Een collega-historicus en promovendus aan een Nederlandse universiteit vertelde mij ooit hoe op zijn afdeling een nieuwe Angelsaksische docent een mail stuurde aan zijn collega’s, met de mededeling dat het curriculum gedekoloniseerd diende te worden. Een hoogleraar mailde hem terug en legde hem uit dat het curriculum altijd verbetererd en geactualiseerd kon worden, maar dat ‘dekoloniseren’ – wat het ook moge betekenen – niet direct aan de orde was. Een andere (eveneens Angelsaksische) docent mailde de hoogleraar daarop dat hij hier niet over kon spreken als witte man, dat konden immers alleen mensen van kleur.
We zouden deze casus, waarin pure identiteitspolitiek werd bedreven, af kunnen doen als een incident. En dat is het ook. Maar wel een incident dat onderdeel is van een brede en groeiende trend die vanuit de Angelsaksische wereld aan het overwaaien is naar Nederland. Ook hier neemt de identiteitspolitiek toe, klinkt de roep om ‘dekolonisatie’ van curricula, meer ‘diversiteit’ – waarbij het trouwens exclusief gaat over kleur, gender en seksuele voorkeur en amper over andere vormen van diversiteit – en het boycotten van onwelgevallige sprekers, het zogenoemde deplatformen. Deze roep klinkt uiteraard op universiteiten, maar ook op hogescholen en zelfs op het middelbaar onderwijs.
Op de Kanttekening viel gisteren een goed verslag te lezen over hoe een aantal Nederlandse geschiedenisdocenten aankijken tegen de ‘dekolonisatie’ van het geschiedenisonderwijs. Dit, naar aanleiding van de plannen van onderwijsminister Ingrid van Engelshoven om de ‘te witte’ Canon van de Nederlandse geschiedenis te herzien en hier meer ‘diversiteit’ (over wat voor diversiteit hebben we het dan precies?) aan toe te voegen. Daarbij zou er vooral aandacht moeten komen voor de ‘schaduwkanten’ (opnieuw: welke dan precies? Het zijn er waarschijnlijk nogal veel) van de Nederlandse geschiedenis.
De voor het Kanttekening-artikel geïnterviewde docenten zijn hier, van links tot rechts, niet bepaald enthousiast over. Ja, een steeds diverser wordende samenleving vraagt van het onderwijs om meer aandacht te besteden aan wat er elders op de wereld gebeurt. Maar de leraren hebben ernstige twijfels bij de notie van ‘witte schuld’, die achter het idee van meer aandacht voor de schaduwkanten van de vaderlandse geschiedenis zit, een geschiedbeeld dat door de activisten van The Black Archives wordt gepromoot. Zoals één van de geschiedenisdocenten uit het artikel het helder uitdrukte:
‘De activisten van The Black Archives kijken niet met een open blik naar de geschiedenis, maar denken dat hun perspectief het enige morele juiste perspectief is. De term ‘verzwegen geschiedenis’ suggereert dat historici bewust zwijgen over de zwarte bladzijden. Dat is niet waar.’
Verandering moet niet op ideologische mode maar op objectieve criteria gebaseerd zijn
Deze uitspraak deed me denken aan één van mijn eigen ervaringen met activisten die curricula willen dekoloniseren. Vorig jaar voerde ik over dit onderwerp een discussie met een collega-promovenda – werkzaam aan een buitenlandse universiteit – die net als ik in de Verenigde Staten had gestudeerd. Ik kreeg een aanvaring met haar toen ik aangaf dat ik niet aan dekolonisatie van mijn curriculum deed. Volgens haar was ik daarom een ‘white christian nationalist’, terwijl mijn kritische vraag was: welke objectieve criteria hanteer je wanneer je het curriculum ‘dekoloniseert’?
Wanneer teksten bijvoorbeeld niet meer up-to-date zijn is verandering logisch. Evenzo als er nieuwe, relevantere, publicaties of nieuwe onderwerpen zijn die ook van belang zijn om te behandelen. Maar op grond waarvan dienen curricula gedekoloniseerd te worden? Is het daarvoor niet eerst van belang om aan te geven, op basis van de rede, de wetenschap en de logica, wat er nu precies mis is en wat er op grond daarvan veranderd moet worden?
In veel gevallen lijkt ‘dekoloniseren!’ vooral een loze kreet te zijn, een poging om het onderwijs en de wetenschap ideologisch te beïnvloeden. Dekolonisatie is dan een mooi woord voor ‘mijn kijk op’ erin krijgen. Dekoloniseren betekent dan ideologiseren. Wil je het ideologische element meer wetenschappelijk krijgen, dan zullen de voorstanders van dekolonisatie moeten aantonen welke inzichten in de wetenschap of het onderwijs feitelijk onjuist, niet meer up-to-date of vergeten zijn.
Curricula zijn altijd in ontwikkeling, dus verandering is een goede zaak. Maar deze verandering moet niet op ideologische mode maar op objectieve criteria gebaseerd zijn. Criteria die gericht zijn op het kwalitatief verbeteren van het onderwijs en de wetenschap. Ideologie bedrijven past daar niet bij, eufemistisch gesteld, en dus moeten we dat ook zien te voorkomen. Dit is een plicht voor zowel het onderwijs en de wetenschap.
Minister van Engelshoven is inmiddels teruggefloten door de Tweede Kamer. Zij mocht de commissie die de Canon gaat hierzien niet de expliciete opdracht geven om meer aandacht aan de schaduwkanten van de geschiedenis te besteden. Een terechte stap, aangezien – naast ideologisering van het geschiedenisonderwijs – ook politieke bemoeienis met het geschiedenisonderwijs onwenselijk is. Nu afwachten wat er uit de commissie zal komen. Laten we vooral hopen dat deze commissie in de eerste plaats wetenschap en geen ideologie zal gaan bedrijven.
De Nederlandse kiezer is sinds de Fortuyn-revolte van 2002 behoorlijk wispelturig geworden. Loyaliteiten van kiezers richting politieke partij zijn voetnoten in de geschiedenis. Veranderlijkheid is de nieuwe norm. Steeds meer verschillende politieke partijen zijn nodig om tot een regeringscoalitie te komen. Formaties zullen daardoor steeds langer duren en ingewikkelder worden. Terwijl een regeerakkoord op hoofdlijnen in zo’n geval een logische stap lijkt, worden regeerakkoorden juist steeds gedetailleerder. In het verlengde daarvan wordt ook de fractiediscipline binnen de broze fracties van de coalitie flink aangehaald. Dit alles gaat net zo lang goed totdat er een totale impasse ontstaat.
Neem de coalitievorming in de provincie Limburg na de Statenverkiezingen van afgelopen mei. De partijen zagen geen andere mogelijkheid dan het vormen van een ingewikkelde soort ‘extraparlementair college’, gesteund door een meerderheid van met name rechtse partijen in deze Provinciale Staten. Dit soort constructies voelen gekunsteld en kwetsbaar aan, maar het zou zomaar de voorbode voor landelijke coalitievorming kunnen zijn.
Het kan en moet écht anders. Hoe? Door de kiezer de kans te geven zich voor de verkiezingen uit te laten spreken voor een voorkeurscoalitie.
Het is mij niet vaak overkomen in politieke context, maar Nederland zou iets kunnen leren van Italië. In 1996 kwamen progressieve partijen met het plan om gezamenlijk een politiek samenwerkingsverband te vormen, L’Ulivo, de Olijfbomencoalitie. Het mooie was dat conservatieve partijen hetzelfde deden: Casa delle Libertà, Huis van de Vrijheden. Kiezers konden nog steeds een keuze maken uit een rijke hoeveelheid politieke partijen, maar wisten voorafgaande aan de verkiezingen wel welke coalitie ze willen ondersteunen. Het zijn dan slechts de verhoudingen binnen de geprefereerde coalitie die verschillen.
Het wordt tijd om ons niet meer druk te maken over wispelturigheid van de kiezer
Een politieke verbinding met een kandidaat-premier doet recht aan de stem van de kiezer. De kiezer weet waarvoor hij/zij kiest: een koers en een leider. Inmiddels hebben deze twee politieke samenwerkingsverbanden alweer een andere vorm en invulling gekregen in Italië, maar het uitgangspunt is nog altijd zeer leerzaam voor Nederland. Zeker, omdat het politieke debat over de toekomst van ons politieke bestel vaak en snel gaat over ingewikkelde structuurwijzigingen die doorgaans een grondwetswijziging nodig hebben.
Het vormen van politieke samenwerkingsverbanden behoeft geen enkele wetswijziging, het is slechts een kwestie van politieke wil en leiderschap. En nee, dan nog is een politiek samenwerkingsverband geen garantie op een coalitie met voldoende zetels om op een politieke meerderheid in de Kamer te kunnen rekenen. Het is echter wel een glashelder verbond dat een zekere politieke koers voorstaat en waar de kiezer een mandaat aan heeft gegeven. Dat is veel effectiever dan wanneer individuele partijen gesprekken over coalitievorming voeren. In het uiterste geval kan zo’n samenwerkingsverband ook nog een minderheidscoalitie vormen die werkt met wisselende meerderheden op basis van inhoudelijke, politieke voorstellen.
Het wordt tijd om ons niet meer druk te maken over wispelturigheid bij de kiezer. Dat is nu eenmaal het nieuwe normaal. De politiek is aan zet om slim met die wispelturigheid mee om te gaan. Zo af en toe zijn er al pogingen gedaan tot het vormen van politieke samenwerkingsverbanden, maar de daadkracht om van intentie tot concrete afspraak te komen, ontbreekt helaas. Het meest logische is de samenwerking tussen progressieve partijen als GroenLinks, PvdA en D66, een verbeterde versie van Keerpunt ’72. Dit eerder beproefde concept van linkse makelij geldt alom als mislukking, maar de onderliggende gedachte is nog steeds waardevol.
De Italianen laten zien dat het geen exclusief links verbondje hoeft te zijn: ook conservatieve of andersoortige partijen kunnen zich tot het concept van een samenwerkingsverband aangetrokken voelen. Kleine partijen die zich niet willen verbinden aan zo’n samenwerkingsverband kunnen altijd nog na de verkiezingen met de een of met de ander samenwerken binnen of buiten een coalitie. Ik zie uit naar zo’n gedurfd experiment. Wie pakt de politieke handschoen op?
De kersverse Britse premier Boris Johnson, die onder meer bekendstaat om zijn anti-islamuitspraken, stamt zelf af van moslims. Dit melden Engelse media.
De Ottomaan Ali Kemal was de overgrootvader van Johnson. Zijn functie als liberale politicus en journalist maakte hem zelfs een sleutelfiguur in het Ottomaanse rijk, in de regio die nu Turkije beslaat.
Ali Kemal, geboren in 1867, hield er liberale ideeën op na en werd verbannen door de sultan van het Ottomaanse Rijk. In 1903 trouwde hij in Londen met Winifred Brun, dochter van Margaret Johnson. Nadat er een eind kwam aan de heerschappij van de sultan, eigende Kemal zich een prominente rol toe op het Ottomaanse politieke toneel.
Toen het Ottomaanse rijk zich tijdens de Eerste Wereldoorlog aansloot bij Duitsland, namen de in Engeland woonachtige kinderen van Kemal hun oma’s naam Johnson aan.
Het is saillant dat Boris Johnson van moslims afstamt, gezien het feit dat Johnson vaak in opspraak is gekomen met zijn opmerkingen over de islam en moslims – de reden waarom de Muslim Council of Britain hem een ‘islamofoob’ noemt.
Zo vergeleek Johnson vorig jaar boerka’s met brievenbussen en bankrovers en vroeg hij zich in een essay uit 2007 af ‘wanneer de 18e-eeuwse Verlichting doordringt tot de achterlijke islam’. ‘Islamofobie’ is volgens Johnson bovendien ‘een natuurlijke reactie’ op de islam, die hij ‘de meest kwaadaardige en sektarische religie wat betreft harteloosheid tegenover niet-gelovigen’ noemt.
Tahsin Gunaltay studeerde af in de informatica in een tijd dat internet in de kinderschoenen stond. Daarna kwam hij in Nederland werken voor een internationaal bedrijf. Maar Gunaltay belandde in grote moeilijkheden doordat zijn jongere broer hem bedroog. De achtbaan die daarop volgde, inclusief drie jaar schuldhulpverlening, is ongelofelijk. ‘Ik weet nu wel wie mijn echte vrienden zijn. Die zijn gebleven.’
Het leven lachte Tahsin Gunaltay toe, toen hij als 23-jarige uit Ankara naar Nederland emigreerde. Hij deed dit op uitnodiging van een Amerikaans internationaal bedrijf, dat hem een baan aanbood. De universiteit in Ankara had als voertaal Engels, waardoor het niveau van de opleiding gelijkwaardig was aan die van andere universiteiten. ‘Ik vond het spannend’, vertelt Gunaltay. ‘Een nieuw land, nieuwe mensen, een andere cultuur.’ Bij het bedrijf waar hij werkte waren er heel veel nationaliteiten. ‘Als alleenstaande jongeman kon ik meedoen aan alles wat mijn collega’s deden; we gingen dan ook vaak uit. Genoeg activiteiten in Amsterdam, met concerten en uit eten gaan. Het was mijn eerste keer van huis weg, maar het beviel me prima. Ik had een appartement in Buitenveldert. Het leven was goed.’
Broertje
Gunaltay werkte voor diverse bedrijven in de buurt van Amsterdam, alles binnen een paar kilometer omtrek. Het beviel hem goed om in een internationale omgeving te werken. ‘Met mijn twee jaar jongere broertje ging het intussen minder goed. Hij kwam altijd in de problemen en ik hielp hem daar weer uit. Dat doe je als oudere broer, zo zit dat in onze cultuur. De oudste broer heeft veel verantwoordelijkheid’, vertelt Gunaltay. Hij nam zijn broertje mee naar Nederland, in de hoop dat hij hier verder zou studeren, een baan zou vinden en ook betere vrienden vond. Hij kon tijdelijk met zijn vrouw bij Gunaltay wonen, zolang hij geen werk en geen woonruimte had. Gunaltay stond garant voor hem. Uiteindelijk kreeg hij wel een baan bij een bank, maar dan wel via zijn grote broer.
‘De vennoten bleken oplichters te zijn en mijn broertje was foetsie’
Gunaltay zelf werkte voor diverse internationale bedrijven, tot hij in 2002 in een midlifecrisis terechtkwam. ‘Mijn eerste huwelijk was kapotgegaan en ik wilde wat anders. Als eigen baas had ik meer vrijheid en dat trok mij. Ik wilde ook meer doen met mijn afkomst en met Turkije. Toen mijn broertje wat partners had gevonden, zetten we een VOF op en importeerden we natuursteen uit India. We hadden een groothandel, maar we deden ook wat projecten zelf. We legden zelf ook natuursteen bij bedrijven en particulieren en huurden ZZP’ers in. Ik had daarnaast nog een bedrijf in de ICT.’
Maar door de crisis gingen de zaken moeizaam in de groothandel. De problemen werden nog veel erger, toen zijn broertje plotseling niet meer op het werk verscheen en de VOF failliet ging. ‘We hadden afgesproken dat hij daar iedere dag zou zijn, maar hij was ineens van de aardbodem verdwenen. Ik kon hem nergens bereiken, hij was niet thuis en ook zijn telefoon stond uit. Van een vennoot begreep ik dat hij meer wist, maar hij mocht niets zeggen. Wat voor rare mensen waren die partners eigenlijk? Ik had veel geïnvesteerd in dit bedrijf, ook namens mijn broertje, maar alles ging in rook op. De natuursteenhandel ging failliet en de vennoten waren allemaal aansprakelijk, inclusief ik. De vennoten bleken oplichters te zijn en mijn broertje was foetsie.’
‘Op een dag stond mijn broertje zomaar weer voor mijn neus en deed alsof er niets aan de hand was’, gaat Gunaltay verder. ‘Ik was boos op hem en vroeg: ‘Ben je gek? Waarom zadel je mij met deze vennoten op?’ Zij kwamen duidelijk uit een fout milieu en ik zat met de gebakken peren. Hoewel ik in een rechtszaak in het gelijk ben gesteld, viel er helemaal niets te halen bij die partners. De schuldeisers stonden ondertussen wel bij mij op de stoep.’
‘Mijn broer gebruikte mijn creditcard en pikte elke maand 2000 euro’
In 2011 ging Gunaltay terug naar Turkije om bij zijn zwangere vrouw te zijn. Hij kon haar niet meenemen naar Nederland omdat hij met zijn bedrijf in de problemen was gekomen. Gunaltay moest daardoor in Turkije blijven. ‘Ik voelde mij hier niet meer thuis. Ik was een buitenlander die alleen de taal begrijpt… Ik voelde mij daar zo raar.’ Ook wilde Ganultay terug naar Nederland, omdat hij daar hulp had gezocht voor zijn depressie. Maar terug in Nederland bleek er nog een probleem. ‘Mijn broer had mijn appartement in Buitenveldert verhuurd aan een Schot, waarbij hij mijn handtekening had vervalst. Hij gebruikte ook mijn creditcard en pikte elke maand tweeduizend euro. De 2.100 euro voor de verhuur van mijn huis haalde hij contant op bij de huurder – en dat ging niet naar de hypotheek die nog openstond…’ Dat ging tien maanden zo door.
Antidepressiva
Gunaltay kwam in een depressie terecht, waarvoor hij antidepressiva kreeg. ‘Psychisch was ik echt niet in orde. Er was zoveel gebeurd, als ik er nu op terugkijk kan ik het bijna niet geloven…’ De huurder van het appartement wilde wel vertrekken toen Gunaltay contact met hem opnam, maar dat loste niets op. ‘Mijn vrouw en ik konden daar maar heel even wonen, want de bank legde beslag op het huis wegens achterstallige betaling van de hypotheek. Het appartement werd in een executieverkoop van de hand gedaan, waardoor het ver onder de waarde verkocht werd. Ik heb een half jaar met mijn vrouw bij een goede vriend kunnen wonen, maar uiteindelijk moesten we toch een eigen onderkomen vinden.’ Dat werd een sociale huurwoning in Uithoorn. Door alle uitstaande schulden moest Gunaltay de schuldhulpverlening in, waarbij je een heel klein budget per week krijgt om van rond te komen.
Gelukkig had Gunaltay een goede vriend die hem er doorheen sleepte. ‘Hij hielp me met alle instanties. Hij had twee dikke mappen, vol met brieven van deurwaarders, instanties, gemeente en de rechtbank. Daardoor konden we in de schuldsanering komen en waren we na drie jaar van onze schulden af. In november vorig jaar waren we klaar. Totdat we in de schuldhulpverlening terechtkwamen wist ik niet dat er andere supermarkten dan de Albert Heijn bestonden, maar nu ken ik ze allemaal’, lacht hij.
‘Psychisch was ik echt niet in orde’
‘Het was heel moeilijk, maar we hadden tenminste een huis. Ik was arbeidsongeschikt verklaard, waardoor we een uitkering kregen via de verzekering die ik had lopen. Een paar jaar later werd ik arbeidsgeschikt verklaard, terwijl ik dat volgens mij nog niet was. Maar om nou een rechtszaak aan te spannen tegen de verzekeraar voor 150 euro per maand extra aan inkomen, dat was het niet waard.’ Gunaltay had eerder al een rechtszaak tegen de vennoten aangespannen, maar dat had weinig opgeleverd. ‘Het ging gewoon niet goed met mij, maar dat probeerde ik zoveel mogelijk te verbergen.’
Tranen
Gunaltay bewaarde zijn tranen voor ’s nachts, als iedereen sliep. ‘Ik huilde dan, zodat niemand er last van had. Ik ging ook wandelen, waarbij ik mijn emoties liet gaan. Ik wachtte tot iedereen sliep, zodat ze geen last van mij hadden. Ik huilde met mijzelf. Nog steeds ben ik ’s morgens om zes uur wakker om te gaan wandelen, dat heb ik erin gehouden. We zijn door een hel gegaan, echt. Maar nu is het gelukkig over.’
Gunaltay deed aangifte tegen zijn broer bij de politie in Buitenveldert, maar die pakten zijn broer niet op. Ze hadden meer bewijs nodig, zeiden ze. Gunaltay zat op dat moment nog diep in een depressie en kon niet leveren wat ze nodig hadden. Zijn broertje was intussen naar Haarlem vertrokken, hoorde hij later. Omdat zijn grote broer er niet meer was om zijn rotzooi op te ruimen, is hij naar Turkije teruggegaan.
Het ging ook steeds beter met Gunaltay. ‘Ik kwam door de therapie en door de medicijnen langzaam uit mijn depressie. In 2016 overleed mijn vader, toen ben ik teruggegaan naar Ankara om bij de begrafenis te zijn. Daar zag ik mijn broertje weer, hij was bij onze moeder gaan wonen. Eigenlijk wilde ik helemaal niets meer te maken hebben met hem. Maar ik heb hem toch een hand gegeven, want ik heb geen zin in toestanden. Wat mij betreft spreken we elkaar nooit meer. Ik voel ook geen haat tegen mijn broer, het is alleen gek dat wij kinderen van dezelfde ouders zijn, want we zijn elkaars tegenpolen. We zijn twee kanten van dezelfde munt. Ik hielp hem altijd, maar nu echt niet meer.’
‘We zijn door een hel gegaan’
Andere kant
Gunaltay vond tijdens zijn periode in de schuldhulpverlening een baan in de cybersecurity. ‘Helaas duurde dat contract maar een jaar en is het niet verlengd. Ik ben wel druk op zoek naar een andere baan. Hopelijk lukt het mij een nieuwe baan te vinden. Mijn vrouw is ook gelukkig. Ze zingt in een koor waarmee ze tijdens de jaarwisseling op de televisie is geweest. Met haar gezang verdient ze ook een beetje geld.’
Het leven van Gunaltay ziet er heel anders uit dan toen hij net in Nederland was. ‘Ik heb nu de andere kant van het leven gezien. Geld was nooit een issue, ik had twee huizen in Amsterdam, ik ging op skivakantie en ik leefde het goede leven.’ Maar dat is allemaal stil komen te staan. ‘Ik heb mijn eigen oorlog moeten uitvechten. Mijn broer heeft mij zijn ware gezicht laten zien. En ik weet nu ook wie mijn echte vrienden zijn. Van al mijn vrienden die ik had, is tien procent gebleven in die zware periode. Ik heb nu vrienden die er ook zijn in slechte tijden, die mij willen helpen.’
Het Noord Nederlands Toneel en KVS Brussel reizen vanaf 30 november door Nederland met de theatershow ‘Dear Winnie’ over Winnie Mandela, de roemruchte vrouw van de legendarische Nelson Mandela.
Theatermakers Junior Mthombeni, Fikry El Azzouzi en Cesar Janssens hebben een theatervoorstelling geschreven over Winnie Mandela, de beroemde anti-apartheidsactiviste en vrouw van de eerste zwarte president van Zuid-Afrika. In ‘Dear Winnie’ worden de persoonlijke verhalen van negen actrices, zangeressen en performers met Afrikaanse wortels – uit onder meer Zuid-Afrika, Kameroen, Ghana, Suriname en de Caraïbische eilanden – verweven met het levensverhaal van Winnie Mandela.
Bij ‘Dear Winnie’ draait alles om de empowerment van zwarte vrouwen. ‘Hoe is het om vrouw te zijn? Hoe is het om een zwarte vrouw te zijn? Hoe is het om een zwarte vrouw te zijn én activist? Wanneer kom je in opstand en eis je je plek op? Waar haal je die immense kracht vandaan?’ De theatermakers zien Winnie Mandela als een voorbeeld, als een heldin die de zwarte vrouw heeft helpen te bevrijden.
Onomstreden is Winnie Mandela echter niet. Ze is berucht omdat ze – in tegenstelling tot het ANC zelf – de praktijk van necklacing, oftewel halsbandmoord, verdedigde. Hierbij krijgt iemand een autoband gevuld met brandstof om zijn nek die vervolgens in brand wordt gestoken, leidend tot een pijnlijke dood.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw werden in Zuid-Afrika enkele honderden vermeende verraders van de zwarte zaak via necklacing vermoord door fanatieke ANC-aanhangers. De Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie heeft na de apartheid de halsbandmoorden veroordeeld als mensenrechtenschending.
Een nieuw Turks geschiedenisboek voor het voortgezet onderwijs staat vol met antiwesterse propaganda. De terroristische aanslagen van 9/11 worden vergoelijkt, het NAVO-bondgenootschap is slecht voor Turkije en de Europese Unie is een christelijke club, die geleid wordt door het Vaticaan.
Het gaat om een lesboek uit 2018, bestemd voor leerlingen uit de examenklassen. Het arrogante Amerikaanse buitenlandse beleid is ‘één van de redenen’ achter het feit dat Al-Qaida op 9 september 2001 de aanslag op de Twin Towers pleegde, stelt het boek. De problemen waar de wereld na 9/11 mee kampt zouden ook voornamelijk de schuld zijn van de Verenigde Staten.
Maar niet alleen de Verenigde Staten zijn fout, ook de NAVO en de EU. De NAVO zou er onder meer voor hebben gezorgd dat de Turkse defensie-industrie ten onder is gegaan en heeft Turkije afhankelijk van de Verenigde Staten gemaakt.
De Europese Unie is volgens het schoolboek een christelijk verbond. Dat is ook de reden waarom Turkije niet mag toetreden tot de EU, en economisch zwakke Oost-Europese landen als Roemenië en Bulgarije wel. Om het vermeende christelijke karakter van de EU verder te onderstrepen, staat er in het schoolboek een foto van de EU-leiders samen met de paus.
De Turkse president Recep Tayyip Erdogan ging in 2017 al flink tekeer over diezelfde foto. Die was volgens hem hét bewijs dat de EU een bondgenootschap van kruisvaardernaties is, ongelovigen die tegen de islam zijn. De auteurs van het schoolboek bevestigen Erdogans aanname.
Het schoolboek is vorig jaar goedgekeurd door de Turkse overheid, die het vervolgens zelf ook heeft gedrukt. De eerste druk bestaat uit ruim 350.000 exemplaren.
Volgens de nieuwe voorzitter van de Marokkaanse Nationale Raad voor de Mensenrechten, Amina Bouayach, heeft Marokko geen politieke gevangenen en wordt foltering niet langer toegepast op politiebureaus. Dit verklaart ze tegenover het Spaanse persbureau EFE.
Vorig jaar zijn de leiders van de Hirak-beweging, die opkomen voor betere leefomstandigheden in het Rif-gebied, tot hoge gevangenisstraffen veroordeeld. Zo kreeg het gezicht van de beweging, Nasser Zefzafi, twintig jaar cel.
Deze activisten zitten volgens Bouayach achter slot en grendel vanwege deelname aan demonstraties en het geweld dat deze demonstraties zouden hebben veroorzaakt. Hun veroordeling zou niet politiek gemotiveerd zijn.
‘Er zijn geen politieke gevangenen, maar gevangenen die zijn gearresteerd voor hun deelname aan demonstraties of geweld begaan tijdens die demonstraties. Ze zijn niet gearresteerd vanwege hun mening, maar om de impact van demonstraties of om gewelddadige uitingen.’
Dit is echter wat anders dan wat de rechter zei. Die veroordeelde Nasser Zefzafi en de zijnen voor onder andere ‘opruien tegen de territoriale integriteit’ en ‘samenzwering tegen de staat’. Ook zou hij ‘de loyaliteit van de onderdanen aan hun koning ondermijnen’.
Bouayach werd door het Spaanse persagentschap geïnterviewd ter gelegenheid van het twintigjarige jubileum van koning Mohammed VI, die sinds 1999 op de troon zit. De Nationale Raad voor de Mensenrechten heeft als doel de buitenwereld te laten zien dat Marokko om mensenrechten geeft.
Geschiedenisleraren zien de plannen van minister Ingrid van Engelshoven om het geschiedenisonderwijs drastisch om te gooien niet echt zitten. Hun wijzigingsvoorstellen en visie op de geschiedenis houdt onvoldoende rekening met de historische context, stellen deze leraren. ‘Natuurlijk vinden wij slavernij verkeerd, maar je moet ook kijken naar wat de mensen toen vonden.’
Zwarte activisten en media als de Correspondent, OneWorld en de Groene Amsterdammer vinden het Nederlandse geschiedenisonderwijs te eurocentrisch en te ‘wit’. Er moet meer aandacht komen voor de zwarte bladzijden in de vaderlandse geschiedenis, zoals de Trans-Atlantische Slavenhandel en de uitbuiting en onderdrukking van Indonesië in de koloniale tijd, zo luidt het. Onderwijsminister Ingrid van Engelshoven (D66) steunt hen hierin. Een Kamermeerderheid van VVD, PVV, CDA, SGP en Forum voor Democratie stoorde zich echter aan de bemoeienis van de minister met de inhoud van het geschiedenisonderwijs en vindt dat ze daarmee moet stoppen. PVV-woordvoerder Martin Bosma sprak zelfs over ‘SylvanaSimonisering’ van het onderwijs, doelend op de voorvrouw van de politieke partij BIJ1 die ten strijde trekt tegen racisme in Nederland.
Maar wat vinden geschiedenisleraren zelf? Moet er meer aandacht komen voor de zwarte bladzijden in de Nederlandse geschiedenis? Moet de lesinhoud worden aangepast, zodat leerlingen met een migrantenachtergrond zich ook in de stof herkennen? En kun je wel morele oordelen loslaten op het verleden? De Kanttekening sprak met drie docenten in het voortgezet onderwijs over aandacht voor multiculturele thema’s in het geschiedenisonderwijs en hete hangijzers als slavernij, kolonialisme en de Holocaust.
‘Wat Jan Pieterszoon Coen deed op Java werd in de zeventiende eeuw normaal gevonden’
Slavernij en Michiel de Ruyter
Enne Koops is historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Tevens is hij redacteur van de geschiedeniswebsite Historiek.net en verzorgt hij een tweewekelijks fotorubriek bij het Nederlands Dagblad. Hij vertelt dat hij een behoorlijke aversie heeft tegen bepaalde vormen van ‘historisch revisionisme’. Koops vindt dat geschiedenis vooral om twee dingen moet draaien: feiten en context.
Hij legt uit: ‘Ik heb het recent uitgekomen boek van Piet Emmer over slavernij gelezen. Hij laat zien dat de Afrikaanse bevolking een grote rol speelde in de slavenhandel, want zij namen de slaven in de binnenlanden van Afrika gevangen. Tot de negentiende eeuw werd slavernij bovendien door de samenleving normaal gevonden. Natuurlijk vinden wij slavernij verkeerd, maar je moet ook kijken naar wat de mensen toen vonden.’
Ook wat het kolonialisme betreft moeten we die context meenemen, vindt Koops. ‘Natuurlijk mag je het kolonialisme verkeerd vinden, maar als historicus moet je kijken naar de normen en waarden van toen. Wat Jan Pieterszoon Coen deed op Java werd in de zeventiende eeuw normaal gevonden. Je moet bovendien beseffen dat de dekolonisatie mede te danken is aan het Europese onderwijs. Mensen uit de koloniën die in Europa gingen studeren lazen over Willem van Oranje en de Franse Revolutie, of kregen dit soort geschiedenissen op koloniale scholen te horen. Ze trokken hieruit een voor de hand liggende conclusie: ‘Wat hun toen overkwam, dat overkomt nu ons. Het is tijd om het slavenjuk van ons af te werpen en om in opstand te komen’.’
Koops moet niets hebben van linkse activisten die protesteren tegen de Coentunnel en de Michiel de Ruyter-film, omdat Jan Pieterszoon Coen en Michiel de Ruyter oorlogsmisdaden op hun geweten hebben. ‘Die mensen gebruiken té gemakkelijk morele oordelen. Daarnaast: we moeten ook weten wie wij zijn, waar wij vandaan komen.’
Hoewel hij zich tegen bepaalde vormen van revisionisme keert, vindt Koops het aanpassen van tradities an sich niet verkeerd. Dat gebeurt volgens hem ook aan de lopende band. ‘Kijk naar de strip Sjors & Sjimmie, over de vriendschap tussen een blanke en een zwarte jongen. In de jaren vijftig werd Sjimmie op een manier getekend die we nu racistisch vinden, maar toen nog heel normaal gevonden werd. Ook was Sjimmie nogal dommig. Maar toen de Surinamers naar Nederland kwamen, besefte men dat Sjimmie aangepast moest worden omdat hij een racistische karikatuur was en dat kon gewoon niet meer. Als de bevolkingssamenstelling verandert, dan veranderen ook tradities.’
‘Als je alleen oog wilt hebben voor de zwarte bladzijden, dan ben je heel partijdig’
Witte schuld en Jan Pieterszoon Coen
Collega-geschiedenisleraar Rob Post, die doceert aan het Christelijk College Groevenbeek in Ermelo, staat politiek gezien een stuk linkser dan Koops. Toch vindt hij ook dat feiten en context leidend moeten zijn. ‘Natuurlijk besteed ik aandacht aan de slavernij en ook aan de kwalijke rol die de Nederlanders hierin speelden, maar ik pas ervoor om een eenzijdig verhaal te vertellen. Slavernij bestaat al heel lang, ook de Grieken en Romeinen kenden het. En je hebt ook de Arabische slavenhandel in Oost-Afrika, die pas dankzij tussenkomst van de Europeanen in de negentiende eeuw aan banden is gelegd.’ We moeten de schuld volgens Post dus niet alleen bij het Westen leggen. ‘Hoewel de zwarte bladzijden van de Nederlandse geschiedenis zeker aandacht verdienen, vind ik het nu populaire beeld van ‘witte schuld’ principieel verkeerd.’
Om die reden moet Post niets hebben van de zogenoemde ‘moderne beeldenstorm’: de wens van linkse activisten om standbeelden van controversiële Hollandse helden als Jan Pieterszoon Coen te verwijderen. ‘Wat ze met dat standbeeld van Coen in Hoorn hebben gedaan is heel goed. Er is een bordje bijgezet met uitleg. Zodat mensen kunnen zien wat hij allemaal uitgespookt heeft. Maar ik vind dat je eigenlijk ook zijn verdiensten zou moeten noemen, voor de balans.’
Post is niet tegen aandacht voor minderheden in de geschiedenis, maar vindt dat de inhoud van het geschiedenisvak niet door de politiek bepaald moet worden. ‘Je kunt binnen de grenzen van de huidige Canon en Tijdvakken een heleboel eigen accenten aanbrengen.’ Het gevaar van politieke bemoeienis is volgens Post dat de vrijheid van onderwijs in gevaar komt.
‘Nu komt het wensenlijstje om de geschiedenis aan te passen van links, maar het kan over een tijdje van rechtse politici komen. En zij hebben ook een gekleurde kijk op het verleden. Ik ben voor meer binding door de geschiedenis en vind de CDA-plannen om meer aandacht aan de vaderlandse geschiedenis te besteden op zich ook niet verkeerd. Maar we moeten en mogen mensen geen identiteit opdringen. Absolute objectiviteit bestaat niet, er zijn meerdere perspectieven, maar je moet wel proberen zo onpartijdig mogelijk te zijn. En dat kan door meerdere perspectieven te belichten. Als je alleen oog wilt hebben voor de zwarte bladzijden ben je heel partijdig, heel onhistorisch bezig.’
‘Kennis van onze geschiedenis betekent ook kennis van het christendom’
Emancipatie en onderdrukking
Ton van der Schans is docent geschiedenis aan de Driestar in Gouda en voorzitter van de Vereniging van docenten geschiedenis en staatsinrichting in Nederland (VGN). Hij was in 2007 één van de initiatiefnemers van de Christelijke Canon, een christelijk alternatief voor de canon samen met George Harinck, Peter Nissen, Gert Schutte en James Kennedy. Van der Schans vindt de officiële Canon niet slecht, maar heeft op details kritiek. ‘Het verdwijnen van het christendom, als gevolg van de secularisatie, is een van de belangrijkste ontwikkelingen in onze geschiedenis geweest. Maar hier is nauwelijks aandacht voor in de Canon en in de Tijdvakken. Kennis van onze geschiedenis betekent ook kennis van het christendom. Je hoeft geen christen te zijn om het belang van het christendom voor de geschiedenis in te zien.’
Activisten van The Black Archives willen de Tijdvakken helemaal omgooien. Hoewel Van der Schans begrip heeft voor de emancipatoire agenda van zwarte activisten, vindt hij hun visie op de geschiedenis veel te partijdig. ‘Het zijn pamflettisten. Het Tijdvak ‘Burgers en Stoommachines’ (de periode 1800-1900, red.) omdopen in ‘Emancipatie en Onderdrukking’ is ontzettend subjectief. Er zitten allemaal waardeoordelen in.’ De activisten van The Black Archives kijken volgens Van der Schans niet met een open blik naar de geschiedenis, maar denken dat hun perspectief het enige morele juiste perspectief is. ‘De term ‘verzwegen geschiedenis’ suggereert dat historici bewust zwijgen over de zwarte bladzijden. Dat is niet waar.’
Van der Schans vervolgt: ‘Pieter Geyl (een vooraanstaande Nederlandse historicus, 1887 – 1966, red.) zei ooit dat geschiedenis een discussie zonder eind is. Dat klopt. En dat is ook het mooie van geschiedenis. Het is op zich positief dat de geschiedenis ook het verstaan van de eigen tijd is. En dat er nieuwe perspectieven op de geschiedenis komen als de samenleving verandert. Daar is niks mis mee.’ Waar Van der Schans echter wel moeite mee heeft is de ‘postmoderne verzuiling’, dat elke minderheid een eigen geschiedenis opeist.
‘Waar houdt dit op? Op dit moment gaat het vooral over vrouwen en zwarte mensen die zich onderdrukt voelen, maar straks eisen de Brabanders ook hun rechten en hun eigen geschiedenis op, omdat Brabant in de zeventiende en achttiende eeuw als Generaliteitsland onderdrukt werd.’
Atatürk en de Holocaust
Moet de lesinhoud van geschiedenis worden aangepast en bepaalde onderwerpen worden veranderd als er meer leerlingen met een niet-westerse achtergrond in de klas zitten? Van der Schans vindt dat dit onvermijdelijk is. ‘Enkele maanden geleden pleitte ik er in de Telegraaf voor om ook aandacht te geven aan Mustafa Kemal Atatürk, de stichter van het moderne Turkije.
Het gaat Van der Schans om het normen- en waardenstelsel van de leerlingen. ‘Als je lesgeeft aan een klas met veel verschillende etnische groepen, dan moet je rekening houden met hun verschillende referentiekaders, hun eigen geschiedenissen. Als je te veel focust op de Nederlandse geschiedenis, dan ben je je daar te weinig bewust van. Aandacht voor het land van herkomst van je leerlingen in je lessen kan dan een goede zaak zijn. In Nederland heeft twintig procent van de leerlingen een niet-westerse achtergrond.’
Hoewel hij van mening is dat je rekening moet houden met diversiteit, is Van der Schans geen voorstander van cultuurrelativisme binnen het geschiedonderwijs. Niet alle geschiedenisleraren durven lessen bijvoorbeeld te geven over de Holocaust, vanwege de antisemitische sentimenten die onder een deel van de islamitische leerlingen leven. Ton van der Schans vindt dat je hierover gewoon les moet kunnen geven. ‘Met bepaalde waarden marchandeer je niet. Maar toch, ook bij de Holocaust moet je rekening houden met verschillende referentiekaders.’
Post vertelt dat het lesgeven over de Holocaust bij hem op school altijd zonder problemen verloopt. ‘Ik heb niets gemerkt van gedoe, dat islamitische leerlingen hierover boos waren. Wij hebben weleens meisjes met een hoofddoek in de klas, maar zij doen niet moeilijk. Jongens met een islamitische achtergrond ook niet. Dat is misschien anders dan als je er tien in je klas hebt. Ik geef les op de bovenbouw van havo en vwo, wellicht speelt deze problematiek meer op het vmbo. Maar niet bij ons op school, ik heb collega’s er nooit over gehoord.’
‘Je moet gewoon les kunnen geven over de Holocaust’
Enne Koops heeft ook geen problemen gehad met het lesgeven aan leerlingen met een niet-westerse achtergrond. ‘95 procent van mijn leerlingen bestaat uit blanke, Arische jongens – dat laatste, over de Ariërs, is natuurlijk een fout grapje. Maar ik heb ook aan een aantal Nederlands-Marokkaanse jongens lesgegeven. Het gaat om een hele kleine groep. Dit waren altijd modelleerlingen. Die Marokkaanse jongens deden mee aan ramadan, maar huldigen gewoon democratische opvattingen. Een Marokkaanse jongen in mijn klas was zelfs zó precies dat hij mijn taalfouten verbeterde. Hij was ook degene die had bedacht om met zijn allen naar de Tweede Kamer te gaan. Echt een leuke gozer.’
En hoe zit het dan met de Holocaust? ‘Hier heb ik weleens gedoe mee gehad, maar dan met een autochtone leerling’, vertelt Koops. ‘Ik ben docent geschiedenis in het voortgezet speciaal onderwijs, met veel autistische leerlingen in de klas. Een keer had ik, voor een les over de Holocaust, op een A4-tje vijftien argumenten van Holocaustontkenners gezet en een krantenartikel afgedrukt over de Britse historicus David Irving, die in 2006 drie jaar in de gevangenis belandde vanwege Holocaustontkenning. De opdracht was: lees de argumenten goed door, ook het stukje over Irving. Vind je deze argumenten overtuigend? Enkele dagen later liet ik een documentaire zien over Auschwitz: het ultieme bewijs van de Holocaust, inclusief alleszeggend fotomateriaal én gefilmde bekentenissen van nazi’s. Na de documentaire stak Davy, een autistische jongen, zijn vinger omhoog. Hij vertelde dat hij de week niet had kunnen slapen. Toen hij de argumenten tégen de Holocaust las, vond hij ze zo overtuigend dat hij zeker wist dat de Holocaust niet echt gebeurd is. Maar hij durfde er met niemand over te praten, want in het artikel over Irving las hij dat als je de Holocaust ontkent je daarvoor drie jaar in de gevangenis moest.’
Achteraf heeft Koops behoorlijk moeten lachen om deze gedachtekronkel. Maar hij heeft er ook wat van opgestoken: ‘Dat ik als docent de Holocaust met voorzichtigheid moet behandelen. En dat Holocaustontkenners gevaarlijk zijn: ze zetten medemensen die een psychische handleiding hebben, op een verkeerd spoor. Eigenlijk doen Holocaustontkenners daarmee precies hetzelfde als de nazi’s letterlijk deden.’
Grote kledingmerken als Burberry, Dolce & Gabbana en Tommy Hilfiger brengen steeds meer traditioneel islamitische kleding naar de winkels. Tegenwoordig is dit namelijk één van de snelst groeiende markten.
Aanvankelijk richtten de merken zich op islamitische mode voor de rijken, maar nu hebben ze ook de gewone moslima’s ontdekt.
De islam is de snelst groeiende wereldgodsdienst. Volgens het Pew Research Center zijn er in 2050 2,7 miljard moslims: ze maken dan dertig procent van de wereldbevolking uit. Dit betekent ook dat de islamitische kledingmarkt groeit. Op dit moment groeit deze markt met vijf procent per jaar, in 2023 zal de jaarlijkse omzet 323 miljard euro bedragen.
Turkije is de grootste afnemer van islamitische mode, met 25 miljoen euro per jaar. Daarna volgen de Verenigde Arabische Emiraten en Indonesië. Merken moeten echter rekening houden met de lokale smaak, aldus de Arabische nieuwszender Al Jazeera. Wat in Indonesië goed scoort, hoeft in het Midden-Oosten niet per se populair te zijn.
Veel invloed op islamitische mode hebben social media influencers: vrouwen die nieuwe mode dragen en andere vrouwen inspireren dit ook te dragen. Volgens Al Jazeera is de opkomende markt van ‘moslim-mode’ goed voor de economie – vooral voor jonge islamitische modeontwerpers en start-ups.
De provincie Istanbul gaat ongedocumenteerde Syrische vluchtelingen terugsturen. Ze moeten voor 20 augustus terugkeren naar de plaats in Turkije waar ze voor het laatst geregistreerd stonden.
In Turkije leven nu zo’n 3,6 miljoen Syrische vluchtelingen. Meer dan vijfhonderdduizend zijn neergestreken in Istanbul en omgeving, waarvan ongeveer tweehonderdduizend in een andere stad geregistreerd staan.
Normaal mogen Syrische vluchtelingen de Turkse steden niet verlaten waar ze worden geregistreerd. Maar veel Syriërs trekken naar de grote steden, waar gemakkelijker werk te vinden is.
Onder autochtone Turken is er een groeiend verzet tegen Syrische nieuwkomers, omdat zij concurreren op de arbeidsmarkt. En het gaat nu slecht met de Turkse economie. Dat de oppositie in de stad Istanbul de gemeenteraadsverkiezingen van juni heeft gewonnen, komt ook door het groeiende onbehagen onder Turkse kiezers over Syrische vluchtelingen.
Het provinciale bestuur van Istanbul, dat in handen is van de Erdogans AKP, wil ongedocumenteerde Syrische vluchtelingen dan ook voor 20 augustus weg hebben. De vluchtelingen die voor die tijd niet zijn vertrokken, worden met dwang gedeporteerd.
Ook op landelijk niveau worden de Syrische vluchtelingen steeds meer als een probleem ervaren. Minister van Binnenlandse Zaken Süleyman Soylu wil dat de Europese Unie Turkije gaat helpen met het aanpakken van de vluchtelingenkwestie. ‘Stroop je mouwen op en help Turkije om dit op te lossen, doe niet alsof’, stelt Soylu. ‘De regeringen van de EU-landen houden het nog geen zes maanden vol als we de vluchtelingenstroom niet tegenhouden.’
De laatste weken zijn er honderden Syrische vluchtelingen opgepakt in Turkije en naar gebieden in Noord-Syrië gestuurd, schrijftThe Washington Post. Het is niet duidelijk om hoeveel vluchtelingen het precies gaat. Mensenrechtenadvocaten maken zich grote zorgen. Het Turkse ministerie van Binnenlandse Zaken wilde niet reageren op vragen van de krant.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.