren, oh paradox, de salafisten, met en zonder gezicht, daarvan. Misschien is de ”geheime agenda” van de salafisten er wel één van het beleven van hun fundamentalistische vorm van islam onder de zonneschijn van de ook door hen uiteindelijk gewaardeerde democratie.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

De ongemakkelijke waarheid over ‘Keulen’

0
Keulen-verkrachting-aanranding.jpg
Foto: © Reuters

De wijze waarop de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård in de roman Vader beschrijft hoe hij na het overlijden van zijn vader het huis opruimt en schoonmaakt raakte mij zodanig dat toen mijn moeder overleed ik het huis van mijn moeder op een vergelijkbare manier minutieus heb gereinigd en opgeruimd.

Knausgård is één van de meest gevierde schrijvers van dit moment met miljoenen verkochte boeken die vertaald zijn in meer dan 20 talen. Hij biecht, in één van de zes autobiografische boeken van de met prijzen overladen romancyclus Mijn strijd, op dat hij als jonge man een vrouw op gewelddadige manier verkracht. Hij legt in het laatste deel van zijn romancyclus uit dat hij met opzet ervoor heeft gekozen om alle mensen in zijn romans met hun echte namen te noemen om zo het autobiografische karakter te benadrukken.

Knausgård wordt geroemd voor zijn felle realisme en niets ontziende zelfanalyse. Ook ik vind mede daardoor dat hij behoort tot de beste schrijvers van deze tijd. Hij beschrijft een ongemakkelijke waarheid, de scheidslijn tussen gevoelige jonge mannen en brute verkrachters die veel dunner is dan wij willen weten. We weten dat verkrachting plaatsvindt omdat jonge mannen de interne controle en zelfbeheersing verliezen. Verkrachting vindt ook plaats omdat hun gedrag door mensen uit hun omgeving niet wordt gecorrigeerd. En tenslotte is bij verkrachtingen in het openbaar er simpelweg vaak niemand die hen stopt. 

Op het station in Keulen kwamen op nieuwjaarsnacht al die drie dingen samen met afschuwelijke gevolgen voor de (jonge) vrouwen die daar toevallig ook waren. Wat is nu de overeenkomst tussen wat Knausgård opbiecht en de (jonge) mannen die in Keulen vrouwen hebben verkracht en aangerand? In beide gevallen gaat het om mannen die laat in de nacht op zoek zijn naar vrouwen. En, net zoals in Keulen, beschrijft ook Knausgård hoe het feit dat hij zonder enige remmingen op vrouwen af gaat bewondering wekt bij zijn vrienden. In beiden gevallen is opvallend dat omstanders niet ingrijpen.

Verkrachting is niet specifiek te herleiden tot een bepaalde groep, status (asielzoekers), cultuur of religie. Het is van alle tijden en gebeurt helaas overal ter wereld. Knausgård laat in Vader zien, zonder zichzelf vrij te pleiten, dat vaders een belangrijke rol spelen in de verklaring van seksueel gewelddadig gedrag van hun zonen. In extreme vorm, zoals bij Knausgård, omdat de vader van Knausgård zijn moeder, zijn broer en hem zelf fysiek en mentaal vernederde. Maar in minder extreme vorm omdat mannen hun vrouw niet als gelijkwaardig behandelen en daarmee hun zonen het idee meegeven dat als vrouwen ”nee” zeggen, zij niet serieus genomen hoeven te worden. Dat als je sterker bent je een, in hun ogen, zwakker of minderwaardig persoon kan dwingen.

Als we echt willen voorkomen wat er in Keulen is gebeurd moeten we zelf een andere partner zijn voor onze vrouw en een andere vader voor onze zonen.

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.

1 gebedshuis voor alle religies is een oud idee

0
TheHouseOfOne-Berlijn.jpg
Foto: © The House of One

Zaman Vandaag berichtte onlangs over een interessant initiatief in Berlijn om de onderlinge verdraagzaamheid tussen moslims, christenen en joden te bevorderen: The House of One, een groot gebouw waarin voor elk van deze drie monotheïstische wereldgodsdiensten een eigen gebedsruimte zal worden ondergebracht. Het moet het eerste voorbeeld worden van een moskee, kerk en synagoge tezamen onder één dak.

In Berlijn was al zo’n 250 jaar geleden sprake van een dergelijk project, dat toen echter op niets is uitgelopen. Berlijn was toen nog niet de hoofdstad van Duitsland, maar slechts van één van de grootste Duitse vorstendommen, het koninkrijk Pruisen. Pruisen onderscheidde zich in de 18e eeuw van vrijwel alle andere Europese staten door een hoge mate van religieuze tolerantie. In de meeste koninkrijken was maar één officiële godsdienst toegestaan, die van de heersende dynastie zelf.

Ofschoon het in Pruisen regerende vorstenhuis van de Hohenzollern – dat na de Duitse éénwording in 1871 ook tot 1918 de Duitse keizers zou leveren – zelf calvinistisch was, konden ook andersgelovigen – lutheranen, katholieken en joden – vrijelijk hun religie uitoefenen. Zij hadden toestemming om daarvoor ook van buitenaf als zodanig herkenbare bedehuizen neer te zetten. Die mochten ook allemaal torens hebben. Van het hedendaagse gedoe rond de bouw van minaretten – als islamitisch equivalent, met een gelijke symbolische rol, van torens bij kerken – was geen sprake. Omdat Pruisen een dunbevolkt land was, voerden de koningen een bewuste immigratiepolitiek, waarbij godsdienstvrijheid een belangrijke rol speelde om de aantrekkingskracht voor nieuwkomers te verhogen. Toen in 1685 de Franse koning Lodewijk XIV (1638-1715) de Franse Hugenoten verjoeg, heette diens collega in Berlijn hen hartelijk welkom. Binnen twee decennia was één op de drie inwoners van de Pruisische hoofdstad van herkomst een Fransman. Nog steeds is – naast het aantal Poolse – het aantal Franse achternamen in oostelijk Duitsland groot.

De Pruisische koning die vermoedelijk het verste ging wat betreft religieuze tolerantie, was Frederik de Grote (1712-1786). Mede omdat hijzelf vrij weinig ophad met de dogmatiek van het kerkgenootschap, waartoe hij officieel behoorde, stelde hij zich zeer tolerant op. Het belang van zijn land vereiste om zich open te stellen voor migranten, en daarbij deed godsdienst er voor hem niet toe. Ieder moest maar op zijn manier zalig worden, zo liet hij eens weten, ”en mochten er Turken en heidenen komen om het land te bevolken, dan zullen we moskeeën en tempels voor ze bouwen”. Turken hebben zich overigens, ondanks die oproep, toen niet in Berlijn gevestigd.

Kort na zijn troonsbestijging kwam de koning overigens zelf met een uniek initiatief: de bouw, op staatskosten, van een groot koepelvormig gebouw, geïnspireerd op het bekende antieke Pantheon in Rome. Nu niet, zoals bij de oude Romeinen, bedoeld voor alle goden, maar voor alle godsdiensten, voor alle geloofsrichtingen die in Berlijn aanwezig waren. In de door hem gewenste koepelkerk zou in elke nis de eredienst van een ander kerkgenootschap plaats moeten vinden, zodat daadwerkelijk onder één grote koepel ieder op zijn manier zalig worden kon.

Het project was een typisch product van de Verlichting, toen de meest tolerante geesten aan godsdienstige dogmatiek minder waarde hechtten dan aan de godsdienstige ethiek: godsdienst moest niet gaan om het precies naleven van allerlei gedateerde regeltjes, maar van bepaalde eeuwige morele waarden. En, zo redeneerde de koning, de aanhangers van monotheïstische godsdiensten aanbidden toch per definitie dezelfde God. Een zeer actuele thematiek!

Helaas ketste het plan van Frederik de Grote toen af op de onderlinge onverdraagzaamheid van katholieken en protestanten, die elkaar toen nog niet minder verketterden als soennieten en sjiieten nu, en op allerlei kerkrechtelijke bezwaren. Voor katholieken betekende medegebruik van een godshuis door andersgelovigen per definitie een vorm van ontheiliging, en protestanten wilden niet met de afgoderij van heiligenbeelden worden geconfronteerd. Ook dat laatste, het al dan niet vereren van heiligen, vormt nu tussen sjiieten en soennieten, een belangrijk breekpunt.

In Berlijn kwam dat gemeenschappelijke koepelheiligdom toen nog niet tot stand; Frederiks project werd aangepast voor de bouw van een nieuwe katholieke koepelkerk, die nog steeds bestaat, de Hedwigskathedrale. Het plan had overigens nog een aardig staartje in Nederland in de dagen van Napoleon, die er precies dezelfde oecumenische, ondogmatische geloofsopvattingen op na hield. Napoleon heeft zelfs – vergeefs – gepoogd diverse kerkgenootschappen met elkaar te laten fuseren.

Zijn broer Lodewijk Napoleon (1778-1846), van 1806 tot 1810 koning van Holland, heeft zich door Frederiks koepelkerkplan laten inspireren. Toen in Apeldoorn de oude protestantse dorpskerk bouwvallig werd en voor de met Lodewijk uit Frankrijk meegekomen katholieke hovelingen een eigen godshuis nodig was, werden beide behoeften gecombineerd. In opdracht van de koning werd in 1810 een grote koepelkerk voor katholieken en protestanten samen ontworpen, ieder met een eigen ovaalvormige ruimte daarbinnen. Door de abdicatie van Lodewijk nog datzelfde jaar werd het nooit uitgevoerd.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

Su-Shi

0
su-shi-soennieten.jpg
Foto: © Reuters

Toen ik in 1977 Arabisch ging studeren leerde ik uiteraard niet alleen Arabisch, maar volgde ik ook colleges over de geschiedenis van de islam. In die colleges leerde ik over het ontstaan van de twee hoofdstromingen binnen de islam, het soennisme en het sjiisme. Ik vond de aanleiding indertijd nogal, als ik het zo mag zeggen, ordinair. Het ging uiteindelijk om een machtsstrijd. De schoonzoon van de profeet Mohammed, Ali, en zijn familie zouden de rechtmatige opvolgers moeten leveren van de profeet, maar een andere tak van de familie bleek uiteindelijk aan het langste eind te trekken. De term sjiah heeft dan ook geen verheven religieuze betekenis, maar betekent gewoon ”groep”, de groep van aanhangers van Ali. Ali en zijn zoon Hoessein zouden beide de martelaarsdood sterven en het sjiisme ontwikkelde een cultuur van heiligenverering. Ook zou het sjiisme een heel strakke religieuze hiërarchie hebben met imams en ayatollahs, en wordt het gekenmerkt door een sterke heilsverwachting: de mahdi, zeg maar de islamitische messias, zal ooit terugkeren om leiding te geven aan de ware gelovigen. Dus iets wat tamelijk ordinair begon zou uiteindelijk leiden tot een eigen dogmatiek en dynamiek.

Toen ik indertijd kennis nam van deze geschiedenis nam ik deze in me op als was het iets wat lang geleden en ver weg gebeurde. Ik had er toen nog geen notie van dat de verschillen tussen soennieten en sjiieten meer dan ooit zouden leiden tot grote en vaak bloedige conflicten. Maar dat zou al spoedig veranderen want in 1979, in mijn derde studiejaar, vond de revolutie in Iran plaats en zou een heuse theocratie het sjahbewind vervangen. Ayatollahs hadden de macht in handen gekregen en al gauw kwam het sjiitische Iran in oorlog met het soennitische Irak van Saddam Hussein (1937-2006). Een oorlog die acht jaar zou duren en honderdduizenden slachtoffers zou eisen. De oorlog strandde al gauw in een patstelling en aan het einde van de strijd, in 1988, was er winnaar noch verliezer behalve dat beide burgerbevolkingen enorme verliezen hadden geleden.

Met de opkomst van het theocratische Iran werden de traditionele tegenstellingen tussen soennieten en sjiieten alleen maar groter. Maar wat was nu toch het overwegende bezwaar van soennieten tegen sjiieten? De soennieten hadden indertijd toch aan het langste eind getrokken? Dat mag waar zijn maar het grote bezwaar van soennieten tegen sjiieten is de heiligenverering die de laatste kenmerkt. In de ogen van de hardcore soennieten mag alleen Allah vereerd worden en zij die Allah ”genoten geven”, plegen godslastering, letterlijk een doodzonde.

De grote tegenstander van Iran vandaag de dag is het koninkrijk Saoedi-Arabië en dat betoont zich de kampioen bij uitstek van dorre monotheïsme. Alles wat op aarde riekt naar verering, zoals het geboortehuis van de profeet in Mekka, wordt door de Saoedi’s vernietigd. Geen enkel fysiek bouwwerk mag wat voor vorm van verering dan ook maar oproepen: God is ver weg, God is abstract. Een grote tegenstelling met sjiieten die heiligen vereren in moskeeën en apart voor hen gebouwde heiligdommen. Tot gruwel der soennieten.

Het Midden-Oosten beschouwend wordt het me het vaak zwaar te moede. Zo veel conflicten en verscherpende religieuze tegenstellingen. Hoe lossen we dit op?

Wel, mocht er al een oplossing zijn dan kan deze niet anders dan op grassroot niveau van de grond komen. Ik ben zelf altijd heilig overtuigd van de noodzaak en effectiviteit van de dialoog tussen mensen die mijlenver van elkaar afstaan. De tafel van het debat brengt mensen tot elkaar. Ze ontdekken dat de ander in de eerste plaats mens is en daarom een gelijke van zichzelf. Zo kan begrip ontstaan tussen de meest onwaarschijnlijke groepen mensen.

En nu is er dan een nieuw initiatief hier in Nederland genomen onder de wat koddig klinkende naam ”Su-Shi”. Het is geen gerecht uit de Japanse keuken, het is aldus de website met de gelijknamige naam, een intrafaith dialogue tussen soennieten (de Su) en sjiieten (de Shi). Voortrekkers zijn de – soennitische – Anne Dijk van het instituut Fahm en de – sjiitische – Arjen Buitelaar van het IMORS, het Instituut voor Midden-Oosten Relaties en Studies. Zij hebben, samen met anderen, de handen inéén geslagen. Zij hebben niet de pretentie de verhoudingen in het Midden-Oosten te kunnen veranderen, maar ze zijn wel van mening dat ze ervoor kunnen zorgen dat het soennisme-sjiismeconflict van het Midden-Oosten niet – nog meer – overslaat naar Europa. Zij organiseren gemeenschappelijke lezingen, iftars (maaltijd na zonsondergang tijdens de islamitische vastenmaand ramadan) en profileren zich in het debat over islam in Nederland.

Dit kleine initiatief dat ze zelf een olievlek(je) noemen verdient de aandacht van een ieder die zich bezighoudt met het debat over islam in Nederland, maar vooral toch van alle moslims in Nederland, en ik spreek de vurige hoop uit dat de olievlek zich zal verspreiden en iedereen voor de verandering geïnfecteerd zal worden met het aangename virus van solidariteit en tolerantie.

Jan Jaap de Ruiter is arabist aan de Tilburg University. Hij houdt zich bezig met de status en rol van het Arabisch en de islam in West-Europa en Marokko. Hij publiceert over beide thema’s in diverse talen, waaronder in het Frans, en gaat het debat erover aan in nationale en internationale context. In heden en verleden heeft hij in menig Nederlands en Europees onderzoeks- en ontwikkelproject geparticipeerd. Volg hem op Twitter: @janjaapderuiter

Verblind door olie

0
olie-Iran-oorlog.jpg
Foto: © Reuters

Het is opmerkelijk, hoe snel de publieke beeldvorming omtrent een land kan omslaan. Dit lot treft nu Saoedi-Arabië, en dat is daar duidelijk niet op bedacht. Levendig staat mij nog een interview in het tv-programma Nieuwsuur voor de geest, waarin de Saoedische ambassadeur in Den Haag een aantal kritische vragen kreeg voorgelegd over het feit dat zijn stinkend rijke land geen enkele vluchteling uit Syrië of Irak opnam, terwijl honderdmaal armere buurlanden, zoals Libanon en Jordanië, onder de vluchtelingenstroom bezweken. Dat soort vervelende vragen was hij duidelijk niet gewend – noch in eigen land, noch daarbuiten – en het interview resulteerde, wegens gehakkel en gedraai, dat de ambassadeur wegens gebrek aan media-ervaring niet goed wist te camoufleren, in een ontluisterende afgang.

Aan Saoedi-Arabië werden tot voor kort van westerse zijde namelijk nauwelijks kritische vragen gesteld. Het gold als een betrouwbare bondgenoot van Amerika dat er thuis misschien wat wonderlijke maatschappelijke zeden op nahield, maar onmisbaar was voor de stabiliteit in het Midden-Oosten, waar sinds 1979 vooral Iran als de grote rustverstoorder werd gezien: de grote religieuze én geostrategische tegenstander van Saoedi-Arabië, die bovendien de eigen islamitische revolutie zei te willen exporteren en ook nog eens onappetijtelijke taal uitsloeg over Washingtons – op zich steeds onhandelbaarder – troetelkind Israël. Dat laatste deed Riyad niet, en bovendien had het olie. Heel veel olie.

Bij ongemakkelijke zaken werd daarom lang weggekeken. Dat bleek tijdens de zogeheten ‘Arabische lente’, toen ook in sommige landen op het Arabisch schiereiland burgers – vooral de daar onderdrukte sjiieten – rechten gingen opeisen. Daar waren de archaïsche autocratische heersers uit het koningshuis Saoed, die ook met lede ogen het dictatoriale regime van Mubarak – ook lang zo’n vaste westerse steunpilaar van stabiliteit – zagen sneuvelen, niet van gediend. Toen met Saoedische militaire hulp in Bahrein een democratische volksopstand met geweld werd neergeslagen, keek Obama, die – na de nodige aarzeling – zich in Egypte en Libië uiteindelijk achter de eisen van de betogers had geschaard, gemakshalve weg. En voor de bloedige Saoedische interventie in Jemen gold hetzelfde, evenmin als de veroordeling tot duizend stokslagen van een kritische blogger die op niet meer dan ‘stille diplomatie’ mocht rekenen.

Ook Nederland zag – en ziet nog? – weinig redenen om de betrekkingen te herzien. Vrolijk werden nationale handelsdelegaties onder aanvoering van onze koopman-koning Willem-Alexander, onze koopman-premier Rutte en onze opperkoopman Hans de Boer, herwaarts gestuurd. Ook aan de wapenhandel heeft Nederland zijn eigen winstgevende aandeel, dat zich in het verleden niet alleen tot de illegale mosterdgasleveranties van Frans van Anraat aan Irak heeft beperkt. En wat zocht Aboutaleb recent in deze contreien, ten bate van wereldhaven Rotterdam?

Vanzelfsprekend werd vorig jaar bij het overlijden van koning Abdullah ook door ons koningshuis aan hem de laatste eer bewezen. Ongeacht hoeveel bloed er ook aan sommige koninklijke handen kleeft: het blijven toch collega’s, niet waar? Met de sultan van Broenei en de koning van Thailand – geen van beide bepaald voorbeeldige democraten – onderhouden de Oranjes ook innige relaties, zoals eveneens in 1962 de sjah van Perzië vanzelfsprekend op de zilveren bruiloft van Juliana en Bernhard acte de présence mocht geven.

Toch is de zaak nu duidelijk aan het kantelen, en daarvoor bestaan twee hoofdoorzaken: IS en Iran, in samenhang met een duidelijk agressievere buitenlandse koers van de nieuwe koning Salman, waarvan vooral de Jemenieten het slachtoffer zijn. Ook al heeft IS de oorlog aan Saoedi-Arabië verklaard – aan wie heeft het, met zijn universele kalifaatpretenties, binnen en buiten de oemma eigenlijk expliciet of impliciet niet de oorlog verklaard? – de radicale wahabitische ideologie ontleent IS in hoge mate aan het bewind in Riyad. Ook kan het op financiële en militaire steun van rijke Arabische particulieren rekenen, waartegen Riyad zeer weinig kan of wil uitrichten. Tussen onthoofdingen à la IS en onthoofdingen à la Riyad zien ook cartoonisten in het Midden-Oosten steeds minder verschil.

Met de gevolgen daarvan wordt ook Europa op eigen bodem geconfronteerd, en dat draagt zeker tot een steeds kritischer houding bij. Daarbij gaat het zowel om de integratieproblematiek, waarbij vanuit Saoedi-Arabië gefinancierde salafistische moskeeën een bedenkelijke rol spelen, als het terroristisch jihadisme, dat zowel de Europese binnensteden onveilig maakt als Syrië en Irak verder helpt ontwrichten. Het laatste met miljoenen vluchtelingen tot gevolg, die inmiddels ook in Europa – van ‘Keulen’ tot ‘ Schengen’ – als een steeds groter probleem worden ervaren en de Europese samenwerking en waarden steeds verder onder druk zetten.

Te noemen vallen hier de capitulatie voor Erdogan , de hekken van Hongarije, de grenscontroles van het tot voor kort gastvrije Zweden, de mentale omslag in de Duitse politiek, de electorale opmars van het Front National in Frankrijk. Dat Saoedi-Arabië in allerlei opzichten een bedenkelijke rol speelt aan het begin van de keten van causale gebeurtenissen die hiertoe hebben geleid, wordt inmiddels scherper gezien. Lucratieve handel gaat daarmee niet meer boven alles – ook omdat, als uitvloeisel van de klimaatconferentie, Washington tot een cruciale koersverandering bereid lijkt te zijn: minder olie en meer duurzame energie.

En dan tenslotte Iran: het nucleaire akkoord heeft eraan bijgedragen dat het minder wordt gedemoniseerd. En dat in elk geval, bij alle terechte kritiek op de mensenrechtensituatie, onder ogen wordt gezien dat die in deze shariastaat toch beslist niet beroerder is dan in de shariastaat Saoedi-Arabië, ooit onze geliefde bondgenoot. De massa-executie begin deze maand heeft dat beeld vast versterkt.

Thomas von der Dunk is publicist en cultuurhistoricus.

 

Hoe kunnen we medemenselijke emotie oproepen?

0
Geldermalsen-vluchtelingen.jpg
Foto: © AP

Een man van een jaar of 45 met vriendelijke blauwe ogen en een druipsnor kijkt in Geldermalsen recht in de camera en uit zijn emoties tegen de verslaggever van PowNed: ”Ik zou het liefst die ME-bus in de brand steken, met die vluchtelingen erbij!” Zegt hij nou écht dat hij mensen levend wil verbranden? Dezelfde man die de bakker straks weer gemoedelijk een goed weekend wenst nadat hij zijn halfje wit en de krentenbollen heeft afgerekend? Kust deze man zijn bejaarde moeder na zijn wekelijkse bezoekje weer liefkozend op de wang en zegt: ”Houdoe ma?”

Waar komen de hevige emoties van deze man vandaan? Waar hebben zijn emoties zo een andere afslag genomen dan die van mij? Hij heeft hoogstwaarschijnlijk dezelfde televisiebeelden gezien als ik. We zijn beiden van de leeftijd dat we nog het NOS-journaal kijken. We hebben wijken gezien die worden gebombardeerd met vatbommen, bebloede kinderen in geïmproviseerde ziekenhuizen, mensen die alles hebben moeten achterlaten en zijn gevlucht. In plaats van dat die beelden bij deze man empathie en mededogen oproepen hebben zij bij hem blijkbaar vooral angst opgeroepen. Angst dat dit ook hem kan overkomen, dat ook zijn leven ontwricht kan raken. Dat ook hij zijn spullen kan kwijtraken en dat ook zijn vrouw of dochter geweld aangedaan kan worden. 

Het lijkt wel of mensen zoals hij in Steenbergen of Geldermalsen de vluchtelingen willen aftroeven in angst voor het gevaar wat op hun afkomt. Het is of zij willen zeggen dat niet de vluchtelingen in dat gammele bootje op de Middellandse Zee zitten, maar zijzelf. Als reactie tillen zij de straatstenen uit hun eigen straat en gooien zij de ruiten in van hun eigen gemeentehuis en vervolgens lijkt het of hun eigen dorp in oorlog is met een aantal zwaargewonden. Zij hebben hun eigen emoties en hun angst daadwerkelijk omgezet in het geweld dat zij vrezen. De cirkel van hun emotionele redenering is rond.

In de prachtige film Youth van regisseur Paolo Sorretino zegt Mick tegen de hoofdpersoon van de film: ”Het enige wat we hebben is onze emoties.” Hij bedoelt dat je alleen met emoties mensen kan raken. Een paar weken terug kwam er een man, ook van een jaar of 45, op mij af op het centraal station in Amsterdam toen we daar vluchtelingen aan het verwelkomen waren. Zijn vrouw probeerde hem tegen te houden. Hij had hetzelfde uiterlijk en postuur als de man uit Geldermalsen. Hij was overduidelijk heel boos over wat wij daar deden. Ik zei tegen hem: ”Wacht even tot de trein aankomt. Als de vluchtelingen uitstappen dan wil ik van je weten: is je emotionele reactie om deze mensen te helpen of is je reactie om ze terug op de trein te zetten.” Zijn grote lichaam leek een tijdje in de lucht te blijven zweven zonder dat hij de woorden kon vinden om antwoord te geven. Hij draaide zich vervolgens om en liep zonder iets te zeggen naar de trein richting Hoorn. Ik denk dat ook de man uit Geldermalsen op vakantie in Griekenland als eerste, met zijn dure telefoon nog in zijn zak, in het water zou springen om een vluchtelingenkindje uit de boot te redden. Hoe kunnen we deze normale medemenselijke emotie weer oproepen bij mensen? 

Maurice Crul is hoogleraar Onderwijs en Diversiteit aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam.