1.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 786

Was profeet Mohammed een antisemiet?

2
‘De rol die bepaalde imams en predikers spelen in het verspreiden van antisemitisme is groot’, zegt islamwetenschapper Resit Haylamaz. Moslims moeten islamitische bronnen volgens hem met een holistische blik lezen om zich te onthouden van antisemitisme.

Uit onderzoek blijkt dat antisemitisme onder moslims veel voorkomt. Door het Palestijns-Israëlisch conflict en de onderdrukking van de Palestijnen ervaren veel moslims haat en woede tegen de joden, iets wat door het politieke discours in veel islamitische landen gevoed wordt. De Centrale Joodse Raad in Duitsland raadde onlangs af om in grote steden nog langer een keppeltje te dragen op straat. De afgelopen zes jaar zijn in Frankrijk tien mensen vermoord omdat ze joods waren. Telkens had de dader een islamitische achtergrond. Maar wat is nu de positie van de islam ten aanzien van joden en het jodendom? Hoe moeten moslims de teksten in de Koran en de hadith begrijpen die veel critici als antisemitisch bestempelen? De Kanttekening sprak islamwetenschapper Resit Haylamaz, schrijver van meerdere bestsellers over het leven van de profeet Mohammed.

Los van de vraag of het terecht is of niet, vandaag de dag lijken antisemitisme en de islam sterk met elkaar verweven. Wat is volgens u de positie van de islam als het gaat om joden en het jodendom?
‘Om te beginnen vind ik dat één ding heel erg duidelijk moet zijn: de islam is niet vijandig tegenover een groep, volk of land en is dat ook nooit geweest. Het klinkt voor sommigen heel cliché, maar de islam is een religie van vrede en bestaat juist om vrede te bewerkstellen. Het leven van de profeet, de eerste uitvoerder van de regels van de islam, is al eeuwen bekend. Hij heeft geen enkel mens wegens diens stam, stad, staat of religie gemarginaliseerd of als vijand behandeld.’

Wat u vertelt is toch wel tegenstrijdig met het leven van veel moslims en hoe de islam vandaag wordt geïnterpreteerd.
‘Dat er zo wordt gedacht is ook heel begrijpelijk. Ik moet met spijt concluderen dat een enorme groep moslims, die denkt dat ze de regels van de islam volgen en de religie verdedigen, geen holistische kijk hebben op de bronnen waardoor ze op theologisch vlak als het ware doodlopende straten ingaan. Ze missen de nodige kennis en het enige wat ze op zulke discutabele onderwerpen doen is het klakkeloos overnemen van bepaalde visies die in strijd zijn met de essentie van het geloof. De rol die de politieke islam daarbij speelt is ook niet te onderschatten.’

Wat voor rol speelt de politieke islam in het antisemitisme onder moslims?
‘Na de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 kreeg deze kwestie een heel andere lading en werd ze onderdeel van een meedogenloze politiek. In veel landen in het Midden-Oosten is dit een gevoelig onderwerp waarmee je als politicus kunt scoren. Weliswaar deden sommige het fanatieker dan andere, maar bijna alle landen in de regio creëerden, onder het mom van ‘het verdedigen van Palestijnse rechten’, een groot draagvlak onder moslims voor antisemitisme. Als je de Arabische media volgt zie je dat de afgelopen vijfenzestig jaar twee dingen het nieuws domineerden: wat de koning op een bepaalde dag doet en antisemitisme, gelegitimeerd door de Palestijnse zaak. Het resultaat is dat het telkens de Palestijnen zijn die pijn lijden, die hun huizen gesloopt of verbrand zien worden en die hun geliefden verliezen. Omdat het echter altijd bij retoriek blijft en géén van die landen daadwerkelijk iets voor de Palestijnen doet, zijn zij het die voor de gevolgen moeten opdraaien. De hele wereld is er nu van overtuigd dat die ‘schreeuwerige islamitische landen’ toch niets voor de Palestijnen doen wanneer het erop aankomt.’

Zijn het alleen politici die antisemitisme propageren? Hoe groot is bijvoorbeeld de rol van religieuze figuren?
‘De rol die bepaalde imams en predikers spelen in het verspreiden van antisemitisme is groot. Veel ‘islamitische’ landen voeren een bewust beleid dat onwetendheid onder een groot deel van de bevolking handhaaft, zodat ze de autoriteiten gemakkelijker gehoorzaamt. Dat betekent dat bijna alles wat op de preekstoel wordt gezegd als ‘de ultieme waarheid’ wordt geaccepteerd. Wanneer de imam zegt dat de joden ranzige mensen zijn die slechts de dood verdienen, dan zullen velen dat geloven.’

Maar wat zegt de islam dan over joden? Hoe moeten we de toch wel controversiële teksten in de hadith en de Koran interpreteren?
‘Het is een gegeven dat joden één van de meest besproken volken in de Koran vormen. De meeste profeten die in het boek worden genoemd zijn als boodschapper naar het joodse volk gestuurd. Hoewel in de verzen de negatieve eigenschappen van een deel van deze mensen zeker aan de orde komen, wordt ook benadrukt dat er niet zoiets bestaat als ‘de jood’ en dat er net zo goed joden zijn die de moslims als voorbeeld kunnen dienen. Waar tegenwoordig veel moslims de fout ingaan is denken dat de Koran-verzen zich richten op joden an sich, terwijl het voornamelijk gaat om bepaalde negatieve eigenschappen van een groep mensen binnen de joodse gemeenschap. In andere verzen worden dergelijke negatieve eigenschappen net zo goed aan moslims toegeschreven, moslims waar de Koran zware kritiek op heeft. Moeten we dan ook maar meteen zeggen dat de Koran een islamofoob boek is? Nee, het zijn eigenschappen die te allen tijde en bij alle volken voorkomen. Het is niet vreemd dat ook in de hadith de vertelling regelmatig wordt gedaan door joden, voor de oudere generaties moslims mensen waar ze destijds toch veel contacten mee hadden. Maar ik vraag me serieus af hoeveel moslims vandaag de dag niet zelf beschikken over al die negatieve eigenschappen die zo zwaar in de verzen en de hadith worden bekritiseerd.’

In de Koran staat dat joden het sterkst zijn in hun vijandigheid ten aanzien van moslims. Voedt dit vers niet de argwaan jegens joden?
‘In de eerste plaats gaat dit vers niet alleen over joden, maar ook over polytheïsten. En ook bij de interpretatie van dit vers ontbreekt een holistische blik. Zulke verzen worden namelijk geheel onterecht aangewend om de ‘vijand’ – in dit geval de joden – aan te vallen. De Koran en de hadith worden tegen joden gebruikt als een soort knuppel van onze losgeslagen emoties. Ten tweede wordt in dit vers een vergelijking gemaakt met christenen; de boodschap is dat christenen destijds minder vijandig tegenover moslims stonden omdat in hun gemeenschap gelovigen leefden die de gemeenschap konden informeren en rehabiliteren; iets wat een deel van de joden in het Arabische schiereiland toen volgens de Koran misten. De context en tijdsgeest zijn dus essentieel bij het begrijpen en interpreteren van zulke teksten. Terwijl de Koran hier als het ware handvatten biedt om vijandelijkheden te beëindigen, in dit geval door de rehabilitatie van een volk, interpreteren wij moslims dit op een heel bizarre manier toch als een boodschap om meer vijanden te creëren. Tegen zulke mensen zeg ik: wie staat er vandaag vijandiger tegenover de moslims dan de moslims zelf? Kijk maar naar de ‘islamitische’ wereld: moslims die naar dezelfde moskee gaan en voor dezelfde god bidden vallen elkaar bij het eerste het beste dispuut aan, vermoorden elkaar om hun visie op de islam, noemen elkaar kafir en stelen elkaars bezit. Bedenk wel, de joden en polytheïsten die in zulke verzen worden benoemd deden moslims niet meer kwaad dan de hedendaagse moslims dat doen.’

Foto: Cihan. Resit Haylamaz (Istanbul, 1965) studeerde Islamitisch Recht aan de Uludag Universiteit in Bursa en promoveerde op het gebied van ‘tafsir’ ofwel interpretatie van de Koran aan de Universiteit van Sakarya. Hij bekleedde bestuurlijke functies voor verschillende onderwijsinstellingen, was directeur van het persagentschap Cihan en schreef columns voor verschillende kranten. Hij is expert op het gebied van ‘siyer’, een wetenschap die het leven van profeet Mohammed bestudeert. Hij schreef meerdere bestsellers over de profeet. Hij woont momenteel in de Verenigde Staten waar hij lezingen geeft over de visie van de islam op de joodse gemeenschap en het jodendom.

Is het waar dat joden volgens de islam een vervloekt volk zijn?
‘Nee. De Koran heeft het over een groep joden die, ondanks hun vele profeten, de wonderen die ze meemaakten en de complimenten die ze in de heilige boeken kregen, keer op keer het juiste pad verlieten en daarin koppig waren. De Koran vervloekt specifiek een groepje joden en niet het hele volk. Een vergelijkbare vervloeking heeft ook betrekking op de groep moslims die dagelijks de moskee bezoekt om te bidden, maar die toch het rechte pad verlaat. Het is pijnlijk dat wij de Koran lezen, puur om ons beeld van de ander bevestigd te zien krijgen en niet om er lessen uit te trekken.’

Het conflict met Banu Qurayza, een joodse stam in Medina die werd verslagen en afgestraft wegens verraad, zou het bewijs zijn dat de profeet een antisemiet was. Hoe kijkt u naar deze kwestie?
‘Ook hier wordt zonder enige kennis van zaken gesproken. Toen de profeet met zijn volgelingen naar Medina emigreerde waren het de joden met wie hij als eerste een overeenkomst tekende. Met het verdrag van Medina kwamen alle partijen, inclusief negen joodse stammen, een nieuw bestuurlijk systeem voor Medina overeen. In hetzelfde verdrag werden de joden als een gehele oemma of entiteit geaccepteerd en kregen ze het recht om volgens de Thora te leven en het joodse recht te hanteren. De profeet benadrukte in die periode altijd de overeenkomsten in plaats van de verschillen. Hij ging naar joodse gebedshuizen, bezocht hun zieken, toonde respect voor hun doden, gaf hun eten en dreef handel met joden. Bij ruzie tussen joden en moslims koos hij nooit per definitie de kant van de moslim, maar altijd van de partij die gelijk had. Hij aarzelde niet om ook zijn eigen metgezellen te straffen wanneer zij een misdrijf tegen een joodse inwoner van de stad hadden gepleegd. De kwestie Banu Qurayza en de straf die deze joodse stam kreeg had dus niets te maken met religieuze factoren, maar was het gevolg van een opstand tegen een bestuurlijk systeem dat ze samen in overeenstemming hadden opgericht. Het had ermee te maken dat deze stam de wapens oppakte, tegen moslims gebruikte en de ondertekende verdragen met de voeten trad. We moeten ook niet vergeten dat er geen totale vijandigheid tussen joden en moslims bestond. Sterker nog, we zien een korte tijd na de Slag bij Badr dat zeventig gewapende joden mee willen doen met de Slag bij Uhud en dat het leger van Mohammed joodse soldaten had, zelfs toen het in Khaybar ten oorlog trok tegen een joodse stam.’

Mohammed was geen antisemiet, zegt u?
‘Absoluut niet. Dat zie je ook terug in bijvoorbeeld zijn keuze om met een vrouw van joodse afkomst, Safiya bint Huyayy, te trouwen. Met dit huwelijk ontstond een familieband tussen de profeet en joden. Opmerkelijk is zijn houding tegen anderen die Safiya niet accepteren vanwege haar achtergrond. Toen Zaynab bint Jahsh, een andere vrouw van Mohammed, Safiya beledigde omdat ze joods was, verbrak de profeet maandenlang alle banden met Zaynab. Hij gaf daarmee de duidelijke boodschap dat hij antisemitisme en racisme op geen enkele manier tolereerde.’

Hoe denkt u over de hadith die stelt dat het einde der tijden niet komt voordat moslims en joden oorlog zullen voeren en de moslims die zullen winnen? Is dit geen reden voor moslims om joden als de vijand te zien?
‘Ik zie dat als een waarschuwing; als moslims en joden niet oplossingsgericht aan de slag gaan om de vijandigheden te bestrijden, ziet de profeet een gevaarlijke situatie ontstaan. Als deze hadith werkelijk een oproep tot oorlog met joden zou zijn, zouden de eerste moslims na de profeet, de Omajjaden, de Abbasieden en de Ottomanen, telkens in oorlog moeten zijn met joden. Het tegenovergestelde is waar. Ondanks de grote problemen die joden in de loop van de geschiedenis met niet-moslims ervoeren, bestond er tot de afgelopen eeuw geen noemenswaardig conflict tussen joden en moslims. Sterker nog, zoals de opvang van joden door de Ottomanen en al-Andalus laat zien, waren het de moslims die in grote getale joden hebben opgevangen toen ze werden vervolgd en vermoord.’

Ziet u in antisemitisme onder moslims ook een manier om de eigen fouten te verdoezelen en gemakzuchtig alle problemen in de schoenen van anderen te schuiven?
‘Zeker! Terwijl het de bedoeling is dat we eerst onze eigen fouten onder ogen zien, vallen we een heel volk aan om wat hun voorouders eeuwen geleden deden. Dat vind ik wreed, om het nog zacht uit te drukken. Je kan niet én zeggen dat je moslim bent én een hele groep mensen aanspreken op iets waar ze niets mee te maken heeft. Het is zowel een islamitisch als juridisch principe dat ieder individu verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen daden; je kunt een kind dus niet straffen omdat zijn vader iets heeft misdaan. We vergeten tevens dat wij als moslims direct worden aangesproken in de Koran. De Koran heeft het tegen ons, het waarschuwt ons voor bepaalde fouten die in het verleden zijn begaan, maar we trekken ons er niets van aan. We doen alsof we vrij van zonden en zo puur als glas zijn. Wie de Koran leest en vervolgens met de vinger naar anderen wijst heeft het blijkbaar totaal niet begrepen.’

Hoe komt het dat toch veel moslims woede jegens Israël verwarren met haat ten aanzien van joden?
‘Het is onze taak om op te staan tegen alle vormen van repressie en onderdrukking, ongeacht wie de dader en wie het slachtoffer is. Iedereen zou zich aangevallen moeten voelen door misdaden die nu in Israël worden gepleegd. Toch moeten we één punt wel duidelijk maken: het Israëlisch-Palestijns conflict is geen religieus, maar een politiek conflict. Israël is niet de vertegenwoordiger van de joden en Palestina niet van de moslims. We moeten, hoe moeilijk het ook klinkt, de diplomatie haar werk laten doen en blijven zoeken naar duurzame vrede in de regio. De geschiedenis laat zien dat dit zeker mogelijk is.’

Trumps deals zijn vooral non-deals

0

Die Nobel-prijs voor Donald Trump, zou dat nog wat worden? Volgens columnist Derk Jan Eppink (de Volkskrant), onvermoeibaar pleitbezorger van de Amerikaanse president, had hij hem al min of meer op zak. Andere commentatoren schatten zijn kansen wat minder hoog in – en momenteel lijken die toch eerder gelijk te krijgen. Ook die herdenkingsmunt kan bij het grofvuil – al zullen er dan vast snel wat heimelijk achterovergedrukt worden, want juist niet-uitgegeven munten vormen een gewild, en dus lucratief collectors item.

De toonzetting in Pyongyang is in ieder geval weer als vanouds. De Amerikaanse vicepresident Mike Pence werd in een officiële Noord-Koreaanse verklaring recent als een ‘politiek stuk onbenul’ betiteld. Hoewel deze typering inhoudelijk beslist niet inadequaat is – en mooi aansluit op een oudere omschrijving van Trump op de Noord-Koreaanse staats-tv als ‘seniele oude gek’ – is ze in het diplomatieke verkeer toch niet geheel gangbaar. Maar dat zijn de door Trump zelf gekozen bewoordingen vaak evenmin.

Of was dat misschien een verklaring die niet echt van de Noord-Koreaanse autoriteiten afkomstig was? Je weet het in deze nepnieuwstijden maar nooit, zeker nu gebleken is dat de Britse minister van Buitenlandse Zaken Boris Johnson recent achttien minuten lang een Armeense neppremier aan de lijn heeft gehad, en daarbij over een aantal gevoelige kwesties opening van zaken heeft gegeven. Met al die landjes waarvan Trump vast niet gehoord heeft zolang er nog geen Trump Tower in de hoofdstad staat, bestaat in Washington dat risico ook. Al Reagan haalde indertijd wel eens twee landen door elkaar.

Hoe dan ook, wat betreft de beheersing van The art of the deal, die Trump zelf als zijn kernkwaliteit beschouwt, heeft hij toch wel wat steken laten vallen. Een deal lijkt althans even niet in zicht. Afgezien van de drie door Pyongyang als blijk van goede wil vrijgelaten Amerikanen, is Washington weer terug bij af. Trump heeft vooralsnog niet meer bereikt dan Obama, Bush en Clinton op dit hoofdpijndossier vóór hem.

Zeker, dat ligt ook aan Noord-Korea, dat aan het opgeven van zijn kernwapenprogramma in tweede instantie steevast voorwaarden blijkt te stellen, die voor Amerika onacceptabel zijn. Alleen (los van de vraag of Amerika die terecht onacceptabel vindt): dat kon men in Washington weten. Alle toenaderingspogingen onder Trumps voorgangers waren op hetzelfde stuk gelopen. Dus dat Trump weinig kans had om wél te slagen: dat zat erin. Het punt was alleen dat Trump, op grond van zijn opgeblazen zelfbeeld, meende over unieke dealmakerskwaliteiten te beschikken die nu wél voor positief resultaat zouden zorgen. Daarom de raad van meer ervaren onderhandelaars meende te kunnen ontberen en negeren – en dus niets bereikte.

Want dat begint langzaamaan een patroon te worden: Trump blijkt heel erg goed in het vernietigen van de deals van zijn pathologisch gehate voorganger, maar stelt er niets voor in de plaats. De betere deal die hij steeds weer opnieuw met veel Twitter-bombarie belooft, komt er niet. Niet in het geval van het klimaatakkoord, niet in dat van Obamacare, niet in dat van de opgeblazen handelsakkoorden, niet in dat van Iran. Zelfs van die fameuze muur aan de grens van Mexico, die Mexico zou gaan betalen, staat nog niets overeind.

Het enige wat hij bereikt is irritatie bij de andere grote machtsblokken – Europa, Rusland, China – die hij toch nodig heeft om zelf internationaal iets te bereiken. Die uitkomst lijkt hem bovendien amper zorgen te baren, omdat hij er kennelijk vanuit gaat dat het voldoende is om America first te roepen teneinde ook steeds op de eerste plaats te eindigen. In dat opzicht vormt Trump de extreme exponent van een denkwijze die ginds altijd sterk aanwezig is geweest: van het idee van exceptionalisme, waarbij Amerika uit hoofde van haar bijzondere roeping boven de wet staat en op grond van haar oppermacht ieder protest negeren kan.

Anders dan indertijd Reagan, voor wie een dergelijke zienswijze ook niet geheel vreemd was, heeft Trump zich bovendien inmiddels uitsluitend met geestverwanten omringd, die voor het merendeel van elke buitenlandpolitieke ervaring zijn gespeend. Gebrek aan kennis in combinatie met grenzeloze zelfoverschatting. Dat is een recept voor brokken. Dat bleek al toen Trump een zinspeling maakte op het lot van Kadaffi. Dat zou Kim delen als hij níet zijn nucleaire ambities opgeven zou. Dat Kadaffi in een rioolpijp eindigde was echter juist het gevolg van het feit dat de Libische dictator dat wél gedaan had – en daarmee tegen westerse steun voor de opstandelingen machteloos geworden was. Trumps wenk zal Kim daarom alleen maar verder doen verharden.

Hetzelfde geldt voor Iran. De vernietiging van de deal van Obama met de belofte een betere deal te sluiten zal eerder in géén deal resulteren. Voor de Iraanse hardliners vormt Trumps contractbreuk een zoveelste bewijs van de complete onbetrouwbaarheid van de ‘grote satan’, en zij zullen daarbij garen spinnen, omdat de redelijkheid van de Iraanse president Rohani Iran niets opgeleverd heeft.

Krokodillentranen

0

Nederlandse Kamerleden huilden onlangs krokodillentranen. Ze reageerden op het nieuws dat Rwanda de nieuwe shirtsponsor van de Britse voetbalclub Arsenal wordt. Visit Rwanda valt de komende seizoenen op de shirts van de spelers te lezen. Schandalig, vinden de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en CU. Gesteund door hun collega’s in de oppositie vinden ze het onacceptabel dat een land dat ‘ontwikkelingshulp’ van Nederland krijgt dertig miljoen euro aan een Engelse club gaat ‘verspillen’.

De Kamerleden hebben minister Sigrid Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gevraagd de hulp aan Rwanda te heroverwegen of zelfs op te schorten. Het is potsierlijk, omdat de Kamerleden een ouderwets wereldbeeld hanteren. Vanuit Den Haag en andere westerse steden dicteren wij hoe landen in het zuiden hun geld moeten uitgeven.

De houding van de Kamerleden is onlogisch en selectief. Onlogisch, omdat Rwanda een soevereine staat is. Dat wil zeggen dat het land zelf mag bepalen hoe het zijn geld uitgeeft. Als je bedenkt dat het land in 2017 meer dan zeshonderd miljoen euro alleen al aan toerisme verdiende, hoe gek is het dan om dertig miljoen aan marketing uit te geven zodat het nog meer inkomsten uit toerisme genereert? Inkomsten die gebruikt kunnen worden om het land, dat de ambitie heeft om in 2020 een middeninkomensland te zijn, verder op te bouwen.

Het verhaal van de Rwandese economische ontwikkeling is wonderlijk. Na de gruwelijke genocide van 1994 werkten de Rwandezen hard aan herstel. Het is er niet perfect, maar inmiddels geldt het als een schoolvoorbeeld voor andere Afrikaanse landen wat betreft de economische ontwikkeling. Dat komt door het feit dat Rwandezen het heft in eigen handen hebben genomen en hebben besloten de meester over de eigen ontwikkeling te zijn.

Het is daarom bizar te veronderstellen dat je vanuit Den Haag over het lot van Rwanda kunt beslissen, omdat je een paar miljoen euro ‘ontwikkelingshulp’ stuurt. Geld dat overigens wordt gestuurd om onze eigen aanwezigheid en geostrategische belangen in de regio veilig te stellen. Het is vooral om dit geostrategische aspect dat politici in Den Haag selectief zijn in hun oordeel over de politieke keuzes van de Rwandese overheid. Want de steun blijft, ondanks dat Rwanda niet het braafste jongetje uit de klas is, integendeel zelfs. Gesteund door de internationale gemeenschap droeg Rwanda bij aan oorlogen in buurland Congo, met miljoenen doden als gevolg. En nog steeds. Want telkens weer melden de Verenigde Naties hoezeer het land betrokken is bij de financiering van rebellengroepen die het gezag van de Congolese overheid ondermijnen en chaos in Oost-Congo veroorzaken.

Rwanda is een regionale supermacht en een belangrijke bondgenoot van westerse landen in de zogenaamde strijd tegen het terrorisme in de regio. Deze geostrategische belangen verklaren de onvoorwaardelijke steun van Nederland en andere westerse landen aan Rwanda, ondanks de humanitaire schade die het land in Congo mede veroorzaakt. Ze verklaren ook de totale stilte van de Kamerleden. Vorig jaar bijvoorbeeld, toen bleek dat de Rwandese president Kagame de verkiezingen met bijna 98,8 procent had gewonnen. Onlangs bleek dat Diana Wigara, de enige serieuze tegenkandidaat, wordt vervolgd. Hetzelfde overkwam Victorie Ingambire, die acht jaar geleden vanuit Nederland naar Rwanda ging om zich als serieuze tegenkandidaat te positioneren. Zij eindigde in een Rwandese cel, iets wat Wigara nu ook dreigt te overkomen. Maar daar hoor je geen hond over in Den Haag.

De cruciale rol van imams in Europa

0

In oktober 2014 vond in Rome een conferentie plaats over de positie van imams in Europa. Wetenschappers uit de westerse en islamitische wereld lieten hun licht schijnen over dit onderwerp. De conferentie was daarom zo passend in het huidige tijdsgewricht omdat imams in Europa in het middelpunt van de belangstelling staan. In de Nederlandse context is dat niet anders. Zo berichtten media onlangs over de positie en rol van de omstreden imam Fawaz Jneid in Den Haag. De rechter had hem een gebiedsverbod opgelegd waar hij via de juridische weg tegenin ging. Een en ander belette hem niet om de boodschap van zijn islam te blijven verkondigen. Dat tot grote irritatie van diverse politici die vonden dat de prediking van Jneid de integratie van moslims in de weg staat. Aan de andere kant van het spectrum zien we imam Yassin Elforkani die de laatste tijd weer meer en meer het publieke debat zoekt en ook in gesprek wil gaan met de fundamentalistische imams in het land. In een alarmerend betoog in het Parool stelde Elforkani vast dat moskeeën hun stinkende best doen om te werken aan de integratie van moslims in Nederland, maar dat ze op steeds minder steun kunnen rekenen van Nederlandse autoriteiten, in het bijzonder de gemeenten.

Er zijn imams in soorten en maten. Zo zijn er die zich uitsluitend bezighouden met de oorspronkelijke taak van de imam: de voorganger in het gebed. De voormalige minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) nodigde eertijds regelmatig imams uit voor de thee om te spreken over de stand van zaken in de moslimgemeenschap in Nederland waarbij hij erop aan drong dat de imams zich helder zouden uitspreken over de noodzaak tot het aanvaarden van wat Nederlandse normen en waarden zouden zijn.

Het bruist en beweegt in de moslimgemeenschap in Nederland en dat geldt dus ook voor andere Europese landen met grote moslimgemeenschappen. En elk land wordt op zijn manier geconfronteerd met de vraag wat de positie van de imam is. Is die ‘slechts’ voorganger in het gebed of – ook – intermediair tussen moslimgemeenschap en de overheid, een wens die bij de laatste sterk wordt ingegeven door de terreur die gezaaid wordt door extremistische bewegingen als al-Qaeda en Islamitische Staat. Kan de imam een dam opwerpen tegen het geweld en jongeren ervan weerhouden te radicaliseren?

Deze en andere onderwerpen stonden centraal op genoemde conferentie. Zo werd er ook ingegaan op de vraag naar de wenselijkheid van een door een nationale overheid opgezette en bestuurde onderwijsinstelling voor de opleiding van imams. Of is het beter dat dergelijke instellingen worden georganiseerd door islamitische autoriteiten uit de islamitische wereld? Ook een daaraan gerelateerd thema werd besproken. Dient er zich het beste een Europese islam te ontwikkelen of moet er toch vooral gebruikt gemaakt worden van de al aanwezige expertise in de islamitische wereld? Of is een mix denkbaar?

De conferentie was ongemeen interessant. Een deelnemer uit Spanje legde uit hoe islam als religie juridisch was ingebed in het Spaanse rechtssysteem. Deelnemers uit Italië meldden dat islam in hun land nog altijd niet erkend was door de overheid. Een vertegenwoordiger uit Finland legde uit hoe het land onderzoek had gedaan onder Finse moslims naar de vraag over de wenselijkheid van het opzetten van imam trainingprogramma’s. In de betogen van de Franse collega’s stond de vraag naar het omgaan met ‘islamitische’ terreur centraal. Een Britse onderzoeker pleitte voor het opleiden van ‘islamitische pastors’ die midden in het leven van de jonge moslims zouden staan en hen zouden kunnen helpen met kwesties als drugsgebruik en familieproblemen.

Het bleef niet bij de conferentie. Uiteindelijk zouden de bijdragen van de meeste van de deelnemers gebundeld worden in een kloek boek (Imams in Western Europe: developments, transformations, and institutional challenges) dat uit 21 hoofdstukken bestaat en dat ingaat op allerlei aspecten van de rol van imams in Europa en dat theoretische bespiegelingen bevat over de institutionalisering van islam in Europa. Het boek is klaar en de eerste exemplaren worden vrijdag 8 juni aanstaande in Leiden gepresenteerd aan twee Nederlandse imams: de eerder genoemde Elforkani en de Rotterdamse imam Azzedine Karrat. Ik ben trots redacteur van dat boek geweest te mogen zijn samen met mijn Italiaanse collega Mohammed Hashas en mijn Deense collega Niels Valdemar Vinding.

De boekpresentatie vindt vrijdag 8 juni om 16.00 uur plaats in Matthias de Vrieshof 2, zaal 002 (Witte Singel 25), 2311 BG, Leiden.

‘Angst is besmettelijk, maar lef ook’

1
‘Mensen informeren, daar doe ik het voor. Dat beschouw ik als een morele verplichting. ‘Angst voorkomt je eind niet’, luidt een Turks gezegde. Daar geloof ik in. Je kunt bang zijn, maar daarmee verander je je toekomst niet. Wat komt, komt, hoe dan ook, op de ene of andere manier.’

Op 27 mei vond in Hotel Haarhuis in Arnhem een meeting plaats van de democratisch-socialistische partij HDP (Democratische Partij van de Volkeren), in het kader van de aankomende parlements- en presidentsverkiezingen in Turkije (24 juni). De spreker van de avond was HDP-topbestuurder Zarife Atik. Uw reporter was ter plaatse en sprak haar.

Atik is vooral actief voor de vrouwenbeweging van de HDP. Eerder was ze co-voorzitter van de HDP-afdeling in de kustprovincie Antalya. Ze is een idealist en devrimci (revolutionair) in hart en nieren. Ze begon vroeg met actievoeren, in haar tienerjaren. Ze droomt van een democratisch en progressief Turkije. ‘Een Turkije waarin oppositiepartijen zoals de HDP vrij deel kunnen nemen aan de politiek, zonder gelabeld te worden als bastions van terreur.’

Sinds de couppoging van 15-16 juli 2016 zijn volgens de laatste cijfers bijna tachtigduizend mensen vastgezet, onder wie politici, journalisten, activisten, vakbondsbestuurders, politieagenten, militairen, ondernemers, rechters, aanklagers, advocaten, academici, docenten, vrijwilligers en huisvrouwen. Een specifiek doelwit van het regime is de Koerdische politieke beweging, met name de HDP. Volgens de HDP zitten op dit moment rond de vijfduizend HDP’ers vast en lopen tegen duizenden andere HDP’ers gerechtelijke onderzoeken, op basis van vooral terreurbeschuldigingen. Onder hen zijn behalve leden, bestuurders en burgemeesters, ook parlementsleden, onder wie de twee leiders van de partij, Selahattin Demirtas en Figen Yüksekdag.

Foto: HDP. Selahattin Demirtas & Figen Yüksekdag.

Ankara’s offensief tegen de Koerdische politieke beweging houdt niet op bij de HDP. Het richt zich ook op kleinere initiatieven, zoals de eveneens democratisch-socialistische DBP (Partij van de Democratische Regio’s). Ook DBP’ers, onder wie de twee leiders van de partij, Kamuran Yüksek en Mehmet Arslan, zijn vastgezet. Als beweegreden beweert Ankara al van oudsher dat de Koerdische organisaties en bewegingen die vervolgd worden verlengstukken zijn van de PKK. Zowel de HDP als de DBP ontkennen gelieerd te zijn aan de PKK. Koerdische islamistische clubs, zoals de AKP-gezinde Hüda-Par (Vrijheidsideaal Partij), worden doorgaans wel met rust gelaten.

Het offensief tegen de Koerdische politieke beweging, dat Ankara lanceerde na de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015, kwam na de couppoging in een stroomversnelling. President Recep Tayyip Erdogans islamistische AKP (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) verloor bij de verkiezingen haar absolute meerderheid in het parlement, voor het eerst sinds haar oprichting in 2001 en eerste deelname aan de parlementsverkiezingen in 2002. De HDP boekte een historische zege: met ruim zes miljoen stemmen (bijna vijftien procent), behaalde de partij tachtig van de vijfhonderdvijftig zetels, evenveel als de nationalistische MHP (Partij van de Nationalistische Beweging). De HDP en de kemalistische CHP (Republikeinse Volkspartij) pleitten voor het vormen van een coalitieregering om de AKP buitenspel te zetten, maar door de afwijzende houding van de MHP mislukten de coalitiebesprekingen. Op 1 november 2015 werden opnieuw verkiezingen gehouden: de AKP heroverde haar meerderheid in het parlement. Daarop sloot de MHP een alliantie met de AKP.

Atik is net als duizenden andere HDP’ers doelwit van terreurbeschuldigingen. Ze wordt beschuldigd van lidmaatschap van de PKK (Koerdische Arbeiderspartij) en de KCK (Unie van Gemeenschappen in Koerdistan). Ze noemt de aantijgingen aan haar adres ‘volledig politiek gemotiveerd’. ‘Er is geen sprake van strafbare feiten. Het regime doet zelfs de geringste kritiek af als terrorisme en beschouwt inmiddels zo’n beetje de helft van de bevolking als terroristisch.’ Atik is sinds afgelopen februari in Nederland. Ze is hier eerder meermaals geweest om haar zusje en vrienden te bezoeken, maar of haar verblijf hier wederom tijdelijk zal zijn, is nog niet zeker. Ze overweegt hier een asielaanvraag in te dienen, omdat in Turkije onlangs een arrestatiebevel is uitgevaardigd tegen haar. Ze laat haar besluit afhangen van de Turkse verkiezingen. ‘Als het regime verliest, keer ik huiswaarts.’

Voor Atik is de situatie zelfs nog complexer dan voor andere dissidenten. Ze is namelijk naast vrouw, Koerd en HDP-politica, ook nog eens aleviet en geboren en getogen in Dersim. ‘Een uiterst gevaarlijke cocktail in de ogen van de staat.’ Dersim is de door de plaatselijke bevolking geprefereerde historische naam van de huidige provincie Tunceli, waar vooral alevitische Koerden en Zaza’s wonen. De staat beschouwt Dersim al decennia als een probleemregio. In het gebied vonden beruchte strafexpedities plaats, in 1937 en 1938. Tijdens de militaire operaties in het gebied is een groot aantal alevitische Koerden en Zaza’s gedood, de schattingen lopen uiteen van tienduizend tot enkele tienduizenden doden. De moorden staan bekend als het Bloedbad van Dersim.

Atik koestert geen haat jegens Turkije of het Turkse volk. ‘Mijn man is nota bene Turks. Ondanks alles, ondanks de repressiepolitiek tegenover de Koerden en vele andere volkeren en groepen, hou ik nog altijd zielsveel van Turkije. Onze strijd is niet gericht tegen Turkije of het Turkse volk, maar tegen fascisme. Van Edirne (provincie in het uiterste noordwesten van Turkije, red.) en Mugla (provincie in het uiterste zuidwesten van Turkije, red.) tot Hakkari (provincie in het uiterste zuidoosten van Turkije, red.) en Ardahan (provincie in het uiterste noordoosten van Turkije, red.), Turkije is mijn land. De AKP en andere fascisten beweren dat wij Turkije uit elkaar willen rukken, dat is een smerige leugen. Iedereen die ons kent, écht kent, weet dat ons doel het creëren van een democratisch en progressief Turkije is, waarin álle verschillende volkeren en groepen in het land vrij zijn en in harmonie samenleven, van de Koerden en de Armeniërs tot de Yörüks en de Lazen en van de LGBTQ+’ers en de atheïsten tot de christenen en de moslims. Juist die droom boezemt de fascisten angst in, omdat ze zich voeden met haat en de voortzetting van hun hegemonie afhankelijk is van de constante aanwezigheid van vijandigheid, afkeer, frictie, conflict, oorlog en chaos.’

Een groot deel van de HDP-organisatie is gevangengezet. Wat doet dat met je?
‘Na de verkiezingen van 7 juni 2015 heeft de AKP de oorlog verklaard aan de HDP. Zo’n tachtig procent van de volledige HDP-organisatie is inmiddels uitgeschakeld. Leden, lokale en landelijke bestuurders, burgemeesters en parlementsleden zijn uit hun functie ontheven, gevangengezet, worden gezocht of zijn gevlucht naar het buitenland. Toch zet de HDP haar strijd voort, we weigeren op te geven. Als ik niet bereid was tegenslagen te trotseren, was ik nooit lid geworden van de HDP. Natuurlijk is niet alleen de HDP het slachtoffer van de harde repressie, alle critici en tegenstanders van het regime staan onder hevige druk. Ons recht om kritiek te uiten is ons afgenomen. Het regime heeft een openluchtgevangenis gemaakt van Turkije. Alle pro-democratische oppositiegroepen moeten samenwerken om daar een eind aan te maken. Iedereen heeft democratie nodig.’

Ondanks het offensief tegen de HDP hebben weinig massaprotesten plaatsgevonden in Turkije. Waar heeft dat mee te maken?
‘Mensen die betogen worden keihard aangepakt. Zelfs als je simpelweg een persverklaring wil voorlezen, kan je doelwit worden van staatsgeweld. Behalve een openluchtgevangenis, heeft het regime een angstrepubliek gecreëerd. Het regime maakt zich schuldig aan intimidaties, doodsbedreigingen, aanvallen, brandstichtingen, arrestaties, ontvoeringen, martelingen, moorden en zelfs aanslagen op burgers. Zo hebben terroristen van het regime op 10 oktober 2015 onschuldige mensen afgeslacht bij het centraal station van Ankara (deze aanslag, waarbij meer dan honderd mensen omkwamen en meer dan vijfhonderd mensen gewond raakten, is niet opgeëist, de regering houdt IS verantwoordelijk, red.). De boodschap van die aanslag op de ‘arbeid, vrede en democratie’-rally, georganiseerd door de HDP en andere progressieve pro-democratische organisaties, was duidelijk: hou je kritiek voor je en ga de straat niet op. Door het gecreëerde angstklimaat zijn veel mensen bang de straat op te gaan. Kun je ze dat kwalijk nemen? Maar vergis je niet, wat er ook gebeurt, wij blijven de straat opgaan om mensen te bereiken, al moeten we dat met ons leven bekopen. We gingen afgelopen maart twee keer massaal de straat op, op Internationale Vrouwendag en Newroz (nieuwjaars- en voorjaarsfeest dat gevierd wordt door onder meer Koerden en Iraniërs, red.), en ook in de aanloop naar het grondwetsreferendum van 16 april 2017. Dat geeft mensen hoop en moed. We gaan door en stoppen niet totdat de angstrepubliek ten onder gaat.’

Wat doen de terreurbeschuldigingen aan jouw adres met jou? Wat voor andere nare dingen heb je de afgelopen tijd zoal meegemaakt?
‘Het baart me grote zorgen, want ik kan, net zoals tienduizenden anderen die zich nergens schuldig aan hebben gemaakt, opeens zomaar in de gevangenis belanden. Het regime heeft carte blanche om levens kapot te maken, des te meer omdat de noodtoestand, die is uitgeroepen na de couppoging, nog steeds van kracht is. De afgelopen tijd heb ik veel gezien en meegemaakt, zoals intimidaties, doodsbedreigingen, aanvallen en brandstichtingen. Zo zijn HDP-kantoren en werkplekken van Koerdische burgers in Antalya aangevallen en in brand gestoken door fascisten. Ik was toen co-voorzitter van de Antalya-afdeling van de partij en heb die nachtmerrie van dichtbij meegemaakt.’

Wat kunnen we onder deze moeilijke omstandigheden verwachten van de HDP bij de aankomende verkiezingen? Heb je nog steeds hoop op betere tijden?
‘Op 7 juni 2015 maakten wij, onder wie Koerden, Armeniërs, Assyriërs, Arameeërs, alevieten, yezidi’s en ‘dissidente’ Turken, kortom ‘de anderen’, gezamenlijk een vuist tegen onrecht en behaalden een historische monsterzege door tachtig zetels te veroveren in het parlement. Deze strijd voor gerechtigheid en erkenning is niet begonnen met de HDP. Het is een oude strijd. Het is de strijd van onderdrukte arbeiders en dorpelingen, van verzetshelden zoals Mahir Cayan (1946-1972; medeoprichter van de in 1970 opgerichte en in 1972 opgeheven marxistisch-leninistische organisatie THKP/C, red.), Ibrahim Kaypakkaya (1948-1973; oprichter van de in 1972 opgerichte marxistisch-leninistische organisatie TKP/ML, red.), Mazlum Dogan (1955-1982; medeoprichter van de PKK, red.) en vele anderen. Op 7 juni 2015 behaalde de HDP stemmen in alle regio’s van Turkije, zelfs in het Zwarte Zee-gebied (in deze regio behalen nationalistische partijen van oudsher veel stemmen, red.). Waarom? Omdat de HDP heel Turkije omarmt. De HDP is de meest diverse partij van Turkije: de partij kent een gelijke vertegenwoordiging door mannen en vrouwen, ongeveer fifty-fifty, en is multi-etnisch en multi-levensbeschouwelijk. Wij zijn zowel Dersim als het Zwarte Zee-gebied, zowel Konya als Izmir, zowel Istanbul als Kars, zowel Ankara als Diyarbakir, zowel Canakkale als Sirnak. De omstandigheden zijn weliswaar veranderd. Zo krijgen oppositiepartijen vandaag de dag zelfs nog minder ruimte campagne te voeren dan vóór 7 juni 2015 vanwege de volledig uit bocht gevlogen dictatoriale strategie van de AKP. Maar onze boodschap is niet veranderd. Ondanks de snode plannen van het regime zijn wij vastbesloten bij de aankomende verkiezingen opnieuw een mijlpaal te behalen.’

Waarom hebben zoveel Turken een afkeer van de HDP?
‘Ze kennen ons niet. Mensen die ons niet kennen en de walgelijke propaganda van het regime geloven, denken dat we terroristen zijn. Onbekend maakt onbemind. De fascisten willen niet dat de Turken en de niet-Turken nader tot elkaar komen, want conflict is hun reddingsboei. In het ideale Turkije dat zij voor ogen hebben, is er haat, nijd en afgunst tussen mensen. Dat hebben ze nodig om het volk te manipuleren, brainwashen en controleren, zodat ze de status quo kunnen handhaven en hun grip op de macht kunnen behouden en verder verstevigen. Daarom voelen ze zich bedreigd door het feit dat de HDP mensen niet tegenover elkaar zet, maar bij elkaar brengt.’

Foto: de Kanttekening

Wat vind je van de CHP?
‘De CHP is van oudsher een echte staatspartij, onderdeel van het bestaande systeem en de status quo (de CHP stemde tijdens een algemene stemming in het parlement voor de opheffing van de juridische onschendbaarheid van HDP-politici, onder wie Demirtas en Yüksekdag, red.). Binnen de partij bestaan verschillende stromingen, van nationalistische en secularistische tot devrimci en pro-Koerdische facties. Het grootste deel van de achterban van de CHP is onomwonden anti-fascistisch en wil democratie. Vrijdenkers binnen de partij, zoals Sezgin Tanrikulu, Baris Yarkadas en Eren Erdem, spelen een belangrijke rol in het verdedigen en verkondigen van die boodschap. De presidentskandidaat van de CHP, Muharrem Ince, zoekt duidelijk meer toenadering tot de Koerden, zoals blijkt uit recente toespraken die hij heeft gegeven. Dat hij zijn eerste rally in de Koerdische provincie Hakkari heeft gehouden, is veelzeggend. Wij hechten waarde aan dit soort handreikingen, want om democratie tot gemeengoed te maken, is het belangrijk dat mensen met verschillende achtergronden dezelfde boodschap verkondigen, de boodschap van vrijheid. Eendracht maakt macht.’

De nieuwe nationalistische, liberaal-conservatieve partij Iyi Parti (Goede Partij) doet ook mee aan de verkiezingen. Wat vind je van deze partij?
‘Elk pro-democratisch initiatief kan op mijn steun rekenen. Over de Iyi Parti heb ik echter grote vraagtekens. De leider van de partij, Meral Aksener, was ruim zeven maanden minister van Binnenlandse Zaken (1996-1997, red.), in één van de donkerste periodes in de geschiedenis van Turkije, berucht vooral vanwege de vele onopgeloste politieke moorden die werden gepleegd. Aksener heeft nooit afstand genomen van die periode. Sterker nog, ze heeft gezegd dat het toenmalige staatsbeleid juist was. Aksener heeft dan ook zeer zeker geen clean record. Ik heb weinig reden om haar te vertrouwen en te geloven dat democratisering het doel van haar partij is. Ik beschouw haar partij niet als een onderdeel van de pro-democratische oppositie. Onze focus momenteel is echter niet de Iyi Parti, maar de AKP, de MHP en de BBP (Grote Eenheidspartij; nationalistisch, red.), die wat ze zelf noemen een ‘nationale alliantie’ hebben gesloten. ‘Nationaal’… grappig. Over welk land, welke samenleving hebben ze het? De juiste term voor die alliantie is niet ‘nationale alliantie’, maar ‘fascismealliantie’.’

De CHP, de Iyi Parti, de SP (Gelukzaligheidspartij; islamistisch, Milli Görüs) en de DP (Democratische Partij; liberaal-conservatief) hebben ook een alliantie gesloten, de ‘volksalliantie’. De HDP mag niet meedoen. Zelfs in deze moeilijke tijden, waarin de verkiezingen als het ware een zaak van leven en dood is, worden jullie uitgesloten.
‘Dat zegt meer over deze partijen dan over ons. Het is jammer dat de CHP hierin meegaat. Ik weet dat sommige facties binnen de CHP kritiek hebben op dit bondgenootschap en het feit dat de HDP is uitgesloten. Als deze vier partijen niet willen inzien dat als het ware heel het schip dreigt te zinken, het leven van iedereen in gevaar is en samenwerking de enige manier is om dat te voorkomen, dan moeten ze dat zelf weten. Ze hebben het over een ‘volksalliantie’ waar de HDP, die ruim zes miljoen stemmen heeft behaald, veel meer dan de SP en de DP samen, niet onderdeel van is. Hoe is dat mogelijk? Wat een gotspe.’

Wat is je visie op de PKK?
‘Als Koerd en aleviet, als volks- en geloofsgenoot van mensen die zijn ontvoerd, gemarteld, vermoord, als kind van een regio dat het Bloedbad van Dersim en vele andere barbaarse daden heeft meegemaakt, heb ik veel verkropte woede. Ik en vele anderen zoals ik hebben ervoor gekozen onze woede te bedwingen en in te slikken. We weten dat als we onze woede niet in goede banen leiden, ons meer leed berokkend gaat worden en we meer gaan lijden. Ik wil niet dat mijn kinderen en toekomstige generaties lijden. De HDP gelooft dat een politiek beleid gebaseerd op geweld op de lange termijn geen vruchtbare resultaten zal opleveren. Daarom kiezen wij voor dialoog in plaats van geweld. Maar verwacht van mij niet dat ik degenen die wel de wapens oppakken, omdat ze hun woede weigeren te verkroppen, ga veroordelen. De PKK is een directe reactie op de vele grove mensenrechtenschendingen waar de staat zich schuldig aan heeft gemaakt, zoals ontvoeringen, martelingen en moorden. Als je mensen keihard onderdrukt, isoleert en geen ruimte geeft om op een democratische manier op te komen voor hun rechten, dan dwing je hen gebruik te maken van alternatieve methoden. Als je dierbaren voor je ogen worden vermoord, dan begrijp ik dat je dialoog niet meer ziet zitten. Als je als staat een gewelddadige repressiepolitiek voert, dan moet je niet vreemd opkijken wanneer een defensiemechanisme in werking treedt. Overigens vindt de staat dat prima, omdat ze het verzet van de PKK gretig misbruikt om de Koerdische gemeenschap te criminaliseren en onderdrukken. Ik geloof niet in het bestrijden van vuur met vuur. Maar vergeet niet dat haat leidt tot meer haat. Daarom weiger ik mensen die noodgedwongen de wapens oppakken te labelen als terroristen.’

Hoe kan het geweld een halt toegeroepen worden?
‘Het Koerdische probleem, het Armeense probleem, het Assyrische probleem, het Aramese probleem, het alevitische probleem, het yezidische probleem en soortgelijke issues, maar bijvoorbeeld ook het arbeidersprobleem, zijn de problemen van héél Turkije. We moeten deze problemen erkennen en onder ogen zien om ze op te kunnen lossen in plaats van ze te verergeren door geweld te gebruiken. Als Erdogan Turkije daadwerkelijk een plezier wil doen, moet hij stoppen met de haattaal waarmee hij de samenleving vergiftigt. Ze kunnen een voorbeeld nemen aan Selahattin (Demirtas, red.) baskan (voorzitter, leider, red.), die populair is juist omdat hij de taal van vrede spreekt zonder daarbij onderscheid te maken tussen mensen op basis van kenmerken zoals etniciteit, religie, sekse en seksuele voorkeur. Turkije is conflictmoe, moe van al het leed en het bloedvergieten, Turkije verlangt naar vrede.’

Je windt er geen doekjes om in dit interview. Je geeft geen politiek correcte antwoorden. Dit interview wordt weliswaar gepubliceerd in een Nederlandse krant, maar Erdogans arm is lang. Sommige van je uitlatingen kunnen tegen je gebruikt worden. Ben je niet bang?
‘Angst is menselijk, ik zou liegen als ik zou zeggen dat angst mij vreemd is, dat ik nooit bang ben. Echter, ‘angst is besmettelijk, maar lef ook’, zei Demirtas. Dat is mijn credo. Mensen informeren, daar doe ik het voor. Dat beschouw ik als een morele verplichting. ‘Angst voorkomt je eind niet’, luidt een Turks gezegde. Daar geloof ik in. Je kunt bang zijn, maar daarmee verander je je toekomst niet. Wat komt, komt, hoe dan ook, op de ene of andere manier.’

Oftewel: death smiles at us all, all we can do is smile back.
‘Zo is het. Ik lig al onder het vergrootglas van het regime. Misschien lanceren ze na dit interview nog een ‘terreuronderzoek’ naar mij… en wellicht ook naar jou (lacht).’

‘Na een tijdje krijg ik heimwee naar Nederland’

Drie portretten van Roemeense Nederlanders met een tweede huis in het land van herkomst.

Het is de droom van menig migrant die voet zet op Nederlandse bodem: een zelf gemetseld huis in het land van herkomst. Ze zijn gehecht aan hun thuisland en willen er geen definitief afscheid van nemen. Maar hoe langer in Nederland, hoe moeilijker het is om terug te gaan. Zo ook onder de nieuwste arbeidsmigranten: Oost-Europeanen.

Dorin Perie (61), docent aan de Universiteit van Amsterdam, huis staat in Valea Stanii, in Nederland sinds 1978

Foto: Dorin Perie

‘De grond waarop mijn Roemeense huis staat heb ik overgehouden aan het tankstation met restaurant dat ik bezat. In 1999 had ik grote verwachtingen van de toekomst van Roemenië. Het land was bevrijd van het communisme, er waren allemaal nieuwe mogelijkheden. Met een goede vriend ben ik toen in de wildernis in de Boekovina, in het noorden van Roemenië, het tankstation begonnen. We woonden er niet. Ik werkte volop aan de Universiteit van Amsterdam, hij had een accountantskantoor in Lexmond. De boekhouding deden we zo goed als dat ging via internet.

Het was min of meer toevallig dat het tankstation in Boekovina stond. Ik ben een Boekarestenaar. In 1997 kwam ik voor de tweede keer in de Boekovina. Ik werd verliefd op de omgeving. De natuur, de rustige sfeer. Ja, nu is het er helemáál doodstil. Bijna iedereen is naar het Westen getrokken om te werken.

Het tankstation heb ik in 2003 overgedragen aan mijn vriend. In de boekhouding kwamen steeds grotere gaten. Wat ik aan de onderneming overgehouden heb is vier hectare grond en mijn huidige vrouw. Ze werkte in de boekhouding. Haar ouderlijk huis staat vijfhonderd meter van het tankstation.

In 2007 bedachten we dat we een huis in Valea Stanii wilden hebben. In het dorp zelf zouden we naar mijn smaak niet genoeg ruimte hebben. In Nederland zit ik al genoeg tussen de mensen. Ik wilde het landschap zien. Dus we zijn een huis gaan bouwen. Dat heeft leergeld gekost. We zijn bedonderd met de dakbedekking. Daarvoor hebben we twee keer moeten betalen.

Het huis is nu vijf jaar klaar. Het heeft vijf slaapkamers, dat was eigenlijk niet de bedoeling. Je zou het wel een villa kunnen noemen, ja. Ik ben er niet al te vaak. In de jaren dat ik er het meeste ben, woon ik er twee maanden per jaar: twee weken met Kerst, twee met Pasen en zo verder.

Ik ben niet van plan na mijn pensioen terug te verhuizen. Je moet oppassen dat je niet je rechten verliest op je Nederlandse pensioen. Bovendien betaal ik hier voor mijn zorgverzekering. Als je ouder wordt wil je toch zeker zijn van zorg.

Er is nog een reden om niet te vertrekken: na een tijdje krijg ik heimwee naar Nederland. We wonen aan zee, in Beverwijk. Dat is precies wat ik Roemenië niet heb.
De Roemeen en ik zitten niet meer op dezelfde golflengte, ik geloof in goed bestuur. Voor veel Roemenen maakt het niet of politici deze weg nemen of een andere: niemand kan het goed doen.’

Anca Bordea-Szasz (37), journalist, huis staat in Vidra, in Nederland sinds 2014

Foto: Anca Bordea-Szasz

‘Vorige zomer hebben mijn man en ik een huis gekocht in Vidra, een dorp in het Apusenigebergte in het westen van Roemenië. Ik hou van dat gebied. De lucht is er schoon, het bos is vol vruchten en de bewoners verbouwen zelf alles wat ze eten. Zelfs nu proef ik de smaak van vers gemolken melk.

Mijn man ken ik via het lokale radiostation in Cluj Napoca, waar ik werkte. Hij luisterde via internet. Hij werkte in Nederland. Toen hij naar Roemenië kwam wilde hij me leren kennen. We werden vrienden en besloten uiteindelijk om te trouwen. Een jaar later kwam ik naar Nederland. Momenteel werk ik hard om de Nederlandse taal te leren.

In Vidra woonden de ouders van mijn vader, mijn grootouders dus. Hun huis stond op de top van een heuvel waar je met de auto niet kon komen. Ons eigen huis staat niet zo hoog op de heuvel als dat van hen, maar we kunnen met de auto tot aan het erf rijden. Dat maakt het iets makkelijker om erheen te gaan, vooral als er in de winter veel sneeuw ligt.

Toen we het huis kochten was het drie jaar onbewoond. De oude eigenaresse was gestorven. Haar kinderen hadden een tijd gewacht met de verkoop, omdat het huis hun dierbaar was. Het rook er oud. Alles wat binnen stond hebben we buitengezet, het huis hebben we opnieuw gepleisterd en geschilderd. We zijn nog niet klaar. Het huis heeft nog geen stromend water en er moet nog een badkamer geïnstalleerd worden.

Hoger op de heuvel staat het huis van mijn grootouders nu leeg. Het is nagelaten aan één tak van de familie, zij gebruiken het als vakantiehuis. We hebben nog een stokoude tante in het dorp. Zij heeft een huis vlakbij het onze. Altijd als we naar Vidra gaan bezoeken we haar en haar kinderen komen altijd bij ons op bezoek. We kunnen goed met elkaar overweg.

Voor dit moment is het huis ons vakantiehuis, we willen nog niet terugkeren naar Roemenië. Het grootste probleem is de corruptie op alle niveaus. Maar als competente leiders een systeem op touw zetten dat mensen helpt en niet slechts hun geld afneemt, komen we zeker terug om een helpende hand te bieden.

In de tussentijd staat ons huis leeg. Een gevaar is dat dieven ons huis kunnen binnengaan en onze spullen kunnen stelen. Onze buren hebben ons beloofd dat ze op het huis zullen letten als we er niet zijn. Tot nu toe is er niets vervelends gebeurt. Jammer is ook dat het ons niet lukt om vruchten of groenten in de tuin te planten. We slagen er steeds niet in om hier te zijn in het oogstseizoen.’

Adina Janssen-Tintea (40), hoofd informatiemanagement bij de gemeente ’s Hertogenbosch, huis staat in Sura Mare, in Nederland sinds 2000

Foto: Adina Janssen-Tintea

‘Mijn man Wouter en ik hebben ons huis vijftien jaar geleden gekocht. Het was destijds helemaal vervallen. De muren staan er nog, de rest is vervangen. Een hele tijd is ons spaargeld daar naartoe gegaan.

Naar Nederland ben ik gekomen voor de liefde. Als kind was ik lid van een koor. In 1992 verbleven we tien dagen in Nederland, we logeerden bij gastgezinnen. De ouders van Wouter hadden twee kinderen te logeren en hij ging mee op stap. In 2000 ben ik naar Nederland verhuisd, eerst alleen om het uit te proberen. Als ik niet zou aarden zouden we samen teruggaan.

Het huis in Sura Mare kochten we in 2003. Het was in eerste instantie bedoeld als investering voor later. Na ons pensioen wilden we teruggaan. Al snel kwam het plan op om er tegen die tijd een Bed & Breakfast te openen. Het is een huis met veel mogelijkheden. Huis en tuin samen zijn achttienhonderd vierkante meter.

Alles was kapot. Het huis is van etnische Duitsers geweest die onder het communisme in de jaren tachtig naar Duitsland zijn vertrokken. We hebben het huis van ze gekocht in Frankfurt, op de terugweg na een vakantie in Roemenië. Ze zijn nog één keer met ons terug geweest. Ze moesten huilen.

In 2014 fietsten Wouter en ik naar Santiago de Compostella en dachten we na over wat we nog wilden doen. De fietstocht was een keerpunt in ons leven. Ik ben daarna begonnen met racefietsen. Wouters droom was om een B&B te beginnen. Ik zei: dan moet je het nu doen. Wouter woont nu de helft van de tijd in Nederland en de helft in Roemenië. De B&B met zijn naam is vorig jaar opengegaan.

Mijn ouders helpen mee. Zij zijn in 2005 naar het privégedeelte van het huis verhuisd. Daarvoor woonden ze vlakbij, in een appartementje in Sibiu, de stad waar ik ben opgegroeid. Mijn vader helpt mee in de tuin, mijn moeder met de kamers en de gasten. Zij is daardoor tien jaar jonger geworden.

De buren vinden het niet zo’n probleem dat we een B&B geopend hebben. Ze vinden het zelfs leuk. Roemenen zijn trotse mensen, die buitenlandse gasten vinden ze gaaf. De burgemeester van het dorp is ook enthousiast. Hij wil graag meer toeristen in zijn dorp krijgen.

We twijfelen nog of we na ons pensioen definitief teruggaan. We hebben afgesproken dat we over vijf jaar de B&B gaan evalueren. Die evaluatie gaat niet alleen om de omzet. Ik voel me niet goed bij de corruptie in Roemenië. In 2010 moest ik er een spoedoperatie ondergaan. Teruggaan naar Nederland kon niet meer. Toen heb ik mijn portemonnee aan vrienden gegeven. Ik weet bij God niet hoeveel je de dokters moet betalen.’

Ontwapenende humor

0

Als ik voor een lezing of een college plaatjes nodig heb, dan maak ik zoals velen ongetwijfeld gebruik van Google. Wat me dan opvalt, is dat wanneer je alle combinaties van zoekopdrachten met islam intypt, je uiteindelijk altijd op racistische, haatzaaiende en uiterst kwetsende hyperbolen uitkomt. Of je nu bij wijze van spreken ‘islam en liefde’ intypt of iets vergelijkbaars ‘positiefs’, uiteindelijk eindig je toch weer bij haat. Er is maar een relatief klein deel van de hits dat positief is over de islam. Helaas niets nieuws, dat weten we allang, kun je zeggen. Maar het geeft mij altijd weer een heel onaangenaam gevoel, ook al betreft het mij niet persoonlijk. Ik kan me er, als ik dat wil, als niet-moslim aan onttrekken, om vijf uur de deur achter me dichttrekken en doen of het niet bestaat. Dat ‘voorrecht’ heb je als persoon met een islamitische achtergrond niet. Wat moet je met de lawine aan haatmail die je als journalist, publicist of wetenschapper met een islamitische achtergrond dagelijks in je inbox krijgt? Hoe moet je omgaan met de niet aflatende stroom van verwensingen, bedreigingen, scheldpartijen in de hoogste versnelling?

Humor wellicht? Ik moest daaraan denken toen ik het boek Post von Karlheinz: Wütende Mails von richtigen Deutschen und was ich ihnen antworte (Post van Karlheinz: boze mails van echte Duitsers en wat ik hen antwoordde) van de Duitse journalist Hasnain Kazim onder ogen kreeg. Een absolute aanrader. Kazim heeft wortels in Zuid-Azië en is geboren en getogen in Duitsland. Hij werkt al jaren voor de Duitse pers voor zaken in Pakistan en Turkije, maar hij neemt ook af en toe deel aan de debatten. Hij is geen apologeet die alles wat moslims doen goedkeurt. Hij is kritisch over wat er in de islamitische wereld gebeurt. Ik heb wat stukken van hem gelezen daarover. Maar hij is ook kritisch op het verziekte klimaat in Duitsland en de manier waarop over moslims en mensen met een migratieachtergrond wordt geschreven. Dat heeft hij geweten. Al jaren ontvangt hij haatmail van de grofste soort. Maar hij gooit die mails niet weg; hij beantwoordt ze systematisch. Zo ontstond een conversatie die soms wel wekenlang duurde.

Aanvankelijk heeft hij deze correspondentie in de vorm van een literaire performance op het podium samen met een collega voorgedragen. Hun idee was dat deze berichten in al hun afzichtelijkheid eigenlijk ontzettend hilarisch en meelijwekkend zijn, pure platte komedie. De voorstellingen liepen enorm goed, maar het publiek bestond uit mensen die aan hun kant stonden. Mensen uit kringen van de haatmail-schrijvers bereik je daar niet mee. Daarom heeft hij een groot deel van die conversaties in boekvorm gepubliceerd. Zoals gezegd een absolute aanrader. Ik hoop dat het boek vertaald wordt in het Nederlands want, het is ontwapenend proza in de letterlijke zin van het woord. Maar het is vooral een heel humoristisch boek en dat is te danken aan het vermogen van Kazim om zonder woede, rustig, maar heel gevat op de mails te reageren. Het meest opmerkelijke van de conversatie is dat een aanzienlijk deel van de afzenders niet op antwoord had gerekend en zeker niet een antwoord in deze vorm. Dan blijkt dat een deel van de afzenders heel snel bijtrekken. Kazim is soms nuchter, correct en to the point. Soms is hij scherp en weerspreekt hij de aantijgingen. In de meeste gevallen is hij heel gevat. Dat maakt het boek zo lezenswaardig en effectief.

Goede humor heeft altijd een flinke dosis zelfspot en relativering en dat gebruikt Kazim in ruime mate. Maar hij blijft ook op het spoor. Hij laat zien dat hij niet gediend is van scheldkanonnades en hij corrigeert, maar doet dat op een relativerende toon. Daarmee doorbreekt hij de spanning en dat werkt.

Eentje dan.

  • ‘Hey Kazim, met je hetze tegen Pegida. Dat zijn de echte democraten die zich niet de mond laten snoeren. Begrijp dat nou eens! Je bent een gast hier en zou dankbaar moeten zijn.’
  • ‘Dag meneer S. Dank voor uw interesse in mijn werk, maar eigenlijk moet u als inwoner van Dresden mij dankbaar zijn. Wij hebben jullie immers in 1989 deel van ons gemaakt. Ik ben al veel langer in Duitsland dan u.’
  • ‘Wat, hoe durf je? Je voert niet alleen een hetze tegen Pegida, maar tegen alle Oost-Duitsers. Ik klaag je aan!!!’
  • ‘Beste heer S. Dank voor uw kritiek. Ik zie uit naar uw aanklacht. Ik heb zelf geen tijd om naar Dresden te komen, maar laat dit door mijn zeventien advocaten afhandelen. Overigens hebben jullie ons nooit bedankt toen jullie direct na de hereniging al onze bananen bij Aldi hebben opgevroten.’

Is humor cultureel bepaald? Ja, tot op zekere hoogte is dat zo, maar er is ook humor die juist die culturele grenzen overstijgt. Veel Joodse humor heeft die kwaliteit. Altijd leuk, altijd leerzaam om over na te denken, maar ook zelfrelativerend. Wat mij betreft heeft Kazim die kwaliteit ook. Als ik op zoek naar plaatjes weer op bagger op internet stuit, dan denk ik maar even aan Kazim.

Valt Bosnië weer uit elkaar?

0

Wie dacht dat met de Dayton-akkoorden van 1995 het Bosnische probleem voorgoed tot het verleden zou behoren, heeft mogelijk te vroeg gejuicht. Met de akkoorden eindigde de bloedige etno-nationalistische burgeroorlog tussen Serven, Kroaten en Bosnische moslims. Er werd een federale republiek Bosnië-Herzegovina opgericht, waarin Serven, Kroaten en Bosnische moslims gezamenlijk het bestuur vormen. Er werd zelfs een driemanschap aan presidenten aangesteld, wederom verdeeld over de drie etnische groepen. Maar nu lijken de Bosnische Serven zich te willen terugtrekken uit de federatie. Dat kan weer goed mislopen.

Tot op zekere hoogte heeft de Bosnische federatie gewerkt. Er werd onder westerse supervisie samengewerkt, al was het nooit echt van harte. Het vooruitzicht toe te mogen treden tot de EU was voor alle partijen een belangrijke stimulans zich enigszins te gedragen. Vooral de Kroatische en Bosnische moslimbevolking zoeken toenadering tot Europa, maar het gros van het Servische volksdeel wil eigenlijk niets van het Westen – en dus de EU – weten. De meeste Serven verlangen nog steeds naar eenwording met de Republiek Servië. Het feit dat echter ook de Servische regering in Belgrado ambieert lid te worden van de EU – om zich in de vaart der volkeren te kunnen opwerken – heeft dat verlangen lange tijd binnen de perken gehouden. Maar sinds enige tijd is dat aan het veranderen. Twee buitenlandse leiders spelen daarbij een belangrijke rol: Recep Tayyip Erdogan en Vladimir Poetin.

Van Poetin is bekend dat hij zich – geheel in de tsaristische traditie – graag ziet als de beschermer van alle Slavische volkeren. Het is dus op zich geen verrassing dat hij nauwe banden met de Republiek Servië heeft en – in het verlengde daarvan – ook met het Servische volksdeel van Bosnië-Herzegovina. Volgens de Servische president, de voormalige ultra-nationalist Alexander Vucic, is Poetin de beste vriend van Servië, maar respecteert hij het Servische streven naar EU-lidmaatschap. Maar aan dat lidmaatschap zit een belangrijke voorwaarde. De EU eist namelijk dat er een bilateraal verdrag tussen Kosovo en Servië komt. Kosovo heeft zich ruim tien jaar geleden afgesplitst van Servië en de onafhankelijkheid uitgeroepen. Het merendeel van de internationale gemeenschap heeft die onafhankelijkheid erkend, maar Servië en Rusland zeer zeker niet. Het wordt dus een fiks probleem om aan die voorwaarde te voldoen.

In eigen land ondervindt Vucic steeds meer tegenstand van de Servisch-Orthodoxe Kerk, die cultureel-religieus heel dicht tegen de Russisch-Orthodoxe Kerk aanschuurt en ook liever niet ziet dat Servië ‘afglijdt’ naar westerse liberale waarden. Dat laatste is precies ook wat de Bosnische Serviërs steeds meer ertoe beweegt zich te verzetten tegen het streven van Bosnië-Herzegovina om lid te worden van de EU. De invloed van de kerk en de band met Rusland kunnen grote obstakels vormen voor het toetreden van Servië en Bosnië tot de EU.

Daarbij komt dat voor beide landen het toetredingsproces tot de EU nu al weer zo lang duurt, dat er sprake is van eenzelfde vermoeidheid die we ook in Turkije hebben zien ontstaan. Men gelooft er steeds minder in dat men op Europa kan rekenen en begint naar andere bronnen van steun om te kijken. Voor de rasopportunist Poetin is dat zoiets als gefundenes Fressen. Hij heeft het probleem op de Balkan weliswaar niet veroorzaakt, maar hij ziet nu wel een kans om de partijen verder te verdelen en daarmee zijn invloed aan te wenden om te voorkomen dat de EU zich verder uitbreidt op de Balkan.

Daarbij krijgt hij hulp uit onverwachte hoek, namelijk van Erdogan. In Turkije staan weer eens verkiezingen voor de deur (24 juni). Zoals wel eerder vertoond, voeren Turkse leiders graag campagne in het buitenland. Dit keer hebben Duitsland, Oostenrijk en Nederland vooraf reeds duidelijk gemaakt dat Turkse leiders niet welkom zijn om verkiezingsbijeenkomsten te houden. Maar in Bosnië is men blijkbaar niet helemaal wakker. Op 20 mei werd een bijeenkomst in Sarajevo gehouden waar Erdogan in hoogst eigen persoon kwam opdagen. Het was natuurlijk bedoeld voor Turkse Bosniërs, maar blijkbaar waren er ook vele Bosnische moslims die hun geloof in de EU hebben verloren en nu in Erdogan de beschermer van alle moslims zien. Een predicaat waarmee hij zichzelf ook graag tooit.

Het lijdt geen twijfel dat dit olie op het vuur is voor de nog steeds diep verdeelde bevolking van Bosnië-Herzegovina. De Servische nationalisten in Bosnië hebben reeds bij monde van hun voorman Milorad Dudik aangegeven dat zij de Bosnische federatie willen verlaten, omdat de huidige constructie op basis van de Dayton-akkoorden te Bosnische moslims bevoordeelt. In zijn steun om de federatie open te breken ontvangt hij steun van de Servische regering en, jawel, de Servisch-Orthodoxe Kerk. De Republiek Servië van Alexander Vucic is zelfs zover gegaan om wapens aan de Bosnische Serviërs te verkopen onder het mom van de strijd tegen het terrorisme. Wat daarnaast niet helpt is dat de Kroaten – hoewel geen vrienden van Poetin – de Bosnische Serviërs bijstaan in hun streven zich los te maken. Daarmee komen de Dayton-akkoorden op losse schroeven te staan. Met een verdeeld en afwezig Europa en een isolationistische VS belooft dat niet veel goeds.

Proeven van een bedreigde cultuur

0

Oeigoers. Het is niet iets dat bij veel mensen direct een belletje doet rinkelen. Het Oeigoerse volk komt uit het noordwesten van China, uit de autonome regio Xinjiang. Het is een Turks volk met een eigen taal, cultuur en vooral een eigen authentieke keuken. Sinds ruim tweeënhalf jaar kan ook Rotterdam daarvan genieten. Ürümqi is het eerste Oeigoerse restaurant in Nederland, opgericht door Zaidin Tursun, die uw reporter hartelijk ontvangt.

Als we naar de menukaart kijken dan valt het op dat de Oeigoerse keuken vooral bestaat uit gerechten met vlees, groente en pasta. Maar niet de pasta zoals wij die kennen. ‘Je kunt onze pasta niet vergelijken met bijvoorbeeld Italiaanse pasta. Ook niet met de traditionele Chinese noedels. Onze noedels worden op een andere manier bereid. Oeigoeren maken het thuis zelf klaar’, vertelt Tursun die voor het overige weinig verklapt over de bereidingswijze. ‘Dat is het geheim van de kok.’

Anders dan de Chinezen zijn verreweg de meeste Oeigoeren moslim en dat zie je terug op de menukaart. Géén alcohol, géén varkensvlees, heel veel lamsvlees en alles van een Turkse slagerij, dus alles honderd procent halal.

Tursun schat dat ruim zeventig procent van zijn gasten van Chinese afkomst is. ‘Ze weten dat Oeigoerse gerechten het allerlekkerst zijn’, grinnikt hij.

Er zijn zowel pikante als mild gekruide gerechten en er wordt gewerkt met verse producten. Visliefhebbers komen hier niet aan hun trekken. De Oeigoerse keuken is geen viskeuken, wat ook wel logisch is – Xinjiang is volledig landlocked.

De inrichting van het restaurant is een mix tussen oost en west. Op het eerste gezicht lijkt het een westerse zaak, maar de muren zijn behangen met voorwerpen en kunstwerken die verwijzen naar de Oeigoerse cultuur. Op een groot wandkleed staat een muziekgezelschap afgebeeld in traditionele kleding en instrumenten. Eén daarvan is de dotar, het typische langgerekte snaarinstrument met slechts twee snaren.

Ürümqi’s chef-kok heet Perhat Abit. Vol verve demonstreert hij hoe je een dotar bespeelt. Dan blijkt hij een volleerd muzikant te zijn. Razendsnel laat hij zijn linkerhand over de hals van het instrument gaan. Anders dan je zou denken heeft de dotar een hoog toonbereik, juist dankzij die lange hals.

Abit treedt naast zijn werk als kok op in een Oeigoerse band. ‘In Nederland heeft zijn band wel optredens, maar van alleen Oeigoerse muziek spelen een bestaan opbouwen, dat zit er niet in’, legt Tursun uit. In Ürümqi, genoemd naar de hoofdstad van Xingjiang, hangen niet alleen allerlei Oeigoerse instrumenten, maar ook de speciale traditionele mutsen die Oeigoerse mannen en vrouwen dragen. ‘Die mogen in Xinjiang in het openbaar niet gedragen worden.’

Xinjiang luisterde vroeger naar de naam Oost-Turkestan. Het gebied heeft een zeer woelige geschiedenis achter de rug en was eeuwenlang de speelbal van Russen, Chinezen en warlords. Tot tweemaal toe was het gebied onafhankelijk (de Eerste en de Tweede Oost-Turkestaanse Republiek), maar in 1949 viel het doek toen het definitief werd ingelijfd door de Chinese Volksrepubliek. Sinds 1955 gaat Oost-Turkestan door het leven als de Oeigoerse Autonome Regio Xinjiang. Autonoom in naam dan, want de Oeigoeren worden ernstig onderdrukt door de Chinese staat.

‘In 1949 werden we overgeleverd aan het communistisch regime van Mao. Minderheden hebben het lastig in China. Ook wij Oeigoeren liggen onder vuur’, aldus Tursun.

Tursun kwam in 2001 in Nederland en kreeg politiek asiel als één van de naar schatting circa tweeduizend Oeigoeren in Nederland. Tursun is ook politiek actief. Hij is betrokken bij zowel het World Uyghur Congress als Amnesty International. ‘In Nederland mag je je eigen cultuur trouw blijven, wat in China steeds lastiger wordt. Ze willen niet dat we de Oeigoerse taal spreken en onze gerechten blijven maken. We moeten assimileren en ons volledig aanpassen aan de Chinese cultuur. Als dat gebeurt, dan is onze cultuur op een zeker moment alleen nog maar in het buitenland te vinden.’

Nederland wordt niet overgenomen

0

Nederland wordt overgenomen door de buitenlanders en dat is allemaal de schuld van links. Dat beweerde Gerard Joling onlangs in de Playboy. Joling wordt weliswaar misschien als opiniemaker niet serieus genomen door grote groepen Nederlanders, hij vertolkt wel een gevoel dat op sociale media vaak gedeeld wordt. Zijn uitspraak riep behalve weerstand namelijk ook veel instemmende reacties op. Maar, klopt het ook?

Nederland wordt overgenomen door de buitenlanders
Probleem met deze stelling is dat het onduidelijk is wat met ‘buitenlanders’ bedoeld wordt.

A. Met buitenlanders kunnen buitenlandse investeerders, multinationals en instanties bedoeld worden, die steeds meer het beleid in Nederland bepalen.
Als Gerard dit zou bedoelen, dan zou hij misschien een punt hebben. De recente discussie over de dividendbelasting die het kabinet wil afschaffen om voor 1,4 miljard euro buitenlandse aandeelhouders te behagen, maakte weer eens duidelijk hoeveel invloed multinationals en dergelijke hebben. Ook is het zo dat een deel van het Nederlandse beleid bepaald wordt door internationale samenwerkingsverbanden, zoals bijvoorbeeld de VN, de NAVO, de EU, het IMF en de ECB. Het is echter zeer de vraag of Joling, die aangeeft ‘rechts’ te stemmen, dit bedoelde.

B. Buitenlanders die in Nederland wonen, bepalen wat er in dit land gebeurt. 
Wanneer Joling cum suis dit met ‘buitenlanders’ bedoelt, dan moeten zij getalsmatig in de meerderheid zijn om in een democratie als Nederland het land te kunnen overnemen. Maar goed, wat wordt dan bedoeld met ‘buitenlanders’?

Op grond van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek onderscheid ik in een factsheet op Republiek Allochtonië de volgende definities van buitenlanders.

A. Buitenlanders: inwoners van Nederland zonder Nederlands paspoort.
Volgens deze definitie beschikte op 1 januari 2016 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek bijna vijfennegentig procent van de inwoners over de Nederlandse nationaliteit. Dat zijn ruim zestien miljoen Nederlanders. Er woonden op dat moment zo’n negenhonderdduizend buitenlanders in Nederland. Dat zijn er te weinig om het land over te kunnen nemen.

B. Buitenlanders: inwoners die in het buitenland zijn geboren.
Volgens het CBS waren op 1 januari 2017 circa vijftien miljoen inwoners van Nederland in dit land geboren en circa twee miljoen niet. Volgens deze omschrijving is circa tien procent van de bevolking buitenlander. Dat zijn er iets meer dan in de vorige definitie, maar nog steeds veel te weinig om het land over te nemen

C. Buitenlanders: inwoners die voorouders hebben die in het buitenland zijn geboren.
Volgens een schatting van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis heeft slechts circa twee procent van de Nederlandse bevolking geen buitenlandse voorouders, de overige circa achtennegentig procent is dan buitenlander. Volgens deze definitie heeft Joling groot gelijk, maar ook dit zal hij vast niet bedoeld hebben.

D. Buitenlanders: inwoners van wie één van de ouders in het buitenland is geboren.
Dit noemden we vroeger ‘allochtonen’ en tegenwoordig ‘Nederlanders met een migratieachtergrond’. Waarschijnlijk had Gerard deze groep ‘buitenlanders’ op het oog. Op 1 januari 2017 woonden in Nederland bijna vier miljoen mensen met een migratieachtergrond. Bijna dertien procent van de bevolking heeft een niet-westerse achtergrond en bijna tien procent heeft een westerse migratie-achtergrond. Opgeteld is dat bijna drieëntwintig procent van de bevolking. Dat is een aardig deel van de bevolking, maar nog steeds te weinig buitenlanders om de boel over te kunnen nemen. De belangrijkste functie van het land is volgens deze definitie al vele jaren in buitenlandse handen. Onze koning, Willem Alexander, is dan een buitenlander, net als zijn moeder (koningin Beatrix), zijn oma (koningin Juliana), zijn overgrootmoeder (koningin Wilhelmina), zijn betovergrootmoeder (koningin Emma), koning Willem III, Willem II, enzovoorts. Ook onze koningin Maxima is dan buitenlander, met een niet-westerse migratie achtergrond, net als de waarschijnlijk toekomstige koningin Amalia. Wanneer Joling dit bedoelde met dat Nederland wordt overgenomen door de buitenlanders, dan zijn we al eeuwen geleden overgenomen door de buitenlanders.

Het is allemaal de schuld van links
Als het allemaal de schuld van links is, zoals Joling beweert, dan moet links in het Nederlandse parlement jarenlang het immigratie- en integratiebeleid hebben bepaald. Dat kan alleen wanneer links vele jaren een meerderheid in de Tweede Kamer heeft gehad. Is dat het geval? Nou kun je uiteraard eindeloos soebatten over welke partijen ‘links’ en welke ‘rechts’ zijn. Zo kan voor een SP-stemmer de PvdA ‘rechts’ zijn en voor een PVV-stemmer de VVD ‘links’, terwijl een VVD-stemmer sommige keuzes van de PVV weer als ‘links’ kan ervaren. Wanneer ik ervoor kies om de liberalen en de christelijke partijen als ‘rechts’ te beschouwen en de sociaaldemocraten en groenen als ‘links’, dan is er in Nederland nooit sprake geweest van een linkse meerderheid. Ook wanneer je D66, op grond van sociaalculturele dossiers zoals het integratie en immigratie, als ‘links’ beschouwt, is er nooit sprake geweest van een linkse meerderheid.

Omdat er in Nederland nooit een linkse meerderheid is geweest, is er ook nooit een basis geweest voor een kabinet dat bestond uit louter linkse partijen. Wel zijn er twee linkse partijen geweest (de PvdA en eenmaal de PPR) die deelnamen aan veertien van de dertig naoorlogse kabinetten. Daartoe behoren de eerste zes naoorlogse kabinetten toen er van immigratiebeleid nog amper sprake was. Van de veertien kabinetten met deelname van linkse partijen waren er elf centrumlinks, twee paars (PvdA-VVD-D66) en één kabinet van de PvdA met alleen de VVD (Rutte II).  In zeven van deze veertien kabinetten was de PvdA de grootste partij en was er ook een linkse premier (viermaal Drees, tweemaal Kok, eenmaal Den Uijl). De overige drieëntwintig naoorlogse premiers kwamen van het CDA (twintig) of de VVD (drie). In zestien gevallen gaven zij leiding aan een (centrum)rechts kabinet, zonder deelname van een linkse partij.

Het immigratiebeleid kreeg vanaf het begin van de jaren zestig vorm. In die tijd, tot en met de jaren zeventig, waren het vooral werkgevers en rechtse partijen die pleitten voor het werven van arbeiders in het buitenland, terwijl de vakbonden en linkse partijen dit wilden afremmen en ‘oprotpremies’ voorstelden om gastarbeiders terug te laten keren naar het land van herkomst. Vanaf het begin van de jaren tachtig voeren we in Nederland een integratiebeleid. Van de vijftien ministers die sindsdien verantwoordelijk waren voor dit beleid, was een derde (vijf) lid van de VVD. De PvdA en D66 leverden drie ministers, het CDA twee en de LPF eentje. Eén kabinetsperiode (Lubbers III) was zowel een PvdA-minister als een CDA-minister verantwoordelijk.

Tot slot
Natuurlijk kunnen de oorspronkelijke bewoners van sommige buurten in de grote steden met gegronde reden het gevoel hebben dat ze in hun buurt een minderheid vormen, maar landelijk is er op geen enkele manier sprake van dat Nederland wordt overgenomen door de buitenlanders. Links alleen verantwoordelijk stellen voor het immigratie- en integratiebeleid of ieder ander beleid, is ook ver bezijden de realiteit. Links heeft in Nederland nooit een meerderheid gehad en heeft altijd compromissen moeten sluiten met centrumrechts.