5.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 826

‘Mijn identiteit is bijna een taak geworden’

0
Theatermaker Melih Gencboyaci is geboren in Duitsland. Hij verhuisde op zijn achtste naar Turkije en kwam in 2004 naar Nederland. In Duitsland had hij nare ervaringen met rechts-extremisten en in Turkije is hij als homoseksueel niet geaccepteerd. De Kanttekening sprak hem over zijn worsteling met identiteit.

In de theatervoorstelling Vijfduizendtweehonderdwoorden neemt Melih Gencboyaci (Pirmasens, 1977) de bezoeker mee in de wereld van nieuwkomers. Een nieuwe taal leren gaat meer dan over woordjes stampen. Voor de voorstelling volgde Gencboyaci een jaar lang de taalontwikkeling van een groep migranten en putte uit zijn eigen ervaringen. ‘Iedereen heeft de taalcursus gevolgd, maar gewoon met een Nederlander in gesprek gaan, dat is een enorm grote drempel.’

Hoe kunnen we die drempel wegnemen?
‘Taalwetenschappers die ik sprak zeiden dat er een veilige zone nodig is waarin nieuwkomers kunnen spelen met taal, zonder de angst fouten te maken. Ze hebben last van faalangst. Ze hebben vaak alles achter zich gelaten en ervaren een grote druk om het goed te doen. Er zijn natuurlijk ook taalkundige hindernissen. De u-klank bestaat in het Arabisch niet. Vluchtelingen uit Syrië hebben grote moeite met woorden als ‘nu’ en ‘buurthuis’. Mijn voorstelling is een ruimte waar mensen zich door herhaling de taal eigen kunnen maken. Nieuwkomers en Nederlanders proeven als het ware samen woorden en nemen de tijd voor elkaar. Eigenlijk zou het in het gewone leven ook zo moeten zijn. Ondanks de bijna miljoen vrijwilligers die iets doen met nieuwkomers, lukt het ze niet zo goed om contact te leggen met Nederlanders.’

Waarom niet?
‘Op het moment dat ze Nederlands proberen te spreken, wordt er meteen naar het Engels overgeschakeld, waardoor je de taal niet kunt oefenen. Of ze stuiten op iets wat mij en veel ‘nieuwe’ Nederlanders vaak overkomt: witte mentaliteit. Als je met een onbekende een gesprek wil voeren, moet je eerst door vele lagen heen voordat je echt contact hebt en kunt zeggen ‘leuk om met jou kennis te maken’. Ik ben van Turkse afkomst en homoseksueel. Als ik naar een gaybar ga om een biertje te drinken, is één van de eerste vragen ‘wat vind je van Erdogan?’ Dan denk ik, euh ik vraag aan jou toch ook niet wat je van Rutte vindt. Natuurlijk, ik begrijp die vraag wel, mensen willen hun kennis en interesse tonen en maken zich zorgen. Ze vragen zich af wie je bent. Ik snap de islamofobie, de angst voor vluchtelingen; de welvaart van Europa gaat achteruit. Maar mijn identiteit is bijna een taak geworden, ik moet voortdurend verantwoorden wie ik ben.’

Is de Erdogan-vraag onbeleefd?
‘Ik vind het niet onbeleefd, maar als je vaak op afkomst wordt aangesproken, ga je je een buitenstaander voelen. Door die vragen maak je iemand tot een ‘ander’. Dat zinnetje: wat spreek jij goed Nederlands. Goed bedoeld hoor, maar ik vraag me dan toch af, voeren we nu een gesprek tussen twee gelijken of neem je een bovenpositie in? Maar ik herken het ook. Toen in de jaren negentig de Bulgaarse Turken naar Turkije terugkeerden, spraken ze Turks met een bepaald accent. En dan zeiden wij, je spreekt echt héél goed Turks. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik bepaalde woorden niet meer gebruik. Autochtoon, allochtoon, ik voel me niet meer aangesproken. In de voorstelling zoeken we naar andere formuleringen. De media berichten heel vaak negatief over migranten. Terwijl er zo veel prachtige mensen zijn die hun best doen en zich verbonden voelen met Nederland. Daar wordt niets of weinig over gezegd, heel jammer.’

Je voorstelling gaat over het verlies van een oude en het verwerven van een nieuwe identiteit, hoe doe je dat?
‘Op het moment dat je de keus maakt om naar een ander land te gaan, begint een soort rouwproces. Je weet dat het nooit meer wordt zoals het was. Je laat een stukje van jezelf achter. Maar dat is niet alleen maar donker. Het is ook mooi, je wordt opnieuw geboren. Ik ben in 2004 naar Nederland gekomen. Ik wilde graag heel goed Nederlands spreken, omdat ik wil meedoen, hier wil zijn. Er is ook geen weg terug, ik heb mijn Turkse nationaliteit opgegeven. Alles wat ik ben communiceert niet meer met mijn vaderland. Kunstenaarschap, homoseksueel en seculier zijn. Maar dat betekent niet dat ik hier nergens tegenaan loop. Ik kom uit een wij-cultuur en dit is een ik-cultuur. In Turkije leggen kinderen elke vrijdag en maandag een eed af op school. Een nationalistische gelofte over Turk-zijn, over grotere idealen dan jezelf. In de voorstelling vraag ik me af of je eigenlijk wel volledig Nederlander kunt worden als je zo geïndoctrineerd bent. Ik weet het niet.’

Er zijn ook veel mensen met een Turkse achtergrond die Nederland juist verlaten, omdat ze zich hier niet meer thuis voelen. Wat vind je daarvan?
‘Dat is zo’n vraag. Ik pas niet in het clichébeeld, maar ik moet me er voortdurend toe verhouden. Ik praktiseer de islam niet. Niet dat ik niet islamitisch ben opgevoed, jawel, maar ik geloof niet in God, Allah of wat dan ook. Dat ik Turkse ouders heb, bepaalt niet mijn wereldvisie, ik loop niet met een vlag over de Erasmusbrug. Ik ben geboren in Duitsland en op mijn achtste verhuisd naar Turkije, ik ben een vrucht van Europa.’

Waarom gingen jullie terug?
‘In de jaren tachtig, net voor de val van de Muur, was er een economische crisis in Duitsland. Mijn vader was één van de eerste gastarbeiders en had samen met mijn moeder een eigen kleermakerij. Toen ik zeven was, ben ik ontvoerd door rechts-extremisten vanaf het schoolplein, omdat ik Turks was. Uiteindelijk ben ik na een politieoperatie weer bevrijd. Dat heeft iets teweeg gebracht, waardoor mijn ouders weer terug naar Turkije zijn gegaan. Ze wilden ons op laten groeien in de Turkse cultuur, ze voelden zich niet meer veilig in Duitsland.’

Hoe was het om in Turkije te zijn?
‘Dat was heel ingewikkeld. Turks is een poëtische taal, met wortels in Midden-Azië. Gunes bijvoorbeeld betekent zon, maar komt oorspronkelijk van gune isimak en dat betekent ‘glanzend naar de dag ontwaken’. Supermooi, maar de overgang van een efficiënte taal als Duits is erg lastig.’

 En cultureel?
‘Ik was een buitenbeentje. Ik wist al jong dat ik homo was, mijn ouders ook, maar ze wisten niet goed hoe daar mee om te gaan. Ze wilden mij weerbaar maken en stuurden me naar een school waar alleen jongens op zaten, een vooropleiding van de militaire academie. Ik heb er veel testosterongevechten gehad. De Turkse cultuur is mannelijk. Eer, trots en macht staan centraal. Als je niet past in dit stereotype beeld dan hoor je er niet bij. In Turkije is de afgelopen vijftien jaar zo veel veranderd. Eindelijk is de aap uit de mouw gekomen. Het is zo snel gegaan en tegelijk zo geleidelijk, dat je alleen maar met open mond kunt toekijken. De machtsstrijd in Turkije, tussen Europa en Turkije, het Midden-Oosten en Turkije, het komt allemaal voort uit die machocultuur.’

Wat voor cultuur hebben we in Nederland?

‘Het is toch fantastisch hoe we hier leven met zijn allen! We klagen veel, maar we zien niet hoe vrijgevochten we zijn. Als je het over genderdiversiteit hebt: hier kán dat. Celine, één van mijn muzen uit de voorstelling, is vanuit Jordanië naar Nederland gevlucht, omdat ze transgender is. Ze is in transitie van man naar vrouw. Tegelijkertijd leert ze een nieuwe taal, dat vind ik superfascinerend. Omdat ze er zo’n afstand tot heeft, kan ze de taal goed analyseren. Ze ziet Nederlands als een vrouwelijke taal, want zo zegt ze ‘een groep mannen duidt je ook aan als zij’. In het Frans bijvoorbeeld is dat niet zo. Zodra er bij een groep van 99 vrouwen één man bijkomt is het il. Ik ben opgevoed met een ideaal van wat ik wel en niet hoor te zijn. Maar die adellijke Ottomaan, die witte Turk, dat ben ik helemaal niet. Wie ben ik dan? Geen idee. Misschien wel niets, een soort kwal, een soort overbewustzijn. De laatste tijd ervaar ik berusting. Ik hoef niets te zijn. Dat geeft vrijheid want dan ben je ook niet in gevecht met die witte mentaliteit. Het gaat om het ontdoen van al die zelfstandig naamwoorden. Daar ben ik wit en hier ben ik allochtoon, maar wat als dat allemaal wegvalt, wat blijft er dan over? Dan begint het gesprek. Want dat gevoel dat jij hebt, heb ik ook. Er bestaat geen zwarte of witte angst, angst is angst.’

De voorstelling Vijfduizendtweehonderdwoorden is van 18 tot en met 21 mei te zien in het theater Ostade in Amsterdam.

‘Geef alles, niets is gratis’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Marokkaanse Nederlander Youunis el-Atrach (28).

Wat doe je?
‘Ik heb eigenlijk twee banen. Ik ben teammanager bij een grote verzekeraar. Daarnaast geef ik ook nog college aan de Hogeschool Utrecht. Ik doceer bedrijfseconomie. Verder ben ik voorzitter van de stichting Dunya in Woerden. Wij zetten ons in voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren, want zij zijn tenslotte de toekomst. Zo geven we al een aantal jaren begeleiding aan ongeveer honderddertig jongeren. Mijn werkzaamheden voor de stichting beslaan bijvoorbeeld het bedenken van nieuwe projecten, samen met de jongeren. We zijn momenteel bezig met een plan om de vraag naar en het aanbod van kennis bij elkaar te brengen. Denk daarbij aan iemand die een oproep plaatst om zijn of haar Engels te verbeteren. Mensen die de gevraagde kennis in huis hebben, kunnen dan reageren. Zo breng je mensen samen om kennis te delen. Het wordt waarschijnlijk een online platform.’

Waar wil je heen?
‘Mensen in hun kracht zetten is één van mijn grootste ambities. Daarom volg ik nu cursussen om mijn leiderschapskwaliteiten naar een hoger plan te tillen. Ik vind het mooi mensen te helpen, vandaar mijn inzet voor Dunya. In de toekomst wil ik voor een grote hulporganisatie werken. Bestuurslid bij UNICEF zie ik wel zitten. De positieve invloed die je uitoefent op kinderen en daarmee de toekomst van deze planeet, daar krijg ik energie van, het inspireert mij.’

Heb je een kruiwagen?
‘Mensen komen op je pad, is mijn ervaring. Of je nu studeert of op je werk bent, als je honderd procent geeft, komen de juiste mensen in je leven, daar geloof ik in. Deze mensen nemen je mee naar een volgende fase en zullen je de juiste begeleiding geven. Dat is mij ook vaak overkomen. Zowel op mijn werk, waar mensen een bijdrage hebben geleverd aan mijn ontwikkeling, als thuis waren er mensen die me stimuleerden om ervoor te gaan. Mijn broers bijvoorbeeld, mijn ouders en anderen. Maar uit mijn geloof haal ik de meeste kracht. Ik leid een druk bestaan, moet veel balletjes tegelijk in de lucht houden. Rust en inspiratie haal ik dan uit mijn geloof, zodat ik weer de energie heb om verder te gaan.’

Zijn er beren op de weg?
‘Als veel mensen ‘nee’ tegen je zeggen dan kan dat zeer demotiverend werken. Sommigen houden niet van verandering, daar worden ze bang van. Belangrijk is dan dat je mensen meeneemt in je verhaal, want verandering moet altijd geleidelijk gaan. Je kunt niet verwachten dat morgen alles anders is. Tegenslagen moeten een les zijn om verder te gaan, in plaats van een moment waarop je denkt te moeten stoppen. Als jonge jongen die net een stichting is begonnen met vrienden, liepen we ook vaak tegen dingen aan. Dan moet je écht in jezelf blijven geloven. Want als je begint, is iedereen enthousiast. Pas als je om middelen gaat vragen, krabbelen mensen terug. Op dat moment moet je mensen enthousiast maken, laten geloven in jouw verhaal. Je moet zeker luisteren naar anderen, maar vooral naar jezelf. Doorzetten dus!’

Heb je tips?
‘Het is een cliché, maar daarom niet minder waar: blijf altijd geloven in jezelf. Begin vandaag in plaats van morgen. Geef alles, niets is gratis. De volgende stap komt nooit vanzelf, je moet de regie nemen over je leven. Als je je dan honderd procent inzet, kan de uitkomst niet fout zijn. Tenslotte is het ook belangrijk iets terug te geven aan de samenleving, iedereen op zijn of haar eigen manier, al is het maar iets kleins.’

‘Wat boeit het mij nou waar mensen vandaan komen’

0

In haar onlangs gepubliceerde boek Thuis bij de vijand: moslims en joden in Nederland schetst Natascha van Weezel een beeld van de voortdurende strijd tussen moslims en joden.

Natascha van Weezel (Amsterdam, 1986), dochter van journalist Max van Weezel, wilde de strijd tussen de moslims en joden in ons land vooral voor zichzelf onderzoeken. Het werd een persoonlijke zoektocht, om de aanhoudende strijd tussen moslims en joden te begrijpen. Daarnaast wilde ze uitzoeken in hoeverre moslimhaat vergelijkbaar is met antisemitisme en wat het verschil is tussen antizionisme en antisemitisme. Het Israëlisch-Palestijns conflict ging eerst over grond, maar is volgens Van Weezel uitgegroeid tot een religieus probleem, dat ook in Nederland voor veel polarisatie zorgt. Omdat ze daar zelf een uitgesproken mening over heeft, wordt ze in eigen kring voor verrader uitgemaakt en aan de andere kant weer door moslims beschimpt, onder meer omdat ze een David-ster draagt om haar hals. De Kanttekening sprak haar.

Je bent er echt ingedoken, onder meer door zelf moskeeën te bezoeken?
‘Ik heb het aangepakt als journalistiek project. Dat doe ik vaker als ik ergens nieuwsgierig naar ben, maar het ook een beetje eng vind. Dus ik ben zelf onderzoek gaan doen en met mensen gaan praten. Ook mensen waar je bang voor bent, waar je vooroordelen over hebt en mensen die vooroordelen over jou hebben.’

Wat kwam je allemaal tegen?
‘Veel verschillende dingen. Vooroordelen over joden, Israël, zionisten, hele heftige complottheorieën waar ik van schrok, zoals dat joden achter IS zitten. Veel onbegrip ook. Ik heb mensen ontmoet die zeiden dat ik niet joods kon zijn, omdat ik er normaal uitzag. Ik heb een grote woede voor Israël ontdekt, maar dan weer niet persé voor joden. Het verschil tussen antizionisme en antisemitisme. Daar was ik nieuwsgierig naar, want in de joodse gemeenschap leeft de discussie of daar wel een verschil tussen is. Ik heb geleerd dat je heel goed antizionistisch kunt zijn en niet antisemiet. Ik heb de meest geweldige mensen ontmoet en nieuwe vrienden gemaakt. Ik heb zelfs een reis naar Auschwitz gemaakt met moslims uit de Schilderswijk. Ik heb in de ogen van een jongen gekeken die zei ‘Jezus, dit is met jullie gebeurd, maar gaat dit ook met ons gebeuren door alles wat Geert Wilders zegt’. Ik schrok heel erg van die angst. Dat kun je dus voelen nu als je moslim bent in Nederland.’

Voelen moslims in Nederland zich zo? Het klinkt bijna als een vergelijking met wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd?
‘Ik snap wat je zegt, maar ik zal nooit zelf de vergelijking maken tussen de Tweede Wereldoorlog en de discriminatie die moslims nu ten deel valt, want achter de Tweede Wereldoorlog zat een heel doordacht systeem. Dat is nu niet zo. Wel zie ik een vreemde obsessie met de islam in ons land, ik zie discriminatie van moslims, veel meer dan ik wil zien en ik zie dat het soms over de schreef gaat. Ik walg van wat Wilders allemaal zegt, dus ik denk dat je wel moet uitkijken dat het niet verder gaat. Dat het niet iets is wat uiteindelijk iets als de Holocaust zou kunnen worden. Natuurlijk weten we nu achteraf wat er met de joden is gebeurd en andere groepen die zijn vervolgd tijdens de Holocaust, maar dat begon in eerste instantie ook met propaganda, discriminatie en uitsluiting. Zodra ik zie dat groepen worden weggezet als anders, minder of gevaarlijk, dan gaan bij mij alle alarmbellen af.’

Is dat wat er nu met moslims in Nederland gebeurt?
‘Ik vind dat dit steeds meer aan het gebeuren is. Ik vroeg me eerst af of het zo’n vaart zou lopen, maar het feit dat veel moslims zich moeten verantwoorden als IS een aanslag pleegt, zegt genoeg. Terwijl 99 procent er tegen is. Ik heb dus veel moslims ontmoet die zich steeds weer moeten verantwoorden. Die uit moeten leggen dat ze niet voor IS zijn, omdat ze een hoofddoek dragen.’

Zijn dat dezelfde moslims die het niet zo met joden ophebben?
‘Ik heb inderdaad veel nare dingen gehoord van moslims over joden, maar ook van joden over moslims. Het is dus tweezijdig en dat komt vaak door Israël en Palestina. Die opmerkingen komen vooral door onwetendheid. Als ik zeg dat ik ook tegen de bezetting ben, dan vinden ze het gek dat ik het woord bezetting gebruik, omdat ik joods ben. Maar het is nou eenmaal een bezetting. Veel moslims hebben ook nog nooit een jood ontmoet. Dat is niet raar, want er wonen hier maar zo’n 45.000 joden, de meesten in Amsterdam of Amstelveen.’

Komt die strijd dan vooral voort uit onwetendheid?
‘Jazeker. Onbekend maakt onbemind. Ik heb het er met moslims over gehad dat ik ook wel eens gediscrimineerd word en me niet altijd honderd procent Nederlander voel en sommigen geloofden me gewoon niet. Beide kanten stoppen elkaar in een hokje. Joden denken dat moslims bepaalde dingen over joden denken en moslims denken weer dat joden bepaalde dingen over hen denken. Zo geloven moslims niet dat wij als joden niet bevoorrecht zijn.’

Wat kunnen joden en moslims doen om die strijd te stoppen? In ieder geval in Nederland.
‘De dialoog met elkaar aangaan. Dat klinkt zoetsappiger dan ik bedoel. Het mag er best hard aan toegaan, als de dingen maar benoemd worden. Men moet elkaar leren kennen, want zolang je elkaar niet kent, moet je elkaar ook niet. Waarom zou je voor iemand opkomen die je niet kent? In Nederland blijft iedereen te veel in de eigen groep leven, er is te veel polarisatie. Dat gaat veel verder dan joden en moslims alleen, dat gaat ook over hoog- en laagopgeleid of PVV- en GroenLinks-stemmer. Je leeft in de groep die je kent en als je voor het ene bent dan ben je tegen de ander. Ga met andere mensen praten, ook als je het er niet mee eens bent. Dat geldt voor iedereen, voor moslims en joden in het bijzonder. Het moet gaan om mensen.’

Hoe kijk jij dan tegen het integratiedebat aan?
‘Ik vind het heel erg hard hoe dat nu gaat. Ik vind dat we asielzoekers zo veel mogelijk moeten opvangen in Nederland. Het gevaar dat er een terrorist tussen zit, is altijd aanwezig, dat is al wel gebleken, maar ik vind vanuit mijn humanistisch oogpunt dat je mensen in nood moet helpen. Men is ook bang dat de Nederlandse normen en waarden in gevaar komen. Natuurlijk moeten mensen integreren, maar ik woon in Amsterdam, wat boeit het mij nou waar mensen vandaan komen.’

Je hebt Amsterdam en je hebt de rest van Nederland natuurlijk…
‘Dat is waar en dat weet ik, maar in Amsterdam kunnen we het wel en ik vind het interessant dat mensen in kleine dorpjes, waar ze nog nooit een moslim hebben gezien, tegen moslims zijn. Daar wordt de heftigste taal uitgeslagen. Ik vind een land waarin we samen kunnen leven veel belangrijker dan dat mijn Hollandse cultuur honderd procent gewaarborgd wordt. Ik vind dat ook niet meer van deze tijd. Natuurlijk zijn er dingen die bij Nederland horen, zoals Kerstmis en Pasen, maar ik zie niet in dat dat in gevaar komt.’

Anderen denken daar toch anders over?
‘Ja, maar is dat zo? Ik zie het wel hoor. Kerststol die ineens feeststol heet. Ik bedoel dat ook niet als ik zeg dat we samen moeten leven. Ik begrijp heel goed dat die dingen er moeten zijn en blijven. Maar ik vraag me af of de ‘nieuwe’ Nederlanders, zoals ze genoemd worden, echt zoveel aanstoot nemen aan onze Kerst of Pasen of zijn mensen daar zo bang voor, dat ze uit politiek correcte overwegingen het maar alvast gaan veranderen? We moeten niet te politiek correct gaan doen. Wel worden er bepaalde dingen over migranten geroepen waardoor die zich in een slachtofferrol plaatsen en daar ben ik niet voor. Dat vind ik erg irritant en niet werkzaam. Joden en moslims doen dat overigens allebei heb ik in mijn onderzoek gemerkt. Maar de hardheid van het integratiedebat maakt dat in mensen los.’

Joodse scholen en synagogen worden steeds meer beveiligd vanwege de aanslagen. Hoe kijk jij daar tegenaan?
‘Ik vind het vreselijk. Het erge is dat ik er inmiddels wel aan gewend ben. Maar ik ben joods en het raakt me. Maar het is de realiteit en het is nodig. Zelfs dit kan weer voor wrijving tussen joden en moslims zorgen, want dan zeggen moslims dat joden wel beveiliging krijgen en zij niet. Maar dat komt omdat er concrete aanwijzingen zijn dat er specifiek op synagogen aanslagen beraamd zijn of worden. Ik snap niet goed waarom het lijden vergeleken moet worden. Joden en moslims vergelijken hun leed vaak met elkaar, alsof het een strijd is wie er het ergste aan toe is. Leer van elkaar in plaats van elkaar voor de voeten te lopen. Daarnaast lijken de islam en het jodendom qua religie erg op elkaar, dat vergeet men ook vaak. Ik denk wel dat als het rustiger wordt in het Midden-Oosten het hier ook beter gaat tussen die groepen.’

Kinderen hebben tegenwoordig geen opa’s en oma’s meer die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt. Het wordt meer geschiedenis in plaats van overlevering, maar we herdenken nog steeds op 4 mei. Hoe sta jij hierin?
‘Er zijn inderdaad bijna geen overlevenden meer, maar ik ben blij dat het nog gebeurt. Ik ben er zelf erg bewust mee bezig en lang niet iedereen hoeft dat te doen. In mijn directe familiegeschiedenis is het wel gebeurd. Maar het is logisch dat de tijd het overneemt. Van de Tachtigjarige Oorlog weet ik echt niets meer, maar bij de Tweede Wereldoorlog vind ik het anders. Ik moet mijn hele leven mijn familie blijven herdenken. Ik vind ook dat we lessen uit de Holocaust moeten blijven trekken, anders is het helemaal nergens goed voor geweest. Wat er met joden is gebeurd kan met iedereen gebeuren, want mensen kunnen elkaar dat aandoen.’

Wat moet je daaraan doen?
‘Mensen inspireren elkaar dit niet aan te doen. Voor sommige mensen is de oorlog lang geleden, voor mij niet. En dat het lang geleden is, wil niet zeggen dat het nooit meer kan gebeuren. Sterker nog, het gebeurt. Mensen plaatsen zich boven andere mensen om macht uit te oefenen. Ik vind het belangrijk om daar bij stil te staan en dat moeten we op 4 en 5 mei doen.’

Moet het herdenken breder getrokken worden?
‘Ja, dat vind ik belangrijk, maar wel met de joden als voorbeeld. Het is een moeilijke discussie en ik weet het niet altijd. Ik kan tijdens die twee minuten stilte niet in iemands hoofd kijken. Ik heb liever dat iemand twee minuten stilte houdt dan dat ik ga zeggen dat je aan joden moet denken. Ik vind niet dat het helemaal veralgemeniseerd moet worden. Ik ben daar wel in verandert sinds mijn laatste boek. Toen had ik misschien wel gezegd dat alleen de joden herdacht moeten worden, maar nu zie ik dat iedereen een eigen achtergrond heeft, met een eigen verhaal en dat er zelfs mensen zijn die bang zijn dat het weer gebeurt.’

‘We zoeken elkaar te weinig op’

0
Uit CBS-cijfers blijkt dat veel Nederlanders spanningen ervaren tussen verschillende groepen. Wat kan de politiek daaraan doen? ‘De politiek moet eerst eens bij zichzelf te rade gaan.’

De spanningen tussen ‘nieuwe’ Nederlanders en autochtonen nemen toe, blijkt uit een rapport dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onlangs publiceerde. Maar liefst acht op de tien Nederlanders vindt dat er (heel) veel spanningen in de samenleving zijn tussen groepen, zoals tussen mensen met verschillende religies en mensen met en zonder migratieachtergrond. Minder dan de helft van hen ervaart die spanningen ook zelf in hun directe omgeving.

Momenteel praten de partijen CDA, GroenLinks, D66 en VVD over een te vormen kabinet. De Kanttekening vroeg politicoloog Jean Tillie (hoogleraar ‘electorale politiek’) en antropoloog Martijn de Koning, die beiden verbonden zijn de Universiteit van Amsterdam, wat hun advies is aan de formatiepartners.

‘Dit heeft te maken met fragmentatie’, zegt Tillie. ‘We zoeken elkaar te weinig op. Ben je moslim, dan ga je naar de moskee. Als je christelijk bent, trek je je terug in de kerk. Dat is logisch, maar het laat wel de polarisatie in Nederland zien.’ Tillie gelooft dat beter netwerken veel problemen kunnen verhelpen. ‘Dat is dé oplossing om bevolkingsgroepen met elkaar te verzoenen. Mensen moeten elkaar vaker ontmoeten. Mensen zoeken alleen hun eigen groep op, met als gevolg dat zij anderen bewust of onbewust aan de kant schuiven. Ik zeg niet dat we de hele dag samen koffie moeten drinken, maar het maatschappelijk belang moet wel voorop komen te staan.’ De hoogleraar ziet daarin een belangrijke rol weggelegd voor de politiek. ‘Het verstevigen van de netwerken tussen verschillende groepen mensen, is een taak voor de politiek.’

De Koning is het daarmee eens, maar hij gaat nog een stapje verder. ‘De politiek moet eerst eens bij zichzelf te rade gaan’, begint hij. ‘Met name de mainstreampartijen. Je zag tijdens de verkiezingscampagne dat partijen door hun retoriek bepaalde groepen buitensluiten.’ De Koning vindt de uitkomst van het onderzoek niet heel verrassend. ‘Steeds vaker lees je over aanvallen op moskeeën en kerken en er zijn natuurlijk de aanslagen van IS. Daarnaast zie je steeds vaker opinieartikelen verschijnen waarin nationalistische en racistische uitspraken als vanzelfsprekend worden gezien. Het is dus niet gek dat mensen spanningen voelen’, gaat hij verder. ‘We moeten ons juist focussen op het zoeken van verbindingen. Het contact tussen verschillende organisaties is daarom erg belangrijk. Ondanks al die spanningen moet je elkaar blijven vinden.’ De Koning waakt daarbij voor een grote misvatting. ‘Je ziet vaak dat een bepaalde groep wordt aangekeken op individueel gedrag, dat is echt fout. Bijvoorbeeld, als er ergens aanslagen zijn worden moslims daar snel op aangekeken. Het moet duidelijk zijn dat mensen ook individueel keuzes maken en niet gevangen zitten in een cultuur.’ Hij wijst erop dat het benadrukken van burgerrechten van groot belang is. ‘Voor iedereen moeten de burgerrechten hetzelfde zijn. Er wordt veel te vaak gemeten met twee maten, terwijl we allemaal hetzelfde zijn. Met name moslims en migranten worden geraakt door het politieke beleid. De politiek moet er juist voor iedereen zijn. Als dat niet het geval is, komen de Nederlandse grondrechten voor veel mensen in het geding.’

Feit is dat de onderlinge banden tussen verschillende groepen mensen niet optimaal zijn. Tillie besluit ondanks dat gegeven wel af met een positieve conclusie. ‘Uiteindelijk is het allemaal maar relatief. We moeten met zijn allen wel beseffen dat we in een land leven waar geen oorlog is en waar rellen niet de boventoon voeren.’

Niet alleen achtergronden en religies zorgen voor spanningen binnen de samenleving. Het CBS publiceerde in haar onderzoek ook dat er spanningen zijn tussen bijvoorbeeld arm en rijk. Al is dat wel wat minder. Vier op de tien mensen gaf aan dat de verschillen in inkomens zorgt voor wrijving. Daarnaast kan ook het verschil in geslacht zorgen voor onderlinge frustraties, zo voelen vrouwen en jongeren meer spanningen dan mannen en ouderen. De hoofddemograaf van het CBS, Jan Latten, denkt dat dat met name te maken heeft met de manier waarop vrouwen en jongeren angsten ervaren. ‘Ze hebben eerder een gevoel van onveiligheid. Maar het kan ook komen doordat ze spanningen misschien eerder melden.’

‘Welke soefi roept op vijanden te vernietigen?’

0
Theoloog Jonas Slaats beweert dat Erdogan een soefi is. Onderzoeksjournalist Sinan Can spreekt dat tegen. ‘Erdogan een soefi? Daar moet ik om lachen.’

De Belgische theoloog Jonas Slaats lanceerde vorige maand zijn boek Soefisme herzien. In het boek stelt hij dat het Westen een verwrongen en eenzijdig beeld heeft van het soefisme dat ingegeven wordt door een oriëntalistische blik. ‘Het soefisme is helemaal niet louter spiritueel zoals velen vaak denken’, zegt Slaats. Volgens hem denken velen bij de soefidichter Jalal ad-din Rumi (1207-1273) niet aan de islam, terwijl Rumi juist alles deed wat een moslim zou moeten doen. ‘Hij vastte tijdens de ramadan, hij volgde de sharia en hij ging op pelgrimstochten. Tegenwoordig vragen mensen zich af of hij wel religieus was, maar dat was voor hem evident’, aldus Slaats. Volgens Slaats is het Westen allergisch geworden voor alles wat met religie te maken heeft. Soefisme wordt geaccepteerd, omdat verondersteld wordt dat dat losstaat van de islam.

Onderzoeksjournalist en programmamaker Sinan Can is soefi, hij gaat mee in de gedachte van Slaats dat mensen in het Westen het soefisme en de islam graag scheiden. ‘We willen Rumi wel quoten op Facebook of Twitter, maar eerder omdat hij gezien wordt als een spiritueel leider dan om het feit dat hij moslim was. Voor mij was hij absoluut moslim, maar aan de andere kant zijn er ook mensen die zeggen dat zijn boodschap universeler is dan de islam, dat is een discussie. We halen het positieve uit zijn boodschap en natuurlijk zit daar ook een element van oriëntalisme in.’

Slaats meent dat de media een grote rol spelen als het gaat om de westerse perceptie van soefisme. Hij wijst erop dat omstreden wereldleiders zoals de Iraanse leider Ruhollah Khomeini en de Turkse president Recep Tayyip Erdogan soefiwortels hebben, maar dat dat nooit vermeld wordt door journalisten. ‘Als journalisten objectief hun werk zouden doen dan zou je ook artikelen lezen over de soefiachtergrond van Erdogan en hoe dit zijn politieke denken beïnvloed heeft, ik begrijp niet waarom we Gulen wel een soefi noemen en Erdogan niet.’

Slaats schrijft dat Erdogan zijn wortels heeft in de Naqshbandi-orde, een conservatieve soefiorde in Turkije. ‘Het dwepen met het Ottomaanse Rijk en daar nostalgische gevoelens bij krijgen is typisch iets voor die orde. Daarnaast wordt de nadruk gelegd op toewijding, wij zouden dat in Nederland en België calvinisme noemen. Die twee elementen zie ik terug als ik kijk naar de manier waarop Erdogan nu Turkije leidt. Dat is óók soefisme en het zou journalisten sieren als ze dat niet zouden verzwijgen.’

Voor Can gaat deze stelling echter veel te ver. ‘Erdogan een soefi? Daar moet ik om lachen. Onder soefisme versta ik barmhartig, vergevingsgezind en gewetensvol zijn. Bij Erdogan kan ik geen van die elementen ontdekken. Welke soefi roept op vijanden te vernietigen? Ik begrijp wel dat Slaats wil benadrukken dat het soefisme divers is. Maar de Naqshbandi-orde volgt niet het soefisme van onder andere Yunus Emre (1240-1321, red.) en Hadji Bektasj Veli (1209-1271, red.) dat ik voorsta. Met alle respect maar de Naqshbandi-orde is in mijn ogen een sekte. Los van dat er natuurlijk ook vredelievende Naqshbandi zijn, moeten we niet vergeten dat je in Irak ook het Naqshbandi-leger hebt. Zij noemen zich soefi maar ze zijn extreem gewelddadig. Iedereen mag zich van mij soefi noemen maar wat mij betreft is een soefi een pacifist en humanist.’

Slaats vindt niet alleen dat het Westen een ruimere blik moet krijgen op het soefisme, hij vindt ook dat de terminologie die gehanteerd wordt vaak onjuist is. Zo zegt hij: ‘In het Westen hebben we iets gecreëerd dat we soefisme zijn gaan noemen, maar in het oosten bestaat soefisme helemaal niet op die manier. En dan bedoel ik dat we soefisme benoemen als een aparte tak in de islam, dat slaat nergens op. Je kan stellen dat soefisme draait om innerlijke spiritualiteit, maar die spiritualiteit zit in de gehele islamitische cultuur, bij alle mogelijke stromingen.’

Can meent dat er wel sprake is van een vertakking. ‘Het klopt niet wat Slaats zegt. Je kan wel degelijk grote verschillen tussen stromingen herkennen. Een hanafi is anders dan een jaferi, een aleviet in Turkije geeft een hele andere invulling aan zijn geloof dan een alawiet in Syrië. Maar ook binnen het soefisme zijn weer grote verschillen. Het Pakistaans soefisme is weer wezenlijk anders dan het Noord-Afrikaans en Anatolisch soefisme. Toch hebben ze een gemene deler in vergelijking met andere stromingen. Het soefisme beschouw ik als de humanistische en pacifistische tak van de islam.’

Slaats boek leest in de eerste plaats als stevige kritiek op de seculiere maatschappij. Hij behandeld meer dan alleen de westerse perceptie op soefisme. Het maken van een scheiding tussen religie en spiritualiteit zit volgens hem diep verankerd in de samenleving. ‘De filosoof Spinoza (1632-1677, red.) wordt geclaimd door atheïsten als vrijheidsdenker, terwijl hij toch echt in God geloofde. Dat consequent weglaten van religie viel ook op bij de dood van zanger Leonard Cohen (1934-2016, red.). Er werden ongelooflijk veel artikelen gewijd aan hem, maar in geen enkel artikel las ik over de invloed van het jodendom, christendom en boeddhisme in zijn werk. Terwijl zijn teksten daarmee doorspekt zijn. Dat geeft aan dat veel mensen overtuigd zijn van het modernisme. Dus dat we een neutrale rationale blik op de wereld hebben, dat is echter een illusie. Als je dat ontleed zie je dat er een heleboel irrationele aannames en mythologische verhalen zijn die onze blik bepalen. Eén van de sterkste mythologische verhalen is het verhaal dat we rond de jaren vijftig verlicht zijn geraakt en dat we tot nu toe steeds verlichter zijn geworden. Het is volkomen irrationeel om dat te geloven en toch doen we alsof dat heel rationeel is.’

Can begrijpt dat Slaats religie uit het verdomhoekje wil halen en daarmee dus ook de islam wil ontdoen van framing, maar Slaats trekt wat hem betreft die lijn te ver door. ‘Het idee dat journalisten bewust niet zouden schrijven over de soefiwortels van Erdogan, vind ik echt te veel complotdenken. Die manier van denken kom je overigens vaak tegen in het Midden-Oosten. Het Westen krijgt altijd de schuld, maar ik ben dat slachtofferschap ondertussen helemaal beu. Natuurlijk het Westen valt van alles te verwijten, maar ik vraag me dan af waar is je eigen moraliteit en verantwoordelijkheid? En als het om Turkije gaat, is de keus simpel. Wil je over de soefiwortels van Erdogan schrijven of wil je schrijven over het feit dat hij duizenden mensen in de gevangenis gooit? Het lijkt me geen moeilijke vraag voor een journalist.’

‘Ik zag hoe mensen huizen van Tamils in brand staken’

0
In 1983 brak er in Sri Lanka een grote burgeroorlog uit tussen Tamils en Singalezen. De oorlog duurde tot 2009 en heeft vele levens geëist. Onze correspondent Sara-May Leeflang is in Sri Lanka en sprak betrokkenen over de naweeën van de oorlog.

De burgeroorlog in Sri Lanka kwam acht jaar geleden tot een eind. De oorlog tussen de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE) en de Singalese bevolking heeft bijna dertig jaar geduurd. De uitgaven aan de oorlog liggen rond de 200 miljard dollar. Sri Lanka is naar eigen zeggen het enige land dat terrorisme heeft verslagen op eigen grondgebied. De oorlog speelde zich voornamelijk in het noorden en het oosten af, maar ook de mensen in het binnenland werden getroffen. De oorlog begon in 1983. De directe aanleiding was het opblazen van een auto met regeringssoldaten waardoor dertien militairen omkwamen. Er ontstond grote woede onder de Singalezen die reageerden met het vernielen van Tamil-eigendommen. De achterliggende oorzaak lag in een groeiende polarisatie in de samenleving. Tijdens de kolonisatie van de Britten hadden de Tamils goede banden met de kolonisators. Zij waren goed vertegenwoordigd op de hogere posities en hadden als minderheid geld en macht.

De meeste Tamils in Sri Lanka leven in het noorden en oosten van het land en zijn hindoe. Ze vormen ongeveer twaalf procent van de bevolking. Ze spreken een andere taal en hebben andere tradities en gewoonten dan de Singaleze bevolking die ruim tweederde van de bevolking uitmaakt en voornamelijk boeddhistisch is. Ook is er een katholieke en islamitische minderheid. De moslims maken tien procent van de bevolking uit en spreken ook Tamil. Tamils kwamen in twee immigratiegolven naar Sri Lanka. Een deel van hen stamt af van de bevolking die onder het koninkrijk van Jaffna in de elfde eeuw leefde. Zij worden de Sri Lankaanse Tamils genoemd. Het andere deel bestaat uit Tamils die door de Britten in de negentiende eeuw uit Zuid-India zijn gehaald om te werken op de theeplantages. Zij worden de Indische Tamils genoemd.

In het bergachtige binnenland waar de plantages zich bevinden zijn grote gemeenschappen Tamils te vinden. Molgat is Tamil, 25 jaar en runt een klein familiepension met zijn familie in de buurt van de heilige berg, de Adam’s Peak. Volgens Molgat speelde de oorlog zich vooral af in het noorden en het oosten van het land. “In het binnenland zijn er niet veel problemen geweest tussen Tamils en Singalezen. Onze families leven hier in vrede met elkaar. Hier was ook geen oorlog. In april vieren zowel de Tamils als Singalezen het nieuwe jaar. Dan vieren we twee weken feest.” Volgens Molgat is het festival altijd een vreugdevolle periode. Veel Sri Lankanen maken in deze periode de pelgrimage naar de top van heilige berg. De Tamils noemen deze plek Shiva Padam, dat verwijst naar de heilige voetafdruk van hun god Shiva. De boeddhisten hebben hun eigen variant, namelijk Sri Pada, de heilige voetafdruk van Boeddha. De moslims geloven dat Adam op de berg is geweest en de katholieken denken dat het apostel Thomas was.

Sam (44) is Singalees, boeddhist en politieagent in het district van Adam’s Peak. Hij werkt er al twaalf jaar en heeft niet veel problemen tussen Tamils en Singalezen opgemerkt. “De oorlog speelde zich af in de omgeving van de noordelijke stad Jaffna, hier merkte je er niet veel van. Veel van mijn collega’s zijn Tamil en het is prettig om met elkaar te werken. Het zijn mijn vrienden. De LTTE was hier niet actief.”

Maar Dushan, een 65-jarige gepensioneerde boeddhist, herinnert zich de dreiging van de oorlog goed en is erg blij dat de oorlog over is. Hij woont in de stad Kandy, in het binnenland. “Veel gebieden waren niet veilig. In Kandy mochten Tamils na een aanslag van de LTTE op de heilige tempel, waar de tand van Boeddha ligt, geen nieuwe winkels meer openen. Er waren veel restricties, omdat men bang was dat de Tamils banden hadden met de LTTE. Nu na de oorlog, is alles weer mogelijk en openen Tamils ook weer hun zaak hier. Je kan ook gewoon weer de bus pakken zonder dat je angst hebt dat die wordt opgeblazen. We leven eindelijk weer in vrede. We kunnen naar het oosten en het noorden reizen en zijn vrij om te gaan en staan waar we willen. Ik heb vrienden die Tamil zijn. Het zijn mijn broeders.”

Sanjeevan is 49 jaar en komt uit Kandy. Hij is Tamil en Hindu en hij voelde zich niet vrij tijdens de oorlog. “Er waren veel restricties. Als Tamil moest ik als ik gasten had in mijn huis naar het politiebureau om de identiteit van deze personen te melden en informatie over hen te verschaffen. Het konden namelijk leden of sympathisanten van de LTTE zijn. In Kandy had ik een eigen bedrijf, ik moest elke ochtend naar het politiebureau om de identiteit van de werknemers aan te geven. Als ik dat niet deed en de politie kwam langs, dan werden mijn werknemers gearresteerd. Ook waren op de weg van Kandy naar Colombo heel veel politiechecks. Als Tamil werd je bij elke post gecontroleerd en als ze iets verdachts zagen werd je direct meegenomen naar het politiebureau. Sanjeevan is blij dat de oorlog over is. “We zijn nu weer vrij. Ik mag alleen niet stemmen. Gelukkig heb ik een dubbel staatsburgerschap en kan ik wel in India stemmen.” Zijn zussen zijn terug naar India verhuisd tijdens en na de oorlog. “Ze hadden geen vertrouwen dat ze in Sri Lanka een goed leven op konden bouwen.”

Ook Asoka (59), boeddhist en commercieel designer, kan zich de oorlog nog goed herinneren. Hij zat midden in de ongeregeldheden in Colombo, de hoofdstad. “Tijdens de grote rellen tegen Tamils in 1983 bevond ik me in de wijk waar de rellen uitbraken. Ik zag hoe mensen stenen gooiden naar de politie en winkels en huizen van Tamils plunderden en in brand staken. Mijn vrienden en ik gooiden ook stenen naar de politie, maar dat was meer om gewoon een verzetje te hebben. Ik had een goede Tamil-vriend, we bewaakten met onze vrienden zijn huis.” Volgens Asoka wilde de gewone man helemaal geen oorlog. “De oorlog is begonnen door de politici. Zij hadden belangen bij een oorlog. Zij brainwashen de ongeletterde mensen, trainen hun om hun eigen doelen te realiseren. En dat is meestal om geld te verdienen.” Sanjeevan is het daarmee eens. “De politici willen meer macht en geld en zijn een slecht voorbeeld. Als je een slechte leraar als voorbeeld hebt die zegt wat je moet doen, dan doen mensen vervolgens slechte dingen. Zo is dat ook in Sri Lanka gebeurd.”

Het begon na de onafhankelijkheid toen de jonge republiek een boeddhistische en nationalistische koers ging varen. De Burgerschapswet en de Taalwet zorgden voor een groeiende polarisatie. Met de Burgerschapswet werd het burgerschap van veel Indische Tamils afgenomen. Daardoor werden veel Tamils teruggestuurd naar India. De Taalwet maakte het Singalees tot de enige officiële taal. Veel Tamils waren ruim vertegenwoordigd in het overheidsapparaat, maar moesten hun plek afstaan vanwege discriminerende wetgeving. Het antwoord van de Tamils was het oprichten van de bevrijdingsorganisatie LTTE. Ze wilden een onafhankelijke staat oprichten bestaande uit de westelijke, noordelijke en oostelijke kuststreken van het eiland, genaamd Eelam. De LTTE groeide uiteindelijk tot een beruchte en gevreesde terroristische organisatie die het niet alleen op Singalese politici gemunt had, maar ook op Tamils. Kritiek of geen medewerking met de Tamils werd vaak met de dood bekocht.

“De Taalwet is een onvergeeflijke fout”, zegt Asoka. “Opeens moest iedereen Singalees spreken binnen alle overheidsinstanties. Dat was erg oneerlijk tegenover de Tamils. Zij wonen hier ook en hebben het recht om hun eigen taal te spreken en de politieke erkenning ervan. De Taalwet verergerde de situatie en heeft de Tamils het signaal gegeven: we willen jullie niet. Maar de fout van de LTTE is geweest dat ze een onafhankelijk gebied wilde. Sri Lanka is een klein land en de LTTE wilde het noordoostelijke deel afscheiden. Sri Lanka is van iedereen.”

Na de oorlog
In 2009 maakte de regering met een groot offensief een eind aan de oorlog. Ruim 40.000 mensen lieten het leven. De LTTE gaf zich over. Nu jaren na de oorlog is ongeveer een derde van de Tamils gevlucht naar het buitenland. Toch zijn de meeste Sri Lankanen het er over eens dat het goed is geweest dat de regering de oorlog beëindigde. Ook al heeft dat veel burgerslachtoffers gekost en zijn er vele mensenrechten geschonden.

Asoka noemt het beëindigen van de oorlog “de enige goede zet”. “Amerika en Europa waren tegen het geweld dat de regering heeft gebruikt. Maar naar mijn mening hebben ze een goede zet gemaakt. De oorlog is nu eindelijk voorbij. De situatie was doodeng. Als moeder en vader kon je niet dezelfde bus nemen, omdat de kans dan bestond dat om het leven kwamen en de kinderen geen ouders meer hadden. De situatie van de Tamils is nu sterk verbeterd. Velen van hen krijgen compensatiegeld van de regering. Iedereen heeft wel een familielid verloren of kent iemand die dat heeft meegemaakt. Na de oorlog gingen veel Singalezen naar het noorden om de ruïnes en de kampen van de LTTE te zien. Tegenwoordig kunnen Tamils in het westen gewoon een business opbouwen, maar Singalezen kunnen dat niet doen in het noorden”, vertelt Asoka. “De Tamils proberen in de hoofdstad de gedachte aan een onafhankelijk Eelam in leven te houden. Sommige Tamils zetten daar hun activiteiten op om uiteindelijk een onafhankelijke staat te realiseren. Maar het hypocriete is dat ze zelf niet in het noorden willen wonen.”

“De terreur en dreiging nu eindelijk voorbij”, zegt Dushan. “De gevluchte Tamils in Canada en Engeland proberen de LTTE weer groot te maken, maar de regering heeft nu alles onder controle. De LTTE krijgt geen kans meer. Ook zijn Tamils oorlogsmoe, ze willen geen oorlog meer.”

Dodenherdenking is geen lakmoesproef voor loyaliteit

6

 

De Dodenherdenking op 4 mei moet verbreed worden. Niet pas als de generatie die de oorlog heeft meegemaakt is overleden, maar juist zo snel mogelijk. Nu de herdenking van 2017 weer achter de rug is, wordt het tijd om er op een rustige manier en vooral met argumenten een principieel debat over te beginnen. In de loop der jaren is de Dodenherdenking uitgebreid naar Nederlandse militairen in zogenoemde vredesoperaties. De officiële aankondiging luidt als volgt: “Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.”

Wat staat daar nu eigenlijk? Er staat dat we iedereen (kunnen) herdenken, zowel burgers als militairen, die in Nederland of elders in de wereld zijn omgekomen of vermoord in oorlogssituaties. Je zou dus zeggen dat deze formulering ruimte biedt om niet alleen Nederlandse militairen elders mee te nemen in de herdenking, zoals dat nu het geval is, maar ook mensen die het slachtoffer zijn van hedendaagse oorlogshandelingen, zoals, inderdaad, omgekomen vluchtelingen. Het vereist wellicht enige creativiteit en fantasie hoe je dat tot iets nationaals maakt, maar dat lijkt me een detail. Als de herdenking een nationaal moment is, dan moet het de veranderende samenleving reflecteren wil het mensen verbinden.

Het gaat erom dat het een herdenking is waarmee nieuwe generaties en nieuwe burgers zich ook kunnen identificeren. Dat doe je door niet maar steeds uitsluitend gebeurtenissen blijven herdenken die steeds verder terug in de geschiedenis hebben plaatsgevonden, maar laten zien dat er een gruwelijke continuïteit zit in het denken en handelen dat in de jaren dertig en veertig zoveel slachtoffers heeft gemaakt. De Tweede Wereldoorlog ligt achter ons maar uitsluitingsideologieën op grond van ras, etniciteit en religie zijn helaas nog springlevend. Op die manier breng je mensen bij elkaar en maak je geschiedenis tot iets waartoe je je kunt verhouden. Wat er nu gebeurt, is het tegenovergestelde. De 4-mei-herdenking wordt een soort lakmoesproef voor integratie, inburgering en nationale loyaliteit, het wordt een splijtzwam die mensen uit elkaar drijft.

Dat zagen we dit jaar wederom op pijnlijke wijze gebeuren. Dominee Rikko Voorberg nam het initiatief om op 4 mei ook omgekomen vluchtelingen te herdenken en wel op het Rembrandtplein in Amsterdam met de plaatsing van een paar duizend witte kruizen. Ook zij zijn onschuldige slachtoffers van oorlogsgeweld. Maar nee, Voorberg kreeg niet alleen het nodige verbale nationalistische geweld voor zijn kiezen, hij werd nota bene bedreigd. Volgens het commentaar op straat zijn vluchtelingen gelukszoekers die er zelf voor kiezen (!) hun land te ontvluchten. De Telegraaf had het over de ‘kaping van 4 mei’. Alsof er een in beton gegoten recht bestaat voor wie en voor wat we herdenken. Uiteindelijk werd het hele initiatief van Voorberg afgeblazen.

Bij het praatprogramma Pauw was de dominee uitgenodigd en ook Luden, directeur van het CIDI, het lobbyclubje voor Israël, dat een verklaard tegenstander is van elke poging om de herdenking te verbreden tot iets waarmee toekomstige generaties zich kunnen identificeren. Jeroen Pauw kwam weer met zijn bekende stokpaardje dat het gebrek aan belangstelling voor de 4-mei-herdenking onder jongeren toch vooral een integratiekwestie van moslims is. Nee meneer Pauw! Onder alle jongeren neemt die belangstelling in rap tempo af! Dat heeft vooral te maken met de weigerachtigheid van het CIDI, christelijke partijen, nationalisten en populisten om die realiteit onder ogen te zien en zo groepen mensen uit te sluiten van de herdenking.

Acteur Nasrdin Dchar hield een indrukwekkende 5-mei-lezing waarin hij niet alleen de verdeel-en-heers retoriek van Mark Rutte aan de kaak stelde, maar precies ook die verbinding met het heden legde zonder maar iets af te doen aan het onzegbare, niet te bevatten kwaad van de Holocaust. Hij liet zien welke verbijsterende vergelijkingen te trekken zijn tussen het taalgebruik en het handelen van de nazi’s decennia geleden en de manier waarop tegenwoordig ook in Nederland mensen met een andere religie en achtergrond worden weggezet. Ook toen begon het met verbaal geweld dat uiteindelijk tot genocide leidde. Joden waren ratten volgens de nazi’s en de ’brave burgers’ van die tijd. Tegenwoordig worden vluchtelingen niet alleen beschouwd als gelukszoekers, maar ze zijn een ‘plaag’. Wat is dan nog het verschil tussen ‘ontjoden’ en ‘deislamiseren’, zo vroeg Dchar zich af.

Je mag geen ranglijst van lijden maken. Lijden is lijden en is voor ieder mens ondraaglijk. Dat heeft niets met afkomst te maken. ‘We mogen geen leed met leed vergelijken’, zei Dchar. Dat werkt verlammend en drijft mensen uit elkaar in plaats van hen te verbinden.

Religiedebat heeft progressief tegenframe nodig

5
Religiekritiek was ooit een typisch linkse aangelegenheid. Tegenwoordig komt kritiek op religie, met name de islam, vooral van rechts. Links moet met een antwoord komen.

Met enige regelmaat wordt in Nederland in de media aandacht besteed aan de vraag in hoeverre het in mogelijk is om kritiek op de islam te hebben. In de praktijk gaat het dan meestal over de vrijheid van niet-moslims om kritiek op de islam te mogen hebben. Bijvoorbeeld over cartoonisten die de profeet Mohammed niet durven te tekenen, cabaretiers die geen grappen over de islam durven te maken, Theo van Gogh die vermoord werd en Geert Wilders die beveiligd moet worden.

Voor alle duidelijkheid: daar moet het debat ten dele ook over gaan. Alle religies, levensbeschouwingen en ideologieën moeten in alle vrijheid en veiligheid bediscussieerd en ook bespot kunnen worden. Ongelovigen en gelovigen hebben daarbij dezelfde wezenlijke vrijheden.

Tegelijkertijd is het armoedig en eenzijdig dat het publieke debat in Nederland over de islam vaak beperkt lijkt te blijven tot de vrijheid van ongelovigen om kritiek te hebben. Religiekritiek gaat immers primair de gelovigen zelf aan. Kritiek en debat is inherent aan iedere religie en heeft er in de loop der eeuwen toe geleid dat bijna iedere religie in honderden stromingen uiteen is gevallen. Dat geldt ook voor de islam.

Toch kennen we in Nederland amper een publiek religieus debat tussen leiders of geleerden van verschillende soennitische en sjiitische stromingen. Dat is opvallend, omdat er maar weinig landen in de wereld zijn waar zoveel islamitische stromingen vertegenwoordigd zijn. Tegelijkertijd is het ook verklaarbaar, omdat er in Nederland weinig vooraanstaande religieuze leiders en opleidingen zijn.

Op kleine schaal, in gezinnen, moskeeën en op tal van internetfora, vinden er in Nederland wel continue debatten plaats over de islam. Dan gaat het bijvoorbeeld over de juiste interpretatie van teksten, de imam, het gezag van geleerden of dagelijkse dilemma’s zoals wat is halal en wat is haram?

De wezenlijke vraag is wat mij betreft uiteindelijk vooral welke ruimte individuele burgers in Nederland, gelovig en ongelovigen, ervaren om niet alleen te geloven wat ze willen, maar ook om te twijfelen en kritiek te hebben. Vooruitgang en vrede worden immers niet bereikt door mensen die dogmatisch overtuigd zijn van hun eigen gelijk, maar door mensen die durven te twijfelen. Dogmatici dragen vooral bij aan polarisatie en radicalisering.

De vrijheid om te twijfelen en kritiek te hebben op een religie kan in de directe omgeving beperkt worden door groepsdwang. Denk aan een vrouw als Fatima die op haar 29ste aan haar omgeving liet weten dat ze niet meer geloofde en toen door familie en vrienden werd verstoten. Denk aan Ahmet die tijdens de ramadan in zijn buurt niet op straat durft te eten, maar ook aan ouders die hun levenswijze aanpassen om het contact met hun veel orthodoxere kinderen en kleinkinderen niet te verliezen.

De ruimte voor islamkritiek kan ook worden beperkt door het maatschappelijk debat. Een voorbeeld daarvan is Mourad (50) die sinds zijn puberteit niet meer gelooft. Tot aan begin jaren negentig voerde Mourad met zijn familie en vrienden stevige discussies over het geloof. Ook nam hij deel aan publieke discussies over het geloof, maar sinds de eeuwwisseling voelt hij zich daarin beperkt. Hij zei hierover: ‘Ik kreeg steeds vaker het verwijt dat ik met mijn kritiek op de islam islamofoben als Wilders in de kaart zou spelen. Ik kreeg het verwijt dat ik een verrader ben, een moslimhater of rechts. En ik ben niet rechts, ik heb zeker geen hekel aan moslims en ik wil absoluut de PVV niet in de kaart spelen.’

En met deze uitspraak van Mourad kom ik tot mijn stelling dat het debat over de islam in Nederland wordt gedomineerd door rechtse partijen zoals de PVV die niet alleen legitiem een religie willen bekritiseren, maar ook de fundamenten van de rechtsstaat willen aantasten, de neiging hebben alle moslims gelijk te stellen aan extremisten en willen beknibbelen op elementaire vrijheden van Nederlandse, islamitische burgers.

Het debat is gekaapt door rechtse en soms ook linkse politici die zijn gestapt in het frame van een clash of civilizations waarbij de islam lijnrecht tegenover ‘onze’ westerse beschaving wordt geplaatst. Dit frame maakt het moeilijk de één miljoen moslims als een onlosmakelijk onderdeel van de Nederlandse samenleving te zien. Dit frame heeft de afgelopen twintig jaar geleid tot een zichzelf herhalende discussie met veel oneliners uit schuttersputjes waarin mensen niet meer als individu, maar als onderdeel van een groep worden behandeld.

Tegenover dit frame moet een duidelijk links, progressief frame worden geplaatst, dat niet gebaseerd is op vage, soms glibberige nationalistische concepten, maar op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Deze verklaring garandeert de vrijheid van iedere individuele burger; niet alleen de vrijheid van godsdienst, maar ook de vrijheid een geloof te verlaten. Deze verklaring beschermt de zwakkeren en geeft rechten aan religieuze minderheden, maar beschermt ook de individuen die op basis van hun sekse, seksuele voorkeur, etniciteit of iets anders minderheden binnen die religieuze minderheden vormen.

Op grond van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is een waardig en constructief debat over iedere ideologie en religie, en dus ook over de islam, goed mogelijk.

‘Ik rust niet totdat ik mijn man heelhuids terug heb’

0
Sinds de couppoging van afgelopen juli in Turkije zijn er veel meldingen van gedwongen verdwijningen in het land. Net als in de jaren negentig. Eén verschil: de witte Toros, symbool voor de verdwijning van honderden Koerden in de jaren negentig, heeft plaatsgemaakt voor de zwarte Transporter. De Kanttekening sprak Reyhan Usta, wier man is ontvoerd, en een blogger die de ontvoeringen volgt.

Cengiz Usta, een leerkracht uit Izmir die een week na de couppoging werd ontslagen, verliet op 4 april zijn huis om naar de bank te gaan voor een betaling. Hij kwam niet meer terug. Ooggetuigen zagen hoe hij in een busje werd gedwongen en meegenomen, maar veel inspanning levert de politie niet om Usta te vinden. “De politie zegt dat hij even een frisse neus ging halen en dat er verder niks aan de hand is. Het is nu bijna een maand geleden dat we iets van hem hebben vernomen”, vertelt zijn vrouw Reyhan Usta (41), moeder van twee kinderen. Op de dag dat haar man werd ontvoerd begon zij aan een nieuwe baan om rond te kunnen komen. Haar man had geen inkomsten meer na zijn ontslag en kwam nergens aan de bak. Sinds de couppoging zijn ongeveer 150.000 mensen ontslagen, tienduizenden anderen zijn vastgezet.

“Ik snap nog steeds niet waarom mijn man doelwit is geworden van zulke praktijken. Hij stond niet op één lijn met de regering, maar voor de rest was hij een simpele man, had geen vijanden en was dol op zijn baan. Wat kan hij gedaan hebben om nu als een gevaarlijke terrorist ontvoerd te worden?”, vraagt Reyhan Usta. Is het de hypotheek die ze zes jaar geleden afsloten bij Bank Asya? Of verwarren ze hem met iemand anders? Bank Asya is opgericht door sympathisanten van de sociale beweging Hizmet, die geënt is op de filosofie van de in de Verenigde Staten wonende geestelijke Fethullah Gülen. De regering houdt die beweging verantwoordelijk voor de couppoging en heeft haar uitgeroepen tot een terroristische organisatie. Ondanks de tegenslagen die Reyhan Usta tegenkomt in de zoektocht naar haar man is Usta niet van plan om op te geven. “Ik put hoop uit andere mensen die op zoek zijn naar hun mannen, vaders en broers. Ik rust niet totdat ik mijn man heelhuids terug heb.”


Cengiz Usta.

Alleen al in de hoofdstad Ankara zijn de afgelopen weken zeven mensen, die per decreet zijn ontslagen, ontvoerd. Het gaat om mensen die onderwerp zijn van rechterlijk onderzoek op beschuldiging van het hebben van banden met Hizmet. Vooral leraren, ambtenaren en academici zijn het slachtoffer. Bij meerdere ontvoeringen is volgens ooggetuigen gebruik gemaakt van een zwarte Volkwagen Transporter. CHP-parlementariër Sezgin Tanrikulu, die parlementaire vragen stelde aan het kabinet over de verdwijningen, ziet een patroon. “De ontvoeringen zijn heel professioneel uitgevoerd, wat doet vermoeden dat veiligheidsdiensten betrokken waren. Ook zijn het steeds Gülen-verdachten, komt er steeds een zwart busje in beeld en gaat de politie heel laks om met de bewijsstukken en aangiften van families. De regering moet snel duidelijk maken wat er aan de hand is”, aldus Tanrikulu.

“Ik krijg een déjà-vu-gevoel. Dat hebben de Argentijnen meegemaakt tijdens de ‘vuile oorlog’, Chilenen onder Pinochet en Koerden recent in de jaren negentig in Turkije”, zegt een blogger en mensenrechtenactivist die de ontvoering van slachtoffers als Usta nauwlettend volgt. Hij gebruikt de schuilnaam Demir. “We krijgen een nieuwe golf Turkse desaparecidos (Spaans voor zij die verdwenen zijn, gebruikt voor slachtoffers van gedwongen verdwijningen in Latijns-Amerika, red.). In Turkije is twintig jaar later alleen het automerk verandert die ze inzetten om politieke tegenstanders op te ruimen. Eerder was het een Renault Toros, nu een Volkswagen Transporter.”

De jaren negentig staan bekend als één van de meest donkere perioden in de geschiedenis van Turkije. Onder de noodtoestand in het zuidoosten van het land zijn in de strijd tegen de PKK alleen al tussen 1992 en 1996 bijna 1.000 gedwongen verdwijningen en politieke moorden gerapporteerd. De Renault 12, die in Turkije tot het jaar 2000 onder de naam Toros werd geproduceerd, stond symbool voor die verdwijningen. Koerden die ontvoerd werden door leden van de contra-guerrilla-organisatie JITEM (Gendarmerie-inlichtingen en Terreurbestrijding), waarvan het bestaan jarenlang werd ontkent, en in de kofferbak van een witte Toros belandden, kwamen niet meer terug. Vaak werden de lichamen van de slachtoffers ook niet teruggevonden. Demir heeft ook veel contacten met de zogenaamde Zaterdagmoeders, een groep Koerdische vrouwen die sinds 1995 wekelijks sit-in-protesten organiseren in Istanbul uit protest tegen de verdwijning van hun geliefden in de jaren negentig. “Hoewel ik families van de recent ontvoerde tegenstanders wil troosten weet ik uit ervaring van Koerdische families ook heel goed dat het in Turkije tientallen jaren kan duren voor het recht zegeviert. Ik zie het helaas heel somber in voor de nieuwe ‘staatsvijanden’ van Turkije.”

‘Witte mensen zijn geen tegenslag gewend’

2
‘Een kinderserie met meer dan één zwart personage is een unicum’, zegt Anousha Nzume.

Blank is de norm in de samenleving. Kijk maar op tv. De helden, de knappe en succesvolle mensen zijn doorgaans blank, met complexe karakters. Mensen met een kleur spelen vaak een bijrol.

Anousha Nzume kreeg de afgelopen weken veel kritiek te verduren na het verschijnen van haar boek Hallo witte mensen. ‘Product uit het giffabriekje ‘identiteitspolitiek’.’ Zo omschreef columniste Elma Drayer (de Volkskrant) het boek. De Kanttekening zocht Nzume op en vroeg haar waarom een blanke zich niet mag uitspreken over de muziek van Beyoncé.

Nzume, kind van een Russische moeder en een Kameroense vader, ontdekte al op jonge leeftijd dat ze anders was dan haar leeftijdgenootjes. Toen ze als klein meisje te verstaan kreeg dat ze niet op de schommel mocht, omdat ze ‘afgaf met haar poepkleur’, was dat een harde confrontatie.

‘Ik wist wel dat ik een ander kleurtje had, maar ik had daar juist een mooie betekenis aan gegeven’, zegt Nzume. ‘Ik zit qua kleur tussen mijn moeder en vader in. Nog zie ik de gepijnigde blik van mijn oma voor me toen ik het haar vertelde. Haar blik zei: nu moeten we haar vertellen hoe de wereld in elkaar zit.’

Denk je dat dit een unieke ervaring is?
‘Nee, ik ken veel van dit soort verhalen. Die negatieve ervaringen stoppen niet als je ouder wordt. Het zijn microagressies, kleine onderhuidse dingetjes die vaak niet goed te benoemen en lastig te bewijzen zijn. Grapjes, zoals een opmerking van een collega over swingende heupen. Als mijn zoontje wordt geplaagd, wordt er negen van de tien keer ook een opmerking gemaakt over zijn kleur. Een wit kindje hoeft nooit na te denken of iemand iets zal vinden van zijn kleur, ook niet in een Afrikaans of Arabisch land. Daar vinden mensen je misschien wel vreemd of anders, maar je bent deel van de machtsstructuur. De economische en sociale macht is wereldwijd in handen van witte heteroseksuele mannen.’

Ben je wel eens gediscrimineerd?
‘Het gebeurt me nog weleens ja. Een tijd terug ging ik met vriendinnen uit eten in Amsterdam-Noord. Op de terugweg achter het Centraal Station was de politie preventief aan het fouilleren. Ik werd er meteen uitgepikt. We hadden allemaal wat gedronken en mijn witte vriendinnen begonnen te roepen. De agenten reageerden ijskoud met: ‘houd op of we nemen haar mee’. Daar stond ik dan in een rijtje tussen allemaal donkere mensen en een gothic-meisje met tatoeages. De politie wordt opgeleid om op uiterlijke factoren te letten, ze moeten snel beslissingen kunnen nemen. Maar als je niet op racistische vooroordelen en culturele aannames traint, dan gaat dat door elkaar lopen. Dit speelt natuurlijk niet alleen bij de politie, het is diep verankerd in de samenleving. We hebben in dit land institutioneel racisme.’

Heb jij die vooroordelen ook?
‘Ja, als ik in een donkere straat iemand tegenkom die op mij lijkt, met bijvoorbeeld net als ik een leren jekkie aan, dan krijg ik het toch ietsje sneller benauwd dan bij een witte man in pak. Maar met die angst voor zwarte mensen word je niet geboren. Een donkere baby herkent zijn familie, zijn eigen mensen. Dat heeft een functie die stamt uit de oertijd. Racisme zit zo diep in de maatschappij dat ik ook bepaalde hardnekkige culturele aannames heb geïnternaliseerd. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat zwarte kinderen van vier jaar al denken dat ze in een kleiner huis wonen dan witte leeftijdgenootjes. Het gaat erom dat ook witte mensen die machtsstructuur gaan zien. Het is nog steeds zo normaal dat redacties en leidinggevenden wit zijn. Een kinderserie met meer dan één zwart personage is een unicum.’

In Hallo witte mensen hekel je de zogenaamde ‘witte’ fragiliteit. Met blanke mensen zou amper een gesprek te voeren zijn over machtsverhoudingen en racisme.
‘Niet om te generaliseren, maar als wit persoon groei je op in een wereld die is ingericht op jouw succes, met name als je ook nog man, heteroseksueel, gezond en sisgender (in het juiste lichaam geboren, red.) bent. Tegenslag ben je dan niet zo gewend. Maar wij, mensen van kleur, gaan al van kleins af aan om met tegenwerking. Ik heb wel eens tegen een vriendin gezegd: nu weet je ook eens hoe het voelt. Witte mensen hebben vaak een schuldgevoel ten aanzien van racisme. Lastig, dan moet het dáár weer over gaan, over jouw gevoel, allemaal fijn maar kunnen we het alsjeblieft over het systeem hebben, over institutioneel racisme.’

Blanke mensen hebben eindeloos veel documentaires gemaakt en studies gedaan naar mensen van kleur en zwarte mensen, schrijf je. Wat is daar mis mee?
‘Het gaat erom dat het witte perspectief altijd leidend is. We bestuderen andere culturen vanuit witte superioriteit, niet vanuit gelijkwaardigheid. Uit naam van de wetenschap zijn de hersenen en genitaliën van Saartjie Baartman, een tot slaaf gemaakte vrouw uit Zuid-Afrika, op sterk water gezet. Ze is in 1815 gestorven aan ondervoeding en infecties, misbruikt en uiteindelijk doodgemaakt uit racisme, dat is heel heftig. Dat het tot 2002 duurde voordat het Franse museum haar wilde laten gaan om haar te laten begraven, is niet uniek. Veel musea willen zulke stoffelijke resten niet af staan, ze beroepen zich op het bevorderen van kennis. Dat het hier om mensen gaat dringt niet tot ze door. Op de website van het Mauritshuis bijvoorbeeld gaat één hoofdstukje over suiker en slaven, in die volgorde. Mijn dochter zei verschrikt: maar dit gaat over kinderen, over moeders, vaders en oma’s.’

In de Tweede Kamer zitten geen mensen met Afrikaanse wortels. Hoe kan dat?
‘Door institutioneel racisme natuurlijk. Ik kom ‘ons’ sowieso heel weinig tegen, niet bij bedrijven en ministeries en zeker niet op sleutelposities.’

Turken en Marokkanen zijn juist oververtegenwoordigd in de Tweede Kamer, zij kampen toch ook met discriminatie?
‘Ja, absoluut, dat wil ik ook alles behalve bagatelliseren, maar zij hebben een andere geschiedenis. Wij hebben een achtergrond van driehonderd jaar kolonisatie en slavernij. Wij zijn uit onze landen gehaald, letterlijk tot slaaf gemaakt, verhandeld om ons lichaam. Gezinnen zijn uit elkaar gerukt. Dat doet zo veel met je zelfbeeld. Zelfs het woord motherfucker komt van die tijd. Mannen werden gedwongen seks te hebben met hun moeder om zo echt elk band stuk te maken. Als je je daar in gaat verdiepen, verschrikkelijk, dat werkt gewoon door.’

Je zegt ‘wij’, maar jij hebt zelf toch geen slavernijachtergrond?
‘Nee, maar deze geschiedenis heeft wel iets gedaan met mijn land, met mijn vader. Dat mensen systematisch zijn weggehaald, over een lange periode en dat iedereen dat wist, dat leeft in die Afrikaanse landen heel erg. En vergeet de kolonisatie niet. Mijn familie is niet verhandeld maar er werd wel gezegd dat ze minderwaardig waren. Ze moesten zich bekeren en mochten niet naar school. Ze waren derderangs burgers op hun eigen grondgebied.’

Wat kunnen mensen met Afrikaanse wortels doen om op sleutelposities te komen?
‘Sorry, hier ben ik echt allergisch voor. Dat is weer dat witte perspectief. Moet je zien hoe wij ons invechten. Kijk naar wat wij maatschappelijk voor elkaar hebben gekregen, en hoe wij meedoen in deze maatschappij. Het moet echt van twee kanten komen. Witte mensen moeten zich bewust zijn van de witte selectieprocedures. Het begint al bij onderwijs. Kinderen van kleur krijgen een lager advies. Zo’n juf doet dat niet uit slechtheid, sterker nog vaak met de beste bedoelingen van de wereld denkt ze ‘ik stel die vraag maar niet aan hem die is misschien een beetje moeilijk’. Het is toch te bizar voor woorden dat tachtig procent van de vmbo’s zwart zijn en alle gymnasia wit. Dan klopt er iets niet.’

Is zwart hier wel de juiste term?
‘Er is nog geen goede term, ik vind dat de mensen van kleur daar met elkaar over moeten praten. Een zwarte school, daar bedoelen we negen van de tien keer een school met islamitische leerlingen mee. Veel mensen van Marokkaanse afkomst identificeren zich met mij samen als politiek zwart, terwijl we etnisch en cultureel heel verschillend zijn. Persoonlijk voelde ik me altijd erg prettig bij Russisch-Kameroense Nederlander. Alleen Nederlander is ook een problematische term. Er wonen heel veel mensen hier, die officieel geen Nederlander zijn maar toch echt onderdeel uitmaken van deze maatschappij.’

Als je gaat zoeken op internet, kom je informatie tegen waarin wordt gesuggereerd dat Anousha Nzume niet je echte naam is.
‘Ik heet Nzume, dat staat op mijn paspoort. Mijn moeder is heel lang getrouwd geweest met een Nederlandse man. Voor het gemak, omdat institutioneel racisme nou eenmaal zo werkt, dachten ze, dat het beter was als ik op school de achternaam van mijn stiefvader zou gebruiken. Dat achtervolgt me tot op de dag van vandaag. Maar het geeft niet want ik hou veel van mijn stiefvader.’

Waarom is dat denk je?
‘Dat is racisme. Er wordt gezegd, ze noemt zich Nzume, want dat komt haar beter uit. Ik vind het verbijsterend. Moet ik net als Obama misschien mijn geboortebewijs laten zien? Anousha is een Russische variant op Anna, zo word ik al van jongs af aan genoemd. In iedere Russische familie zijn wel acht Anna’s, mijn nichtje heet bijvoorbeeld Anouta.’

Hoe wordt er tegen je moeder aangekeken?
‘Mijn moeder is wit maar wordt vanwege haar accent niet altijd even serieus genomen. Er is een hiërarchie in Amerika maar ook in Noordwest-Europa, waarin de White Anglo-Saxon Protestant, WASP, als het summum van witheid wordt gezien. Veel witte Nederlanders vallen daar onder. Russen staan lager op die ladder. De vrouw van Donald Trump, Melania, wordt vanwege haar Slavische roots gezien als een soort importbruid. Als zij Amerikaans wit was geweest, dan zou ze door de media anders worden afgeschilderd. Je kunt ook witter worden. Voor de Tweede Wereldoorlog werden joden toch echt gezien als zwart, in ieder geval van kleur. Maar sinds duidelijk is welk afschuwelijkheden er zijn gebeurd, worden ze ook een beetje onder wit geschaard. Al er is nog heel veel antisemitisme, dat wil ik niet bagatelliseren, maar wat ik bedoel is dat de sociale positie die bij identiteit hoort fluïde is. In de Koude Oorlog werd mijn moeder hier als mega-gevaarlijk gezien, nu niet meer. Toen ik klein was, werd er afgegeven op Turken. Inmiddels gaat het negen van de tien keer over Marokkanen en Antillianen als we het hebben over jongens op scooters met een bontkraag.’

In je boek schrijf je over een blanke vrouw op Bonaire die getooid in lokale klederdracht meeloopt in een optocht om de slavernij te herdenken. Er wordt een ei naar haar hoofd gegooid. Heel begrijpelijk vind jij, waarom?
‘Deze vrouw wordt gehinderd door een gebrek aan kennis en inlevingsvermogen. Zonder dat koloniale systeem woonde ze niet in haar mooie huis op Bonaire. Ze zou dit nooit doen bij een joodse herdenking. Intuïtief niet, dat zit in onze opvoeding. Anne Frank, de Holocaust, dat hebben we meegekregen. Met carnaval ga je ook niet verkleed als iemand uit Bergen-Belsen, gelukkig niet! Maar het slavernijverleden is nog steeds zo onbekend dat ze niet aanvoelt dat dit niet kan. Ze bedoelt het goed hoor en dat maakt het zo wrang. Vaak is sprake van culturele toeëigening: het klakkeloos overnemen van een traditie of een ander cultureel kenmerk van een gemarginaliseerde groep. Het is kennelijk zo dat we andere culturen zo minderwaardig vinden dat je als witte vrouw mag zeggen dat Lemonade, het album van Beyoncé ook over hen gaat. Luister, je mag alles vinden, maar dit gaat niet over jou, het is een album over zwarte vrouwen, het gaat over hun struggle.’

Ze mogen het toch gewoon mooi vinden?
‘De intentie is vast goed, maar weet wel wat je doet. Het gaat weer om die machtsstructuur, vanuit die positie van privilege en macht kun jij dat maken en is het leuk. Als een witte vrouw het haar in cornrows laat vlechten is ze edgy. Terwijl ik er bij een sollicitatie bij wijze van spreken op kan worden afgewezen. Ik weet dat ik licht getint ben en dat dit me bepaalde privileges geeft. Al is er ook zoiets als featurism, mijn gelaatstrekken zijn wel weer erg West-Afrikaans. In Aziatische landen opereren mensen hun neuzen en oogleden om er maar zo wit mogelijk uit te zien. We moeten hier al jong over praten met onze kinderen. Het donkere zoontje van een vriendin vroeg laatst hoe het kan dat bijna alle foute mensen op tv donker zijn? Wij zijn daar als gezin heel duidelijk over, we weten in wat voor wereld we leven en wat belangrijk is. Ik wil dat mijn kinderen voelen dat het niks met hen te maken heeft, it isn’t you, it’s the system. Net als dat witte kinderen moeten ontdekken dat ze bevoorrecht zijn. Dan kunnen we voor verandering zorgen.’