16.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 694

In België staat de hoofddoek onder druk. Maar: #HijabisFightBack

0

Waar Nederland vorig jaar een ‘boerkadebat’ kende met bijbehorende protesten, daar is dat in België nu het geval met de hijab. Het Belgische Grondwettelijk Hof oordeelde onlangs dat onderwijsinstellingen in België het recht hebben om het dragen van de hoofddoek te verbieden.

Eerder deze maand kwamen in Brussel 1.200 mensen bijeen voor een demonstratie tegen het hoofddoekenverbod op Belgische hogescholen en universiteiten. Onder de hashtags #HijabisFightBack en #TouchePasMesEtudes kwam het protest snel op gang. Bij de demonstratie in Brussel, die live op Facebook werd uitgezonden, spraken verschillende activisten de moslima’s en sympathisanten toe op de Kunstberg (foto), midden in de stad.

Het Belgische Grondwettelijk Hof oordeelde dat hogeronderwijsinstellingen die behoren tot de Franse gemeenschap van België het recht hebben om het dragen van ‘zichtbare religieuze kentekens’, zoals de hoofddoek, te verbieden. Deze beslissing kwam nadat vijf moslima’s een rechtszaak aanspanden tegen de Brusselse hogeschool Francisco Ferrer, die zo’n verbod hanteert. De studenten trokken tegen dit verbod naar de Brusselse rechter, waarbij ook het Grondwettelijk Hof zich binnen die zaak moest uitspreken. Tegen alle verwachtingen in oordeelde het Grondwettelijk Hof dat een verbod in principe grondwettelijk toelaatbaar is.

De uitspraak is de laatste in een lange reeks van uitspraken waarin het ‘verbieden van zichtbare religieuze en levensbeschouwelijke kentekens’, zoals dat in België wordt genoemd, centraal staat. Op veel Belgische scholen is de hoofddoek al jaren verboden. In Nederland werden vorig jaar felle discussies gevoerd toen het boerkaverbod werd ingevoerd, maar België kent al sinds 2011 een verbod op ‘gezichtsbedekkende kleding’.

‘Wij bedekken ons hoofd, niet onze hersenen. Wat wij kunnen, dat kunnen we – ongeacht of we een hoofddoek dragen of niet’

Volgens Nora Achahbar is de hoofddoek een terugkerend onderwerp van debat in België. Zij is bestuurslid bij Risaala, een organisatie die zich inzet om meer Belgische jongeren met migratieachtergrond te laten doorstromen naar het hoger onderwijs. Zelf was zij met haar organisatie aanwezig tijdens de demonstratie op 5 juli.

‘Vlamingen zien de hoofddoek vaak als iets dat wordt opgelegd, terwijl dat totaal niet waar is’, zegt Achahbar. ‘We dragen het uit vrije wil en sommige meisjes van vijftien, zestien willen nu nog meer voor hun hoofddoek opkomen, omdat ze zien dat deze niet wordt aanvaard.’ Ze zegt het daarom moeilijk te vinden om in het openbaar een hoofddoek te dragen.

‘In België mag je op de meeste middelbare scholen geen hoofddoek dragen. Er zijn er wel die het toelaten, maar dat zijn er heel weinig. Bijna 80 à 90 procent van de scholen heeft een verbod.’ Dat zegt Fara*, hijabi en rechtenstudent aan de Vrije Universiteit Brussel. Ze kon tot haar eigen spijt niet bij het protest zijn. Achahbar vult aan dat op haar middelbare school iemand van het secretariaat ‘als een cipier’ bij de deur stond, onder meer om te controleren of scholieren een hoofddoek om hadden. ‘Als je je hoofddoek niet afdeed, dan kwam je er niet in.’

‘Vanaf het moment dat je in België naar de hogeschool gaat, dan wordt je meer aanvaard. Dat men nu ook op een hogeschool een hoofddoekverbod wilde opleggen, was de druppel’, vervolgt Achahbar, ‘Nu vinden wij dat het genoeg is geweest. Wij willen carrière maken. Wij willen studeren. En het is nu aan ons om iets te zeggen. Wij bedekken ons hoofd, niet onze hersenen. Wat wij kunnen, dat kunnen we – ongeacht of we een hoofddoek dragen of niet.’

Laïcité

In België wordt een verbod op religieuze tekens in verschillende contexten juridisch steeds meer aanvaardbaar. Dat stelt Jogchum Vrielink, grondrechtenspecialist en rechtsantropoloog aan de Université Saint-Louis in Brussel. De Nederlandse hoogleraar woont al langere tijd in België.

‘Wat betreft scholen zag je dat scholieren bij het aanvechten van de verboden aanvankelijk in het gelijk werden gesteld door de Raad van State en door sommige burgerlijke rechtbanken. Echter oordelen sommige hoven van beroep en het Grondwettelijk Hof inmiddels anders: zij vinden dat verboden wel kunnen’, zegt hij. ‘Op Europees niveau heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie dan weer geoordeeld dat religieuze kentekens verboden kunnen worden in het kader van een neutraliteitsbeleid door private werkgevers, onder bepaalde voorwaarden. Het andere Europese Hof, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kent in zijn oordelen dan weer veel ruimte toe aan de staat zelf. Het zegt in principe: ‘Als jij als land een grondwettelijk systeem hebt dat neutraliteit en secularisme hoog in het vaandel draagt, dan mag je de hoofddoek verbieden en is dit geen schending van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens.’’

‘Waals links en Vlaams rechts vinden elkaar in het hoofddoekverbod’

Vrielink denkt dat er in de Belgische politiek een ruime meerderheid achter het besluit van het Grondwettelijk Hof staat. ‘Waals links en Vlaams rechts vinden elkaar in het hoofddoekverbod. Sommige Franstalige partijen, inclusief linkse, hebben het principe van de laïcité hoog in het vaandel en zijn voor een strikte scheiding van kerk en staat. Rechtse Vlaamse partijen zijn voor het hoofddoekverbod om andere redenen’, zegt hij. ‘Een deel van de Franstaligen geloven denk ik echt heilig in dat laïcistische principe. Zij leunen sterk aan bij de Franse benadering. Aan de noordelijke zijde is het toch eerder een rechts-conservatieve reflex. Een anti-islamreflex ook vaak, laten we eerlijk zijn.’

Dat een ruime meerderheid in de politiek achter de uitspraak van het Grondwettelijk Hof staat, was volgens Vrielink ook terug te zien in het regeerakkoord. ‘In het Vlaamse regeerakkoord staat dat er in beginsel een decreet gaat komen, een wet op Vlaams niveau dus, die de hoofddoek zal gaan verbieden in het onderwijs.’

Beeld: Risaala

Ontevredenheid

‘Ik denk dat religie in het algemeen iets heel persoonlijks is dat je moet kunnen uiten, omdat je vrijheid van meningsuiting hebt’, zegt studente Fara. Zij draagt haar hoofddoek pas sinds januari. Ze vond het een moeilijke keuze. ‘Wanneer je een hoofddoek draagt, maak je daarmee ook een statement naar buiten toe. Je maakt het jezelf dan ook moeilijk in de samenleving, zeker in een samenleving als deze.’

Uiteindelijk besloot ze de hoofddoek toch te dragen, omdat ze haar geloof belangrijker vindt dan de meningen van andere mensen. Wel denkt ze dat het voor haar moeilijker zal zijn om een baan te vinden na haar afstuderen. Wat dat betreft hebben moslima’s in Nederland het beter dan de moslima’s in België, aldus Fara. Volgens haar word je in België op veel meer plekken beperkt in het dragen van de hijab.

Hoe zit dat precies? ‘Als je gaat kijken naar het openbare leven in strikte zin, dan zijn er in België weinig verboden die rechtstreeks een aspect van de islam beperken’, zegt jurist Vrielink. ‘Het enige expliciete verbod in het openbare leven is het zogenoemde ‘boerkaverbod’: een ‘neutraal’ verbod op gezichtsbedekking, dat echter in hoofdzaak werd ingevoerd om nikabs en andere islamitische gezichtssluiers te verbieden. Dat verbod geldt in het gehele openbare leven.’ In Nederland is het boerkaverbod beperkt tot onderwijs, openbare gebouwen, openbaar vervoer en de gezondheidszorg. In België geldt het boerkaverbod overal: ook in collegezalen, parken en op de weg, vertelt Vrielink.

Wanneer je verder gaat kijken naar andere contexten, dan zie je volgens Vrielink dat er veel meer verboden gelden. Hij vertelt dat er door veel Belgische winkels en bedrijven bijvoorbeeld druk wordt uitgeoefend op solliciterende moslima’s om in hun nieuwe baan hun hoofddoek af te leggen. ‘Zo’n hoofddoekverbod wordt vaak pas expliciet wanneer een al bij de winkel of bedrijf werkzame vrouw plots een hoofddoek begint te dragen, wat de werkgever niet wil, of wanneer een hoofddoekverbod expliciet in het winkelbeleid wordt opgenomen.’

Achahbar: ‘Ik moest toen ik een baan zocht altijd expliciet vragen of ik met een hoofddoek ergens met een hoofddoek mocht werken. Dat kon vaak niet.’

Deze verboden wekken de ontevredenheid op van moslims die hun geloof willen belijden. Die ontevredenheid zal volgens Vrielink een uitweg vinden in het onderwijs. ‘Als je stelselmatig dit soort verboden invoert en zelfs een rechtspraak hebt die stelt dat scholen religieuze uitingen mogen verbieden, dan lijkt het mij logisch dat sommige ouders bedenken dat ze hun eigen scholen kunnen oprichten’, zegt hij. ‘Vervolgens zie je dat daar heel gevoelig op gereageerd wordt vanuit de publieke opinie en vanuit de politiek. Dan zegt men: ‘Ho, dit is niet de bedoeling. We gaan hier heel strikt op toezien’. Er worden dan regels en controles ingevoerd tegen deze initiatieven, die niet gelden voor andere levensbeschouwelijke onderwijsinitiatieven of bijzondere projecten, zoals montessorischolen.’

‘Het komt eigenlijk altijd weer neer op islamofobie’

Hoewel het hoofddoekverbod brede steun krijgt, beginnen Belgische ondernemingen langzaam maar zeker in te zien dat de groeiende moslimgemeenschap een interessante groep aan het worden is, stelt Vrielink. Deze vlieger gaat volgens hem ook op voor onderwijsinstellingen. Assertieve moslims vroegen naar aanleiding van de zaak bij het Grondwettelijk Hof hoe het zit bij andere universiteiten en hogescholen. Dit leidde tot een massale reactie op Twitter van onderwijsinstellingen, die aangaven bij inschrijving geen onderscheid te maken tussen mensen met of zonder hoofddoek of andere religieuze symbolen.

Vrielink ziet twee tegengestelde bewegingen. ‘Aan de ene kant dat België juridisch minder ruimte lijkt te geven aan de hijab – deels onder invloed van politieke en maatschappelijke ontwikkelingen: rechters zijn natuurlijk ook maar mensen en onderdeel van de maatschappij waarin ze leven. Tegelijkertijd zie je een beweging op gang komen in ondernemingen en onderwijsinstellingen, die precies de andere kant op wil.’

Hij concludeert: ‘Het is wel een beetje cynisch dat moslima’s die een hoofddoek willen dragen het op die ‘demografische’ manier moeten winnen en dat het niet via de juridische manier kan. Ik had toch altijd gehoopt dat dat laatste wel kon.’

Het is nu aan de rechtbank in Brussel om de uiteindelijke beslissing te maken. Vrielink: ‘Ik zie eigenlijk heel weinig ruimte voor een andere uitspraak, aangezien het Grondwettelijk Hof nu dit kader heeft gegeven.’

Fara geeft in ieder geval nog niet op: ‘We zijn het eigenlijk zo beu dat we altijd gediscrimineerd en gemarginaliseerd worden en dat er niet naar ons geluisterd word. Het komt eigenlijk altijd weer neer op islamofobie. Ik zie geen andere reden waarom je een hoofddoek niet zou toelaten. Het is nu #HijabisFightBack, omdat we het niet meer willen accepteren en niet meer willen toestaan. We laten ons horen.’

Alleen samen krijgen we racisme onder controle

1

‘Als je als zwarte Nederlander deelneemt aan het racismedebat onder leiding van Jort Kelder, dan ben je een Uncle Tom en een sell-out!’ Zomaar een uitspraak die ik ontving in de aanloop naar dit veelbesproken debat van zondag 12 juli. Met dit sentiment hield ik al rekening. Daarom heb ik maar een beperkt aantal mensen vooraf verteld dat ik één van de deelnemers zou zijn aan het debat. Ik werd bovendien al enorm moe van het debat over het debat. Dat leidt alleen maar af van het realiseren van het einddoel: Nederland bewust maken dat racisme een feit is en dat we dit veelkoppige monster samen moeten verslaan. Alleen samen krijgen we het racismevirus onder controle.

Een andere deelnemer aan het debat was Farid Azarkan, politiek leider van Denk. Naar eigen zeggen de leider van de enige politieke partij die zich al jaren in de Kamer hard maakt voor discriminatie- en racismebestrijding. Opvallend is dat Denk zelf ook niet vies is van etnisch profileren als het om Turks-Nederlandse collega-politici gaat.

En dat niet alleen. Politici van Denk maakten mijn partijgenoot Ibrahim Wijbenga (CDA) en mij op Twitter en daarbuiten herhaaldelijk uit voor ‘basja’. Dit is een term die afkomstig is uit de tijd van de slavernij. Basja was de naam voor de slaaf die onder toezicht van de witte opzichter toezicht hield over het werk van de slaven op een plantage. Zo’n basja was allesbehalve populair onder andere slaven, want hij deed er alles aan om in de gunst te komen van zijn witte baas. Zoals het extreem hard en genadeloos straffen van andere slaven.

Iemand een basja noemen, is derhalve vergelijkbaar met iemand een verraderlijke NSB’er noemen. En bij iemand die afstamt van onder andere zwarte slaven, is ‘basja’ niet bepaald een waardevrije of constructieve vorm van bejegening. Sterker nog, ik vind het simpelweg racistisch. Een opvallende strategie voor een ‘antiracistische partij’: racisme bestrijden met racisme. Dat heeft in de geschiedenis van de mensheid nog nooit gewerkt en zal ook nooit werken.

En toch hebben we Denk nodig om discriminatie en racisme te bestrijden, want deze partij heeft ook goede ideeën om dat te doen. Er lopen de nodige politici rond die dat oprecht en doelgericht willen doen. Zo hebben Denk en de VVD in Rotterdam onlangs gezamenlijk een plan gemaakt om discriminatie aan te pakken. ‘De partijen willen het bewustzijn vergroten met een publiekscampagne en discriminatiedialogen in de stad. Ook denken ze aan een schoolbesturenconvenant in het basisonderwijs.’

Dit hebben we nodig in Nederland. Bruggen bouwen en vanuit verbinding en gemeenschappelijke idealen concreet aan de slag, om ons land mooier en inclusiever te maken.

Bovendien zijn discriminatie en racisme zulke hardnekkig problemen in onze samenleving, dat we het ons simpelweg niet kunnen veroorloven om partijen en personen uit te sluiten die kunnen bijdragen aan het oplossen van het probleem. Die luxe hebben we niet en zullen we de komende jaren ook nog niet krijgen.

Racisme zit sinds jaar en dag verankerd in (onbewuste) vooroordelen van mensen en organisaties. Zelfs bij de overheid, van wie je het goede voorbeeld zou mogen verwachten, zit het ingebakken in werkwijzen, procedures en in ambtelijk handelen. Denk alleen al aan etnisch profileren bij de Belastingdienst, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie of aan marechaussee. Om zulke grote instituties te veranderen, hebben we vriend en vijand nodig. Van Jort Kelder tot Farid Azarkan. Van Mark Rutte tot Lodewijk Asscher. Van Akwasi tot Wilfred Genee. Iedereen die erkent dat discriminatie en racisme bestaan en serieuze maatschappelijke problemen zijn is mijn partner in het racismevrij maken van Nederland.

Het zou AVROTROS sieren als men een structureel vervolg geeft aan dit racismedebat

Deze strijd vraagt niet alleen om bondgenoten, maar ook om een gemeenschappelijke agenda en strategie. En bovendien: om een lange adem. Structurele problemen kunnen alleen met structurele oplossingen worden bestreden, maar in een goed georganiseerd land als Nederland kost dat tijd. Het kost tijd om wetten aan te passen, maar het kost vooral tijd om procedures, beleid, werkwijzen en gewoonten te veranderen. En helemaal als er mensen bij betrokken zijn die hun eigen, persoonlijke gedrag en de gezamenlijke (organisatie)cultuur moeten veranderen.

Dan kan vanwege de vluchtigheid van het huidige maatschappelijke debat juist contraproductief werken. En dat was één van de redenen waarom ik achteraf toch wel enige spijt had van mijn deelname aan het racismedebat. De opzet leidde namelijk niet tot een inhoudelijke dialoog tussen Nederlanders, maar het was een kakafonie van individuele standpunten.

We gingen niet met elkaar in gesprek om elkaar beter te begrijpen, maar maakten in razend tempo onder leiding van een eveneens gehaaste debatleider allemaal ons eigen punt. Het is maar zeer de vraag of één van de 651.000 mensen die naar het racismedebat hebben gekeken zich ook daadwerkelijk meer bewust is geworden van de achtergronden en oorzaken van racisme in onze samenleving. Laat staan over welke oplossingsmogelijkheden er bestaan.

Het zou AVROTROS daarom sieren als men een structureel vervolg geeft aan dit racismedebat. Zeker voor een omroep als AVROTROS, naar eigen zeggen een ‘maatschappelijk betrokken omroep die Nederland verrijkt en verbindt’ en wil bijdragen ‘aan een veilige en rechtvaardige samenleving’.

Deze omroep is het aan zichzelf en zijn leden verplicht om niet incidenteel een rol te spelen om racisme te bestrijden, maar structureel. Niet via hetzelfde format dat in meerdere opzichten heeft gefaald, maar door een meer verfijnde en doordachte reeks van programma’s, én door in de samenstelling van de redactie en presentatoren een weerspiegeling te organiseren van onze multiculturele samenleving. Ik reken op hun structurele partnerschap en die van u om racisme onder controle te krijgen.

Indiase deelstaat verbiedt film over Mohammed

1

De Indiase deelstaat Maharashtra heeft de Iraanse film Mohammed: De boodschapper van God verboden en de centrale regering in Delhi verzocht om dit ook te doen.

De film zal op 21 juli online gaan en vertelt het leven van de islamitische profeet Mohammed, waarin zijn jonge jaren centraal staan.

Omdat Mohammed niet afgebeeld mag worden in de mainstream islam is de film van Majid Majidi controversieel. Een islamitische organisatie in Maharashtra vroeg het verbod aan. Lokale autoriteiten in India zijn bang voor religieuze spanningen en honoreerden dit verzoek daarom.

In 1988 verbood India de roman De duivelsverzen van Salman Rushdie, die door veel moslims als blasfemisch werd ervaren. Rushdie trekt in zijn roman de goddelijkheid van Mohammeds openbaring in twijfel.

Medewerkers beschuldigen Artsen Zonder Grenzen van ‘white supremacy’

0

Meer dan duizend huidige en voormalige medewerkers van Artsen Zonder Grenzen hebben een brief ondertekend, waarin ze de organisatie van ‘institutioneel racisme’ en ‘white supremacy’ beschuldigen.

De zwarte verpleegster Margaret Ngunang is sinds 2017 actief bij Artsen Zonder Grenzen, zo vertelt ze aan de Amerikaanse National Public Radio (NPR). Ze dacht een fantastische organisatie aan te treffen, maar werd door haar witte collega’s vaak genegeerd en niet serieus genomen.

‘Je ervaart dat alles wat je doet onder de loep wordt genomen. Alles wat je doet wordt in twijfel getrokken.’

Christos Christou, voorzitter van de wereldwijde organisatie, geeft aan de NPR toe dat Artsen Zonder Grenzen op een problematisch fundament is gebouwd: het idee van de ‘white savior’ die in Afrika kleine kindertjes helpt. Hij vindt dat een achterhaald concept, dat moet worden omgegooid.

Turks-Armeense spanningen laaien op: ‘Armenië zal boeten’

0

De grensincidenten tussen Armenië en Azerbeidzjan hebben ook geleid tot spanningen tussen Armenië en Turkije. ‘Armenië zal boeten voor wat het gedaan heeft’, zei de Turkse minister van Defensie gisteren.

Armenië zal ‘begraven worden onder hun eigen complot, erin verdrinken en absoluut betalen voor wat ze hebben gedaan, zei de minister ook. Dat meldt de onafhankelijke Turkse nieuwssite Ahval.

Afgelopen zondag vonden schermutselingen plaats aan de grens tussen Armenië en Azerbeidzjaan. Beide landen beschuldigen elkaar het conflict te zijn begonnen. Turkije is een bondgenoot van Azerbeidzjan en beschouwt de Azeri’’s als een broedervolk.

De Turkse minister va Defensie zei dat de Turken ‘het dappere volk van Azerbeidzjan’ altijd zullen steunen. Erdogan sprak dinsdag al over een ‘doelbewuste aanval gericht op Azerbeidzjan’.

Armenië en Azerbeidzjan voerden in 1991 een oorlog om Nagorno-Karabakh, een regio waar de meerderheid van de bevolking Armeens is maar officieel bij Azerbeidzjan hoorde. Op dit moment bezetten de Armeniërs Nagorno-Karabakh. Azerbeidzjan wil het gebied terug.

Kritiek op Israël als dekmantel voor Jodenhaat?

3

Is kritiek op Israël een dekmantel voor Jodenhaat? Of is de beschuldiging van antisemitisme een dekmantel om gegronde kritiek te delegitimeren? 

Onlangs publiceerde onderzoeksbureau Kantar het rapport Antisemitisme op Twitter, websites, blogs en fora. Uit dit onderzoek, geschreven in opdracht van het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), zou blijken dat meer dan de helft van de antisemitische uitlatingen op het Nederlandstalige deel van internet gerelateerd is aan de Joodse staat.

Journalist en socioloog Martijn de Rooi, werkzaam bij pro-Palestinastichting The Rights Forum, heeft kritiek op de manier waarop Kantar het onderzoek heeft uitgevoerd. Hij vindt tevens dat het CIDI kritiek op Israël in de sfeer van antisemitisme probeert te trekken: ‘De bezorgdheid van het CIDI en van politieke partijen als de ChristenUnie over antisemitisme is misschien deels zuiver, maar heeft mede een politieke bedoeling. Doel is dan om de politiek van de staat Israël te steunen en kritiek daarop verdacht te maken.’

De Kanttekening sprak met De Rooi en met het CIDI over het Kantar-rapport en de relatie tussen antisemitisme en Israëlkritiek. Is Israëlkritiek, zoals het CIDI in zijn persbericht stelt, vaak een dekmantel voor Jodenhaat? Of wordt de antisemitismebeschuldiging tegenwoordig vaak te lichtvaardig gemaakt, met als doel om legitieme kritiek op Israël verdacht te maken?

‘Foute’ Joden

De Rooi heeft zich gestoord aan de titel van het persbericht van het CIDI: ‘Kritiek op Israël op internet vaak dekmantel voor antisemitisme.’ Volgens hem wordt daarmee de indruk gewekt dat achter kritiek op Israël ‘vaak’ antisemitisme schuilgaat. ‘Maar Kantar heeft geen onderzoek gedaan naar de kritiek op Israël op internet, maar naar antisemitisme op internet. Als je wilt weten of achter Israëlkritiek vaak antisemitisme schuilgaat, moet je Israëlkritiek onderzoeken en dan kijken hoe vaak deze kritiek antisemitisch van aard is.’

Volgens De Rooi gooit het CIDI antisemitisme en Israëlkritiek vaak welbewust op één hoop, omdat de organisatie opereert met een dubbele pet op. ‘Aan de ene kant is het CIDI een organisatie die opkomt voor Israël, maar aan de andere kant monitoren ze ook het antisemitisme. The Rights Forum pleit ervoor deze twee dingen uit elkaar te halen. Het monitoren van antisemitisme moet door een onafhankelijke instantie gebeuren.’

Het CIDI is volgens De Rooi daarnaast slordig met de interpretatie van cijfers. ‘Opvallend is dat het CIDI onder verwijzing naar zijn eerder dit jaar gepubliceerde rapport Monitor Antisemitische Incidenten opnieuw beweert dat er nog nooit zoveel antisemitische incidenten werden geregistreerd als in 2019. Dat is een volstrekt onverantwoorde conclusie, die op basis van de Monitor helemaal niet te trekken valt. Wij hebben dat in een analyse toegelicht. Het illustreert nogmaals dat het monitoren van antisemitisme bij het CIDI niet in goede handen is.’

Ook over het Kantar-rapport is De Rooi kritisch. ‘De context ontbreekt. Het rapport ontdekte 1.033 antisemitische uitingen op Twitter en internet in één jaar, maar is dat veel of weinig? Natuurlijk is elke antisemitische uiting er één te veel, maar zijn er verhoudingsgewijs meer antisemitische uitingen dan bijvoorbeeld islamofobe, homofobe of racistische uitingen? Ontwikkelt antisemitisme zich langs dezelfde lijnen als andere vormen van racisme, of is er sprake van een zelfstandige ontwikkeling? Daarop geeft het onderzoek geen antwoord.’

‘Het monitoren van antisemitisme is bij het CIDI niet in goede handen’

Verder heeft De Rooi kritiek op enkele tweets die als ‘antisemitische’ voorbeelden worden aangehaald door Kantar, die volgens hem helemaal niet antisemitisch zijn.

‘Het komt door het Zionisme’, schrijft een twitteraar. ‘Dat wordt geassocieerd met Judaïsme, maar dat is erg fout. Er zijn heel veel Joden die het Zionisme sterk afkeuren. Semieten zijn niet alleen Joden, maar ook Arabieren en Palestijnen. Dus anti wat? Slechte scholing en media.’

De Rooi vindt het onbegrijpelijk dat deze tweet als antisemitisch wordt aangemerkt. ‘Hier stelt iemand dat Israëls politiek van bezetting en illegale kolonisering voortkomt uit het zionisme en niet inherent ‘Joods’ is. Mag je dat alsjeblieft zeggen zonder voor antisemiet te worden uitgemaakt?’.

Een ander bericht is als antisemitisch aangemerkt, terwijl het gaat om citaat uit een artikel van De Rooi op The Rights Forum. De tweet luidt ‘Op die manier is de definitie geen instrument om joden tegen antisemitisme te beschermen, maar om joden met onwelgevallige opvattingen – ‘foute’ joden – als antisemiet het zwijgen te kunnen opleggen.’ #ihra #antisemitisme #zionisme #nazisme #bds #israel’.

‘In mijn artikel had ik kritiek op de definitie van het antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA), die de mogelijkheid biedt vormen van Israëlkritiek tot antisemitisme te bestempelen’, vertelt De Rooi. ‘Ik ben zelf Joods, dus ik vind het extra pijnlijk door geharnaste Israëlfans als Bart Schut van het Nieuw Israëlietisch Weekblad als antisemitisch te worden weggezet vanwege mijn kritiek op Israël. Maar nu word ik zelfs door Kantar als antisemiet aangemerkt, omdat ik kritiek heb op de foute IHRA-definitie. Dit bewijst helaas dat de definitie wordt misbruikt om Joden met andere opvattingen de mond te snoeren. Ook critici van de IHRA-definitie van antisemitisme zijn nu antisemiet.’

Reactie CIDI

Hidde van Koningsveld werkt bij het CIDI en ziet het anders. ‘Als The Rights Forum de overduidelijke connectie tussen antizionisme en antisemitisme blijft ontkennen, en zegt een stichting te zijn die zich enkel bezighoudt met het Arabisch-Israëlisch conflict, waarom vinden ze het dan telkens nodig om te reageren op antisemitismecijfers en deze te bagatelliseren?’

Van Koningsveld juicht een breed onderzoek naar antisemitisme toe, waarin ook de vergelijking wordt gemaakt met andere vormen van discriminatie. Hij ontkent dat het CIDI slordig is met cijfers.

‘We hebben nu een andere registratiemethode. Als een persoon bijvoorbeeld twintig antisemitische mails stuurt, geldt dit nu als één incident. In de eerdere Monitors zou dit worden gerekend als twintig incidenten. Daarnaast tellen hakenkruisen en Hitlergroeten tegenwoordig pas als antisemitisch incident in de Monitor als deze gepaard gaan met een expliciete Joodse connectie of verwijzing. Ook telt het Meldpunt Internet Discriminatie (MDI) antisemitische incidenten op internet tegenwoordig enkel als deze daadwerkelijk strafbaar zijn.’

Van Koningsveld vindt dat de twee tweets die De Rooi noemt wel degelijk antisemitisch zijn. ‘In de eerste tweet wordt de suggestie gewekt dat het zionisme geen basis heeft in de Joodse identiteit, terwijl dit uiteraard per definitie wel zo is. Een klein aantal antizionistische Joden wordt zo als token Jew ingezet. In de tweede tweet wordt zionisme gelijkgesteld aan nazisme – zie de hashtags #zionisme en #nazisme.’

‘De kritiek op Israël zelf is niet antisemitisch, maar mondt uit in antisemitisme’

De CIDI-medewerker staat helemaal achter de IHRA-definitie van antisemitisme. ‘Je hebt een definitie van antisemitisme nodig, om op die manier antisemitisme goed te kunnen bestrijden. De IHRA-werkdefinitie is een goede definitie, die ook door veel parlementen, internationale organisaties, universiteiten, enzovoort is aangenomen, onder andere door het Amerikaanse Congres, het Britse Lagerhuis en onze Tweede Kamer’, vertelt hij.

‘De kritiek op Israël zelf is niet antisemitisch, maar mondt uit in antisemitisme. Vooral online. Het is antisemitisme in een nieuw jasje. Antisemitische clichés als het beruchte bloedsprookje – dat de Joden christelijke kinderen zouden vermoorden om hun bloed in de matses voor Pesach te verwerken – komen in een andere vorm terug. Bijvoorbeeld dat Israël zou handelen in de organen van Palestijnse kinderen.’

Van Koningsveld noemt ook de complottheorie dat Joden op allerlei slinkse manieren proberen om de wereld te beheersen. ‘Dat wordt nu ook op Israël geprojecteerd. Denk aan de controverse rond Yasmina Haifi, de ambtenaar die zei dat de islamistische terreurorganisatie ISIS een zionistisch complot was. Er is een sterke overlap tussen klassiek antisemitisme en antisemitische kritiek op Israël.’

Waar Van Koningsveld ook moeite mee heeft is de uitdrukking ‘van de rivier tot de zee’. ‘Dit werd tijdens de anti-Israëldemonstratie begin juli op het Museumplein geroepen, maar wordt bijvoorbeeld ook verkondigd door de Belgische schrijver Dyab Abou Jahjah. Hiermee bedoelen ze dat het hele gebied gezuiverd moet worden van Joden. En die zuivering zal uiteraard niet vreedzaam verlopen.’

Toch is kritiek op Israël is niet per definitie antisemitisch, benadrukt Van Koningsveld. ‘De Rooi en anderen maken een karikatuur van de IHRA-definitie.’ De CIDI-medewerker onderbouwt zijn bewering met een passage uit de werkdefinitie: ‘Kritiek op Israël die vergelijkbaar is met kritiek tegen een ander land kan niet worden beschouwd als antisemitisch.’

‘Je hoeft de Tweede Wereldoorlog er helemaal niet bij te halen om het beleid van Israël af te keuren’

Van Koningsveld legt uit dat er tegenwoordig grofweg drie bronnen van antisemitisme zijn: extreemrechts antisemitisme, extreemlinks antisemitisme en islamitisch antisemitisme. ‘Lange tijd was extreemrechtse Jodenhaat marginaal in Nederland, maar dankzij de opkomst van de alt-right zien we ook steeds meer antisemitisme van die kant’, vertelt Van Koningsveld. ‘Volgens clubjes als Erkenbrand zouden de Joden verantwoordelijk zijn voor de vluchtelingencrisis en op de achtergrond aan de touwtjes draaien.’

Hij benadrukt dat de alt-right ook fel anti-Israël is. Ook is extreemrechts antisemitisme volgens hem nog steeds zichtbaarder dan islamitisch en extreemlinks antisemitisme. ‘Extreemlinks antisemitisme is het meest geraffineerd. Zij zeggen bijvoorbeeld dat Hitler samenwerkte met zionisten. Of noemen Gaza een concentratiekamp.’

De Rooi heeft ook grote moeite met Holocaust-analogieën. ‘Die doen mij pijn. Mijn familie is zwaar getroffen door de Holocaust. Bovendien, je hoeft de Tweede Wereldoorlog er helemaal niet bij te halen om het beleid van Israël af te keuren. Israël schendt het internationaal recht en de universele mensenrechten al tientallen jaren. Dat is het criterium dat wij bij The Rights Forum hanteren, en dat geldt voor alle betrokken partijen even zwaar. In essentie draait het politieke debat om gelijke rechten voor Israëli’s en Palestijnen. Daarbij kunnen we Holocaust-analogieën en bizarre beschuldigingen van antisemitisme missen als kiespijn.’

Een monument verplaatsen: dat gebeurt dus al

2

Sinds een aantal weken is één rijstrook van een belangrijke uitvalsweg bij mij om de hoek in Amsterdam afgezet. Men is bezig met de constructie van een groot gedenkteken: het zogeheten Holocaust Namenmonument, ter nagedachtenis van de in de Tweede Wereldoorlog vermoorde Joden aan de Weesperstraat. Daarover is in de voorafgaande maanden het nodige te doen geweest, omdat buurtbewoners het gevaarte veel te groot vonden, en bovendien vreesden dat het tot een te grote toeloop zou leiden. Maar de lobby van de initiatiefnemers bleek sterker.

Bij alle commotie waartoe een en ander leidde, is één aspect wat onderbelicht gebleven, dat juist relevant is voor de discussie die naar aanleiding van Black Lives Matter is opgekomen omtrent de mogelijke verwijdering van openbare standbeelden voor dubieuze Nederlandse historische figuren. Hierbij werd de focus vooral gericht op het beeld van Jan Pieterszoon Coen in Hoorn uit 1893. Van Heutsz, niet minder omstreden, heeft in dit opzicht het ‘geluk’ dat zijn monument in Amsterdam-Zuid niet heel concreet hemzelf voorstelde, maar uit een tegen een pyloon geplaatste symbolische vrouwenfiguur bestond. Dat kon zo in 2004, na jarenlange moedwillige (?) verwaarlozing, veel makkelijker tot een veel neutraler klinkend ‘Monument Indië-Nederland’ worden omgedoopt.

Tegen verplaatsing van Coen naar een minder prominente plek (of zelfs naar het naburige Westfries Museum) wordt wel als argument ingebracht dat dit geschiedvervalsing zou zijn, omdat zo een deel van het Nederlandse verleden – te weten de 19de-eeuwse heldenverering voor de VOC – zou worden uitgewist. Een bevriend historicus heb ik zich eens zeer boos zien maken over het idee alleen al – waarbij hij overigens nog geen tien minuten later zonder mankeren zijn vreugde uitsprak over het verdwijnen van al die ‘vreselijke’ Leninbeelden in Oost-Europa. Alsof die niet ginds even goed deel van hún geschiedenis waren…

Die inconsistentie even daargelaten, was zijn boodschap helder: probeer niet het verleden te corrigeren door de fysieke herinnering aan opvattingen uit te wissen die wij nu op grond van onze hedendaagse normen verfoeien. Wel: precies dat is met het nieuwe Holocaustmonument het geval – er moet een ouder monument voor wijken.

Een monument dat inmiddels door de betrokkenen als niet minder pijnlijk wordt ervaren dan het Hoornse standbeeld voor Coen: het zogeheten Monument van Joodse Erkentelijkheid, opgericht uit naam van de Joodse overlevenden als dank aan de Amsterdammers die hen tijdens de Bezetting geholpen zouden hebben. Het stamt uit 1950: uit een tijd dat het Nederlandse zelfbeeld wilde dat zo’n beetje elke Nederlander in het verzet zat, van die paar procent notoire NSB’ers afgezien.

Daar wordt inmiddels, zacht gezegd, wat genuanceerder tegen aangekeken. En met het oog op het internationaal ongekend hoge percentage Nederlandse Joden dat de oorlog niet heeft overleefd, wordt deze Nederlandse zelffelicitatie inmiddels door velen als tamelijk gênant beschouwd. Het is vast niet toevallig dat het nu wijken moet voor een nieuw monument dat niet de dankbaarheid van het bescheiden aantal overlevenden, maar, naam voor naam, het ongelofelijk grote aantal niet-overlevenden memoreert.

Het belichaamt daarmee de historische visie van 2020 en corrigeert zo die van 1950, toen de Jodenvervolging nog veel minder het kernstuk van de nationale oorlogsherinnering vormde en nog veel meer als slechts één van de talloze aspecten van de periode ’40-’45 werd beschouwd. Hierbij werd deze genocide nog niet in een morele buitencategorie geplaatst, maar slechts gezien als extreme uitwas binnen een algehele orgie van geweld.

De geschiedenis ‘vervalsen’ door een pijnlijk gedenkteken te verplaatsen – het kan dus wel

Weliswaar bestaat het voornemen om het monument van 1950 elders weer op te richten – en wel op de plek waar het oorspronkelijk stond alvorens het vanwege de aanleg van de metro moest wijken – maar met de vervanging door het Holocaustmonument wordt toch indirect de geschiedenis vervalst. Althans niet minder dan bij een verplaatsing van het standbeeld van Coen naar een minder prominente plek, of het ‘hergebruik’ van het monument voor Van Heutsz. Men had er immers ook voor kunnen kiezen het nieuwe Holocaustmonument op een andere plek in de buurt op te richten. Maar het moest per se daar.

Kortom: de geschiedenis ‘vervalsen’ door een pijnlijk gedenkteken te verplaatsen – het kan dus wel. Of het in een concreet geval dan ook gebeurt, hangt van de (overtuigings)kracht van de voorstanders af.

De nieuwe AOC? Deze Marokkaans-Amerikaanse (34) wil het Congres in

1

‘Ik ben Donald Trumps ergste nachtmerrie – een moedige vrouw van kleur, klaar om een einde te maken aan de gierigheid van het grootkapitaal.’ Getekend: Ihssane Leckey (34), een progressieve Democrate met roots in Marokko. Op haar twintigste emigreerde ze van dat land naar Amerika.

‘Toen ik hier kwam, was het eerste dat ik leerde dat je huidskleur, je naam en je school bepalen welke kansen je hebt’, aldus Leckey tegen een lokale krant uit de oostelijke staat Massachusetts. Ze doet er in september mee aan de Democratische voorverkiezingen. Als ze wint, komt ze volgend jaar in het Huis van Afgevaardigden terecht.

‘Mensen willen veranderingen aan een systeem dat al zo lang is gerund door rijke witte mannen’, zegt ze in een van haar campagnevideo’s. Het is haar doel om meer kansen te creëren voor de lagere klassen, migrantengezinnen, mensen van kleur en ‘anderen die zijn buitengesloten van het politieke proces’.

Leckey wil daarnaast meer rechten voor Inheemse Amerikanen, medicare for all, meer restricties aan wapenbezit, gender equality en een green new deal.

Ze wordt gesteund door Ilhan Omar, die als eerste islamitische, gesluierde vrouw van kleur in het Amerikaanse parlement zit. Omar is lid van de zogenoemde ‘Squad’, vier vrouwelijke, progressieve Democraten in het Huis van Afgevaardigden waarvan Alexandria Ocasio-Cortez de bekendste is.

Wellicht dat Leckey volgend jaar dus toetreedt tot dit illustere gezelschap. Ze deelt in ieder geval dezelfde standpunten, evenals de belofte dat ze geen stuiver zal aannemen van lobbyisten en bedrijven om haar campagne te steunen.

De primaries in Leckey’s district in Massachusetts beginnen op 1 september. Haar kansen lijken in tijden van Black Lives Matter te groeien. Ze is de enige vrouw van kleur die meedoet, en niemand van de kandidaten springt zo luid op de bres voor social justice als haar. Mocht ze de primaries winnen, dan staat haar naam op het stembiljet bij de verkiezingen van november.

Nieuwe Franse premier: strijd tegen ‘radicaal islamisme’ topprioriteit

0

De nieuwe Franse premier Jean Castex heeft beloofd ‘compromisloos’ voor de Franse scheiding tussen kerk en staat op te komen. Hij zegt van ‘radicaal islamisme in al zijn vormen’ een absolute ‘topprioriteit’ te willen maken.

Castex kondigt dat hij na de zomer een nieuwe wet tegen ‘separatisme’ zal voorstellen aan het parlement. De wet is ervoor bedoeld om segregatie van ‘bepaalde groepen langs religieuze en etnische lijnen’ terug te draaien.

Critici vrezen dat Castex het met ‘bepaalde groepen’ enkel en alleen over moslims heeft. De term ‘separatisme’ ‘is specifiek gericht op moslims, van wie de recente mobilisatie tegen racisme en islamofobie het dominante, conservatieve deel van Frankrijk heeft geïrriteerd.’ Dat stelt Yasser Louati, baas van een Franse antiracisme-NGO.

De centrumrechte Castex was tot voor kort burgemeester van het Zuid-Franse Prades, een stadje van nog geen tienduizend inwoners. Begin deze maand nam hij het premiersstokje over van Édouard Philippe, die na teleurstellende gemeenteraadsverkiezingen ontslag nam. Castex en Philippe behoren allebei tot La République En Marche!, de partij van Macron.

 

Manifest tegen ‘cancel culture’ triggert debat vrijheid van meningsuiting

3

Een nieuw manifest door Nederlandse academici, politici en mediamakers tegen ‘cancel culture’ wordt wisselend ontvangen op social media. 

‘We moeten de vrijheid van meningsuiting niet laten kapen door een kleine groep intoleranten,’ zeggen de initiatiefnemers van de open brief in de Telegraaf. Het manifest is geschreven door promovendi Raisa Blommestijn en Bart Collard (Universiteit Leiden).

Onder de eerste honderd ondertekenaars bevinden zich oud-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali, opiniemaker Jan Roos, de Leidse rechtsfilosofen Andreas Kinneging en Paul Cliteur, Forum-voorman Thierry Baudet en zangeres Marga Bult.

‘Als gevolg van het optreden van radicale groepen die (institutioneel) racisme zeggen te willen bestrijden, komt de vrijheid van meningsuiting onder druk te staan’, aldus de brief.

‘Deze groepen willen anderen die niet ‘de juiste mening’ voorstaan, het recht op het geven van hun mening ontnemen.’ Wie deze groepen zijn en hoe dit gebeurt, staat niet in de brief.

De initiatiefnemers claimen dat er inmiddels enkele duizenden keren is ondertekend.

Op Twitter leidt de brief tot het nodige debat. Sommigen waarderen dit pleidooi voor het vrije woord, anderen vinden het aanstellerij en plaatsen kanttekeningen bij de lijst van ondertekenaars.

Zo vindt classicus en universitair docent Miko Flohr (Universiteit Leiden) dat de vrijheid van meningsuiting helemaal niet wordt bedreigd:

Rechtfilosoof Eva Vlaardingerbroek, collega-promovenda (Universiteit Leiden) van initiatiefnemers Blommestijn en Collard en prominent FvD-lid, is het niet met Flohr eens. Zij geeft een paar voorbeelden van hoe de vrijheid van meningsuiting wel degelijk zou worden bedreigd:

Ook op de set aan ondertekenaars is kritiek. Zo schrijft communicatiestrateeg en prominente Groenlinkser Huub Bellemakers:


Met ‘de eugenistische emeritus hoogleraar uit Nijmegen’ bedoeld Bellemakers Juliaan van Acker, die in 2017 een boek publiceerde met als titel Een moslimvrij Europa voor wereldvrede.

NRC-columnist Aylin Bilic vindt dat Bellemakers aan verdachtmakingen doet: volgens haar is niet wie tekent maar de inhoud van belang:

Vorige week tekenden onder meer J.K. Rowling, Margaret Atwood en Salman Rushdie een open brief met een soortgelijke boodschap. De auteurs schrijven dat de recente antiracistische protesten hebben geleid tot een intellectueel keurslijf, waardoor het vrije debat meer en meer wordt beknot.

Media- en opiniemakers betichten elkaar steeds meer van het willen weren van ‘foute’ meningen. Zo waren er in Nederland de recente oproepen aan de NPO om een debat over racisme niet te laten leiden door Jort Kelder. Ook besloten adverteerders het voetbalpraatprogramma Veronica Inside te boycotten, na de beruchte Pieten-‘grap’ van Johan Derksen over rapper Akwasi.

Tevens schaarden ruim driehonderd journalisten en opiniemakers zich onlangs achter een nog op te richten ‘Meldpunt Media Racisme & Discriminatie’ in het leven te roepen. Tegenstanders vrezen dat manifestschrijvers journalisten en opiniemakers met ‘foute’ meningen willen laten ontslaan.