15.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 815

dK-Panel: Jongens maken, meisjes maken

0
Ook meedoen in het online panel van de Kanttekening? Meld je aan via: [email protected].

De documentaire Man Made, waarin Sunny Bergman op onderzoek gaat naar de manier waarop jongens worden opgevoed tot macho mannen die hun emoties niet mogen toen, deed de afgelopen weken veel stof opwaaien. Over gender (on)gelijkheid en over de manier waarop wij onze jongens en meisjes opvoeden. Wat vindt het Kanttekening panel er eigenlijk van?

Avital Elbaz

Avital Elbaz (46), natuurgeneeskundige en systemisch opsteller

‘Ik vind dat Sunny altijd goede dingen maakt. Ze heeft het toch vaak over zaken waar we liever niet over praten, dingen die we niet graag willen zien. Knap is dat. Ook dat ze er mee doorgaat ondanks alle drek de je dan over je heen krijgt. Ook met deze documentaire weer. Ik denk dat het echt hoognodig is dat we als maatschappij – en ook zeker de mannen – eens beter gaan kijken naar het traditionele gedrag van mannen en de positie van vrouwen. Het is bijvoorbeeld van de gekke dat vrouwen nog steeds minder verdienen dan mannen voor hetzelfde werk. En ja, ik denk dat het toch echt nodig is dat er ook meer mannen opstaan die hun broeders aanspreken op ongewenst gedrag naar vrouwen. Niet alleen in de media, maar ook gewoon op kantoor, of op een feestje. Dat gebeurt te weinig. Er wordt een grapje van gemaakt, of je ligt meteen buiten de groep omdat je een softie bent. Zelf ben ik ook opgevoed met het idee: ‘mannen huilen niet’. Maar bij mannen kunnen emoties echt heel rauw zijn. Daar kwam ik pas echt goed achter toen ik aan het werk ging als therapeute. Ik denk dat we daar ook als ouders echt wat mee moeten.

Die school in IJsland uit de documentaire waar meisjes leren om meer doortastend te zijn en grenzen aan te geven, en waar de jongetjes worden gestimuleerd om zorgzamer te zijn en meer empathie te voelen, ik kan niet wachten tot er een school in Nederland staat die dat ook doet. Ik kom zelf uit de tijd dat jongens en mannen geen roze overhemden droegen – want dan was je gay. Daar zijn we gelukkig overheen. Maar ik hoop dat we straks jongens krijgen die als ze dat mooi vinden, zonder problemen nagellak kunnen dragen. Ik denk dat het tijd is voor volwassen mannen om daar zelf een stap in te zetten met hun eigen zonen. Met mijn eigen meiden heb ik vroeger heel bewust niet alleen maar meisjesspeelgoed gegeven, maar ook gereedschapskisten – en ze hebben ook gezien dat ik spijkers in de muur sloeg.’

İbrahim Özgul

Ibrahim Özgül (35), finance & project professional

‘Ik vind het lastig. Als ik in een interview lees dat Sunny zegt dat veel problemen, problemen van mannen zijn, vind ik dat een beetje kort door de bocht. Mannen werken nog altijd meer dan vrouwen, dus natuurlijk veroorzaken mannen ook meer problemen op de werkvloer. Maar ik denk dan ook: de invloed van vrouwen op de opvoeding van onze kinderen – dus ook de jongens – ligt in de praktijk voor tachtig procent  bij de vrouw. Dus dan zijn het ook de moeders die iets kunnen doen aan het voorkomen van die ‘mannenproblemen’ en genderclichés.

Maar Sunny zegt ook dat mannen als kind leren om hun gevoelens te onderdrukken – wat dan later wordt geuit in boosheid. Daar kan ik mij wel wat bij voorstellen. ‘Niet zeiken, niet zeuren’, dat is de boodschap die veel jongens toch impliciet of expliciet meekrijgen in hun opvoeding. Daar raakt ze wel een goed punt. Ik denk dat dit clichébeeld over jongens en meisjes ingebakken zit in veel culturen – misschien ook omdat mannen fysiek sterker zijn. Of dat laatste echt zo is, weet ik niet. Maar het wordt ons wel aangepraat in ieder geval. Mijn ‘stoere’ opvoeding heeft mij zelf overigens geen slecht gedaan. Ik heb niet echt ervaren dat ik veel gevoelens moest onderdrukken. Maar goed, misschien herken ik het gewoon niet, haha. Daar moet een psycholoog mij maar eens op testen. Het is in ieder geval niet zo dat ik vrouwen zwakker, of in andere opzichten minderwaardig vind ofzo.

Ik heb zelf twee jongens. Jongens-meisjesverschillen spelen dus niet echt een rol in onze opvoeding. Maar nee, ik ga ook niet spontaan Barbiepoppen voor ze kopen. Ik voed ze niet actief op als meisje, maar als ze het zouden vragen? Ja, dan moet je ze wel kopen hè. Dan heb je als ouder niet veel te willen. Als ik kleren voor ze koop met bepaalde kleuren, vormen, of tekeningen, dan hoor ik wel eens: ‘Nee, dat is voor meisjes!’. Laatst zei mijn zoontje van vier zelfs tegen me: ‘Meisjes zijn niet leuk, ze praten zo veel.’ Dat soort verschillen hoef je kinderen dus niet eens uit te leggen, haha.

Mijn vrouw en ik zitten wel op één lijn qua opvoeding en gender-zaken. Het is OK als mensen zijn – en doen – zoals ze zijn. Als ze hun manier van doen en zijn maar niet opleggen aan jou. Daarmee omvat je eigenlijk alles, denk ik – van genderkeuzes en cultuur, tot geloofszaken. Waar wij op hameren is dat iedereen anders is. Dat je elkaar moet respecteren. Als andere kinderen snoepjes eten die zij niet mogen omdat ze niet halal zijn, maakt dat die kinderen niet meer of minder. Dat vind ik veel belangrijkere lessen dan over jongens- en meisjesdingen. Als er voor jongens opeens een hype komt met roze T-shirts dan zit de hele klas vol met roze T-shirts, denk ik. Ik heb trouwens sowieso het gevoel dat er onder Turkse mannen veel minder commentaar is op elkaars kleding dan vroeger. Toen waren gescheurde broeken bijvoorbeeld echt alleen voor vrouwen, niet voor jongens. Nu trekt iedereen rafelige broeken aan en strakke shirtjes, ook macho Turkse jongens met stekeltjes, en kettinkjes.’

Lieke Huizinga

Lieke Huizinga (50), moeder van twee, groenvoorzieningsmedewerker

‘Ik ben echt helemaal voor alles en iedereen volledig genderneutraal benaderen. Wanneer je namelijk genderneutraal gaat kijken naar mensen, dan ga je naar de kwaliteiten kijken van individuen zelf in plaats van naar de vooroordelen over groepen. Mijn eigen zoon was 2,5 jaar oud toen ik vroeg wat hij aan wilde. Hij zei: ‘Een jurkje!’. Dus toen heb ik een prachtig donkerblauw jurkje voor hem uitgezocht. Dat stond hem echt beeldig! Hij heeft het drie keer aangehad. Toen vond hij het wel weer goed. Ik heb mijn zoon en dochter nooit iets in de weg gelegd qua genderrollen. Chris is uiteindelijk best een jongen-jongen geworden, maar ook mijn dochter Jody hangt op school altijd boven in de boom te ravotten.

Ik ben trouwens ook honderd procent voor anoniem solliciteren. Mensen die anderen moeten beoordelen nemen zichzelf toch altijd als referentie, in plaats van objectieve kwaliteit. Vandaar dat er ook zo weinig vrouwen aan de top zijn. Mannen kiezen mannen, dat is aangetoond. Er is ooit een groot medisch congres geweest, ik geloof in Oostenrijk, waar de beoogde sprekers anoniem gekozen werden, puur op basis van de verhalen die ze zouden komen vertellen. Toen de blinde selectie op de inhoud gemaakt was, bleek opeens dat zeventig procent van de sprekers vrouw was – iets wat je nooit ziet, op wat voor congres dan ook.

Er is wel iets verbeterd op het punt van genderneutraalheid de laatste jaren. Toen ik zelf jong was en langsging bij het uitzendbureau, kreeg ik een lijst voor mijn neus met daarop allerlei baantjes en een salaristabel. In die tabel stond toen nog – ik meen het serieus – een mannenloon en een vrouwenloon. Voor precies dezelfde job. We hebben het dan over eind jaren ’80, hè. Dat komt nu niet meer voor. Gelukkig. Maar ook nu zie je grote salarisverschillen aan de top. Zelf ben ik niet heel vrouwelijk opgevoed. Ik had drie broers. Ik kreeg de kans niet eens om een meisje te zijn, haha. Nou ja, mijn moeder probeerde het wel. Die kocht dertig poppen voor me, maar ik jatte de Mecano van mijn broers. Ik kan ook veel beter omgaan met mannen. Eén vrouw om me heen gaat nog wel, twee wordt al lastig. Drie is echt te veel. Maar goed, ik heb ook meisjesdingen hoor. Ik heb lang haar en ben daar heel erg blij mee – en ik ben er ook zuinig op. Ik draag ook jurkjes en make-up. Maar wat ik ook doe, ik laat me niets gelegen liggen aan welke man-vrouw norm dan ook. Ik heb ook een heel mannelijk beroep.

Ik vind het altijd zo raar als ik Thierry Baudet hoor zeggen dat vrouwen niet hard willen werken. Sta ik daar met mijn schoffel in mijn hand terwijl hij op z’n piano ligt met z’n beentjes in de lucht. Maar goed, de wereld om ons heen zit nog vol met dat soort vooroordelen over mannen en vrouwen. Kinderen gaan bij een scheiding ook meestal langer naar de moeder dan naar de vader. Bizar. Ik denk dat we een veel gelijkere zorgverdeling krijgen wanneer we die vooroordelen loslaten. Dat zie je ook gewoon in de dierenwereld. Daar is opvoeden ook een samenspel van mannetjes en vrouwtjes. Moeders jagen, papa’s leren de jongen allerlei dingen om te overleven. Dat de zorgkant van vrouwen natuurlijk bepaald zou zijn, is echt bullshit. Dat hebben mensenmannetjes ooit bedacht.’

Jimmy Janssen van Raay

Jimmy Janssen van Raay (47), financieel-administratief medewerker

‘Nou ja, de hele discussie over mannelijkheid en vrouwelijkheid is niet iets van vandaag natuurlijk. In de jaren zeventig had je ook al de feministische opvoeding. En ik las een paar jaar geleden het boek Fracture: Life and Culture in the West 1918-1938. In de proloog wordt uitgelegd dat mannen in 1910 ook al ernstig op zoek waren naar hun mannelijkheid. Het boerenbedrijf veranderde door de technische innovatie. Mannen moesten opeens naar een kantoor, of naar een fabriek in plaats van met hun handen het land omploegen. Veel jongens toen zagen de Eerste Wereldoorlog als een manier om hun gefnuikte mannelijkheid te bewijzen. Helaas zijn de meesten daar nou niet echt gelukkiger van geworden.

Wat ik wel moeizaam vind aan de huidige discussie is dat hij soms nogal militant gevoerd wordt. De flanken krijgen helaas de meeste aandacht in deze mediacratie. Dat zie je bij iedere discussie. En die uitersten gaan dan het debat bepalen. Als je hoort hoe generalistisch er vaak wordt gesproken over mannen en vrouwen dan is het denk ik voor veel mensen lastig om dan vervolgens voor jezelf uit te zoeken hoe het voor jou zit, zonder meteen in het ene kamp of het andere kamp getrokken te worden. Terwijl ik denk dat de invulling van je eigen gender toch bij uitstek iets is dat je in alle rust zou moeten kunnen onderzoeken. Het is sowieso een zeer interessant gegeven: wat maakt je nu tot man – en wat tot vrouw? Moet je dat samen onderzoeken, of zit je elkaar daar juist bij in de weg door alle vooroordelen die er nu bestaan? Onderzoek wijst uit dat gescheiden jongens- en meisjesscholen, zowel voor jongens als voor meisjes tot de beste resultaten leidt. Maar goed, met elkaar omgaan moet je ook leren. Gescheiden opvoeden lijkt me ook geen goede basis voor een gezonde seksegelijkheid.

Zelf heb ik er best lang over gedaan om mijn mannelijkheid vorm te geven. Ik had twee oudere zussen en een vader die wat afwezig was. Ik kreeg niet echt een jongensopvoeding en dat was soms een zegen en soms echt wel een gemis. Het is voor mij best een lange weg geweest om in mijn eigen mannelijkheid te zitten, dat je jezelf lekker voelt in je eigen lichaam. Het was goed dat ik conflicten op een andere manier op leerde lossen dan door er meteen op los te slaan, een cliché dat je vaak ziet bij jongens met broers. Maar mijn contact met andere mannen was soms lastig omdat ik niet echt een duidelijk rolmodel had gekregen als jongen. Dat besef ik nu pas meer, wanneer ik achterom kijk. Jongens die met hun vader naar het stadion gingen, zoiets heb ik echt pas op mijn vijfentwintigste meegemaakt.’

Chris Polanen

Chris Polanen (56), schrijver, dierenarts

‘Voor mij persoonlijk was het heel herkenbaar die documentaire van Sunny. Ik ben zelf namelijk opgegroeid in een enorme machomaatschappij. En ja, ik had daar veel moeite mee. De hele periode van mijn tiende tot achttiende jaar was voor mij een kwestie van overleven in de extreme macho-maatschappij die Suriname is. Mijn schooltijd was begonnen op het Nederlandse Barlaeus, maar als jochie van vijftien kwam ik opeens terecht tussen de jongens van achttien op het vwo toen mijn moeder terug naar Suriname ging. Ik was sowieso een vroege leerling en mocht een klas overslaan.

Maar ik was van nature geen macho. Ik was opgevoed door alleen maar vrouwen: mijn moeder, mijn tantes, mijn oma. Er was geen man te bekennen! Wat ik mij realiseerde toen ik naar de documentaire keek was dat het clichébeeld van de man precies het beeld was waarmee ik in Suriname was opgegroeid: de man is hard, toont geen emotie. Ik heb mijzelf er als jongen al heel vroeg bij neergelegd dat ik daarom ook geen echte man was.

Pas toen ik weer in Nederland kwam zag ik dat er ook andere mannen waren. Pas daar heb ik mijn eigen mannelijkheid een beetje ontdekt. Herkenbaar dus in alle opzichten. En het rare is, later in mijn leven realiseerde ik mij dat ik mijzelf in Suriname onbewust toch meer mannelijke trekjes had aangeleerd dan ik dacht. Tijdens mijn scheiding besefte ik opeens heel goed dat ik al die tijd nooit mijn zwakte en kwetsbaarheid had getoond. Mijn eigen zoon en dochter heb ik niet heel erg bewust opgevoed met deze vragen. Als ik me daar destijds meer bewust van was geweest, dan had ik het er wel meer over gehad. Mijn zoon meer zijn kwetsbaardere kant leren laten zien. Hij is in zekere zin toch best een mannelijke man geworden. Mijn dochter is een stoere vrouw. Dus daar had ik het eigenlijk niet anders kunnen doen, denk ik. Al zie ik bij mijn allerjongste meisje zoveel personality dat ik me ook wel eens afvraag hoeveel je nu kunt bijsturen als ouder, haha,

In de documentaire komt ook een zwarte Amerikaanse acteur aan het woord die lezingen geeft over hoe slecht het is als mannen hun gevoel niet tonen. Ik ben het daar helemaal mee eens. Er is de laatste jaren een ware explosie van huiselijk geweld in Suriname. Telkens weer worden vrouwen door hun man of vriend vermoord. Heel ernstig. Huiselijk geweld was er altijd al. Maar er zijn nu veel meer vuurwapens in omloop. Het effect van dat hardnekkige machogedrag en het wegstoppen van gevoel bij mannen, is echt verschrikkelijk. Ik ben dus helemaal voor gendergelijke opvoeding. Ruimte geven aan de zachte kant van de man. Een klein IJslands jongetje uit de documentaire die op school een gendercompensatiecursus heeft gehad, vertelt dat een echte man een man is die zijn gevoelens laat zien. Volgens mij is er geen andere weg.’

Bosnië-Herzegovina, een ingewikkelde situatie

1
Vijfentwintig jaar na de bloedige burgeroorlog dromen Bosniërs over een betere toekomst, het liefst in EU-verband.

De lente is begonnen in de Bosnische hoofdstad Sarajevo. Overal in de stad lopen gezinnen op straat, drinken mensen koffie in de vele barretjes en de sfeer is gemoedelijk. Het is bijna niet voor te stellen dat hier bijna vijfentwintig jaar geleden nog een hevige oorlog plaatsvond. Sarajevo was ooit het symbool van de multiculturele samenleving, waar orthodoxe christenen, katholieken, moslims en joden in vrede met elkaar samenleefden. Maar door de oorlog is er veel veranderd. Sarajevo is de geschiedenisboeken ingegaan als de stad die het langst belegerd is in de moderne oorlogsgeschiedenis.

De nationalistische oorlogen die in voormalig Joegoslavië uitbraken lieten de westelijke Balkan verdeeld achter. Ofschoon geschiedenis een belangrijke rol speelt in de regio is er ook een groot deel van de inwoners in Bosnië dat zich richt op de toekomst. Het opdelen van het land langs religieuze en nationalistische lijnen heeft gezorgd voor bijna onbestuurbare politieke systemen. Sinds 2008 wordt het land gezien als een potentiële EU-kandidaat. De Europese commissie blijft benadrukken dat het land met veel sociaaleconomische problemen kampt, zoals het opzetten van goed functionerende staatsinstituties, het hervormen van de economie en justitie en de strijd tegen corruptie. Deze zaken moeten eerst worden opgelost voordat echt serieus gekeken kan worden naar een volwaardig EU-lidmaatschap. De Balkanstaten maken de meeste kans om lidstaten van de EU, maar hoe reëel is die kans volgens de inwoners van Bosnië?

Haris (24), een student economie uit Sarajevo, is niet zo zeker van een snelle toetreding. ‘De EU is op het moment onstabiel, kijk naar de brexit en Griekenland. Ik denk daarom dat de EU een arme staat als Bosnië in de nabije toekomst niet zal toelaten. Bovendien heeft iedereen hier een nationalistische en religieuze politieke voorkeur. Daarnaast zijn er veel Serviërs die bij Servië willen horen. Daardoor zie ik een toelating tot de EU niet snel gebeuren. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de corruptie, de hoge werkloosheid en ga zo maar door.’ Haris zou wel graag willen dat Bosnië EU-lid wordt. ‘Dan zou ik in het buitenland kunnen werken.’

Bahira Bosniak (25) uit Mostar studeert medicijnen en woont samen met haar vriendin Andrea (31), een Bosnische Kroaat. Ze zijn allebei sceptisch over toetreding tot de EU. Op sarcastische toon zegt Bahira: ‘Het gaat nog duizend jaar duren voordat wij uiteindelijk EU-lid zijn. Welk land heeft nou drie presidenten? Ze kunnen het nergens met elkaar over eens worden, een besluit duurt eeuwen. Daardoor hebben we ook meerdere grootschalige protestdemonstraties gehad. Er was bijvoorbeeld een crisis rondom nieuwgeboren baby’s die geen identiteitspapieren kregen omdat de politiek op slot zat, ze konden om die reden niet worden opgenomen in een ziekenhuis.’

Andrea heeft in tegenstelling tot Bosniakken en Bosnische Serven wel een EU-paspoort. ‘Ik ben tijdens de oorlog gevlucht naar Italië. Daar groeide ik op in een klein dorpje, net boven Milaan. Met klein bedoel ik echt klein, er stonden maar vijf huizen.’ Ze wilde, toen ze begin twintig was, het liefst settelen in Londen. Maar het werd haar onmogelijk gemaakt. ‘Ik moest zoveel papierwerk regelen, dat ik het heb opgegeven.’ Uiteindelijk is ze zes jaar geleden terug gegaan naar Mostar, de plek waar haar familie vandaan komt. ‘Eerst was het moeilijk om hier te wennen en een leven op te bouwen.’ Nog steeds worstelt Andrea. Ze werkt bij een bedrijf dat gokken op sportwedstrijden verkoopt. In haar vrije tijd runt ze een opvang voor straathonden. Haar huisgenoot Bahira wilt het liefst dierenarts worden, maar dat lijkt een onmogelijke opgave: ‘Je verdient heel weinig en er zijn ook heel weinig mogelijkheden hier, er is niet zoveel apparatuur beschikbaar.’ Bahira zou het liefst in West-Europa werken. Zonder visum is dat onmogelijk. De politiek is volgens Andrea en Bahira een zooitje. ‘Ze kunnen niets voor elkaar krijgen. Alles wordt maar half gedaan in dit land. De ene dag is er geld voor een nieuwe snelweg tussen Sarajevo en Belgrado, maar na tweehonderd kilometer stoppen ze gewoon met bouwen. Zo gaat het met alles hier’, aldus Bahira.

Foto: SARA-MAY LEEFLANG

Ivana Dzadic (31) is werkzaam als juridisch adviseur in het regionale kantoor van de ombudsman in de hoofdstad van de landstreek Herzegovina Mostar. Volgens haar is de politiek een probleem, maar ze wil graag benadrukken dat burgers onderling niet veel problemen met elkaar hebben. Al geeft ze wel toe dat bijvoorbeeld Bosnische Kroaten en Bosnische moslims in Mostar sinds de oorlog voornamelijk een gescheiden leven leiden. ‘In Sarajevo leven de verschillende etniciteiten meer met elkaar, maar hier is het minder, dat komt toch door de oorlog.’ In Mostar hebben hevige gevechten tussen de twee groepen plaatsgevonden. Toch groeit het toerisme in het idyllisch ogende historische stadje enorm de laatste jaren. Met als meest populaire attractie de indrukwekkende brug, die uit de Ottomaanse periode stamt en op de werelderfgoedlijst van UNESCO staat.

Volgens Ivana werkt het regionale kantoor veel samen met de VN en in mindere mate met de EU. ‘We vullen enquêtes van de EU in, omdat Bosnië in het proces zit om lid te worden.’ Er zijn volgens Ivana nog veel problemen, die ze eerst moeten tackelen. ‘Het Europese gerechtshof geeft ons aanbevelingen, bijvoorbeeld dat in het parlement elke groep vertegenwoordigd moet worden. Dat is echter niet het geval, zo worden de Roma’s nog steeds niet vertegenwoordigd. Armoede is eveneens een groot probleem hier, vanwege de werkloosheid. Er zijn geen economische mogelijkheden.’ Volgens Ivana zijn er goede wetten, maar is de handhaving ervan een probleem, omdat er in korte tijd zoveel verschillende wetten bij zijn gekomen. Zij krijgt vooral veel klachten binnen over discriminatie. Dat is volgens Ivana niet per se discriminatie tussen Bosniakken en Bosnische Kroaten en Serven, het gebeurt ook vaak binnen dezelfde groep.

Volgens Geert Luteijn (30), een historicus uit Delft die zich gespecialiseerd heeft in de geschiedenis van de Balkan, liggen de problemen in Bosnië voornamelijk bij de interne verdeeldheid van de drie nationaliteiten. ‘De aspiratie van het Servische gedeelte (Republika Srpska, RS) om zich af te scheiden is een probleem. De RS heeft de ambitie om zich bij Servië aan te sluiten, maar Servië zelf wil dat niet. Maar ik denk dat je politiek leider Milorad Dodik van de RS wel serieus moet nemen in die aspiraties. Zolang dat het geval is is het vrijwel onmogelijk om vooruitgang te boeken, hoewel die er soms wel is als er iets concreets wordt aangeboden door de EU. Maar ik las laatst dat het studentenuitwisselingsprogramma Erasmus wordt geblokkeerd door Servische politici, terwijl Serviërs hier zelf ook baat bij zouden kunnen hebben. De politiek is dus heel destructief. Er wordt een nationalistische politiek gevoerd, waarbij men niet verder kijkt dan de belangen van de eigen groep. Mensen zien wel dat die politici niets klaarspelen, maar er is helaas geen alternatief.’

Foto: SARA-MAY LEEFLANG

Invloed Turkije

Bosnië heeft een nauwe maar moeilijke relatie met de EU als gevolg van het laatste conflict. ‘Eén van de angsten van Europa is de invloed van Turkije op de Balkan, en dan voornamelijk in Bosnië’, stelt Luteijn. Die angst is overdreven. ‘Natuurlijk kijkt Bosnië naar de EU als een belangrijkste partner, dat zal men blijven doen. De snelweg die Bosnië zou gaan aanleggen tussen Sarajevo en Belgrado is gefinancierd met Turks geld. Maar nu het daar slechter gaat kijken de Bosniërs ook naar de EU. Dat geldt trouwens voor de hele regio. Bosnië heeft voornamelijk een ideologische relatie met Turkije, die economisch gezien weinig voeten in de aarde heeft. Rusland is een leverancier van gas, maar alleen gas is niet genoeg om je economie op te bouwen. Economisch gezien heeft Bosnië een groot probleem, want er zijn geen grote steden in het land en bovendien trekken veel mensen weg. Er is geen toekomstperspectief. Van alle republieken van voormalige Joegoslavië was Bosnië misschien nog wel het meest gebaat bij het land van Tito, omdat Bosnië daar onderdeel was van het groter geheel. Nu hebben de Bosniërs veel minder te zeggen over wat er aan investeringen binnenkomt. Door die verdeeldheid wordt er minder in het land geïnvesteerd dan normaal. Er moet daarom een hervorming komen in de politiek. De kantons (bestuurlijke eenheden in Bosnië, red.) en het Verdrag van Dayton (het vredesverdrag dat een einde maakte aan de Bosnische oorlog, red.) moeten op de schop. Daar lijkt iedereen het wel over eens te zijn, maar de vraag is hoe je dat voor elkaar krijgt. De politici hebben er belang bij dat alles bij het oude blijft.’

Volgens Haris is het logisch dat er Turkse invloed is in Bosnië. ‘De Ottomanen hebben hier eeuwen geheerst. Wat verwacht je van ons, dat we Frans zijn? Natuurlijk hebben we bepaalde gebruiken gemeen. We delen een geschiedenis.’ Volgens Haris zijn er ook Turkse culturele instituties zoals het Yunus Emre-instituut. ‘Zij geven Turkse taallessen en vieren Turkse feestdagen, maar echt veel mensen komen daar niet op af.’

‘De koloniale geschiedenis is van ons allemaal’

0
In een tentoonstelling in het Centraal Museum Utrecht staan de zwarte bedienden op Nederlandse schilderijen centraal, die vroeger onzichtbaar waren.

Donkere ‘tot slaaf gemaakten’ uit kolonies als West-Indië en Afrika zijn, als ze al op schilderijen staan, bijfiguren. Kunstenares Joyce Vlaming heeft deze lijfeigenen uit de Nederlandse slavernijperiode in de expositie Act II, 12 Portraits nu een hoofdrol toebedeeld. Het Centraal Museum Utrecht herbergt deze tentoonstelling. De Kanttekening sprak met de kunstenares.

De rollen omgedraaid

Regenten zijn het. Bankiers en opperkoopmannen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). De Nederlandse elite van de zeventiende en achttiende eeuw, de tijd van de slavenhandel en de uitbuiting van Indonesië, staat pontificaal op de schilderijen afgebeeld. In de bijschriften staat hoe deze personen heten en wat hun daden waren. Maar dat geldt niet voor hun donkere bedienden. Wie zij zijn is onbekend. Hun namen zijn niet met zekerheid vast te stellen. Kunstenares Joyce Vlaming probeert hier verandering in te brengen. Zij wil hen voor het voetlicht brengen, hun geschiedenis achterhalen.

Voor haar kunstproject, dat in 2011 startte, heeft Vlaming zo veel mogelijk persoonsgegevens verzameld van deze ‘ongedocumenteerden’. ‘Ik zocht in allerlei archieven, registers en ook gewoon op Google.’ De werken in de eerste expositieruimte van het Centraal Museum zijn gefotografeerde schilderijen, die hangen in huizen van particulieren, kastelen en zijn ook afkomstig uit de opslagplaatsen van andere musea. In ruimte nummer twee zijn de rollen omgedraaid. De donkere bedienden zijn uitvergroot en staan nu alleen, zonder hun ‘meester’, afgebeeld.

‘Ik krijg van sommige mensen de reactie dat ze op een andere manier naar deze schilderijen zijn gaan kijken’, vertelt Vlaming. Ze geeft rondleidingen en dan hoort ze de feedback. ‘Andere mensen waren geroerd, omdat ze zichzelf of anderen in de beeltenissen herkenden.’ Zuid-Afrikaanse onderzoekers bijvoorbeeld waren zeer onder de indruk. Zij zagen het, volgens Vlaming, als een erkenning. Andere bezoekers wisten nog niet helemaal wat ze met deze manier van kijken aan moesten, ze kozen ervoor het even te laten bezinken. Maar bezoekers waren vrijwel allemaal van mening dat het concept ‘sterk’ was. Daarnaast werd ook het onderzoek gewaardeerd.

Bewustwording  

Het zijn haar internationale klasgenoten tijdens de opleiding die Vlaming indirect hebben aangezet tot het maken van een dergelijke tentoonstelling. ‘De laatste twee jaar van mijn studie was ik de enige Nederlandse in de schoolbanken. Hierdoor werd ik me bewust van mijn Nederlanderschap. Ik ontwikkelde een andere blik, ik verbaasde mij over sommige Nederlandse gebruiken en hoe er wordt aangekeken tegen de Nederlandse identiteit. Vanuit onder meer deze verbazing ontstond dit project.’

Maar waarom heeft Vlaming, als witte vrouw, interesse voor het perspectief van iemand van kleur? ‘Ik merk vaker dat mijn ‘witheid’ vragen oproept. Het ligt niet zo voor de hand dat een witte Nederlander dit thema bespreekt.’ Ze vervolgt: ‘Het is misschien naïef, maar ik was mij aanvankelijk niet echt bewust van mijn huidskleur. Ik vond het een dringend onderwerp, dus ben ik er toch maar aan begonnen. Pas later, toen ik mij dus meer bewust werd van mijn kleur en van de witte blik in het algemeen, heb ik mij regelmatig de vraag gesteld of ik wel de aangewezen persoon was om dit aan te kaarten.’ Maar na veel te hebben gelezen en gesproken over het onderwerp concludeerde Vlaming: ‘Deze geschiedenis is van ons allemaal, ook van de witte mensen. Het zou daarom zonde zijn als ik dit verhaal niet vertel, alleen maar omdat ik niet de ‘juiste kleur’ zou hebben.’ Ze zegt hiermee wel dat ze probeert rekening te houden met haar positie.

Bezoekster Sandra Bisdom was benieuwd naar de verhalen achter deze schilderijen. De van oorsprong Surinaamse weet uiteraard dat de meningen over het Nederlandse slavernijverleden uiteenlopen. ‘Er zijn mensen die dit bagatelliseren, terwijl anderen er nog steeds mee zitten. Ik vind dat mensen de slavernijperiode moeten bekijken met de bril van toen. In de zeventiende en achttiende eeuw was de slavenhandel – helaas – volstrekt normaal.’  Ze stelt dat mensen moeten verdergaan.

Glansrijk de hoofdrol

Oud-burgemeester van het Noord-Hollandse Venhuizen Roy Ho Ten Soeng heeft de tentoonstelling niet gezien, maar vindt het ‘zeer goed dat ook in die historie wordt gedoken’. De gewezen burgervader van Chinees-Surinaamse komaf vindt dat ons land meer aandacht moet besteden aan zijn slavernijverleden, ook omdat deze geschiedenis nog steeds grote maatschappelijke gevolgen heeft voor de maatschappij van tegenwoordig. ‘Nederland behoort de gehele nationale geschiedenis te kennen, dus ook dit aspect.’ De burgemeester vindt het een goede zaak dat zwarte Nederlanders centraal staan in de tentoonstelling van Vlaming: ‘Ook kleurlingen kunnen glansrijk de hoofdrol vervullen. Maar in dit geval is het dan de donkere kant van de Nederlandse historie. En zoiets mag nooit verzwegen worden.’

Bart Rutten, artistiek directeur van het Centraal Museum, wilde de expositie in zijn kunstinstelling hebben: ‘Ik was hierdoor zeer geïnspireerd geraakt.’ Rutten vervolgt: ‘Het museum streeft naar een inclusiever programma. We hebben als taak om belangrijke, urgente maatschappelijke issues en belangrijke urgente, kunsthistorische issues te adresseren.’

Vlaming vindt dit ook belangrijk voor haar eigen werk: ‘Ik wil dat in mijn kunst terug te zien is dat de Nederlandse koloniale geschiedenis er een van alle Nederlanders is.’

Act II, 12 Portraits is t/m 30 juni 2019 te zien in het Centraal Museum in Utrecht.

Bruggenbouwer Can krijgt lintje

0

‘Pas toen ik bij de Schouwburg kwam en mijn gezin en bekenden zag staan, herinnerde ik me dat ik iets over de lintjesregen had gelezen’.

Dursun Can woont al 40 jaar in Tilburg en is een zeer actieve vrijwilliger. ‘Een echte bruggenbouwer,’ vindt Mehmet Demirözcan, die veel met Can samenwerkte. Daarom gaf hij Can op voor een lintje op Koningsdag.

De jaarlijkse lintjesregen wordt het genoemd. Op Koningsdag worden nietsvermoedende mensen verrast met een koninklijke onderscheiding. Dat kan Ridder in de Orde van Oranje Nassau zijn of een hogere onderscheiding. In de meeste gevallen gaat het om ridder, vaak voor burgers die zich al jaren inzetten voor een goed doel of op een andere manier ruimschoots hun steentje bijdragen aan de maatschappij.

Demirözcan : ‘De stichting ECCB (Educatief Cultureel Centrum Brabant) kreeg een brief van de gemeente Tilburg. Of we vrijwilligers kenden die in aanmerking kwamen voor de jaarlijkse lintjesregen. Ik dacht meteen aan Dursun Can en stuurde een mail om hem aan te melden. Daarna moest ik een uitgebreid formulier invullen en begon de gemeente ‘een dossier op te bouwen’. Al snel merkte ik dat mensen niet zo maar een lintje krijgen. Alles wordt uitgezocht. Wat hij allemaal doet, hoe lang, waarom, enzovoort.’

Dursun Can doet een heleboel, dus het is geen wonder dat er veel moest worden uitgezocht. Hij probeert om mensen bij elkaar te brengen, vooral verschillende bevolkingsgroepen. Verder helpt hij vluchtelingen te integreren en is hij actief bij een aantal sociaal maatschappelijke organisaties. Demirözcan zegt hierover: ‘Can is iemand die zich heel graag inzet voor de samenleving, altijd bereid om te helpen. Bij de stichting ECCB organiseert hij bijvoorbeeld thema-avonden over onderwijs, opvoeding, noem maar op. Verder organiseert hij om de week een dialoogontbijt in Tilburg en Iftar maaltijden tijdens de ramadan. Van huis uit is Can sociaal werker, maar doet dus ook veel vrijwilligerswerk op dit vlak. Hij is volgens mij de meest actieve vrijwilliger van Tilburg.’

Nieuwe Nederlanders krijgen zelden een lintje. Dat komt mede omdat organisaties waarvoor ze actief zijn als vrijwilligers niet zo bekend zijn met de procedures van de lintjesregen. ‘Ik ook niet,’ geeft Demirözcan toe. ‘Zonder die brief van de gemeente was ik nooit op het idee gekomen om ervoor te zorgen dat Dursun een lintje zou krijgen en had ik de procedure niet gekend.’

Smoesje

Het is donderdagavond 25 april als het gesprek met Mehmet Demirözcan plaatsvindt. Hij hoorde heel lang niets, maar een paar weken geleden kreeg hij plotseling goed nieuws van de gemeente Tilburg. Can wordt inderdaad Ridder in de Orde van Oranje Nassau! Want dat iemand wordt voorgedragen betekent niet automatisch dat het lukt. Dursun Can weet er nog van niets, wat gebruikelijk is. Hij wordt met een smoesje naar de Schouwburg gelokt, waar de uitreiking van de onderscheidingen zal plaatsvinden.

Beet genomen

Het is 24 uur later. De ceremonie is achter de rug. Dursun Can werd door een vriend opgehaald, die meteen zei dat Can wat nettere kleding moest aantrekken. Ze gingen ook voor iets naar het stadhuis. ‘Hij is een goede vriend van me, dus ik vertrouwde hem;, vertelt Can. ‘Pas toen ik bij de Schouwburg kwam en mijn gezin en bekenden zag staan, herinnerde ik me dat ik iets over de lintjesregen had gelezen. Toen begreep ik wat er ging gebeuren. Heel bijzonder. Deze onderscheiding is voor mij een extra stimulans om door te gaan. Het is een bevestiging dat ik op de goede weg ben. Ik heb me van jongs af aan ingezet voor de samenleving en me verantwoordelijk gevoeld voor de integratie. Mensen begrijpen elkaar niet, vaak omdat ze te weinig contact met elkaar hebben. Veel van mijn vrijwilligerswerk doe ik niet alleen, maar samen met mijn vrouw. De afgelopen jaren nodigen wij vaak mensen bij ons thuis uit om te ontbijten, of een andere maaltijd samen te gebruiken. Wij maken ons zorgen over de polarisatie in Nederland, het uit elkaar vallen van de samenleving. Er wordt veel te veel gekeken naar de verschillen tussen bevolkingsgroepen in plaats van naar de overeenkomsten. We zijn allemaal mensen, wereldburgers. Tijdens de kerst organiseerden wij een kerstdiner, waarbij acht buurtbewoners aanschoven. Er waren mensen bij die elkaar al jaren alleen maar gedag zeiden, maar nooit een woord gewisseld hadden. Nu werd er een keer gepraat.’

Smolders

Can heeft ook politicus Hans Smolders, destijds van de LPF (Lijst Pim Fortuyn) bij hem thuis uitgenodigd. ‘Eerst ben ik in contact gekomen met een partijgenoot van hem. Ik heb gezegd dat ik Smolders een keertje wilde ontvangen, want ik wilde weten of mijn beeld over hem klopte. Dat heeft hij geaccepteerd. Samen met die partijgenoot is Smolders bij ons komen ontbijten, twee uur lang. Ik bleek een vooroordeel over hem te hebben. In werkelijkheid was hij helemaal niet zoals hij in de media werd neergezet. Toen hij bij ons was, had mijn vrouw Turks brood gebakken. Dat brood is meestal rond. Het stuk brood dat Hans Smolders pakte, was bijna hartvormig. Heel typerend. Wij leggen ons hart in onze activiteiten.’

Rolmodel

De vraag of hij een rolmodel is voor andere mensen en/of voor moslims vindt Can moeilijk te beantwoorden, wat mede komt door zijn bescheidenheid: ‘Ik wil me inzetten voor de samenleving. Als ik daarmee een voorbeeld geef, dan ben ik daar blij om. Zelf ben ik gemotiveerd om actief te zijn in mijn omgeving. Ik hou van Tilburg. Een paar weken terug stond ik voor mijn deur een kopje Turkse thee te drinken. Er kwam een Nederlandse man naar me toe die vroeg waar hij Turkse thee kon kopen. Dat legde ik hem uit en vroeg of hij soms binnen een kopje Turkse thee wilde drinken. We hadden net ontbeten en er was wat over. Hij heeft ook bij ons ontbeten. Ik had sterk de indruk dat hij het niet breed had, dus ik heb hem lekkere hapjes meegegeven. Later hoorde ik dat hij heel positief over ons sprak. Mijn vrouw en ik hebben zoveel mooie verhalen, we zouden er een boek over kunnen schrijven.’

Ten slotte wil Dursun Can benadrukken dat de achtergrond van al zijn activiteiten te danken zijn aan zijn opvoeding en aan het gedachtengoed van de Hizmetbeweging. ‘Hun standpunten over actief burgerschap en het stimuleren van vrede hebben mij gevormd.’

In totaal kregen vijfentwintig Tilburgers dit jaar een lintje. Ze werden tijdens de ceremonie verdeeld in twee groepen. Van de dertien in zijn groep was Can de enige niet-westerling.

‘Ik wil mijn Armeense identiteit niet verloochenen’

1
Sinds de jaren zestig wonen er duizenden Armeniërs in Nederland, het leeuwendeel in Twente. Wie zijn de Armeniërs? En hoe beleven Armeense Nederlanders hun identiteit?

In Nederland wonen meer dan twintigduizend Armeniërs, sommigen beweren zelfs dat het er nu bijna veertigduizend zijn. Veel Armeniërs wonen in Twente, vooral in Almelo. Daarnaast zijn er ook gemeenschappen te vinden in Amsterdam, Assen en enkele andere plaatsen in ons land. Wie zijn de Armeniërs? Hoelang bestaat de Armeense gemeenschap in Nederland al? Wat voor gemeenschap is dit? En op welke manieren proberen Armeense Nederlanders vorm te geven aan hun identiteit? De Kanttekening sprak hierover met Onik Gelici van de Armeense Apostolische Kerk in Almelo, met GroenLinks-Statenlid Armine Stepanyan en met Hagop Korkisyan en Arad Azad van de pan-Armeense scouting- en sportvereniging Homenetmen.

Christelijke natie

Een belangrijke plek voor de Armeniërs in Nederland is de Armeense Apostolische Kerk in Almelo. We hebben hier afgesproken met Onik Gelici, voorzitter van het bestuur van deze kerk. Het christelijk geloof is iets wat de Armeniërs, in Armenië en in de diaspora, bindt. ‘Voor ons zijn het christelijk geloof en de christelijke tradities heel belangrijk’, vertelt Gelici. ‘De doop, het huwelijk en de dood zijn momenten in het leven waarbij de kerk een belangrijke rol speelt.’ Behalve geloof en kerk zijn de Armeense keuken, Armeense muziek, Armeense kunst en Armeense feesten belangrijke elementen voor het Armeens-zijn. ‘We zijn goed geïntegreerd in de Nederlandse samenleving, maar proberen wel aan onze eigen identiteit, onze eigen tradities, vast te houden.’

Armenië is soms een onafhankelijke natie geweest, vaker was het land bezet door buitenlandse machten. In de oudheid was Armenië eerst een Perzische satrapie (provincie, red.) en vervolgens een regionale mogendheid, voordat het land een bondgenoot en vazal van Rome werd. In het jaar 301 werd Armenië christelijk, twaalf jaar voordat keizer Constantijn de Grote met het Edict van Milaan het christendom godsdienstvrijheid verleende in het Romeinse Rijk. Armenië is daarmee het eerste land ter wereld dat officieel het christendom heeft geaccepteerd, een feit waar de Armeniërs nog steeds heel trots op zijn. Tegenwoordig zijn de Armeniërs nog steeds bijna allemaal lid van de Armeense Apostolische Kerk. Dit kerkgenootschap behoort tot de oosterse of oriëntaals-orthodoxe kerken, net als de Syrisch-Orthodoxe Kerk en de Koptische Kerk. De liturgie in de Armeense kerk is in het Armeens. In 405 kregen de Armeniërs een eigen alfabet, dat was ontworpen door de monnik Mesrop Masjtots. Dankzij dit alfabet kon de Armeense nationale identiteit worden bewaard, ook in tijden dat Armenië werd bezet door vreemde mogendheden.

In de consistoriekamer van de Armeense kerk in Almelo hangen foto’s van de hoofdstad Yerevan en de kathedraal van Etsjmiadzin, de oudste kathedraal ter wereld. Op de achtergrond is op beide foto’s de berg Ararat te zien, waar volgens het Bijbelboek Genesis de Ark van Noach aanspoelde na de allesverwoestende zondvloed. De Ararat ligt tegenwoordig in Turkije, maar de Armeniërs zijn van mening dat dit hun berg is. Je ziet de berg op veel Armeense afbeeldingen.

De huidige republiek Armenië is tegenwoordig een stuk kleiner dan het historische Armenië en bestaat alleen uit het oostelijke deel. Het westelijke deel hoort nu bij Turkije. De betrekkingen tussen Turkije en Armenië zijn zeer slecht, met als gevolg dat de grens tussen beide landen gesloten is. Ook de grens tussen Armenië en Azerbeidzjan is gesloten. Dat komt omdat Armeniërs sinds 1991 Nagorno-Karabach heeft bezet, een Armeense enclave in Azerbeidzjan.

24 april

In de boekenkast van de consistorie staan veel boeken, over de kerk, de geschiedenis van Armenië en de tragedie van 1915, die door de Armeniërs en veel historici de Armeense Genocide genoemd wordt. Er liggen twee dozen met exemplaren van het boekje De eerste Holocaust van de eminente Britse Midden-Oosten-correspondent Robert Fisk. ‘We hebben hier toen duizenden exemplaren van laten drukken. Het is een kort en krachtig verhaal over de tragedie van 1915, vooral interessant voor mensen die de geschiedenis niet goed kennen’, vertelt Onik Gelici.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog verloren tussen de een en twee miljoen Armeniërs in het Ottomaanse Rijk het leven. Ze werden vermoord of kwamen om van de honger, dorst en ontberingen tijdens gedwongen marsen naar de Syrische woestijn. De Armeniërs en ook de meeste historici zijn van mening dat er sprake was van doelbewuste volkerenmoord. Turkije daarentegen ontkent ruim honderd jaar later nog steeds dat de gebeurtenissen een genocide genoemd moeten worden en spreekt over de Armeense kwestie. Deze opstelling staat een verzoening tussen de Turken en de Armeniërs in de weg. Het eerste Nederlandstalige boek hierover verscheen al in 1920: Verkochte zielen (de vertaling van het in 1918 verschenen boek Auction of Souls) van Aurora Mardiganian, een meisje dat de moordpartijen overleefde. Enkele jaren geleden heeft de Armeense gemeenschap in Nederland besloten dit boek opnieuw uit te geven.

Op het terrein van de Armeense kerk in Almelo staat een monument, waar Armeniërs, Aramese christenen, Assyriërs en anderen elk jaar op 24 april een herdenking organiseren. Op deze dag in 1915 werden tientallen prominente Armeniërs in Istanbul gearresteerd om vervolgens te worden vermoord, een gebeurtenis die wordt gezien als het startschot van de massamoord. Ook in Assen wordt elk jaar een herdenking georganiseerd op 24 april. Dit jaar zullen in Assen voor het eerst ook Turkse en Koerdische Nederlanders acte de présence geven. Het is een gezamenlijk initiatief van THPP en Jongerencommissie Sirt, die met zijn initiatief hoopt verschillende groepen mensen bij elkaar te brengen. Andere Turkse Nederlanders die van mening zijn dat de gebeurtenissen van 1915 een genocide genoemd moeten worden zijn GroenLinks-Kamerlid en historicus Zihni Özdil en VARA-documentairemaker Sinan Can, die in 2015, honderd jaar na de genocide, de documentaire Bloedbroeders heeft gemaakt. Aan het christelijke maandblad De Nieuwe Koers bekende Can vorig jaar dat hij vanwege zijn documentaire Turkije niet meer durft te bezoeken. Ook is hij, vanwege zijn documentaire, vaak bedreigd door nationalistische Turken.

In Frankrijk, waar meer dan een half miljoen Armeniërs wonen, wordt dit jaar voor het eerst een nationale herdenking georganiseerd. Het Nederlandse parlement heeft weliswaar begin vorig jaar besloten om de gebeurtenissen van 1915 als de Armeense Genocide te erkennen, wat kwaad bloed zette bij Turkije, maar de Nederlandse regering heeft deze stap niet gezet. Onik Gelici hoopt dat die stap in de toekomst nog een keer gezet gaat worden. Over de Turkse erkenning is Onik Gelici voorzichtig optimistisch. ‘Turkije heeft de strijd opgegeven om andere landen proberen te dwingen de Armeense Genocide niet te erkennen. Tegen het besluit van Frankrijk om 24 april nationaal te herdenken was er een minimaal protest. Erdogan durfde in 2015 ook niet tegen de Russische president Poetin te protesteren, die dat jaar in Armenië op de honderdjarige herdenking aanwezig was. Indirect erkent Turkije hiermee de Armeense Genocide.

Foto: Armeense Apostolische Kerk Almelo

Verzoening

In Nederland erkennen alle politieke partijen in de Tweede Kamer – behalve Denk – de gebeurtenissen van 1915 als de Armeense Genocide. Maar de motieven zijn niet altijd zuiver. Armine Stepanyan, die in 2001 als politiek vluchtelinge met haar moeder en broer naar Nederland kwam, heeft stevige kritiek op de populistische partijen PVV en Forum voor Democratie. We belden haar enkele dagen na het bezoek aan de Armeense kerk. ‘Ik vind het echt verschrikkelijk als Geert Wilders of Thierry Baudet rond 24 april weer over de Armeense Genocide begint. Dat doen ze namelijk niet omdat ze zo begaan zijn met het Armeense volk, maar om moslims te bashen, om racisme te promoten. Tegen hen wil ik zeggen: maak geen misbruik van het leed van mijn volk voor je eigen politiek gewin.’

Stepanyan is op 20 maart met voorkeurstemmen verkozen in de Provinciale Staten van Zuid-Holland voor GroenLinks. Veel Armeniërs stemmen CDA en ChristenUnie, die zich ook jarenlang hard maken voor de Armeense zaak en opkomen voor christenen in het Midden-Oosten. Maar dit is geen wet van Meden en Perzen. Stepanyan komt uit een links Armeens nest. Voor haar is de Armeense traditie weliswaar ook belangrijk – ‘Ik wil mijn identiteit niet verloochenen en draag nog steeds een kruisje, ook vind ik het belangrijk dat mijn bijna zesjarige zoontje de Armeense taal leert, dat is een vorm van cultureel kapitaal’ – maar ze hecht ook waarde aan individuele vrijheid en emancipatie.

Stepanyan is voor een verzoening tussen de Turken, Koerden en Armeniërs en doet daarom ook mee aan het initiatief van Tayfun Balcik cum suis. ‘Ik ben voor een verzoening, maar de Armeense Genocide moet erkend worden, anders is er geen helingsproces. Pas als de dader, in dit geval Turkije, de daden erkent, dan pas kunnen de slachtoffers aan het helingsproces beginnen. Als je honderdvier jaar lang hoort dat je liegt, dan heeft dat impact. Het wordt tijd dat Turkije de Armeense Genocide gaat erkennen. Ik ben heel blij dat mensen als Balcik, Özdil en anderen opstaan om hier aandacht voor te vragen. Ze zijn nu nog in de minderheid, maar ze zorgen er wel voor dat er een dialoog op gang komt, ze staan op voor verandering.’

Scouting

Religie en de Armeense Genocide zijn belangrijk voor de Armeense identiteit, maar dat is ook de scouting. In Almelo  bestaat een afdeling van Homenetmen, een pan-Armeense scouting- en sportvereniging die sinds 1918 bestaat en als doel heeft Armeense kinderen in de diaspora de Armeense identiteit en nationaal besef bij te brengen. Scoutingleider Hagop Korkisyan vertelt: ‘Veel kinderen hadden als gevolg van de Armeense Genocide hun familie verloren. Homenetmen werd hun nieuwe familie. Elk jaar organiseert Homenetmen een jamboree, waar mensen over de hele wereld naartoe gaan. Vorig jaar was het extra feestelijk, omdat we honderd jaar bestonden.’ We zien de kinderen, die onderverdeeld zijn in verschillende leeftijdsgroepen, de Nederlandse en Armeense vlag hijsen, waarop ze het Wilhelmus en het Armeense volkslied zingen. Ook tijdens de herdenking van de Armeense Genocide spelen de kinderen van Homenetmen bij de plechtigheid een rol.

De negentienjarige Arad Azad is eveneens actief voor Homenetmen. Hij vluchtte in 2011 uit Irak vanwege het oorlogsgeweld. ‘Ik kwam hier met een vrachtwagen, illegaal. Ik heb nu gelukkig wel een verblijfsvergunning.’ Veel familieleden van Azad wonen nog Irak, waaronder zijn tante waarmee zijn moeder regelmatig contact heeft via skype. Azad voelt zich echter meer verbonden met Armenië. ‘Natuurlijk ben ik er niet geboren, maar Armenië is in zekere zin wel mijn echte vaderland. Ik ben er ook een paar keer naartoe op vakantie geweest. Maar ik heb er geen familie wonen.’

Sint Servaas

Ten slotte, hoe is de Armeense gemeenschap in Nederland eigenlijk zo ontstaan? Ongeveer de helft van de Armeniërs in ons land bestaat uit West-Armeniërs, die vanaf de jaren zestig vanuit Turkije naar Nederland geëmigreerd zijn. De andere helft komt uit Armenië (tot 1991 de Socialistische Sovjetrepubliek Armenië), Azerbeidzjan (inclusief Nagorno-Karabach), Syrië, Libanon, Irak en Iran. Hoewel de meeste Armeniërs nog niet heel lang in Nederland wonen zijn de banden tussen ons land en Armenië al meer dan duizend jaar oud. ‘Sint Servaas, de eerste bisschop van Maastricht afkomstig uit de vierde of vijfde eeuw na Christus, komt uit het koninkrijk Armenië’, vertelt Onik Gelici. ‘Mede dankzij de Armeniërs is Nederland dus in aanraking gekomen met het christelijk geloof, gekerstend.’

Daarnaast kende Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw al een kleine Armeense gemeenschap. ‘We zijn een volk van handelaren. Amsterdam was in de zeventiende eeuw het centrum van de wereldhandel en in deze tolerante stad konden Armeniërs bovendien in alle vrijheid hun geloof belijden.’ Armeniërs uit Turkije spreken vaak slecht Armeens, wat komt doordat het leren van de Armeense taal in Turkije feitelijk verboden is. Onik Gelici spreekt zelf ook geen Armeens, hoewel hij het wel deels kan verstaan. Als hij in Armenië is heeft hij een tolk nodig. Drie keer is Onik Gelici in Armenië geweest, de laatste keer was vorig jaar. ‘Een neef van mij woont in het land.’

Ramadan: meer dan alleen vasten

0

Over enkele dagen breekt de ramadan weer aan. Ramadan wordt ook wel de vastenmaand genoemd. Het is een periode waarin moslims zich van dageraad tot zonsondergang onthouden van eten, drinken en geslachtgemeenschap. De bedoeling is dat men zich afwendt van het wereldse en primair aan de slag gaat met zijn/haar spiritualiteit. En dit kan zwaar zijn. Helemaal als ramadan in het voorjaar valt, de dagen daardoor langer duren (ruim achttien uur) en de temperatuur omhoog kruipt.

Persoonlijk denk ik dat deze maand ons moslims in staat stelt om productiever en efficiënter te worden. Ramadan is volgens mij tevens een mooie kans om verbinding te zoeken en sociale contacten te versterken. Te meer daar het begin van de Ramadan dit jaar samenvalt met Bevrijdingsdag op 5 mei. Een sociaal gebeuren waar iedereen in Nederland in deelt.

Aan de hand van enkele veelvoorkomende vragen zal ik de verschillende dimensies van ramadan aanstippen.

Wie vast en wie niet? De plicht tot ramadan is een inspanningsverplichting. Dit wil zeggen dat er van het individu verwacht wordt dat hij/zij zich inspant om te vasten. Men mag zichzelf niet boven zijn vermogen belasten of zichzelf in gevaar brengen. Als het vanwege omstandigheden niet kan dan wordt de persoon van het vasten vrijgesteld. Voor kleine kinderen is het vasten bijvoorbeeld niet verplicht. Dit geldt totdat ze in de puberteit komen.

In de wetenschap is er een discussie over de vraag wanneer iemand de puberteit of adolescentie bereikt. Meestal gaat men echter uit van een jaar of dertien. Er zijn overigens moslims die eerder of soms ook later beginnen. Zelf was ik bijvoorbeeld negen jaar toen ik begon. Dat deed ik destijds echter eerst met ‘halve dagen’. Dit hield in dat ik van ’s morgens vroeg tot ‘s middags vastte of ’s middags tot ’s avonds laat.

Ouders van kinderen die de pubertijd of adolescentie (ook wel buloeg genoemd) nog niet bereikt hebben roep ik overigens op om de kinderen niet (voltijds) mee te laten vasten. Met name als dit ten koste gaat van hun gezondheid of schoolprestaties. Dit is ook in lijn met de vrijstelling van zieken of personen met bepaalde medische aandoeningen. Daarnaast hoeven ook reizigers en ouderen niet mee te vasten. Dit geldt eveneens voor zwangeren en moeders die borstvoeding geven.

Kortom: je vast wanneer je gezond bent, geen medicijnen inneemt en minimaal de puberteit bereikt hebt.

Waarom vasten moslims eigenlijk? Het mensbeeld in de islam bestaat in feite uit drie componenten: het lichaam, het verstand en het ego (nafs).

Het lichaam is volgens de islam niets anders dan een vehikel dat de mens is toevertrouwd. Het is een middel om je verantwoordelijkheid als mens op aarde te nemen en noodzakelijk om je verplichte taken te kunnen vervullen. Met het lichaam dien je zorgvuldig om te gaan, het is immers niet jouw bezit.

Het verstand is dat wat de mens van andere schepselen onderscheidt en daarom ook een aspect dat specifiek wordt aangesproken.

In tegenstelling tot het lichaam en het verstand wordt het ego (nafs) gezien als datgene dat de mens ‘aanstuurt’. Het ego stuurt aan ten goede, als het goddelijke (roeh/ziel) de overhand heeft maar stuurt tegelijkertijd aan tot het slechte, indien de begeerten en de lusten dominant zijn.

Bij het vasten gaat het onder meer om het vinden van een harmonieus evenwicht, een juiste balans als het ware, tussen de drie genoemde aspecten: het lichaam, het verstand en het ego.

Tijdens de ramadan is het dus, zoals eerder gesteld, de bedoeling dat een persoon zich ‘terugtrekt’ en aan het innerlijk gaat werken. Ramadan wordt zo bezien een kans om de lusten te ‘breken’ en opnieuw controle te krijgen. Een goed mens is volgens de islam iemand die niet door zijn begeerten en lusten wordt geleid, maar door het goddelijke in hem: de ziel.

Veel moslims gebruiken ramadan daarom als een kans om te reflecteren, te resetten en opnieuw doelen te stellen. En uiteraard kan het een startpunt zijn om te werken aan de realisatie van die doelen. Het is dus mede een maand om een betere versie van jezelf uit te vinden.

Vasten biedt moslims ook een spiritueel perspectief dat hen in staat stelt het leed van minderbedeelden, armen en behoeftigen te begrijpen. Het herinnert ons ook aan de goddelijke geschenken die wij vaak als vanzelfsprekend zien: water, voedsel en het bedrijven van de liefde. Het zijn echter zaken die essentieel zijn voor een vol en menselijk bestaan.

Daarnaast leert Ramadan ons om de tijd die ons gegeven is goed te benutten en het maximale uit het leven te halen. Op een specifiek tijdstip stopt men met het eten en drinken en verbreekt men het vasten. Dit besef en deze helderheid in tijd, kunnen tevens een stimulans zijn voor onze productiviteit.

Ten slotte zou het uiteraard mooi zijn als de bovenstaande principes en ideeën niet slechts principes en ideeën blijven, maar ook concreet worden toegepast in ons dagelijks leven. Moslims zouden deze maand als een kick-off moeten beschouwen om hun relaties te onderhouden en te verbeteren. Niet alleen met bloedverwanten, maar vooral ook met buren, collega’s, vrienden en andersdenkenden. Deel het eten, deel de gezelligheid en deel vooral gevoelens, zoek toenadering te elkaar.

O Allah! Verenig ons, verwijder haat en intolerantie tussen de mensen en help ons om Nederland veilig en sterk te houden. Amin.

Israël: democratische rechtsstaat of perfecte etnostaat?

0
De Kanttekening sprak met Israël-watchers over de Israëlische parlementsverkiezingen van 9 april en de vraag of het land nog wel een democratie is.

Op 9 april vonden de Israëlische parlementsverkiezingen plaats. Likoed, de rechtse partij van minister-president Benjamin Netanyahu, werd weer de grootste met 26,46 procent van de stemmen en vijfendertig zetels. Blauw-Wit, de centrumpartij van de Israëlische generaal Benny Gantz, werd met 26,13 procent van de stemmen en vijfendertig zetels de tweede partij. De Kanttekening sprak met Nederlandse Israël-watchers over de Israëlische verkiezingen. Hoe verrassend was de verkiezingsuitslag? Wat voor coalitie zal er straks worden gevormd? Is Israël nog wel een democratische rechtsstaat, of verandert het land onder leiding van Netanyahu steeds meer in een autoritaire, illiberale staat?

‘De eeuwige overlever’

Op de vraag of de verkiezingsuitslag verrassend was worden verschillende antwoorden gegeven door de Israël-watchers. Hanna Luden, de huidige directeur van het CIDI, wist niet wie de verkiezingen zou gaan winnen. ‘Ik hield alle opties open.’Ook Ruben Ridderhof van Christenen voor Israël, een organisatie die pal achter Israël staat, wist niet wat hij moest verwachten. ‘Dat is het mooi van democratie, je moet afwachten wie er wint.’ Jaap Hamburger van Een Ander Joods Geluid vond de uitslag niet verrassend, ‘want mensen gaan als het puntje bij paaltje komt toch voor stabiliteit’. De pro-Palestijnse activist Frank van der Linde beaamt dit: ‘Netanyahu is de eeuwige overlever.’
Derk Walters, de NRC-journalist die in 2017 Israël werd uitgezet, maakt een uitgebreidere analyse. Hij vergelijkt de strijd tussen Netanyahu en Gantz met de strijd tussen Mark Rutte en Diederik Samsom in 2012. ‘Het was een nek-aan-nekrace, met als gevolg dat Likoed en Blauw-Wit heel groot werden, ten koste van de kleinere partijen. Nieuw Rechts van Naftali Bennett en Ayelet Shaked haalde de kiesdrempel niet eens. Dat betekent dat Shaked straks geen minister van Justitie meer zal zijn. Opvallend is dat de Arbeiderspartij is weggevaagd. De partij zakte van negentien naar zes zetels.’
Ook Ronny Naftaniel, van 1980 tot 2013 directeur van het CIDI, geeft een langer antwoord. Hij dacht aanvankelijk dat Blauw-Wit misschien zou gaan winnen. ‘Wat Benny Gantz en die andere generaal van Blauw-Wit deden leek op een democratische staatsgreep van het leger. Het leger geniet in Israël veel vertrouwen, dus ik dacht dat Blauw-Wit een kans zouden maken om Netanyahu te verslaan. Maar toen de campagne eenmaal op dreef was en de Verenigde Staten zich ook pal achter Netanyahu gingen stellen, ook met betrekking tot de annexatie van de Golanhoogte, wist ik dat Gantz het niet zou gaan redden en Netanyahu vrijwel ongeschonden uit de strijd zou komen.’
Netanyahu, die evenveel zetels heeft behaald als Gantz maar net meer stemmen, krijgt de opdracht om een nieuw kabinet te vormen. ‘Rechts heeft vierenzestig van de honderdtwintig zetels in de Knesset, dus er komt weer een rechts kabinet’, concludeert Walters. Ook volgens Luden wordt het hoogstwaarschijnlijk een regering over rechts, maar zal de formatie nog een hele kluif worden omdat Avigdor Lieberman van Israël Ons Thuis (vijf zetels in de Knesset) heeft aangegeven niet te willen regeren. Naftaniel hoopt op een brede coalitie tussen Likoed en Blauw-Wit, maar hiervoor zijn de tegenstellingen in de Israëlische politiek nu te groot. Niettemin: ‘Als in Nederland een coalitie tussen VVD en PvdA mogelijk is, dan moet dat in principe ook in Israël kunnen.’ Naftaniel merkt voorts op dat de positie van Netanyahu niet heel sterk is. ‘Natuurlijk is Likoed de grootste partij, maar Netanyahu is afhankelijk van die andere rechtse partijen. En daarnaast loopt er een corruptiezaak tegen hem. Blauw-Wit kan vanuit de oppositie veel lawaai maken. En het is de vraag of de rechtse coalitiepartners onvoorwaardelijk achter Netanyahu blijven staan.’
Volgens Walters zou een overwinning van Gantz niet voor een hele grote verschuiving in het Israëlische politieke landschap hebben gezorgd. ‘Blauw-Wit is minder onverzoenlijk dan Likoed en staat voor een nationale verzoening tussen links en rechts, maar aan de bezettingspolitiek willen ze geen einde maken.’ Van der Linde drukt zich wat ongepolijster uit: ‘Het was een keuze tussen een rechtse en een extreemrechtse kandidaat. Gantz is een oorlogsmisdadiger, die tijdens de laatste Gaza-Oorlog witte fosfor op de Palestijnen heeft gegooid.’ Hamburger heeft zich gestoord aan het feit dat de kolonisatiepolitiek op de Westbank helemaal geen issue was tijdens de Israëlische verkiezingen. ‘Niemand had het over vrede, een rechtvaardige vrede. Dat komt omdat Israëliërs zelf geen last hebben van de bezettingspolitiek.’

Democratie onder druk?

Tot zover de verkiezingen. We stelden de Israël-watchers ook de vraag of en zo ja in hoeverre Israël tegenwoordig nog een democratie is. Activist Frank van der Linde is van mening dat Israël dat natuurlijk niet is, want ‘in Israël hebben alleen Joden democratische rechten’. Hij vergelijkt Israël met een hypothetisch Nederland, waarin alleen witte Nederlanders mogen stemmen en burgerrechten hebben. ‘Israël is de perfecte etnostaat. Het is in feite een fascistisch land.’
Andere Israël-watchers hebben moeite met deze betiteling. Naftaniel: ‘Ik heb wel twijfels bij de nationaliteitenwet van vorig jaar, waarin Israël wordt gedefinieerd als een joodse staat. Maar pejoratieve termen als ‘etnostaat’, ‘apartheidsstaat’ en ‘fascisme’ zorgen alleen maar voor meer polarisatie. Je helpt de mensen pas echt als je op een normale manier opkomt voor hun rechten. Frank van der Linde wil Israël afschaffen. Dat is niet aan de orde. Als je nu naar de situatie van Israël kijkt, los van al het gesputter, staat het land er veel sterker voor dan veertig jaar geleden. Israël heeft betere banden, hoewel informeel, met de Arabische buurlanden. Israël is gewoon een prachtige staat, niet weg te denken uit het Midden-Oosten.’ Ridderhof van Christenen voor Israël benadrukt dat Arabische Israëliërs hun eigen partijen hebben in de Knesset. Dat is voor hem het bewijs dat Israël geen etnostaat is. Ridderhof vertelt dat Gantz tijdens de verkiezingscampagne Netanyahu heeft vergeleken met Erdogan. ‘Die vergelijking is echt over the top. Israël sluit geen journalisten op. Netanyahu heeft alleen andere idealen. Maar dat is zijn democratisch recht. Likoed is de grootste partij geworden.
Derk Walters, die in 2017 Israël is uitgezet, vindt net als Ridderhof een vergelijking tussen Netanyahu en Erdogan te ver gaan. ‘Israël lijkt meer op Hongarije. In Israël heb je nog steeds vrije verkiezingen, net als in Hongarije. Maar net als Orban doet Netanyahu aan bangmakerij. Tijdens de vorige parlementsverkiezingen waarschuwde hij dat de Arabieren er met de winst vandoor zouden gaan. Hij gebruikte angst om mensen te mobiliseren, wat Orban ook doet met zijn campagnes tegen vluchtelingen en de Amerikaanse miljardair George Soros. Het grootste dagblad van Israël is de gratis krant Israel Hayom (Israël Vandaag), die elke dag of Netanyahu de hemel in prijst of zijn vijanden vol vuur bestrijdt. Een beetje te vergelijken met de rechtse opiniewebsite De Dagelijkse Standaard, die dagelijks Thierry Baudet ophemelt en zijn tegenstanders verkettert. Niettemin, in Israël en Hongarije worden journalisten niet opgepakt. Ik ben Israël uitgezet, maar dat was echt een uitzondering.’
CIDI-directeur Hanna Luden gelooft niet dat de democratie in Israël onder druk staat. ‘In zeker opzicht is Israël democratischer dan Nederland. Wel veranderen er dingen. Vroeger hadden journalisten geen mening, nu komen ze openlijker voor hun mening uit. De persvrijheid staat niet onder druk, wel wordt er gediscussieerd over hoe de pers zich gedraagt.’ Volgens Luden zijn Arabische Israëliërs ook geen tweederangs burgers, wat Israëlcritici beweren. ‘Met de nationaliteitenwet heeft Arabisch niet langer dezelfde status als het Hebreeuws, maar het Jiddisch, dat veel wordt gesproken door orthodoxe Joden, heeft dat ook niet. Minderheden krijgen in Israël juist heel veel bescherming. In Nederland worden hoofddoeken en islamitische gebedsruimtes ter discussie gesteld, in Israël is dit allemaal vanzelfsprekend.’
Hamburger ten slotte vindt de vergelijking met Turkije te ver gaan, omdat kranten niet bang hoeven te zijn voor een inval van de politie. Desondanks heeft hij wel grote zorgen. ‘De ruimte voor het voeren van maatschappelijke oppositie wordt minder. NGO’s van linkse signatuur moeten zich verantwoorden, rechtse NGO’s hoeven dat niet. Er wordt met twee maten gemeten.’ Hamburger heeft de indruk dat de rechten van minderheden en van de oppositie steeds meer worden ingeperkt. Het is volgens hem geen toeval dat Netanyahu vrienden is met Viktor Orban en de Braziliaanse populistische president Jair Bolsonaro. Hij concludeert: ‘Israëlapologeten zeggen altijd dat Israël de enige democratie in het Midden-Oosten is. Dit vind ik wel een lachwekkende claim, omdat Israël heerst over miljoenen die van stemrecht verstoken zijn, net als een negentiende-eeuwse koloniale mogendheid. Binnen de grenzen van 1967 is Israël een democratie tot op zekere hoogte.’

Trots

0

Tien jaar geleden kreeg ik een prijs uitgereikt voor een column. Ik deed mee aan Kunstbende 2009, een talentenjacht die jongeren wil stimuleren om kunst te maken. Voor de Drentse voorronde in Assen kreeg ik de tweede prijs in de categorie taal. Ik woonde toen twee jaar in Nederland. ‘Wij denken: omdat wij de macht hebben, kunnen wij oorlog met hem of haar voeren. Omdat wij de macht hebben, kunnen wij ze verslaan en overwinnen. De mensheid gelooft dat ze door krachtig te zijn, alles onder controle kan houden’, schreef ik in de column die de titel De macht van droeg. Door een vloedgolf aan persoonlijk aanvallen en haatreacties op Twitter de afgelopen twee weken moest ik aan deze prijs denken, die ik dankzij mijn column van toen naar huis mocht slepen.

‘Mijn klomp brak, en niet alleen omdat het foeilelijk Nederlands is, zeg maar van het niveau van Clarice Gargard, Sinterklaasdichter des Vaderlands Jerry Martin Luther King en Seada Nourhussen.’ Dit schreef columnist Arthur van Amerongen in een epistel in HP/De Tijd, waarin hij op de Trouw-column van Babah Tarawally reageerde. ‘Boze tongen in het literaire wereldje van de Grachtengordel beweren dat iemand anders hun teksten schrijft. Om dat niet al te veel op te laten vallen, stoppen de ghostwriters er expres rare fouten in, fouten die je verwacht van mensen die de taal niet beheersen.’

Ik reageerde woest op Twitter, omdat de geciteerde zinnen zowel lelijk als racistisch zijn. Lelijk omdat de auteur lui is en zwarte mensen die niets met elkaar te maken hebben, in een arbitrair lijstje plaatste. De drie genoemde mensen hebben natuurlijk een zwarte huidskleur en zetten zich in, op hun manier, voor het antiracisme in Nederland. Maar, het zijn drie individuen, die allemaal een eigen stijl hanteren. Door ze in in één adem op te sommen, veronderstelt Van Amerongen dat er geen verschillen tussen hen bestaan. Maar het gebeurt helaas te vaak in Nederland dat witte mensen zwarte mensen niet als individuen beschouwen maar als onderdeel van een ‘groep’. En dat maakt die opmerking meteen racistisch. Vooral de veronderstelling dat zwarte mensen in Nederland niet kunnen schrijven en daardoor een ghostwriter gebruiken, spreekt boekdelen.

Door Van Amerongen hierop aan te spreken kreeg ik een week lang honderden haatreacties van zijn fans. Mensen die niet op de inhoud van mijn tweet reageerden, maar vooral stelden dat ik de Nederlandse taal niet machtig ben. Het overkwam mij deze week opnieuw. In een reactie op de brand van de Notre-Dame stelde actiejournalist Wierd Duk op Twitter: ‘Icoon van het westerse christendom dat afbrandt in de week voor Pasen. Uitgerekend in deze tijd van troebelen. Als iemand naar een symbool zocht voor onze vermoeide beschaving, dan is dit het wel.’ Waarop ik reageerde: ‘In plaats van oprecht te rauwen voor het tragische ongeluk, ziet @wierdduk meteen een kans om te politiseren. Dit is veelzegend, in tijden waar reflectie en bezienning het lijken te verliezen van scherpe standpunten en aanvallen.’ In plaats van inhoudelijk reageren sneerde Duk terug: ‘Je moet wel iets aan je spelling doen.’

De volgende dag werd ik wakker met een verrassend bericht. ‘Ik zou wel eens de eerste versies van zijn essays voor de Groene en het NRC willen zien’, schreef Arthur van Amerongen, de man die dus stelde dat zwarte mensen in Nederland zelf geen teksten kunnen schrijven. Er volgden weer honderden haatberichten, afkomstig van de fans van Duk en Van Amerongen. Ik weet dat mijn Nederlands niet perfect is. Maar ik vraag mij af hoeveel mensen die in Nederland zijn geboren foutloos Nederlands schrijven. Bovendien spreek ik zes talen. Ik vraag mij af hoeveel talen Duk, Van Amerongen en hun trollenlegers spreken. Los daarvan, ik ben mij bewust van het feit dat ik deze column heb niet omdat ik de Nederlandse taal feilloos schrijf, maar omdat ik iets te vertellen heb. Toen ik twaalf jaar geleden naar Nederland kwam stelde men dat ik maar beter kon stoppen met schrijven, want Nederlands is niet mijn moedertaal. Nu, twaalf jaar later, heb ik een prijs gewonnen, schrijf ik voor de beste kranten en tijdschriften van Nederland en België en heb ik deze column. En dat maakt mij ongelooflijk trots. Ik hoop dat meer nieuwkomers in Nederland durven te schrijven en zich niet laten opjagen, want zij hebben verhalen die Nederland kunnen verrijken.

Langzaamaan overbruggen Amerikaanse moslims kloven van segregatie

0
Jarenlang heeft de geracialiseerde samenleving de moslimgemeenschap in de VS gespleten. Meer dan ooit proberen jongeren dat nu te veranderen, en moslims bij elkaar te brengen.

Een schelle cello opent de muziekvideo. Nog even is zijn arabeske motief het enige geluid, maar het beeld begint al. De camera toont een groep vrouwen van alle kleuren, maar allemaal met hoofddoek – hijabis. Emotieloos staren ze in de verte, behalve één: Mona Haydar, die in het midden zit. Ze kijkt recht in de camera en begint met onderkoelde stem in het Engels te rappen. Voorzichtig druppelt de eerste percussie naar binnen, in een nieuw shot dansen nu twee hijabis rustig, Haydar blijft rappen. Dan begint het refrein – een diepe hiphop-bas valt binnen, de cello draait door en alle vrouwen rappen mee: ‘So even if you hate it/I still wrap my hijab/Wrap my hijab/wrap my hijab’.

In de Verenigde Staten schitteren moslims feller dan ooit. Successen van Amerikaanse moslims, zoals de eerste vrouwelijke moslim in het congres Ilhan Omar of de meervoudige Oscarwinnaar Mahershala Ali, bereiken ook Nederland – en dit is nog maar het topje van de ijsberg. In de media, politieke cultuur en onderwijs zijn Amerikaanse moslims beter vertegenwoordigd dan ooit. Zo is er sinds 2009 een kleine moslim universiteit, Zaytuna College, en is in 2014 Kamala Khan gecreëerd. Khan is Pakistaans, moslima én een nieuwe superheld, die onder het alias Ms. Marvel regelmatig de bestsellerlijsten haalt. Het lijkt alsof moslims in Amerika een ongekende emancipatie doormaken.

Wanneer deze indruk wordt voorgelegd aan Kayla Wheeler, universitair docent aan een universiteit in Michigan en onderzoeker van de islam in Amerika, kijkt ze bedenkelijk. De indruk vanuit het verre Nederland van ‘de Amerikaanse islam’, is ongenuanceerd en verklaart weinig. Juist het diverse karakter is een van de kenmerkendste aspecten van islam in de Verenigde Staten, zegt Wheeler. In tegenstelling tot landen in West-Europa kwamen moslims op verschillende tijden, plekken en manieren naar Amerika. Zo zijn er grote verschillen ontstaan in kleur, klasse en religieuze opvattingen.

Moslims zijn al sinds het prille begin deel van de Britse kolonies in Amerika. Een deel van de slaven die te werk werden gesteld, kwamen uit islamitische gebieden van Afrika. Sindsdien waren Afro-Amerikanen lang de enige moslims in de VS, met een grote heropleving van de islam in de vorige eeuw. De twintigste eeuw bracht ook het andere deel van de moslimgemeenschap naar het land: de immigranten uit Arabische en Aziatische landen. In de ernstig gesegregeerde Amerikaanse samenleving vormden zwarte, Arabische en Zuid-Aziatische moslims niet vanzelfsprekend een eenheid. Er ontstonden diepe kloven in de moslimgemeenschap, die jongeren nu, op grotere schaal dan ooit, beginnen te overbruggen. Dát, zegt Wheeler, is de grootste ontwikkeling in de moslimgemeenschap van de afgelopen tijd. De rapper Mona Haydar is een van die overbruggers, maar moet daarvoor decennia aan kloven overwinnen.

Geracialiseerde samenleving

Er zijn drieënhalf miljoen Amerikaanse moslims – maar dat is gelijk het laatste getal waar de statistieken duidelijkheid over bieden. Wanneer je probeert in te zoomen op de verschillende bevolkingsgroepen in de moslimgemeenschap, stuit je al meteen op de complexiteiten van de Amerikaanse samenleving. Zo zijn in de VS etniciteit en ras twee verschillende concepten: simpel gezegd duidt etniciteit op afkomst, en ras op huidskleur en andere uiterlijke kenmerken. Afhankelijk van hun onderzoeksmethoden schatten onderzoekers het aandeel van zwarte moslims in de moslimgemeenschap op een kwart tot een derde. Veel Afro-Amerikanen bekeerden zich in de eerste helft van de twintigste eeuw tot de islam – uit die tijd stamt bijvoorbeeld de organisatie Nation of Islam, bekend van illustere figuren als Elijah Muhammad en de strijdbare Malcolm X.

Vanaf de jaren zestig verschijnen op grote schaal andere moslims in de Verenigde Staten. De onophoudelijk groeiende economie trekt veel studenten en middenklasse-werkkrachten uit Arabische landen, India en Pakistan. Vandaag de dag zijn Zuid-Aziatische moslims goed voor ongeveer dertig procent van de moslimgemeenschap, evenveel als de Arabische moslims. De rest van de moslims zijn wit – ofwel van Europese afkomst, of van Arabieren die zichzelf hebben laten registreren als wit.

Die laatste kronkel is een ander teken van de sterk geracialiseerde samenleving waarin nieuwe moslims in de jaren zestig terecht kwamen – een samenleving waar sterk onderscheid werd gemaakt op basis van ras, en waar Afro-Amerikanen en witte Amerikanen tegenover elkaar stonden. De nieuwe moslims werden gedwongen om keuzes te maken tussen de twee. Bijvoorbeeld in de volkstellingen, waar ‘wit’ en ‘zwart’ de enige opties waren die je bij categorie ‘ras’ kon aanvinken.

Structureel racisme en ongelijkheid, die in die jaren zestig nog veel heftiger waren dan nu, speelden de zwarte en de nieuwe moslims tegen elkaar uit. In hetzelfde proces downplayden veel Arabieren hun islamitische identiteit, omdat islam te erg geassocieerd werd met zwarte moslims. Het ging zelfs zover dat veel van de Libanezen en Syriërs die naar de Verenigde Staten kwamen geen moskeeën oprichtten, zo vertelt Wheeler. ‘Ze noemden ze ‘culturele centra’ – waar ze vervolgens baden.’

Foto: Youtube

Overbruggen

Toch waren er al wel voorzichtige verbindingen tussen de zwarte gemeenschap en moslims. Uit Pakistan kwamen in de jaren twintig veel Ahmadiyya of Ahmadi-moslims, die door mainstream moslims niet als moslims worden gezien. De Ahmadiyya probeerden hun boodschap onder zo veel mogelijk mensen te verspreiden. Dit lukte vooral onder de zwarte bevolking goed, zegt Wheeler. ‘Hun boodschap van universele broederschap, anti-racisme en anti-kolonialisme raakte zwarte mensen diep.’ Zo zijn veel zwarte jazzmuzikanten in Boston bekeerd tot de Ahmadiyya-islam – en ook Mahershala Ali, die nu furore maakt op het witte doek en twee Oscars heeft gewonnen, is Ahmadi-moslim.

Alle verschillende factoren in Amerika leiden tot een complex geheel, waar klasse, afkomst, locatie en leeftijd allemaal meespelen. ‘Stel je een arts uit Pakistan voor’, zegt Wheeler. De arts zal in de welvarende suburbs willen wonen, een witte omgeving met een witte levensstijl. De kinderen groeien op met een Amerikaanse identiteit, maar krijgen tegelijk te maken met islamofobie en racisme. ‘Dus ze beseffen: we moeten samenwerken met moslimgemeenschappen hier. In stedelijke gebieden zijn dat zwarte moslims.’

Nu meer dan ooit, komen initiatieven om verschillende moslims samen te komen van onderaf, geleid door jongeren. Want, zo zegt Wheeler, ‘alle groepen zien dat islamofobie iedereen raakt.’ Een van die voorbeelden is het Inner-city Muslim Action Network, een gemeenschapsvereniging in Chicago waar Arabische moslims en de middenklasse Arabische moslims elkaar treffen. Door peer-to-peer mentoring en gemeenschapsdienst, maar ook door een belangrijke zwarte uitingsvorm: hiphop. ‘Het is iets universeels, en voor immigranten is het een manier om de Amerikaanse identiteit te omhelzen maar tegelijk zich af te zetten tegen white supremacy en islamofobie. Je kan Amerikaans zijn en tegelijkertijd je afzetten tegen Amerika. Zo verlies je niet helemaal wie je bent.’

Muslim Cool

Deze mengvorm van zwarte cultuur en moslim-zijn is wat de bekende antropoloog Su’ad Khabeer Muslim Cool noemt. Ook rapper Mona Haydar is hier een klinkend voorbeeld van. Hoewel ze zelf van Arabische afkomst is, gebruikt ze hiphop om islamofobie en vrouwenonderdrukking aan te vallen. Haar grootste hit Hijabi is een feministisch lied over de haat die een moslimvrouw te verduren krijgt – ‘Women haters get banished/Covered up or not don’t ever take us for granted.’ Alsof het vanzelfsprekend is, citeert Haydar in een interview en passant een zwart moslim-icoon wiens woorden ze aan haar eigen werk koppelt: ‘Malcolm X zei dat gesloten monden niet gevoed worden, en hier ben ik met mijn mond open. Ik vertel mijn verhaal en hoop een bepaalde impact te maken in de wereld.’

Maar het gebruik van hiphop is absoluut geen gemakkelijke, universele oplossing om alle Amerikaanse moslimgemeenschappen samen te brengen, zegt Wheeler. Het gebruik van hiphop roept vragen op over wie de moslimgemeenschap kan vertegenwoordigen – en wie niet. Wheeler plaatst vraagtekens bij de muziek van Mona Haydar, die met miljoenen views de meest bekeken vrouwelijke moslimrapper is. ‘Er zijn zwarte moslimvrouwen die tien keer langer dan haar rappen, maar niet dezelfde aandacht krijgen. Niet iedereen betoont eer aan hen die de muziek hebben opgebouwd –  en vaak ook beter zijn.’

Maar toch, Wheeler is het er mee eens: de islam van alle moslims die nu samenkomen en zich rond hiphop verbinden is een belangrijke verbindende kracht. De diepe verschillen tussen de groepen worden langzaam geheeld – maar de volgende groep komt alweer om de hoek kijken. Latino’s zijn de snelst groeiende groep moslims op dit moment in de Verenigde Staten – in de Mexicaanse staat Chiapas zijn er zelfs Mexicanen die nooit christelijk zijn geweest, maar zich wel tot de islam bekeren. Op dit moment nog ‘maar’ 200.000. ‘Maar’, zo schat Wheeler, ‘over vijftig jaar is Spaans de op één na grootste moslimtaal in de Verenigde Staten.’ Wat die nieuwe groep aan de diverse Amerikaanse moslimgemeenschap toevoegt, zal de tijd leren. De Amerikaanse islam blijft zich ontwikkelen – en wordt met de dag diverser.

Hoezo ongecontroleerde massamigratie?

1

Onlangs mocht Thierry Baudet bij Jinek voor de zoveelste keer de kijker voorhouden dat er in de afgelopen decennia sprake is van ‘ongecontroleerde massamigratie’. En hij is niet de enige die de kiezer dit schrikbeeld voorhoudt. Ook de SP en de beweging Vrij Links, bij monde van Keklik Yücel, sluiten zich regelmatig bij dit koor aan. Het probleem met deze term en de negatieve associaties die deze oproept, is dat zelden helder wordt uitgelegd wat hiermee wordt bedoeld. De kijker mag dat zelf invullen, waarbij velen onmiddellijk zullen denken aan de ongehinderde komst van onintegreerbare moslims. Iets waar Baudet zelf overigens al op hintte,  door bij Jinek te spreken over een inmiddels onherkenbaar Nederland dat volhangt met satellietschotels.

Kijken we naar de feiten, dan spreken die echter een heel andere taal. Het idee dat de grenzen wagenwijd open staan en iedereen hier maar binnen kan komen is namelijk onzin. Dat laatste geldt alleen voor burgers van de EU, en vice versa ook voor Nederlanders die binnen Europa willen wonen en werken. Of dat wenselijk is, daarover kun je twisten, maar feit is dat we democratisch hebben besloten om binnen de EU vrij verkeer van personen mogelijk te maken. Maar die mede-Europeanen zijn niet de belangrijkste steen des aanstoots van politici die te pas en te onpas de term ‘massamigratie’ in de mond nemen. Dat zijn nieuwkomers van buiten Europa, en met name uit islamitische landen.

En laat die controle zich nu uitgerekend tot die categorie uitstrekken. Zo hebben opeenvolgende bewindslieden, van PvdA, D66 tot VVD, zich ingespannen om het aanzienlijk moeilijker te maken voor migranten van buiten de EU om zich hier te vestigen. Dat begon met maatregelen tegen huwelijksmigranten, zoals uitvoerig uit de doeken gedaan in het proefschrift Grens en Gezin (2007) van Saskia Bonjour. Het ging daarbij met name om migranten uit Turkije en Marokko die met hier geboren kinderen van voormalige gastarbeiders wilden trouwen. Die migratie werd door het tweede kabinet Balkenende, onder invloed van de Fortuynrevolte, in hoge mate beperkt, vastgelegd in de Wet Inburgering in het Buitenland (2005). Niet alleen moest een inburgeringsexamen worden afgelegd voorafgaand aan de komst naar Nederland, maar daarnaast werd de inkomenseis verhoogd naar honderdtwintig procent van het minimumloon. Het gevolg was het vrijwel opdrogen van deze migratiestroom. Overigens gold deze wet voor alle huwelijkspartners en werden ook veel, niet zelden laaggeschoolde, Nederlanders die bijvoorbeeld met een Russische of Thaise vrouw wilden trouwen (of reeds getrouwd waren) met de restrictieve effecten geconfronteerd. Een tweede categorie immigranten die zich aan controle moet  onderwerpen zijn arbeidsmigranten van buiten de EU. Voor hen geldt dat zij alleen worden toegelaten als er geen mensen in Nederland zijn voor bepaalde banen. Vaak gaat dat dan om hooggeschoold werk, zoals IT-specialisten bij ASML in Veldhoven, maar het kan ook lager geschoold werk in sectoren met een chronisch personeelstekort betreffen, zoals de zorg. Deze papieren grens, waarbij mensen alleen op een normale manier naar Nederland kunnen komen om hier legaal te wonen en te werken als ze daarvoor een visum in hun paspoort hebben, is een veel krachtiger controlemiddel dan velen zich realiseren.

Blijft over het enig overgebleven loket waarlangs nieuwkomers van buiten de EU zich in Nederland kunnen melden: de asielwetgeving. Hoewel de tijdelijke crisis in 2015, toen de burgeroorlog in Syrië zijn hoogtepunt bereikte, anders zou kunnen doen vermoeden, is ook hier wel degelijk controle. Zo heeft de EU het sinds 2016 steeds moeilijker gemaakt voor asielzoekers om überhaupt het territorium van een EU-staat te bereiken. Inmiddels ligt de grens feitelijk in Turkije en bezuiden de Sahara, waar autoritaire regimes met EU belastinggeld worden betaald om Afrikaanse migranten tegen te houden. Met als gevolg dat ieder jaar duizenden mensen verdrinken in de Middellandse Zee dan wel verdrogen in de Sahara. Wat men van dit beleid verder ook moge vinden, het is wel degelijk een vorm van controle. En dat geldt ook voor degenen die wel de finish halen van de steeds morbider wordende hindernissenrace en zich in Nederland melden. Om te beginnen zijn de aantallen sinds 2015 weer sterk afgenomen, maar minstens zo belangrijk om te benadrukken is dat alleen zij die aan de criteria van het vluchtelingenverdrag voldoen zich hier mogen vestigen. Anderen, zoals mensen uit Marokko of Algerije, hebben geen schijn van kans op een verblijfsstatus. Het mag dan soms moeilijk zijn hen het land uit te zetten, op den duur zullen velen dat wel doen. Zo verblijft een derde van de aanzienlijke groep asielzoekers uit de jaren negentig niet meer in Nederland.

Kortom, discussie over het migratiebeleid is prima, maar dan wel graag op grond van feiten. Als Baudet of anderen spreken over ongecontroleerde massamigratie, is dat gewoon onzin en niets meer dan stemmingmakerij. En hierbij wordt bewust of onbewust ruimte gelaten voor allerlei, al dan niet racistische, spookbeelden.