14.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 809

Verdienen wat je krijgt

0

Er is een opmerkelijke trend gaande wat betreft de spreekbeurten in mijn klas. Ging het eerst meestal over onschuldige onderwerpen – het land waar een leerling zijn roots heeft, lievelingsdieren, hobby’s of andere bezigheden –, sinds een tijdje worden de onderwerpen steeds zwaarder. In de klas met leerlingen die voor Zorg & Welzijn gekozen hebben (zeventien meisjes, één jongen), passeren achter elkaar de meest tranentrekkende verhalen. Vorige maand schreef ik al over de spreekbeurt van een Syrisch meisje, een hartverscheurend relaas. Deze week was het ook weer ellende troef. Leerling vertelde over haar moeder die de eerste drie kinderen had moeten afstaan. Ze was pas veertien toen ze voor het eerst zwanger was. Mijn leerling was nummer vijf en woont inmiddels bij een tante. Maar dat was niet zonder slag of stoot gegaan, afijn, het was een lang verhaal en er viel weer menig traan.

Naar aanleiding van het verhaal van mijn leerling kregen we het over veilige seks, tienermoeders en het effect van een scheiding op kinderen. Dat er een effect bestaat, was uit de spreekbeurt wel duidelijk geworden. En kennelijk verbonden de kinderen er ook conclusies aan: ‘Als je seks wilt met een jongen,’ zei een leerling, ‘dan moet je het wel echt willen, want anders is het voor een kind ook niet leuk.’ Als dat de les is die eruit geleerd wordt, dan kan een spreekbeurt mij niet treurig genoeg zijn.

Een ander belangrijk leermoment is de verplichte stage in januari. Een week lang lopen en werken mijn leerlingen mee bij een bedrijf of organisatie. Soms vinden ze zelf een plek, vaak bij een kennis of vrienden van de ouders. Zo liepen Najib en Soufyan stage in een viswinkel ergens in Oost. Geen Volendamse sferen, dat was me snel duidelijk toen Najib vertelde wat voor zaak het was. ‘Juf, beter dan een Nederlandse visboer,’ zei hij trots. ‘Racist,’ zei ik. Wij lachen.

Van Dewi kreeg ik de derde dag een appje: ‘Juf Coenen, ik heb een probleem bij mijn stage. Ik vind de plek echt helemaal niet fijn en de sfeer ook niet. Ik probeer het steeds vol te houden, maar het lukt me echt niet meer. Heeft u een tip? Wat kan ik doen?’ Ik snapte er niks van. Mijn collega was langs geweest op stagebezoek en toen leek het allemaal goed te gaan. Dewi zat ergens in de buurt van Schiphol, bij een bedrijf van een vriend van haar vader. Ik belde haar op om te vragen wat er aan de hand was. ‘Juf, ik moet urenlang papier sorteren, ik heb allemaal sneetjes in mijn handen.’ Ah, dit klonk als een restbaantje – ingezet worden voor klusjes die niemand anders wil aanpakken. ‘Je mag gewoon zeggen dat vier dagen hetzelfde doen genoeg is en dat je de laatste dag ook andere dingen wilt doen’, instrueerde ik haar. ‘Maar ik snap het niet, meester Frans is toch langs geweest?’ Even was het stil. ‘Ja, maar ik durfde het niet te zeggen,’ zei ze. En mijn collega had zich niet gerealiseerd dat hij in aanwezigheid van de ‘baas’ geen eerlijk antwoord zou krijgen op de vraag: ‘Hoe gaat het hier?’ Want in aanwezigheid van de baas gaat alles natuurlijk goed. Althans bij de meeste kinderen.

Ook Osko had pech. Hij zou meelopen bij een reclamebureau, een heel klein bedrijf, maar dat had een prijs gewonnen en de eigenaar moest die in het buitenland ophalen. Dus de stage ging niet door. ‘Zoek maar wat anders,’ had ik gezegd. Maar dat had nog enige voeten in de aarde. ‘Heb je al wat?’ Drie ochtenden achter elkaar belde ik hem uit zijn bed en had-ie niks kunnen vinden. Dat schoot niet op.

‘En juf, ik ben zwaargewond,’ zei hij verontwaardigd de derde dag. Had een ongelukje met een snelkookpan gehad.  De verwondingen vielen echt niet in de categorie ernstig, dus de stage moest hoe dan ook gelopen worden. Uiteindelijk vond hij met veel moeite toch wat, ergens op een basisschool. ‘Volgende week ga ik beginnen,’ beloofde hij. ‘Volgende week? Maar dan hebben we toch gewoon school?’ zei ik. Ja, dat was ook de bedoeling. Het was heel slim bedacht, een soort spijbelen-voor-het-goeie-doel, maar zo werkt het niet. ‘Jij doet je stage in de vakantie,’ zei ik. ‘Geen discussie.’

Ik hoorde hem iets mompelen van ‘niet eerlijk’ en ik begreep wel waar het vandaan kwam. Bij een andere leerling was de stage ook niet doorgegaan, maar die leerling was hard op zoek gegaan naar iets anders en had meteen de volgende dag al een andere plek gevonden. Hem schonk ik die ene dag die hij niet gewerkt had; vier dagen stage was genoeg. Maar als je dat niet verdiend hebt, dan krijg je het niet.

Dat is dan ook weer zo’n goede les waar je later echt wat aan hebt.

‘De vrouw is altijd de muse, zelden de maker’

0
‘Ik hoop stiekem dat er een politicus komt kijken naar Thuis, Ontheemd #2 en nadenkt over hoe wij als land betere beslissingen kunnen nemen.’

Een ode aan de vrouw, dat is de eerste solovoorstelling Thuis, Ontheemd #2 van Rajae el-Mouhandiz (39). In het vervolg op Thuis, Ontheemd #1 vertelt de zangeres en theatermaakster haar onwaarschijnlijke levensverhaal – en daarmee ook die van de vrouwen die een grote rol in haar leven speelden.

Mouhandiz heeft een verrassend genuanceerde kijk op de wereld. Ze is nog een baby als de Marokkaans-Algerijnse Nederlandse vanuit Marokko naar Nederland komt en pas vijftien als ze besluit haar huis en haard te verlaten omdat ze anders moet stoppen met muziek. Toch neemt ze haar moeder niets kwalijk. Ze ziet haar als heldin, net als alle andere vrouwen die barrières doorbraken.

In Thuis, Ontheemd #1 onderzocht je wat thuis voor iemand betekent, in deel 2 onderzoek je het vrouw-zijn. Waarom?

‘Ik wilde kijken naar de ruimte die vrouwen innemen, de ruimte die ik mag innemen. Na mijn eerste voorstelling Thuis, Ontheemd #1 ben ik als vooronderzoek voor mijn tweede theatervoorstelling vijf maanden in Marokko gaan wonen. Ik ging op zoek naar mijn wortels, naar waar ik geboren ben. Daar ben ik zó tegen een muur aangelopen. In Marokko was ik vooral vrouw, niet mijn eigen ik. Een hotel boeken met mijn vriend kon niet, ik was namelijk niet getrouwd. Mijn oogkleppen vielen af, waardoor ik ook realiseerde hoe opgroeien in Marokko voor mijn moeder moet zijn geweest.’

Hoe zag je dat terug bij je moeder Habiba?

‘De rol van mijn moeder was zorgen en zwijgen. Zij cijferde zich weg voor haar man en later voor haar kinderen. Tegelijkertijd was mijn moeder voor haar doen erg feministisch en sterk. In 1982 scheidde ze van mijn vader, terwijl dat in Marokko pas sinds 2004 is toegestaan. Wat dat betreft was zij een rolmodel voor andere vrouwen. Als zij wilden scheiden van hun man, gingen zij naar mijn moeder voor advies.’

Naast je moeder vertel je ook het verhaal van je adoptie-oma Mia en je balletjuf Hennie.

‘Oma Mia gaf mijn moeder les in de Nederlandse taal. Mijn zus en ik adopteerden haar als oma. Zij leerde mij dat mijn tijd van mij kan zijn. Ze had een auto en ze was ooit apothekersassistente geweest. Ik idealiseerde haar vrijheid. Pas later kwam ik erachter dat zij moest stoppen met werken toen ze kinderen kreeg. Zo ging dat destijds in Nederland. Bij balletjuf Hennie zag ik dat je met kunst best geld kunt verdienen. Ballet en muziek waren voor mij de enige plekken waar ik vrijheid kon ervaren. Daar ging het niet over wij-zij, maar over mooi dansen en muziek maken. Mijn moeder kon balletles niet betalen en toen zei de balletjuf: ‘Kom toch maar, dat is goed voor je’.’

Als jong meisje maakte je een hoop mee. Je moeder en adoptie-oma speelden een grote rol in je leven, maar aan hun steun bleek een houdbaarheidsdatum te zitten. Je vertrok op je vijftiende, waarna je een andere naam kreeg en in verschillende pleeggezinnen en kindertehuizen belandde. Toch kies je ervoor om de positieve onderdelen te belichten. 

‘Elke generatie is vooruitstrevend en baanbrekend, maar niet persé voor de generatie na hen. Mijn moeder was op papier analfabeet, kindbruid, wees en moeder van vijf kinderen, maar aan de andere kant was ze voor haar tijd superfeministisch en stoer. Daarom was zij mijn voorbeeld. Dat geldt ook voor oma Mia. Iedereen deed maar wat hij of zij op dat moment kon. In Coming of age-verhalen leggen we vaak alleen de nadruk op drama, terwijl ik eeuwig dankbaar ben voor wat mijn moeder mij wél gegeven heeft. Dat is het voordeel van theater en film, daarin kun je veel meer complexe lagen toevoegen. Als ik mij alleen blind zou staren op de dingen die mis zijn gegaan, dan ontneem ik mij het verhaal dat mij gevormd heeft. Ik ben een product van deze vrouwen, daarom kan ik er niet over oordelen. Mijn ouders hebben mij qua opvoeding niet alles kunnen geven, maar ze hebben mij wel naar Nederland gehaald. Hier kwam ik terecht in een systeem waarin mijn eerste identiteit niet vrouw is, zoals in Marokko. Ik ben hier ten eerste een individu en ik mag zelf bepalen hoe ik dat invul. Natuurlijk zijn er in Nederland ook een hoop dingen waar ik kritiek op heb, maar als mens en als individu kan ik mij vrij bewegen. Daar ben ik mijn ouders heel dankbaar voor.’

Foto: Jean van Lingen

In Thuis, Ontheemd #2 gaat het niet alleen over vrouwen die dicht bij jou staan, maar ook over historische figuren. Welke vrouwen hebben de meeste indruk op jou gemaakt?

‘Ik haal zeventien vrouwen aan die een grote impact hebben gehad, bijvoorbeeld de Egyptische Mona Eltahawy. Zij is feministe, journaliste en activiste. Tijdens een protest in Caïro (2011, demonstranten eisten het aftreden van de regerende militairen, red.) werd zij opgepakt, mishandeld en misbruikt door de Egyptische politie. Gelukkig had ze haar mobiele telefoon mee en liet ze op Twitter weten dat ze vastzat. Via sociale media is destijds zoveel druk uitgeoefend dat ze weer vrij kwam. Dat was natuurlijk ontzettend goed nieuws, maar ze was wel hartstikke getraumatiseerd. Ik vind Eltahawy een heel belangrijk rolmodel, omdat wat er met haar gebeurd is haar vuur alleen maar verder heeft aangewakkerd. In de voorstelling haal ik ook Nederlandse vrouwen aan. Bijvoorbeeld Anna Maria van Schurman. Zij werd als eerste vrouwelijke student in Europa in 1636 toegelaten aan een universiteit in Utrecht. Ze moest de colleges alleen wel van achter een doek bijwonen, zodat ze mannen niet tot last zou zijn.’

Deze twee vrouwen zijn maar een kleine greep uit de vrouwen die je aanhaalt in Thuis, Ontheemd #2. Wat maakte dat je zoveel diverse verhalen wilde vertellen?

‘Ik vind het schandalig dat er vaak maar één verhaal over een groep wordt verteld. Al deze verhalen hebben mij gevormd. Dat is Thuis, Ontheemd #2 – een onderzoek dat begint bij mijn identiteit en uitkomt bij mijn eerdere vraag: wat is de ruimte die ik mag innemen? De wereld heeft daar op dit moment voor vrouwen nog niet echt een antwoord op.’

Had jouw leven en dat van andere vrouwen er anders uitgezien? Waren de verhalen in bijvoorbeeld de media meer divers geweest?

‘Dat denk ik wel. De manier waarop wij in de wereld verhalen vertellen is beperkt, waardoor er veel stereotypes bestaan. Ik kwam eens om half vier ‘s middags bij een theater aan om op te treden. De gastvrouw sprak mij aan en liet mij meteen zien waar ik de schoonmaakspullen kon vinden. Daar kwam ik natuurlijk helemaal niet voor. Maar die vrouw heeft in de media maar één verhaal gehoord. De licht getinte vrouw die om half vier via de artiesteningang binnenkomt, dat kan alleen de schoonmaakster zijn. Heel veel vrouwen maken dat soort dingen mee. Sommigen denken dat het alleen exclusief om hun groep gaat, dat is niet zo. Over het algemeen worden vrouwen erg onderschat. Als een ander verhaal constant was herhaald, over de islamitische of buitenlandse vrouw die superstoer is, had de gastvrouw van het theater mij dan niet als schoonmaakster gezien? En hoe had het leven van mijn moeder er dan uitgezien? Dan had ze wellicht hele andere keuzes gemaakt.’

Momenteel tour je met Thuis, Ontheemd #2 door Nederland. Hoe zijn de reacties van het publiek?

‘Wat ik vaak hoor is dat mijn voorstelling niet oordeelt. Ik spaar niemand, ook mezelf niet. Als het altijd aan ‘de ander’ ligt, neem je nooit je eigen verantwoordelijkheid. Ik hoop stiekem wel dat er een politicus komt kijken naar Thuis, Ontheemd #2 en nadenkt over hoe wij als land betere beslissingen kunnen nemen. Ik kan als artiest deze onderwerpen bezingen, maar een artistieke stem brengt geen écht grote veranderingen teweeg. Het liefst zou ik zeggen: ‘Beste minister-president, beste minister van Buitenlandse Zaken, denk goed na over uw vriendschappen en handelsverdragen.’ Ik vind het zo hypocriet dat zij een mening hebben over culturen, religies of vooruitstrevendheid, wanneer zij deze niet bevestigen in hun politiek. Ja, er zijn landen waar verschrikkelijke dingen gebeuren, maar wat gaan we eraan doen? Misschien moeten we handelsverdragen met verkeerde landen verbreken? Mijn stem wordt alleen concreter op het moment dat onze politici dat ook onderschrijven door politieke beslissingen te nemen.’

Voorafgaand aan de voorstelling deed je veel onderzoek naar de positie van vrouwen. Hoe belangrijk was het voor jou dat je jouw mening zou onderbouwen met cijfers?

‘Heel belangrijk. Samen met mijn team heb ik alles gefactcheckt. Anders wordt het een emotioneel relaas van een artiestje.’

En de cijfers liegen er niet om.

‘Zeker niet. Tijdens de voorstelling haal ik data aan waaruit blijkt dat twintig procent van alle muziek die wij horen op de Nederlandse radio gemaakt is door vrouwen. Het aantal vrouwelijke artiesten op Nederlandse popfestivals is achttien procent, op dancefestivals is dat maar tien procent. En dan heb ik het nog niet over de musea. Dat laat wel zien dat vrouwen te weinig de ruimte krijgen om hun verhalen zelf te vertellen.’

Zelf geef jij die ruimte aan vrouwen door in september als gastcurator van een tentoonstelling in het Stedelijk Museum Schiedam bijna alleen maar vrouwelijke kunstenaars uit te nodigen.

‘Daar heb ik heel veel zin in. De tentoonstelling gaat over een nieuw cultureel fenomeen dat helemaal omarmd wordt door fashion-weeks, grote internationale modehuizen en door religieuze en niet-religieuze vrouwen: Modest fashion. Dit is inmiddels een miljardenindustrie. Eindelijk wordt ook de gesluierde en bedekte vrouw omarmd als mainstream schoonheid, maar tegelijkertijd kun je je afvragen of het een goed idee is dat modesty (bescheidenheid, red.) ineens de norm wordt. Daar laat ik kunstenaressen vanuit de hele wereld op reageren.’

Tijdens je vooronderzoek naar de vrouw keek je ook naar vrouwen in de kunstwereld. Wat viel je op?

‘Dat de vrouw altijd de muse is en zelden de maker. Dat had ik echt niet verwacht, dat de vrouw ook in de westerse wereld de muse is die voornamelijk zorgt en zwijgt. Vandaar dat ik zo ondernemend ben als het gaat om ruimte opeisen voor vrouwen. Dat vind ik heel leuk, om te kijken naar hoe we de geschiedenis kunnen rechtzetten. Daarin voel ik een verantwoordelijkheid naar alle vrouwen toe. Dit kan je niet in politieke arena’s doen. Dat moet je doen op plekken waarbij je harten kunt raken.’

Speellijst: Almere (8 februari), Gorinchem (19 februari), Amsterdam (22 februari), Rotterdam (17 maart) en Gouda (26 april). Zie www.rajae.nl voor meer informatie over Rajae el-Mouhandiz.

Vertrouwen

0

Vorige week donderdag vond de afsluitende conferentie plaats van een onderzoeksproject dat ik de afgelopen jaren heb begeleid. Dat onderzoek heeft als titel Making Islam work in the Netherlands (vrij vertaald: ‘islam in de praktijk brengen’), de vraag dus op wat voor manieren islam wordt ingepast in het dagelijks leven en wie daarbij betrokken zijn.

Dat lijkt misschien een weinig opzienbarend onderwerp, maar opmerkelijk genoeg is dat weinig onderzocht. Veel onderzoek gaat aan de ene kant over de vraag hoe individuele moslims met eisen vanuit de samenleving en vanuit hun geloof omgaan. Aan de andere kant gaat het over ‘macro-vraagstukken’ zoals de ontwikkeling van religieuze accommodatie, de juridische status van de islam, de opleiding van imams, religieus-ideologische verschillen, of de participatie van moslimvertegenwoordigers in overlegsituaties. Of het gaat natuurlijk om zaken waar veel politici, beleidsmakers en burgers van wakker liggen: radicalisering en geweld. Veel van dat onderzoek gaat dus vaak over de vraag hoe we de samenleving inrichten, waarbij de islam als een soort onveranderlijk gegeven wordt voorgesteld. Met ons onderzoek wilden we laten zien dat er van alles gebeurt wat niet direct in landelijk beleid kan worden vertaald, maar wel uitermate belangrijk is voor de vraag hoe de islam vorm krijgt in de samenleving. We wilden ook laten zien dat ‘gewone’ gelovigen een belangrijke rol spelen. Het zijn mensen die zich niet professioneel met religie bezighouden, maar wel proberen te leven naar de geest van hun geloof en daarbij op dilemma’s stuiten in het dagelijks leven.

Veel initiatieven die door moslims worden ontplooid zijn eigenlijk gewoon initiatieven van Nederlandse burgers. De grote meerderheid van moslims in Nederland is allang geen migrant meer. Zij maken volwaardig deel uit van de Nederlandse maatschappij, hoewel sommige figuren dat glashard blijven ontkennen. Een groeiend deel is geboren en getogen in Nederland. Bovendien vinden we tegenwoordig moslims in alle lagen van de bevolking. Dat betekent onder meer dat de verbinding van moslims met de Nederlandse samenleving complexer, veelvormiger en intensiever is geworden. Juist dat maakt dat de manier waarop islam vorm krijgt in de samenleving en waar zich kwesties voordoen, steeds verandert.

In het onderzoek hebben we gekeken naar voorstellen, onderhandelingen en initiatieven die worden ontplooid door moslims op allerlei terreinen; commerciële ondernemingen, buurtactiviteiten, sport, bemiddeling en conflictbeslechting. Het ging om alledaagse zaken waar islamitische principes in het geding waren, die moslims als burgers van de samenleving tegenkomen. Uitgangspunt was dat elke religieuze vernieuwing begint met discussie over ‘schurende kwesties’ – kwesties waar antwoorden niet zonder meer voor de hand liggen, waarover verschillende opvattingen bestaan onder kenners van de geloofsleer of waarover gewone gelovigen het gevoel hebben dat er geen eenduidigheid bestaat over hoe te handelen. Anders gezegd: waaraan of aan wie refereert iemand, welke (vernieuwende) oplossingen komen aan het licht en hoe worden beslissingen onderbouwd of omkleed bij het in overeenstemming brengen van religieuze leefregels en voorschriften met het leven en functioneren in de Nederlandse maatschappij. Vaak begint dit klein en buiten het zicht van de media. Dat blijkt vaak veel effectiever dan op hoge toon via de publiciteit proberen zaken te regelen en je gelijk te halen. Gewoon doen.

Een centraal thema in het onderzoek was ‘islamitisch gezag’. Religieus gezag is, net als gezag in het algemeen, een veelomvattend begrip dat niet uitsluitend betrekking heeft op persoonlijk leiderschap; het gaat ook om de erkenning van religieuze kennis door moslims. Uitgangspunt van het onderzoek was dat religieus gezag niet vanzelfsprekend is, maar steeds opnieuw moet worden bevestigd. Juist in een situatie van snelle maatschappelijke verandering en ontwikkeling is de legitimiteit van religieus gezag actueel. Dat is niet alleen een zaak van formele voorschriften en geboden en de toepasbaarheid daarvan. We zijn vaak geneigd om alleen te kijken naar formele religieuze gezagsdragers en hun formele antwoorden op geloofsvraagstukken gebaseerd op islamitische bronnen. Het blijkt dat de inbedding van de islam in de samenleving veel dynamischer is dan dat. In de komende maanden zullen de resultaten van het onderzoek gepubliceerd worden.

Tijdens de conferentie discussieerde een panel dat bestond uit gemeentefunctionarissen, religieuze gezagsdragers en vertegenwoordigers van diverse maatschappelijke instellingen. De discussie ging over heel veel zaken, maar wat mij betreft sprong één thema eruit: vertrouwen. Overheden doen alle moeite om van bovenaf de islam te controleren en te kneden tot iets wat men aanvaardbaar vindt. Eens te meer is duidelijk dat dit niet werkt. Je kunt bijvoorbeeld een prachtige imamopleiding optuigen, maar als niemand deze functionarissen vertrouwt, ben je nergens. Je hebt mensen nodig die een verbinding met de bevolking hebben, inclusief mensen die geen professionele religieuze functionarissen zijn. Naar dat soort mensen zou beter geluisterd moeten worden. Dat is wat we bedoelen met ‘islam in de praktijk brengen’.

‘Het is echt niet zo dat ik doodga van ellende’

1
‘Ik zeg altijd: dat zou je buurman of buurvrouw kunnen zijn, omdat je niet aan iemands uiterlijk kunt zien dat mensen bij de voedselbank naar binnen lopen. Echter, als je achter hun voordeur komt, zie je vaak dat ze geen bedden hebben om in te slapen, dat ze op matrassen op de grond liggen of dat ze geen kleerkasten hebben.’

Armoede in Nederland neemt toe. Het aantal mensen met financiële problemen ligt nu op 1,2 miljoen. Met het verhogen van de btw en de kosten voor de vaste lasten wordt voorspeld dat nu juist de armere gezinnen worden getroffen. Maar wat betekent armoede in een welvarend land als Nederland eigenlijk? Wie stelt de vraag en wat zijn de criteria? Zijn het alleen statische gegevens of is het een totaalpakket aan onplezierige financiële kwesties met ook de psychische nadelen erbij?

Voedselbanken zijn ontstaan in de Verenigde Staten en daarvandaan vond het idee via Canada zijn weg naar Europa. Frankrijk opende de eerste Europese voedselbank in 1984, België volgde in 1986. Pas in 2002 werd de eerste Nederlandse voedselbank geopend. Inmiddels zijn er in drieëntwintig Europese landen voedselbanken, die zich hebben verenigd in de Europese Federatie van Voedselbanken (FEBA). De Nederlandse politiek was zo geschokt van het gezicht dat armoede had gekregen, dat het met een antwoord kwam: ‘Over vier jaar bestaat de voedselbank niet meer.’ Nu, zeventien jaar later, zijn er 169 voedselbanken in heel Nederland en worden er door de inzet van elfduizend vrijwilligers wekelijks veertigduizend pakketten uitgedeeld over ongeveer 132.500 mensen. Het aantal mensen in armoede is gestegen van 700.000 in 2002 naar 1,2 miljoen vandaag de dag.

Op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt de definitie van armoede het meest in de buurt van ‘financieel kwetsbaar’. Het CBS gebruikt liever niet de term armoede. Het hanteert daarentegen een lage inkomensgrens, die in 2017 (op maandbasis) op 1040 euro voor een alleenstaande, 1380 euro voor een alleenstaande ouder met één kind en 1960 euro voor een paar met twee kinderen lag. Iedereen die daar dus onder zit, is financieel kwetsbaar en zou in de categorie ‘arm’ komen te zitten. Het CBS definieert armoede als volgt: ‘Armoede, of beter gezegd inkomensarmoede, is gedefinieerd als het hebben van onvoldoende geld (inkomen) om een bepaald consumptieniveau te realiseren dat in Nederland als minimaal noodzakelijk wordt geacht.’ Met de recente stijging van armoede in Nederland moet er volgens het CBS met de komst van vluchtelingen wel rekening gehouden worden. Zo is een derde van de stijging gekomen door de komst van Syrische vluchtelingen die een bijstandsuitkering krijgen.

Hoewel het aantal arme mensen in Nederland toeneemt, is er tot nu toe geen opvallende toename van het aantal klanten bij de voedselbanken. Dit aantal is volgens Marie Lou, vrijwilligster bij de voedselbank in Amsterdam, de laatste jaren vrij stabiel gebleven, al verwachten ze binnenkort wel een stijging aangezien de normen zijn verhoogd. Toen Marie Lou in 2011 als vrijwilliger bij de voedselbank begon, mochten klanten 180 euro overhouden per maand per persoon. Sinds een week is dat verhoogd van 215 naar 225 euro. Marie Lou: ‘Dat is dus heel weinig. Dat geld is bestemd voor kleding en voor eten. Alle vaste lasten zijn dan betaald, je houdt iets van 215 euro per maand over voor een persoon en elke persoon extra is 85 euro. Dus een man en vrouw met twee kinderen is 215 plus drie keer 85 euro, dat is 470 euro.’

Bij het begin van de economische crisis in 2008 moest de voedselbank flexibel optreden; opeens kwamen er grote aantallen bij. Marie Lou: ‘Dat waren bijvoorbeeld zzp’ers die opeens geen opdrachten meer kregen. Of mensen gingen scheiden of hun huis stond onder water. Op dit moment hebben we hier in Amsterdam twaalfhonderd gezinnen die wekelijks van ons afhankelijk zijn. In de tijd van de recessie hadden we tweeduizend huishoudens in Amsterdam die afhankelijk waren van ons, dus er is een heel groot verschil. Nu zie je ook dat die mensen weer verdwenen zijn. Ze hebben een baan gevonden of kunnen op een andere manier weer hun eigen broek ophouden.’

Het probleem is volgens Marie Lou dat armoede een vicieuze cirkel wordt. ‘Hoe langer je in armoede leeft, des te minder je dingen georganiseerd krijgt. Als je kijkt naar wie de klant bij de voedselbank is, dan zeg ik altijd: dat zou je buurman of buurvrouw kunnen zijn – omdat je niet aan iemands uiterlijk kunt zien dat mensen bij de voedselbank naar binnen lopen. Echter, als je achter hun voordeur komt, zie je vaak dat ze geen bedden hebben om in te slapen, dat ze op matrassen op de grond liggen of dat ze geen kleerkasten hebben. Vaak is het een heel grote chaos in huis, omdat ze het niet voor elkaar krijgen het weer goed te organiseren en structuur aan te brengen. Want er is niets zo erg als in armoede leven, omdat je niet weet wanneer het ophoudt. Dat maakt het heel ingewikkeld voor iedereen, omdat ze vaak ook niet meer weten hoe ze eruit moeten komen. Het is lastig om hulp te zoeken en dan blijven ze vaak ook heel lang aan die armoedebel hangen. Dat heeft vaak te maken met het feit dat velen laaggeletterd zijn of dat ze geen goede opleiding hebben gehad.’

Anke (26) uit Lelystad is moeder van twee kleine kinderen van één en drie jaar. Haar man is verslaafd en zit in een gesloten instelling. Zelf heeft ze een uitkering en wil ze er als moeder voor haar kinderen zijn. Ze heeft geen opleiding afgerond en de stap naar de arbeidsmarkt is voor haar moeilijk. Zelf heeft ze niet het gevoel dat ze in een vicieuze cirkel zit, maar moeite met rondkomen heeft ze wel. ‘Ik vind het woord armoede wel heel negatief. Ik zit krap bij kas, maar ik vind niet dat ik in armoede leef. Armoede betekent voor mij dat je echt helemaal niets kunt, dat je elke dag bruine bonen met brood moet eten – en dat hoef ik niet.’ Maar de voedselbank is wel degelijk een uitkomst voor haar. ‘Sinds ik bij de voedselbank zit, verbaas ik me. Ik heb vaak nooit zoveel lekkers in huis gehad, zelf koop ik nooit zoveel. Met Sinterklaas kreeg ik zakken pepernoten, koekjes, snoepjes en alles is ook van een goed merk. Wanneer ik zelf boodschappen doe, haal ik de goedkoopste producten van het huismerk, maar de voedselbank geeft alle goede merken. Weet je waarom ik ook niet het gevoel heb dat ik in armoede leef? Ik heb een groot huis en mijn familie steunt me ook soms. Ik heb een grote tv, ik heb een auto, maar deze staat wel op naam van mijn moeder. Ik ben door de maandelijkse kosten wel beperkt in wat ik doe, maar het is echt niet zo dat ik doodga van ellende.’

Maar natuurlijk zijn er volgens Anke genoeg dingen die ze moet laten. ‘Natuurlijk moet ik echt opletten wat ik overhoud en wat ik daarmee moet doen. Sinds ik bij de voedselbank zit, kom ik uit de voeten. Ik heb veertig euro benzine voor de hele maand, soms kan het voor een week ook twintig euro zijn. Ik kan niet voor honderd euro tanken in de maand. Het leven, alles is gewoon zo duur. Ik heb hele hoge rekeningen. Bij Nuon moet ik al 160 of 180 euro betalen en 35 euro per maand extra op afbetaling. Dan heb ik nog zorgkosten van 150 euro, waarvan ook nog 35 euro extra op afbetaling, dus alleen al die twee kosten me vierhonderd euro. Ik vind het sowieso allemaal geldklopperij. Ik haalde broccoli bij de Albert Heijn, een euro en twaalf cent betaalde ik daarvoor, terwijl deze vorig jaar nog tachtig cent was. Ik ga ook eigenlijk niet naar de Albert Heijn, maar dit was een noodgeval.’

Als al haar vaste lasten betaald waren, dan hield Anke geen geld meer over, maar ze vond het een grote stap om zich aan te melden bij de voedselbank. ‘Er was toch een groot gevoel van schaamte. Ik had een beeld dat ik met allemaal van die halve zwervers daar in de rij zou staan, maar dat viel heel erg mee. Natuurlijk waren er wel één of twee bij waarvan ik dacht ‘jij bent gewoon een wandelende whiskyfles’. Maar ik zag er ook een die gewoon nog een Audi onder zijn billen had, dus die komen ook gewoon. Misschien was hij net failliet gegaan. Mijn man vindt het nog steeds lastig, maar ik niet meer. Ik houd nu maandelijks een beetje geld over en dat is toch heel fijn.’

Meer dan financieel kwetsbaar zijn

Maar in armoede leven is meer dan alleen financieel kwetsbaar zijn en in financiële moeilijkheden zitten. Het rapport Armoede en sociale uitsluiting 2018 van het CBS: ‘Personen die deel uitmaken van een huishouden met een laag inkomen zijn minder maatschappelijk betrokken dan personen uit een huishouden met een hoger inkomen. Ze hebben minder sociale contacten en zijn inactiever in verenigingen. Ook worden ze vaker als verdachte aangemerkt en geven ze frequenter aan slachtoffer van geweld te zijn geweest. Verder rapporteren zij een minder goede gezondheid, leven ze korter en hebben ze meer zorgkosten. Over hun woning en woonomgeving zijn ze minder tevreden dan degenen met een hoger inkomen. In materieel opzicht gaat een laag inkomen vaak samen met een betrekkelijk gering vermogen, beperkte bestedingsmogelijkheden en betalingsachterstanden.’

Marie Lou benadrukt dat de voedselbank mensen ook uit hun isolement wil halen. ‘Doordat ze zo weinig geld hebben, raken ze ook steeds meer in een isolement van schaamte. Zo durven ze niet aan vrienden of familie te vertellen dat ze eten nodig hebben, want er is niets ergers dan je hand ophouden voor eten.’

Anke voelt zich soms ook geïsoleerd. ‘Omdat ik zoveel met de kinderen ben, ben ik dat sowieso al. We moesten verhuizen, omdat mijn man door zijn verslaving uit zijn oude omgeving gehaald moest worden. We kwamen terecht in Arnhem, maar daar kende ik helemaal niemand en de familie was ver weg. Daar voelde ik me extreem alleen, nooit kwam er iemand langs. Dat was geen leuke periode. Maar hier in Lelystad is de situatie beter.’

Sebastiaan (29) is al een jaar vrijwilliger bij de voedselbank in Utrecht. Hij is coördinator van het magazijn. ‘We hebben een grote opslag en negen uitgiftepunten. We halen het voedsel op bij de supermarkten en verdelen wat we ophalen over de uitgiftepunten. Ik weet dat er veel schaamte is bij mensen die de voedselpakketten ophalen. Daarom willen we de uitgiftepunten in de wijken hebben, zodat ze niet zo veel hoeven te reizen. Volgens Sebastiaan zorgt de voedselbank voor dat extra steuntje in de rug. ‘De echte problemen lossen we niet op, maar we geven met de voedselpakketten wat ademruimte.’ Zelf haalt hij veel voldoening uit het vrijwilligerswerk. ‘Ik heb een leuke klik met de andere vrijwilligers, iedereen heeft zijn eigen motivatie om daar te werken en dat maakt de sfeer ook heel fijn. Sommige vrijwilligers moeten herstellen van een situatie of zijn mensen die een uitkering hebben en iets willen betekenen. Voor mij gaat het om zingeving en structuur in de week aanbrengen. Ik zou het iedereen wel kunnen aanraden.’

De vrijheid van zwijgen

0

Eerder deze maand onthulde de zesdelige documentaire Surviving R. Kelly het duistere leven van R. Kelly. Daarin kwamen getuigenissen van vrouwen die de Amerikaanse zanger van seksueel misbruik beschuldigen. Al twintig jaar staat Kelly bekend als een man die er een gewoonte van heeft gemaakt om met minderjarige meisjes zonder hun wil naar bed te gaan. Noem hem dus gerust een notoire kinderverkrachter.

Een ‘witte’ jongeman wees mij op het feit dat ik op mijn Twitter geen afstand had gedaan van deze zwarte Amerikaanse man. Ik zei tegen hem dat ik mijn jeugd zowel in Congo als in Tanzania heb doorgebracht. Daar speelde de Zuid-Afrikaanse zanger Lucky Dube op de radio, niet R. Kelly. ‘Ik heb niets met die R. Kelly te maken. Maar ik ben benieuwd, heb je op jouw Twitter ook al afstand van Anders Breivik en Adolf Hitler genomen?’ vroeg ik hem terug. Hij werd rood, waarna ik hem nog nagaf dat hij niet van zwarte mensen moet verwachten om zich te verantwoorden op het gedrag van zwarte mensen. Want ze zijn individuen met hun eigen preferenties en referentiekaders.

Eind december werden in Congo verkiezingen georganiseerd door president Joseph Kabila, twee jaar later dan dat ze officieel georganiseerd moesten worden. Analisten stelden dat hij de grondwet wilde veranderen zodat hij zichzelf voor een derde termijn kon kandideren. Maar meneer Kabila verraste vriend en vijand door zichzelf niet kandidaat te stellen, hij wees een opvolger aan die de verkiezingen moest winnen. Daarna stelden analisten dat Kabila de verkiezingen zou ‘stelen’ in het voordeel van zijn aangewezen opvolger.

Weer verraste de Congolese president vriend en vijand, door een oppositiekandidaat de verkiezingen te laten ‘winnen’. Niet een oppositiekandidaat waar iedereen op had gehoopt, maar eentje die met Kabila achter de schermen een deal had gesloten. In beide Congolese parlementen behoudt Kabila’s politieke platform wel de absolute meerderheid. Hij mag waarschijnlijk zowel de premier als de voorzitter van het parlement aanwijzen. Met andere woorden, de verkiezingen zijn georganiseerd, er komt een ander poppetje op de troon, maar het regime van Kabila gaat door.

De afgelopen twee jaar krijg ik nadrukkelijk het verzoek van mensen om meer over Congolese verkiezingen en politiek te schrijven en mij minder bezig te houden met wat er in Nederland gebeurt. Men bedoelt het vaak goed. Ik weet meer over Congo dan de gemiddelde Nederlandse lezer, bovendien, ik kom zelf uit Congo. Maar ik moet bekennen, net als in het dossier-R. Kelly vind ik het moeilijk om mij over Congo uit te spreken omdat ik daarvandaan kom. Ik hoef mij niet over R. Kelly uit te spreken omdat hij dezelfde huidskleur heeft als ik heb, maar omdat ik zijn muziek goed snap. Ik hoef mij niet over Congo uit te spreken omdat ik daarvandaan kom, maar omdat ik voldoende deskundigheid in huis heb om daarover te praten.

Ze zeggen dat je je battles moet kiezen. Jezelf op het belangrijkste richten en daar excellent in worden. Het leven als een kunst van keuzes maken. Daarom kies ik er voor om het in deze column niet te hebben over een columnist die eerder deze week in een column stelde dat asielzoekers gesteriliseerd moeten worden. Niet alleen omdat ik geen aandacht aan losers wil besteden, maar ook omdat ik als een ex-asielzoeker niet automatisch hoef te reageren op iedere domme uitspraak die over asielzoekers wordt gedaan. Vrijheid is niet alleen het vermogen hebben om jezelf uit te spreken, maar ook de mogelijkheid om te zwijgen wanneer je maar wilt. Want in stilte ontstaat excellentie.

‘Wie zijn hier eigenlijk de barbaren?’

0
Tieme Hermans over de ondergang van ’s werelds meest kwetsbare gemeenschappen. ‘We hebben vrije mensen in bedelaars veranderd. En daarbij is het maar de vraag of wij daadwerkelijk beter leven dan de Jawari’s deden. Kijk eens naar buiten op straat!’

Stel je voor, een leven in de eenentwintigste eeuw zonder kleding, zonder elektronica, zonder wegen en velden en met een pijl en boog om je schouder geslingerd. Er zijn nog een paar plekken ter wereld waar dit leven bestaat, maar de vraag is: hoelang nog?

In de diepste jungles, oerbossen en afgelegen eilanden leven de laatste ongecontacteerde stammen ter wereld. Hun leefgebieden staan onder druk door houtkap, mijnbouw, stropers, toeristen en zelfs christelijke missionarissen als de Amerikaanse John Allen Chau. Deze avonturier besloot eind november 2018 om zendingswerk te doen op het afgelegen Noord-Sentineleiland in India. Zijn kortstondige missie eindigde in een ondiep graf op het strand en de boodschap was duidelijk: de Sentinelezen willen met rust gelaten worden en indringers worden getrakteerd op een regen van pijlen. De Indiase regering heeft besloten niet in te grijpen en nam zich voor het eiland extra te beschermen tegen de komst van buitenstaanders. Ondanks deze maatregelen vragen veel mensen zich af of er wel een toekomst is voor dit soort geïsoleerde stammen in de eenentwintigste eeuw.

‘Ik kijk naar de zonsondergang, zo mooi. Ik huil een beetje… Ik vraag me af of dit de laatste is die ik zal zien’, schreef de zesentwintigjarige Chau nadat hij per kajak aankwam op het eiland van de Sentinelezen, gelegen in de Golf van Bengalen. Het eiland is verboden voor buitenstaanders, maar de Amerikaan reisde er illegaal naartoe door lokale vissers om te kopen. Deze brachten hem vlakbij de kust, waarna Chau per kajak het laatste stuk aflegde. Zijn wens was om het christendom te delen met de eilandbewoners door wie de avonturier geobsedeerd was geraakt. Chau was lid van een christelijke organisatie die gelooft dat de wederopstanding van Jezus plaats zal vinden zodra het Woord van God in alle hoeken van de aarde gehoord was en de jonge missionaris vroeg zich af of dit eiland het laatste bolwerk van Satan op aarde was.

‘Ze dragen geel smeersel op hun gezicht en reageren boos wanneer ik christelijke liederen zing. Ik riep: ik heet John, ik hou van jullie en Jezus houdt van jullie’, schreef hij in zijn dagboek. Een van de jongere krijgers schoot een pijl in zijn richting, die zijn waterdichte bijbel doorboorde. Toch keerde hij de volgende dag terug naar het eiland. Chau schreef dat hij bang was om te sterven, maar dat het toch de moeite waard was om Jezus te verkondigen aan de Sentinelezen. Hij gaf zijn dagboek aan de vissers voor het geval hij niet terug zou keren. Twee dagen na zijn landing op het eiland zagen deze vissers van afstand dat de Sentinelezen een lijk over het strand sleepten. Het Woord van God bleek niet welkom op het eiland.

Trend
Of het nou missionarissen, antropologen, toeristen of houthakkers zijn, er blijven steeds minder gebieden over waar geïsoleerde volkeren kunnen leven zonder in contact te komen met de moderne maatschappij. Een groot deel van deze stammen leeft al duizenden, soms tienduizenden jaren in hetzelfde gebied zonder veel mee te krijgen van gebeurtenissen in de buitenwereld en enkelen van hen hebben zelfs nog nooit direct contact gehad met mensen van buiten het bos. Volgens belangenorganisatie Survival International zijn dit de meest kwetsbare mensen op aarde.

Mede door bevolkingstoename en de daaraan gekoppelde behoefte aan olie, mineralen, hout en landbouwgrond verdwijnen de oerbossen waar de meeste stammen leven in hoog tempo. Het contact tussen de inheemse volkeren en de buitenwereld leidt in de meeste gevallen tot een revolutie binnen de stammen, waar ze niet op voorbereid zijn, en resulteert vaak in cultuurverlies, angst, ziekte, geweld en een kennismaking met een wereld waar ze niet klaar voor zijn. De bosbewoners hebben geen weerstand tegen onze ziekten, zijn vatbaar voor verslavende middelen en komen vaak aan de onderkant van de maatschappij terecht, zoals te zien is in bij de Aboriginals in Australië en de indianen van Noord-Amerika.

Wie zijn het?

Wereldwijd leven zo’n honderdvijftig miljoen mensen in traditionele stamverbanden, verspreid over zestig landen. Honderd tot honderdvijftig van deze stammen staan bekend als ongecontacteerd, wat erop neer komt dat er geen formele, vreedzame interactie is geweest tussen hen en de moderne samenleving. Verreweg het grootste deel van deze ongecontacteerde stammen leeft in de jungles van de Amazone, maar ook in de ontoegankelijke binnenlanden van Papoea-Nieuw-Guinea, Congo, Gabon en Maleisië. Veel van deze stammen hebben, vaak indirect, wel contact gehad met de buitenwereld, maar veel kiezen ervoor elke vorm van contact te vermijden.

Terwijl er in de moderne wereld discussies gaande zijn over beurskoersen, kernwapens, overconsumptie en het Sinterklaasfeest, leven de inheemse stammen in een totaal andere realiteit. Toch vertegenwoordigen deze geïsoleerde gemeenschappen een leefwijze die gebruikelijk was gedurende het grootste deel van de twee miljoen jaar dat wij als homo sapiens de aarde bewonen. Ruim negenennegentig procent van deze periode leefden onze voorouders als jager-verzamelaars, slechts enkele duizenden jaren als boer en een fractie van deze tijd in een geïndustrialiseerde wereld. Volgens veel antropologen geven deze traditionele stammen ons als moderne mens daarmee een kans te leren over een leefwijze die wij al lang geleden achter ons lieten.

Een van de meest geïsoleerde stammen ter wereld is de stam der Sentinelezen op een klein eilandje in de Indiase archipel van de Andamaneilanden. Met een bevolking die geschat wordt tussen de vijftig en tweehonderdvijftig zijn dit volgens wetenschappers de laatste pre-neolithische mensen op aarde die volledig leven als in de steentijd. Er wordt aangenomen dat de Sentinelezen een van de eerste groepen mensen waren die zo’n zestigduizend jaar geleden Afrika verlieten. Ondanks dat naburige stammen bekend zijn met het bestaan van de Sentinelezen en er veel overeenkomsten zijn in cultuur, leefwijze en gebruiken, is er niemand die hun taal kan verstaan. Dit lijkt erop te wijzen dat er een lange periode van volledige afscheiding is geweest tussen de verschillende groepen in het gebied.

Hoe leven deze stammen?

De Sentinelezen worden geclassificeerd als negritos, een term uit de koloniale tijd die slaat op de fysieke gelijkenissen met Afrikaanse stammen zoals hun donkere huidskleur en kroeshaar. Ook viel het antropologen op dat hun verschijning getuigt van blakende gezondheid en dat ze een trotse en dappere lichaamstaal hebben, wat volgens hen te maken kan hebben met hun vastberaden weigering om contact te maken met de buitenwereld.

De Sentinelezen zijn jager-verzamelaars die een semi-nomadisch leven leiden op het eiland van zestig vierkante kilometer. Hun woningen zijn gemaakt van palmbladeren en er zijn gemeenschapshuizen met verschillende kamers. Uit de enkele expedities die ondernomen zijn op het eiland is niet duidelijk geworden of de stam in staat is om zelf vuur te maken of dat ze vuur verkrijgen van blikseminslagen en dit vervolgens zorgvuldig bewaren. Qua voedselvoorziening profiteert de stam van de rijke koraalriffen rondom het eiland waar ze met uitgeholde boomstamkano’s, netten, speren en pijl en boog vis en schelpdieren vangen. In het bos maken ze jacht op onder andere wilde zwijnen en verzamelen ze honing en vruchten in houten emmers en rieten manden. Tijdens de jacht en het verzamelen gelden strikte normen die ervoor zorgen dat de populaties in stand blijven en het milieu intact blijft.

Triloknath Pandit is de meest ervaren antropoloog in de regio. Hij wijdde zijn leven aan het observeren van de Sentinelezen en omliggende stammen en heeft, ondanks beperkt direct contact, toch een goed beeld kunnen vormen van hun leefwijze. Hoewel de sociale structuur van hun kleine samenleving niet duidelijk is, vermoedt Pandit dat de Sentinelezen geen stamhoofd of leiderschapscultuur hebben. ‘Er is niemand om iets af te dwingen. De sociale mores zijn zo dat wanneer een individu weet dat hij iets verkeerds heeft gedaan, hij zichzelf moet straffen. De gemeenschap uit hun onvrede door niet naar hem te kijken of tegen hem te praten. Dit stamlid isoleert zichzelf vervolgens voor een bepaalde tijd en keert dan terug naar de stam.’

Volgens Pandit delen de Sentinelezen het verzamelde eten en wordt niemand achtergesteld. ‘Als er een overschot is, vieren ze feest en als er een tekort is dan delen ze. Stamleden die terugkomen van de jacht met een wild zwijn, een schildpad of honing, eisen niet het beste stuk voor zichzelf en gaan niet met de eer strijken. Zelfzuchtigheid bestaat simpelweg niet op het eiland.’

Net als veel geïsoleerde stammen geloven de Sentinelezen dat het lichaam een geschenk is van de natuur en dat het niet bedekt hoeft te worden. Het ontbreken van kleding betekent dan ook niets voor hen en preutsheid is een onbekend fenomeen. Onderzoeksteams hebben op afstand geobserveerd dat er in sociale interactie veel aandacht is voor tederheid en intiem knuffelen. Ook wordt aangenomen dat de Sentinelezen monogamie beoefenen en dat er een systeem is dat ervoor zorgt dat naaste verwanten niet met elkaar trouwen.

Het is onduidelijk welke geloofsvorm de Sentinelezen aanhangen, maar er wordt aangenomen dat zij, net als de meeste stammen voor de komst van georganiseerde religies, een animistisch wereldbeeld hebben waarin er geen verschil bestaat tussen de fysieke en de spirituele dimensie. Zo ziet de Waodani-stam in Ecuador de rivieren en het bos als heilig en zichzelf als onderdeel van een groot ecosysteem waar goed voor gezorgd dient te worden. Hierdoor hebben zij een hechte band met hun leefgebied en een diepe kennis over de lokale geografie en ecologie en weten ze precies welke planten medicinaal, giftig of zelfs hallucinogeen zijn.

Contacten met de moderne wereld

Doordat de Sentineleilanden gelegen zijn op een vaarroute die al duizenden jaren gebruikt wordt, moeten de eilandbewoners al geruime tijd op de hoogte zijn van het bestaan van de buitenwereld. Toch is hun eiland nooit gekoloniseerd en lijkt het of de Sentinelezen door de mazen van het net van de geschiedenis zijn heengeglipt. Want hoewel de stam bekend staat als de Sentinelezen, is dit een van buitenaf verzonnen term en weet niemand hoe zij zichzelf noemen of welke taal ze spreken. In elk geval is niemand in de recente geschiedenis dichtbij genoeg gekomen om het ze te vragen.

De eerste bronnen waarin het eiland vernoemd wordt zijn de reisverslagen van Marco Polo (1254-1324), die over de bewoners van deze regio zei dat het wrede volkeren zijn die elke buitenstaander opeten die ze in handen kunnen krijgen. Deze beschrijving is alleen hoogstwaarschijnlijk niet gebaseerd op eigen observatie, maar op verhalen van scheepslieden uit de regio. Jaren later werd de eilandengroep waar het Noord-Sentineleiland toe behoort, aangevallen door Birmese en Maleise piraten die op zoek waren naar slaven. Gelukkig voor de Sentinelezen bleken leden van de naburige Shompen-stam groter van postuur en brachten zij meer winst op de slavenmarkt. Er wordt vermoed dat de vijandige houding naar de buitenwereld stamt uit deze periode, wat bevestigd wordt in oude Chinese, Griekse en Indiase bronnen die vermelden dat de bemanning van op het eiland gestrande schepen vermoord werd door de inheemse bevolking.

Ook werden de Britse kolonisten en later de Indiase overheid door de Sentinelezen op afstand gehouden met pijl en boog. Toch lukte het de Engelse Maurice Vidal Portman in 1880 aan land te gaan met een expeditieteam. In plaats van aan te vallen, verscholen de Sentinelezen zich deze keer in het bos, waardoor Portman de kans had het eiland te verkennen. Hij trof een netwerk van paadjes aan die leidden naar dorpjes diep in de jungle. Na enkele dagen zoeken vond hij een oud stel en vier kinderen en besloot hen uit fascinatie te ontvoeren naar de nabijgelegen havenstad Port Blair. Het oude stel stierf echter binnen korte tijd en ook de vier kinderen werden ziek. Portman bracht de kinderen gauw terug naar het eiland en besloot na nog een aantal missies dat de interactie met de buitenwereld de Sentinelezen niets dan kwaad had gedaan.

Enkele jaren later, in 1896, kozen de eilandbewoners weer voor de agressieve aanpak toen een veroordeelde uit de gevangenis van Port Blair ontsnapte en per boot aankwam op het eiland. Hij werd gedood en begraven op het strand. Hierna werd het eiland bijna zeventig jaar lang met rust gelaten, tot de Indiase overheid interesse kreeg in dit geïsoleerde eiland binnen hun landsgrenzen.

In 1967 leidde antropoloog Pandit de eerste missie van de Indiase regering naar het eiland. Tijdens de eerste contactpogingen verstopten de eilanders zich in de jungle of werden de onderzoekers begroet met een regen van pijlen. Toch lukte het over een periode van ruim vijfentwintig jaar enkele keren om kokosnoten uit de delen aan de Sentinelezen. Beelden hiervan tonen de naakte stamleden, die voorzichtig uit de jungle vandaan komen en na wat twijfel toch de kokosnoten aannemen. Veel verder dan dit kwam de interactie niet en in de jaren negentig besloot de Indiase overheid de contactpogingen te staken.

Ondanks deze voorzichtige, vreedzame interactie met de Sentinelezen werd de gestrande bemanning van het vrachtschip The Primrose in 1981 aangevallen door stamleden. Met alarmpistolen, bijlen en stalen buizen lukte het de scheepslui ternauwernood om de Sentinelezen af te houden, tot ze een week later gered werden door een helikopter. De laatst bekende bezoeker aan het eiland was John Allen Chau.

Gevaar

Volgens Rebecca Spooner van Survival International is contact met de buitenwereld levensgevaarlijk voor de stammen, zeker omdat het vaak ongevraagd plaatsvindt. Historisch gezien is interactie met de moderne wereld slecht geëindigd voor de meeste inheemse volkeren. Volgens een studie van de University of New Mexico naar tweehonderdachtendertig stammen in de Amazone die in de afgelopen decennia gecontacteerd zijn, is driekwart uitgestorven door ziekten en zagen de overige groepen hun sterftecijfers met tachtig procent omhoog schieten. Deze geïsoleerde gemeenschappen zijn simpelweg nooit blootgesteld aan ziektekiemen uit onze wereld, waardoor het niet ongebruikelijk is dat de helft van de populatie sterft aan de mazelen of griep. Zo vertelt de Peruaanse indiaan Jorge Murunahua dat zijn stam uit nieuwsgierigheid de jungle uit kwam toen houthakkers contact met hen zochten. ‘Vanaf toen kwamen de ziekten. We wisten voor die tijd niet eens wat verkoudheid was en de helft van ons kwam om het leven.’

Naast de gezondheidsrisico’s die interactie met de buitenwereld met zich meebrengt, is er de cultuurverandering die optreedt na dit contact. Redenen hiervoor kunnen het verdwijnen van hun natuurlijke leefomgeving zijn, het wegvallen van sociale cohesie door alle nieuwe mogelijkheden en verleidingen van buitenaf of doordat moderne consumptiegoederen en verslavende middelen hun weg vinden naar de inheemse bevolking. Zo werd het contact met de buitenwereld voor de Jarawa, een naburige stam van de Sentinelezen, problematisch toen ze vis begonnen te verkopen in het nabijgelegen dorp. Pandit vertelt dat hij, voordat hij werd aangesteld als antropoloog in de regio, romantische beschrijvingen las over de dappere, eerzame en slimme Jarawa’s, maar dat hij bij aankomst zag dat de nieuwe generatie liep te bedelen, eten stal uit het dorp en werd gepest door lokale kinderen. ‘Toen er een paar jaar later een weg door hun gebied werd aangelegd, kwamen er toeristen. Zij zagen de Jarawa’s als een soort levende rariteiten en lieten hen dansjes doen en gooiden eten naar ze als beloning.’

Tegenwoordig is nagenoeg de hele Jarawa-stam semi-geïntegreerd in de Indiase maatschappij, maar bungelt ze onderaan de sociale ladder en zit ze vast tussen twee culturen. Het is de Indiase overheid duidelijk geworden dat elke vorm van contact met de stam heeft geleid tot cultuurverschraling en achterstelling van de Jarawa’s. Pandit legt uit dat voorheen onbekende fenomenen als depressie, armoede, hebzucht en verslaving hun intrede deden in de stamgemeenschap. ‘De negatieve impact van contact is onontkomelijk en triest. Wat ooit een voortvarende stam was met een rijke cultuur, is nu verzwakt in haar voorkomen en zelfvertrouwen en ziet geen doel in het leven of een reden om te willen overleven in het bos. Nu leunen ze achterover en bedelen ze.’ Volgens de antropoloog hebben de Jarawa’s veel geleden door het neerleggen van hun pijl en boog.

Auteur en antropologe Sita Venkateswar bevestigt de problemen van de Jarawa’s en vergelijkbare stammen. ‘Door het contact kwam er een barst in de orde en structuur die hun leefwijze overeind hield. Zodra die barst er is, sijpelt er van alles doorheen. Je kunt niet controleren wat er wel en niet door die barst heen komt en de Jarawa’s zijn niet in de positie om te bepalen wat goed en slecht voor ze is. Binnen de kortste keren worden ze overspoeld door een oncontroleerbare vloedgolf van invloeden uit de buitenwereld die alles vernietigt wat op zijn pad komt.’

Lokale activist Samir Acharya is van mening dat het proces van integratie onomkeerbaar is zodra het begonnen is. ‘Nu zijn ze al besmet’, zegt hij verbitterd. ‘De Jarawa’s zijn blootgesteld aan een moderne leefwijze die niet voor hen is weggelegd. Nu hebben ze geleerd om rijst en suiker te eten. We hebben vrije mensen in bedelaars veranderd. En daarbij’, roept hij uit, ‘is het maar de vraag of wij daadwerkelijk beter leven dan de Jawari’s deden. Kijk eens naar buiten op straat! Afval, vervuiling, ongelijkheid, armoede, depressie, angst, corruptie, mensen die vreselijk werk doen om een ellendig leven in stand te houden, kinderen die opgroeien in een wereld van beton, drukte en lawaai. Wie zijn hier eigenlijk de barbaren? Wie hebben hier nou eigenlijk hulp nodig?’

Hoe zien wij elkaar?

De meeste inheemse volkeren hebben een wereldbeeld met een sterk gevoel voor mensen die behoren tot de ‘in-groep’ en mensen in de ‘uit-groep’. Dit houdt in dat voor de stamleden het bekende veilig is en het onbekende niet. Zo is voor de Waodani’s in Ecuador het bos hun thuis en alles daarbuiten een gevaar. Hoewel nieuwsgierigheid een menselijke eigenschap is, komt deze pas tot zijn recht in een situatie van veiligheid. De grotendeels ongecontacteerde stammen als de Sentinelezen hebben door de komst van de piraten, slavenhandelaren en kolonisten geleerd met wantrouwen te kijken naar de buitenwereld. Ze hebben vliegtuigen, helikopters, marineschepen en mensen uit alle hoeken van de wereld gezien, maar toonden tot de dag van vandaag weinig interesse om deel uit te maken van de moderne wereld.

Veel eenentwintigste-eeuwse wereldburgers zien in stammen als de Sentinelezen een soort levende reliek uit de prehistorie. Met een vleugje romantiek, maar ook onbegrip over het leven van deze barbaren, die nog niet eens vuur kunnen maken en naakt met pijl en boog achter varkens aan rennen. In het beste geval ziet de moderne mens hen als zogenaamde noble savages – nobele wilden die nog veel van ons zouden kunnen leren.

Over het algemeen vinden wij deze stammen spannend, een beetje angstaanjagend, maar ook puur. ‘Zo is het echte leven, het oorspronkelijke bestaan.’ Zulke romantische denkbeelden worden niet gedeeld door houthakkers, mijnwerkers, sommige overheden en wetenschappers die van mening zijn dat deze groepen geen kans van slagen hebben in de eenentwintigste eeuw en daarom geïntegreerd moeten worden in de samenleving, al dan niet onder dwang.

Wat moeten we ermee?

De redenen waarom de moderne mens contact zoekt met de ongecontacteerde stammen, lopen sterk uiteen. Er is nieuwsgierigheid vanuit de wereld van de antropologie om te ontdekken, maar ook vanuit toeristische oogpunten, waardoor avontuurlijke reizigers de jungle in trekken, geleid door geromantiseerde idealen over het leven in een authentieke stam. Daarnaast is er de behoefte aan controle bij overheden, die de stammen goedschiks of kwaadschiks willen overhalen om deel te nemen aan onze wereld. Idealisten komen uit de overtuiging dat de bosbewoners zouden profiteren van moderne landbouw, medicijnen, technologie en onderwijs en anderen geloven zelfs dat we hen moeten helpen te integreren in de samenleving omdat het leven in het bos onnodig zwaar is en kinderen geen kans krijgen om een vrije keuze te maken over hun levensloop. Missionarissen als John Allen Chau komen omdat ze vinden dat deze animisten recht hebben op het Woord van God; milieustichtingen komen om het natuurgebied te beschermen; activisten komen om de stamleden te beschermen tegen al deze buitenstaanders – maar die komen nog altijd. Daarnaast hakken stropers, boeren, veehouders, houthakkers, oliemaatschappijen en mijnwerkers hun weg de diepe jungle in op zoek naar natuurlijke rijkdommen of land voor hun vee. En tot slot komt de politie en soms het leger als er problemen zijn tussen de stammen en de buitenwereld. Kortom, er zijn veel verschillende redenen waarom de stammen, goedschiks of kwaadschiks, toch in contact komen met de moderne samenleving.

Rebecca Spooner wijst deze al dan niet goedbedoelde inmenging in het leven van de stammen af. ‘Wie vraagt de stamleden om hun mening? De inmenging van buitenaf is pure koloniale beschermingspolitiek en is gebaseerd op het geloof dat wij beter weten wat goed voor hen is dan zijzelf. Of sterker nog, dat wij beter weten hoe we hun grondgebied moeten managen, ondanks dat zij dit al duizenden jaren doen. De stammen zouden vrij moeten zijn om de keuze te maken of ze contact willen met de moderne maatschappij of niet, want de meeste van hen laten zien dat ze dat absoluut niet willen.’

Antropoloog José Carlos Morales geeft aan dat niets doen echter ook geen optie is, omdat dit hetzelfde is als al het land cadeau geven aan stropers en houthakkers. ‘We moeten hun land actief beschermen en de indringers buitenhouden. Dat is de enige manier waarop deze stammen kunnen overleven. Als de houthakkers de eersten zijn die contact leggen met de stammen, zullen zij geen plaatjes schieten, maar geweren’, zegt hij, refererend aan een aantal onopgeloste moorden op stamleden in gebieden die geteisterd worden door illegale houtkap.

Een twistpunt onder academici is of het bestaan van deze stammen op de lange termijn houdbaar is. Zo stellen de Amerikaanse antropologen Robert Walker en Kim Hill dat de inheemse volkeren weinig kans van slagen hebben in de moderne wereld en dat het daarom beter is om hen gecontroleerd kennis te laten maken met het leven in onze maatschappij, mits er een goed plan is opgesteld door de overheid en er voldoende sociale en medische hulp ter plaatse is. Hill is van mening dat er niets aantrekkelijks is aan het leven in een geïsoleerde groep die op weg is naar een trage ondergang. Deze zienswijze wordt echter door de meeste onderzoekers en actiegroepen van de hand gewezen vanwege het kostbare cultuurverlies en de vele andere gevaren voor de tot op heden ongecontacteerde stammen.

Wat doen overheden?

Nadat een groeiend aantal activisten en antropologen concludeerde dat contactmissies met de inheemse volkeren altijd samen gaan met cultuurverlies, pasten overheden wetten toe om hen beter te beschermen. Zo introduceerden de regeringen van Brazilië, Peru, Ecuador en Bolivia een beleid van geen contact en werden antropologische missies stopgezet. Ook in India werd voor de Sentinelezen een regeling ingevoerd van eyes on and hands off, door het eiland en de wateren eromheen verboden terrein te maken en de marine op veilige afstand te laten patrouilleren om zo vissers, toeristen en avonturiers als Chau uit de buurt te houden. Dit betekent dat zelfs als de Sentinelezen, technisch gezien Indiase staatsburgers, iemand doden of op andere wijze de wet overtreden, de politie niet ingrijpt.

In 2007 hebben de Verenigde Naties een verklaring opgesteld waarin staat dat inheemse volkeren niet uit hun leefgebied mogen worden verwijderd en dat zij zelf bepalen wat er mag gebeuren met hun land. Helaas voor deze volkeren is de verklaring geen juridisch bindend instrument onder internationaal recht. Daarbij is het probleem dat er vaak te weinig budget is om de stammen daadwerkelijk te beschermen en dat overheden nogal eens van koers veranderen. Zo heeft de nieuwe Braziliaanse president Jair Bolsonaro weinig op met de stammen in de Amazone en gaf hij aan dat er geen inheems land is waar geen mineralen zijn en dat hij zich niet wil bezighouden met ‘nonsens over het beschermen van indianenstammen’. Daarbij is een gebied als de Amazone simpelweg te groot om volledig te beschermen en is corruptie groot onder overheidsmedewerkers en politie, waardoor illegale houtkap en moorden op de inheemse bevolking meestal onbestraft blijven.

Journalist Jason Koebler schreef in Vice Magazine dat net als in de film Avatar illegale houthakkers steeds verder oprukken in de leefgebieden van de stammen. Het artikel stelt dat de Braziliaanse overheid van Bolsonaro het bestaan van de stammen negeert en ze daardoor overlevert aan de genade van de houthakkers, hetgeen volgens Koebler rampzalig voor ze gaat zijn in de toekomst.

In een interview met de New York Times kijkt de drieëntachtigjarige Pandit terug op een lange periode van contact met de Jarawa’s en omwonende stammen als de Sentinelezen. Hij concludeert dat deze groepen extreem kwetsbaar zijn en vraagt zichzelf af: gaat de moderne mens deze inheemse stammen in leven laten of niet?

‘Het verzet tegen abortus wordt steeds sterker’

0
‘De meeste media negeren ons en willen ons wegzetten als fundamentalistische christenen, maar tijdens onze Mars voor het Leven lopen ook moslims en niet-gelovige mensen mee.’

EenVandaag zond woensdag 16 januari een kritische reportage uit over de zogenoemde wakers van ‘Schreeuw om Leven’. Deze demonstranten ‘waken’ bij abortusklinieken her en der in het land, met als doel om vrouwen die een abortus willen ondergaan over te halen hun ongeboren kind toch te houden. Wakers van Schreeuw om Leven bonken volgens EenVandaag op autodeuren, delen folders uit van verknipte embryo’s en blokkeren soms de toegang tot de abortuskliniek. Voor Corinne Ellemeet van GroenLinks was de reportage aanleiding om Kamervragen te stellen: dit kan toch niet? Schreeuw om Leven is zich echter van geen schuld bewust. In een uitgebreide verklaring, die op de website van de christelijke organisatie staat, wordt uitgelegd wat er allemaal aan de uitzending van EenVandaag niet zou deugen. De Kanttekening sprak met Kees van Helden, woordvoerder van Schreeuw om Leven, en met Christa Compas, directeur van het Humanistisch Verbond en een pleitbezorger van het zelfbeschikkingsrecht voor de vrouw.

Kwetsbare situaties

Kees van Helden is verontwaardigd over de reportage van EenVandaag. ‘Wekenlang was men bezig met het maken van deze uitzending, maandag werd ons om een reactie gevraagd, die konden we tot uiterlijk woensdag geven. We waren op tijd met onze reactie, maar niets daarvan kwam in de uitzending terecht. Van mensen hebben we veel reacties gekregen, mensen konden zich niet voorstellen dat het zo gebeurd is. We herkennen ons totaal niet in het beeld dat geschetst wordt. Vrouwen op weg naar een abortuskliniek worden helemaal niet ingesloten door onze mensen. We staan er niet met borden. Onze wakers moeten respectvol omgaan met de vrouwen die de kliniek binnen willen gaan. Als mensen geen gesprek willen, mogen we ook niet aandringen.’

Christa Compas vond de uitzending van EenVandaag daarentegen wel heel goed. ‘Verrast was ik niet meer, omdat ik het verhaal kende voordat het werd uitgezonden, maar ik schrok afgelopen zomer enorm toen ik het bordje ‘Pas op voor agressieve anti-abortusactivisten’ zag. Dit bordje, geplaatst door de Utrechtse abortuskliniek, was echt een teken van machteloosheid. Vrouwen met een hulpvraag konden we niet voldoende tegen zulke activisten beschermen. Daarom is deze uitzending van EenVandaag gemaakt, om wat meer voor deze vrouwen te doen, die voor een heel moeilijke keuze staan en dan worden belaagd. Ik vind dat zulke wakes moeten worden verboden. Die grote optocht die ze elk jaar doen (de ‘Mars voor het Leven’, red.) mogen ze gewoon doen, maar met die wakes voor abortusklinieken worden vrouwen in kwetsbare situaties willens en weten geïntimideerd. Dit gaat over de openbare orde, op grond daarvan zouden burgemeesters deze wake moeten kunnen verbieden. Het mentale geweld van anti-abortusactivisten gaat echt heel ver. Er was een meisje dat huilend de kliniek binnenkwam, nadat zo’n waker haar een agressieve anti-abortusfolder in handen had geduwd.’

Van Helden vindt dat de wakers juist heel goed werk doen. ‘In Utrecht hebben we laatst tot drie keer toe een vrouw echt geholpen. Deze vrouwen hebben toch afgezien van het plegen van een abortus. Ons werk redt levens.’ Volgens Van Helden worden veel vrouwen door hun partner onder druk gezet, terwijl ze eigenlijk hun ongeboren kind willen houden. ‘De Telegraaf schreef onlangs een indringend verhaal over een vrouw die geen abortus wilde maar het toch deed vanwege haar vriend. Vervolgens werd ze door hem gedumpt. Vreselijk is dat. Gelukkig maken we ook positieve verhalen mee. Een man wilde zijn vriendin tot een abortus dwingen, maar dankzij een gesprek met onze wakers barstte hij in huilen uit en hielden ze het kindje.’ Maar waarom horen we hier niets van? Volgens Van Helden willen deze mensen liever niet voor de camera verschijnen. Dat is volgens hem ook logisch: ‘Want dan moeten de ouders straks zeggen: ‘Papa en mamma wilden je eerst aborteren.’’

Compas noemt Van Heldens bewering dat de man vaak een abortus wil en de vrouw niet ‘een schandelijke voorstelling van zaken’. Abortusklinieken gaan juist heel netjes te werk en luisteren naar wat de vrouw wil. Compas: ‘Het recht op abortus is geen vrolijke vrijheid. Daarom wordt er altijd goed met de vrouw hierover doorgesproken, voordat de ingreep zal plaatsvinden – om zich er van te vergewissen dat ze echt een abortus wil. Het is haar beslissing. Het is duizend keer respectvoller dan een vrouw aan haar jas trekken en haar folders in de hand duwen. Er was een vrouw die een abortus wilde, omdat de embryo niet levensvatbaar was. Echt heel naar, want anders wilde ze het kindje wel. En dan tikt er een activist van Schreeuw om Leven agressief op je autoraam. Dat moet je gewoon niet willen.’

Radicalisering

Radicaliseren de tegenstanders van abortus? Van Helden vindt van niet. ‘Dat is natuurlijk het frame van EenVandaag. De programmamakers schetsen een bepaald beeld, dat wij fundamentalistische christenen zijn, geïnspireerd door christenen in Amerika die voor het leven opkomen. Maar EenVandaag maakte in de documentaire een enorme fout. De demonstranten met borden met bloederige teksten, dat waren juist de mensen die voor abortus waren. Kijk maar goed naar de teksten. ‘Pro-life, that’s a lie’. En ‘They don’t care if women die.’ EenVandaag blundert dus, of nog erger: misleidt de kijkers bewust.’ Volgens Van Helden kloppen er meer dingen niet. ‘In Rotterdam zou de voordeur van de abortuskliniek zijn dichtgekit door onze mensen. Dat is een leugen die EenVandaag had moeten checken, want de abortuskliniek in Rotterdam heeft helemaal geen voordeur. De kliniek is gevestigd in een verzamelgebouw.’

Compas daarentegen heeft wel de indruk dat de anti-abortusbeweging radicaliseert: ‘Ze worden getraind, het is systematisch. Vroeger was er één keer in de maand een wake bij een kliniek, nu staan de wakers er bijna elke dag. Een meisje dat door hen lastiggevallen was moest een half uur huilen, omdat de anti-abortusactivisten zich aan haar hadden opgedrongen. Dit is geen uiting meer van waar je voor staat. Dit is vrouwen lastigvallen.’

Dat Schreeuw om Leven wakers traint en duidelijke instructies geeft, is volgens Van Helden juist bedoeld om incidenten te voorkomen. ‘Vijf jaar geleden hebben we afscheid genomen van een vrouw die tot hardere actie wilde overgaan en met borden wilde lopen. Dat is al tien jaar onze manier niet meer. We lopen tegenwoordig niet meer met borden rond. Joop van Ooijen, bekend van ‘Jezus Redt’, demonstreert bij abortusklinieken met een groot spandoek waarop staat ‘Abortus is moord’. Dat doen wij dus niet, onze wakers zijn er echt om hulp te bieden. Ze staan niet met tien mensen om een vrouw heen die een abortus wil. Er doen twee tot vijf mensen aan een wake mee. We helpen vrouwen die in financiële problemen zijn en daarom een abortus overwegen, bijvoorbeeld door voor ze een babykamer helemaal in te richten. En we hebben goede contacten met de politie in Utrecht, waar een abortuskliniek is. Als er echt problemen zijn dan horen we dat wel.’

Achterhoedegevecht

Volgens Compas voeren tegenstanders van abortus een achterhoedegevecht. ‘We hebben abortus begin jaren tachtig goed geregeld. Moeten we het hier nog over hebben? We hebben geregeld dat er voor de vrouw de vrijheid is om te beslissen wat zij wil – baas in eigen buik. Deze verworvenheid moeten we beschermen.’ Van Helden ziet dit uiteraard heel anders. De strijd van Schreeuw om Leven is volgens hem geen achterhoedegevecht. ‘De meeste media negeren ons en willen ons wegzetten als fundamentalistische christenen, maar tijdens onze Mars voor het Leven lopen ook moslims en niet-gelovige mensen mee. Vorig jaar waren er meer dan dertienduizend mensen op de been. Helaas schrijven alleen het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad – twee christelijke kranten – over onze demonstratie. Ons geluid is niet marginaal, het verzet tegen abortus wordt steeds sterker. In Het Parool stond onlangs een verhaal over een stel dat een kindje met een hazenlip wilde aborteren. Daar kwam toen heel veel kritiek op. Terecht ook. De voorstanders van abortus maken zich zorgen over de groeiende weestand in de samenleving tegen abortus.’

Maar is abortus in Nederland dan niet ontzettend goed geregeld? In ons land vinden, in vergelijking met het buitenland, toch heel weinig abortussen plaats? Compas onderschrijft dit volledig en heeft hier niets aan toe te voegen. Van Helden geeft een alternatieve interpretatie van de feiten. ‘In Nederland is abortus mogelijk tot vierentwintig weken. In het buitenland is het vaak tot twaalf weken, in Zweden tot achttien weken. Nederlandse abortusklinieken adverteren ook in het buitenland, om op die manier meer klandizie te krijgen. Daarnaast, het abortuscijfer is qua absolute aantallen misschien laag, maar omdat in Nederland het geboortecijfer afneemt, is het aantal abortussen verhoudingsgewijs heel erg hoog. Eén op de zeven zwangerschappen wordt afgebroken. Ook hebben we berekend dat er elke werkdag honderdvijftien abortussen plaatsvinden in Nederland. Dat zijn vier klaslokalen per dag. Twintig klaslokalen per week.’

In Nederland is abortus provocatus sinds 1984 wettelijk gelegaliseerd, met de Wet afbreking zwangerschap (WAZ). In de jaren zeventig vonden in ons land wel abortussen plaats, onder andere in de beroemde kliniek Bloemenhove in Heemstede, maar de abortuspraktijk was in deze jaren nog officieel verboden. De Nederlandse kabinetten kozen er toen echter voor om abortus te gedogen. In Nederland staan nu zeventien abortusklinieken. Negentig procent van de abortusbehandelingen vindt daar plaats, de overige tien procent in ziekenhuizen. Er worden in Nederland jaarlijks tussen de dertigduizend en vijfendertigduizend embryo’s en foetussen geaborteerd.

Khashoggi in Nederland

0

Toen de Saoedische inlichtingendienst de Saoedische journalist en dissident Jamal Khashoggi in het Saoedische consulaat in Istanbul vermoordde en in stukjes hakte, stond de wereld op haar achterste poten. De details van de moord die uitlekten waren gruwelijk en menigeen was van mening dat Saoedi-Arabië hard aangepakt diende te worden. Een regime dat in het buitenland dissidenten vermoordde, wekte ook hier in Nederland veel woede op.

Weinigen hadden op dat moment door dat een stuk dichter bij huis, namelijk in ons eigen land, niet heel lang daarvoor ook al een aantal dissidenten vermoord was door de inlichtingendienst van hun land van herkomst. Alleen waren deze dissidenten niet Saoedisch, maar Iraans. En zij werden niet in vermoord in de Iraanse ambassade, maar ‘gewoon’ op straat. Eentje zelfs om de hoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Lang bleef deze informatie geheim, maar recentelijk maakte minister Blok van Buitenlandse Zaken bekend dat Nederland Iran verantwoordelijk houdt voor deze twee aanslagen. Als gevolg hiervan zijn twee Iraanse diplomaten het land uitgezet (waarbij het niet onwaarschijnlijk is dat deze twee diplomaten Iraanse geheime agenten met een diplomatiek paspoort waren die verantwoordelijk waren voor de aanslagen op de twee dissidenten). Dergelijke acties vonden overigens niet alleen in Nederland plaats, maar ook in Denemarken en andere landen. Als gevolg daarvan heeft de Europese Unie de Iraanse inlichtingendienst inmiddels op de Europese lijst van terroristische organisaties geplaatst. We kunnen nu dus officieel spreken van Iraans staatsterrorisme in Nederland en elders in Europa.

De vraag is alleen: waar blijft de ophef? In Nederland, net als elders ter wereld, blijft deze uit. Daar waar de moord op Khashoggi de publieke opinie schokte, blijft het bij de moord op twee Iraanse dissidenten vrij rustig. Toegegeven, de details over de moord op Khashoggi waren gruwelijk. Maar moord is moord. Er zijn nu niet alleen Saoedische maar ook Iraanse families die hun geliefde moeten missen als gevolg van een aanslag van een inlichtingendienst. Net als Saoedi-Arabië zit ook Iran wereldwijd achter dissidenten aan om deze uit de weg te ruimen, een tactiek die het Iraanse regime al sinds haar ontstaan toepast, toen ze op grote schaal leden van het regime van de sjah wereldwijd begon te vermoorden.

Hoe nu te reageren? Als gevolg van de druk die dankzij de publieke opinie op Saoedi-Arabië kwam te staan, heeft het Saoedische regime een onderzoek ingesteld en schuldigen aangewezen. Weliswaar zal de betrokkenheid vanuit de hoogste regionen van het Saoedische regime bij de moord op Khashoggi nooit erkend worden, maar toch heeft Saoedi-Arabië een flinke tik op de vingers gekregen en zal het een stuk terughoudender zijn om een volgende keer weer staatsvijanden buiten de eigen landsgrenzen om het leven te brengen.

De vraag is dan: zou er niet ook meer ophef moeten komen over de aanslagen in Europa door Iran? De verhoudingen tussen het Westen en Saoedi-Arabië zijn uiteraard niet dezelfde als die met Iran. Maar toch is iets meer internationale druk en aandacht op het Iraanse regime geen verkeerde zaak. In recente tijden is het voor sommigen bon ton om Iran als het slachtoffer te zien van de boze boeman Trump. Dit omdat Trump de VS uit het atoomakkoord terugtrok terwijl Iran zich aan de afspraken in dit akkoord hield. Het lijkt er inderdaad op dat op dit terrein Iran bereid is om zich aan internationale afspraken te houden.

Maar we zouden als internationale gemeenschap ons hier niet te veel door in de luren moeten laten leggen. Europa mag niet de strategische fout maken om Iran verkeerd in te schatten. Een misdadig regime is een misdadig regime en het dient ook als dusdanig behandeld te worden. Immers, Iran behandelt ook haar eigen bevolking op misdadige wijze, in eigen land en in het buitenland. En daar waar de Saoedi’s nog enige introspectie toonden, is het enige wat Iran doet, als reactie op internationale beschuldigingen, ontkennen en stellen dat het juist Europese landen zijn die ‘terroristen’ herbergen. En die ‘terroristen’ zijn dan uiteraard de dissidenten die om het leven zijn gebracht door een terroristische organisatie.

Het is tijd dat we in Nederland breed erkennen dat het Iraanse regime misdadig is en zal blijven. Iran verdient het met haar gedragingen niet om als minder dan dat erkend te worden door de internationale gemeenschap. Sancties, die niet gericht zijn op de Iraanse bevolking maar op het regime, zijn dan ook op haar plaats. En Iraanse dissidenten in Europa dienen beter beschermd te worden. Juist zij die vanwege politieke redenen uit Iran gevlucht zijn, verdienen onze bescherming. Juist hier moeten ze veilig zijn. Nederland moet daarvoor staan. We dienen Iran hard aan te pakken en haar dissidenten in ons land te beschermen. Dat zijn we aan onszelf en aan hen verplicht. En laten we voor zowel onszelf als voor de gevluchte dissidenten hopen dat dit misdadige regime spoedig ten val komt.

‘We willen geen apart land’

0
Koerdische Nederlanders over de dreigende humanitaire crisis in Noord-Syrië. ‘Koerden, Arabieren en christenen leven hier samen in vrijheid en harmonie. We willen dat dit zo blijft.’

Vorig jaar december twitterde Donald Trump de Amerikaanse troepen in Noord-Syrië te zullen terugtrekken. Voor de Koerden in Noord-Syrië kwam deze aankondiging als een donderslag bij heldere hemel. De tweeduizend Amerikaanse troepen garanderen immers de veiligheid en autonomie van de regio. Het gevaar bestaat nu dat het Turkse leger het gebied zal binnenvallen. Een jaar geleden bezetten Turkse troepen tijdens Operatie Olijftak de Noord-Syrische stad Afrin. Dit offensief eiste honderden mensenlevens en zo’n tweehonderdduizend mensen sloegen op de vlucht. Een Turks offensief waarbij heel Noord-Syrië wordt betrokken zal een veelvoud aan slachtoffers eisen en een veel grotere vluchtelingenstroom op gang brengen.

Hoe kijken Koerden in Nederland tegen deze ontwikkelingen aan? Geloven ze dat het Turkse leger Noord-Syrië zal binnenvallen? Zijn ze van mening dat het Westen de Koerden weer in de steek laat? En wat is hun hoop voor de toekomst? De Kanttekening sprak over de dreigende situatie in Noord-Syrië met vier Koerdische Nederlanders en met socioloog en koerdoloog Joost Jongerden van Wageningen University.

Oorlog of vrede

Joost Jongerden volgt de situatie in Noord-Syrië op de voet. Over de Turkse rol in de Syrische burgeroorlog is hij negatief. ‘Turkije steunde extremistische groeperingen als Jabhat al-Nusra en IS en wilde, net als Qatar, via opstandelingen het regime van Assad omverwerpen. Assad is blijven zitten, maar Turkije speelt nog steeds een rol bij het gewelddadig escaleren van het conflict in Syrië. Het Turkse leger is vorig jaar Afrin binnengevallen, ze dreigen nu Noord-Syrië binnen te vallen. In Noord-Syrië gaat het nu best wel goed. Er is vrede, mensen leven met elkaar samen, er is geen etnisch of religieus geweld. Hier dreigt nu een einde aan te komen.’

Wat vindt Jongerden van Trumps voornemen om de Amerikaanse troepen uit Syrië terug te trekken? ‘Dit past helemaal bij de isolationistische ideologie van ‘America First’. Toch was deze mededeling voor veel mensen een verrassing, omdat de YPG (Volksbeschermingseenheden, een Koerdische militie in Noord-Syrië, red.) en Amerikaanse troepen lange tijd erg goed met elkaar hebben samengewerkt om IS te verslaan. Toen Trump zijn tweet de wereld in slingerde, brak er paniek uit.’ Jongerden wil nuchter blijven. ‘Ik denk dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen, omdat dit in de praktijk altijd langzamer gaat. Turkije moet groen licht krijgen van Rusland en ook Amerika moet niet in de weg lopen. Verder is het nog maar de vraag of Turkije dit militair wel aankan. Volgens sommige analisten is het Turkse leger overstretched. Noord-Syrië binnenvallen is één ding, maar het hele gebied pacificeren is andere koek. Dit kan een heel langdurig conflict worden. Maar misschien kiest Turkije er straks voor om alleen een kleine zone in het uiterste noorden te bezetten. Daar liggen wel de grote Koerdische steden.’

Is het echt mogelijk dat het Turkse leger in Noord-Syrië een tik op de neus krijgt? Huisarts Reyis Kurt is pessimistisch over de krijgskansen van de YPG. ‘Noord-Syrië is een vlak gebied, daar kunnen tanks gemakkelijk doorheen. De YPG is qua training en bewapening ook geen partij voor het Turkse leger.’ Een eventuele Turkse invasie zou voor Noord-Syrië een ramp zijn, vertelt Kurt. ‘Er is vrede, relatieve welvaart, een bestuurlijk apparaat. Ik hoop niet dat Noord-Syrië een oorlogsgebied wordt.’ Toch is hij er niet zeker van of Erdogan Noord-Syrië binnenvalt: ‘Alles hangt af van het internationale krachtenspel. Turkije begint pas met een invasie als men hiervoor de ruimte voelt.’

Een groot probleem is volgens Kurt dat de Koerden onderling enorm verdeeld zijn. ‘Koerden zijn heel dapper en hebben als leeuwen gevochten tegen IS. Maar vanwege die verdeeldheid, waar we al eeuwenlang mee kampen, kunnen we niet echt een gezamenlijke vuist maken. De YPG en de Peshmerga, de strijdkrachten van Iraaks-Koerdistan, werken bijvoorbeeld nauwelijks met elkaar samen. Zo geeft YPG de Peshmerga geen toestemming om in de Koerdische gebieden in Syrië te komen.’

Kurt benadrukt dat hij geen voorstander is van een Groot-Koerdistan, maar voor gelijke rechten voor de Koerden is. ‘Er wonen twintig tot dertig miljoen Koerden in Turkije. Veel Koerden zien Turkije echter niet als hun land. Pas als Turkije echt een democratie wordt, waarin de Koerden ook hun plek hebben, dan kan men echt loyaal zijn aan het land waarin men woont.’

‘Erdogan wil de Koerden aanpakken’

Ook Zuheir Hassam, actief voor de Democratische Uniepartij (PYD), een pro-Koerdische democratische partij in Syrië, is geen voorstander van een Groot-Koerdistan. ‘Dat is over. Wij zijn Syrische burgers. We willen geen apart land.’ Dit betekent echter niet dat zijn partij achter Assad staat. ‘Wat Assad gedaan heeft is heel fout. Maar hij is nog steeds president. We moeten met deze realiteit rekening houden. Assad moet er echter niet op rekenen dat we teruggaan naar de situatie van voor 2011, toen het centrale gezag in Damascus alles besliste. We willen onze autonomie niet kwijt. De situatie in Noord-Syrië, waar vrede heerst en waar een werkzame democratie is, zou idealiter voor heel Syrië moeten gelden. We staan open voor onderhandelingen, er moet over vrede en veiligheid gepraat worden. Er zijn sinds 2012 honderdduizenden Syrische burgers omgekomen en miljoenen mensen op de vlucht geslagen.’

Hassam beschouwt de aankondiging van Trump om de Amerikaanse troepen terug te trekken niet als een dolkstoot in de rug. ‘De Koerden zijn nooit door de Verenigde Staten tot bondgenoot gemaakt. Maar het is wel slecht dat de Amerikaanse troepen verdwijnen, want daarmee wordt Syrië onveiliger.’ Het grote gevaar komt volgens Hassam nu van Erdogan. ‘Turkije wil een bufferzone in Noord-Syrië en zegt een veilige plek te willen maken, maar sinds 2012 is het daar gewoon veilig. Er hebben zich nauwelijks incidenten voorgedaan. Koerden, Arabieren en christenen leven hier samen in vrijheid en harmonie. We willen dat dit zo blijft. Het ware motief van Turkije is natuurlijk niet veiligheid of een buffer, Erdogan wil de Koerden aanpakken. Het Turkse leger heeft vorig jaar behoorlijk huisgehouden in Afrin, tweehonderdduizend mensen zijn gevlucht. Van de Syrisch-Turkse grens tot aan Kobani wonen drie miljoen mensen. Zij zullen op de vlucht slaan als het oorlog wordt.’

Vanuit Turks-nationalistische zijde wordt de YPG in Syrië op één lijn gesteld met de terroristische guerrillaorganisatie PKK, die in Turkije actief is. De strijd tegen de YPG zou een strijd tegen de terroristen zijn. Hassam ziet echter grote verschillen tussen de YPG en de PKK. ‘De YPG is in 2012 opgericht, de PKK bestaat al veel langer. Bovendien heeft de YPG juist met terroristen gevochten, namelijk met strijders die zich bij IS hebben aangesloten.’

Voor Songul Imak, actief voor de Nederlandse afdeling van de pro-Koerdische HDP (Volkspartij voor Democratie), kun je de Koerdische strijd in Syrië niet los zien van de Koerdische strijd in Turkije. ‘Erdogan is bang voor de democratie in Noord-Syrië, waar alle minderheden erkend worden en gelijke rechten hebben. De Koerden in Turkije mogen van hem geen gelijke rechten krijgen. Daarnaast hebben de Koerden in Noord-Syrië, maar ook in Nederland, last van wat er in Turkije gebeurt. Nederlandse Koerden worden opgepakt in Turkije, omdat ze deel hebben genomen aan activiteiten van Koerdische culturele organisaties. Iedereen die wat kritisch zegt, wordt meteen als PKK-terrorist veroordeeld. Ik heb mijn familie in Turkije gezegd dat ik niet naar ze toe kan gaan. Als mijn vader of moeder straks komt te overlijden, durf ik niet op hun begrafenis te komen.’

Wanneer het internationale krachtenspel ter sprake komt, haalt Imak fel uit naar de Europese Unie. ‘De EU durft bijna niks tegen Erdogan te doen, vanwege de vluchtelingendeal met Turkije. De VVD wil vluchtelingen terugsturen naar Syrië, omdat het daar nu veilig zou zijn. Over de situatie in Afrin wordt niet gepraat. Sommige mensen wijzen op het feit dat Turkije drie miljoen vluchtelingen heeft opgevangen. Maar Erdogan doet dit natuurlijk helemaal niet uit naastenliefde. De Syrische vluchtelingen hebben de Turkse nationaliteit gekregen en zijn allemaal trouwe AKP-stemmers geworden. Het wrange is, Arabisch mag wel als taal in Turkije, maar de Koerdische taal wordt bestreden. Turkije behandelt de vluchtelingen uit Syrië ook ongelijk. Soennitische Arabieren hebben rechten, Koerden uit Syrië zijn stateloos. Alleen als ze zwijgen over hun Koerd-zijn dan hebben ze niets te vrezen.’

De situatie in Afrin

Via de Facebook-pagina Hart voor Afrin kwam de Kanttekening in contact met een Koerdische vluchteling uit Syrië, die familie heeft in Afrin. Hij noemt zichzelf Peshmerga, naar de Koerdische strijdgroep in Noord-Irak. Peshmerga wil anoniem blijven, vanwege de veiligheid van zijn familie. ‘In 2018 ben ik een paar keer in de media geweest onder mijn eigen naam, ook op televisie, maar als gevolg daarvan werd mijn vader gearresteerd door de Suleyman Shah-brigade en werd hij meegenomen naar een politiebureau. De brigade, die zich lokaal Al Amsha noemt vanwege hun commandant Abu Amsha, wordt door Turkije gesteund. En, omdat ze tegen Assad zijn, vroeger ook door de Nederlandse overheid.’

Peshmerga vluchtte in de zomer van 2012 vanuit de Syrische stad Aleppo naar Nederland, omdat hij had deelgenomen aan de demonstraties tegen Assad. Hij is nu echter vooral bang voor Turkije: ‘Ik ben niet de enige die een grote Turkse aanval vreest. Vorig jaar viel Turkije Afrin aan. Je hoeft echt geen deskundige zijn om een grootscheepse aanval op Noord-Syrië te voorspellen. In 2015 zei Erdogan duidelijk dat hij geen autonome Koerdische staat wilde tolereren. Als Erdogan en de Turkse staat straks niet worden tegengehouden, dan zal de invasie van Noord-Syrië echt van start gaan.’ Volgens Peshmerga verzint Turkije allerlei ‘smoesjes’ om het militaire optreden tegen de Koerden te rechtvaardigen. ‘Afrin zou bevrijd moeten worden van de terroristen. Maar de YPG-militie in Afrin bestond uit Koerden uit Afrin zelf. Er zaten geen echte terroristen in Afrin, zoals IS-strijders en strijders van Jabhat al-Nusra. Ook waren er geen PKK’ers actief. Erdogan werkt zelf samen met terroristische milities. Alles wat Turkije zegt is een leugen.’

Operatie Olijftak heeft veel stukgemaakt. ‘Afrin was een safe haven, waar ook veel mensen naartoe waren gegaan die voor het oorlogsgeweld in andere delen van Syrië waren gevlucht. Toen ik drie jaar geleden met mijn moeder belde, vertelde ze dat Afrin steeds meer op Aleppo begon te lijken. Ze bedoelde daarmee dat er steeds meer vrouwen met hoofddoeken te zien waren in het straatbeeld. Koerdische vrouwen dragen soms ook een hoofddoek, maar dan half bedekt. Er waren veel Arabieren naar Afrin gevlucht.’ Het contact met zijn familie in Syrië verloopt moeizaam. ‘Vier dagen geleden hebben we via WhatsApp contact gehad, maar gisteren lukte het helaas niet.’

De ouders van Peshmerga zijn toen Operatie Olijftak van start ging gevlucht uit Afrin. Na 18 maart, toen de operatie was afgelopen, keerden ze terug naar wat eens hun huis was. ‘Er was niets meer van over. Alles wat kon worden meegenomen is geplunderd, wat niet kon worden meegenomen is kapotgemaakt. Alleen de muren stonden nog overeind.’ Er is geen toekomst meer. ‘Afrin is bekend vanwege de olijfbomen. Twee maanden geleden was de olijfoogst, maar het oogsten was niet meer mogelijk. Je moet, als je ergens naartoe wilt, langs allemaal checkpoints. Die worden gecontroleerd door criminele milities, die alleen mensen laten passeren als ze geld geven. Turkije staat toe dat deze bendes de lokale Koerdische bevolking afpersen. De Arabieren in Afrin hebben overigens weinig te vrezen, omdat de milities pro-Arabisch zijn.’

Nacht van de Vluchteling

0

Soms word ik zo moe van dezelfde discussies, iedere keer opnieuw. ‘Het antisemitisme in Nederland tiert zo welig dat joden hier niet langer veilig kunnen leven’, lees ik met grote regelmaat. Of: ‘Met de komst van moslims is er voor de joden geen toekomst, maar die achterlijke linkse partijen blijven mensen importeren uit Arabische landen.’ Een ander populair standpunt: ‘Nederland neemt nog steeds geen verantwoordelijkheid voor wat ze ons joden tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben aangedaan’. Af en toe gebeurt er iets waardoor al deze meningen samenklonteren en een veelkoppig monster van argwaan, woede en agressie vormen. Afgelopen week was het weer zover: het persbericht van de Nacht van de Vluchteling werd de wijde wereld ingestuurd. Deze sponsorloop heeft als doel om geld op te halen voor noodhulp aan vluchtelingen en ontheemden in de regio door geïnteresseerde Nederlanders een nacht lang afstanden van tien, twintig of veertig kilometer te laten lopen. Een prima initiatief, zou je zo denken.

Vanwege het tienjarig jubileum van deze nacht, die in juni zal plaatsvinden, maakte organisator Stichting Vluchteling bekend dat niet alleen de reguliere routes zullen worden gelopen (Rotterdam – Den Haag, Utrecht – Amersfoort, Nijmegen – Arnhem en Amsterdam – Haarlem), maar dat er een ‘eenmalige route’ Kamp Westerbork – Groningen wordt toegevoegd. En die laatste route zette meteen kwaad bloed. Sterker nog: het regende woedende en onthutste commentaren op Twitter. Wat was hier nou precies aan de hand?

Kamp Westerbork is nog altijd een beladen plek. Tussen 1942 en 1945 werden hier door de Duitse bezetter honderdzevenduizend joodse Nederlanders weggevoerd naar ‘het oosten’. Verreweg de meeste van hen overleefden de gaskamers van concentratiekampen als Auschwitz niet. Maar in eerste instantie werd het kamp juist gebouwd voor Duitse en Oostenrijkse Joodse vluchtelingen in 1939. Door de grote toestroom van Joodse vluchtelingen en de gebrekkige opvang in Nederland ontstond bij de regering de wens voor de oprichting van een centraal vluchtelingenkamp. Op dat moment was er nog geen sprake van dat Kamp Westerbork een doorvoerkamp zou worden. Een beetje extra kennis over deze periode kan nooit kwaad, leek me.

Maar het werd me al snel duidelijk dat niet iedereen het met me eens was. Eddo Verdoner, voorzitter van het Centraal Joods Overleg, verklaarde tegenover de Telegraaf dat de Holocaust niet dient te worden ingezet voor andere zaken. Een joodse kennis van me schreef: ‘Niet in mijn naam, Kamp Westerbork. En ook niet in naam van mijn honderden familieleden die door Westerbork werden geloodst voor hun vernietiging in Sobibor. Een herinneringscentrum heeft tot taak te herdenken en moet zich niet met gecompliceerde immigratiepolitiek bezighouden’. Zijn tweet werd gedeeld door een aantal nationalistische en rechte politici, wat resulteerde in duizenden anti-moslimcommentaren.

Ik heb me vaker druk gemaakt om rechtse politici die weglopen met joden om andere groepen in onze samenleving zwart te maken. Als jood zit ik niet op dit soort steun te wachten. En het doet me pijn dat sommige andere joden zich tegenwoordig, of in ieder geval tijdens zo’n incident rondom Kamp Westerbork, door hen gesteund voelen.

De Holocaust is nergens mee te vergelijken. In die zin is het onhandig dat in het persbericht over de Nacht van de Vluchteling met geen woord wordt gerept over het feit dat Westerbork later wel degelijk een doorvoerkamp werd. En ook de zin ‘We staan stil bij de overeenkomsten met 2019, een tijd waarin vluchtelingen het opnieuw voor de kiezen krijgen’ had wat genuanceerder mogen zijn.

Maar als kleinkind van vier Holocaust-overlevenden en familielid van vele ooms, tantes en overgrootouders die via Kamp Westerbork naar concentratiekampen zijn vervoerd, alleen omdat ze joods waren, zou ik zo graag willen dat we ons meer zouden bekommeren om het lot van de huidige vluchtelingen in plaats van hen als de vijand te zien.