14.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 786

Moslimcommissie tegen terrorisme

0

Op 26 februari 1814 stelde de Nederlandse ‘Soeverein Vorst’, de latere Koning Willem I, bij Koninklijk Besluit een ‘Commissie tot Zaken der Israëlieten’ in, in 1817 omgedoopt in de ‘Hoofdcommissie tot Zaken der Israëlieten’ die tot 1870 zou functioneren. De commissie stond onder het gezag van de overheid. Hij bestond uit zeven tot negen leden uit beide joodse gemeenschappen, de Sefardische en de Asjkenazische. Rabbijnen waren de Hoofdcommissie onderhorig terwijl de Hoofdcommissie zelf onder strak toezicht van de overheid stond. Overheid en Hoofdcommissie zouden de voorgenomen en onomkeerbare emancipatie van de joden ter hand nemen en uitvoeren, een doel dat sterk geïnspireerd was door het Verlichtings- en Franse Revolutie-ideaal van de gelijkheid der burgers. De Fransen mochten in 1813 dan het land verlaten hebben, hun verlichtingsgedachtegoed zou bepalend blijken te zijn voor het Nederland van de negentiende eeuw.

De geschiedenis spreekt
Deze geschiedenis van de joden in Nederland kwam mij in de herinnering toen ik reacties las op mijn opiniestuk in de Volkskrant (7 juni 2017). In het stuk pleit ik voor een bindend lidmaatschap van alle hier te lande bestaande islamitische centra en moskeeën van een nationaal overlegorgaan, voorgezeten door de overheid. De achtergrond van deze gedachte was anders dan de instelling indertijd van de ‘Hoofdcommissie tot Zaken der Israëlieten’. Het ging mij om de vaststelling dat personen die aanslagen hebben gepleegd in naam van de islam vaak kortere of langere tijden verkeerd hebben in islamitische centra of moskeeën en dat er daarmee een mogelijkheid ligt voor islamitische leidslieden om dit soort informatie door te geven aan de autoriteiten. Overigens lijkt mij de instelling van een dergelijk overleg hoe dan ook nuttig voor het nader vormgeven van de islam in Nederland, net zoals dat indertijd het geval was met het vormgeven van een moderne joodse gemeenschap in ons land.

Kritiek
Er was evenwel flinke kritiek op mijn voorstel. Ronduit beledigend vond ik de diverse associaties die op Twitter werden gemaakt met de Joodse Raad in de Tweede Wereldoorlog die niets anders dan een instrument in handen van de Duitse bezetters was in het kader van de Endlösung der Judenfrage. Maar anderen kwamen met serieuze argumenten. Gaat de instelling van een dergelijk overleg niet tegen de Grondwet in die immers bepaalt dat mensen in gelijke situatie gelijk behandeld moeten worden? Waarom dan ook niet andere (geloofs)groepen ‘onder curatele’ zetten? Okay Pala van de Hizb ut-Tahrir vergeleek verder mijn suggestie met islamitische landen waar veiligheidsdiensten de moskeeën daadwerkelijk onder curatele hebben gezet. Het was, kortom, een hellend vlak waarop ik mijn bevond. Ik vond en vind het allemaal schromelijk overdreven. De politie en de AIVD doen wat ze kunnen, maar er zijn grenzen. Het is alle hens aan dek en de overheid is het heus wel toevertrouwd om de grenzen van de godsdienstvrijheid, zoals verwoord in artikel zes van de Grondwet, te respecteren. Een artikel waar overigens ook staat dat de overheid regels mag stellen aan die godsdienstvrijheid ‘ter bestrijding en voorkoming van wanordelijkheden’. Me dunkt dat het signaleren van radicalisering en potentieel overgaan tot geweld onder dat artikel valt.

Win-win
De ‘Hoofdcommissie tot Zaken der Moslims’ die ik voorstel kan communicatiekanalen creëren om voor de staatsveiligheid belangrijke informatie door te geven naar de bevoegde gremia. Maar de Hoofdcommissie dient natuurlijk een veel groter takenpakket te hebben. De moslimgemeenschap en overheid zullen baat hebben bij korte lijnen en daarmee de hele samenleving. Een punt dat ik niet vaak genoeg kan herhalen, is dat het de bedoeling van de terroristen is om onze samenleving en democratische instellingen kapot te maken en ons uit elkaar te drijven. Als wij naar elkaar gaan wijzen, dan hebben de terroristen – weer – gewonnen. Met de voorgestelde commissie verstevigen we de basis van onze inclusieve samenleving en creëren we nieuwe wegen om het terrorisme te bestrijden. Volgens mij is dat in ieders belang.

Koerden en Imazighen samen tegen onderdrukking

0
Koerden en Imazighen zien veel overeenkomsten in de strijd die ze voeren tegen onderdrukking in Turkije en Marokko.

Een groep Belgische en Nederlandse activisten heeft onlangs een solidariteitsmanifest naar buiten gebracht waarin een oproep wordt gedaan voor samenwerking tussen Koerden en Imazighen (Berbers). In het manifest wordt steun geuit voor de demonstraties van Imazighen voor meer rechten en benadrukt dat er veel overeenkomsten zijn tussen de onderdrukking van de twee bevolkingsgroepen. De Kanttekening sprak daarover een Koerdische een Imazigische Nederlander die het manifest hebben ondertekend, Bedel Bayrak en Mo Achahbar.

‘Er is een verschil in context, maar er zijn heel wat parallellen tussen de manieren waarop Koerden en Imazighen onderdrukt zijn’, staat in het manifest. ‘Wat de Imazighen in Marokko betreft, is er een parallel in het neerkijken op de eigen taal en cultuur. De Imazighen worden bijvoorbeeld net als de Koerden weggezet als ‘mensen van de bergen’, om te insinueren dat ze onderontwikkeld zouden zijn. Deze omschrijving is ook een middel om te doen alsof het om een minderheid in een afgelegen gebied gaat, terwijl Imazighen en Koerden in alle steden van Marokko en Turkije te vinden zijn.’

Volgens Bayrak is de Rif net als het zuidoosten van Turkije een achtergesteld gebied. Ook daar zijn veel problemen rond werkgelegenheid en gezondheidszorg. Hij vond het zijn plicht om zich solidair te tonen met de Imazighen, die al maanden aan het demonstreren zijn voor een betere gezondheidszorg, beter onderwijs en verbetering van de leefomstandigheden. ‘Ik weet als onderdeel van een minderheidsgroep dat mensen niet snel solidair zijn met jou. Je wordt heel snel gezien als een verrader, als iemand die het land schade wil aanbrengen. Je bent in de ogen van de machthebbers een onrustzaaier die aangepakt moet worden. Ik kan me dankzij mijn Koerdische identiteit en alles wat daarmee gepaard gaat precies inleven in de situatie van mensen in de Rif.’

Bayrak, antropologiestudent en één van de initiatiefnemers van een dialoogproject waarbij Koerdische Nederlanders aan tafel zitten en in dialoog gaan met Turkse Nederlanders, zegt dat de Imazighen net als de Koerden een minderheid zijn in hun eigen land. ‘Ze zijn nog geen slachtoffer van hetzelfde geweld dat tegen Koerden in Turkije werd en wordt gebruikt, maar voor de rest zitten ze ongeveer in hetzelfde schuitje. Ik herken heel veel onrecht. De manier waarop mensen worden aangepakt wanneer ze opkomen voor hun rechten is ook bijna identiek.’

De Koerdische strijd voor meer rechten en tegen onderdrukking in Turkije evolueerde in de jaren zeventig deels tot een gewapende strijd door terreurgroep PKK (Koerdische Arbeiderspartij). Daarbij zijn aan beide kanten tienduizenden doden gevallen. De in 2006 begonnen vredesonderhandelingen tussen de Turkse regering en de PKK liep in 2015 uit tot een fiasco, met als resultaat dat het geweld na een relatief rustige periode weer oplaaide. Inmiddels zit ook een belangrijk deel van de democratisch gekozen parlementariërs van de pro-Koerdische HDP (Democratische Partij van Volkeren) in de gevangenis, onder meer op beschuldiging van het hebben van banden met de PKK.

‘Ik zou de Imazighen aanraden om de beweging vooral geweldloos te houden’, zegt Bayrak. ‘Ze worden uitgedaagd om de wapens op te pakken, maar ik geloof dat het daarmee alleen maar moeilijker wordt om je doel te bereiken. Geweld is altijd onwenselijk, het brengt meer geweld met zich mee. Je verliest tevens de kracht van vredig demonstreren.’ Toch denkt hij dat het niet altijd de schuld is van de ‘onderdrukten’, wanneer zelfverdediging uitmondt in geweld. ‘Als je mensen opsluit, martelt of vermoordt, radicaliseren grote groepen. Het is een realiteit dat mensenrechtenschendingen en vernederingen van Koerden in de jaren zeventig en tachtig de gewapende strijd hebben doen ontstaan.’  De martelingen van Koerdische activisten in de gevangenis van Diyarbakir na de coup van 1980 wordt door velen gezien als een breekpunt in het militariseren van het Koerdisch verzet. Honderden Koerden sloten zich na vrijlating aan bij de PKK.

In het manifest wordt er daarom ook niet expliciet afstand genomen van geweld, omdat het de mensen ter plekke zouden zijn die als eerste de gevolgen van de onderdrukking en het geweld voelen en dus ook het eerste recht hebben om te bepalen hoe ze een menswaardig bestaan kunnen afdwingen. ‘We spreken als de Imazighen en Koerden uit Nederland en België daarom ook onze steun en solidariteit uit voor het verzet van de Imazighen in Marokko en Koerden in Turkije, zonder te eisen of te verwachten dat verzet tegen staatsgeweld geweldloos zou moeten zijn.’

Mo Achahbar haalt de laatste woorden van protestleider Nasser Zafzafi voordat hij werd opgepakt in Marokko aan: ‘Ik hoop van harte dat de demonstraties vredig verlopen, maar op het moment dat het regime deze harde lijn voortzet zullen mensen toch mogelijk afwijken naar geweld. Dat is soms onvermijdelijk.’ Over de situatie van Koerden zegt Achahbar dat hij al jaren solidair is met zijn ‘lotgenoten in Turkije’. ‘Al voordat er protesten uitbraken in Marokko, was ik in Nederland heel lang actief en betrokken met de acties voor de rechten van Koerden in Turkije. Het is onmenselijk om je stil te houden terwijl een groep zoveel onrecht wordt aangedaan.’ Dat er aan beide kanten toch heel veel stilte is over elkaars leed, denkt Achahbar, heeft te maken met de propaganda die de Marokkaanse en Turkse overheid voeren. ‘Als Marokkaan lees je in de kranten of schoolboeken niets over de onderdrukking van Koerden, andersom lees je in Turkije niets over de Riffijnse kwestie. Dat is bewust beleid zodat men de eigen situatie niet gaat vergelijken met andere groepen die worden onderdrukt.’

In het manifest wordt die onwetendheid ook gehekeld. ‘We merken dat de geschiedenis van het verzet van de Koerdische beweging voor veel Imazighen onbekend is. Daardoor zijn er Imazighen die geen contradictie zien in hun steun voor de Turkse president Recep Tayyip Erdogan en zijn anti-Koerdische politiek en hun eigen strijd. Ik heb daar gewoon geen woorden voor’, zegt Achahbar, die heel veel jongeren uit de Rif betrapt op sympathie en steun voor Erdogan. ‘Dan vraag ik me af: jouw volk maakt hetzelfde mee in Marokko als de Koerden in Turkije, hoe kan je dan nog iemand als Erdogan steunen en als een held zien? Hypocrisie ten top.’

Oplossing voor migratie is eerlijke handel

2

Immigranten. Ergens halverwege de tweeëntwintigste eeuw zal een blokkende middelbare scholier dit woord in zijn geschiedenisboekje dik onderstrepen als één van de belangrijkste thema’s uit het vroeg éénentwintigste-eeuwse Europa. Een Europa in beweging. Een Europa dat schudt op zijn politieke, sociaal-economische en demografische grondvesten. Een Europa met een onweerstaanbare aantrekkingskracht op immigranten.

Hoewel hij meestentijds omgeven is met negatieve associaties, heeft de immigrant bizar veel gezichten: een door oorlog ontheemde of economisch gelukszoeker; vervolgde uit Barbarije; klimaatvluchteling op de loop voor honger, droogte of overstroming; enge griezel uit het azc verderop of juist het lieve klasgenootje dat wordt uitgewezen; wisselgeld in package deals tussen de Europese Unie en Klein-Aziatische potentaatjes en kil cijfer op de tekentafels van Europese beleidsmakers; aandoenlijke leerling in één van de vele taal- en inburgeringsklasjes en oorzaak van demografische onbalans en onvrede in oude wijken; zoveelste inzending voor de World Press Photo en spookbeeld waarmee politici stemmen trekken; overlast gevende crimineel, steriel IND-dossier of nationale splijtzwam.

Kortom, de immigrant heeft heel wat op z’n geweten. En het interessantste is: ze zullen aan de poorten van Europa blijven kloppen. Het ziet er tenminste niet naar uit dat er voorlopig een einde komt aan oorlog of armoede. Tel daarbij op dat het Westen nog geen enkel adequaat antwoord op de migratie heeft geformuleerd noch dat zulks binnen afzienbare termijn gaat gebeuren. Oplossingen zoals de stuitende Turkije-deal daar gelaten. Schijnoplossingen bedoel ik natuurlijk, want de migratiestromen uit Klein-Azië zijn alleen tijdelijk gestopt dankzij de Europese appeasement-politiek ten aanzien van Ankara. Nog beter is dus te spreken van een tijdelijke schijnoplossing. Wat onze regeringsleiders er niet van weerhoudt dit als een eclatant succes te presenteren en als een formule die ook op Noord-Afrika toepasbaar is. Op Libië bijvoorbeeld, een land dat momenteel maar liefst drie regeringen telt. Je zou in je broek plassen van de lach, ware het niet dat het allemaal zo in en in treurig is.

Los van alle hoedanigheden die de immigrant in ons hoofd aanneemt, de massa-immigratie staat vooral voor ons onvermogen om de wereld om ons heen op een fatsoenlijke wijze te herinrichten. Een herinrichting die onvermijdelijk is. Want het is dweilen met de kraan open: Fort Europa lijkt vooral veel op een gatenkaas en dagelijks keert het migrantenschip de wal. Wat voor dealtjes we ook sluiten, hoe hoog we onze hekken ook maken, oorlog en armoede zijn extreem dwingende stimuli, vluchtelingen en ‘gelukszoekers’ zullen de trek naar Europa blijven maken.

Oorlog en mondiale milieuproblematiek zijn natuurlijk geen zaken waar je één-twee-drie iets aan doet, wat dat betreft slaat museum Europa de komende decennia geen deuk in een pak warme boter. De sleutel tot het armoedevraagstuk hebben we echter wél in handen. En al heel lang ook, die sleutel heet eerlijke handel. Europa heeft wat dat aangaat twee opties. Het eerste is nietsdoen. We houden Europees protectionisme en handelsongelijkheid in stand met tariefmuren en een ziekelijk landbouwsubsidiesysteem, accepteren dat het lompenproletariaat net zo lang blijft komen tot de Middellandse Zee gedempt is met dode migranten en proberen de boot af te houden door schimmige dealtjes met een dictatortje hier, een dictatortje daar. Een schrijnend gevalletje angsthazige symptoombestrijding en uitstel van executie, de rekening voor onze hebberigheid krijgen we hoe dan ook gepresenteerd.

Het alternatief is even ingrijpend als onontkoombaar. Voorkom economische migratie door eerlijke handel, een betere verdeling van welvaart, migranten exporterende landen economisch op orde te krijgen en in te zetten op het bedrijfsleven en de middenklasse aldaar (met mogelijk democratische tendensen als leuke bijvangst).

Het is de keuze tussen schieten in je eigen voet of snijden in je eigen vlees. Ik opteer voor het laatste. Maar probeer dat als visionair politicus in het vroeg éénentwintigste-eeuwse Europa maar eens te verkopen aan een angstig, blind en hebberig electoraat.

Nieuwe coup in de maak in Turkije?

2
‘Dat één groep alle andere groepen volledig overheerst, druist in tegen de natuur van Turkije, dat een mozaïek van allerlei verschillende culturen is.’

Heeft Turkije militaire interventies definitief achter zich gelaten of is een nieuwe interventie slechts een kwestie van tijd? Zijn Atatürks seculiere principes in gevaar? Is Erdogan nog steeds sterk of is zijn macht aan het afbrokkelen? De Kanttekening vroeg dat aan drie Turkije-experts, Gareth Jenkins (Institute for Security & Development Policy), Dirk Rochtus (KU Leuven) en Yavuz Baydar (The Guardian).

Coup
Michael Rubin, Turkije-expert bij het American Enterprise Institute (AEI) en voormalig Pentagon-functionaris, gelooft in een nieuwe militaire interventie in Turkije. In twee artikelen op de website van het AEI (12 oktober en 16 december 2016) schrijft hij dat bondgenoten van Erdogan zich tegen hem zullen keren en hem met geweld zullen proberen af te zetten. De bondgenoten die hij noemt zijn de ultra-nationalistische maffiabaas Sedat Peker en de leider van de ultra-secularistische Vaderlandspartij (VP) Dogu Perincek, die ondanks het feit dat de VP geen zetels heeft in het parlement, veel invloed zou hebben binnen het staatsapparaat en leger. Peker en Perincek worden gezien als machtige figuren binnen de vermeende Turkse ‘diepe staat’. Die zou geleid worden door hooggeplaatste figuren binnen onder meer de strijdkrachten, rechterlijke macht en onderwereld en gevormd zijn in de nadagen van het Ottomaanse Rijk (1299-1923). Rubin voorspelt dat een nieuwe couppoging Erdogan wellicht het leven zal kosten. ‘Erdogan denkt misschien dat hij de sultan is, maar in werkelijkheid is hij wellicht al ten dode opgeschreven’, schrijft hij. Rubin is door pro-Erdogan-media afgeschilderd als een vijand van Turkije, omdat hij een couppoging in Turkije voorspelde in een artikel op de website van het AEI (21 maart 2016), bijna vier maanden voor de couppoging van vorig jaar.

‘Er leeft heel wat misnoegdheid in het leger’, zegt Rochtus. ‘De hamvraag is echter of de ontevreden legerkringen nog sterk genoeg zijn om iets significants te ondernemen. Erdogan heeft er namelijk alles aan gedaan om het leger naar zijn hand te zetten. Maar misschien zijn er toch nog een paar honderd officieren die zich niet hebben laten ringeloren en iets aan het beramen zijn.’

Foto: Rob Stevens. Dirk Rochtus (1961) is een Vlaamse schrijver en professor Internationale Politiek, met als specialisatie Turkije, aan de KU Leuven. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan, waaronder de boeken ‘Turkije: de terugkeer van de sultan’ (2016) en ‘Turbulent Turkije: Europese of Aziatische tijger?’ (2011), de in wetenschappelijke tijdschriften gepubliceerde artikelen ‘Turkse ‘Ostpolitik’ omarmt Armenië’ (2010), ‘Het nieuwe Turkse ‘oriëntalisme’ gewogen’ (2009) en ‘Na Turkse verkiezingen zijn handige smeden gewenst’ (2007) en de in Belgische kranten en tijdschriften gepubliceerde opiniestukken ‘Terug naar de schaapsstal van Erdogan’ (2016), ‘Erdogan moet opletten dat zijn machtsgreep niet de ware putsch wordt’ (2016), ‘Uitputtingsslag in Turkije gaat voort’ (2016), ‘Atatürk, wat is er van jouw republiek geworden?’ (2006), ‘Erdogan tussen hamer en aambeeld’ (2004) en ‘Turkije is in zijn westersheid getroffen’ (2003).

Na de couppoging nam Erdogan maatregelen om de autonomie van het leger in te perken. Hij plaatste de kustwacht en gendarmerie onder toezicht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en maakte de landmacht, luchtmacht en marine ondergeschikt aan het ministerie van Defensie. Hij sloot militaire scholen en voerde hervormingen door zodat afgestudeerden van de imamscholen, die staatsimams opleiden, zich bij het leger kunnen aansluiten. Ook plaatste hij de hoogste militaire bevelhebber, de chef van de generale staf generaal Hulusi Akar, onder zijn directe toezicht en eiste hij de bevoegdheid op om hoge militaire bevorderingen, benoemingen en ontslagen te bepalen.

Jenkins vindt de bewering dat een nieuwe couppoging wordt ondernomen niet plausibel. ‘Tot de couppoging van 15-16 juli vorig jaar betoogde ik dat er geen coup kon plaatsvinden in Turkije, omdat zelfs als de chef van de generale staf opdracht daartoe zou geven, de overweldigende meerderheid van het officierenkorps zou weigeren om eraan deel te nemen’, vertelt hij. ‘Wat we op 15-16 juli zagen is dat hoewel sommige militairen die deelnamen aan de couppoging er daadwerkelijk van overtuigd lijken te zijn geweest dat het georganiseerd werd door de generale staf, slechts een klein deel van het officierenkorps eraan deelnam. De meeste officieren zullen dan ook zeker niet deelnemen aan een nieuwe couppoging.’ Jenkins ziet een ander gevaar voor Erdogan. ‘Het gevaar voor Erdogan is niet een coup, maar een moordaanslag op zijn leven. Ik hoop heel erg dat dat niet gebeurt, maar dát is het gevaar.’

Foto: Center for Turkey Studies. Gareth Jenkins is een Britse journalist, schrijver en analist, gespecialiseerd in Turkije. Hij is verbonden aan de denktank Institute for Security & Development Policy. Hij woont sinds 1989 in Istanbul. In zijn eerste tien jaar in Turkije werkte hij als journalist voor diverse internationale media. Hij deed verslag van een breed scala aan politieke, economische en sociale issues in Turkije en de regio waarin het land zich bevindt. Hij schreef onder meer de boeken ‘Context and circumstance: the Turkish military and politics’ (2001), ‘Political Islam in Turkey: running West, heading East?’ (2008) en ‘Between fact and fantasy: Turkey’s Ergenekon investigation’ (2009).

Baydar beaamt dat een moordaanslag op Erdogan een serieuze mogelijkheid is. Hij beweert dat de president dat aan zichzelf heeft te wijten. ‘Zijn doel is duidelijk, Turkije transformeren tot een soort Azerbeidzjan of een Centraal-Aziatische republiek. Maar Turkije zal zoiets niet lang kunnen verdragen. De historische traditie en sociologische structuur van het land is daar niet geschikt voor. Dat één groep alle andere groepen volledig overheerst, druist in tegen de natuur van Turkije, dat een mozaïek van allerlei verschillende culturen is. Verschillende groepen in Turkije hebben in het verleden vaak compromissen met elkaar gesloten om de rust te bewaren, bijvoorbeeld onder het bewind van Bülent Ecevit, Turgut Özal, Süleyman Demirel en Ismet Inönü (presidenten en premiers, red.). Dat Turkije heel gevoelig is op dit vlak, creëert paranoia, angst en onrust in de samenleving. Dat is een heel gevaarlijke situatie voor Erdogan.’

Baydar sluit een nieuwe couppoging niet uit, maar denkt dat de kans daarop klein is. ‘167 generaals en admiraals zijn gevangengezet na de couppoging, bijna de helft van het officierenkorps. Dat is het resultaat van Erdogans tegencoup. Dat de rest van de officieren daar niets tegen hebben gedaan, sterker nog, er niet eens publiekelijk hun zorgen over hebben geuit, is veelzeggend. Het laat zien dat de regering een bepalende invloed heeft op het officierenkorps, het Turkse staatsorgaan met de oudste en rijkste traditie. De vergadering van de Opperste Militaire Raad in augustus is belangrijk. Als hoge officieren erachter komen dat ze ontslagen gaan worden, kunnen ze iets ondernemen, een rebellie wellicht of een couppoging.’ De Opperste Militaire Raad komt jaarlijks bijéén om de agenda van het leger te bepalen. Daarbij worden onder meer hoge militaire bevorderingen, benoemingen en ontslagen vastgesteld.

Foto: Ahval. Yavuz Baydar is een Turkse journalist, columnist en blogger. Hij werkte voor de BBC World Service en diverse Turkse media, waaronder de krant Cumhuriyet. Hij is medeoprichter van het journalistenplatform P24. Hij is de eerste mediaombudsman van Turkije. Hij vervulde die functie bij de kranten Milliyet en Sabah. Hijwerd ontslagen bij Sabah nadat de krant twee kritische columns van hem over de reactie van de regering op de Gezi-protesten (2013) censureerde. In 2014 won hij de European Press Prize in de categorie ‘special award’ voor zijn strijd tegen mediacensuur in Turkije. Hij deed als fellow bij de Harvard Kennedy School onderzoek naar journalistiek in Turkije en schreef daarover de paper ‘The newsroom as an open air prison: corruption and self-censorship in Turkish journalism’ (2015).

Schijnprocessen
Turkije-expert Gönül Tol, die verbonden is aan de denktank Middle East Institute en de George Washington University, beschrijft in een artikel, dat anderhalve maand voor de couppoging is gepubliceerd in Foreign Affairs (30 mei 2016), een scenario waarin het leger een couppoging zou kunnen ondernemen. Ze wijst erop dat Koerdisch separatisme nog altijd de rode lijn is van het leger. ‘Het leger zou kunnen ingrijpen als de strijd tussen de PKK en de staat uit de hand loopt, massaal geweld in stedelijke centra in het westen leiden tot een veiligheidscrisis en grote economische neergang en de regering zich in toenemende mate autoritairder opstelt. Zulke omstandigheden kunnen massale protesten tegen de regering triggeren. Als Erdogan reageert met grof politiegeweld dat meer chaos en bloedvergieten tot gevolg heeft, kan er een groeiende publieke vraag zijn richting de generaals om actie te ondernemen.’

Wat vindt Jenkins van Tols analyse? Hij legt uit dat het leger overwegend negatief staat tegenover de regering, maar intern veel te verdeeld is om effectief op te kunnen treden. ‘Met uitzondering van een handjevol carrièregeoriënteerde seniorofficieren, had het leger zeker geen goede relatie met de regering vóór 15-16 juli en dat heeft ze nog steeds niet. Iedereen in het leger weet dat op dit moment behalve vermoedelijke gülenistische officieren, ook veel niet-gülenistische officieren ‘gezuiverd’ en in sommige gevallen gemarteld worden. Erdogans hardline houding ten opzichte van de Koerdische kwestie steunen, is geen garantie voor een goede relatie met hem’, aldus Jenkins. ‘Er is een diepe verdeeldheid binnen het leger, in het bijzonder een wijdverspreid wantrouwen jegens de generale staf, dat terug te voeren is op de schijnprocessen Ergenekon en Balyoz, die werden georganiseerd door gülenisten en gesteund door Erdogan en zijn regeringspartij, de AKP. Dit wantrouwen is te diep voor het leger om zich voort te kunnen bewegen als één lichaam.’

Balyoz (Turks voor ‘moker’) en Ergenekon (plaats in de valleien van het Altaj-gebergte in Centraal-Azië waar volgens de pre-islamitische Turkse mythologie de wortels van de Turkse beschaving liggen) zouden de namen zijn van vermeende coupplannen om Erdogan af te zetten. Ergenekon zou tevens de naam zijn van de vermeende geheime organisatie daarachter. Topmilitairen zouden aan het roer gestaan hebben van beide plannen. Meer dan zevenhonderd mensen werden vervolgd. Ergenekon-verdachten verschenen voor het eerst voor de rechtbank in 2008, in wat werd omschreven als ‘het proces van de eeuw’, en Balyoz-verdachten in 2010. In de Ergenekon-zaak werden onder anderen militairen, journalisten, academici en politici en in de Balyoz-zaak uitsluitend militairen gevangengezet. Alle veroordeelden zijn inmiddels vrijgelaten. De vrijlatingen volgden op een uitspraak van het Turkse Constitutionele Gerechtshof, dat oordeelde dat de rechten van de beschuldigden zijn geschonden.

‘Zelfs als het officierenkorps éénsgezind genoeg zou zijn om in te grijpen en druk uit te oefenen op de regering om af te treden, zou er een alternatief moeten zij om het landsbestuur over te nemen. Dat is er niet. ‘Regering’ betekent in dit geval feitelijk ‘Erdogan’, aangezien Turkije momenteel een éénmansstaat is’, aldus Jenkins. Bovendien zal er volgens hem geen publieke druk zijn op de generaals om in te grijpen. ‘Eén van de gevolgen van de schijnprocessen Ergenekon en Balyoz was dat ze aan het licht brachten hoe zwak het leger politiek gezien was. Als de generale staf niet eens kon voorkomen dat honderden actieve en gepensioneerde officieren werden gevangengezet op basis van overduidelijk gefabriceerde beschuldigingen, hoe kunnen tegenstanders van de regering dan op ze vertrouwen om wat dan ook voor elkaar te krijgen, laat staan het land redden van een repressieve regering? Eén van de meest opvallende kenmerken van de gebeurtenissen van 15-16 juli was dat er vrijwel geen publieke steun was voor de coupplegers, zelfs niet in de eerste uren van de gebeurtenissen. Naarmate de nacht vorderde, werd al snel duidelijk dat de couppoging niet alleen op zeer weinig steun kon rekenen van het officierenkorps, maar ook hoe ongeorganiseerd degenen die wel meededen waren. Moordzuchtig en ongeorganiseerd.’

Burgeroorlog
Als er dan toch een succesvolle coup wordt gepleegd, zou dat dan leiden tot meer democratie dan nu het geval is? ‘Er zal geen succesvolle coup plaatsvinden. Elke poging tot een staatsgreep zou falen’, stelt Jenkins. ‘Zélfs áls een succesvolle coup zou plaatsvinden, dan zou het resultaat een burgeroorlog zijn, niet democratie. En als Erdogan vermoord zou worden, zou zeer waarschijnlijk een hevige strijd tussen burgers en mogelijk zelfs een burgeroorlog uitbreken, vooral als de moord in verband gebracht zou worden met een specifiek segment van de samenleving.’

Rochtus is het ermee eens dat een nieuwe coup tot veel geweld tussen verschillende groepen zou leiden. ‘Veel mensen zijn bereid alles te doen voor Erdogan.’ Maar hij denkt niet dat het democratisch gezien nog veel slechter kan worden. ‘Slechter dan de situatie nu in Turkije, is amper mogelijk. Er is vrijwel helemaal geen democratie meer in het land’, zegt hij. ‘Mocht een succesvolle coup gepleegd worden, dan bestaat de kans dat een aantal kernprincipes van de democratische rechtsstaat wordt hersteld. Een militair bewind zou wellicht een soort gestuurde democratie in gang kunnen zetten, zoals is gebeurd na de coup van 1980. Toen heeft het leger het land met ijzeren hand bestuurd, maar de uitkomst was uiteindelijk wel het herstel van de democratie, in 1983.’ In dat jaar werden verkiezingen gehouden die werden gewonnen door de nieuwe liberaal-conservatieve Moederlandspartij (ANAP).

Zwak
Is Erdogan nog steeds sterk of is zijn macht aan het afbrokkelen? ‘Hij is zwak. Hij wordt repressiever, maar wat er aan de hand is, is dat hij zijn greep op het land probeert te verstevigen, omdat hij vreest dat hij zijn grip compleet kwijtraakt. Ik volg Erdogan sinds 1993. Ik heb nooit geloofd dat hij was veranderd en een pluralistische democraat was geworden. Voor mij was het altijd slechts een kwestie van tijd – wanneer hij voelde dat hij de macht had in plaats van dat hij slechts regeerde – alvorens hij zich zou gedragen zoals we de afgelopen jaren hebben gezien. En het is erg deprimerend om te zien dat mijn angsten uitkomen. Maar in de vroege jaren van de AKP, toen Erdogan nog steeds in staat was om mensen voor de gek te houden door hen te doen geloven dat hij een democraat was, bleef hij tenminste nog op grotendeels democratische manieren aan de macht. Dat is nu verleden tijd. Dit laat zien hoe zwak hij staat. De campagne voor het grondwetsreferendum was vrij noch eerlijk en toch kreeg Erdogan maar iets meer dan vijftig procent van de stemmen’, betoogt Jenkins. ‘Als Erdogan echt sterk zou zijn, zou hij niet zo autoritair hoeven te zijn. De ‘zuiveringen’, de martelingen, de onderdrukking van de persvrijheid, de grove pogingen om elke vorm van kritiek te smoren en de constante verspreiding van compleet belachelijke complottheorieën om de macht te behouden, zijn allemaal klassieke voorbeelden van zwakte.’

Baydar is het niet eens met Jenkins. ‘Erdogan is sterk’, zegt Baydar. ‘Drie factoren zijn belangrijk in dit verband. Ten eerste, ondanks ‘onislamitische’ praktijken, zoals corruptie, nepotisme en geweld tegen andersdenkenden, is Erdogans invloed op het gros van het conservatieve deel van de bevolking nog altijd onaangetast. Hij heeft de capaciteit om vrome moslims als het ware te hypnotiseren. Ze volgen hem blind. Dat maakt hem zo machtig. Ten tweede, Erdogans ‘project’ om het staatsapparaat volledig te beheersen bevindt zich in zijn laatste stadium. Hij controleert nu nagenoeg alle onderdelen van het staatsapparaat. Als het controleren van het staatsapparaat een honderdmetersprint zou zijn, dan zou hij zich nu bevinden op 98 of 99 meter. Dat hij niet zonder slag of stoot zal vertrekken, is zeker. Hij is een politiek genie. Ten derde, de politieke oppositie die er nog is, biedt geen effectieve tegenstand. De nationalistische partij MHP heeft zich onderworpen aan Erdogan, de pro-Koerdische partij HDP is ineffectief geworden sinds de arrestatie van haar parlementsleden, onder wie de twee leiders van de partij, en de kemalistische partij CHP slaagt er maar niet in met overtuigende initiatieven te komen.’ Van de drie oppositiepartijen heeft de CHP de meeste zetels in het parlement. Baydar vindt dat de CHP zich veel te weinig uitspreekt over de mensenrechtenschendingen in het land en met twee maten meet. ‘De CHP is erg partijdig, meestal laat ze alleen van zich horen als CHP’ers ergens het slachtoffer van zijn. Andere slachtoffers worden vaak genegeerd door de partij. Met zo’n bange en ruggengraatloze partij als tegenstander, zal Erdogan nog lang sterk blijven.’

Net als Jenkins verwijst ook Rochtus naar het voor Erdogan tegenvallende resultaat van het grondwetsreferendum. ‘De uitslag van het grondwetsreferendum afgelopen april heeft aangetoond dat Erdogan toch niet op zo een grote aanhang kan rekenen als hij had gehoopt. Een significant deel van het volk moet niets hebben van zijn autoritaire regeerstijl.’ Toch is hij volgens Rochtus nog steeds de sterkste man van het land. ‘Feit blijft dat hij alle sleutelposities in handen heeft. Institutioneel heeft hij vrijwel alle touwtjes in handen. In de maatschappij is er weerwerk, er zijn mensen die zich verzetten. Maar is die tegenstand genoeg om zijn macht aan te tasten? Alleen als het economisch minder goed gaat bestaat de kans dat mensen zich massaal zullen afkeren van hem. Vooralsnog lijkt dat niet het geval.’ Maar het kan allemaal heel snel veranderen volgens Rochtus. ‘Zolang Erdogan ongenaakbaar en onaantastbaar is, zal zijn charisma intact blijven. Maar als zulke figuren, wier aanhang berust op charisma, van hun sokken worden geblazen, verliezen ze heel snel hun charisma en daarmee hun aanhang en macht. Als zijn charisma verdampt, dan kan hij niet meer veel mensen mobiliseren. Stel dat hij overlijdt of wordt afgezet, dan zal het erdoganistische systeem verdwijnen als sneeuw voor de zon, want alles draait om zijn persoon.’

Islamisering
Zijn Atatürks seculiere principes in gevaar? ‘Ze worden uitgehold’, meent Rochtus. ‘Nog altijd voelt een groot deel van de bevolking zich niet veréénzelvigd met Erdogans conservatisme. Velen in het land denken seculier en zijn een seculiere levensstijl gewend. Het is niet gemakkelijk om het bewind tegen te spreken, maar er is wel degelijk nog tegengas vanuit de maatschappij. Het is een soort antagonisme dat nu aan de gang is, een strijd tussen twee levensstijlen. Het is natuurlijk wel zo dat Erdogan overal zijn mannetjes plaatst die een collectieve conservatieve moraal verbreiden; denk dan aan denkwijzen zoals ‘een vrouw kan beter thuis blijven en kinderen baren en opvoeden’. Erdogan trekt momenteel dan ook aan het langste eind’, aldus Rochtus. Islamiseert Turkije? ‘Als Erdogan bij de aankomende landelijke verkiezingen, in 2019, weer de meerderheid behaalt en als alléénheerser regeert, dankzij zijn grondwetswijzigingen, dan kan hij de islamisering, die nu een sluipend gevaar is, nog verder doordrukken. Dan kun je spreken van een échte bedreiging van de seculiere principes van de republiek.’

‘Iets dat niet bestaat kan niet in gevaar zijn. Het is betwistbaar hoe ‘seculier’ de republiek was al lang voordat de AKP aan de macht kwam. Op dit moment is het in ieder geval zeker niet seculier. De politieke islam is nooit eerder zo dominant geweest in de republiek, maar het won al jaren voordat het bewind van de AKP begon, veel terrein. De secularisten waren arrogant, snobistisch en zelfvoldaan. Zelfs nu kunnen ze zich niet organiseren om een coherent alternatief vormen voor Erdogan en de AKP’, reageert Jenkins. ‘Zelfs het door secularisten gedomineerde leger promootte de islam na de coup van 1980, omdat ze het beschouwde als een ideologisch bolwerk tegen het communisme. Het leger dacht dat ze religieuze sentimenten kon gebruiken om zijn eigen doelen te bereiken. Al sinds de oprichting van de republiek betekent ‘secularisme’ in Turkije vooral het controleren van religie in plaats van het te verwijderen uit de publieke sfeer.’ Is het leger niet sterk genoeg om échte ‘secularisme’ te promoten? ‘Als de generale staf niet eens leden van haar officierenkorps uit de gevangenis kon houden ondanks overduidelijk gefabriceerde beschuldigingen, tijdens de processen Ergenekon en Balyoz, hoe kan ze dan secularisme afdwingen?’

Baydar is het eens met Jenkins’ analyse. ‘Turkije heeft het laïcisme nooit echt toegepast. Neem Diyanet, het Presidium voor Religieuze Zaken. Een land met zo’n overheidsinstelling, waarbij tienduizenden imams allemaal één islamitische stroming vertegenwoordigen, het soennisme, onderdeel zijn van het ambtenarenapparaat en dus betaald worden door de overheid, kan niet seculier zijn.’ Ook volgens Baydar is het islamisme nooit eerder zo dominant geweest in de republiek. ‘Respect voor diversiteit is sterk afgekalfd onder de AKP. De partij heeft het soennisme nog dominanter gemaakt dan het al was. Er wonen vele miljoenen alevieten in het land. Zij zijn compleet gemarginaliseerd. Ze worden behandeld als tweederangsburgers. Hetzelfde geldt voor andere minderheidsgroepen, zoals atheïsten, christenen en joden.’

Leven in een land met de verkeerde vlag

1

Momenteel verblijf ik voor het schrijven van een boekje over Zuid-Tirol in Bolzano of Bozen, de hoofdstad van deze autonome Italiaanse provincie (Bozen is de Duitse naam, Bolzano de Italiaanse). Het is nu een populair vakantiegebied, maar nog geen halve eeuw geleden haalde het de krant vanwege bomaanslagen van Zuid-Tiroolse activisten, die zich in feite nog steeds niet bij de uitkomst van de Eerste Wereldoorlog hadden neergelegd.

Südtirol ist nicht Italien, zo valt er nog steeds her en der, zij het sterk verbleekt, als graffitileus op muren te lezen. En inderdaad: de sfeer is weinig Italiaans. De regio doet sterk aan de rest van Tirol denken, die in 1918 Oostenrijks gebleven is. De Brennerpas vormt wel een staatsgrens, maar geen cultuurgrens, al is zo’n dertig procent van de inwoners, vooral woonachtig in de twee grootste steden Bolzano en Merano, Italiaans.

Met zijn minderhedenproblematiek vormt Zuid-Tirol, naast bijvoorbeeld Noord-Ierland, Baskenland en Corsica, één van de vele potentiële conflictregio’s die Europa van oudsher kent, waarvan de inwoners het slachtoffer van internationale machtspolitiek vormden, zonder dat ooit hun mening werd gevraagd. En tevens mag Zuid-Tirol nu als een succesverhaal gelden, waarbij de Europese Unie, gewoon door er te zijn, een positieve rol heeft gespeeld. Want de bomaanslagen behoren inderdaad tot het verleden. Ook al zullen de Duitstaligen diep in hun hart liever bij Oostenrijk horen, zij hebben zich bij de huidige staatkundige situatie neergelegd. In dat opzicht kunnen de hier gevonden politieke oplossingen ook een voorbeeld vormen voor soortgelijke etnische conflicten elders, zowel binnen als buiten Europa, van Kosovo tot Koerdistan.

Het gaat in Zuid-Tirol om een soort problematiek waarvan het belang in Nederland sterk onderschat wordt, omdat wijzelf zeer gelukkig met onze grenzen zijn. Wij kennen geen separatisme van betekenis – de meeste Friezen zijn al dolgelukkig nu ze bordjes met Ljouwert op de stadspoorten van hun provinciehoofdstad mogen schroeven – en wij kennen geen irredentisme van betekenis: de Groot-Nederlandse gedachte, die de annexatie van Vlaanderen impliceert, is dood. Elders in Europa mokken echter nog velen over de grenzen zoals die vandaag bestaan en die door Brussel, om geen doos van Pandora te openen, voor onaantastbaar zijn verklaard. De enige grenswijziging die bij ons na de afscheiding van België in 1830 nog tot stand kwam, betrof Elten en Tudderen, de veroveringen van Willem Drees uit 1949. Die hebben we na veertien jaar weer ijlings teruggegeven, omdat van die Duitse boeren toch geen Hollandse kooplui te maken viel en elke poging daartoe de verhouding met onze oosterburen te sterk zou belasten.

Een dergelijk inzicht is in het geval van Zuid-Tirol in Rome helaas pas veel later doorgebroken en dat heeft hier, anders dan in Elten en Tudderen, dan ook het nodige bloedvergieten veroorzaakt. Om de geschiedenis kort samen te vatten: na eeuwenlang met de rest van Tirol deel uitgemaakt te hebben van Oostenrijk, werd Zuid-Tirol, nadat Wenen tot de verliezers van de Eerste Wereldoorlog behoorde, in 1919 aan overwinnaar Italië toegekend, dat om militair-strategische redenen de Alpenhoofdkam als nieuwe noordgrens verlangde en haar claims met deels gefingeerde cultuurhistorische argumenten trachtte te onderbouwen. Anders dan aan de inwoners van andere omstreden gebieden werd – ongetwijfeld omdat dat in een massale afwijzing zou resulteren – die uitkomst niet aan de betrokkenen in een plebisciet voorgelegd.

Aan de Zuid-Tirolers was door Rome toen nog in ruil het behoud van hun culturele eigenheid gegarandeerd, maar in 1922 kwam Benito Mussolini aan de macht. Hij begon middels een dictatoriale assimilatiepolitiek het gebied te veritaliaansen. De Duitse taal werd verboden en met doelbewuste immigratie van Italianen werd getracht de etnische balans te veranderen om binnen de staatsgrenzen een homogene natie te creëren: in Italië woonden voortaan officieel alleen maar Italianen. De naam Zuid-Tirol werd verboden. Inderdaad: precies wat Mustafa Kemal Atatürk in het oosten van Turkije probeerde en Jozef Stalin later in het Balticum. Maar de Koerden en Balten vergaten niet wie zij waren en ook de autochtone Zuid-Tirolers werden niet bekeerd tot het ‘italianendom’.

Na 1945 mocht Italië weliswaar Zuid-Tirol behouden, omdat het twee jaar eerder na de afzetting van Mussolini naar het geallieerde kamp was overgelaten, maar wel op voorwaarde van serieuze autonomie voor de regio. Op papier kwam die er inderdaad, in de praktijk echter niet, omdat in het nieuwe democratische Rome de oude centralistisch denkende ambtenarengeneratie uit de fascistische periode gewoon was blijven zitten.

Waarom is het uiteindelijk dan toch goedgekomen? Door twee veranderingen. Enerzijds een nieuwe generatie politici in Rome, die vanaf de jaren zeventig serieus begon met decentraliseren: afgezien van munt, justitie en politie, bestuurt Zuid-Tirol zichzelf. Zo is een serieuze bestuurlijke ‘binnengrens’ ontstaan. En anderzijds door het wegvallen van de buitengrenzen als gevolg van de Europese eenwording, zodat men vanuit Bolzano moeiteloos de Brennerpas over kan om in Oostenrijk te winkelen, te studeren of uit te gaan. Als daardoor Rome ver weg is en Innsbruck dichtbij, dan valt met die Italiaanse vlag op de Brennerpas te leven. Als die open grens echter dreigt te sluiten – zie de Ierse angst na de Brexit – komt ook de interne vrede weer in gevaar.

Is huwelijksdwang een moslimprobleem?

0
Zijn het meestal moslima’s die slachtoffer zijn van huwelijksdwang en worden beperkt in hun partnerkeuze, zoals Leefbaar Rotterdam onlangs suggereerde met een postercampagne? De Kanttekening sprak daarover experts en moslims. Moslims herkennen het geschetste beeld niet. Experts zeggen dat er geen concrete cijfers zijn.

‘In Nederland kies je je partner zelf. Jouw vriend, jouw vriendin, jouw man, jouw vrouw, helemaal jouw keuze. Gemeente Rotterdam steunt je hierin.’ Met deze woorden startte gemeente Rotterdam onlangs een fel bekritiseerde campagne tegen huwelijksdwang en voor vrije partnerkeuze. Vooral moslims vinden de campagne van wethouder Ronald Schneider (Leefbaar Rotterdam) stigmatiserend en etnocentrisch, omdat de indruk wordt gewekt dat huwelijksdwang vooral en alleen een islamitisch probleem is. Zo leidden de posters van de campagne, waar zoenende moslima’s te zien zijn, tot woedende reacties. Donderdag is in Rotterdam een debat georganiseerd met Schneider over de thematiek.

‘Het is voor populistische partijen misschien heel erg naar om te horen, maar wij komen huwelijksdwang amper tegen’, zegt Ikram Chiddi, bestuurslid voor de Marokkaanse Vrouwen Vereniging (MVVN) in Amsterdam. ‘Het was misschien een thema in de jaren tachtig en negentig voor Marokkaanse vrouwen, maar op dit moment spelen er andere zaken’, aldus Chiddi. ‘Vroeger, toen de migratie net van start was, wilden ouders de boel een beetje bij elkaar houden en moedigden hier en daar kinderen aan om met kandidaten dicht bij huis te trouwen. Maar het is iets dat bijna niet meer voorkomt, het is niet meer van deze tijd.’ Dat er nauwelijks sprake is van huwelijksdwang onder Marokkaanse vrouwen heeft volgens Chiddi ook te maken met wetswijzigingen binnen het Marokkaanse familierecht. ‘Tot 2004 had je als Marokkaanse vrouw geen initiatiefrecht en kon je geen echtscheidingsverzoek indienen bij de rechter. Je moest je man letterlijk smeken om je te verstoten en als hij daar geen zin in had zat je dus gevangen in een huwelijk.’

Chiddi vindt het treurig dat Leefbaar Rotterdam en andere populistische partijen heel erg inhakken op de rechten van vrouwen met een migratieachtergrond en zich toch naar buiten toe presenteren als de bevrijders van de ‘onderdrukte moslimvrouw’. ‘De emancipatie van vrouwen wordt als troef ingezet om de islam in een kwaad daglicht te zetten. Daarmee help je vrouwen met een migratieachtergrond niet, zulke campagnes zullen alleen maar averechts werken.’

Chiddi gelooft dat vrije partnerkeuze inmiddels vanzelfsprekend is geworden binnen de Marokkaanse gemeenschap, maar zegt dat Marokkaanse vrouwen wel heel vaak tegen een andere belemmering aanlopen. ‘Veel meiden die willen trouwen met iemand uit Marokko worden daarin ontzettend beperkt, niet door de vader, moeder of een boze broer, maar door de overheid.’ Aanscherping van de regels van het vreemdelingenbeleid is volgens haar een veel grotere belemmering in vrije partnerkeuze. ‘De regels zijn zodanig aangescherpt dat wanneer een Nederlands meisje van vijfentwintig jaar verliefd wordt op Mohammed uit Casablanca en bij Kruidvat werkt voor een jeugdminimumloon, zij haar partner niet naar Nederland kan halen. Dat is toch een harde belemmering in de partnerkeuze?’

Saniye Calkin, oud-voorzitter van de vrouwenorganisatie Platform Zijn, zet zich al jaren in voor de emancipatie en participatie van vooral Turks-Nederlandse vrouwen. ‘Huwelijksdwang hoort op geen enkele manier te gebeuren. Of je nou een man of vrouw bent, iedereen heeft recht op vrije partnerkeuze’, zegt Calkin. Ook zij krijgt vanuit haar eigen omgeving en netwerk geen signalen dat huwelijksdwang nog een issue is onder Turkse of Marokkaanse Nederlanders. ‘Ik herken het beeld helemaal niet dat de vrije partnerkeuze van moslimvrouwen onder druk staat. De leeftijd waarop bijvoorbeeld Turkse vrouwen uiteindelijk die partnerkeuze maken en trouwen, loopt al snel tegen de dertig aan. Ze laten zich echt niet onder druk zetten. Ze maken zelf kennis met potentiële partners en kiezen zelf met wie ze trouwen.’ Calkin zegt juist een andere trend te zien onder jonge meiden met een migratieachtergrond. ‘Ze vertrekken steeds vaker naar landen als Amerika en Engeland. Zonder bemoeienis van de ouders maken ze contacten en vinden ze een partner. Het is aan ouders om dat te accepteren en te respecteren, wat ik toch echt wel zie gebeuren.’

Wanneer de moslimgemeenschap alsnog signaleert dat er problemen zijn rond vrije partnerkeuze van vrouwen, vindt Calkin het belangrijk dat de gemeenschap zelf ingrijpt en naar een oplossing zoekt. Daarom vindt ze het goed dat Shirin Musa het onderwerp bespreekbaar wil maken en een maatschappelijk debat op gang probeert te brengen. Musa is directeur van de vrouwenrechtenorganisatie Femmes for Freedom en tevens één van de partners van de campagne in Rotterdam.

Calkin meent dat de gemeente Rotterdam haar geld en energie beter kan besteden. ‘In plaats van huwelijksdwang zou ik onderwerpen kiezen als economische vrijheid, zelfstandigheid en leiderschap van vrouwen met een migratieachtergrond. Want anders dan huwelijksdwang speelt dat wel heel erg en is het belangrijk voor een betere participatie van vrouwen. Op deze punten laten cijfers zien dat het nog vrij moeizaam gaat.’

Volgens Shantie Jagmohansingh, projectleider actieprogramma Veilig Thuis van de gemeente Rotterdam, zijn er geen harde cijfers waaruit blijkt dat huwelijksdwang vooral een probleem is onder Nederlanders met een migratieachtergrond. ‘Of huwelijksdwang meer voorkomt bij mensen met een migratieachtergrond, is moeilijk te zeggen. Er zijn geen gegevens van etniciteit bekend’, zegt Jagmohansingh. Bij de gemeente is de aanpak huwelijksdwang belegd bij de actielijn schadelijke traditionele praktijken van het Actieprogramma Veilig Thuis. ‘Er wordt in diverse gesloten gemeenschappen in alle lagen van de bevolking verschillend omgegaan met jongeren die hun eigen partner willen kiezen tegen de wens van familie in. Dat loopt uiteen van fysieke of mentale bedreiging, tot huwelijksdwang, achterlating en verstoting.’

Diny Flierman, ketenmanager Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA), een kennis- en expertisecentrum voor professionals, vindt het belangrijk dat er aandacht is voor het onderwerp. Zij denkt dat de campagne van de gemeente Rotterdam in ieder geval daarin is geslaagd. Maar de nadruk op moslims leggen lijkt haar niet verstandig. ‘Huwelijksdwang was nog niet zo lang geleden ook een thema onder autochtonen. Bijvoorbeeld Nederlanders die niet met elkaar mochten trouwen, omdat ze verschillende religies hadden of mensen die juist moesten trouwen met iemand van dezelfde kerk. Je ziet het ook nog steeds voorkomen onder orthodoxe christenen. Het is dus iets wat speelt onder mensen met meer traditionele opvattingen.’

Ook Flierman zegt dat er geen harde cijfers zijn waaruit blijkt dat huwelijksdwang vaker voorkomt onder ‘nieuwe’ Nederlanders. ‘Het wordt lang niet overal geregistreerd. Daardoor hebben we er geen goed beeld van. Daarnaast wordt er vaak gewerkt met een omvangschatting. Professionals maken dan een schatting van hoe vaak ze denken of in de praktijk zien dat huwelijksdwang voorkomt.’

‘Nederland is mijn vaderland’

0
De Kanttekening vroeg zes ‘nieuwe’ Nederlanders wat vaderlandsliefde voor hen betekent.

Vaderlandsliefde kan betekenen dat je juicht als je land een doelpunt maakt op het wereldkampioenschap voetbal, maar het kan ook betekenen dat je je leven wil geven voor dat land. Nieuwe Nederlanders kunnen twee landen kiezen waar zij trots op zijn: Nederland en hun herkomstland.

Chris Polanen (54, geboren in Paramaribo, Suriname)

‘In 1983 kwam ik hier om te studeren. Sindsdien heb mijzelf heel vaak afgevraagd hoeveel ik van Suriname hou en wat dat dan inhoudt. Daarom heb ik het heel concreet gemaakt. Vaderlandsliefde is voor mij Paramaribo, de omgeving waar ik ben opgegroeid en de plekken waar ik ging sporten en paardrijden. Er zijn ook heel veel plekken waar ik niet ben geweest of die ik niet leuk vind. Ik hou niet zo van de bossen en het binnenland van Suriname. De rivier, daar hou ik wel van – een woeste oerkracht. In Nederland ben ik wel wat nuchterder gaan kijken naar mijn vaderland. Als je net weg bent uit Suriname, is de heimwee en de liefde voor het land heel sterk – abstracter ook. Hoe langer je weg bent, hoe beter en concreter je gaat kijken en hoe kleiner het gevoel van verbondenheid wordt. Wat voor mij ook meespeelt, is dat het zo ontzettend slecht gaat in Suriname. De uitzichtloosheid dwingt mij om afstand te nemen. Je kunt ook van iemand houden als het heel slecht gaat. Maar je neemt op een gegeven moment ook afstand, om geen pijn te hebben. Ik denk dat veel Surinamers in Nederland op die manier ook losgeweekt zijn van Suriname. Dat probeer ik in mijn boek Waterjager ook te laten zien. Als je na lange tijd teruggaat naar je land, is het eigenlijk een vreemd land geworden.’

Georgios Andronikidis (33, geboren in Etolemais, Griekenland)

‘Al elf jaar woon ik in Nederland. Ik ben hier komen studeren, Technische Informatica in Delft. In Nederland mis ik Griekenland en in Griekenland mis ik Nederland. Al mijn familie woont daar nog, dus ik ben er minstens drie keer per jaar. Het mooie aan Griekenland is dat het hele levensritme er wat langzamer is. Ik vind de kwaliteit van leven beter. Iedere avond kun je er buiten zitten met vrienden. In Nederland kan het ook, maar niemand doet het. Volwassen mensen met een baan gaan hier naar huis, koken en dan vroeg naar bed. Mijn vriendenkring is vrij Nederlands, een beetje internationaal ook, ik zit niet in een getto met Griekse vrienden. Maar mijn liefde voor Griekenland is eigenlijk niet veranderd de afgelopen jaren.’

Abdel Setta (38, groeide tot zijn dertiende op in Berkane, Marokko)

‘Ik heb een leuke jeugd gehad in Berkane, toen een kleine stad, nu een grotere stad met meer dan 300.000 inwoners, in het Noorden aan de grens met Algerije. Ik kom er nooit meer. De meerderheid van mijn familie woont in Frankrijk. Mijn vader is uiteindelijk terechtgekomen in Nederland. Hij bleef ook hier wonen toen wij, de kinderen, teruggingen naar Marokko. Toen ik zelf terugkwam naar Amsterdam, op de Orteliusstraat, woonden mijn jongste broertje en zusjes er al. Omdat mijn broertje en vader hier al vrienden hadden, draaide ik direct soepel mee.

Eigenlijk voel ik mij helemaal Nederlander. Nederland is mijn vaderland. Tussen 1991 en 2006 ben ik nooit naar Marokko geweest. Daarna zag ik Marokko meer als het ideale vakantieland. Ik ga met mij vrouw en kinderen twee keer per jaar naar Marrakesh en Agadir, zoals de meeste toeristen. Je kunt er lekker eten, de zon schijnt en ik spreek de taal.

Dat ik Marokko toch meer als een tweede thuis ben gaan zien, is eigenlijk pas de laatste vier jaar het geval. Ik herken dat van mijn vader, ik denk dat het de leeftijd is. Mijn vader houdt van Marokko, maar na drie weken verveelt hij zich er dood. Als ik lang ben weg geweest, dan mis ik Nederland. Vaderlandsliefde is voor mij een gevoel van thuis komen: alles is hier goed geregeld, het helder communiceren, duidelijke afspraken. Ik hou daarvan. Ik ben zelf ook zo.

Maar wat ik zeker bewonder aan de Marokkaanse cultuur is de ongelofelijke gastvrijheid. Ik ben onlangs gaan klimmen op de Toubkal. In de kleine dorpjes waar je dan doorheen loopt kun je gewoon aankloppen bij wildvreemde mensen, voor een slaapplek, voor eten. Daar kunnen wij hier wel wat van leren, ook de Marokkanen hier.’

Martin Giera (38, geboren in Schwäbisch Hall, Duitsland)

‘Ik woon nu ruim acht jaar in Nederland. Ik ben gaan werken als assistent professor op de Vrije Universiteit in Amsterdam. Of ik van Duitsland hou? Inmiddels wel, maar dat heeft bijna dertig jaar geduurd. Je mag als Duitser eigenlijk niet van Duitsland houden. En het probleem is: als ik dit zeg, klink ik al direct als een extreem-rechtse lul. Het is raar om van Duitsland te houden.

Ik ben van de Enkelgeneration, de kleinkindgeneratie. We dragen nog steeds de last van onze grootouders. Op school leerde we over het Derde Rijk. Vanaf je twaalfde komt de Holocaust echt binnen, ieder jaar, totdat je achttien bent, drie uur per week kregen we lessen daarover.

Soms vraag ik mij af of ik het overdrijf, maar het had wel impact. Zo veel dat ik er op een bepaald moment wel genoeg van had. Hoeveel protestanten en katholieken op Adolf Hitler stemden. Hoe het nationaal-socialisme aansloot bij het geloof. Het werkte ook door in vakken als Duits. Dan las ik Wie Hitler das Rosa Kaninchen stahl (Toen Hitler een roze konijn stal, roman over de Tweede Wereldoorlog uit 1971, red.). Ik was blij dat ik in mijn laatste jaar een leraar had die op de SPD stemde en ook de andere kant van Duitsland liet zien. Van hem mochten we tenminste nog een beetje Bertolt Brecht lezen.

Toen ik ouder ben ik Duitsland vanaf een afstandje gaan bekijken. Misschien ook sinds ik in Nederland woon. Toen ik zag welke racistische grappen en opmerkingen er hier in de krant worden gemaakt, of op tv in mainstreammedia kwam bij mij het besef: dit zou in Duitsland echt niet kunnen! Ik heb geleerd om wat neutraler te kijken naar wat we in Duitsland allemaal wel goed geregeld hebben. Dan heb ik het over zorgverzekeringen en het maken van mooie auto’s waarin iedereen wil rijden en hoe Duitsland nu vluchtelingen opvangt – ja, goed vanuit een schuld van het verleden misschien, maar toch. Probleem blijft, als je van Duitsland houdt en dit uitspreekt, dan zit je toch bijna direct in de extreem-rechtse hoek. Zo voel ik dat zelf tenminste. De ironie is, dat speelt juist rechts in de kaart. Als Duitsers weer op een normale beschaafde manier trots mogen zijn op hun land, dat is, op de goede dingen, dan kan dat de aantrekkelijkheid van extreem-rechts misschien wel minder maken. Ik denk dat dat vaderlandsliefde is: trots zijn op de goede dingen.’

Armand Sag (33, zijn ouders komen uit Turkije)

‘Ik ben opgegroeid in de toen nog vrij witte wijk Overvecht in Utrecht. Op een dag kwam ik thuis en was er op de deur gekalkt: ‘Weg Turken!’ Ik was toen zes of zeven. Kort daarna was er een demonstratie tegen racisme. Mijn zus zei: ‘Daar moeten wij naar toe.’ Ik zei: ‘Ja, want ik ben ook tegen racisme!’ Mijn zus zei toen: ‘Nee Armand, jij bent iemand die beschermd moet worden tegen racisme.’ Ik moest huilen. Toen pas had ik het door: ik ben anders. Dat was wel confronterend voor me. Ik voelde mij tot die tijd gewoon Nederlander. Dat werd later complexer toen ik ook op school werd aangesproken als ‘Turk’. Uiteindelijk heb ik ergens de stap gemaakt om in de schoolpauze bij ‘de Turken’ te gaan zitten. Toen ik zestien was denk ik. Ik zeg altijd dat ik geluk heb gehad dat ik naar de universiteit ging en geschiedenis heb gestudeerd. In die klas zat één Marokkaan. Die is naar een jaar accountancy gaan studeren, wat alle Turken en Marokkanen doen.

Mijn vaderlandsliefde voor Turkije bestaat uit affiniteit met de taal en de cultuur. Mijn liefde voor Turkije omschrijf ik altijd in één zin: op een heel warme zomeravond vis eten terwijl ik raki drink. Het is niet zo dat ik mijn leven voor Turkije zou geven.

Ik voel me echt thuis in Nederland. Eigenlijk is dat de laatste jaren alleen maar meer gegroeid. Voor mij is Nederlander zijn: met vrienden een biertje drinken na het werk. In Turkije zie je dat disco’s, alcohol en gemengd uitgaan steeds minder geaccepteerd worden. Ik had liever gezien dat het de andere kant was opgegaan met Turkije. De Hollandse directheid en nuchterheid, de vrijheid om te zeggen wat je wil, daar zit mijn vaderlandsliefde in voor Nederland.’

Inge Hendrickx (41, geboren in Mechelen, België)

‘Ik hou van België. Ik voel mij het meest Belg als ik Vlaams spreek. En als mensen zeggen dat ik Nederlands ben, zeg ik ook altijd meteen dat ik Belgisch ben. En met trots ook. Ik geef taallessen Nederlands bij booking.com en ik begin iedere les met het verhaal dat ik Belg ben en Nederlands spreek. Ook cultureel voel ik mij Belg. We zijn niet zo direct. Het zit hem in de kleine woordjes en gedrag. In België voel ik mij ook thuis omdat de samenleving cultureel heel gemixt is. Meer dan hier denk ik soms. In Brussel waar ik lang heb gewoond, had ik vriendengroepen die bestonden uit Frans- en Nederlands-taligen, Congolezen, Tunesiërs en Marokkanen. Hier zie ik dat minder. Last-minute afspreken kan in België ook gemakkelijker.

België is ook een beetje vuil. Lelijke gebouwen, vies ook een beetje. Minder aangeharkt. Ik vind dat heerlijk. Ik denk niet dat het er ooit nog van gaat komen dat ik terug ga naar België.

Ik hou vooral van de Vlaamse taal, bijvoorbeeld bepaalde koosnaampjes zoals susseke (troostdekentje, red.) en een gezegde als ‘nee misschien’ wat ‘absoluut’ betekent. In Nederland wordt dat niet begrepen. En het Waalse equivalent non peut être wordt niet begrepen in Frankrijk. Mijn vaderland is als een slecht huwelijk dat nooit kapot gaat, ondanks alle onderlinge kweddelen (kleine maar emotioneel geladen problemen, red.).’

‘Blijf niet hangen in negatieve patronen’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Roemeens-Nederlandse Iozefina Paulet (28).

Wat doe je?
‘Na te zijn afgestudeerd in Europees en Internationaal Recht, doe ik nu een aanvullende studie, Nederlands Recht. Daarmee hoop ik sneller een baan te kunnen krijgen. Verder ben ik sinds enige tijd actief binnen het CDA. Op dit moment betekent dat vooralsnog het bezoeken van congressen en workshops. De lokale jongerenafdeling hier is erg actief en organiseert veel in het noorden. Ik ben ook actief bij de schaakclub Groningen Combinatie, waar ik een jeugdafdeling heb opgezet. Ik doe onder andere de promotie voor de club. Zo hielp ik Eelke de Boer aan een simultaanpartij (één schaker die tegen meerdere tegenstanders tegelijk speelt, red.) in een winkelcentrum om zo geld in te zamelen bij winkelend publiek. Daardoor kon hij naar het Europees Jeugdkampioenschap. Verder zet ik me in voor schaken in de breedste zin van het woord. In Drenthe hebben we een programma opgezet om op laagdrempelige manier erg jonge kinderen te leren schaken. De sport heeft zo veel voordelen, voor zowel kinderen als volwassenen. Denk bijvoorbeeld aan het verbeteren van de concentratie of het leren vooruit denken. Het heeft mij echt geholpen, ook in het gewone leven. Je denkt gestructureerd en leert doorzetten, om maar wat te noemen. Als medestudenten eens een tentamen slecht maken, zijn ze direct te neer geslagen. Ik heb geleerd positief te blijven en door te zetten, dan krijg je altijd weer nieuwe kansen.’

Waar wil je heen?
‘Ik wil graag advocaat worden, maar ik zou ook graag schaken groter willen maken, zodat zo veel mogelijk mensen het leren. Daar wil ik me actief voor inzetten. Schaken heeft een wat suffig imago, al zijn Magnus Carlsen (de huidige wereldkampioen, red.) en Anish Giri (hij wordt beschouwd als de beste Nederlandse schaker, red.) daar wel positieve uitzonderingen op, omdat ze nog wat jonger zijn. Los van schaken en advocatuur wil ik politiek actief worden, misschien wel in de gemeenteraad. Ik ben een groot voorstander van maatschappelijke dienstplicht, waar het CDA zo op hamert. De maatschappij wordt steeds individualistischer. Het is goed om zoiets in te voeren om het besef dat we het samen doen te laten groeien.’

Heb je een kruiwagen?
‘Zeker! Mijn vroegere schaaktrainer in Roemenië, Vasile Manole, heeft me opgevoed vanaf mijn zevende jaar. Hij leerde me altijd positief te blijven, door te zetten en nooit op te geven. Hij trainde me twintig tot vijfentwintig uur in de week, naast mijn school. Dat resulteerde erin dat ik op mijn tiende voor het eerst aan een buitenlands toernooi mee deed, het Europees Kampioenschap Jeugd in Griekenland. Verder vond ik mijn milieurechtdocent Hans Vedder erg inspirerend. Hij wist zijn vak vaak aan andere vormen van recht te verbinden en dat bracht hij met een enorm enthousiasme.’

Zijn er beren op de weg?
‘Blijf niet hangen in negatieve patronen. Dat geldt voor schaken én het leven als geheel. Zo had ik ooit een trainer die me eigenlijk niets meer kon leren, maar door emoties bleef ik hem toch als trainer houden. Ik bleef hangen in een negatief patroon. Dat is de reden dat ik nu ook naar het westen ga verhuizen. In Groningen kon ik niet veel meer leren en bovendien zit je daar wel erg ver weg van de Randstad. Daar gebeurt nu eenmaal meer op allerlei gebieden. Ik wil nieuwe ideeën opdoen, nieuwe mensen leren kennen, meedoen aan activiteiten. Dat is belangrijk, ik wil me blijven ontwikkelen.’

Heb je tips?
‘Je moet hard werken om iets te bereiken en veel doen in de praktijk, daar leer je het meest van. Als ik alleen maar was blijven schaken, zou ik niet ontdekt hebben dat ik me ook maatschappelijk graag inzet voor anderen.’

Kloppen clichés over Chinese Nederlanders?

0
Van alle bevolkingsgroepen in Nederland is de Chinese gemeenschap misschien wel het minst zichtbaar. Hard werkend in de horeca, bescheiden en in zichzelf gekeerd: zomaar wat clichés die de ronde doen. Kloppen ze? De Kanttekening zocht het uit.

De tweede en derde generatie Chinese Nederlanders zijn lang niet zo in zichzelf gekeerd als vaak gedacht wordt, zo blijkt uit cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). Uit een in 2013 gepubliceerd onderzoeksrapport van het SCP (de bron van alle andere cijfers en statistieken over Chinese Nederlanders die genoemd worden in dit artikel, is dit rapport) blijkt dat ze veel contact hebben met andere Nederlanders. Ook blijkt uit het rapport dat van alle migrantengemeenschappen in Nederland, de Chinese gemeenschap het best presteert in het onderwijs. Van de jongeren uit die generaties volgen zelfs beduidend meer leerlingen havo of vwo dan autochtonen. Er mag in dit verband gerust gesproken worden van een reuzensprong voorwaarts. Deze groep is volgens het SCP kosmopolitisch ingesteld, kent moderne opvattingen en voelt zich thuis in Nederland. De Chinese gemeenschap is inmiddels in omvang de vijfde migrantengroep in Nederland, na de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse gemeenschappen. Dat is inclusief Chinezen uit de Volksrepubliek, Hong Kong, Indonesië en Suriname, zo’n 130.000 in aantal. Ongeveer de helft van hen is afkomstig uit de Chinese kustprovincie Guangdong. Hong Kong is de bekendste stad in deze regio. 

Historie

Terug naar hoe dit succesverhaal ooit begon, want zo mag het best genoemd worden. Ruim honderd jaar geleden arriveerden de eerste Chinezen in ons land. Zoals vaak zijn havens plekken waar heel de wereld samenkomt. Zo kende Rotterdam al vroeg een Chinese gemeenschap van zeelieden. Ook in die tijd was de vraag naar goedkope arbeidskrachten groot en het aanbod evenredig. Dat resulteerde in lonen voor Chinezen die gemiddeld zo’n dertig procent lager lagen dan die van Nederlandse collega’s. Van dat loon verdween ook nog eens een flink deel in de zakken van tussenpersonen, die vaak de zaken behartigden van arbeiders die geen Nederlands spraken. Omdat de Chinese arbeiders geen Nederlands paspoort kregen, konden ze geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. In feite waren ze volledig aanwezen op de grillen van de tussenpersoon die hen begeleidden. [blendlebutton]

De eerste Chinezen in Nederland woonden in Rotterdam meestal in Katendrecht en in Amsterdam nabij de havens. Ze werkten in de havens meestal als stoker voor grote rederijen, maar vanaf het moment dat er werd overgestapt van stoom- naar dieselgedreven schepen werd dat werk overbodig. De tot dan toe relatief onzichtbare zeelieden verschenen in de openbaarheid doordat ze gedwongen door werkloosheid pindakoekjes gingen verkopen op straat. Na werkloosheid volgde al snel honger en een sociaal vangnet was er in die tijd nog niet. Het zette de Nederlandse overheid ertoe aan in de jaren dertig honderden aan lager wal geraakte Chinezen terug te sturen naar hun vaderland. Dat ging niet altijd vrijwillig. Andere Chinezen gingen zich met succes richten op de horeca. De in die tijd wereldberoemde zangeres Josephine Baker bezocht in 1932 het eerste Chinese restaurant in Nederland, dat vier jaar daarvoor was geopend aan de Amsterdamse Binnen Bantammerstraat. Eigenaar Ng Ho Yong had zijn pension, waar hij kamers verhuurde aan Chinese arbeiders, omgebouwd tot een restaurant. Onder de naam Kong Hing bleef het tot ver in de jaren tachtig een succes.

In die tijd was er amper sprake van contact met andere Nederlanders, anders dan met buren. Zo trof een verbaasde journalist van Het Leven (een tijdschrift dat tot 1941 verscheen) een bordje aan bij een Chinees pension waarop stond ‘streng verboden voor Hollanders!’ Of de schrijvers van de boodschap geen gedonder wilden in verband met de slechte omstandigheden of iets anders, is niet duidelijk, maar het liet aan duidelijkheid niets te raden over. Tientallen jaren later bevestigde een reportage in Het Vrije Volk (sociaal-democratisch dagblad dat tot 1991 verscheen) van Nico Polak de nog altijd heersende vooroordelen over de Chinese gemeenschap. In 1966 inventariseerde hij de verschillende bedrijven in de Binnen Bantammerstraat: ‘Acht Chinese restaurants voor Nederlanders, vier gokhuizen, twee opiumkitten, enkele boarding houses, drie unieke buurtcafés, een in Chinese kapsels gespecialiseerde kapper, twee toko’s, drie clubhuizen van onderscheidene groepen Chinezen en vier Chinese restaurants voor Chinezen.’

Ondernemers

Wie spreekt over Chinezen in Nederland, kan niet heen om die zo kenmerkende samenklontering van Chinese bedrijvigheid waarvan er over de wereld zoveel zijn: de Chinatowns. In Rotterdam lag dat tot de jaren tachtig in Katendrecht, waar voornamelijk Chinezen woonden. Tegenwoordig is het vooral het stadsdeel dat zit ingeklemd tussen de West-Kruiskade en Mauritsweg, inclusief de Gouvernestraat. Die van Amsterdam is de oudste op het vasteland van Europa, gelegen op de Geldersekade en de Zeedijk.

De opkomst van Chinese bedrijvigheid na de teloorgang van het werk in de havens betekende de definitieve doorbraak van Chinese restaurants. Een beproefd recept, migranten die voor weinig geld gerechten uit het land van herkomst verkopen, is door Chinezen tot een kunst verheven. ‘De Chinees’ is niet meer weg te denken uit het culinaire aanbod in Nederland. Nu scheelt het dat de Chinese keuken precies dat brengt wat hier te lande zo populair is: veel eten voor relatief weinig geld. Toch is de laatste vijftien jaar een daling te zien in de populariteit van de klassieke Chinese of Chinees-Indonesische restaurants: van de ongeveer drieduizend gelegenheden sloot zo’n tien procent de deuren.

De Chinees-Nederlandse horecaondernemers verruilen hun restaurants steeds vaker voor snackbars. Van de ruim vijduizend snackbars die Nederland telt is inmiddels circa twintig procent in Chinees-Nederlandse handen en dat aantal groeit nog altijd. Op de website van de Vereniging Chinese Horeca Ondernemers (VCHO) wordt reclame gemaakt voor korting op onder andere rechtsbijstandverzekeringen en keukeninrichting voor leden. Directeur Li Ping Lin verklaart het succes als volgt: ‘Het is een combinatie van instinct voor ondernemen en hard werken. Ondernemen is risico’s nemen. Je huis verkopen omdat je gelooft in je zaak.’

‘Daarnaast zijn er bijkomstige factoren’, weet Ping Lin. ‘Zo zijn Chinees-Nederlandse ondernemers minder afhankelijk van banken waardoor ze in tijden van recessie niet meteen in de problemen komen. Hoewel ze concurrenten zijn, wordt investeren Chinese ondernemers veel, waardoor ze elkaar financieel helpen.’ Hij geeft een mooi voorbeeld van Chinees zakeninstinct: ‘Autochtone ondernemers schrijven vaak eerst een businessplan, met allemaal uitgewerkte details die in de praktijk vaak heel anders uitpakken. Chinezen beginnen gewoon. Door in de praktijk te leren, word je een betere ondernemer.’

De meest opvallend trend is dat tweede en derde generatie Chinees-Nederlandse ondernemers zich storten op het hotelwezen. Op dit moment is meer dan een vijfde van de Amsterdamse hotels in handen van Chinees-Nederlandse ondernemers.

Onderwijs

Eén van de belangrijkste pijlers van het huidige succes is onderwijs. Veel Chinees-Nederlandse jongeren zitten hard te blokken in de keukens van de cafetaria’s die door hun ouders gerund worden. Nog een cliché: het Chinese arbeidsethos is uitmuntend. Klopt dat wel met de werkelijkheid?

Ziran Chen, voorzitter van de Eindhovense Chinese school Han Tang, heeft wel een verklaring voor de goede schoolprestaties van Chinees-Nederlandse leerlingen. ‘Chinese ouders zijn zich ervan bewust dat je hier als buitenlander harder moet werken om een kans te krijgen. Dus dat harde werken, dat klopt wel ja. Dat wordt gecombineerd met het streng toezien op de schoolprestaties.’ En met resultaat: minder dan vijf procent heeft geen werk en uitkeringen komen amper voor onder Chinese Nederlanders. Die werklust heeft een positieve uitwerking op de nakomelingen, zo blijkt. Met de lange werkdagen van pa en ma in het achterhoofd kiezen zij, met een goede opleiding op zak, vaker voor managementfuncties of beginnen nieuwe horecaconcepten. Bijna zeventig procent van alle Chinees-Nederlandse bedrijven is actief in de horeca. Het verschil met vroeger is dat die ondernemingen steeds gevarieerder zijn. Er wordt dus nog altijd hard gewerkt, maar op steeds hoger niveau. En op andere plekken, zo blijkt uit het verhaal van een jonge Chinees-Nederlandse vader (hij wil om privacyredenen niet met naam en toenaam in de krant). ‘Mijn ouders hadden een cafetaria in Rotterdam, maar mijn broers en ik hoefden nooit te helpen. Dat cliché klopte dus niet echt bij ons thuis. Dat is wel een beetje achterhaald’, aldus de vader. ‘Doorzetten was mijn wapen naar de top. Hoewel ik pas op latere leeftijd op de goede weg kwam. Ik heb de hbo-studie Commerciële Economie en een tweejarige master in Business Administration (MBA, red.) afgerond. Mijn doorzettingsvermogen heeft me hier gebracht.’ Nu werkt hij bij één van de bekendste multinationals van Nederland. Niet in de horeca dus. 

Criminaliteit

Misdaad is onder Chinese Nederlanders lager in vergelijking met andere migrantengroepen. De meest in het oog springende criminele variant onder Chinese Nederlanders is mensensmokkel, dat al vóór de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. Ook afpersing en gokken zijn bekende fenomenen. Doordat twee bendes, de Bo Ong en Sam Tin, om de alleenheerschappij op de arbeidsmarkt vochten, ontstonden er spannende situaties, met schietpartijen als gevolg. Eén en ander leidde er toe dat zo’n zeshonderd Chinese Nederlanders het land moesten verlaten. Tegenwoordig gaat het er een stuk gemoedelijker aan toe. Chinese Nederlanders komen percentueel amper meer voor in de misdaadcijfers. Minder dan één procent is wel eens verdacht van een misdaad, wat aansluit op de positieve verhalen uit het onderwijs en de arbeidsmarkt. [/blendlebutton]

Sri Lankaanse adoptiekinderen zijn leugens zat

1
In de jaren tachtig is veelvuldig geknoeid met de adoptiegegevens van Sri Lankaanse kinderen die ondergebracht zijn bij Nederlandse gezinnen. Ook over de huidige gang van zaken zijn zorgen. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Sri Lanka.

De dossiers van kinderen die in de jaren tachtig door Nederlanders uit Sri Lanka zijn geadopteerd kloppen in bijna driekwart van de gevallen niet, meldde het tv-programma Zembla recent. De meeste adopties kwamen in die tijd tot stand door het adoptiebureau Flash. Flash is in 2010 opgeheven en overgenomen door de Nederlandse Adoptie Stichting (NAS). De adoptiekinderen zijn inmiddels volwassen. Velen van hen zijn erachter gekomen dat hun geboortecertificaten zijn vervalst. In de jaren tachtig was de illegale babyhandel in Sri Lanka op zijn hoogtepunt.

Bij veel kinderen zijn geboorteakten compleet vervalst. Zo blijken in sommige gevallen de biologische moeders, de moeders niet te zijn. Sommigen hebben nog broers of zussen terwijl er verteld is dat ze enig kind waren of andersom. Malkanthi, 26 jaar en moeder van twee kinderen, was één van deze geadopteerde baby’s. ‘Ik ben in juni 1991 geadopteerd via het adoptiebureau Flash. Ik was zes weken oud. Op mijn vijfde begon ik me al af te vragen wie ik nou eigenlijk was. Mijn ouders zijn altijd eerlijk tegen me geweest over waar ik vandaan kwam. Ik had ook foto’s van mijn biologische moeder die bij de rechtbank waren genomen.’

Malkanthi.

Toen de tsunami toesloeg in 2004 was het voor Malkanthi duidelijk dat ze in actie moest komen. Op 26 december 2004 vond een zeer zware zeebeving plaats in de Indische Oceaan, die een vloedgolf veroorzaakte die zich in verschillende richtingen over de Indische Oceaan verplaatste. Ongeveer 230.000 mensen kwamen om het leven. Behalve Sri Lanka werden onder meer Bangladesh, India, Indonesië, Kenia, Madagaskar, Maleisië, Birma, Somalië, Tanzania en Thailand getroffen.

‘Mijn moeder woonde in het getroffen gebied. In 2006 vroeg ik de stichting Held en Happiness om mij te helpen in mijn zoektocht naar mijn moeder. Ik kreeg vrij snel bericht dat ze nog leefde en dat ze ook mijn vader, broer en nichtjes en neefjes hadden gevonden’, vertelt Malkanthi. ‘In 2007 ben ik naar Sri Lanka gevlogen en heb ik ze ontmoet. Ik was destijds vijftien. De ontmoeting viel tegen. De eerste twee dagen waren helemaal geweldig. Ik had er opeens allemaal neefjes en nichtjes bij. Maar daarna was er opeens ook veel spanning. Het was niet een ontmoeting zoals ik die bij Spoorloos had gezien.’

De derde dag kwamen haar vader, broer en neefjes en nichtjes naar het hotel en begonnen ze om geld te vragen. ‘Zodra mijn adoptievader de kamer uit was, begon mijn broer druk op mij uit te oefenen. Hij wilde geld zien en eiste dat ik terugkwam naar Sri Lanka om voor mijn familie te zorgen. Ik legde uit dat ik best geld wilde geven, maar dat via de stichting wilde regelen. Hij wilde daar niets van weten. Hij wilde het geld direct hebben. Er werden zelfs dreigementen geuit. Mijn broer zei dat hij wel aan het geld zou komen en zou zorgen dat ik in Sri Lanka zou blijven. Ik zou zestien dagen in Sri Lanka blijven en nog gaan rondreizen, maar ik ben zeven dagen gebleven. Ik wilde zo snel mogelijk terug naar Nederland. Mijn vragen waren beantwoord. Ik wist waarom ik was afgestaan.’

Het enige dat Malkanthi nog mist is een dna-test. ‘Mijn moeder weigert een dna-test te doen. Ze zegt dat destijds iemand naar haar toe is gekomen die dat heeft verboden. En ze zegt dat ze mijn moeder is, dus dat een dna-test niet nodig is. Maar mensen kunnen van alles zeggen. Mijn moeder probeert vrijwel elke dag contact te zoeken met mij, maar ik probeer afstand te houden. Misschien is ze niet mijn moeder en dan heb je zo’n band opgebouwd.’

Geert, 53 jaar uit Nederland, heeft een zus die twee kinderen heeft geadopteerd uit Sri Lanka. Eén van hen is geadopteerd via Flash. Haar kinderen zijn op zoek gegaan naar hun ouders en ontdekten dat de identiteit van hun zogenaamde biologische moeders niet klopt. ‘Ze klopten aan bij de Nederlandse regering en die antwoordde met ‘oh dat is altijd het geval’. De kinderen zijn gestopt met hun zoektocht.’

De biologische moeders
De 48-jarige Sri Lankaan Siri Silva zoekt in zijn land al ruim twintig jaar naar biologische ouders van Nederlandse kinderen. Hij heeft met zeven- tot achthonderd families gewerkt en heeft bijna zeventig procent van de families kunnen herenigen. Hij heeft enige tijd gewerkt voor het tv-programma Vermist. Silva heeft problemen met de manier waarop er naar de biologische moeders wordt gezocht. ‘Sommige kinderen zijn verwend door de Nederlandse maatschappij. Zij komen hier aan in Sri Lanka en beginnen iedereen te vragen naar hun moeder. Niet wetende dat het voor hun moeder ook een trauma is geweest. Sommige moeders hebben buitenechtelijke kinderen gehad, soms door verkrachting en hebben het kind gedwongen af moeten staan.’

Collega’s die in hetzelfde veld werken, gaan soms met de politie langs bij de huizen van de biologische ouders. Wat ze volgens Silva niet begrijpen, is dat er een grote taboe heerst op het onderwerp en dat er in Sri Lanka een andere cultuur heerst. ‘Mensen spreken slecht over degenen die hun kind verkopen voor geld of seks hebben buiten het huwelijk. Als je een buitenechtelijk kind krijgt, is dat een schande voor de familie. Dus daar loop je als familie niet mee te koop. Je moet heel voorzichtig te werk gaan en niet zomaar overal de naam van je moeder roepen. Hun kind komt plotseling uit een andere wereld met een tv-crew en daarna is het stil. Toen ik de redactie van Vermist belde en vroeg waarom de kinderen niets meer van zich lieten horen, kreeg ik te horen dat de taak van de redactie erop zat.’

Volgens Silva is de shock soms te groot als de adoptiekinderen hun familie in grote armoedige omstandigheden zien. ‘Sommige kinderen raken in paniek als ze hun moeder zien. Ze verbergen dat goed. Na de ontmoeting gaan ze rondreizen in Sri Lanka en daarna hoor je niets meer van ze. Moeders bellen mij en vragen waarom ze niets van hun kinderen horen. Ik zag hoe de moeders het na de ontmoeting emotioneel zwaar hadden.’ Silva wil nu opkomen voor de rechten van de moeders. ‘Iedereen moet herstellen van de gebeurtenis, niet alleen de Nederlandse kinderen. Ik zeg nu tegen de kinderen die mij om hulp vragen ‘als je het niet kan veroorloven om je moeder met vijftig euro per maand te ondersteunen, dan kan je beter niet op zoek gaan’. Voor mij is het maatschappelijk werk geworden. Met die vijftig euro kunnen de moeders in de laatste periode van hun leven medicijnen en eten kopen.’

Babyhandel
In de jaren tachtig was de babyhandel in Sri Lanka op zijn hoogtepunt. In 1987 werden er verschillende babyfarms ontdekt door de politie in Wadduwa en Negombo. Meer dan twintig baby’s lagen klaar om verkocht te worden. De leeftijd varieerde van drie weken tot zes maanden. Soms verdwenen baby’s uit ziekenhuizen waar de moeder werd verteld dat het kind overleden was of zelfs werd verteld dat hun kind gestolen was, volgens Zembla. In de babyfarms konden westerse koppels hun kind bezoeken. Doktoren, politici, advocaten en hotelmanagers waren volgens Zembla vaak betrokken bij de illegale babyhandel.

Zowel Nederland als Sri Lanka nemen deel aan het Haags Adoptieverdrag dat in 1993 is gesloten. Dit verdrag is erop gericht om de adoptieprocedure zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen. De belangen van het kind staan daarin centraal. Het verdrag moet de bemiddeling door twijfelachtige personen en organisaties, zoals Flash, en zaken als kinderhandel en winstoogmerk voorkomen. Op papier staat dat heel mooi, maar in de praktijk blijkt het vaak niet mogelijk te zijn.

De Raad van Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) zegt zelfs in een advies aan het kabinet dat Nederland moet stoppen met adoptie op internationaal vlak, omdat er financiële belangen in het systeem zitten. Het belang van het kind moet altijd voorop staan en niet het belang van de wensouders. De vraag creëert aanbod in kindertehuizen en armoede is het hoofdmotief voor veel vrouwen om hun kind af te staan. Volgens Pound-Up legacy, een online webgemeenschap die de schaduwkant van adoptie blootlegt, wordt voor veel baby’s zo’n drieduizend dollar neergelegd en zijn er gevallen waarbij de moeder niet meer dan veertig dollar krijgt. Ook benadrukken ze dat prostituees en ongehuwde vrouwen een gemakkelijke prooi zijn voor de babyhandel.

Malkanthi kan bevestigen dat de rechten van het kind in veel gevallen niet centraal staan. ‘Tegen mijn ouders werd door Flash gezegd ‘het maakt niet uit wat er gebeurt, jullie komen terug met een kind’. Dat vind ik raar. Hoe weet je nou hoeveel kinderen er op voorraad liggen?’ Malkanthi’s moeder was destijds 24, terwijl koppels van alleen 25 jaar en ouder in aanmerking kunnen komen voor adoptie. ‘Meerdere mensen hebben voor haar gestreden. De rechtbank deed eerst moeilijk over de leeftijd van mijn moeder. Een dag later was het opeens geen probleem en konden ze me meenemen. Dat klopt gewoon niet. Mijn adoptieouders kregen geen argwaan. Ze waren in de zevende hemel dat ze een kind hadden.’

Silva benadrukt dat er meer kanten aan het verhaal zitten. ‘Er werd een groot aantal baby’s gevonden in toiletten, busstations en bosjes. Niemand wist wie of waar de moeder was. De regering kampte met dit probleem en zocht naar een oplossing. In deze tijd zijn veel baby’s afgegeven ter adoptie in het buitenland. Er werden ‘neppe’ moeders bij de baby’s gezocht. Alleen met toestemming van de moeder kan het kind ter adoptie worden gegeven. Daarbij speelde de roerige tijd in de jaren tachtig en negentig een belangrijke rol.’ Er waren communistische opstanden en er brak een burgeroorlog uit. Het was een tijd waarin illegale handel gemakkelijker kon plaatsvinden.

Volgens Silva hadden veel problemen voorkomen kunnen worden. ‘Als ze gewoon hadden gezegd, ‘wij hebben een baby voor je maar we weten niet wie de ouders zijn’, dan hadden we nu deze problemen niet. De Nederlandse ouders vertrouwden de regering en de organisaties. Ze stelden geen vragen.’ Maar volgens Silva kwamen die vragen uiteindelijk wel in de Nederlandse gezinnen bovendrijven. ‘Ik heb veel situaties gezin waarin Nederlandse gezinnen uitéén zijn gevallen, omdat het adoptiekind de ouders verwijt dat ze niet kritisch waren tijdens de asielprocedure.’ Toch is Silva van mening dat Flash en de illegale adoptiepraktijken ook een goede kant hebben gehad. ‘Niets is alleen goed of slecht. Kansloze baby’s hebben een kans gekregen in het buitenland. Ze zijn opgegroeid in een fijn land met welzijn.’

‘Destijds werd ook gezegd dat er geen problemen waren’
Het ministerie in Sri Lanka dat over adoptie gaat is het ministerie van Probatie en Kindzorg. De woordvoerder van dit ministerie zegt niets af te weten van de praktijken van Flash. ‘Flash is overgenomen door de NAS en daar werken wij nu mee samen. Voor zover wij weten maakt de NAS zich niet schuldig aan illegale praktijken.’ Volgens de woordvoerder geven ze bijna geen kinderen meer af aan internationale adoptieorganisaties. ‘Recentelijk hebben we voor één of twee kinderen bemiddeld met de NAS. Maar er is een grote lokale vraag, dus wij geven niet meer zo veel af aan buitenlandse organisaties. Afgelopen jaar zijn er vier of vijf kinderen ter adoptie afgegeven aan buitenlanders.’ Volgens de woordvoerder zijn er nu geen problemen met de internationale adoptieprocedure, omdat Sri Lanka zich aan strenge wetten houdt. ‘We nemen deel aan het Haags Adoptieverdrag en de Adoptiewet van Sri Lanka. De adoptieprocedure wordt strikt gemonitord.’

Toch gelooft Malkanthi niet dat de adoptieprocedure in Sri Lanka nu vlekkeloos verloopt. ‘Ze kunnen van alles zeggen. Destijds werd ook gezegd dat er geen problemen waren. We hebben onze papieren naast elkaar gelegd en alle zaken zijn behandeld door dezelfde rechters en advocaten. Zij wisten hier allemaal vanaf.’

Malkanthi voelt zich ook niet gesteund door de Nederlands regering. ‘Ik stuit elke keer op veel weerstand. We moeten als adoptiekinderen overal voor betalen. Om gewoon simpelweg ons dossier in te zien bij de FIOM (Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders, red.), moeten we al 75 euro neerleggen. We krijgen niet eens de echte documenten te zien. Als we bellen naar de FIOM en vragen naar onze gegevens, is alles opeens heel lastig.’

Volgens Silva moeten Nederlandse ouders ervoor zorgen dat ze op de officiële manier adopteren. Maar tegelijkertijd geeft hij toe dat deze manier ook niet honderd procent garantie geeft. ‘Toch is het beter dan het gebruik maken van een omstreden privéorganisatie. De Nederlandse regering moet niet stoppen met interlandelijke adoptie, maar ze moet nagaan wie verantwoordelijk is voor de leugens.’

Malkanthi is ondanks alles niet tegen adoptie. ‘Ik ben in een heel goed gezin terecht gekomen. Ik hoop dat alle kinderen goede zorg krijgen. Als ze dat niet kunnen krijgen, waarom dan niet zoeken naar een ander gezin? Maar er moeten strikte maatregelen worden genomen. Er moeten dna-testen worden gedaan. Anders blijven wij, de adoptiekinderen, in onzekerheid.’ Malkanthi is nu samen met andere adoptiekinderen uit Sri Lanka bezig een dna-bank op te zetten, om erachter te komen of ze nog meer familieleden in Nederland hebben. Zij hopen op steun van de Tweede Kamer.

Volgens Silva beseffen sommige adoptiekinderen niet hoe goed ze het hebben getroffen. ‘Genoeg moeders beroven zichzelf met het ongewilde kind van het leven. Deze adoptiekinderen hebben een leven gekregen met mensen die hun wilden hebben. Sommigen zien alleen de problemen, maar je moet al het goede uit het slechte halen.’