1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 779

Niet de hele wereld is te koop

0

Wat hebben de discussie rond de Abel Herzberg-lezing van minister Sigrid Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de afgelaste ‘uxit’ – de geplande verhuizing van het hoofdkwartier van Unilever naar Rotterdam – met elkaar gemeen? Dat er beiden keren sprake is van een grote mentale clash tussen twee kampen, waarbij men steeds minder in staat is om zich in de ander in te leven. In beide gevallen staan hier min of meer ‘nationalisten’ en ‘globalisten’ tegenover elkaar, waarbij de opmars van de eersten een antwoord vormt op de blindheid van de laatsten.

Bij de uitkomst van de Unilever‑affaire speelt niet zozeer, zoals Paul Polman en werkgeversvoorzitter Hans de Boer ons willen doen geloven, de Nederlandse volksopstand tegen de afschaffing van de dividendbelasting een rol, als wel een dreigend veto van Britse aandeelhouders, omdat de fabricage van typisch Britse producten, zoals het fameuze boterhamsmeersel Marmite, in ‘buitenlandse’ handen dreigde te komen. De Unilever‑top heeft met haar op puur economische overwegingen berustende verhuisplan het nationale sentiment onderschat dat al eerder tot een referendummeerderheid voor een brexit had geleid.

Tegen de achtergrond van de moeizame onderhandelingen in Brussel en de speurtocht van diverse grote financiële instellingen in Londen naar een nieuwe lucratieve vestigingsplek op het continent, heeft zich veel kleine Britse aandeelhouders een bepaald soort vrees meester gemaakt: dat er straks niets meer in Engeland overblijft. Het plan van Paul Polman dreigde geen meerderheid te gaan halen en daarom werd het te elfder ure afgeblazen. Hier botsten twee wereldbeelden op elkaar. Enerzijds dat van een bevolking die, ongeacht wat financieel voordelig is, aan bepaalde zaken als nationaal erfgoed hecht en het daarom niet verkwanseld wil zien. En anderzijds dat van een internationaal opererend bedrijfsleven, dat elke binding met het land waar het geld verdiend wordt verloren heeft en slechts denkt aan het eigen profijt.

Dan Sigrid Kaag. Zij beklaagde zich over de vaak in schunnige scheldpartijen resulterende verdachtmakingen aan haar adres, vanwege het feit dat ze met een Palestijn getrouwd is. Ze voelde zich soms een vreemdeling in eigen land. Maar ze ging verder dan dat, ze kantte zich tegen de populistische geest die door Europa waart, waarmee de kiezer verleid wordt ‘met een bedrieglijke notie van een romantisch negentiende‑eeuws nationalisme, een zogeheten ‘terugkeer’ naar de soevereine natiestaat’. Indirect bekritiseerde zij daarmee CDA‑leider Sybrand Buma, die in zijn H.J.Schoo‑lezing van september vorig jaar had gesteld dat bij alle globalisering ‘de gewone Nederlander verweesd achterbleef’, met het gevoel dat ‘een grotendeels onbenoemde ‘elite’ het land in de uitverkoop zou hebben gedaan’. Dat is inderdaad het sentiment waarop Geert Wilders en Thierry Baudet bouwen.

Kaags lezing riep enige kritische reacties op, waarvan de meest zinnige die van Paul Scheffer was in de NRC. Hij constateerde dat haar betoog gespeend was van enige zelfreflectie. En daarmee signaleert Scheffer een algemeen probleem. De door Kaag gehekelde nationalistische inzichzelfgekeerdheid vormt een reactie op de kosmopolitische inslag van een maatschappelijke bovenlaag, die met haar neoliberale beleid zelf het populisme in het leven heeft geroepen waartegen zij zich nu verontrust keert. Zoals PvdA‑voorman Lodewijk Asscher stelde: het populisme veroordelen is onvoldoende, men moet zich afvragen waar het vandaan komt.

Baudet heeft helaas met één ding gelijk: de belangrijkste hedendaagse politieke tegenstelling dreigt er eentje tussen nationalisten en globalisten te worden, die de klassieke sociaaleconomische links‑rechts‑tegenstelling opzij drukt. Het is die tussen de mensen van somewhere en die van anywhere; tussen hen wier leven plaatsgebonden is en die zich (dus) ook slechts op een bepaalde plaats thuisvoelen, en hen die de halve wereld rondverhuizen en zich overal thuisvoelen. Niet toevallig is Kaag van D66, de partij met het meest extreem kosmopolitische wereldbeeld, dat dan ook electoraal het meest van een polarisatie op dit vlak profiteert, met de PVV als tegenpool.

Of, om het scherper te stellen, het is de dominantie van het D66-denken, dat in hoge mate de groei van de PVV heeft gegenereerd. Pechtold vormde daar zelf ook de belichaming van, door, veel meer dan zijn voorgangers als partijleider, net als de VVD voor een neoliberale economische koers van flexibilisering, deregulering, privatisering en internationalisering te kiezen, dat aan de voortschrijdende economisering van de samenleving heeft bijgedragen. Oudere politiek inhoudelijke idealen zijn voor een tamelijk technocratische aanpak ingeruild, waarbij die koers met een soort ‘TINA-argumentatie’ (there is no alternative) als de enige rationele en feitelijk enig denkbare wordt verkocht. Alles is daardoor een markt geworden, ook onderwijs, zorg en cultuur.

Die internationalisering biedt het beter verdienende deel van de bevolking grote perspectieven: de aanstaande directeur wacht een mooie loopbaan van Maastricht via Manchester naar Milaan, waarbij hij onder verwijzing naar Amerikaanse concurrentie een steeds hoger salaris kan verlangen. Voor de monteur is dat niet weggelegd, die krijgt onder verwijzing naar Albanese concurrentie steeds weer te horen dat hij het met minder zal moeten doen. Aan zijn noden heeft de internationale elite geen boodschap, daarvoor betonen zowel Kaag als Polman zich blind. Voor beiden is de wereld letterlijk grenzeloos – voor de eerste op grond van een soort romantisch multiculturalisme, voor de tweede vanuit een strikt economisch marktperspectief. Maar, zo leert het Unilever opbrekende Marmite-sentiment, niet de hele wereld is te koop.

De populistische wegbereiders van extreemrechts

0

Eind september hield minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Sigrid Kaag de jaarlijkse Abel Herzberg-lezing. In Den Haag is Kaag één van de weinige politici voor wie niet alles in het leven alleen om Nederland draait. Haar lezing was een onverhulde kritiek op het groeiende populisme in dit land. Zij is zeker niet de enige die die mening is toegedaan, maar zij durfde als minister in functie in elk geval haar nek uit te steken.

Thema van haar lezing was het zwijgen. Zwijgen is heel vaak goed, maar er zijn ook situaties waarover niet mag worden gezwegen. Volgens haar is er sprake van een steeds groter wordende ‘donkere, bedreigende stilte’; nauwelijks is er meer tegenspraak als islamofobe, xenofobe en nationalistische volksmenners hun giftige propaganda uitbraken. Ze zei het zo: ‘De bittere les van de geschiedenis is dat in de stilte van het zwijgen de dissonant van stigmatisering, uitsluiting en vervolging manifest wordt. (…) Het gebrek aan krachtige tegenspraak en een waardig alternatief. Dat is de eerste stap en de gruwelijkheden de laatste.’ Dat laat niets aan duidelijkheid te wensen over.

In een onlangs verschenen rapport van de AIVD over extreemrechtse groeperingen in Nederland werd de vraag gesteld hoe het komt dat dit soort bewegingen steeds zelfverzekerder worden. Zij streven naar een soort cultuuromslag waarin racisme normaal wordt gevonden en waarin het normaal is om moslims te haten. Hoe komt dat? Je kunt je daar natuurlijk weer gemakkelijk vanaf maken zoals de AIVD lijkt te doen door te zeggen dat dit gedachtegoed van buiten komt overwaaien. AfD uit Duitsland, ‘Alt Right’ uit Amerika en ga zo maar door. Maar die zelfverzekerdheid komt omdat dit soort groepen helemaal niet meer zo exotisch en extreem zijn.

Hier lijkt me het betoog van Kaag nu juist heel erg relevant. Haar oproep niet te zwijgen als mensen worden uitgesloten en onrecht wordt aangedaan is niet zozeer gericht aan de usual suspects PVV en FvD, maar ook aan haar coalitiepartners in het kabinet en aan andere politici. Haar waarschuwing is gericht tegen de ‘beschaafde’ politici ‘in het midden’ die kennelijk zwijgen als hele bevolkingsgroepen worden gedemoniseerd. Ze zwijgen omdat krachtig protest tegen de groeiende nationalistische haat in Europa je wel eens stemmen kan kosten bij de volgende verkiezingen.

Ze zwijgen niet alleen, ze doen mee met het normaliseren van uitsluiting van bevolkingsgroepen. Ook mainstream politici gebruiken simplistische tegenstellingen en verdelen de wereld in ‘wij’ en ‘zij’. Ze hebben de mond vol over de ‘superioriteit van de Nederlandse cultuur’, zoals CDA-leider Sybrand Buma, die vorig jaar de H.J. Schoo-lezing gaf waarin hij zich uitsprak tegen maatschappelijke diversiteit. Hij introduceerde tijdens die lezing ‘de gewone Nederlander’ die volgens hem verweesd achterblijft in een land dat snel verandert en waar de eigen gemeenschap versplintert. Grenzen dicht dus volgens Buma.

Minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken kwam onlangs (een beetje) in het nauw toen hij zich tamelijk racistisch uitliet en stelde dat een multiculturele samenleving genetisch niet mogelijk is. In plaats van deze man subiet de laan uit te sturen werd hem binnen de coalitie de hand boven het hoofd gehouden en mocht hij aanblijven als minister. ‘Ik had het niet zo bedoeld’, verklaarde hij later.

Andere politici en opiniemakers ventileren vergelijkbare opvattingen, maar in meer verhullende taal. Zo gaf de toenmalige minister van Volksgezondheid Edith Schippers in 2016 ook de H.J. Schoo-lezing. Daarin stelde zij dat zij de ‘Nederlandse cultuur een stuk beter vond dan de rest’. Dat is natuurlijk haar goed recht, maar de ‘vrijheidscoalitie’ die ze voorstelde was indirect bedoeld om bepaalde groepen uit te sluiten, namelijk diegenen die tegen vrijheid zijn. Wie zou ze daarmee bedoelen, vraag je je dan af.

Hoogleraar en PvdA-coryfee Paul Scheffer hamert er in zijn opiniestukken steeds weer op dat ongecontroleerde immigratie de liberale democratie in gevaar brengt. Ook hij stelt de wereld voor als een clash of civilizations, weliswaar verpakt in geleerde taal, maar niet minder polariserend.

Ook de weifelachtige en zelfs weigerachtige houding van sommige GroenLinks-coryfeeën, als het gaat om de samenwerking met moslims, wordt kennelijk onder links steeds vanzelfsprekender gevonden.

Natuurlijk kunnen we niet al deze politici van zeer uiteenlopende pluimage op één hoop gooien, maar er is wel een rode draad die door al deze opvattingen heenloopt en dat is de verleiding om mee te doen met het populistische ‘zwart-witdenken’. De enorm ingewikkeld in elkaar zittende wereld van nu wordt versimpeld tot één tegenstelling, die tussen goed en kwaad. Zo’n versimpeld wereldbeeld is aantrekkelijk en leent zich voortreffelijk voor verkiezingsretoriek, maar is uiterst gevaarlijk. Ik mag haar natuurlijk geen woorden in de mond leggen, maar wat mij betreft is dat het wat minister Kaag met haar lezing aan de kaak stelde.

‘VVD heeft te weinig denkers, het gaat om bier drinken en gezelligheid’

0
‘Linkse partijen en centrumpartijen moeten bereid zijn tot discussie en politieke onderwerpen niet naar de taboesfeer verbannen, want als dat gebeurt komt er onvermijdelijk een democratische correctie en winnen de populistische partijen.’

Vorig jaar schreef correspondent Rutger Bregman van De Correspondent dat Geert Wilders de grote winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen was. De PVV was weliswaar niet de grootste partij geworden, maar VVD en CDA hadden volgens hem de populistische standpunten van Wilders overgenomen. De uitlatingen van Stef Blok over de multiculturele samenleving, Sybrand Buma over vluchtelingen en overbevolking en Klaas Dijkhoff over probleemwijken lijken volgens critici ook in deze richting te wijzen.

Klopt deze analyse? Radicaliseren centrumrechtse partijen en bewegen ze zich meer en meer richting de PVV en Forum voor Democratie? De Kanttekening vroeg dat en meer aan historicus, schrijver en columnist Han van der Horst (Joop), historicus en ‘bloggende boerenzoon in wereldstad Amsterdam’ Jan Dirk Snel, historicus, VVD-coryfee en politiek commentator Arend Jan Boekestijn (BNR), lobbyist Paul van den Berg (Cordaid), politiek wetenschapper Joost van Spanje (Universiteit van Amsterdam) en journalist en politiek commentator Max van Weezel (Vrij Nederland).

Spelen met de rechtsstaat
Volgens Han van der Horst is het zo klaar als een klontje dat VVD en CDA radicaliseren. ‘Dat heeft met tactische redenen te maken. Ze doen dit voor de rechtse kiezer. Dat zag je ook tijdens de laatste Algemene Beschouwingen, waar de coalitiepartijen vooral hun best deden om zich goed te profileren en puntjes te scoren bij hun achterban en bij potentiële discussies. Het zijn ideologische discussies die geen geld kosten. Over de wezenlijke dingen werd vorige week nauwelijks gedebatteerd.’

Van der Horst vindt het heel ernstig dat de VVD bij monde van Dijkhoff heeft voorgesteld om wetsovertreders in probleemwijken dubbel zo hard te straffen. ‘Daarmee heeft de VVD een grens overschreden. Het is ongelooflijk dom. Ik woon in zo’n probleemwijk, in Schiedam. Ik snap waarom allochtonen zich van de samenleving afkeren en dat zo’n meisje denkt ‘ik laat mijn familie niet beledigen, nou ga ik helemaal een hoofddoek dragen’.’

Het CDA is volgens Van der Horst ook een verkeerde richting ingeslagen. ‘Buma heet geen Buma maar Van Haersma Buma. Hij is een Friese patriciër. Hij doet zich voor als een man van het volk, maar dat is een heel onnatuurlijke rol. Van Haersma Buma denkt dat hij met zijn kritiek op vluchtelingen, die voor overbevolking zouden zorgen, hoge ogen gooit bij PVV- en FvD-kiezers. Maar het gevolg van zulke uitspraken is juist dat PVV en FvD meer stemmen, meer aanhang krijgen.’ De Schiedamse historicus maakt zich grote zorgen over de toekomst van de Nederlandse politiek. ‘CDA en VVD zijn nu ook niet meer te vertrouwen zijn als het gaat om de rechtsstaat en de traditionele vrijheden, dat is echt heel ernstig.’

‘Politici maken discussies over integratie en vluchtelingen veel te groot’, stelt Snel. ‘Veel mensen hebben hier nauwelijks mee te maken. Het echte probleem is dat politici van allerlei richtingen te veel spelen met de rechtsstaat. Allerlei vrijheden waren vroeger echt minder, maar gewetensvrijheid (artikel dertien van de Unie van Utrecht, red.) was heilig. Daar bleef je vanaf. Maar types zoals Klaas Dijkhoff en ook Lodewijk Asscher en vele anderen kun je op dat kernpunt niet meer vertrouwen. Ze willen over de gewetens van anderen heersen. Je mag best proberen als overheid om mensen een bepaalde richting op te krijgen, maar respecteer ze wel en daaraan schort het.’

Marchanderen met principes
Stevige kritiek op de VVD levert Boekestijn, van 2006 tot 2009 parlementariër voor de VVD en tegenwoordig vooral bekend als politiek commentator. Boekestijn vindt de uitlatingen van Dijkhoff onliberaal. ‘Henk Korthals (liberaal politicus, actief voor de VVD vanaf de oprichting van de partij in 1948, red.) zou zich omdraaien in zijn graf. Echte liberalen staan pal voor de rechtsstaat, die geef je niet zomaar prijs. Het is echt onbegrijpelijk wat Dijkhoff heeft gezegd.’ Dat de VVD marchandeert met de liberale principes komt volgens Boekestijn omdat VVD’ers geen intellectuelen zijn. ‘De VVD heeft te weinig denkers, het gaat om bier drinken en gezelligheid. En er wordt te veel geluisterd naar spindoctors, die met plannetjes komen die het goed doen in de media. Of deze plannetjes ook liberaal zijn, daar kijkt men onvoldoende naar.’

Radicalisering is volgens Boekestijn vooral een VVD-probleem. Over het CDA van Buma is hij verrassend positief. ‘Buma nam – terecht – stevig afstand van Dijkhoffs uitspraken. De partij distantieerde zich ook van de controversiële uitspraken van VVD-minister Blok, die beweerde dat multiculturele samenlevingen niet vreedzaam kunnen zijn en Suriname een failed state is. Het CDA kiest voor de rechtsstaat.’

Van den Berg is het daar helemaal niet mee eens. Hij volgt als lobbyist Den Haag op de voet en heeft het CDA zien ‘afglijden’. ‘Het kantelpunt was 2010, toen het CDA besloot om met de VVD een minderheidskabinet te vormen, dat gedoogd werd door de PVV. Vanaf toen hadden de rechtse, conservatieve krachten in het CDA definitief het overwicht op de christelijk-sociale vleugel in de partij. Barmhartigheid en gerechtigheid, heel mooie christelijke principes, moet je nu met een nachtkaarsje zoeken in de fractie en de partij. Buma (en in het Kabinet vice-premier Hugo de Jonge, red.) presenteert zich de facto als het fatsoenlijke alternatief voor PVV en FvD, maar inhoudelijk schurkt hij steeds meer tegen de ideeën van Wilders en Baudet aan, bijvoorbeeld als het gaat om het migratie- en integratiebeleid. Buma heeft bijvoorbeeld het vluchtelingenverdrag ter discussie gesteld en wilde dit ook in het regeerakkoord opnemen. Dat heeft niets met de christendemocratische idealen van barmhartigheid en medemenselijkheid te maken, maar alles met populisme en het elkaar vliegen afvangen op rechts.’

Boekestijn ziet dat toch anders. Niet alleen is hij positiever over het CDA, maar ook vindt hij dat je over gevoelige kwesties wel het debat mag aangaan. ‘Dat moet echter wel op een rationele manier gebeuren. We moeten uiteraard ver wegblijven van vreemdelingenhaat en racisme. Het andere uiterste is dat op zulke vraagstukken, omdat ze worden aangekaart door populisten, een taboe komt te liggen. Ik kom altijd op voor de rechtsstaat, maar ik wil de problemen van de multiculturele samenleving benoemen. Ik wil daarnaast frank en vrij over de politieke islam praten, maar het probleem is dat veel mensen die zeggen dit ook te willen doen vooral bezig zijn met het maken van domme generalisaties over islam en moslims. Het is kortom heel lastig. Linkse partijen en centrumpartijen moeten bereid zijn tot discussie en politieke onderwerpen niet naar de taboesfeer verbannen, want als dat gebeurt komt er onvermijdelijk een democratische correctie en winnen de populistische partijen.’

Na-apen en buitensluiten
Met die laatste opmerking is Van Spanje het roerend eens. ‘Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het na-apen van populisten niet werkt en het buitensluiten van populistische partijen door middel van een cordon sanitaire ook niet. Alleen als gevestigde partijen het allebei doen – populisten uitsluiten en op hetzelfde moment hun agendapunten serieus nemen en tegemoetkomen aan hun achterban – kan het populisme effectief worden bestreden. In België bijvoorbeeld werden de extreemrechtse Rexisten effectief bestreden, omdat de gevestigde partijen Léon Degrelle en zijn kornuiten buitensloten en tegelijkertijd zijn conservatief katholieke achterban de hand reikten. Op eenzelfde manier werden de communisten na de Tweede Wereldoorlog bestreden. Ze mochten niet meeregeren, maar sociaaldemocraten namen wel hun agenda goeddeels over.’ In 1991 beweerde toenmalig VVD-leider Frits Bolkestein dat ‘de islam’ op gespannen voet zou staan met een aantal beginselen van de liberale samenleving. Tegelijkertijd deed de VVD mee aan het cordon sanitaire wat de Nederlandse politiek had gelegd om de Centrum Democraten van Hans Janmaat.’

Volgens Van Spanje zijn centrumrechtse partijen sinds eind jaren negentig wel verder naar rechts opgeschoven. ‘Dat weten we bijvoorbeeld van partijplaatsing door experts tussen 2000 en 2004, wat ik beschreven heb in mijn artikel over ‘besmettelijke’ partijen. En bijvoorbeeld van analyse van partijprogramma’s centrumrechtse partijen in vijftien West-Europese landen sinds 1944, die gemiddeld een stijging van kritiek op multiculturalisme vertonen sinds eind jaren negentig, wat te lezen is in mijn boek Controlling the electoral marketplace.’

Oprispingen van stoerheid
Moeten we ons echt grote zorgen maken over VVD en CDA? Van Weezel denkt dat het allemaal wel meevalt. ‘Radicalisering is een te groot woord.’ Hij beschouwt de uitlatingen van VVD-politici Blok en Dijkhoff als ‘oprispingen van stoerheid’. ‘Het is verkiezingsretoriek, net als Mark Ruttes ‘pleur op’. Blok bood meteen zijn verontschuldigingen aan en ook Dijkhoff krabbelde terug. De VVD maakt geen echte ruk naar rechts, want dan zouden ze voet bij stuk houden en aan deze standpunten blijven vasthouden.’

Het CDA heeft volgens Van Weezel wel ‘een structurele ruk naar rechts’ gemaakt. ‘De partij is onder Buma bezig zich rechts van de VVD te positioneren. Vandaar die aandacht voor het Wilhelmus, verplicht museumbezoek, maatschappelijke dienstplicht en Buma’s opmerking dat klimaatmaatregelen niet ten koste mogen gaan van de gewone man.’ Toch is Van Weezel voorzichtig met het opplakken van het etiket ‘populistisch’. ‘Bijna elke partij is een beetje populistisch. Tijdens de Algemene Beschouwingen had bijna iedereen het over gewone mensen. Ook Lodewijk Asscher, Jesse Klaver en Lilian Marijnissen.’

‘Identiteit kies je niet zelf, die krijg je opgeplakt’

0
‘Vanuit een norm van pluraliteit en rechtvaardigheid moeten we een systeem opzetten waarbij de natuur steeds de tijd krijgt om te regenereren, zodat de komende generaties ook op deze aarde kunnen leven.’

Het was de vrije geest van de stad die haar dertig jaar geleden naar Amsterdam trok. ‘Dames met parelketting spraken er met punkers. Niemand die aan mij vroeg waar ik vandaan kwam. Ik werd in het Nederlands aangesproken’, vertelt de van oorsprong Duits-Iraanse filosofe Heidi Dorudi in een interview met deze krant. Inmiddels is de hoofdstad door oprukkende gentrificatie en massatoerisme drastisch veranderd. Er zijn rijke en arme wijken en mensen van verschillende achtergronden komen elkaar minder tegen dan voorheen. ‘Dat is jammer, want daarmee komt ook de pluraliteit onder druk te staan.’

In het voorjaar van 2019 verschijnt haar eerste boek Metafysica en kritiek bij Hannah Arendt bij Alinea Uitgevers, over het denken van de politiek filosofe. Hannah Arendt (1906-1975) verdiepte zich in de oorsprong en werking van het totalitarisme. Eén van haar conclusies was dat totalitaire systemen steevast verscheidenheid willen vervangen door éénvormigheid.

Pluraliteit oftewel diversiteit als grondkenmerk en realiteit van elke samenleving dus. ‘De denkbeelden van Arendt zijn juist nú broodnodig’, vindt Dorudi. ‘Kijk naar de talloze beweringen die er tegenwoordig over moslims worden gedaan. Veel beschrijvingen zijn stereotiep, bijna alsof je een horoscoop leest. Leeuwen zijn dominant, schorpioenen kunnen venijnig uit de hoek komen. Terwijl, er wonen 1,6 miljard moslims op aarde, die kun je toch niet reduceren tot één en dezelfde karikatuur.’

Eén van de manieren om je te weer te stellen tegen totalitarisme is volgens Arendt het beschermen van de pluraliteit. ‘Pluraliteit is de wet van de aarde. Juist omdat er per definitie verschil is, we allemaal verschillend zijn, moeten we vechten voor rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Ieder mens heeft het recht om op deze aarde te leven en een goed bestaan te lijden.’

Je benadrukt het onderscheid tussen identificatie en identiteit.
‘Identiteit kies je niet zelf, die krijg je opgeplakt. Er zit een traditie met een bepaald verwachtingspatroon aan vast. Bijvoorbeeld dat de buitenwereld aan jonge vrouwen vraagt wanneer ze aan kinderen beginnen. Terwijl er ook vrouwen zijn zoals ik die zich niet identificeren met het moederschap. Hier zit het verschil met identiteit. Een ander voorbeeld is de identiteit allochtoon. In Iran was ik geen allochtoon, dat ben ik pas geworden sinds ik in Nederland woon. De politiek gebruikt die opgeplakte identiteiten om mensen uit te sluiten. Ze laten zien ‘jij hoort er niet bij’. Denk aan de uitspraken van premier Rutte, ‘doe normaal’ of ‘pleur op’. In de jaren dertig van de vorige eeuw gebeurde dat ook, maar dan in extremo. Arendt, die zelf gevlucht was uit Nazi-Duitsland omdat ze Joods was, probeerde na de oorlog te begrijpen hoe dit uitsluitingsmechanisme tot stand kwam.’

Wat zou Arendt zeggen over deze tijd?
‘Ik denk dat ze treurig zou zijn over wat er nu gebeurt in de wereld. Het Westen bevindt zich in een fascistische tijd en de liberale democratie bestaat alleen nog bij naam. Kijk naar Oostenrijk waar een radicaal-rechtse partij een coalitie heeft gevormd met de grootste conservatieve partij. Hongarije waar premier Orbán de democratie probeert te ondermijnen, Polen waar ze de onafhankelijke rechters willen vervangen door marionetten van de regering. Eén van de pijlers van de liberale democratie is juist de onafhankelijkheid van de rechtspraak. Ik denk dat we heel goed moeten oppassen dat niet hetzelfde gebeurt als voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.’

Dat is nogal een uitspraak. De feiten nu zijn toch heel anders?
‘Tot op zekere hoogte. Veel waarvan je later zou kunnen denken ‘hoe heeft dit kunnen gebeuren’, gebeurt nu. Trump die de kinderen van immigranten bij de grens weghaalt en opsluit. Er zijn nog steeds honderden kinderen die hun ouders niet hebben teruggevonden. Inmiddels gebeurt het separeren niet meer, maar worden kinderen weer samen met hun ouders opgesloten. De wereld was even in rep en roer, maar nu hoor je er niets meer over. Trump test zijn grenzen uit. En zie ook Klaas Dijkhoff met zijn plannen om het Deense ‘gettomodel’ in Nederland te implementeren.’

Denk jij dat je door je Duitse achtergrond hier extra scherp op bent?
‘Ik denk het wel. Ik ben in Iran opgegroeid en zat daar op een Duitse school. De nazigeschiedenis is een erfenis van schuld die Duitse kinderen echt werd ingeprent. Op mijn twaalfde kreeg ik op school films te zien over Auschwitz en de Shoah. We werden opgevoed met het belang van zelf nadenken, niet klakkeloos en ongetoetst geloven wat iemand zegt. Het is echter niet alleen mijn Duitse achtergrond waardoor ik zo kritisch ben op uitsluitingsmechanismen. Ik ben in Iran geboren en opgegroeid. In 1980 vluchtten we naar Oostenrijk, waar mijn grootouders woonden. Mijn familiegeschiedenis is complex. Mijn moeder komt uit Slovenië en behoorde daar tot de Duitstalige minderheid. In 1944 heeft Hitler alle Duitstalige minderheden genaturaliseerd en tot Duitsers gemaakt. Na de oorlog werd Slovenië onderdeel van Joegoslavië. Josip ‘Tito’ Broz, de toenmalige dictator van Joegoslavië deed aan etnische zuivering en verjoeg alles en iedereen wat Duits was. Mijn moeder en haar familie zijn naar Oostenrijk gevlucht waar ze twee jaar in een vluchtelingenkamp zaten. Uiteindelijk zijn ze allemaal genaturaliseerd tot Oostenrijker, alleen mijn moeder wilde Duitse blijven. Mijn vader was een Iraanse architectuurstudent die onder de sjah met een beurs naar het Westen, naar Wenen, was gestuurd met de eis daarna terug te komen om het land te moderniseren. Ze trouwden en verhuisden naar Teheran. Door de revolutie van 1979 werden we weer vluchteling en kwam ik met mijn zussen terecht bij mijn grootouders die ons eigenlijk niet wilden hebben. Pas jaren later kwamen mijn ouders ons achterna. Ik denk dat ik me door mijn geschiedenis en ervaring als vluchteling extra verbonden voel met Arendt.’

Welke oplossing biedt het denken van Arendt voor deze tijd?
‘Voor haar is het allemaal afhankelijk van het individu. Ieder mens moet kritisch denken. Bovendien kent ze waarde toe aan de handelingsvrijheid die we bezitten. Zij publiceerde het boek Eichmann in Jeruzalem over het proces tegen Adolf Eichmann, die in de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk was voor het transport van Joden naar de vernietigingskampen. Daarin concludeert Arendt dat Eichmann geen kwade genius was, maar wel klakkeloos deed wat hem werd opgedragen, zonder erover na te denken. Het boek heeft de ondertitel De banaliteit van het kwaad. Door gehoorzaam criminele wetten uit te voeren, ondersteun je ze in feite. Dat is mededaderschap en niet ‘een onschuldig uitvoeren van wat je van hogerhand wordt opgedragen’. Verzet betekent ook je uitspreken tegen uitsluitende en reducerende denkbeelden en retoriek. We moeten niet na alweer een tenenkrommende uitspraak van Trump zeggen: ‘Ach luister niet naar hem, het is maar een idioot’.’

Hoe passen de denkbeelden van Arendt bij het thema van de huidige klimaatverandering?
‘Die zijn daar relevant bij. Ik heb bijvoorbeeld nooit begrepen hoe een oneindige economische groei mogelijk is. Arendt zegt dat dat ook niet kan in een eindige wereld. Alles is eindig; wij zijn sterfelijk en ook de aarde kan maar een bepaalde populatie levende wezens aan als ze niet voldoende tijd krijgt om te regenereren. Zij zag ook de gevaren van de technologische vooruitgang. Ze maakte mee dat er atoombommen op Japan werden gegooid, waardoor oorlogen volledig veranderden. Voorheen waren er na een oorlog winnaars en verliezers, maar bij zo’n nucleaire strijd zijn er geen winnaars of verliezers meer, dan is er enkel nog de totale vernietiging van de aarde. Ook nu zetten we het voortbestaan van de aarde op het spel. We ontbossen de aarde om palmolie te produceren. We pompen fossiele brandstoffen uit de aarde, terwijl we weten dat door de uitstoot onze ijskappen smelten. Luchtstromen veranderen en klimaatwetenschappers zeggen niet te weten wat voor effect dat zal hebben de komende jaren. Er zijn tipping points, kantelpunten die ons klimaat onomkeerbaar veranderen. Misschien zijn we al over zo’n punt heen, we weten het niet. De afgelopen dertig jaar zijn driekwart van de insecten uitgestorven. Zij zijn onderdeel van de voedselketen. Als zij er niet meer zijn, dan verdwijnt wellicht al het leven. Ik denk dat als we de natuur de ruimte en de mogelijkheid voor regeneratie geven, zij zich ook weer kan herstellen. Maar daarmee moeten we wel nu beginnen.’

Welke verantwoordelijkheid ligt er bij het economisch beleid van landen?
‘We moeten het neoliberale systeem per direct afschaffen. Arendt schrijft in haar boek Totalitarisme dat imperialisme een gevolg is van het kapitalistische systeem dat een oneindige economische groei nodig heeft. De term neoliberalisme werd toen nog niet gebruikt. Toen de markten hier in Europa verzadigd raakten en de grondstoffen opraakten, trokken ze naar andere delen van de aarde, naar Afrika en Azië, om de oneindige economische groei voort te zetten. We moeten geld niet langer zien als einddoel maar als middel. We leven nu in een tijdperk waarin circa één procent van de wereldbevolking de helft van het vermogen bezit. Maar als we zeggen dat de aarde een thuis moet zijn voor ieder mens, zoals Arendt vond, dan betekent dat dat er gedeeld moet worden. Vanuit een norm van pluraliteit en rechtvaardigheid moeten we een systeem opzetten waarbij de natuur steeds de tijd krijgt om te regenereren, zodat de komende generaties ook op deze aarde kunnen leven.’

Dit artikel kwam tot stand dankzij een subsidie van de Stichting Maand van de Filosofie.

De extremist in ons

0

Een jonge man kiest ervoor om zich bij een terroristische organisatie aan te sluiten en zijn leven op te offeren in naam van zijn geloof. ‘Dan moet hij vast gestoord zijn.’ Dat is de populaire mantra, onlangs perfect verwoord door Ahmed Aboutaleb. ‘Word verliefd, ga reizen. Waarom is het optimale in het leven je medemens vermoorden? Ik kan er met mijn verstand niet bij’, zei de Rotterdamse burgemeester tegen RTV Rijnmond. Hij reageerde daarmee op de arrestatie van zeven jonge mannen, uit onder andere Arnhem en Rotterdam, die van plan waren een grote terroristische aanslag ergens in Nederland te plegen, maar gelukkig door de politie zijn opgerold.

In 2014 had Aboutaleb nog als burgemeester van Rotterdam en ‘woedende moslim’ naar aanleiding van de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo gezegd: ‘Als je het niet ziet zitten dat humoristen een krantje maken, ja… mag ik het zo zeggen: rot toch op!’ Hij kreeg voor deze stoere uitspraak nationale en internationale lof. Maar de popiejopiehouding en stoere uitspraken van de burgemeester dragen niet bij aan oplossingen voor het radicaliseringsvraagstuk.

Luister maar naar tientallen verhalen over geradicaliseerde jongeren uit westerse steden, zoals Malmö, Rotterdam en Antwerpen, die ervoor kozen hun veilige bestaan in te ruilen voor de dood in het ‘kalifaat’ of om zelfmoordterrorist te worden. Jonge mensen die het alledaagse deden: verliefd worden, kinderen krijgen, reizen en werken. De suggestie van Aboutaleb en andere commentatoren dat deze jongeren ‘gestoord’ zijn en dat ze daarom voor het ‘kalifaat’ hebben gekozen is niet alleen gemakzuchtig, het ontmoedigt ons ook om oplossingen te zoeken. Want, als iemand ‘gestoord’ is moet hij of zij in een gesloten inrichting. En zo hoeven wij de kern van het probleem niet aan te pakken.

Ook in 2014 stelde Peter van Uhm, voormalig commandant Landstrijdkrachten, in een radiodocumentaire dat hij respect heeft voor Syrië-gangers. Volgens Van Uhm gingen deze jongeren uit idealisme vechten tegen een dictator om het lijden van vrouwen en kinderen te beëindigen. Volgens de ex-commandant zouden wij als samenleving in principe trots moeten zijn op deze Syrië-gangers. Het lijkt erop dat Van Uhm gelijkenissen trok met zijn eigen idealistische keuze om zich bij de Nederlandse landmacht aan te sluiten. ‘Ik heb niet gekozen voor de pen, het penseel of de camera. Ik koos voor dit instrument. Ik koos voor het geweer’, vertelde Van Uhm in zijn beroemde TEDxTalk, die meer dan twee miljoen keer bekeken is. Hij koos voor het geweer om de wereld beter te maken. Zo denken sommige geradicaliseerde jongeren dat ze met hun opoffering ook de wereld beter maken.

Het begrip dat Van Uhm toonde voor Syrië-gangers was opmerkelijk, omdat zijn drieëntwintigjarige zoon in 2008 aan een bermbom was overleden in Afghanistan. ‘Ik kan me voorstellen dat de gedrevenheid van mijn zoon en van zo’n jonge man best te vergelijken is. Wat niet te vergelijken is, is het beeld waar ze voor gaan’, zei Van Uhm, die benadrukte dat hij het niet eens is met hun aanpak, maar hun motieven wel kan begrijpen.

Daarnaast vond de ex-commandant dat er ‘te makkelijk’ over Syrië-gangers wordt geoordeeld. ‘De vraag of hun omgeving en onze maatschappij wel hun best heeft gedaan om deze mensen in de goede richting te houden, wordt te weinig gesteld. Je moet deze jonge mensen proberen te begrijpen, anders kun je ze ook niet verder helpen.’ Laten we hopen dat Aboutaleb en andere popiejopie roeptoeters luisteren.

Extremisten en andere misdadigers zijn verantwoordelijk voor hun daden en zullen via onze rechtsstaat berecht moeten worden. Het zou potsierlijk zijn om hun daden te relativeren. Maar het heeft geen zin om ze voor gek te verklaren, want zij zijn onderdeel van ons. Iedereen kan radicaliseren, met de overtuiging iets goeds te doen voor God, medemens of idealen.

Persoonlijke omstandigheden

0

‘Wegens persoonlijke omstandigheden zal ik mijn e-mail de komende tijd niet beantwoorden, excuses voor het ongemak.’ Met trillende vingers stelde ik de out of office reply in op 23 maart jongstleden. De vierentwintig uur daarvoor had ik huilend en krijsend op de bank gezeten, maar nu herinnerde ik me in een vlaag van helderheid dat ik me ten minste moest ‘afmelden’ bij de buitenwereld.

Voor die dramatische dag had ik niet verwacht dat er ooit een moment zou komen waarop ik tijdelijk zou stoppen met werken, mijn telefoon niet meer zou opnemen en mijn e-mail niet zou beantwoorden. Ik was zo goed bezig. Ik had net mijn droomproject binnengesleept, een eigen televisieserie, en praatte met mijn vriend steeds serieuzer over kinderen. Eén telefoontje van mijn vader veranderde alles. ‘Lieverd, ik heb heel slecht nieuws, ik heb alvleesklierkanker en ik weet niet of ik het overleef.’

De dagen die op dat onheilspellende bericht volgden denderden als in een roes voorbij. Overdag lag ik in bed en ’s avonds ging ik naar mijn vader, die steeds zieker en zieker werd. Tien dagen na de diagnose onderging hij een loodzware operatie. Ik kon pas weer normaal ademen toen ik hem ’s avonds begroette op de intensive care, papa was high van de morfine.

Net op het moment dat ik mijn out of office reply weer wilde uitzetten, negen dagen na de operatie, kondigde mijn vriend plotseling aan dat we moesten praten. Zijn ogen stonden emotieloos toen hij koeltjes verklaarde dat hij niet meer van me hield. Ik begreep er niets van, waar kwam dit opeens vandaan? We waren al bijna zes jaar samen en ik had nooit iets aan hem gemerkt. Ik probeerde hem ervan te overtuigen dat dit geen goed moment was om uit elkaar te gaan, maar hij hield voet bij stuk. Een uur na onze laatste ruzie zat ik met een koffer, een rugzak en mijn dekbed in een Uber.

Ik wist niet waar ik heen moest, want we woonden samen en het huis was van hem. Na een nacht op de bank bij mijn ouders te hebben doorgebracht namen mijn oom en tante me gelukkig in huis. De out of office reply liet ik voorlopig aanstaan. Wat konden mijn lezingen, filmpremières of verjaardagsfeestjes nog schelen? Het meeste ergerde ik me aan de digitale reclames. ‘Mevrouw van Weezel, wacht niet te lang met het boeken van uw volgende vakantie, we hebben vandaag een speciale aanbieding bij booking.com.’ Of: ‘Als vaste klant van Hunkemöller wijzen wij u op onze speciale actie van drie bh’s voor de prijs van twee.’

Inmiddels is het een half jaar later. Ik heb een eigen woninkje in Amsterdam. Mijn vader krijgt momenteel chemotherapie, waarvan de doktoren helaas nog niet weten of het hem gaat redden. Mijn ex-vriend spreek ik niet meer, wat vreemd is, omdat hij niet alleen mijn partner was maar ook mijn beste vriend.

Ik ben weer aan het werk en mijn e-mail en telefoon zijn opnieuw in gebruik. Toch is er iets veranderd. Vroeger kon ik nog wel eens geïrriteerd raken als ik een out of office reply terugkreeg op één van mijn mailtjes met een – in mijn ogen – loze kreet zoals ‘persoonlijke omstandigheden’. Heel vervelend dat die persoon ergens mee zit, dacht ik dan, maar moet míjn werk daaronder lijden? Nu weet ik dat je nooit mag oordelen over de situatie van een ander. Het beste antwoord dat je terug kunt sturen is ‘sterkte, ik denk aan je’.

Stam onderzocht ‘onzichtbare’ blanken

0
‘Mijn doel met dit onderzoek is bereikt, namelijk deze onzichtbare groep weer zichtbaar maken.’

Antropologe en sociologe Talitha Stam promoveerde op 20 september aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op haar proefschrift Wat een meisje wil: een etnografische studie naar de beroepsaspiraties van ‘witte’ Nederlandse meisjes op multi-etnische vmbo- en mbo-scholen. De Kanttekening sprak Stam over haar onderzoek naar een ‘onzichtbare’ groep.

Hoe ben je op dit onderzoek uitgekomen?
‘Het begon met een groot internationaal, Europees onderzoeksproject naar voortijdig schoolverlaters. Wie zijn het, wat zijn de risico’s en wat kunnen we ertegen doen? Het internationale onderzoek vond tegelijkertijd plaats in negen landen en ik was verantwoordelijk voor de dataverzameling in Nederland. In Nederland vindt voortijdig schoolverlaten het vaakste plaats in het mbo en tijdens de overstap van het vmbo naar het mbo. Daarom begon het internationale onderzoek op deze onderwijsniveaus. Ik heb ruim dertig verschillende scholen in de Randstad bezocht en het viel mij op dat ‘witte’ jongeren daar veruit in de minderheid waren. Als onderzoeker vond ik dat een interessant gegeven. Ook omdat naar die groep, laagopgeleide ‘witte’ jongeren, bijna nooit onderzoek wordt gedaan.’

En toen ging je dit onderzoek voor jezelf doen?
‘Ja, het triggerde mij. Op de scholen waar ik kwam was het gemiddelde percentage jongeren van ‘witte’ Nederlandse komaf op het mbo twintig procent en op het vmbo tien procent. Dat maakte mij als antropoloog nieuwsgierig naar die kleine groep. Hoe gaat het daarmee? Ook kwamen ze bijna niet voor in de cijfers naar voortijdig schoolverlaten. Hoe kwam dit? En waar kwamen ze uiteindelijk dan wel terecht? Deze groep komt niet bovenmatig voor in de statistieken rondom vroegtijdig schoolverlaten, omdat het om een statistisch kleine groep gaat. Maar dat maakte deze groep voor mij niet minder interessant. Binnen het kader van het onderzoek over vroegtijdige schooluitval, besloot ik de loopbaan van de ‘witte’ meisjes te volgen waar jongeren het vaakste uitvallen, namelijk van het vmbo laatste jaar tot en met het eerste jaar mbo niveau twee Helpende Zorg. Ook wilde ik weten waar ze na hun schoolloopbaan terechtkwamen en daarom sprak ik twee jaar later nog eens met ze.’

En wat vond je?
‘De meeste meisjes haalden inderdaad wel hun startkwalificatie, mbo niveau twee Helpende Zorg, waardoor ze relatief weinig terug te vinden zijn in cijfers over voortijdig schoolverlaten of in andere statistieken die op problemen kunnen duiden. Toch bleek dat hun mbo niveau twee-diploma in de richting zorg, meestal niet leidde tot hun gedroomde beroep, werk in de zorg of tot economische zelfstandigheid. Doorstromen naar een hoger mbo–niveau is vaak ook niet haalbaar voor deze meisjes.’

Waarom is stoppen op mbo niveau twee een probleem?
‘Mbo niveau twee is, net als een diploma op havo- en vwo-niveau, een startkwalificatie. Wat je ziet is dat de mbo niveau twee-richting in de zorg niet voldoende blijkt te zijn voor een baan waartoe je bent opgeleid. Iets dat de startkwalificatie wel zou moeten bieden. Wat ik ontdekte was dat veel van die meisjes ook niet economisch zelfstandig waren. Als je meer dan zestien uur werkt in de week ben je niet werkloos, maar met een nul-urencontract en wisselende uren in de lokale supermarkt of McDonald’s, verdien je maandelijks minder dan het minimumloon zonder enig vooruitzicht. Uit mijn onderzoek blijkt dat deze meisjes vaak niet kunnen rondkomen, ze blijven vaker bij hun ouders wonen, klussen af en toe zwart bij als schoonmaakster of oppas en sommige meisjes hebben zelfs twee baantjes. Dat is niet de toekomst waar deze meisjes van dromen. En dat terwijl er zoveel ‘handjes aan het bed’ nodig zijn. Helaas blijkt dit in de praktijk toch iets ingewikkelder te liggen. Veel zorginstellingen vragen een mbo niveau drie-opleiding, waar meisjes met een mbo niveau twee-diploma vaak niet terecht kunnen. Eigenlijk biedt de mbo niveau twee-richting de zorg geen volledige startkwalificatie waarmee je een fulltime functie kunt krijgen in de sector waar je voor wordt opgeleid.’

Wat waren de oorzaken voor de stagnatie op mbo niveau twee die je aantrof bij de witte meisjes?
‘Geld bleek een serieuze kwestie. De startkwalificatie is destijds bedacht als een instrument en om jongeren tenminste een basisdiploma te laten halen. En met succes, veel meer jongeren dan ooit hebben een startkwalificatie. Maar dit betekende ook dat al het onderwijs daarna voor deze groep als een vervolgopleiding wordt gerekend, waarbij je collegegeld moet betalen. Dat is voor veel van deze meisjes een groot probleem, aangezien veel van hen uit arme gezinnen komen. Daar komt bij dat in het mbo naast collegegeld ook andere schoolkosten zijn, zoals materiaalkosten. Dat gaat aardig in de papieren lopen.’

En capaciteit, was dat ook een factor?
‘Ja. We moeten ook een oplossing vinden voor de groep voor wie mbo niveau drie te hoog gegrepen is. In de zorginstellingen worden steeds hogere eisen gesteld. Daar heeft niet iedereen de cognitieve capaciteiten voor. De vraag is dus ook: hoe laten we mbo niveau twee wel aansluiten op wat wordt gevraagd in de sector?’

Heb je eigenlijk überhaupt nog gekeken naar de vroegtijdige schooluitval van de witte meisjes?
‘Er zijn zeker ook meisjes in mijn onderzoek die zijn uitgevallen en geen startkwalificatie hebben behaald.’

Je bent de gegevens niet gaan vergelijken met niet-witte meisjes, waarom niet?
‘Ik heb bewust gekozen om geen vergelijkend onderzoek te doen, maar me juist op een specifieke doelgroep te richten en vanuit hun ervaring en beleving te schrijven. Op deze manier geef ik deze meisjes de ruimte om hun perspectief te laten horen, zonder dit af te zetten tegenover andere groepen.’

Bestaat er een taboe rondom onderzoek naar kansarme witte mensen?
‘Een taboe, weet ik niet. Maar ik kreeg wel vragen wanneer ik aan mensen vertelde wat ik onderzocht. ‘Waarom aandacht voor deze groep, die niet bovenmatig voorkomt in de probleemstatistieken?’ Dat heeft dus te maken met die onzichtbaarheid, daarmee blijven ook de problemen vaak onderbelicht.’

Ligt het gevoelig om het in Nederland te hebben over de witte onderklasse?
‘Ik zou het anders willen stellen. Ik heb vergelijkingsonderzoek gedaan in Engeland, waarbij ik net zoals hier keek naar de aspiraties van ‘witte’ meisjes van laagopgeleide ouders op scholen en hoe zij dit kunnen verwezenlijken in het onderwijssysteem. De doelgroep die ik onderzocht, wordt daar heel expliciet omschreven als white working class. Een begrip dat je daar aan niemand hoeft uit te leggen. De meisjes in Engeland waren zich ook heel bewust van hun sociale klasse achtergrond en voelden zich daardoor heel beperkt.’

Maakte dit klassenbewustzijn ook iets uit voor hun doorstroom?
‘Uiteindelijk kwamen die Engelse meisjes wel grotendeels terecht op vergelijkbare posities als in Nederland. Maar de manier waarop hun aspiraties worden beargumenteerd, was heel anders dan in Nederland. In Nederland speelde de sociale klasse achtergrond van deze meisjes geen bewuste rol in hoe zij hun aspiraties verwoorden en hoopten te verwezenlijken. In Engeland wel, doordat zij bijvoorbeeld als motivatie vaak de moeilijke positie van hun moeder aanhaalden met de hoop om het vervolgens beter te doen.’

En nu?
‘Mijn doel met dit onderzoek is bereikt, namelijk deze onzichtbare groep weer zichtbaar maken. Van scholen, zorginstellingen en beleidsmakers heb ik al veel reacties gekregen met vragen. Ik hoop dat dit onderzoek tevens bijdraagt aan een kritische blik op het kijken naar begrippen zoals ‘vroegtijdige schoolverlaters’. Want hoewel het formeel hartstikke goed gaat; het aantal jongeren dat geen startkwalificatie haalt, is gehalveerd in tien jaar tijd. Dus blijft er ook een groep mét startkwalificatie die niet aan het werk kan in de sector waartoe ze zijn opgeleid. Sommige statistieken zijn in die zin te rigide gesteld. Het wordt tijd om verder te kijken naar hoe we de problemen oplossen van meisjes die wel een startkwalificatie hebben.’

Wat vond je promotor ervan dat je onderzoek zich verplaatste van schooluitval naar carrièrepad van witte meisjes op vmbo-mbo niveau twee? Paste dit nog wel in het Europese VSV-project?
‘Mijn onderzoek valt juist binnen het voortijdig schoolverlaten-kader, omdat ik onderzoek deed binnen de onderwijsniveaus waar voortijdig schooluitval het vaakst voorkomt. Daarnaast richtte mijn onderzoek zich op de aspiraties van jongeren. Uit eerder onderzoek is ook gebleken dat te hoge aspiraties een reden zijn voor jongeren om uit te vallen, doordat ze deze niet kunnen waarmaken. Door te kijken hoe het gaat met de groep die het minst uitvalt, zouden we wellicht kunnen leren van hun best practices. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat ook zij hun ambities niet kunnen waarmaken en tegen beperkingen aanlopen.’

‘Dit boek lees je niet voor je plezier’

0
‘Dit boek lees je niet voor je plezier. Vanwege de inhoud natuurlijk, maar ook vanwege de stijl. Het eindeloze racisme en antisemitisme van Hitler is heel vermoeiend. Het is altijd weer de schuld van de Joden.’

Twee jaar geleden verscheen in Duitsland een wetenschappelijke heruitgave van Mein Kampf, het beruchte boek van Adolf Hitler uit 1925 waarin de latere Duitse dictator zijn racistische en antisemitische ideeën uit de doeken doet. Uitgeverij Prometheus besloot daarop Mein Kampf ook in het Nederlands uit te brengen. Deze uitgave ligt sinds vorige maand in de winkels. Mein Kampf en de Nederlandse vertaling uit 1939 van NSB’er Steven Barends, Mijn kamp, waren na de Tweede Wereldoorlog in ons land verboden. De nieuwe Nederlandse vertaling van Mario Molegraaf heet Mijn strijd.

De Kanttekening sprak erover drie historici die gespecialiseerd zijn in Hitler en/of de Tweede Wereldoorlog: UvA-docent Willem Melching, die elk hoofdstuk van de nieuwe Nederlandse vertaling Mijn strijd van een kritische historische inleiding heeft voorzien, Ewoud Kieft, die vorig jaar Het verboden boek schreef, een kritische studie naar Mein Kampf en NSB-kenner Bas Kromhout, die in 2012 promoveerde op de Nederlandse nazi Henk Feldmeijer.

‘Hitler heeft moeite om een betoog goed te structuren’
De drie historici zijn van mening dat het goed is dat er nu een nieuwe Nederlandse vertaling van Mein Kampf verschenen is. Melching vindt het verbod, puur uit historisch oogpunt, een slechte zaak. ‘De Tweede Wereldoorlog is de meest bestudeerde periode uit de geschiedenis en Hitler is de belangrijkste historische figuur uit de twintigste eeuw. Je kunt niet om Mein Kampf heen. Sowieso is een verbod in deze tijd onzinnig, omdat je het boek online overal kunt raadplegen.’ Kieft is ook tegen een verbod, maar benadrukt dat een heruitgave echt historisch verantwoord moet zijn. ‘Hitler verkoopt een heleboel nonsens, dat moet worden weersproken.’

Kromhout is het eens met Kieft. ‘Een verbod op Mein Kampf is willekeurig, omdat andere naziwerken, denk bijvoorbeeld aan Der Mythus des 20. Jahrhunderts (1930, red.) van nazi-ideoloog Alfred Rosenberg, dat niet zijn. Het verbod is puur symbolisch. Verbied alles of niets, denk ik dan.’ Kromhout vindt de heruitgave van Mein Kampf verantwoord. Hij vergelijkt in dit verband de nieuwe vertaling bij Prometheus met de vertaling van Der Untergang des Abendlandes (1922) van Oswald Spengler bij uitgeverij Boom in 2017. ‘Met de uitgave van Spenglers boek had ik veel meer moeite. Dat had te maken met de wijze waarop het boek in de markt werd gezet. Filosoof Ad Verbrugge prees Spenglers boek in zijn inleiding en in mediaoptredens aan als een briljant magnum opus, terwijl Der Untergang des Abendlandes vol staat met antidemocratische, sociaal-darwinistische en racistische ideeën. Een kritische historische uitgave vind ik prima, maar dat was De ondergang van het Avondland allerminst. De nieuwe Nederlandse vertaling Mein Kampf daarentegen is behalve een kritische ook een heel sobere uitgave, met een saaie omslag.’

Het meer dan achthonderd pagina’s tellende boek van Hitler schijnt volstrekt onleesbaar te zijn. Hoe zien de drie historici dit? Kromhout is het wel met deze kritiek eens. ‘Mein Kampf is een taai boek met ingewikkelde zinnen en veel herhaling. Hitler heeft moeite om een betoog goed te structuren.’ Kieft beaamt dat. ‘Dit boek lees je niet voor je plezier. Vanwege de inhoud natuurlijk, maar ook vanwege de stijl. Het eindeloze racisme en antisemitisme van Hitler is heel vermoeiend. Het is altijd weer de schuld van de Joden.’

Melching: ‘Hitler is geen Karel van het Reve, maar de vertaling van Molegraaf is heel goed, veel leesbaarder dan die van Barends uit 1939. Je hoeft het boek bovendien echt niet van A tot Z te lezen. De zevenentwintig hoofdstukken vormen elk een eigen eenheid. Die kun je ook apart lezen. Daarnaast heb ik over bepaalde thema’s in het boek speciale leestrajecten gemaakt. Je kunt zo snel vinden wat Hitler vertelt over zijn jeugd bijvoorbeeld of hoe hij aankijkt tegen propaganda.’

Bijbel
‘Hoewel Mein Kampf geen gemakkelijk boek is werd het meer gelezen dan je zou verwachten’, vertelt Kieft. ‘Een historicus schatte een keer in dat twintig procent van de exemplaren dat is gedrukt daadwerkelijk is gelezen. Dat valt best mee. De eerste Duitse druk in 1925, die trouwens net als de Nederlandse heruitgave van 2018 uit tienduizend exemplaren bestond, werd snel uitverkocht. Voor de machtsovername van Hitler in 1933 waren er al zo’n tweehonderdzeventigduizend exemplaren van het boek verkocht in Duitsland, vanaf 1930 was het dus al wel een bestseller. Daarna steeg de verkoop echt exponentieel tot in de miljoenen. Vanaf halverwege de jaren dertig was het de gewoonte dat pasgetrouwde stellen Hitlers boek kregen aangeboden. Het kreeg toen de status van Bijbel.’

Volgens Kromhout werd Mein Kampf uiteraard ook door NSB’ers aangeschaft, maar was het boek vooral voor de die hard nazi’s onder de NSB’ers belangrijk. ‘Sommige denkbeelden die Feldmeijer ventileert komen rechtstreeks uit Mein Kampf. In mijn proefschrift staat een foto waarop SS-voorman Feldmeijer Hitlers boek overhandigde aan een pasgetrouwd stel. NSB-leider Anton Mussert daarentegen beweerde dat hij Mein Kampf nooit gelezen heeft. Dat is volgens mij grootspraak. Mussert was in de latere oorlogsjaren minder enthousiast over de nazi’s, wat zijn uitspraak wellicht verklaart. Want in de jaren dertig was de nazibeweging een inspiratiebron voor de NSB en het kan bijna niet anders dat Mussert in die tijd Mein Kampf gelezen moet hebben.’

In Nederland was Mein Kampf na de Tweede Wereldoorlog verboden, net als in Duitsland, maar in veel andere landen was het boek gewoon te koop en werd bovendien ook heel goed verkocht. ‘Dat Mein Kampf in het Midden-Oosten goed verkocht wordt klopt inderdaad’, zegt Kieft, ‘maar dat wordt het boek ook in India en Oost-Azië. In Turkije stond Mein Kampf zelfs voor ruim twee jaar op de lijst van bestsellers, totdat men in 2007 besloot om het boek te verbieden.’

Joden en moslims
Arnon Grunberg beweert in een essay in De Groene Amsterdammer dat de angst voor het jodendom en de Joden te vergelijken is met de hedendaagse angst voor de islam en moslims. Zijn de moslims de nieuwe Joden en is Mein Kampf daarom actueel, als waarschuwing tegen de moslimhaat van onze tijd? Kieft staat als het om zulke vergelijkingen gaat in dubio. ‘Het werkt vaak averechts. Een ‘godwin’, een vergelijking met Hitler en de nazi’s, betekent het einde van de discussie. Het is voor populisten, die tegen de islam waarschuwen, ook weer het zoveelste bewijs dat niemand hen serieus wil nemen. Al te lichtvaardige vergelijkingen met Hitler en Mein Kampf zorgen alleen maar voor meer verwijdering, terwijl we juist met elkaar in gesprek moeten gaan. Maar als er echt overeenkomsten zijn moeten we ze benoemen.’ Betekent dat ook dat Kieft vindt dat je met de nazi’s in gesprek moest gaan, in de jaren twintig? ‘Nee, de nazi’s waren voor politiek geweld en door en door racistisch. Dat zijn wel belangrijke verschillen.’ Toch maakt Kieft zich wel zorgen. ‘Minister Blok zei dat het genetisch is bepaald is dat mensen van verschillende afkomst niet vreedzaam kunnen samenleven. Dat is niet zomaar discriminatoir, maar racistisch denken – naast dat het wetenschappelijk gezien natuurlijk onzin is. Blok nam zijn woorden vervolgens terug, maar FvD en PVV bleven ze juist aanmoedigen. Daar verbaasde ik mij over, omdat ze voorheen altijd afstand namen van racisme.’

Kromhout is ook terughoudend en wil het antisemitisme van de nazi’s niet zonder meer gelijkstellen met de populistische islamofobie. ‘Wat Hitler over de Joden schrijft moet je begrijpen vanuit de context van de Eerste Wereldoorlog. Volgens Hitler had Duitsland deze oorlog verloren als gevolg van het Joodse verraad. Daarnaast beschouwt Hitler de Joden als een ras, niet als een geloof. Dat verschilt nogal van hoe populisten tegen de islam aankijken, want de angst voor de islam is in beginsel niet raciaal gemotiveerd. De angst voor de islam is vooral een reactie op islamitisch geïnspireerd terrorisme en de weerzin tegen bepaalde orthodox-islamitische geloofsgebruiken. Alhoewel ik ervan overtuigd ben dat tribale en xenofobe onderbuikgevoelens meespelen, ook bij politici zoals Geert Wilders. Zijn Marokkanen-uitspraak laat zien dat de scheidslijn tussen islamofobie en racisme soms dun is. Overigens bekritiseerden de nazi’s ook joodse geloofspraktijken, zoals de rituele slacht, om aan te tonen hoe verdorven Joden waren. Interessant is trouwens dat de nazi’s juist een hekel aan de Joden hadden, omdat zij heel goed waren geïntegreerd in de Duitse samenleving en dus veel invloed zouden hebben. De nazi’s geloofden dat een Jood altijd een Jood bleef. Dat lijkt op het islamofobe idee dat er geen gematigde, niet-fundamentalistische moslims zouden bestaan. Een moslim blijft altijd een moslim. Als moslims zich gematigd voordoen komt dat door takiyya, het verbergen van je ware motieven. Toch is er een groot verschil, volgens Hitler bleef een Jood een Jood door zijn of haar bloed, volgens islamofoben blijft een moslim een moslim door zijn of haar onveranderlijke geloof.’

Willem Melching vindt Mein Kampf om heel andere redenen weer actueel. ‘Hitler maakt in zijn boek een genadeloze analyse van politieke partijen. Ze zouden te veel op de automatische stand zitten, waardoor ze hun kiezers in de steek laten. Dat geeft politieke marktkooplui de gelegenheid om hun nieuwe boodschap te verkopen.’ Een vergelijking tussen Hitler en Donald Trump wil Melching liever niet maken. ‘Trump hoeft niet op Hitler te lijken om gevaarlijk te zijn. Trump lijkt op Trump, dat is al erg genoeg.’

Een schone oorlog bestaat niet

0

Een dictatuur bestrijden en schone handen houden, gaat dat samen? Nederland is de afgelopen weken tweemaal met de schizofrenie van dat streven geconfronteerd. Eerst bleek dat Buitenlandse Zaken jarenlang in de Syrische burgeroorlog allerlei oppositionele groepen gesteund had die er ofwel tenminste óók bloedige praktijken op nahouden, ofwel zelfs tevens een bloedig wereldbeeld, en zich geenszins als voorbeeldige democraten gedragen. Er zitten zelfs regelrechte jihadisten onder, voor wie niet Zwitserland, maar een fundamentalistische theocratie het staatkundig ideaal vormt. Het leidde al tot veel rumoer in de Tweede Kamer. En nu is er die aanslag op militairen in Iran, die door Teheran in de schoenen geschoven wordt van separatisten, die onder meer in Nederland als ‘vrijheidsstrijders’ onderdak (zouden) vinden. Dat leidde al tot het nodige rumoer in het diplomatieke verkeer.

Als het om de strijd voor democratie, vrijheid en mensenrechten gaat, komt Den Haag internationaal voortdurend voor het probleem te staan dat tirannen daarmee weinig ophebben en een vermanend woord vervolgens niet echt helpt. De Assads gebruiken desnoods gifgas om een weerspannige bevolking eronder te houden, de Kims hebben daarvoor massaal werkkampen ter beschikking. In Noord-Korea is het daardoor rustig, in Syrië hielp een en ander de machthebbers uiteindelijk niet.

Wat doe je dan als Westen, als een opstand uitbreekt die zich keert tegen een totalitaire dictator wiens mensenverachtende praktijken je verafschuwt? Zeker als een deel van de opstandelingen belooft dat, als zij eenmaal de tiran ten val hebben gebracht, het land op aanmerkelijk beschaafder en democratischer wijze zullen reageren? En wat doe je, als vervolgens die opstandelingen niet zonder geweld hun doel blijken te kunnen bereiken, omdat de tiran in kwestie niet na het eerste protestbord zijn nederige excuses voor alle onderdrukking aanbiedt en meteen opstapt, maar er integendeel nog harder op los slaat? Economische sancties helpen weinig als machthebbers – indachtig Moammar al-Khadaffi’s einde – menen dat het voor henzelf letterlijk gaat om een strijd om leven of dood.

Zeg je dan ‘sorry jongens, maar geweld is zóóóóó 2017, als beschaafd land doen we hier alles in goed polderoverleg, dat moeten jullie ook doen, een conferentie organiseren, dat willen we best, maar de wapens opnemen is niet netjes en uit de tijd’? Of ‘waar twee kijven, hebben beiden schuld, dus zoek je heil in mediation?’ Of ‘sorry, non-interventiebeginsel, alleen als de VN-Veiligheidsraad akkoord gaat en uitdrukkelijk de opdracht daartoe geeft’, wat in het Syrische geval onwaarschijnlijk is, omdat Moskou in de geopolitieke machtsstrijd in het Midden-Oosten in Damascus een onmisbare steunpilaar ziet?

Zie hier het dilemma waar ook Nederland steeds weer voor staat, zeker als aan westerse zijde evident economische en politieke belangen een rol spelen. Wat doe je dan? Is helemaal niets doen een optie? De roep van ‘we moeten toch iets doen, we kunnen dat als internationale gemeenschap niet laten passeren’, is daarvoor te sterk. Zie Barack Obama’s ferme rode lijn in geval van gifgasgebruik die vervolgens toch niet zo ferm getrokken bleek. Vanwege de weinig florissante gevolgen van de eerdere interventies in Irak en Libië zag hij van een invasie af. Vast ook tot geruststelling van velen. Maar zeur dan niet over de uitkomst. Dat betekent dan dat de meestal veel sterkere dictator vrij spel heeft, gesteund door minder scrupuleuze soortgenoten elders – zie Vladimir Poetins redding van Bashar al-Assad. Want in een oorlog wordt de strijd nu eenmaal op het slagveld beslist.

De kansen op dat slagveld ten gunste van de door jezelf gewenste partij veranderen, gaat in dit soort situaties niet zonder hevig geweld. Dat kan door directe interventie of door indirecte steun. Maar beide levert geen vredig plaatje op. Het betekent onvermijdelijk dat er ook door toedoen van de ‘goede zijde’ burgerslachtoffers vallen, wat tot handenwringen en boze Kamervragen leidt. En vaak tot verontwaardigde reacties van dezelfde burgers die, als men de dictator ongestraft zijn gang zou hebben laten gaan, ook heel verontwaardigd zouden zijn geweest. Maar een schone oorlog bestaat niet.

Precies die fictie is wijdverspreid. Dat leidt tot allerlei eufemismen zoals ‘humanitaire missie’, want ‘oorlog’ klinkt zo hard. Alleen onder die titel zijn ze aan het electoraat te verkopen. Zie de holle beloftes over monitoring toen Mark Rutte indertijd Jolanda Sap nodig had voor Afghanistan. Zulke monitoring lukt al niet als het om Poolse bijstandsfraudeurs gaat. Maar desalniettemin denkt het Binnenhof dat het zinvol is om voor een land duizenden kilometers verderop nauwkeurige regels te formuleren voor het gebruik van kanonnen binnen en buiten de bebouwde kom. Het herinnert mij aan een radio-uitzending uit die tijd. Deelnemers waren Frans Weisglas van de VVD en Wijnand Duyvendak van GroenLinks. Beiden toonden zich, elk op een ander punt, tamelijk wereldvreemd. Duyvendak stelde dat we ginds oorlog voeren en Weisglas schoot meteen in een kramp: ‘Nee, nee, oorlog voeren doen wij beschaafde Nederlanders niet.’ Omgekeerd stipte Weisglas aan dat we zonder deelname het G20-lidmaatschap konden vergeten. Duyvendak daarop: ‘Dat riekt naar chantage, schandalig als dat aan elkaar gekoppeld wordt.’

Hoe onfris ook, zolang Den Haag die beide evidente waarheden niet onder ogen wil zien, schiet het met ons buitenlandbeleid in de minder vreedzame zones op deze aardkloot weinig op.

‘Nikabstrijder’ kiest in alle vrijheid voor onvrijheid

0

De overgang naar mijn post-vakantie-bestaan ging niet heel vloeiend. Met een harde klap belandde ik vanuit een idyllisch leven waarin niets moest (vakantie) weer terug in mijn docentenbestaan: de roostermaker was ziek, dus onze roosters voor het nieuwe schooljaar waren ietwat houtje-touwtje in elkaar gezet, en het leerlingenregistratiesysteem – Magister – was vernieuwd. ‘Verbeterd’, zeiden sommige mensen, maar daar had ik zo mijn twijfels over. Met het oude systeem kon ik lezen en schrijven, nu was alles ineens anders. Het zorgde voor een harde landing.

Al in de eerste week van het nieuwe schooljaar werd ik gebeld door een redacteur van het tv-programma De nieuwe maan. Vrijdag 7 september wilden ze een uitzending maken over het thema samenleven. De vraag was: kunnen we wel samenleven? Om dat te bespreken hadden ze vier gasten uitgenodigd die ‘lijnrecht tegenover elkaar staan’ (hun woorden, niet de mijne). Aan tafel zaten: columnist van De Dagelijkse Standaard en politicus Jan Roos, ‘nikabstrijder’ Karima Rahmani, jihaddeskundige Montasser AlDe’emeh en ik. Dat ‘lijnrecht tegenover elkaar staan’ vind ik wat boud uitgedrukt, maar inderdaad stonden we alle vier voor totaal verschillende waarden. Ik vertegenwoordigde de ‘stem uit de praktijk’. Ik heb tenslotte dagelijks te maken met een ratjetoe aan Nederlanders dus voor mij is het ‘samenleven in diversiteit’ dagelijkse kost.

De nikabstrijder zat in vol ornaat aan tafel, wat wil zeggen geheel ingepakt: handschoenen aan en het hoofd zo grondig bedekt dat alleen haar ogen te zien waren door een kleine spleet. Jan Roos was gewoon Jan Roos en de jihaddeskundige had een charmant Vlaams accent waardoor alles wat hij zei net weer een vriendelijker lading kreeg dan de portee van zijn woorden rechtvaardigde (‘ik voorspel een clash’). Voor de uitzending kregen we allemaal een zendertje op. Dat is meestal zo bij dit soort talkshows, maar aangezien in de Koran staat geschreven dat zendmicrofoontjes aan kleding verboden zijn, kreeg Karima een sta-microfoon voor zich op tafel.

Nu ben ik al jaren gewend aan diversiteit, aan kinderen en ouders uit heel verschillende culturen, maar zolang je je aan de wet houdt, vind ik dat het eenieder vrij staat om eruit te zien hoe hij of zij wil. De reden dat ik moeite heb met de kleedregels van Karima is dat ik vind dat ze de klok jaren terugzet. De totale bedekking van het lichaam heeft te maken met de bescherming tegen de wellustige blik van de man. Maar in Nederland zijn man en vrouw gelijk, dus als er al sprake zou zijn van bescherming tegen wellustige blikken, dan zouden het de mannen moeten zijn die er iets aan zouden moeten doen, aan die wellustige blik. Niet dat ik daar voorstander van ben, maar ik noem het om het gebruik in de context van de Nederlandse samenleving te zetten.

Overigens antwoordde Karima, gevraagd naar de reden voor het dragen van haar nikab, dat haar motief ‘spiritueel’ was. ‘Het is absoluut mijn eigen keuze.’ Op de vraag of ze weleens overwoog weg te gaan, omdat het in sommige andere delen van de wereld minder omstreden is om de nikab te dragen, antwoordde ze ontkennend. Want ze is Nederlands: ‘Ik ben geboren en getogen Nederlandse, ik kom hier vandaan. Het is een spirituele binding met mijn schepper die ik heb en waarvan ik gelukkig word. Ik wil gewoon meedoen en participeren.’ Hoe je kunt participeren als je je letterlijk met een muur van doek van de wereld afschermt is me niet duidelijk. Maar daarnaast kan ik de totale ontkenning van een lichaam of misschien wel een totale persoon die gedicteerd wordt door dergelijke kledingvoorschriften niet rijmen met de vrijheid van het individu en de gelijkheid van man en vrouw zoals we die in ons land kennen. We hebben er jaren voor gestreden en het is nog niet perfect geregeld, maar in ieder geval staat het in theorie elke man of vrouw vrij om zich in vrijheid te ontwikkelen. Het is wellicht niet hoe Karima het bedoelt, maar ik voel me persoonlijk beledigd door haar voorkomen. Ze kiest in alle vrijheid voor haar onvrijheid (of voor wat wij in Nederland zien als onvrijheid) en ziet dat zelf als haar vrijheid. En die vrijheid heeft ze, maar het maakt me tegelijkertijd razend en triest.

Terug naar de klas. Onze schoolreis naar Barcelona komt dichterbij, en we hadden een voorlichtingsbijeenkomst voor ouders en kinderen. Collega Antonio zou tekst en uitleg geven over alle do’s en don’ts tijdens de reis: alcoholverbod, het gezamenlijk ontbijt elke dag, alleen handbagage van tien kilo, en meer praktische zaken passeerden de revue. Een bezorgde ouder werd gerustgesteld. ‘Jongens en meisjes worden in gescheiden huisjes ondergebracht.’ Ouder opgelucht. ‘Verder nog vragen?’ Nee, alles was wel duidelijk. Of ja, toch nog een prangende vraag. Een leerling stak haar hand op. ‘Er is daar toch wel wifi, hè?’ De bevestiging werd met een zucht van verlichting ontvangen.

Ze mogen dan allemaal heel verschillend zijn, over één ding zijn mijn kinderen het eens: zonder wifi is het een stuk lastiger samenleven.