13.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 815

Waarom radicaliseren Balkan-jongeren?

0
Het oorlogsverleden, machtspolitiek en een gebrek aan perspectief zetten Balkan-jongeren aan tot emigreren of radicaliseren.

Vorige maand waren er landelijke verkiezingen in Bosnië-Herzegovina. Kort voor de verkiezingen publiceerde Trouw een interview met de Oostenrijker Valentin Inzko, die sinds 2009 de hoogste internationale toezichthouder is in Bosnië. ‘Sinds hij in Bosnië zit, zijn de bevolkingsgroepen nauwelijks nader tot elkaar gekomen. De stembusgang van 7 oktober zal daar geen verandering in brengen. De campagnes voor de verkiezingen spelen zich grotendeels weer langs etnische lijnen af, met nationalistische retoriek van moslims, Serviërs en Kroaten’, aldus Trouw. Inzko zei onder meer: ‘Helaas worden de echte problemen uit het dagelijks leven niet aangekaart, zoals werk. Van de jongeren heeft vijftig tot zestig procent geen baan. Twintig tot dertigduizend van hen verlaten het land elk jaar, dus het zou moeten gaan over banen en betere ziekenhuizen, beter onderwijs, een beter rechtssysteem.’ In Bosnië vinden sommige politici het echter belangrijker om te laten zien dat zij zich sterk maken voor of Serviërs of Kroaten of Bosniakken (Bosnische moslims), de drie grootste bevolkingsgroepen in het land. Binnen Bosnië bestaat bijvoorbeeld een Servische deelrepubliek. Bosnië is na het Verdrag van Dayton (1995), dat een eind maakte aan de Bosnische Burgeroorlog (1992-1995), opgedeeld in twee entiteiten, de Federatie van Bosnië en de Servische Republiek. ‘Ik denk dat het goed is als westerse leiders ook elke maand vijf minuten van hun tijd voor Bosnië vrijmaken. Ook omdat het in hun eigen belang is dat hier een rechtsstaat geldt, met goed leiderschap. Problemen met de smokkel van wapens, mensen en drugs spelen nu al’, aldus Inzko.

Over het belang van de Balkan voor de EU zei oud-crisisdiplomaat Pieter Feith tegen BNR: ‘De EU heeft de laatste jaren een beetje te weinig aandacht aan de Balkan besteed. Dat heeft een opening geboden aan landen als Rusland, Turkije en China om hun invloed uit te breiden op de Balkan.’ Feith vindt het tevens opvallend dat er ieder jaar een toename is in het aantal moskeeën op de Balkan. ‘Dat komt niet alleen uit Turkije, maar ook uit Saoedi-Arabië. Het wahabisme breidt zich uit. Dat is geen oorlogszuchtige vorm van de islam, maar het geeft wel aanleiding tot radicalisering. Op dit moment is er niet onmiddellijk aanleiding om te denken aan de uitvoer van geradicaliseerde jongeren uit de Balkan naar onze landen toe, maar dat kan natuurlijk veranderen. Gewelddadig religieus fanatisme hangt ook samen met het perspectief dat de jongeren wordt geboden. Het is dus van groot belang de hoge werkloosheidscijfers te veranderen. Het houdt de jongeren van de straat en geeft ze een vreedzaam perspectief. wat natuurlijk veel beter is voor het land en voor de samenleving.’

Verschillende kranten kopten na de verkiezingsuitslag ‘Drie presidenten gekozen in Bosnië’, omdat de Bosniakken, Kroaten en Serviërs alle een eigen president afleverden en daar ook massaal op stemden. In Bosnië is er één partij, Naša Stranka (Onze Partij), die probeert om alle bevolkingsgroepen in het land te vertegenwoordigen. Deze partij is echter nog klein. Overigens bleek dat de helft van de Bosnische bevolking überhaupt niet heeft gestemd. De versplintering is groot. De Kanttekening sprak met Goran Trkulja en Arlinda Rrustemi over onder meer extremisme, nationalisme en het gebrek aan perspectief onder Balkan-jongeren. Trkulja was als journalist en radiomaker onder meer werkzaam voor de Volkskrant, Trouw en VPRO. Rrustemi van The Hague Centre for Strategic Studies is strategisch analist, docent vrede- en conflictstudies en kenner op het gebied van onder meer internationaal recht en terrorisme.

Er zijn berichten dat IS en vergelijkbare extremistische groeperingen voet aan de grond hebben gekregen in Balkan-landen zoals Bosnië. Hoeveel mensen uit de Balkan zijn afgereisd naar het Midden-Oosten om daar te vechten?
Trkulja: ‘Er zijn inderdaad mensen uit Balkan-landen – vooral Bosnië, Servië en Kosovo – die naar Syrië en Irak zijn gereisd en zich aangesloten hebben bij verschillende gewapende groepen. Het gaat vooral om jonge moslimmannen. Naar schatting – exacte aantallen zijn moeilijk te achterhalen – uit Kosovo rond de tweehonderddertig, uit Servië, specifiek de regio Sandzak (een gebied in Zuidwest-Servië en Noord-Montenegro waar moslims in de meerderheid zijn, red.) ruim honderd en uit Bosnië tussen de honderd en tweehonderdvijftig mannen.’
Rrustemi: ‘Het is altijd moeilijk om over exacte cijfers te spreken, omdat deze per instantie verschillen, maar Bosnië heeft het grootste aantal Syrië-gangers.’

Bij Bosniërs loopt het cijfer van het aantal Syrië-gangers uiteen van vierhonderd tot vijfduizend. Verder spreken schattingen van zo’n honderdveertig personen uit Macedonië. De Albanese regering zegt dat sinds 2011 ruim honderd mensen naar Syrië en Irak zijn afgereisd. Het aantal Kosovaren varieert tussen ruim tweehonderd en ruim driehonderd. Ook zou een zeventigtal Serviërs zijn afgereisd.

Wat maakt deze mensen kwetsbaar, wat zijn de oorzaken of motieven voor hun vertrek?
Trkulja: ‘In een opiniestuk voor de Belgische krant De Morgen schreef ik in 2015 al dat de economische en politieke crisis in Bosnië een voedingsbodem is voor fundamentalistisch populisme in dit land. Als het om Bosnië gaat moet men weten dat meer dan de helft van de jonge bevolking onder de leeftijd van dertig werkloos is. De huidige politiek biedt geen perspectief voor de toekomst en deze grote groep probeert naar EU-landen te emigreren. Een kleinere groep, vooral de jongeren die onder de invloed staan van salafisten – in het Bosnisch heten zij vehabije, dat komt van ‘wahabieten’ – kiezen voor het leven volgens de strenge islamitische regels en zij zijn makkelijk beïnvloedbaar voor extreme ideeën. Het is misschien goed om te weten dat bijvoorbeeld in Bosnië, naast de officieel geregistreerde Islamitische Gemeenschap (Islamska Zajednica, IZ, red.), irreguliere islamitische groepen bestaan die buiten de IZ vallen. Deze gemeenschappen – in het beginjaar 2016 waren er in Bosnië vierenzestig dzematen (gemeenschappen, red.), later zijn er nog enkele van overgebleven die zich weigeren aan te sluiten bij de IZ – staan onder invloed van de geradicaliseerde islamitische leer die afkomstig is uit Arabische landen.’
Rrustemi: ‘Er zijn verschillende oorzaken. De context van waaruit ze komen is belangrijk. Balkan-jongeren komen uit een lange oorlog, twee decennia geleden. Dat heeft ervoor gezorgd dat staten en organisaties moeilijk konden functioneren na de oorlog. Verschillende organisaties hebben terroristische propaganda en activiteiten gedaan. Een voorbeeld: de overheid in Kosovo had een grote actie tegen die organisaties ondernomen, maar als je zulke organisaties twee decennia laat blijven bestaan, hebben die een grote invloed kunnen uitoefenen op de samenleving. Dit hebben we gezien met de grote aantallen die zijn afgereisd naar Syrië. De landen van na de oorlog zijn geschikte locaties voor zulke organisaties om te groeien, omdat er geen rule of law is die werkt. Daarnaast zijn er persoonlijke factoren die worden gebruikt (of eigenlijk misbruikt) door terroristische organisaties. Zij spelen in op allerlei kwesties die sommige delen van de samenleving zich hebben doen afkeren van hun omgeving. Denk aan: corruptie door mensen in de overheid, kapitalisme, de Amerikaanse interventie in Irak die onjuist en onterecht was, eventuele persoonlijke omstandigheden, een ‘onduidelijke’ identiteit en dus een zoektocht daarnaar na de oorlog.’

De meeste mensen die zich bij de gewapende groepen aansloten hebben bijvoorbeeld een Marokkaanse of Turkse achtergrond. Wat is de situatie onder Nederlandse jongeren met een (islamitische) Balkan-achtergrond, zoals Bosniërs of Kosovaren?
Trkulja: ‘Waar de Bosnische, Servische of Kosovaarse Nederlanders de motivatie vinden om zich aan te sluiten bij IS of een andere islamistische terreurgroep weet ik niet. Overigens denk ik niet dat het om een aanzienlijk aantal jongeren met een ex-Joegoslavische achtergrond gaat. Daarnaast, vluchtelingen uit Bosnië zijn gemiddeld gezien beter geïntegreerd in de Nederlandse samenleving dan veel andere groepen.’
Rrustemi: ‘Er zijn wel Bosniërs vanuit Nederland die zich hebben aangesloten, maar deze groep is heel klein wanneer je het vergelijkt met migranten met bijvoorbeeld een Marokkaanse of Turkse achtergrond.’

In een artikel in de Volkskrant (2015) wordt gesteld dat de arbeidsparticipatie en het onderwijsniveau onder vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië hoog zijn; de werkloosheid behoort tot de laagste van alle migrantengroepen en het onderwijsniveau tot de hoogste – van de tweede generatie heeft ruim veertig procent een wo- of hbo-opleiding gevolgd. Ze spreken de Nederlandse taal goed en voelen zich hier thuis, aldus Marjon Bolwijn en Geerlof de Mooij. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn er per 2018 zesentachtigduizend Nederlanders met een (ex-)Joegoslavische achtergrond.

Mark Dechesne van de Universiteit Leiden legt in een recente lezing de nadruk op het verleden van de Balkan als deel van het Ottomaanse Rijk. Wat is de visie van de sympathiserende jongeren op Turkije? En speelt er in de bereidheid van de jongeren om te vechten ook een soort ‘oud zeer’ van het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk, het ‘kwijtraken’ van het Midden-Oosten (aan Westerse landen) of de verdeeldheid onder moslims wereldwijd?
Trkulja: ‘Sympathie voor het Ottomaanse Rijk? Mij is niet bekend dat hiernaar onderzoek is gedaan. Kijkend naar de actuele politieke situatie in bijvoorbeeld Bosnië kan men wel concluderen dat de Bosniakken bepaalde sympathie koesteren voor het huidige Turkije en hun charismatische leider Erdogan. Dit kan ook een reactie zijn op de andere twee etnische groepen in het land, Serven en Kroaten, die in Servië en Kroatië een sterke bondgenoot hebben, of, om wat verder te gaan, in Rusland of de NAVO. Dat de Bosnische moslims dan een symbolische ondersteuning zoeken in een sterk islamitisch land is best mogelijk, maar dit moet je niet te groot achten. In tegenstelling tot Bosnische Serviërs en Kroaten spreken de Bosniakken geen gezamenlijke taal met de Turken en, behalve het geloof, hebben ze nauwelijks culturele banden met Turkije die je sterk zou kunnen noemen.’
Rrustemi: ‘Er is sprake van een kloof op de Balkan. Er zijn jongeren die sympathiseren met Turkije, maar die groep lijkt me niet zo groot. Er is ook een kloof ontstaan tussen Gülen en Erdogan, dus er zijn verschillende jongeren die sympathiseren met verschillende ‘kanten’ van Turkije. Deze jongeren zijn religieuzer, maar er is ook een groot aantal jongeren dat naar westerse landen wil gaan. Deze tweeledige ontwikkeling zegt wat over de aanwezigheid van twee machtsblokken in de regio, namelijk Turkije en het Westen.’

De laatste jaren is er in verschillende Europese landen een oprukkend nationalisme waar te nemen. Vaak wordt hierbij ook gelieerd aan ‘christelijke waarden’ en worden eerder gebruikte symboliek en concepten weer uit de kast gehaald. Is er op de Balkan ook een aanwezigheid van christelijk, of meer algemeen, nationalistisch extremisme? Zo ja, in hoeverre is er sprake van een reëel gevaar vanuit zulke groeperingen?
Rrustemi: ‘De Balkan-regio heeft onder het communisme een geschiedenis van secularisme gekend, dus mensen waren minder strikt religieus. Nu zijn er meer religieuze mensen. De kerk is heel belangrijk en speelt ook een grote rol in etnische vraagstukken, zoals op het gebied van Kosovo. Verder is in Albanië afgelopen week een Griekse inwoner gedood door de politie. Dit soort incidenten kunnen nationalistische sentimenten versterken.’
Trkulja: ‘Nationalistisch extremisme is zeker aanwezig – meer dan christelijk extremisme, dat ook aanwezig is – onder Serviërs, orthodoxen, en Kroaten, katholieken. Dan heb je het soms zelfs over fascisme en neonazisme. Nationalisme richt zich tegen degenen die ‘anders’ zijn – met een ander geloof, andere huidskleur, taal of cultuur in algemene zin. De moslims in Bosnië en Servië voelen zich dus niet prettig en soms ook niet veilig. Maar, omdat de oorlog deze groepen uit elkaar heeft gehaald (een voorbeeld zijn de etnische zuiveringen in Bosnië tussen 1992 en 1995, red.), wonen ze niet met elkaar maar naast elkaar en is de kans op een direct conflict wat minder aanwezig. Daardoor is de angst voor ‘de ander’ en voor het conflict ook minder aanwezig, maar dit is zeker een potentieel gevaar voor de Bosnische en misschien ook de Servische samenleving. De uitslag van de verkiezingen in Bosnië heeft de nationalisten opnieuw steviger in het zadel gebracht. Niet de armoede, werkloosheid en uitzichtloosheid hebben als thema’s een rol gespeeld maar ‘de bescherming van nationale interesses’ was het hoofditem van de verkiezingen. Wat Pieter Feith zegt is waar, zijn woorden over de aanleiding tot radicalisering van jongeren onderteken ik, evenals wat betreft de invloed van China, Rusland en Turkije in de regio.’

‘Sterke man’ is te wijten aan falende nationale elite

0

In Amerika is hij sinds de midterm elections afgelopen dinsdag enigszins in zijn slagkracht beperkt, maar elders heeft hij in toenemende mate vrij spel: ‘de sterke man’. In een reeks van landen is hij in opkomst. Trump, Poetin, Erdogan, Bolsonaro, Duterte, Orban, Salvini – het rijtje wordt steeds langer. En gezien de autoritaire wijze waarop zij hun eigen partijen leiden en geen interne kritiek dulden, lijken ook Wilders en Baudet daarvan soms te dromen. Op Nederlandse schaal en in Nederlandse poldervorm uiteraard, maar dat gold indertijd ook voor de NSB. Wie nu filmpjes van haar partijdagen in de jaren dertig ziet, wordt ook eerder herinnerd aan een EO-gezinsuitje dan aan Leni Riefenstahls verfilming van Hitler in Neurenberg.

De genoemde buitenlandse regeringsleiders zijn allemaal via democratische verkiezingen aan de macht gekomen, waaraan zij vervolgens het recht menen te ontlenen om hun tegenstanders volledig in de hoek te drukken. De beginselen van de rechtsstaat zijn niet aan hen besteed (en dat geldt in elk geval ook zeer nadrukkelijk voor de extreemrechtse partijen in Nederland). ‘Het volk heeft mij gekozen’, zo luidt hun boodschap, ‘dus mag ik namens het volk doen wat ik wil’. Met minderheden – zoals etnische, religieuze en seksuele minderheden – die afwijken van de dominante nationale norm die zij zeggen te belichamen, hebben zij veelal weinig op. Datzelfde geldt voor de waarheid, of dat nu de MH17 of de eigen inauguratie betreft.

Ook proberen ze het via manipulaties zo te regelen dat zij nooit hun macht meer hoeven af te staan. Poetin heeft met een wisseltruc zijn zittingsduur fors weten te verlengen, Erdogan heeft dat grondwettelijk geregeld, Orban door de kieswet te manipuleren – een methode die ook de Republikeinen in de Verenigde Staten op grote schaal hebben toegepast. Het is dat de president hier aan een zittingsduur van maximaal twee termijnen gebonden is, want anders zou ook Trump vast bijtekenen tot in de eeuwigheid.

De democratische gedachte, die na de val van de Berlijnse Muur wereldwijd de wind mee leek te hebben – niet alleen in Oost-Europa, maar ook in Latijns-Amerika – is in elk geval in het defensief gedrukt. Nog los van het in bloedbaden ontsporen van de ‘Arabische Lente’ (Tunesië uitgezonderd) en de opkomst van China – waar overigens ook Xi Jinping veel dictatorialer optreedt dan zijn voorgangers – dat steeds meer economische greep op andere landen krijgt. De grote vraag die oprijst: valt er een rode lijn in de opkomst van al deze ‘sterke mannen’ te ontdekken? Of verschilt de oorzaak van hun succes daarvoor van geval tot geval te fors?

In het geval van Trump en Bolsonaro heeft het bipolaire kiessysteem mede hun verkiezingszege mogelijk gemaakt. Geen twijfel: een substantieel deel van hun kiezers is even xenofoob en racistisch als zij, maar dat was voor hun meerderheid niet genoeg. In beide gevallen was het voor veel kiezers een keuze tussen twee kwaden en opteerden zij voor de kandidaat die zij het minst verafschuwden.

Foto: CNN

Elders speelt dat weer geen rol en in Engeland werkt het soortgelijke kiesstelsel over het algemeen juist matigend, zoals dat ook lang voor Amerika gegolden heeft: om per kiesdistrict te winnen, moeten de politici in het midden gaan zitten. Extreemrechts is daarom nog nooit tot het Lagerhuis doorgedrongen. Anderzijds, evenredige vertegenwoordiging brengt dergelijke partijen weliswaar sneller in het parlement, maar daarvan gaat ook een waarschuwende werking uit – Londen kan de illusie koesteren dat de Britse kiezer voor antidemocratische sentimenten immuun is – en een meerderheid zullen in West-Europa PVV, AfD, FPÖ en alle anderen niet snel halen. In Oost-Europa en Latijns-Amerika, regio’s met nog veel minder democratische ervaring, is dat risico groter.

Het kiesstelsel kan bovendien in sommige gevallen dan wel verklaren waarom het mogelijk is dat een ‘sterke man’ in geval van electoraal succes aan de macht komt, het verklaart nog niet dat electorale succes als zodanig. Ook daarvoor is het niet zo makkelijk een rode draad te vinden die alle afzonderlijke gevallen verbindt. Een belangrijke factor vormt afkeer van de zittende elite, die voor corrupt en zelfzuchtig wordt versleten – en vaak ook niet geheel ten onrechte. Dan wordt de buitenstaander met de bezem populair. Dat geldt heel duidelijk voor Amerika, Brazilië en Italië. Hoe ongeloofwaardig de multimiljardair Trump als voorvechter van de gewone man ook is, aan Hillary kleefde Wall Street. Aan Bolsonaro’s en Salvini’s tegenstanders kleefde corruptie en in het eerste geval ook (na juist een aanvankelijk groot succes) een economische crisis. Op dat laatste was ook Poetins opkomst gebaseerd: na de chaos van de Jeltsin-jaren bracht hij stabiliteit.

Bij Poetins positie speelt ook iets anders een grote rol: het gevoel van nationale vernedering. Poetin staat voor ‘Maak Rusland weer groot’, zoals dat ook voor Erdogan geldt. En in zekere zin gaat dat ook voor Hongarije op, dat nog altijd het trauma van het verlies van tweederde van zijn grondgebied na de Eerste Wereldoorlog niet te boven is. En voor Italië, dat zich niet als gelijke van Frankrijk en Engeland behandeld voelt, terwijl het toch evenveel inwoners telt. In Rome en Boedapest is het zo ook het verzet tegen wat als betutteling door Brussel ervaren wordt, wat de rechtse nationalisten vleugels geeft: de Europese Unie als een soort buitenlandse dictatoriale macht van ongekozen technocraten.

Daaronder ligt in veel landen – ook Marine Le Pen ontleent daaraan een groot deel van haar electorale kracht – een groeiend gevoel van onzekerheid bij een groot deel van de bevolking. Dat voelt zich door de gevolgen van de globalisering, zoals migratie en open arbeidsmarkt, sociaal-cultureel en sociaal-economisch in zijn bestaanszekerheid bedreigd. En het voelt zich vervolgens in zijn angsten onbegrepen door de eigen nationale elite, die juist een grenzeloze wereld propageert, omdat ze daar zelf wél enorm van profiteert.

De bloeiende Europa-liefde van een nieuwe generatie

0
De plotselinge explosie van Europa-liefde is opvallend. Is hier nu een nieuwe generatie opgestaan die zich voornamelijk Europeaan voelt? De Kanttekening sprak erover met politicoloog Ian Down en bezocht het partijcongres van de nieuwe politieke partij Volt Europe.

‘Leden uit alle hoeken van het continent delen dezelfde energie, spanning voor de toekomst en hoop op een nieuw Europa; voor hen die niet gevormd willen worden door het verleden, maar de toekomst willen vormen!’ Zoals elke politieke bijeenkomst, staat ook de General Assembly van Volt Europe bol van de sterke retoriek. Het is 27 oktober en oprichter en voorman Andrea Venzon, een jonge Italiaan met een zachte stem, opent het grootste partijcongres tot dan toe in het Koninklijk Tropeninstituut in Amsterdam. Zijn woorden maken veel los: uit ruim vijfhonderd veelal jonge kelen klinkt bij elke inspirerende zinsnede gejuich en gejoel. Het is tekenend voor de energie die er dat weekend rondwaart. ‘We hebben geen geld en geen bekende namen’, geeft Venzon toe. Maar wat ze wel hebben: jonge energie en grensoverschrijdende ambities. ‘We zullen niet stoppen totdat wij in Europa niet alleen een familie zijn, maar ook één volk!’, besluit hij zijn speech. Wederom gejuich.

Foto: Volt Europe

In de afgelopen decennia hebben zelfs de grootste eurofielen moeite gehad om de Europese Unie als iets anders te zien dan een technocratische kolos, een anonieme bureaucratie waar moeilijk passie voor op te brengen is. Pakweg de laatste twee jaar, sinds de brexit-stem, lijkt daar voorzichtig verandering in te komen. Net nu de EU in het nauw is gedreven en ze haar bestaansrecht ziet afkalven, zijn er op sociale netwerken bewegingen opgedoken die blaken van de liefde voor het Europese project. Met namen zoals Pulse of Europe en My country? Europe promoten deze pagina’s het bestaan van één gedeelde Europese identiteit. Ook Volt Europa omhelst de Europese gedachte en mikt daarbij op concrete politieke macht bij de Europese parlementsverkiezingen van volgend jaar.

Affectie en utilisme
Het schamele wetenschappelijk onderzoek dat naar Europese identiteit is gedaan, lijkt bevestigend te antwoorden. De Amerikaanse politicoloog Ian Down (48), die verbonden is aan The University of Tennessee, Knoxville, is gespecialiseerd in Europese politiek en heeft onderzoek gedaan naar de houding van verschillende leeftijdsgroepen tegenover de EU en Europa. In een paper met de suggestieve titel A rising generation of Europeans? constateert hij dat elke generatie niet alleen meer verbintenis heeft met Europa, maar dat die verbintenis ook anders van aard is. Van oudsher hecht men vooral aan de EU vanuit utilistische motieven: ze beschouwen Europa op een berekenende manier en wegen de kosten en baten van de EU tegen elkaar af in hun oordeel. ‘Maar steeds meer hechten mensen aan de EU op een emotionele manier’, zo ziet Down. ‘Dat is de groei in affectieve houding tegenover de EU: geen koele berekening maar een diepe, emotionele band.’

Het verschil tussen de affectieve en utilistische binding is ook zichtbaar binnen de Nederlandse tak van Volt. Voorzitter Reinier van Lanschot (29) zegt zich niet heel erg Europees te voelen. ‘Ik zie de EU vooral als een middel om onze vrijheden en welvaart te waarborgen, niet als mijn identiteit. Hoogstens als ik op een ander continent ben, voel ik me Europees. Maar vooral ben ik Amsterdammer en Nederlander.’

Medelid Jasper Munnichs (20) daarentegen blijkt zich veel meer een Europeaan te voelen. ‘Ik denk niet over problemen na met een Nederlandse blik, maar ik vraag me af hoe wij kunnen overleven als Europa. Ik wil ook echt vertegenwoordigd worden als Europeaan.’ Daarna, met een grijns: ‘Ik heb mijn Europese vlag ook al besteld. Binnenkort komt ‘ie binnen.’

Europese symboliek
De belangrijkste oorzaak voor het verschil tussen de generaties is volgens professor Down de wereld waarin ze zijn opgegroeid. ‘Ouderen kunnen zich nog herinneren hoe hun land eruitzag zonder de EU, maar voor de jongeren is een wereld met meer EU niet minder onbekend en onzeker dan eentje zonder – en houden ze meer van wat ze weten dat goed voor hen heeft gewerkt’, aldus Down. ‘Wat Europa dus gewoon nodig heeft om geliefder te worden, is blijven bestaan. En ondertussen niet catastrofaal falen, natuurlijk.’ De nieuwe generatie is niet alleen opgegroeid in een wereld waarin Europa meer regelgeving bepaalt, maar waarin Europa ook allerlei specifieke symbolen heeft gekregen – waaraan dan weer positieve gevoelens opgehangen kunnen worden. Anchor points noemt professor Down ze en hij wijst op dingen zoals de EU-vlag, de euro en kentekenplaten. ‘Door die concrete symbolen wordt de liefde voor een wereld met de EU zichtbaar.’

Aan Europese symboliek ontbreekt het ook zeker niet op de bijeenkomst van Volt. Op de trappen van het Tropeninstituut zijn grote EU-vlaggen gehangen en de sterren van Europa zijn veelvuldig terug te zien op stickers en sweaters. Sommigen zijn daar erg expliciet in – We <3 the EU kondigt een populaire sticker onomwonden aan. Hoogtepunt van het Europese vertoon is de mars die op de middag gepland staat en die uitmondt in een grote stoet uitgedost in paars – de kleur van Volt – en het Europese blauw. De Europese vlaggen ontelbaar en opbeurende Europese leuzen worden per luidspreker omgeroepen.

Ook Tobias (27) uit Aken zwaait rondjes met de EU-vlag terwijl hij meeloopt. ‘Ik woon dichtbij de grens met België en Nederland. Voor mij is het best normaal om te shoppen in Nederland, dagtripjes te maken naar België en te werken in Duitsland. Ik voel me niet zozeer Duits, maar meer Europees. Die verbondenheid is ook waarom ik hier ben vandaag.’

Bij navraag lijken de stickers en vlaggen echter de grootste liefhebbers van de EU. Dat past bij de naoorlogse politieke in Europa, waar vaderlandsliefde wordt geschuwd. Meerdere omstanders zijn terughoudend in het betuigen van concrete liefde en ook als de vlaggen zwaaiende Tobias gevraagd wordt of hij ook echt van Europa houdt, lacht hij ongemakkelijk: ‘Zo patriottisch ben ik niet. Ik mag Europa graag, maar ik houd er niet van.’

Foto: Volt Europe

Actie
‘Een gezonde dosis Europees patriottisme heeft de EU wel degelijk nodig’, stelt professor Down. ‘Voor iemand die niet op een emotioneel niveau gehecht is aan de EU, kan de houding van dag tot dag veranderen, naargelang de omstandigheden. Een affectieve relatie daarentegen gaat dieper en is ook duurzamer. In tijden van crisis, wanneer door slechte prestaties het nut van een instituut in twijfel wordt getrokken, heeft het affectieve steun nodig om te blijven overleven: men moet ervan houden. Wat we zien gebeuren bij de jongerengroepen zijn een weerspiegeling van de resultaten uit het onderzoek.’ Volgens Down moeten zij inderdaad gezien worden in het licht van de recente opkomst van het nationalisme en extreemrechts. ‘Dit is de jongere generatie die denkt ‘wacht eens even, dit is niet de toekomst die ik wil’.’

Dat is precies de boodschap van Venzon. ‘Op de dag van brexit zat ik te praten over de toekomst die ons bang maakte. Toen zeiden we tegen elkaar: we willen dat iemand iets verandert, maar waarom doen we dat zelf niet?’ Omstanders mompelen instemmend met serieuze gezichten.

Voor wie de jeugdigheid en de energie van Volt ziet, is het verleidelijk om inderdaad te spreken van een nieuwe Europese generatie. Het is echter de vraag of de breuk daadwerkelijk zo groot is. In de Eurobarometer wordt een peiling gedaan onder Europeanen over hun band met Europa. Daarin zegt de jongste generatie inderdaad een sterkere band te hebben dan de ouderen, maar veel verschilt het niet: factoren als het opleidingsniveau lijkt een belangrijkere voorspeller te zijn dan leeftijd.

De voorzitter van de Bulgaarse tak van Volt, Nastimir Ananiev (43), bewijst dat jeugdigheid geen voorwaarde is voor Europa-liefde. ‘Oh, absoluut!’, roept hij wanneer hij wordt gevraagd of hij van Europa houdt. ‘Maar ik denk dat je moeilijk iemand kunt vinden hier die dat niet doet.’ Als hij hoort dat zijn jongere mede-Volters weifelend afstand nemen van het begrip ‘houden van’, wendt hij zich onthutst af. Nastimir en zijn Europa-liefde lijken teleurgesteld in de jonkies van Volt.

Tussen intolerantie en verdraagzaamheid

0
‘Vergeleken met andere geloofsovertuigingen claimt het boeddhisme geen monopolie op de waarheid, de geschriften zijn geen religieuze openbaring en de Boeddha was geen profeet of verlosser.’

Het boeddhisme staat in het Westen bekend als een filosofie van tolerantie, zelfbeschikking en vreedzaamheid die ook nog eens praktische tools biedt tegen overbelasting en stress. De centrale leer wordt dan ook vaak samengevat in drie simpele lessen: het vermijden van het kwade, het cultiveren van het goede en het zuiveren van de geest. Toch moeten ook boeddhisten zich in het dagelijks leven uiten, samenwerken en conflicten oplossen. Hoe kijken zij naar aardse zaken als politiek en de omgang met andere religies?

Vergeleken met andere overtuigingen is het boeddhisme erg naar binnen gericht. Waar het christendom missionarissen de hele wereld over stuurt, de islam grote veroveringen deed in naam van het geloof en de hindoegod Krishna een geducht krijgsheer was, bemoeide de Boeddha zich volgens de geschriften in zijn geheel niet met macht en politiek. Hij beperkte zich in zijn leer grotendeels tot het individu, zodat deze door middel van meditatie een staat kan bereiken die het nirvana wordt genoemd, de hoogste staat van verlichting die een einde maakt aan al het lijden, negativiteit en verlangens. Het idee is dat wereldvrede alleen bereikt kan worden door eerst vrede in onszelf te vinden en dat onze persoonlijke negativiteit de oorzaak is van alle oorlogen en conflicten. Boeddhisten geloven dan ook dat mensen alleen in vrede kunnen samenleven als we negatieve emoties als woede, hebzucht en angst van binnenuit overwinnen.

Toch staat in de boeddhistische geschriften ook veel geschreven over gezonde vriendschappen en relaties, het beheren en delen van welvaart, werkethiek en omgang met ziekte, dood en tegenslag. Ook worden er persoonlijke adviezen voor koningen beschreven die zeggen dat de staat de vrijheid van de mens niet mag belemmeren en dat zowel burgers als de staat de kans moeten krijgen om zich te ontwikkelen en volwassen te worden. Dit sluit aan bij de leer van de Boeddha dat niets permanent is en dat oprechte autoriteit niet gegeven is maar wordt verworven door goede daden en spirituele ontwikkeling. Toch komt de uiteindelijke verantwoordelijkheid altijd weer terug bij het individu zelf en zijn deze wereldse adviezen vooral gericht om het geestelijke zuiveringsproces te bevorderen. In essentie is het boeddhisme een religie die een gemoedstoestand en leefwijze aanleert en die zich niet in de eerste plaats bezighoudt met politieke systemen of zelfs sociale hervormingen, die als irrelevant voor je eigen bevrijdingsproces worden beschouwd.

Het individu moet deze lessen natuurlijk wel toepassen in het dagelijks leven: groepen mensen organiseren zich en er moet politiek worden bedreven. De enige landen waar politiek en boeddhisme zichtbaar met elkaar in aanraking komen zijn Thailand, Birma en Sri Lanka. In dit laatste land heeft de boeddhistische geestelijkheid na de onafhankelijkheid in 1948 een duidelijke stap gezet richting politieke deelname. Sindsdien is de nationale politieke identiteit sterk aan religie gekoppeld en gebruiken politici boeddhistische retoriek om hun ambities te vervullen. De zesentwintig jaar lange burgeroorlog (1983-2009) tussen de Tamils en de Singalezen in het land is dan ook niet los te zien van boeddhistisch-nationalistische politiek. Ook in Birma beloonde de militaire junta monniken die hun regering steunden en zorgde deze ervoor dat ministers met regelmaat te zien waren tijdens religieuze ceremonies om zo de steun van het volk te winnen. Toch waren het juist de monniken die tijdens een huisarrest van de toenmalige politiek gevangene (en huidig regeringshoofd) Aung San Suu Kyi met duizenden tegelijk de straat op gingen. In Thailand zijn nationalistische politiek, het koningshuis en het boeddhisme onlosmakelijk met elkaar verbonden en is het geloof het paradepaardje van de nationale identiteit.

Net als dat er in de Bijbel geen verantwoording staat voor kruistochten en er geen Koran-verzen zijn die terreurdaden op onschuldige burgers goedkeuren, is er ook binnen het boeddhisme een verschil tussen wat er in de geschriften staat en wat er in naam van de overtuiging beoefend wordt. Zo steunde een groot deel van de Japanse boeddhisten het bloedvergieten van het leger in de Tweede Wereldoorlog, is in Sri Lanka de lokale moslimminderheid de afgelopen jaren regelmatig het doelwit geweest van nationalistische boeddhisten en laat de Rohingya-crisis in Birma zien dat de regering niet in staat is het oplaaiend geweld te stoppen en dat deze zelfs bijdraagt aan een escalatie hiervan.

Toch geloven veel boeddhisten niet in politieke inmenging. In een artikel in The Washington Post schrijft de Birmese mensenrechtenactivist Maung Zami dat er in het boeddhisme geen plaats is voor fundamentalisme en nationalisme, omdat alles waar het label ‘ik’ of ‘mijn’ aan wordt gehangen, gezien wordt als onjuist begrip van de werkelijkheid. ‘Daarom kan een boeddhist nooit nationalist zijn. Hij gelooft simpelweg niet in termen als mijn land, mijn ras, mijn gemeenschap en mijn geloof.’

Er zijn wel boeddhistische leiders die een middenweg proberen te vinden in politieke deelname. Vooral in landen als China, Vietnam, Korea, Taiwan en Japan, waar het Mahayana-boeddhisme wordt bedreven. Zij stellen de verlichting van anderen boven die van zichzelf en zijn daardoor in verhouding meer naar buiten gekeerd en actiegeoriënteerd. Zo zoekt de verbannen Tibetaanse leider de Dalai Lama op vreedzame wijze autonomie voor Tibet en was de Vietnamese zenmeester Thich Nhat Hanh lange tijd het gezicht van het geweldloze protest tegen de oorlog. Volgens deze laatste moest het boeddhisme klaar zijn om politieke richtlijnen te geven en kritiek te kunnen uiten zonder het zoeken naar macht in naam van het geloof of enige vorm van dogmatisch fundamentalisme.

Boeddhisten en andere religies
Vergeleken met andere geloofsovertuigingen claimt het boeddhisme geen monopolie op de waarheid, de geschriften zijn geen religieuze openbaring en de Boeddha was geen profeet of verlosser. Volgens boeddhisten moet de waarheid door elk individu zelf worden ontdekt en kan deze voor niemand hetzelfde zijn. Daarom kent het boeddhisme ook geen externe of heilige rechtvaardiging van een opperwezen of heilige geschriften. De Boeddha claimde slechts de ontdekking van het pad naar verlichting van het lijden en in zijn leer biedt hij richtlijnen en wegwijzers om dit te bereiken. Volgens de inmiddels overleden Japanse India-deskundige Hajime Nakamura wordt de Boeddha beschreven als iemand die redeneerde vanuit een persoonlijke beleving van de waarheid in plaats van die uit geschriften en traditie. In een artikel schrijft Nakamura dat geloof bij boeddhisten een kleinere rol speelt dan in de meeste andere religies omdat volgens hen blind geloof al snel kan omslaan in bijgeloof als het niet rationeel wordt onderzocht. De Boeddha zou, voor hij overleed, aan zijn leerlingen gevraagd hebben hem niet blindelings te volgen, niet te geloven wat er in boeken staat, wat er door mensen wordt gezegd of wat de gevolgde traditie is, maar dingen alleen te accepteren op basis van eigen logica en ervaring.

Dat betekent dat, hoewel de Boeddha zegt dat zijn pad het beproefde pad is om de verlichting te bereiken, hij nooit iemand heeft tegengehouden om iets anders te leren en in iets anders te geloven. Volgens de boeddhistische geschriften is de wereld zo groot en divers dat mensen vaak geneigd zijn te blijven bij de waarheid die dicht bij huis ligt en zeggen: ‘Alleen dit is waar en de rest is onwaar’. Om deze reden zou er geen overeenstemming zijn tussen religies op gebied van theorie, moraal en doel in het leven.

Omdat niet elk individu dezelfde neigingen en interesses heeft, staat er in de boeddhistische geschriften een grote verscheidenheid aan methodes om te voorzien in de behoeften van verschillende personen. Aangezien iedereen tot zijn eigen verlichting moet komen, staat het boeddhisme traditioneel gezien open voor andere ideeën en invloeden. In dit licht vindt de Dalai Lama het een verrijking dat er zoveel verschillende religies bestaan.

Hoewel veel boeddhisten andere religies zien als heilzaam en bevorderlijk voor een beter leven, geloven ze niet allemaal dat beoefening van deze religies zal leiden tot het nirvana. Ook in wereldbeeld verschilt de boeddhistische leer met de meeste andere geloofsovertuigingen. Zo ontkent het boeddhisme het bestaan van de ziel, wordt de vraag naar het bestaan van God als niet relevant gezien en is er geen scheppingsverhaal, aangezien volgens de boeddhistische kosmologie (de wetenschap die de structuur en evolutie van het heelal bestudeert) er geen begin en eind is in het bestaan.

Ondanks deze verschillen in gedachtegoed leven boeddhisten overal ter wereld samen met onder anderen hindoes, moslims, christenen, andere boeddhistische stromingen en tegenwoordig zelfs atheïsten.

Boeddhisten en hindoes
Traditioneel kwam de boeddhistische gemeenschap voornamelijk in contact met het hindoeïsme in India en Nepal, het geboorteland van de Boeddha. Door onder andere het bestaan van de ziel, de vele hindoeïstische rituelen en het kastensysteem in twijfel te trekken, voelden de brahmanen van de priesterkaste zich bedreigd en probeerden zij het boeddhisme te dwarsbomen. Volgens de Boeddha kan een mens niet geboren worden als brahmaan, de hoogste en meest nobele kaste, maar kan elk mens zich door nobele daden ontwikkelen tot brahmaan. Ondanks deze twistpunten is het nooit tot geweld gekomen tussen de twee stromingen en delen het boeddhisme en het hindoeïsme geloof in de verlichting, karma en reïncarnatie, al verschillen ze van mening over de precieze werking daarvan.

In verschillende stromingen van het hindoeïsme wordt de Boeddha weliswaar gezien als een verlicht persoon, maar wordt zijn leer als misleidend gezien. In andere stromingen wordt hij beschouwd als reïncarnatie van de god Vishnoe.

Boeddhisten en christenen
Van oudsher verwerpen christenen, net als moslims en joden, een groot deel van de boeddhistische filosofie door de grote verschillen in gedachte over de rol en het bestaan van God. Europese christenen en boeddhisten kwamen vooral met elkaar in aanraking tijdens de koloniale periode toen onder andere Nederland, Engeland, Portugal, Frankrijk en Groot-Brittannië missionarissen naar hun nieuw vergaarde grondgebieden in Azië stuurden. In Sri Lanka en Vietnam werden de bekeerde christenen al gauw eersterangsburgers die neerkeken op de boeddhistische meerderheid. Na de onafhankelijkheid van beide landen leidde dit tot represailles jegens de christelijke bevolking, maar tegenwoordig leven christenen en boeddhisten in relatieve vrede samen.

De invloed van het boeddhisme in Europa is sinds de tweede helft van de negentiende eeuw merkbaar en het aantal Europese volgelingen wordt geschat op een totaal van tussen de één en vier miljoen. Ook beoefenen steeds meer westerse christenen meditatietechnieken uit het Oosten zonder in conflict te komen met hun eigen christelijke geloof en waarden.

Boeddhisten en moslims
Hoewel het boeddhisme tijdens het rijk van koning Asoka, ruim tweehonderd jaar voor Christus, verspreid werd langs de gehele zijderoute, door Afghanistan, Pakistan, Iran, Indonesië, Bangladesh en India, zag het in deze landen een neergang tussen de vierde en twaalfde eeuw door corruptie binnen de kloostergemeenschap, onderlinge twisten en door invallen, plundering en vervolging door islamitische heersers. In recente jaren hebben veel islamitische landen als Afghanistan, Tadzjikistan, Pakistan, Bangladesh en Indonesië geprobeerd hun boeddhistische verleden af te schudden door onder andere het opblazen van de Boeddha-standbeelden van Bamiyan (Afghanistan) door de Taliban in 2001, gedwongen bekering tot de islam in Bangladesh en de vernieling van boeddhistische relieken en monumenten door moslims in Pakistan, de Malediven en in China.

De spanning tussen boeddhisten en moslims werkt beide kanten op, want in Thailand treedt de regering al jarenlang hard op tegen de islamitische minderheid in het zuiden van het land en toont de Rohingya-crisis in Birma tekenen van genocide tegen (veelal) moslims. In beide landen claimt de overheid de situatie op te willen lossen, maar klinken er uit de moslimgemeenschap geluiden dat er niets gebeurt om hen ook werkelijk te beschermen tegen de agressie van boeddhistische, nationalistische organisaties en haatpredikanten.

Toch leven boeddhisten en moslims in relatieve vrede samen in onder andere Cambodja en Maleisië en heeft de mystieke kant van de islam, het soefisme, veel raakvlakken met boeddhistische filosofie.

Boeddhisten en boeddhisten
Vlak na het overlijden van de Boeddha ontstonden er al meningsverschillen tussen zijn volgelingen over de juiste bewandeling van het pad naar de verlichting. Hoewel deze monniken in de jonge jaren van het boeddhisme nog gewoon in dezelfde kloosters samenleefden, groeiden de verschillen uit tot de drie hoofdstromingen met talloze substromingen en sekten van tegenwoordig. Deze rivaliteit bleef niet altijd geweldloos, zoals bij de Tibetanen, die lange tijd berucht waren om hun bloederige plundertochten in de laaglanden van China, waar ook boeddhisten woonden, en om moordpartijen op andere sektes in eigen land.

Ook tegenwoordig bestaat er rivaliteit tussen de verschillende stromingen. Zo vinden sommige boeddhisten Tibetanen erg esoterisch, Birmezen te egoïstisch en worden Chinese boeddhisten soms bestempeld als bijgelovig. Ondanks deze verschillen en meningen leiden deze technische, spirituele en doctrinale verschillen zelden tot conflicten.

Boeddhisme en atheïsten
De Amerikaanse auteur Melvin McLeod schreef dat boeddhisme een religie is voor mensen die niet van religie houden. Aangezien boeddhisten geen doctrinale problemen hebben met atheïsten, is het voor deze laatste groep relatief eenvoudig geweest deze vorm van spiritualiteit op te pakken zonder het gevoel te hebben zich aan te hoeven sluiten bij een georganiseerde religie. Vooral in het Westen groeit het aantal seculiere boeddhisten, een groep die zich niet bezighoudt met ingewikkelde kosmologie en rituelen, maar zich richt op de meditatie en de filosofie van het boeddhisme. Want hoewel er binnen het boeddhisme een scheiding bestaat tussen stromingen die devotioneel (met betrekking tot vroomheid) van aard zijn en stromingen die meer gericht zijn op kennis en meditatie, wordt de rationele vorm traditioneel gezien als de meest pure en correcte vorm en wordt de devotionele beoefening beschouwd als ondergeschikt en als concessie naar het gewone volk.

Net als in elke religie vinden er misstanden plaats binnen het boeddhisme en in naam van het geloof. Toch lijkt de reputatie van het boeddhisme als vredelievende religie niet ongefundeerd, aangezien er vanuit de leer geen bezwaar is tegen mensen met een ander geloof of andere achtergrond. Het boeddhisme staat juist voor een levenswijze van tolerantie en compassie naar anderen. Geloof is nooit helemaal los te zien van politiek, waardoor ook boeddhisten zich mengen in wereldse zaken, maar dait leidt slechts in enkele gevallen tot geweld op basis van etniciteit of religie. In de meeste landen waar boeddhisme aanwezig is, leven volgelingen in relatieve vrede samen met andersgelovigen.

Is wetenschap links?

0
‘We willen de beste wetenschappers hebben, politieke opvattingen doen er wat dat betreft niet toe.’

Onlangs laaide de discussie over al dan niet vermeende linkse vooringenomenheid in de wetenschap weer op, naar aanleiding van enkele hoax-artikelen die de wetenschappers Peter Boghossian, James Lindsay en Helen Pluckrose gepubliceerd hadden weten te krijgen in wetenschappelijke tijdschriften. Doel van deze nepartikelen was om enkele disciplines binnen de sociale wetenschappen – denk aan critical race theory, genderstudies en postkoloniale studies – te ontmaskeren als gepolitiseerde wetenschapsgebieden.

De drie wetenschappers deden in hun papers heel bizarre claims, onder andere dat mannen van hun ‘transfobie’ zouden afkomen als ze zich vaker anaal zouden bevredigen met een dildo, dat hondenlosloopgebieden plekken zouden zijn waar rape culture hoogtij viert en dat het goed was meer lichamen van dikke mensen te tonen als alternatief voor bodybuilding. In hun laatste paper, dat geen hoax was, omschreven de drie wetenschappers de onder vuur genomen disciplines als grievance studies (‘klaagstudies’). Deze studies zouden als doel hebben om ‘cultuur tot in het kleinste detail te problematiseren’ en zo ‘diagnoses te stellen over machtsonevenwichtigheden en onderdrukking’, onderdrukking die is ‘geworteld in identiteit’. Met echte wetenschap had dat volgens de auteurs feitelijk niets te maken.

In Nederland wordt er, vooral vanuit ‘rechtse’ hoek, al jaren kritiek geleverd op de universiteit als links bolwerk. Yernaz Ramautarsing, student politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, startte in 2013 de actie ‘stop de linkse indoctrinatie op mijn universiteit’. Toenmalig VVD-Kamerlid Pieter Duisenberg diende vorig jaar een motie in om de politieke voorkeuren van wetenschappers te onderzoeken. Onder redactie van rechtsfilosoof Paul Cliteur, tegenwoordig ook verbonden aan het Forum voor Democratie van Thierry Baudet, verscheen vorig jaar bovendien de bundel Cultuurmarxisme, waarin onder meer wordt betoogd dat veel wetenschappers zich door een progressieve, postmoderne ideologie laten leiden en niet meer objectief zijn in hun werk.

Is wetenschap links? Zijn universiteiten progressieve bolwerken, waar het vrije debat wordt gesmoord, vrije wetenschap niet meer mogelijk is en waar je als uitgesproken rechtse wetenschapper niet meer aan de bak komt? Of zijn dit loze kreten en valt het allemaal wel mee? De Kanttekening ging op onderzoek uit en sprak enkele waarnemers, onder wie wetenschappers en de rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen.

Diversiteit van opvattingen
De Vlaamse atheïstische filosoof Maarten Boudry, die een bijdrage schreef voor de bundel Cultuurmarxisme, maakt zich zorgen over de toekomst van de wetenschap. ‘Er zijn de laatste jaren ernstige aanwijzingen dat er een vorm van orthodoxie is binnengeslopen in de academische wereld, voornamelijk van linkse signatuur. Met name de menswetenschappen en sociale wetenschappen kennen een grote ideologische homogeniteit, waardoor sommige opvattingen niet langer in vraag worden gesteld. Velen hebben vandaag de mond vol van ‘diversiteit’ (seksualiteit, etniciteit, gender), maar zien de belangrijkste vorm van diversiteit over het hoofd: die van ideeën. In een notendop: diversiteit wordt gevierd, zolang iedereen maar hetzelfde denkt.’

Volgens Boudry is het schadelijk voor de universiteit als iedereen ongeveer hetzelfde denkt over migratie, multiculturalisme, man-vrouw-verschillen, stereotypen, racisme, seksualiteit en natiestaten. ‘Wetenschap kan enkel werken bij gratie van de diversiteit aan ideeën en methodische twijfel. De schok van de verkiezing van Donald Trump heeft helaas niet tot een gewetensonderzoek geleid.’

De Arnhemse filosofiestudent Jesper Jansen, die ook meeschreef aan de bundel Cultuurmarxisme, is het daar roerend mee eens. ‘Links en rechts hebben elkaar nodig op de universiteit om elkaar scherp te houden. Maar op de Nijmeegse Radboud Universiteit is er voor fundamentele kritische geluiden nauwelijks ruimte.’ Jansen is heel kritisch over feminisme, volgens hem is dit een geloofsartikel dat niet ter discussie wordt gesteld. ‘Ik doe dat wel. Daklozen zijn voor het grootste deel man, daar hoor je feministen nooit over. Bij een geschiedenisvak dat ik volgde klaagde de docent over de zogenaamd achtergestelde positie van vrouwen aan het begin van de twintigste eeuw, maar ze vertelde niets over de Eerste Wereldoorlog waar miljoenen mannen aan het front vochten en sneuvelden. Het is allemaal erg eenzijdig. Het vrouwenkiesrecht werd in 1919 ingevoerd, twee jaar later dan het mannenkiesrecht, dat een wederdienst was voor de dienstplicht. Maar twee jaar verschil! En zonder dat daar voor vrouwen militaire dienstplicht of wat voor soort verplichte maatschappelijke dienstverlening tegenover stond. Dan denk ik: wie is hier nu bevoorrecht?’, aldus Jansen. ‘Het feminisme was vanaf het begin af aan al een marxistische ideologie, maar heeft in het zogenoemde intersectioneel feminisme, dat ook kijkt naar zaken als ras, religie en andere factoren, een nieuw dieptepunt gevonden. Volgens een niet insignificante verzameling intersectionele feministen is wetenschap een blank mannelijk construct. Maar ze vergeten even dat wetenschap daadwerkelijk werkt, dat het resultaten oplevert. Verzin maar eens een lesbische intersectionele danstherapie-theorie om werkbare smartphones mee te ontwerpen, laat staan te bouwen.’

Jansen heeft ervoor gekozen zijn tegendraadse opinies gewoon te geven. ‘Soms wordt dit gewaardeerd door docenten, die wel van discussie houden, maar ik krijg ook met veel weerstand te maken. Zo gooide een feministische ex-student (nu docent) een glas bier in mijn gezicht, omdat ik op de nieuws- en opiniewebsite The Post Online een kritisch artikel over de loonkloof en het glazen plafond had geschreven. Inhoudelijke toelichting voor de kinderachtige actie gaf ze niet, maar ik wist dat ze het had gelezen vanwege een Facebook-discussie die ze erover voerde. En omdat ik lid ben van het Forum voor Democratie word ik – achter mijn rug om, uiteraard – nog wel eens voor fascist en racist uitgemaakt. Een docent vertrouwde mij zelfs toe dat ze op de universiteit actief mensen tegenwerken met ‘gevaarlijke ideeën’. Als je een verkeerde mening hebt, krijg je gewoon geen baan. Ik kan een aio-plek (assistent in opleiding, een oudere benaming voor promovendus, red.) wel vergeten hier. Niet veel zin in, ook.’

Stevige ideologische debatten
Wat vinden ‘linkse’ wetenschappers van deze kritiek? Herkennen ze zich er wel in? Een wetenschapster aan de Universiteit van Amsterdam (haar naam is bekend bij de redactie) die voor dit verhaal benaderd is, wil liever niet aan het interview meewerken, omdat de vraagstelling volgens haar principieel verkeerd is. ‘We hebben op verschillende manieren met een aanval op wetenschap te maken. Een framing in termen van linkse en rechtse wetenschap is daar geen antwoord op, integendeel, het is deel van het probleem.’ Ze mailt dat ze niet onder de indruk is van de hoax-actie van Boghossian, Lindsay en Pluckrose en dat juist hun nepartikelen voor politisering hebben gezorgd. Niet genderstudies of linkse ideologie bedreigen de wetenschap, de ware dreiging komt van Donald Trump met zijn alternative facts, klimaatveranderingsontkenners, de anti-vaccinatiebeweging en de dismissal (afwijzing) van genderstudies. De Hongaarse premier Viktor Orban wil genderstudies zelfs van de universiteiten verbannen.

Socioloog Merijn Oudenampsen, ook werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, neemt een voorzichtigere positie in. Hij wil wel met de Kanttekening over linkse wetenschap in gesprek. ‘De ironie wil dat Paul Cliteur, die nu die bundel heeft gemaakt waarin hij het zogenaamde cultuurmarxisme hekelt, in 2013 nog van mening was dat er op universiteiten veel te weinig linkse geluiden waren te horen. Hij schreef met Frits Bolkestein (voormalig fractievoorzitter en Tweede Kamerlid voor de VVD, red.) en Meindert Fennema (hoogleraar politieke theorie en GroenLinks-politicus, red.) een opiniestuk voor de Volkskrant, waarin ze constateerden dat, ik citeer, ‘studenten en docenten veel gematigder zijn geworden’. Net als de Cliteur van toen denk ik dat academici overwegend het midden aanhouden, wat vanuit een rechtse positie begrijpelijkerwijs als ‘links’ wordt gezien. En net als Cliteur ben ik van mening dat er op universiteiten stevige ideologische debatten moeten kunnen plaatsvinden en dat de diversiteit aan benaderingen belangrijk is, waaronder ook uitgesproken rechts-conservatieve wetenschappers.’

Maar hoe zit het dan met de objectiviteit van wetenschap? Komt die niet in gevaar? Oudenampsen: ‘Laten we wel wezen, de overgrote meerderheid van sociale wetenschappers probeert zo objectief mogelijk onderzoek te doen, vaak met kwantitatieve methoden. Er is echter ook een deel van de wetenschap dat berust op interpretatie. En interpretatie is subjectief. Natuurlijk, ik moet mijn bronnen goed citeren en mijn argumentatie moet logisch onderbouwd zijn, maar het is uiteindelijk een bril om naar de werkelijkheid te kijken. Je zou met een andere bril naar dezelfde bronnen kunnen kijken en andere accenten kunnen leggen.’

Het beeld dat wetenschap links zou zijn komt volgens Oudenampsen ook omdat een kleine groep uitgesproken wetenschappers veelvuldig in de media verschijnt, veel vaker dan ‘positivisten’ die geloven dat wetenschap zo objectief mogelijk moet zijn. ‘Voor de media zijn zulke wetenschappers natuurlijk veel interessanter, omdat ze controverse oproepen. Maar bij de buitenwereld kan hierdoor het idee ontstaan dat de wetenschap, of althans een deel ervan, gepolitiseerd en links is.’

Tot zover de ‘rechtse’ en ‘linkse’ wetenschappers. Hoe zit het met de feiten? Op de universiteiten is ‘links’ inderdaad in de meerderheid, blijkt uit onderzoek. Herman van de Werfhorst, hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, schreef vorig jaar op het politicologenblog Stuk Rood Vlees een artikel over de politieke opvattingen van wetenschappers aan universiteiten. Het blijkt dat wetenschappers gemiddeld genomen linkser zijn dan de rest van de bevolking. Dat is in Nederland zo, maar ook in de rest van Europa. Economische wetenschappers in Europa nemen een iets andere positie in. Zij zijn rechtser dan andere wetenschappers en niet-wetenschappers ten aanzien van sociaal-economische kwesties, maar linkser dan niet-wetenschappers als het gaat om het migratievraagstuk.

‘I have a lot of friends who don’t want babies’
Is daarmee alles gezegd? Nee, want je kunt wel linkse (of rechtse) politieke opvattingen hebben, maar die hoeven niet persé te leiden tot wetenschappelijke vooringenomenheid. Marcel Canoy, distinguished lecturer aan de Erasmus School of Accounting and Assurance, vindt dat je persoonlijke politieke voorkeuren en ideologische vooringenomenheid scherp moet onderscheiden. ‘Je kunt bijvoorbeeld lid zijn van GroenLinks en op Twitter allemaal heel linkse dingen roepen over Thierry Baudet en de vluchtelingencrisis, maar tegelijkertijd als wetenschapper gewoon keurig je werk doen.’

Maar komt ideologische vooringenomenheid wel voor op de universiteit? Volgens Canoy is dat inderdaad het geval, maar we moeten hier genuanceerd over zijn. ‘Het beeld dat economen allemaal rechts zouden zijn klopt niet, in ieder geval niet voor Europa. In Amerika heb je de Chicago School of Economics van Milton Friedman en Friedrich Hayek, die de basis heeft gevormd voor neoliberaal beleid. Maar in Europa, ook in Nederland, zijn economen opgegroeid met een breed welvaartsbegrip. De markt is nuttig, maar er zijn ook dingen die niet door de markt worden opgelost, zoals milieuvervuiling.’ Ook ten aanzien van de sociale wetenschappen, waar Canoy als zorgeconoom veel mee te maken heeft, ligt het genuanceerder. ‘Je hebt vaak twee stromingen in deze wetenschappen, de empirische stroming, die apolitiek is en dit graag kwantitatief wil meten, en een gepolitiseerde stroming. Met deze tweede stroming heb ik veel moeite. Ze hebben bepaalde opvattingen en zoeken daar bewijs bij. Ze vormen eigen subculturen, die ze in stand houden en steeds verder versterken. Voor kritiek van anderen zijn ze doof. De manier waarop deze wetenschappers hun stellingen soms proberen te bewijzen doet soms kinderlijk aan’, aldus Canoy. ‘Ik ben ooit eens in debat gegaan met Saskia Sassen, best een beroemde socioloog. We hadden het over de lage geboortecijfers in Italië. Ik vroeg haar of vruchtbaarheid niet endogeen (economisch: een verandering of schok die binnen een economisch model ontstaat, red.) is, want bijvoorbeeld afhankelijk van instituties als kinderopvang. Als zulke sociale voorzieningen afwezig zijn dan krijg je lage geboortecijfers. Ze trok deze wetenschappelijke vraag in het anekdotische en antwoordde: ‘You know, I have a lot of friends who don’t want babies.’ Ik wist niet of ik moest huilen of lachen. Er waren diverse getuigen aanwezig, waaronder de beroemde empirische socioloog Gosta Esping-Andersen. Hij bonkte met zijn hoofd op de tafel.’

Sassen is niet de enige wetenschapper waar Canoy stevige kritiek op heeft. Hij noemt financieel geograaf Ewald Engelen (Canoy: ‘Nee, hij is geen econoom!’) ‘een activist die zijn professorstitel misbruikt om politiek te bedrijven’. Ook hoogleraar Sociale Psychologie Roos Vonk, die veel samenwerkte met de frauderende professor Diederik Stapel, krijgt ervan langs. ‘Zij is helemaal niet serieus te nemen, met haar vergelijking tussen de bio-industrie en de Holocaust.’ Canoy vindt het een kwalijke zaak dat de media telkens bij wetenschappers als Engelen en Roos uitkomen. ‘Ze doen het voorkomen dat hun belachelijke meningen wetenschap zijn. De media vinden zulke extreme visies natuurlijk prachtig, maar dit is slecht voor het imago van de wetenschap.’

Canoy vindt het een goede zaak dat Boghossian, Lindsay en Pluckrose hun hoax-artikelen hebben geschreven. ‘Ze lieten daarmee zien dat er in bepaalde sub-disciplines nauwelijks zelfreinigend vermogen bestaat. Als je je maar uitdrukt in het juiste discours, krijg je het gepubliceerd. De drie wetenschappers hadden hun artikelen nooit kunnen publiceren in een economisch wetenschappelijk tijdschrift, zoals The American Economic Review of The European Economic Review. Zulke bladen filteren dergelijke onzin er meteen uit.’

Oudenampsen kijkt toch anders tegen deze hoax-actie aan. ‘Het waren geen belangrijke tijdschriften waarin ze hun nepartikelen publiceerden. Wat dat betreft valt het met die impact dus wel mee. Ze kwamen met gefabriceerde data, maar qua vorm voldeden hun artikelen aan de academische norm. Vervolgens kwamen Boghossian, Lindsay en Pluckrose met hun definitieve artikel, waarin ze bekendmaakten dat ze iedereen voor de gek hadden gehouden. In dit artikel trokken ze enkele algemene politieke conclusies over de geesteswetenschappen en de sociologie, waar wetenschappelijk gezien te weinig grond voor was. Ze generaliseerden te makkelijk. Ze hebben dus eigenlijk precies hetzelfde gedaan wat ze hun ideologische tegenstanders verwijten.’

Canoy is het daarmee niet oneens. ‘De conclusies die de drie wetenschappers trokken gaan inderdaad wat ver. Maar dat sommige sub-disciplines een probleem hebben, dat klopt gewoon.’

‘Hoe meer meningen, hoe beter’
Ten slotte vroeg de Kanttekening Elmer Sterken, rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen, hoe universiteiten deze problematiek tegemoet treden. Hoe gaat een universiteitsbestuur om met uitgesproken linkse en rechtse wetenschappers, met diversiteit van meningen, met kwaliteit en waardevrijheid? Sterken: ‘We krijgen eigenlijk maar zelden het verwijt naar het hoofd geslingerd dat onze universiteit te links of te rechts zou zijn. Dat is meer iets van de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam. In Groningen hebben we niet zo veel wetenschappers die bewust de media opzoeken. En daarnaast, we liggen ook wel een beetje ver weg van de Randstad, journalisten zoeken ons daarom minder snel op. De enige wetenschapper die niet zo heel lang geleden de media heeft opgezocht was historicus Eelco Runia, die het marktdenken op universiteiten hekelde. Even los van de vraag of hij gelijk heeft, ik was heel blij dat hij dit debat is begonnen en stevig stelling neemt. We zouden meer van dit soort debatten moeten voeren.’

Sterken is het dan ook helemaal eens met rector Carel Stolker van Leiden, die afgelopen zomer aan Elsevier vertelde dat er op de universiteit ook ruimte moet zijn voor onorthodoxe meningen. ‘Diversiteit is belangrijk, niet alleen van mensen maar ook van meningen. Hoe meer meningen, hoe beter. Wel zijn we voor balans. Als we bijvoorbeeld een GroenLinks-spreker over een bepaald thema uitnodigen, dan moet er ook een rechtse politicus van bijvoorbeeld de VVD tegenover staan. De enige grens zou ik misschien leggen bij hate speech, als er mensen spreken die echt haat zaaien tegen een bepaalde bevolkingsgroep, oproepen tot racisme of homohaat of iets dergelijks.’

Sterken is niet bang voor vooringenomen onderwijs of wetenschap. ‘We hebben hier allemaal controlemechanismen voor. Visitatiecommissies voor als het onderwijs te links of te rechts zou zijn en een peer review voor wetenschappelijke tijdschriften.’ Het verhaal van Jansen, die zegt geen aio-plek te zullen krijgen in Nijmegen, omdat hij rechts is, lijkt Sterken nogal sterk. ‘Hier in Groningen kijken we naar kwaliteit. We willen de beste wetenschappers hebben, politieke opvattingen doen er wat dat betreft niet toe. Natuurlijk willen we op langere termijn wel meer vrouwen en meer ‘mensen van kleur’ in de wetenschap, maar we gaan gewoon voor degenen die de beste papieren hebben. Pas bij gelijke geschiktheid gaat de voorkeur uit naar een vrouwelijke kandidaat of bijvoorbeeld iemand met een niet-westerse achtergrond.’

Half Japans, ‘niet echt Japans’

0
‘Mijn ultieme doel is om alle mogelijke, honderdtweeënnegentig gemengde Japanse nationaliteiten voor mijn lens te krijgen, al besef ik dat ik een half-Japanse Liechtensteiner misschien nooit zal vinden.’

Hafu’s, Japanners van gemengde afkomst, hebben het niet altijd gemakkelijk in het relatief homogene Japan. De Kanttekening sprak de Japans-Belgische fotograaf Tetsuro Miyazaki (39) over zijn project Hafu2Hafu, waarin hij mensen met een Japanse en een niet-Japanse ouder uit zo veel mogelijk verschillende landen fotografeert en met hen in gesprek gaat over wat het betekent om hafu te zijn. Met een Japanse vader en een Belgische moeder, opgroeiend in Brussel, leefde Tetsuro eigenlijk altijd tussen twee werelden in. ‘Ik werd niet als volwaardige Belg beschouwd en voor een ‘échte’ Japanner kon ik in Japan ook zeker niet doorgaan.’

Waar merkte je dat aan?
‘Als ik als kind bijvoorbeeld ging voetballen met vriendjes, wilde ik voor België uitkomen. Die waren toen heel sterk, veel beter dan het Japanse voetbalteam, maar dat mocht dan niet. Ik moest Japan zijn, wat ik niet tof vond. Het is maar klein en iets kinderlijks, maar het laat wel gelijk zien hoe je op basis van je uiterlijke kenmerken zelfs al op jonge leeftijd in een hokje gezet wordt. In Japan werd ik simpelweg gaijin, buitenlander, genoemd door familieleden en vrienden. Dat is een redelijk algemeen geaccepteerde en vaak gebruikte term. Daar had ik niet zo’n moeite mee, tenslotte kwam ik ook uit België.’

Heb je nu wel moeite met deze term?
‘De lading van het woord gaijin is aan het veranderen. Je merkt nu dat mensen er wat negatiever naar kijken, omdat je iemand ermee in de hoek zet. Je zegt als het ware ‘je bent niet een van ons’. Ik heb altijd een groot deel van mijn identiteit ontleend aan mijn afkomst. Mijn vader was door de Japanse karatebond naar België gestuurd om daar karate te verspreiden. Dat sprak voor veel mensen tot de verbeelding en het was ook wel iets interessants. Het half-Japanse maakte me natuurlijk ook wel bijzonder, net een beetje anders. Zoiets kan ook negatief uitpakken – zo heb je in je vriendenclubje ook altijd wel een ‘rooie’ en ‘die met die bril’ die ook een beetje anders zijn – maar ik heb er nooit last van gehad. Ik heb me nooit uitgesloten gevoeld, waardoor het me eerder een sterke positie heeft gegeven. De term gaijin zag ik dus ook eerder als geuzennaam.’

Wanneer ben je je meer in hafu‘s gaan verdiepen en kwam je meer in aanraking met de negatieve kanten van het half Japans zijn?
‘Naarmate ik ouder werd ging ik me er meer in verdiepen. Vooral toen mijn Nederlandse vriendin in verwachting raakte van ons eerste kind, nu zo’n drie jaar geleden. Ik kreeg toen allerlei vragen over hoe we ons kind gingen opvoeden: krijgt ze een Japanse naam? Welke talen gaan we haar leren? Zelf ben ik met vier talen opgevoed: Nederlands, Frans, Japans en Engels. Dat zette mij wel aan het denken, omdat mijn keuzes nu ook gevolgen zouden hebben voor het identiteitsgevoel van mijn dochter. Uiteindelijk hebben we haar een Japanse naam gegeven die vrij westers klinkt, Yuna, en spreken we Nederlands met haar.’

Wat vinden mensen ‘typisch Japans’ aan je?
‘Ik vouw mijn plastic tasjes altijd in driehoekjes, gewoon omdat ik dat efficiënt vind. Mijn vader deed dat vroeger ook. Mensen denken dan al snel aan origami (Japanse papiervouwkunst, red.) en zien het als iets echt Japans, maar misschien ben ik gewoon raar en compulsief, haha. Daarnaast denk ik dat ik vrij gereserveerd ben. Maar grappig genoeg vinden ze in België juist dat ik een grote bek heb, waarschijnlijk omdat ik al heel lang in Nederland woon en iets van de Nederlandse directheid heb overgenomen. Karaktereigenschappen en gewoontes worden bij mij al snel aan een culturele achtergrond toegeschreven. Deze observatie vormde ook het startpunt van mijn fotoproject Hafu2Hafu. Ik wilde wel eens weten of ik hierin de enige was en hoe anderen daarmee omgaan.’

Hoe pakte je dat aan?
‘In de zomer van 2016 ben ik in Amsterdam begonnen met het interviewen van Japans-Nederlandse mensen om te kijken hoe zij hun identiteit beleven. Wat hadden zij gemeen in hun ervaringen, waar lagen de verschillen en hoe ontstonden die verschillen? Het ‘hafu-zijn’ werd zeer verschillend ervaren: sommige halve Japanners hadden echt een identiteitscrisis, anderen waren juist superblij. Soms zag je binnen een gezin enorme verschillen. Het format was geboren.’

Hoe ziet dat format eruit?
‘Ik spreek iedereen die ik ga fotograferen een uur en het onderwerp dat het meeste naar voren komt, wordt een vraag: een distillaat van het gesprek. Daarna maak ik een foto van de geïnterviewde persoon, waarbij ze moeten nadenken over hun vraag wanneer ze de lens inkijken. Deze vraag plaats ik als onderschrift bij de foto. Ik laat bewust het interview achterwege voor de kijker, dat is slechts ter voorbereiding op de foto. Doordat we alleen de vragen met de foto’s overhouden, verplicht ik de kijker om zelf na te denken over het onderwerp. Hierdoor ontstaat een dialoog. Verhalen zijn vaak ook tijdsgebonden – een vraag is eeuwig. In plaats van mensen vast te zetten in hun verleden, maak je ze katalysator van een gesprek: de kijker moet aan het denken worden gezet in plaats van dat hij slechts gaat consumeren.’

En toen?
‘Nadat ik de ‘Nederlands-Japanse’ foto’s had gedeeld op internationale Facebook-groepen voor mensen die half-Japans zijn – en daarvan zijn dus zevenduizend mensen lid over heel de wereld – kreeg ik reacties op die vragen uit allerlei landen. Ik vond die interactie heel interessant. En toen werd ik uitgenodigd om iets te komen vertellen over mijn project in Los Angeles, daar zit een van de grootste gemeenschappen van Japanse migranten. Er bestaat daar bijvoorbeeld een stadsdeel dat Little Tokio heet. Daar kwam ik voor het eerst ook in contact met niet-westerse half-Japanners: een half-Ghanees, een half-Senegalees, een half-Venezolaan. Ondanks het feit dat er veel herkenning was, hadden zij toch wel een andere kijk op het half-Japans zijn. Het is echt wel anders om half-wit of half-zwart Japans te zijn. Toen stelde ik voor – het was geloof ik drie uur ‘s nachts in een karaokebar – om alle aanwezige hafu-nationaliteiten vast te leggen.’

Wat leverde dat op?
‘Het verhaal werd nog complexer. Het land waar je andere ouder vandaan komt is ook een belangrijke factor, maar ook de vraag of je in Japan bent opgegroeid. De naam die je hebt, of je ouders nog bij elkaar zijn. Als je een ouder mist, krijg je vaak weinig mee van de andere cultuur. Je wordt monocultureel opgevoed in een multi-raciaal lichaam. Je leeftijd speelt ook mee. Tijdens of net na de Tweede Wereldoorlog was het bijvoorbeeld heel anders om half-Japans te zijn. Je was overal een kind van de vijand – in Japan zelf, maar ook in het buitenland. Nu heb je de tentoonstelling Cool Japan in het Tropen Museum. Ik ben nog genuanceerder geworden dan ik al was. De nieuwe vragen zetten mij ook zelf weer aan het denken over zaken waar ik nooit echt mee bezig was.’

Hoezo?
‘Eén van de vragen die iemand had bedacht was bijvoorbeeld ‘heb je er wel eens meer of minder Japans willen uitzien?’ Daar had ik eerder nog nooit over nagedacht, maar opeens herinnerde ik mij: toen ik twaalf jaar was, wilde ik een bepaalde periode altijd in een korte broek naar school, omdat dat in Japan gebruikelijk was, ook al is het min tien graden. Een andere vraag was ‘zien jouw ouders elkaars cultuur als evenwaardig?’ Daar moest ik echt even over nadenken. Vragen die je zelf nooit hebt bedacht, maar die ook heel lastig naast je neer te leggen zijn.’

En nu?
‘Intussen heb ik al meer dan honderddertig Japanse hafu’s geïnterviewd, in tweeënnegentig verschillende ‘etnische’ combinaties. Mijn ultieme doel is om alle mogelijke, honderdtweeënnegentig gemengde Japanse nationaliteiten voor mijn lens te krijgen, al besef ik dat ik een half-Japanse Liechtensteiner misschien nooit zal vinden.’

De foto’s en vragen van Tetsuro Miyazaki en zijn hafu’s zijn te zien op de website hafu2hafu.org

Het leven als een glossy

0

Als je, zoals ik, dagelijks het nieuws volgt, krijg je het gevoel dat het slechter met de wereld en de mensheid gaat. Berichtgevingen uit het nieuws verpesten onze gemoedstoestand en stellen ons vertrouwen in de medemens op de proef. Ik snap wel waarom sommige mensen er voor kiezen om het nieuws niet meer te volgen. Al vind ik dat laf, want ellende is onderdeel van de wereld waarin wij leven. Wij kunnen niet omwille van onze positieve gemoedstoestand onze ogen sluiten voor de ellende om ons heen.

Er is weer voor de zoveelste keer een journalist vermoord voor enkel het feit dat hij zijn werk deed: het kritisch volgen van macht en daarover berichten. Ik heb het over de tragische dood van de Saoedische journalist Jamal Khashoggi. Hij is vorige maand vermoord. Dat gebeurde in het consulaat van Saoedi-Arabië in Istanbul, dat hij bezocht om documenten te regelen zodat hij met zijn Turkse verloofde kon trouwen.

Wereldwijd wordt het gesprek gevoerd over journalistiek. De algemene kritiek is dat nieuwsorganisaties vooral gedreven zijn door het scoren: als eerste met het nieuws naar buiten komen en zoveel mogelijk lezers op de website krijgen. Ik vind dat je journalisten en mediaorganisaties kritisch mag bevragen. Maar we moeten oppassen voor generalisaties. ‘Het’ nieuws en ‘de’ media bestaan niet. Natuurlijk doen grote kranten en televisiezenders ook mee aan sensaties, ze moeten advertenties binnenhalen. Maar laten we niet doen alsof ‘het’ nieuws en ‘de’ media niets voorstellen en alleen maar slecht over de wereld berichten terwijl het fantastisch gaat. Door hun robuuste verslaggeving laten journalisten zowel in Nederland als daarbuiten politici sneuvelen en beleid ten positieve beïnvloeden.

BBC-verslaggever John Sudworth is één van die journalisten. Onlangs publiceerde hij een longread op de BBC-website over de tientallen verborgen detentiekampen van de Chinese overheid in de autonome regio Xinjiang. In die kampen, door Peking omgedoopt tot ‘heropvoedingskampen’, zitten volgens mensenrechtenorganisaties zeker een miljoen Oeigoeren vast, die gedwongen worden om zich de Chinese communistische staatsideologie eigen te maken.

Oeigoeren, een Turks-islamitische minderheid, worden etnisch geprofileerd en gedehumaniseerd door Peking. Het te laat betalen van de waterrekening kan al reden zijn om naar één van de kampen gestuurd te worden. Dat overkwam een oude vrouw. Een jonge man, die inmiddels naar Turkije is gevlucht, belandde in een kamp, omdat de politie in zijn telefoon een foto aantrof van een vrouw die een nikab draagt. Een oude man werd naar een kamp gestuurd nadat hij een pelgrimstocht naar Mekka had verricht.

‘Onze rapportage draagt bij aan het bewijs dat het massale heropvoedingsprogramma een internering is met een andere naam – het opsluiten van vele duizenden moslims zonder proces of aanklacht, in feite zonder enige toegang tot enig juridisch proces’, concludeert Sudworth. ‘China verklaart het (de vastzetting van de Oeigoeren, red.) al als een succes. Maar de geschiedenis bevat veel verontrustende precedenten over waar een dergelijk project zou kunnen eindigen.’

Ja, het is niet leuk om geconfronteerd te worden met slecht nieuws. Maar godzijdank hebben wij zowel in Nederland als daarbuiten journalisten zoals Sudworth die het durven om macht kritisch te volgen en daarover te berichten. Het heeft Khashoggi zijn leven gekost. En duizenden journalisten wereldwijd zijn hun leven niet zeker. En dan durven mensen te beweren dat zij het nieuws niet willen volgen, omdat het slecht is voor hun gemoedstoestand. Alsof het leven een grote glossy is of een Instagram-tijdlijn met oppervlakkig glimlachen.

Door het oog van de naald

0

Voor de deur van het grijs betonnen gebouw staat een echtpaar van middelbare leeftijd. Ze kijken vermoeid en ongelukkig in de camera wanneer de verslaggever van de Amsterdamse televisiezender AT5 een microfoon onder hun neus duwt en vraagt wat ze aan het doen zijn. ‘Ik ben de spullen van mijn moeder aan het versjouwen, ze is vierennegentig en heeft blaaskanker, maar moet hier morgen weg’, zegt de vrouw. De geplande operatie om de tumor te verwijderen is afgezegd en de bejaarde moeder moet tot nader order naar haar eigen huis, waar ze waarschijnlijk wat hulp van thuiszorg zal krijgen.

Dit is slechts één van de hartverscheurende verhalen van medewerkers, patiënten en hun naasten van het MC Slotervaart. Het Amsterdamse ziekenhuis werd vorige week failliet verklaard, nadat het tevergeefs uitstel van betaling had aangevraagd. Twee dagen later waren alle honderdvijftig bedden leeg. De laatste vierentwintig overgebleven klinische patiënten werden per ambulance overgebracht naar nabijgelegen medische centra.

Vanaf het moment dat de eerste meldingen over het ophanden zijnde faillissement binnendruppelden, stonden de lijnen van het geïmproviseerde callcenter roodgloeiend. Massa’s poliklinische patiënten wilden weten of hun afspraak zou doorgaan. Niemand kon hen een antwoord geven. De duizendvijfennegentig medewerkers waren opeens niet meer zeker van hun baan en vroegen zich af of ze hun huur of hypotheek nog konden betalen.

Mijn vaders behandeltraject begon anderhalf jaar geleden in datzelfde ziekenhuis. Hij was al een tijd erg moe en viel plotseling veel af. Er werden onderzoeken gedaan, maar de dokters konden niets vinden. Toen hij geen trek meer had in eten en zijn huid geel begon te kleuren, werd hij in allerijl doorgestuurd naar het Amsterdams Medisch Centrum, een ziekenhuis dat is gespecialiseerd in gastro-intestinale oncologie. Vanaf dat moment ging het razendsnel. Via een echo werd de alvleeskliertumor ontdekt en nog geen week later lag mijn vader onder het mes.

Niet lang na de operatie vertelde de chirurg ons dat mijn vader door het oog van de naald was gekropen. De tumor was al bijna in zijn hoofdslagader gegroeid en dan hadden ze niets meer voor hem kunnen betekenen. ‘U moet de medici die alarm hebben geslagen dankbaar zijn, meneer’, drukte de chirurg mijn vader op het hart. ‘U had hier geen week later moeten binnenkomen.’

Minister Bruins van Medische Zorg verklaarde dat ziekenhuizen die op omvallen staan niet hoeven te rekenen op geld uit Den Haag. ‘We zijn niet de bank, het gaat ons niet om het bewaken van een stapel stenen.’ Nu is het zo dat het MC Slotervaart en de IJsselmeer-ziekenhuizen, die tegelijkertijd failliet werden verklaard, geprivatiseerde instellingen zijn (of waren) en dat de staat of de gemeente er officieel dus niet verantwoordelijk voor is. Maar zou de minister enig idee hebben van hoe deze kille woorden overkomen op patiënten en hun dierbaren?

Terwijl ik mijn vader bezoek na zijn wekelijkse chemotherapiekuur denk ik aan het echtpaar dat zich misschien nog altijd zorgen maakt over de bejaarde moeder met blaaskanker. Wat als zij, net als mijn vader, eigenlijk ook geen week langer kan wachten?

Oost-Turkestan: dystopische surveillancestaat

0
‘Op het moment dat een hyperautoritair regime zeker één miljoen mensen van een specifieke etniciteit in kampen stopt en we niets meer van die mensen vernemen, dan is er een reële mogelijkheid dat ze nooit meer terugkomen.’

De repressie van de Oeigoeren, een Turks-islamitisch volk, in de autonome regio Xinjiang (onder Oeigoeren bekend als Oost-Turkestan) kreeg relatief weinig aandacht in de media. Daar lijkt nu langzamerhand verandering in te komen, ook in Nederland. Nederlandse media hebben de afgelopen maanden aandacht besteed aan de kwestie. Zo publiceerde Trouw op 30 oktober een interview met een Oeigoerse dissident: ‘De Chinese overheid intimideerde hem tot in Duitsland. Hij zwichtte niet en nu krijgt hij geen contact meer met zijn familieleden. Oeigoer Muhemmedeli Niyaz vreest dat ze vastzitten in de gevreesde strafkampen. Misschien wel vanwege hem.’ Op dezelfde dag publiceerde de Volkskrant een op-ed, waarin vierentwintig Belgische en Nederlandse China- en Azië-experts het Chinese regime oproepen te stoppen met het intimideren van Oeigoeren in de diaspora en tegenover internationale instanties verantwoording af te leggen voor de mensenrechtenschendingen die zijn begaan jegens de Oeigoeren. Daarnaast eisen de vierentwintig experts de sluiting van de strafkampen in Xinjiang, waar volgens mensenrechtenorganisaties, waaronder het World Uyghur Congress, zeker één miljoen Oeigoeren gevangengehouden worden. Naast de Oeigoeren zit ook een onbekend aantal niet-Oeigoerse moslims vast in de kampen, vooral Kazachen en Hui. Volgens Chinese overheidscijfers telt Xinjiang circa vijfentwintig miljoen inwoners en zijn de vier grootste groepen in het gebied: de Oeigoeren (circa vijfenveertig procent), de Han-Chinezen (circa veertig procent), de Kazachen (circa zeven procent) en de Hui (circa vijf procent).

Veel vragen over het drama dat zich afspeelt in Xinjiang blijven onbeantwoord. De Kanttekening sprak erover met socioloog en China-kenner Eric Hendriks (Rheinische Friedrich Wilhelms Universität Bonn), die vier jaar in China heeft gewoond en verbonden was aan de Peking University.

Foto: YouTube. Eric Hendriks (Amsterdam, 1985) is socioloog, gespecialiseerd in onder meer China. Hij studeerde filosofie aan de Universiteit Utrecht (B.A.) en sociologie aan de University of Chicago (M.A.). Hij promoveerde aan de Universität Mannheim op een onderzoek naar de publieke interactie tussen self-help coaches en institutionele autoriteiten in China en Duitsland. Hij heeft vier jaar in China gewoond en was als post-doctoral researcher verbonden aan de Peking University. Momenteel is hij als post-doctoral researcher verbonden aan de Rheinische Friedrich Wilhelms Universität Bonn. Hij deed onderzoek naar onder meer nationalisme in Oost-Azië, democratische en autoritaire regimes, culturele mondialisering, social engineering door de Communistische Partij van China, het management van populaire cultuur door die partij en de etnografie van de Chinese onderwijsadviesbranche. Meerdere papers van zijn hand zijn gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften. Hij schrijft opiniestukken en essays voor onder meer de NRC en de Kanttekening en is co-auteur van het boek Nederlanders: naar Nederland kijken vanuit de verte (2018).

Er is een culturele genocide gaande op de Oeigoeren. Whats next, een all-out genocide?
‘De Chinese staat voert een gericht, gewelddadig en escalerend schrikbewind tegen deze etnische groep. Op het moment dat een hyperautoritair regime zeker één miljoen mensen van een specifieke etniciteit in kampen stopt en we niets meer van die mensen vernemen, dan is er een reële mogelijkheid dat ze nooit meer terugkomen. De Chinese staat en sommige internationale media spreken van ‘heropvoedingskampen’, maar dat is een kwalijk eufemisme. Gezien het hoge aantal slachtoffers en het feit dat een specifieke etniciteit gericht wordt aangepakt, moeten we spreken van concentratiekampen. De Chinese staat concentreert het ‘meest gevaarlijke’ deel van een als vijandig aangezien volk in kampen. Nu zijn concentratiekampen geen systematische vernietigingskampen, maar we moeten ons wel zorgen maken dat grote groepen Oeigoeren van de aardbodem zullen verdwijnen.

Er spelen twee verzwarende factoren mee. Ten eerste, de situatie is sinds 2014 steeds verder geëscaleerd. De kampen openden in 2015 en sinds 2017 zijn circa één miljoen leden van de Communistische Partij Oeigoerse gemeenschappen ingestuurd om de boel in de gaten te houden, ‘politiek incorrecten’ te identificeren en de lokale bevolking ‘op te voeden’ en ‘te genezen van de ziekte van extremisme’, zoals de Amerikaanse antropoloog Darren Byler beschrijft op het onderzoeksblog China File. We weten niet of we daarmee het ergste stadium al bereikt hebben en wat er al dan niet in beweging is gezet in de afgelopen maanden. De ‘volksopvoeders’ zijn ondergebracht in ‘gastgezinnen’ en leegstaande huizen. Ze houden hun ‘gastfamilies’ en lokale Oeigoerse gemeenschappen in de gaten en selecteren de Oeigoeren die naar de kampen moeten worden afgevoerd. Byler zag dat bange Oeigoerse kinderen de naar Xinjiang gestuurde partijleden begroetten met ‘ik hou van Xi Jinping’. Ten tweede, de Chinese staat heeft Xinjiang de laatste jaren steeds hermetischer van de buitenwereld afgesloten om haar grootschalige mensenrechtenschendingen aan het oog van de wereld te onttrekken.’

Hoe nijpend is de situatie in Xinjiang werkelijk?
‘In Xinjiang staan overal militaire checkpoints en er hangen overal camera’s met gezichtsherkenning. The New York Times spreekt van een ‘dystopische surveillancestaat’. Ik geef twee voorbeelden die dat illustreren, verteld aan mij door twee mensen die ik ken. Een Chinese student van mij in Peking, die zelf Han is en uit Xinjiang komt, vertelde mij begin dit jaar dat hij in Xinjiang had gezien dat er voor ieder restaurant een soldaat stond, om iedere Oeigoer bij binnenkomst te fouilleren. En in Peking fluisterde een docente van gemengde afkomst mij toe dat haar Oeigoerse familieleden in Xinjiang regelmatig positieve berichten over Xi en de Communistische Partij naar elkaar sturen uit angst anders door veiligheidsdiensten als ‘potentieel vijandig’ te worden aangemerkt.’

Foto: ABC

Peking geeft terrorisme als belangrijkste reden voor de draconische maatregelen. Wat is jouw visie daarop?
‘Er was of is echt islamistisch terrorisme in Xinjiang en er waren of zijn échte banden met jihadistische netwerken in Centraal-Azië en IS. In Syrië vochten groepjes Oeigoeren mee met IS. En hoe treurig ook: ik denk dat het Chinese schrikbewind mogelijk zeer effectief is in het bestrijden van terrorisme. Máár het is wel volledig disproportioneel. En er is meer aan de hand. Als het hier namelijk écht alleen om terrorismebestrijding zou gaan, dan zou je verwachten dat maximaal enkele duizenden of tienduizenden Oeigoeren in kampen zouden eindigen. Dat er nu zeker één miljoen Oeigoeren in kampen zitten, duidt er op dat een hele bevolkingsgroep als cultureel vijandig wordt gezien. Peking gooit terrorisme, separatisme, religieus traditionalisme en verlangen naar lokaal zelfbestuur op één grote hoop. Het zouden allemaal gevaarlijke, vijandige verstoringen zijn van de beschaafde harmonie. Op die manier is de ‘vijanden’-categorie zeer oprekbaar en passen er zo een heel groot aantal mensen in.’

Hoe groot zijn de culturele verschillen tussen de Han-Chinezen en de Oeigoeren?
‘De Han-Chinezen en de Oeigoeren beschouwen elkaar niet als behorend tot hetzelfde volk en ze zijn het ook niet. De Oeigoeren hebben een andere afkomst en cultuur. Je pikt de paar Oeigoerse migranten in Peking er op straat zo uit.’

Media hebben nauwelijks toegang tot Xinjiang. Hoe belangrijk is het dat media berichten over de situatie in de regio?
‘Het is letterlijk van levensbelang. De Amerikaanse politicoloog Benjamin Valentino bewijst in zijn boek Final solutions: mass killing and genocide in the twentieth century (2004, red.) dat de verwachte internationale media-aandacht vaak een belangrijke factor is in de besluitvorming van politieke elites om wel of niet over te gaan tot genocide. De historische vergelijking van genocides en etnische conflicten waarin genocide net werd afgewend, suggereert dat als politieke elites weinig media-aandacht verwachten, ze vaak ‘doorpakken’, terwijl ze daarvoor normaliter terugschrikken als ze veel media-aandacht verwachten. Kortom, we moeten in de westerse media ontzettend veel herrie maken over Xinjiang, om de kans te verkleinen dat de mensenrechtenschendingen nog verder escaleren.’

Ben jij er voorstander van dat de Oeigoeren zich afscheiden van China?
‘Nee, dat zou niet werkzaam zijn, omdat er al te veel Han-Chinezen in Xinjiang wonen. Eerst woonden in Xinjiang nauwelijks Han-Chinezen, maar het gebied was een kolonie van de Qing (1644-1912, red.), de laatste keizerlijke dynastie van China. Het communistische China van Mao Zedong erfde dit deel van het Qing-territorium en het heeft er sinds het midden van de twintigste eeuw miljoenen Han-Chinezen gericht naartoe verhuisd (sinificatie, red.). Gedane zaken nemen geen keer. De verschillende volkeren in Xinjiang moeten met elkaar zien samen te leven. We moeten maar hopen dat de Communistische Partij ooit meer respect op zal weten te brengen voor lokaal zelfbestuur en de waardigheid van culturele minderheden.’

Foto: Uyghur American Association

Is er genoeg internationale druk op China als het gaat om de situatie in Xinjiang?
‘Ik moet voorzichtig zijn in mijn oordeel, omdat ik weinig tot geen zicht heb op wat er in diplomatieke kanalen besproken wordt. Ik hoop vooral dat islamitische landen die onderling over van alles ruziën, hun conflicten in deze kwestie even opzij leggen om zich gezamenlijk hard te maken voor hun Oeigoerse broeders en zusters, die vanwege hun geloof worden onderdrukt.’

Wat voor strategie is er nodig om een eind te maken aan het schrikbewind in Xinjiang? Is China gevoelig voor harde maatregelen? De Amerikaanse topdiplomaat en historicus George Kennan constateerde tijdens de Koude Oorlog in zijn fameuze Long telegram (1946) het volgende over de Sovjet-Unie: ‘Soviet power, unlike that of Hitlerite Germany, is neither schematic nor adventunstic. It does not work by fixed plans. It does not take unnecessary risks. Impervious to logic of reason, and it is highly sensitive to logic of force. For this reason it can easily withdraw and usually does when strong resistance is encountered at any point. Thus, if the adversary has sufficient force and makes clear his readiness to use it, he rarely has to do so.’ Zou een soortgelijke strategie effectief zijn tegen China?
‘Nee, eigenlijk zijn zowel reason als force niet de oplossing. Bij reason denk ik vooral aan een appèl aan universele mensenrechten, maar zulke universalistische principes resoneren niet met China’s morele en politieke tradities. En bij force denk ik aan een ruig en openlijk conflictueus machtsvertoon, wat weer niet past bij de Chinese omgangsvormen. In de Chinese cultuur is het namelijk cruciaal om in ‘harmonieuze’ persoonlijke relaties te investeren en gezichtsverlies voor de ander te vermijden. De kunst is om binnen zulke relaties op de juiste momenten troefkaarten uit te spelen.

De Europese Unie, alsmede enkele islamitische landen en met name Turkije en Pakistan, hebben op dit moment een machtige troef in handen: One Belt, One Road, OBOR. OBOR, het gigantische Chinese investeringsproject in Centraal- en Zuid-Azië en Centraal- en Oost-Europa, is het paradepaardje van Xi. Dit project vereist goede relaties met lidstaten van de Europese Unie en landen zoals Pakistan en Turkije. Als deze landen China duidelijk maken dat een betere behandeling van de moslims in Xinjiang belangrijk is voor goede relaties, dan zou dat een krachtig signaal kunnen afgeven. Vervolgens kunnen we geen genoegen nemen met alleen wat vage beloftes; we moeten immers ook kunnen controleren wat er waargemaakt wordt van die beloftes. Misschien zouden waarnemers een goed controlemiddel zijn. Wat betreft de precieze strategie, moeten we vertrouwen op de expertise van ons diplomatiek korps. Want terwijl onze media luid moeten zijn, moeten onze diplomaten discreet en slim opereren.’

Leestips: China’s hidden camps (BBC), China’s frontier of fear (ABC), 48 ways to get sent to a Chinese concentration camp (Foreign Policy), Witnesses fear Chinese regime murdering Uyghurs for their organs (The Epoch Times), Uyghur children kidnapped by the state, put in Xinjiang’s state-run ‘orphanages’ (The Epoch Times), Documenting the disappeared: relatives, friends build database of missing Uyghurs (The Globe and Mail), China’s campaign of repression against Xinjiang’s Muslims (Human Rights Watch). Volgtip: Radio Free Asia.

‘Ik heb de leukste baan ter wereld’

0
‘Mezelf verliezen in de muziek en mensen inspireren, daar doe ik het voor.’

Alles wat met muziek, acteren of dansen te maken heeft trekt Aswintha Vermeulen (33) uit Den Bosch aan. Ze was negen jaar toen ze begon met zingen bij het kerkkoor Schola Cantorum. Na verschillende theaterproducties, zangoptredens en cruises speelt Aswintha nu de rol van Nala in Festival of the lion king in Disneyland Hong Kong. Uw reporter sprak de musicalster over haar carrière en toekomstdromen.

Hoe gaat het in Hong Kong?
‘Het gaat heel goed, maar het is wel erg intens. Ik ben van ‘s ochtends tot middernacht bezig, al komt dat ook doordat ik tijdens mijn repetities voor The lion king door Disney ben gecast voor een nieuwe show tijdens Kerst. Dat betekent dat ik dubbel werk heb, maar wat ontzettend gaaf!’

Wat doe je daar precies?
‘Ik zing, dans en speel de rol van Nala, zij is de geliefde van de leeuwenkoning Simba. Nala is vrolijk, speels en erg fel als het gaat om het beschermen van Simba en iedereen van wie ze houdt.’

Hoe zien jouw dagen eruit?
‘Ik sta elke ochtend rond zeven uur op en maak me klaar voor de dag. Dat betekent dat ik ademhalingsoefeningen doe, mijn stem opwarm, mediteer, lichte stretchoefeningen doe en mijn buikspieren train. Daarna neem ik de shuttlebus naar Disneyland, waarbij ik mooi alles nog één keer kan doornemen. Als ik in het theater ben, doen we een korte warming-up en repeteren we de rest van de dag. We oefenen van alles. Zang, dans, spel, maar ook hoe we moeten omgaan met de rijdende wagens, de decorstukken en het draaiende podium. Wanneer we shows hebben, spelen we meerdere voorstellingen op een dag. Ik ben niet de enige Nala, in totaal zijn we met z’n drieën. We wisselen elkaar af en er staat altijd iemand stand-by voor het geval er iets misgaat. Nu ik ook gecast ben voor die andere show zijn mijn dagen extra lang geworden. Ik repeteer ook al voor die nieuwe show. Daardoor maak ik nu wel dagen van ‘s ochtends tot middernacht. Dat is soms best wel veel, maar ik heb de leukste baan ter wereld. Ik geniet er enorm van.’

Hoe is het om hieraan mee te doen?
‘Het is een heel bijzondere, waardevolle en superleuke ervaring. Festival of the lion king is een verkorte versie van de Broadway-voorstelling, daardoor is het wel pittig. Je hebt nauwelijks rust tussen de nummers en als Nala sta je bijna constant op het podium. Maar de muziek is fantastisch en de mensen met wie ik mag werken hebben zoveel ervaring en komen vanuit de hele wereld. In een korte tijd heb ik al zoveel geleerd. De show is echt ontzettend gaaf. Het podium dat alle kanten op kan draaien, de special effects en het feit dat we elke show voor bijna tweeduizend mensen mogen spelen. Wauw!’

Hoe is jouw liefde voor muziek, dansen en acteren ontstaan?
‘Dat heeft meerdere oorzaken denk ik. Eén daarvan is dat het in de familie zit. Mijn moeder was danseres en mijn broer heeft dat van haar overgenomen. Hij is danser, choreograaf en master of ceremonies. Vroeger stond bij ons thuis altijd muziek aan en mijn moeder liet mij op vroege leeftijd al kennismaken met verschillende voorstellingen. Hoewel er in mijn familie veel dansers zitten, werd ik zelf meer aangetrokken door de muziek. Ik weet nog goed dat mijn broertje de balletdanspassen van mijn moeder probeerde na te doen en ik op een krukje de muziek aan het dirigeren was.’

Hoe ging het toen verder?
‘Op negenjarige leeftijd begon ik met zingen bij de Schola Cantorum in Den Bosch en zong ik voor het Brabants Orkest. Tijdens mijn schoolperiode raakte ik betrokken bij Stichting Theaterplan. Toen ik vijftien jaar was mocht ik zingen in de musical Hair. Na mijn opleiding ben ik naar het conservatorium gegaan om de opleiding muziektheater te volgen. Ik kwam erachter dat het niet helemaal mijn ding was en besloot om eerst werkervaring op te doen. Bij Euro Park in Duitsland zochten ze iemand voor een aantal producties. Dat heb ik toen gedaan. Na een aantal jaar gewerkt te hebben besloot ik toch om weer te gaan studeren. Ik ben toen naar het conservatorium in Utrecht gegaan, waar ik de richting klassieke muziek koos. In 2011 studeerde ik cum laude af en daarna ben ik meegegaan met AIDA Cruises waar ik in zeventien shows zong. Door al mijn werk heb ik een netwerk opgebouwd en zo werd ik elke keer weer voor nieuwe dingen gevraagd. Ondertussen deed ik regelmatig audities en kreeg ik weer nieuwe mogelijkheden. Op een gegeven moment gaat het balletje dan rollen.’

Wist je altijd al dat je die kant op wilde gaan?
‘Ja, op mijn negende besloot ik al dat ik voor de rest van mijn leven professioneel wilde zingen. Ik wist nog niet in welke stijl, maar dat ik wilde zingen was een feit. Daar heb ik nooit aan getwijfeld.’

Toch was het niet makkelijk, aangezien je vroeger ook gepest werd om je huidskleur en je voorkeur voor klassieke muziek.
‘Dat klopt. Ik ben alleen opgevoed door mijn Nederlandse moeder. Mijn vader komt uit Aruba, maar ik ken hem niet goed. Hij is nooit in the picture geweest. Ondanks mijn afrohaar en kleurtje heb ik me altijd Nederlands gevoeld. Al heb ik weleens te maken gehad met discriminatie, vooral op de basisschool en in de wijk waar wij woonden. Daardoor was ik een tijd lang erg verlegen en wist ik niet goed hoe ik mezelf moest uitdrukken, omdat ik bang was voor de reacties. Daardoor trok ik mezelf terug. Toen ik begon met zingen in de Schola Cantorum ontdekte ik dat ik positieve aandacht kreeg met mijn stem. Toen veranderde alles. Zingen gaf mij positieve aandacht, maar nog belangrijker was dat ik er mensen mee wist te raken en te inspireren. Toch word ik elke keer weer verlegen wanneer ik buiten mijn comfort zone treed. Een wijze les voor mij was dat die verlegenheid en angst voor het onbekende helemaal oké zijn, dat je dat het beste kunt omarmen en je er vooral niet door moet laten tegenhouden. De repetities voor The lion king vond ik hartstikke eng. Bij elke doorloop ervoer ik angst en spookte de vraag door mijn hoofd of ik wel net zo getalenteerd was als de mensen rond mij heen. Maar ik laat me daar niet door tegenhouden. Deze mensen kunnen mij juist heel veel leren. Voordat ik het podium oploop, haal ik een paar keer diep adem, concentreer ik me op mijn liefde voor muziek, denk aan de mensen van wie ik hou en ga ik er voor tweehonderd procent voor. Soms gaat dat meteen goed, soms niet. Maar het is altijd beter dan het helemaal niet proberen. Ik krijg een enorme kans bij Disney, één waarvoor ik hard heb gewerkt en die ik verdien. Er niet voor gaan is geen optie!’

Hoe bereid je je voor op een show?
‘Ik neem zoveel mogelijk de teksten en de muziek door, het liefst met een vocal coach. Daarnaast zorg ik dat ik sport en fit ben. Sinds een paar jaar mediteer ik ook. Ik dat dat helpt om mijn focus en mijn vertrouwen te ondersteunen. Daarnaast probeer ik mijn rol in de aankomende shows en een succesvol repetitieproces te visualiseren. Ik heb geen gekke dingen die ik doe voordat ik het podium op ga. Voor een rol ga ik altijd erg op mijn gevoel af. Ik geloof dat als een rol niet goed voelt, die dan ook niet juist voor je is. Zelfs niet als de hele wereld om je heen denkt dat het een droomrol is die je moet grijpen. Als je een slecht gevoel in je maag hebt, dat het je niet lekker zit, dan heeft dat meestal een reden.’

Wat zijn hoogtepunten uit je carrière?
‘Ik ben gek op fantasie en droom ervan om bij Cirque du Soleil te werken. De hoogtepunten in mijn carrière komen allemaal dicht in de buurt van die show. Zo heb ik in de show Mysteria in Duitsland gespeeld. Dat was één groot multimediaal spektakel. Ik was de ‘koningin der oceanen’ en had onder mijn kostuum een wetsuit aan. In de voorstelling mocht ik door drie waterwanden van negen bij negen meter lopen. Het was heel groots opgezet en een one of a kind-show die je niet snel ergens anders tegenkomt. Dat was echt heel tof om te doen. Het was niet de enige spectaculaire show waar ik voor mocht werken. Ook Globe, The world technology days en Imperio waren heel gaaf om te doen. Ik heb veel verschillende dingen mogen doen: onder een hijskraan doorvliegen, op een heel grote machine afsluiten met vuurwerk, vechtscènes doen… Je kunt het zo gek niet bedenken.’

Je gaf het net al aan, het is een droom om voor Cirque du Soleil te spelen. Waarom?
‘De eerste keer dat ik de shows zag was op televisie. Mijn moeder zette het altijd op met Kerst, want dan werd het uitgezonden. Ik weet nog dat ik het zag en erdoor betoverd werd. Dat is nooit meer weggegaan. Toen ik de shows live zag, werd de liefde alleen maar groter. Ik kan het niet goed in woorden uitleggen. Wanneer ik de shows zie of beleef, heb ik het idee dat ik thuis ben. Cirque du Soleil is het complete plaatje. Ik ben gek op de fantasieën, de originele muziekstijl – alle stijlen die je maar kunt bedenken, integreren ze in de shows – en alle verschillende kunstvormen die bij elkaar komen. Ik ben er verliefd op, ik kan het niet anders zeggen.’

Heb je nog andere dromen?
‘Ik wil heel graag een reis naar Nieuw-Zeeland maken. Ik ben fan van The lord of the rings. Ik heb alle boeken gelezen en alle films gezien. Dat is een belangrijke reden waarom ik graag die reis wil maken. Als ik erheen ga, dan wil ik alle eilanden afreizen waar ze voor de films opnames hebben gemaakt. Daarnaast is het echt een prachtig land, de natuur spreekt me enorm aan. Een vriendin en een oud-zangdocente van mij zijn naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd. Als ik erheen ga, kan ik ze meteen een bezoekje brengen.’

Stel, er gebeurt iets waardoor je nooit meer kunt zingen of optreden. Wat wil je dan graag doen?
‘Dat gaat niet gebeuren. Ik zal altijd een manier vinden om op te treden of in de entertainment business te werken. Er is namelijk niets mooiers dan dat. Mezelf verliezen in de muziek en mensen inspireren, daar doe ik het voor.’