20.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 786

Populariteit Erdogan is tanende, aldus Turkse peiling

0

Als er op dit moment presidentsverkiezingen in Turkije zouden zijn, dan zou 39 procent van de Turken de zittende president Recep Tayyip Erdogan steunen.

Dit blijkt uit een peiling door het Turkse onderzoeksbureau ADA, zo meldt de seculier-nationalistische website Oda. Bij de presidentsverkiezingen van 2018 kon Erdogan nog rekenen op een meerderheid van de stemmen: 53 procent.

Erdogan wordt gevolgd door Ekrem Imamoglu, de nieuwe burgemeester van Istanbul, die 29 procent van de stemmen zou krijgen. De eerstvolgende presidentsverkiezingen zijn pas weer in 2023.

Nog meer slecht nieuws voor Erdogan: 62 procent, een ruime meerderheid dus, zegt ontevreden te zijn met het presidentiële systeem. Door dit presidentiële systeem, dat sinds vorig jaar van kracht is, kan Erdogan onder meer zelf ministers en rechters aanstellen en het leger en de politie controleren. Ook heeft hij geen tegenspraak van een premier, want dat ambt bestaat onder dit systeem niet meer.

Onderzoeksbureau ADA ondervroeg voor deze opiniepeiling 1.721 respondenten. Zij kregen ook andere vragen voorgeschoteld. Zo vindt 32,2 procent dat Turkije een nieuwe politieke partij nodig heeft.

Op dit moment zijn de voormalige AKP-politici Ali Babacan en Ahmet Davutoglu elk afzonderlijk bezig om nieuwe partijen op te richten. Mochten zij meedoen aan de volgende presidentsverkiezingen, dan zegt respectievelijk 10 en 7,3 procent van de respondenten op ze te willen stemmen.

Bovendien blijkt dat 95 procent van de ondervraagden de Verenigde Staten als de vijand ziet. Turkije en de Verenigde Staten zijn officieel bondgenoten. 75 procent ziet Rusland als de vijand: opmerkelijk, omdat Erdogan onlangs nog een luchtverdedigingssysteem bij Poetin heeft besteld.

China, dat de Oeigoeren – een etnische moslimminderheid die verwant is aan de Turken – in ‘heropvoedingskampen’ stopt, wordt door 10 procent van de Turken als vijand gezien.

China: beelden opgedoken van geblinddoekte en geboeide Oeigoeren

0

Beelden van geblinddoekte en geboeide Oeigoerse gevangenen in China gaan de wereld rond.

De tientallen Oeigoeren in het filmpje zijn jonge mannen. Ze worden vastgehouden op een treinstation, om naar de beruchte ‘heropvoedingskampen’ te worden vervoerd. Hun haar is afgeschoren en ze hebben dezelfde paarse vesten aan. Ook zie je Chinese bewakers, die in het zwart gekleed zijn.

De Australische onderzoeker Nathan Ruser twittert dat het filmpje authentiek is. Hij vermoedt dat de beelden van een jaar geleden stammen. De Britse zender Sky News meldt dat de beelden mogelijk dateren van begin dit jaar.

China houdt naar schatting meer dan een miljoen Oeigoeren vast in ‘heropvoedingskampen’ in de westelijke regio Xinjiang, dat door de Oeigoeren Oost-Turkestan wordt genoemd. China beschuldigt de islamitische Oeigoeren van terrorisme en seperatisme.

In deze kampen worden de Oeigoeren onderworpen aan een streng regime. Voormalige gevangenen hebben verteld dat ze gedwongen werden om varkensvlees te eten – een zonde volgens de islam – ‘politieke lessen’ te volgen en communistische liederen te zingen.

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo is uiterst kritisch over het Chinese beleid. Het harde optreden tegen de Oeigoeren heeft volgens hem niets te maken met terrorismebestrijding, maar is een poging om minderheidsculturen en -religies in China te vernietigen.

‘Intellectuele avonturiers’: islamexpert Carool Kersten over dwarse moslimdenkers

1

In een tijd waarin aanslagen, jihadi’s en berichten over oprukkend salafisme de kranten domineren, komt islamoloog en arabist Carool Kersten (King’s College London) met een boek waarin progressieve moslimdenkers centraal staan.

Je zou kunnen zeggen dat Carool Kersten met zijn neus in de boter viel, toen hij in 1982 Arabisch en islamologie ging studeren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Het was de tijd waarin de ayatollahs een nieuwe orde over Iran uitrolden, Afghaanse moedjahedien hun gewapende strijd tegen de Sovjet-bezetters oppakten en de Egyptische president Anwar Sadat door islamisten om het leven werd gebracht. De radicale islam was hot. In de wetenschappelijk literatuur wordt niet voor niets gesproken over ‘the islamic resurgence’ – de ‘islamitische opleving’ van eind jaren zeventig, begin jaren tachtig.

‘De jihadi-doctrine kwam toen op, en iedereen was daar benieuwd naar’, vertelt Kersten over die periode. ‘Maar ik ben altijd toch een beetje tegendraads. Als er een jihaddoctrine is, een heilige oorlog is, denken moslims dan nooit na over vrede? Dus heb ik een doctoraalscriptie geschreven over het verdragsrecht binnen de islam – dat bestond namelijk ook.’

He waren de eerste tekenen van Kerstens tegendraadsheid die zijn interesse in de progressieve islam zou inluiden. En ach, eigenlijk viel het best mee met die nieuwigheid van de politieke islam die eind jaren zeventig, eind jaren tachtig aan de oppervlakte kwam, vindt Kersten. Volgens hem is die term ‘islamic resurgence’ nogal overdreven.

‘Een opleving? Tja, dan lijkt het net alsof er iets dood is geweest. Maar die politieke rol van de islam is echt niet uniek. Aan het einde van het Ottomaanse rijk, dat uiteenviel in 1922, grepen de Ottomanen nog naar het panislamisme. De posterboy van de latere islamisten, de Egyptische denker Sayyid Qutb, was al in de jaren dertig actief en schreef zijn belangrijkste boeken in de gevangenis in de jaren vijftig en zestig, toen de Egyptische president Nasser nog de Midden-Oosterse politieke beheerste. En je moet bedenken: in de islamitische wereld hadden ze tot aan de jaren zestig al die ‘ismes’ al geprobeerd: nationalisme, socialisme, fascisme. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig was het islamisme de smaak van de maand.’

Afstanden overbruggen

We spreken Kersten in een café aan het centrale marktplein in Roermond. De geboren Haelenaar woont er vlak achter de weelderige kerk die fier over het plein uitkijkt. ‘Katholieker kan bijna niet.’ Elke week forenst hij naar Londen, waar hij dan steeds een paar dagen verblijft om te doceren aan het prestigieuze King’s College London. ‘Is best goed te doen, vanaf hier’, stelt hij laconiek. Van Kersten, die wel eens grotere afstanden heeft overbrugd, kunnen we dit gerust aannemen.

Kersten woont pas sinds twee jaar weer, zij het dus gedeeltelijk, in Nederland, na 28 jaar te zijn weggeweest. Hij werkte in de jaren negentig in Saoedi-Arabië voor Ballast Nedam en klom er op tot hoofd personeelszaken van de Midden-Oosterse regio. Vlak voor het eind van het vorige millennium trok hij naar Thailand. Daar kon hij een nieuw gevonden interesse in de Zuidoost-Aziatische geschiedenis kwijt, als docent en academisch directeur aan Payap University in Chang Mai.

En toen kwam 9/11. En, iets later, de aanslagen in Bali en Jakarta. Net al in de tijd dat Kersten begon met studeren, stond de islam weer in het wereldwijde middelpunt van de aandacht. ‘Toen zeiden mijn collega’s: ‘Had jij niet iets met islamologie en Arabisch gedaan? Daar zou je iets mee moeten doen.’’

‘Geradicaliseerden zijn ideologisch meestal wat oppervlakkig’

Kersten gaf zijn collega’s gelijk en vertrok in 2005 naar de School of Oriental and African Studies in Londen. Daar promoveerde hij in 2009 op drie progressieve denkers die ook in zijn nieuwe boek terugkomen. Eén ervan is de Egyptenaar Hassan Hanafi (1935), die de islam ziet als een religie van revolutie en rechtvaardigheid. Hij is gekant tegen onderdrukking en vindt dat een religie mensen zou moeten bevrijden. Een vrijzinnige moslimgeest, dus, die lijnrecht ingaat tegen het dominante islambeeld dat we via de media toegediend krijgen.

‘Alles was al zo gefocust op radicalisering’, vertelt hij daarover. ‘Ik draaide naar de andere kant van het spectrum.’ Hoe moeten we die draai nu typeren? Is het tegendraadsheid? Kersten nuanceert gelijk: ‘Het is geen tegendraadsheid in de zin van: die focus die nu bestaat op de radicalen is fout. Radicalisering is een echt probleem.’ Alleen hoef je voor het vraagstuk van radicalisering niet bij een islamoloog aan te kloppen, vindt hij. Zo intellectueel interessant zijn geradicaliseerde moslims nu ook weer niet voor zijn vakgebied.

‘Geradicaliseerden zijn ideologisch meestal wat oppervlakkig. Je hebt psychologen nodig of misschien zelfs psychiaters om uit te leggen waarom iemand over the edge gaat. Dat heeft meer met persoonlijkheidsstructuren te maken, de ideologie is secundair. Vijftig jaar geleden had zo’n geradicaliseerd persoon een Che Guevara-shirt aan, of eentje van Mao. Mensen die ontevreden zijn en die een radicale oplossing voorstaan, die gaan ideologisch toch vaak voor de smaak van de maand, voor iets dat rebels overkomt – er is iets anders dat dat triggert.’

Reactionair, traditioneel en traditioneel

Kerstens interesse in progressieve ideeën binnen de islam staat aan de basis voor zijn nieuwe overzichtswerk Contemporary thought in the muslim world, dat deze zomer is uitgekomen. Het is alweer het negende boek dat hij tijdens zijn twaalf jaar aan King’s College heeft uitgebracht. In dit boek zet hij de islamitische ideeënwereld uit de laatste vijftig jaar uiteen, waarbij hij onderscheid maakt tussen progressieve, reactionaire en traditionele (sociaal conservatieve) ideeën. De grote meerderheid van de moslims hangt ideeën uit de laatste categorie aan, stelt Kersten.

En dat spraakmakende onderzoek van socioloog Ruud Koopmans uit 2016, dan? Koopmans categoriseerde bijna de helft van de moslims uit westerse landen als Duitsland, Frankrijk, België, Nederland, Zweden en Oostenrijk als ‘fundamentalistisch’, omdat zij in zijn onderzoek aangaven de Koran boven de grondwet stellen. Maar volgens Kersten valt het wel mee met dat vermeende fundamentalisme onder westerse moslims.

‘Je kunt in je religieuze beleving traditioneel zijn en er reactionaire maar ook progressieve politieke ideeën op nahouden. Dat sluit elkaar niet uit. Maar als je klakkeloos traditionele moslims als ‘fundamentalistisch’ bestempelt omdat ze ‘de Koran boven de grondwet stellen’, dan is dat wel een beetje met grote stappen snel thuis. Als vrome moslim moet je dat bijna wel zeggen. Maar dat betekent nog lang niet dat je daarmee automatisch een islamitische staat wil.’

Kersen heeft sowieso niet zoveel met de vaak genoemde tegenstelling tussen ‘fundamentalistisch’ en ‘gematigd’. ‘Gematigd is met de beste bedoelingen bedoeld, maar heeft de connotatie: het doet er niet zo toe. Alsof je een katholiek bent die enkel op zondag naar de hoogmis gaat en de rest van de week ‘zijn ding doet’. Voor veel ‘gematigde’ moslims insinueert ‘gematigd’ iets van ‘lauw’, terwijl ze zich toch echt volledig gecommitteerd voelen aan de islam.’

Foto’s: Routledge en Middle East Institute

Reactionair – traditioneel – progressief is dus het raamwerk waar Kersten mee werkt. Als traditionele moslims als sociaal conservatief te bestempelen zijn, wat zijn dan de standpunten van de reactionairen? Kersten legt uit dat ‘reactionair’ niet zozeer specifieke standpunten aanduidt, maar dat de term een relatief begrip is. ‘‘Reactionair’ past niet alleen de jihadi’s of de salafisten maar bijvoorbeeld ook Hizb ut-Tahrir, dat streeft naar een wereldwijd kalifaat. Het criterium is: we zijn het niet eens met de huidige situatie, maar voor de oplossing zoeken we in het verleden.’

Ook progressieve moslimdenkers zijn niet tevreden met de traditie waar ze in staan, zegt Kersten. Het cruciale verschil met reactionaire denken: zij vallen niet terug op het verleden en letterlijkheid, maar bedenken iets nieuws. En tegelijk steunen die progressieve denkers vaak op denkbeelden die al eeuwen geleden door eerdere progressievelingen zijn geschapen.

Kersten noemt als voorbeeld de theologische stroming van de Mu’tazilieten, die al in de negende eeuw actief was. ‘Die zeiden dat de Koran niet van eeuwigdurende aard is maar is geschapen, zodat die op dat moment de mensen aansprak. Mohammed moest zo praten, anders kreeg hij geen voet aan de grond.’ Of denk aan de moslimgeleerde Ibn Rushd, in het Westen ook bekend onder de naam Averroes, die in de twaalfde eeuw leefde. Kersten: ‘Ibn Rushd zei: je kunt met filosofisch, rationeel denken dezelfde kennis verkrijgen als met de Koran, dat sluit elkaar niet uit.’

De latere orthodoxie heeft het Mu’tazilisme verworpen als ketters en kent aan de Koran dezelfde eeuwigheidswaarde toe als aan God zelf. En Ibn Rushd heeft zich in vele bochten moeten wringen om de strenge Almohaden-dynastie in zijn thuisbases Marokko en Zuid-Spanje te behagen. Maar de Mu’tazilieten en Ibn Rushd vonden zichzelf geen ketters, vertelt Kersten. ‘Naar hun idee deden ze juist hun stinkende best om de Koran serieus te nemen. Het is dus wel herbronning, maar niet zoals de salafi’s doen, die meer letterlijk kijken – bijvoorbeeld naar hoe Mohammed ook alweer zijn baard knipte.’

Als islamoloog vind Kersten dit soort ‘intellectuele avonturiers’ het leukst om te behandelen. Hij geeft daarmee tegengas aan het dominante islambeeld dat de media ons voorschotelen: IS, aanslagen, salafistische weekendscholen. ‘Ik vind het wel belangrijk dat er wat tegengeluiden komen, zodat men ziet dat er ook nog wat anders is. Ik wilde een gat opvullen’, zegt hij daarover. Van collega’s en andere intellectuelen krijgt Kersten dan ook vaak de reactie dat ze dit allemaal niet wisten. ‘Daar zitten ook veel moslims tussen’, grinnikt hij. ‘En dan weet ik: ik heb mijn doel bereikt.’

Op avontuur

Wie zijn nu die progressieve moslimdenkers uit de moderne tijd? Het zijn, ten eerste, bijna allemaal leken, geen traditionele godsdienstgeleerden, vertelt Kersten. Ze komen daarnaast van de – seculiere – universiteiten. De reden? ‘Deze ideeën zijn nogal sophisticated, je moet wel een bepaalde intellectuele ontwikkeling hebben om dat allemaal te kunnen verteren.’ Ook volgden ze vaak (een deel van) hun studie in het de westerse wereld, waardoor ze werden blootgesteld aan een wereld die progressiever was dan de hunne.

Zo maakte de al eerder genoemde Egyptenaar Hassan Hanafi een fikse transformatie door: waar hij eerst nog de Moslimbroeders steunde, werd hij uiteindelijk een vertolkers van een wel zeer tolerante islam. ‘Hij kreeg in 1956 een beurs om te studeren in Parijs, en nam letterlijk de laatste boot uit Egypte voordat de Suez-crisis uitbrak. Eenmaal in Parijs kwam er niets van de beurs terecht en heeft hij op een houtje moeten bijten. Maar hij zat wél mooi in het Parijs  van de jaren vijftig en zestig, van Camus en Sartre – en de schellen vielen hem van de ogen. Je kunt daar op drie manieren op reageren: je vindt het eng, je doet alsof het niet bestaat, of je denkt: dit is interessant, ik ga op avontuur. En dan kan je nog wel eens een progressieve denker worden.’

Een moslimdenker die een soortgelijke ontwikkeling doormaakte is de Iraniër Abdolkarim Soroush (1945), die een prominente plek heeft ingenomen in Kerstens boek. Nadat hij in Engeland verbleef om farmacoloog te worden, voegde Soroush zich bij de door de islam geïnspireerde revolutionairen die aan het eind van de jaren zeventig de sjah verdreven. En daar bleef het niet bij: hij was zelfs betrokken bij de zuiveringen op de universiteiten, als lid van het landelijke ‘Culturele Revolutie Comité’.

Dat Soroush zou uitgroeien tot één van de meest gerespecteerde progressieve moslimdenkers, dat zou op dat moment nog niemand kunnen bevroeden. Was die revolutie in Iran niet het toonbeeld van reactionair islamisme? Kersten werpt tegen dat we dat met de kennis van nu een stuk makkelijker kunnen zeggen dan toen.

‘De Franse postmoderne filosoof Michel Foucault (1926-1984, red.) schreef ook eerst heel positief over de revolutie. Hassan Hanafi heeft zelfs nog een boek van Khomeini vertaald. In eerste instantie was iedereen overrompeld door de revolutie, zelfs hele slimme mensen, totdat de meesten na een paar jaar in de gaten kregen dat ze het monster van Frankenstein hadden geschapen.’

Soroush was één van de spijtoptanten. ‘Die kwam er na twee, drie jaar achter: wij worden te radicaal. Hij heeft zich vrij vroeg gedistantieerd en dat heeft hij geweten ook.’

‘Het ijkpunt is wel weer het Westen. Alsof ‘ze’ precies moeten precies doen wat ‘wij’ doen’

Uiteindelijk ontvluchtte Soroush Iran, niet in de laatste plaats vanwege zijn afwijkende ideeën over hoe de Koran zou moeten worden geïnterpreteerd. Zo had Soroush een uitzonderlijk menselijk beeld van de profeet Mohammed: ‘Soroush heeft gewoon een heel down to earth idee van profetie: het is voor weinig mensen weggelegd, maar profeten zijn geen supermensen. Het is geen tovenarij, maar het zijn menselijk verworven inzichten.’

Soroush ging soms zó ver dat hij zelfs zijn mede-progressievelingen tegen de borst stuitte. ‘Er is een anekdote dat hij op een conferentie zei: het had heel goed gekund dat de Koran ook in het Perzisch geopenbaard had kunnen worden. En dat ging Hassan Hanafi, die in het publiek zat, te ver. Mohammed was immers Arabisch. Maar wat Soroush bedoelde was: als Mohammeds missie zich ergens anders hadden afgespeeld, dan had het er allemaal anders uitgezien. De islam is historisch contingent: het had anders gekund. En we kunnen de islam dus ook in richtingen sturen die geschikt zijn voor onze tijd.’

Iemand die dat bij uitstek probeerde te doen was de Sudanese denker Mahmoud Mohammed Taha (1909 – 1985). Een van zijn stellingen was dat de Medina-verzen tijdelijk en secundair waren. Daardoor zouden bepaalde passages in de Koran, zoals die over slavernij en de positie van vrouwen en ongelovigen, geen absolute geldingskracht hebben.

‘Taha zette de Koran-exegese volkomen op zijn kop. Hij zei: die hele Medina-periode, die is didactisch en had waarde voor de samenleving van toen, maar in de huidige samenleving niet meer. We zijn het er inmiddels allemaal over eens dat slavernij niet meer OK is, dacht hij – en als we het daar allemaal over eens zijn, waarom dan niet ook wat betreft gelijkheid, vrouwen en minderheden?’

Taha’s timing om dit te zeggen kon niet slechter, vertelt Kersten: ‘In het midden van de jaren tachtig had je een islamistisch regime in Sudan. En volgens de traditionele en reactionaire denkwijzen is wat hij zei ketterij. Taha werd dan ook beschuldigd van afvalligheid en in 1985 geëxecuteerd. Zijn volgeling, de jurist Abdullahi an-Na’im, vluchtte naar Amerika en die zei: de veiligste plek voor een moslim is een seculiere staat, want daar wordt tenminste de vrijheid van iedereen gewaarborgd.’

Hassan Hanafi (Foto: YouTube), Mahmoud Mohammed Taha (Foto: Wikipedia) en Abdolkarim Soroush (Foto: YouTube)

Taha en Soroush maakten een duidelijke ontwikkeling in de tijd, van islamistisch naar progressief. Maar denkers zijn soms ook op één en hetzelfde punt in de tijd lastig in hokjes te stoppen. Dat bewijst de Iraanse ayatollah Ruhollah Khomeini, onder wiens leiding Iran na het wegsturen van de sjah een islamitische staat werd. Khomeini deed namelijk iets heel bijzonders: hij schreef een fatwa waarin hij sekseveranderende operaties toestond. Ook Kersten kan zich er nog steeds over verbazen.

‘Dezelfde man die een fatwa heeft geschreven over Salman Rushdie zegt: ‘Als we mensen anders psychisch in de vernieling helpen, als die niet kunnen zijn wie ze zijn, dan moeten we dit maar doen.’ Dat geeft ook aan dat we mensen die het orthodoxe blok vertegenwoordigen toch ideeën kunnen omhelzen, waarvan wij denken: dat hadden we niet van ze gedacht.’

Ook heeft Khomeini’s opvolger Ali Khamenei toestemming gegeven om Iran te maken tot ‘IVF-hoofdstad van het Midden-Oosten’, zoals Kersten in zijn boek omschrijft. Maar in Iran zijn ze in staat om dat gegeven heel vroom uit te leggen, weet Kersten. ‘Ze zeggen: als dit de kwaliteit van het leven verbetert en de kennis is er, door God gegeven, dan gebruiken we die maar.’

Wellicht hebben deze ontwikkelingen ook iets te maken met het gegeven dat Iran grotendeels sjiitisch is, denkt Kersten. ‘In de sjiitische traditie heeft ijtihad – interpretatie met gebruikmaking van rationeel denken – altijd wat hoger in het vaandel gestaan. En de sjiiten zijn altijd tegenover de soennieten in de underdogpositie geweest. Als je aan de macht komt, dan beperk je de vrijheid van denken wat eerder dan als je in die underdogpositie zit – want dat is dan nog het laatste stukje vrijheid wat je hebt.’

Wie overigens bij de term ‘progressieve moslimdenkers’ denkt aan het goedkeuren van het homohuwelijk, euthanasie en abortus, die zal van een koude kermis thuiskomen. Het boek noemt Scott Siraj al-Haqq Kugle, een Amerikaanse bekeerling, die opkomt voor de rechten van niet-heteroseksuelen, maar verder is er niemand die aan deze ‘progressief-westerse maatstaf’ voldoet. Maar op die manier moeten wij er ook niet naar kijken, betoogt Kersten.

‘Het ijkpunt is wel weer het Westen. Alsof ‘ze’ precies moeten precies doen wat ‘wij’ doen’, ageert Kersten. Maar met ‘progressief’ bedoelt Kersten hoe moslims met hun traditie proberen om te gaan, niet dat ze hetzelfde denken als progressieve westerse denkers. Daarbij: ‘Wij zijn misschien een beetje ongeduldig – in Nederland bestaat iets als het homohuwelijk ook pas sinds dit millennium. Geheugens zijn kort.’

De praktijk

Tot zover de ideeën. Nu naar de praktijk: wie zijn op dit moment de progressieve machtsfactoren van belang? Mohammed Bin Salman, de kroonprins van Saoedi-Arabië, wordt weleens genoemd. Dit, vanwege enkele hervormingen die hij heeft doorgevoerd: zo mogen Saoedische vrouwen voor het eerst autorijden en sportwedstrijden bezoeken in stadions. Maar Kersten noemt dit slechts ‘cosmetische’ aanpassingen. ‘Er is verder niet zoveel veranderd.’

En daar heeft hij een verklaring voor: ‘De Saoediërs zijn veroordeeld tot het wahabisme om geloofwaardig te blijven. ​Met cosmetische veranderingen haal je druk van de ketel, zonder de structuren te hoeven veranderen. Bin Salman heeft maar één belang voor ogen: de Al-Saud-dynastie veilig stellen – en vooral zijn eigen machtspositie. Het politiek gebruik van de islam in Saoedi-Arabie heeft niets met religie te maken, maar alles met macht.’

Kersten vindt de Tunesiër Rachid el Ghannouchi (1941) een beter voorbeeld. Hoewel El Ghannouchi en zijn Ennahda-partij een islamitische politiek voorstaat, heeft hij een voorliefde voor de pluralistische democratie ontwikkeld. Ennahda won de eerste democratische verkiezingen, nadat Tunesië in 2011 afscheid nam van de dictatuur. El Ghannouchi wordt echter verguisd door radicale islamisten, omdat de partij weigerde de sharia in te voeren.

En toen het land in 2012-2013 in een politieke crisis zat, besloot El Ghannouchi de macht tijdelijk over te dragen aan een technocratische regering. Toen er eind 2014 weer verkiezingen waren verloor Ennahda een deel van de stemmen en vormde het een coalitie met een seculiere partij. ‘El Ghannouchi heeft tijdens de dictatuur vijfentwintig jaar in ballingschap in Londen geleefd en zegt daarover: ik heb gezien dat democratie werkt. ‘We play by the rules’.’

Wat die democratie betreft heeft Kersten goede hoop voor de islamitische wereld. Hij legt dit uit aan de hand van twee landen die de uiteindes van de islamitische wereld vormen: Turkije en Indonesië. ‘Die twee landen hebben best wel succesvol geëxperimenteerd met democratie. Ergo: democratie in de moslimwereld hoeft geen uitzondering te zijn.’

‘Er zijn veel Iraniërs die zeggen: ‘Weet je dat ik atheïst ben?’

Over Indonesië gesproken: er loopt daar momenteel een progressieveling rond met nogal wat macht. Het gaat om Yahya Cholil Staquf: die is weliswaar geen politicus, maar de secretaris-generaal van Nadhlatul Ulama. Dat is de grootste islamitische massaorganisatie van Indonesië – en met 40 miljoen leden zelfs van de wereld – en daarmee een machtspolitieke speler van belang.

Kersten en ondergetekende zagen Cholil eerder dit jaar in levende lijve, bij een conferentie van Nahdlatul Ulama in de Nijmeegse Radboud Universiteit. Daarin uitte hij opvallende kritiek op de ‘klassieke orthodoxie van de islam’: die moet hervormd worden, aldus Cholil. De status van niet-moslims en LHBT’ers is daarin volgens hem niet goed in gewaarborgd. Ook ziet hij een probleem met de invloed van het orthodoxe Saoedi-Arabië op Europese moskeeën. En de sharia zorgt volgens hem in de moderne tijd voor problemen: ‘Parlementsleden kunnen ook wetten maken’, zei Cholil daarover.

Deze Cholil is, al met al, een exponent van de progressieve islam in de politiek – en dat in het grootste moslimland ter wereld. Kersten legt uit dat Cholil uit de school komt van Abdurrahman Wahid (1940 – 2009), eerst een kopstuk uit Nahdlatul Ulama en eind jaren negentig de eerste president na de dictatuur van Soeharto. Wahid hield er soortgelijke ideeën op na, en degene die Nahdlatul Ulama, voorheen een stevig traditionele club, meer de progressieve richting in duwde.

‘Wahid was een soort royalty binnen Nahdlatul Ulama, de kleinzoon van de oprichter. De meeste leiders van Nadhlatul Ulama waren geestelijken, maar Wahid is zelf niet eens opgeleid als godsdienstgeleerde: ze wilden hem naar Mekka sturen, maar daar had hij geen zin in. Toen is hij naar Cairo gegaan om Arabische literatuur te studeren, in de tijd van de jaren vijftig en zestig, van Nasser. Hij zat daar vooral in de bioscoop Franse film noirs te kijken.’

Een heel kosmopolitisch iemand dus, die later ook zou schrijven dat de islam goed verenigbaar is met democratie en zich moet aanpassen aan lokale gebruiken, in plaats van andersom. ‘Binnen Nahdlatul Ulama was hij een heel ongewone figuur, maar door zijn stamboom was hij acceptabel. En Soeharto was natuurlijk een dictator: zo werd Wahid het gezicht van de oppositie en kon hij eind jaren negentig, toen Soeharto aftrad, president worden. Het moet ook meezitten, hè?’, is wat Kersten hiermee wil zeggen.

Yahya Cholil Stauf (Foto: Nahdlatul Ulama), Abdurrahman Wahid (Foto: YouTube) en Rachid el Ghannouchi (Foto: Ennahda)

De invloed

De laatste twee decennia lijkt het echter niet zo mee te zitten met die progressieve islam in de wereldwijde politiek. In hoeverre verspreiden deze ideeën zich nog buiten de muren van de universiteit? En hoe wijdverbreid is de invloed van denkers als Taha en Hanafi nu werkelijk?

‘Weinig’, is Kerstens korte antwoord. ‘Het is allemaal ook nogal brainy, en in de moslimwereld is nog steeds maar een heel klein percentage hoog opgeleid. Maar ik vind het al hoopgevend dat zulke ideeën worden ontwikkeld, waarbij ze tegelijkertijd hun eigen heritage, hun erfenis goed in de gaten blijven houden. Daarbij: wat is de invloed van postmoderne filosofen als Michel Foucault en Jacques Derrida op het dagelijks leven in Europa?’

Niets, wil Kersten maar zeggen. Ook moet hierbij aangetekend worden dat progressieve, ‘ketterse’ of zelfs ronduit heidense ideeën natuurlijk niet al te manifest zijn in landen waar op dit soort ideeën een forse straf staat. Wat overigens niet betekent dat zulke ideeën er dan ook daadwerkelijk niet zijn.

Kersten: ‘Ik heb een Saoedische PhD-student gehad die salons leidde in Jedda en Ryiad. Daar behandelden ze zelfs vragen als ‘Bestaat God?’ en ‘Mag atheïsme wel?’’ Dat werd heel gevaarlijk, wat bleek uit het lot van Hamza Kashgari, die nu in de gevangenis zit. ‘Hij had een ‘fake’ dialoog tussen hemzelf en de profeet op Twitter gezet, waarbij hij moeilijke vragen stelde aan Mohammed. Je reinste ketterij, dat kon natuurlijk niet.’

Kashgari is gevlucht naar Maleisië maar werd uitgeleverd aan Saoedi-Arabië, dat hem meteen bij aankomst in de gevangenis gooide. Een ander salonlid, Abdullah Hamidaddin, verging het iets beter, vertelt Kersten. Opmerkelijk, want Abdullah Hamidaddin had ook al eerder een boek geschreven over vragen als: wat nou als er geen God is? ‘Daar wordt zeker wel over gesproken – ook door moslims.’

Hamidaddin zit nu in Dubai, maar de Saoedische overheid wil hem niet eens aanraken, zo weet Kersten. ‘Hamidaddin is namelijk de kleinzoon van de laatste koning van Jemen. En het is toch een soort etiquette tussen koningshuizen onderling dat je elkaar niet aanraakt.’

Mensen zijn geen kritiekloos verlengstuk van hun eigen overheid – Kersten merkte het ook toen hij afgelopen jaar in Iran was en daar met mensen aan de praat raakte. ‘Er zijn veel mensen die al na vier, vijf minuten zeggen: ‘Weet je dat ik atheïst ben? Ik geloof er helemaal niets meer van.’

Het duurt bij sommige Iraniërs dan ook niet lang voordat ze kritiek leveren op de revolutie van eind jaren zeventig. ‘Een van mijn taxichauffeurs was industrieel vormgever, had kunstgeschiedenis gestudeerd, had geacteerd. Op een dag zitten we aan de lunch en begint hij uit zichzelf: ‘Wat die Foucault over ons land heeft geschreven…’ Die Iraniërs zijn een belezen volkje’, grijnst Kersten.

‘Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Als je maar hard genoeg dingen onderdrukt, dan komt het toch ergens boven.’ Repressie verandert de menselijke natuur nog niet, stelt Kersten. ‘Mensen blijven nieuwsgierig, weten wat er te koop is elders in de wereld, en ze gaan het halen ook.’

De toekomst

Dat laat onverlet dat progressieve ideeën nog weinig tractie hebben in de islamitische wereld. Er zijn nu eenmaal nog niet veel hoogopgeleiden en het wordt vaak niet toegestaan. Maar demografische factoren kunnen nog wel eens voor meer progressievelingen in de zorgen, denkt Kersten. Want wanneer de middenklasse – zoals verwacht – verder opkomt, dan zullen de universiteiten volstromen.

‘En als je een universiteit hebt, dan gaan mensen nadenken. Ze lezen niet alleen de syllabi en de tekstboeken.’ Kersten noemt wederom de Iraniër Soroush als voorbeeld: ‘Die werd naar Engeland gestuurd om farmacoloog te worden. Maar die ging ook colleges lopen bij de bekende filosoof Karl Popper. Hij is uiteindelijk gepromoveerd op wetenschapsfilosofie.’

‘Maar’, nuanceert Kersten ten slotte, ‘universiteiten besturen het land niet. Er zal nog heel wat water door de Nijl en de Eufraat stromen voordat we echte veranderingen zien in de politieke structuren.’

Schiedam: herdenkingsmonument onthuld voor alevieten

0

Afgelopen zaterdag heeft de Schiedamse burgemeester Cor Lamers een herdenkingsmonument onthuld voor de Nederlandse Alevieten.

Het kunstwerk Canlar, gemaakt door kunstenaar Yasser Ballemans, is bedoeld als gedenkplaats waar men stil kan staan bij memorabele momenten uit de alevitische geschiedenis en het leed dat alevieten is aangedaan. Dat stelt het Alevitische Culturele Centrum Rijnmond, de initiatiefnemer van het monument. Canlar betekent ‘alle mensen.’

Alevieten worden als Turkse religieuze minderheid al eeuwen onderdrukt. Tot eind jaren ‘70 van de vorige eeuw werden er regelmatig pogroms gehouden In 1978 werden in Kahramanmaras honderden alevieten vermoord. En in 1993 doodden islamisten en ultra-nationalisten in Sivas doelgericht 37 alevitische intellectuelen via een aanslag op een hotel waar zij verbleven.

Alevieten vormen een minderheid onder Turkse Nederlanders die door een deel van de soennieten als ketters worden beschouwd. Zo vasten en bidden ze minder dan soennieten. Ook worden mannen en vrouwen binnen de gemeenschap niet gescheiden in gebedshuizen. Een deel van de alevieten ziet zichzelf niet eens meer als moslim.

Leden Britse Conservatieven geschorst om ‘islamofobe social mediaberichten’

0

Een aantal leden van de Conservatieve Partij is geschorst vanwege ‘het plaatsen en delen van moslimhaat op Twitter en Facebook’, aldus de Britse zender BBC.

De ‘posts’, ‘likes’ en ‘retweets’ zijn afkomstig van minimaal twintig leden, aldus de BBC. Het gaat om berichten als ‘Islam en slavernij zijn partners in crime’, ‘Islam is de religie van haat’, ‘Moslimhaat = vrije meningsuiting’ en ‘Ik wil geen moslims in dit land’. Ook werden er termen gebruikt als ‘moslimuitschot’.

De Conservatieve Partij laat weten een onderzoek te hebben ingesteld naar deze voorvallen.

De partij lijkt met haar acties tegemoet te komen aan de eisen van de Muslim Council of Britain en het Muslim Forum binnen de Conservatieve Partij. Beide clubs betichten de Conservatieven ervan onvoldoende actie te ondernemen om moslimhaat binnen de partij tegen te gaan.

De Britse moslimraad noemt als voorbeeld Boris Johnson, de tegenwoordige premier. Die vergeleek vorig jaar vrouwen in een boerka met brievenbussen en bankovervallers, waarna er volgens onderzoekers een piek in moslimhaat volgde

Activisten in Nederland op de bres voor de Oeigoeren: ‘We worden stukgemaakt’

0

De Oeigoeren worden door China in heropvoedingskampen opgesloten. Oeigoeren in Nederland protesteren: ‘De Oeigoerse cultuur, maar ook onze religie moet worden stukgemaakt. Ze willen van ons Chinezen maken.’

De Chinese overheid voert een repressieve politiek tegen de Oeigoeren, de islamitische minderheid in het noordwesten van China dat door Oeigoeren ‘Oost-Turkestan’ en door China ‘Xinjiang’ wordt genoemd. Onder het mom terrorisme te bestrijden worden moskeeën verwoest, zijn baarden verboden en worden naar schatting anderhalf miljoen Oeigoeren opgesloten in heropvoedingskampen, die volgens critici in feite concentratiekampen zijn. De Amerikaanse bladen Foreign Policy Journal en Center for World Indigenous Studies spreken van ‘culturele genocide’.

Het nieuws over de Oeigoeren haalt echter zelden de voorpagina’s. Dat komt mede omdat maar heel weinig nieuws ons weet te bereiken – BBC-uitzendingen van oktober 2018 en juni 2019 zijn uitzonderingen. Daarnaast protesteert het buitenland nauwelijks tegen wat China aan het doen is. Dit komt door Chinese propaganda, maar ook omdat landen de economische en politieke grootmacht China niet voor het hoofd willen stoten.

Hoewel de kwestie van de Oeigoeren aan veel Nederlandse mediaconsumenten voorbijgaat en niet op onze politieke agenda staat, zijn er in ons land ook mensen die zich onverzettelijk inzetten voor de Oeigoerse zaak. De Kanttekening sprak met drie van hen: de naar Nederland gevluchte Oeigoerse activisten Abdurehim Gheni en Abduweli (pseudoniem, zijn echte naam is bekend bij de redactie) en Stijn Deklerck van Amnesty Nederland. Waarom zijn Gheni en Abduweli naar Nederland gevlucht? Is er sprake van culturele genocide? En wat moet Nederland doen?

‘Ik stelde kritische vragen’

Abdurehim Gheni woont al meer dan tien jaar in Nederland. Vorig jaar juni ging hij in zijn eentje demonstreren voor de Tweede Kamer in Den Haag, om aandacht te vragen voor de Oeigoeren. Zeven dagen heeft hij toen geprotesteerd. We ontmoeten Gheni in Soestdijk, waar hij met zijn gezin woont.

‘Mijn verhaal begint in 2004, toen er steeds meer Han-Chinezen naar Oost-Turkestan emigreerden’, vertelt Gheni. ‘Aanvankelijk waren we als Oeigoeren in de meerderheid op de school waar ik werkte, maar daarna niet meer. De komst van de Han-Chinezen leidde tot problemen, want de nieuwe docenten waren niet bevoegd en het ontbrak hen aan basale basiskennis. Een vrouwelijke docente liet een chemisch experiment met chloor mislukken, terwijl ik haar goed had uitgelegd wat ze wel en niet moest doen. Maar van de rector van de school kreeg ik de schuld. En toen ik een andere docent vroeg naar zijn diploma’s moest ik ook op het matje komen, want ik stelde kritische vragen. Dat mocht niet.’

Het werd erger. ‘Elk jaar moeten leerlingen een maand lang verplicht werken op een katoenplantage, waar ze elke dag katoen moeten plukken. De werkomstandigheden waren bar slecht. Kinderen moesten om zes uur in de ochtend opstaan en werkten van zeven uur tot zes uur in de avond, ze hadden nauwelijks pauze en kregen voor de lunch maar een broodje. ’s Avonds sliepen ze in een stal. Leerlingen die ziek waren mochten niet zomaar naar huis, maar moesten door een arts worden gecontroleerd. Vaak zei die arts dat ze gewoon konden blijven doorwerken. En als hij je toch afkeurde, dan kreeg je een boete voor elke dag dat je niet werkte.’

Gheni zei er wat van, toen hij zag dat zieke leerlingen toch moesten doorwerken. Dat mocht niet en hij kreeg van de opzichter de volle laag: die vertelde hem dat de Oeigoeren slaven waren en de Chinezen de baas waren. Ook de kritische vragen die Gheni stelde over het vieze drinkwater werden niet op prijs gesteld. ‘Het was echt heel vies, ik heb mij in die maand maar een keer mogen douchen.’

Omdat Gheni dankzij zijn niet-coöperatieve houding zichzelf in de nesten werkte en negatieve evaluaties kreeg, besloot hij om zijn baan op te zeggen. Hij ging in 2005 naar Maleisië toe om daar te studeren. ‘Vreemd genoeg mocht dat wel. Ik ervoer daar voor het eerst vrijheid. Ik ontdekte dat hoe wij in China werden behandeld niet normaal was.’

Gheni las zich in over de situatie van de Oeigoeren en kwam via internet in contact met Rebiya Kadeer, een Oeigoerse mensenrechtenactiviste en president van het World Uyghur Congress, een organisatie van verbannen en gevluchte Oeigoeren. ‘Ik vertelde haar dat ik mij niet veilig voelde in Maleisië vanwege de grote Chinese minderheid in het land, en dat ik de dwangarbeid op de katoenplantages had gedocumenteerd. Die documenten had ik ook naar Maleisië meegesmokkeld. Kadeer heeft mijn materiaal verwerkt in een verslag, dat onderwerp van discussie werd op een zitting van het Amerikaanse Congres. Dus ik ben blij dat ik alles goed heb bijgehouden.’

Omdat hij niet in Maleisië wilde blijven reisde Gheni in 2007 naar Turkije, om vervolgens door te reizen naar Nederland. ‘Op vliegveld Schiphol heb ik asiel aangevraagd. De marechaussee wilde eerst niet geloven dat ik uit China kwam, vanwege mijn Oeigoerse uiterlijk. Maar uiteindelijk is alles goed gekomen.’

Het duurde acht maanden voordat Gheni statushouder werd, daarna volgde de inburgeringscursus en vijf jaar later, in 2013, werd Gheni Nederlands staatsburger. Hij heeft zich toen laten omscholen, Nederlandse diploma’s behaald, en werkt nu in een laboratorium in Wageningen. Oost-Turkestan verloor Gheni echter niet uit het oog. Hij demonstreert sinds juni 2018 voor de mensenrechten van de Oeigoeren, nu blijkt dat de Chinese overheid de onderdrukking opvoert.

Op dit moment heeft Gheni geen contact meer met zijn familie. De laatste keer dat hij contact had met zijn vader was in mei 2017, nu ruim twee jaar geleden. ‘Mijn vader zei tegen mij:  ‘Alsjeblieft, bel ons niet meer.’ Daarna heb ik niets meer van hem en de rest van mijn familie gehoord. Ook niet via-via. Ik weet dus niet of ze nog leven, of ze in een concentratiekamp zitten, hoe het met ze gaat.’

Ook de vrouw van Gheni, die met hem mee naar Nederland is gevlucht, heeft geen contact meer met haar familie. ‘De laatste keer dat ik ze sprak was drie jaar geleden’, vertelt ze. Ook zij weet over hun lot helemaal niets.

‘Niet alleen de Oeigoerse cultuur, maar ook onze religie wordt stukgemaakt’

Nederlands Oeigoers Platform

Abduweli, die bezig is met het opzetten van het Nederlands Oeigoers Platform, is in 2013 naar Nederland gevlucht. Zijn vrouw is hier eerder aangekomen. Zij hebben evenmin contact met hun familie aan de andere kant van de Chinese grens.

Abduweli vertelt dat hij een winkel had in het oosten van China. ‘Chinezen kochten bij mij, omdat ze dachten dat ik een buitenlander was. Om die reden werd ik ook aangenomen bij een bedrijf in Shanghai. Maar toen ze er echter achter kwamen dat ik een Oeigoer ben hebben ze mij op staande voet ontslagen.’

Maar daar bleef het niet bij. Abduweli heeft ook een jaar in de gevangenis gezeten, omdat hij op het verkeerde moment op de verkeerde plek was. ‘In de zomer van 2009 was er in Ürümqi, de hoofdstad van Oost-Turkestan, een demonstratie aan de gang. Ik was hier niet bij betrokken, maar toch werd ik opgepakt en voor separatisme veroordeeld.’

De Chinese autoriteiten sloegen die demonstratie keihard neer. Er vielen naar schatting bijna tweehonderd doden en zo’n 1.700 gewonden. Ook werden meer dan 1.500 mensen gearresteerd, waarvan er tientallen de doodstraf kregen. Abduweli was een van de ongeveer vierhonderd Oeigoeren die in de gevangenis belandde. ‘Maar ik wil niet iedereen veroordelen’, benadrukt Abduweli. ‘Veel mensen in China weten niet wat er gebeurt in Oost-Turkestan. Dat is echt iets van de communistische partij.’

Volgens Abduweli wonen er nu zo’n tweeduizend Oeigoeren in Nederland. Vanwege de vervolging en onderdrukking in China heeft hij het initiatief genomen voor het Nederlands Oeigoers Platform. ‘Dit draait op dit moment helemaal op vrijwilligers, eigenlijk zouden we een vaste kracht in dienst moeten hebben.’ Het platform heeft als doel om mensen in Nederland bewust te maken van wat er nu gebeurt met de Oeigoeren. ‘De bedoeling is dat onze website, waar we nu druk mee bezig zijn, over een half jaar online komt. We moeten nog veel doen.’

Gheni is niet betrokken bij het platform, maar is tegenwoordig elke zaterdag en zondag te vinden op de Dam in Amsterdam, waar hij aandacht vraagt voor de Oeigoerse zaak. Hier wordt Gheni wel eens lastiggevallen door boze Chinezen, vertelt hij. ‘Zij zeggen dat ik allemaal onwaarheden verkondig. Ook is er wel eens een foto gemaakt van mijn auto, inclusief het kenteken.’

Gheni beweert ook dat hij wel eens bedreigd is door Chinese informanten. ‘Maar ik laat mij niet intimideren. Ik blijf doorgaan. Ik moet dit verhaal vertellen.’ Onlangs heeft hij een brief gestuurd naar de Chinese ambassade. ‘Ik heb nog geen antwoord gekregen. Als ik het antwoord over een paar weken nog steeds niet heb, dan ga ik voor de ambassade demonstreren.’

‘China wil geen gezichtsverlies lijden’

Is er sprake van een culturele genocide op de Oeigoeren? Gheni vindt die term eigenlijk te voorzichtig. ‘Er is ook een etnische genocide aan de gang. Niet alleen de Oeigoerse cultuur, maar ook onze religie moet worden stukgemaakt en Oeigoerse vrouwen worden gedwongen om met Chinese mannen te trouwen – want als ze dat niet doen, dan wordt iedereen naar een concentratiekamp gestuurd. Ze willen van ons Chinezen maken. De Chinese overheid stuurt niet voor niets heel veel Han-Chinezen naar Oost-Turkestan toe. Ze komen daar om ons land over te nemen.’

Stijn Deklerck van Amnesty International spreekt over een verschrikkelijke mensenrechtencrisis van enorme omvang. ‘In september kwam het rapport Where are they? uit, waarin wij als Amnesty – met de informatie die we hadden – de situatie hebben geschetst. Mensen zitten vast in kampen, Oeigoeren in het Westen hebben geen contact met hun familieleden in China, er zijn getuigenissen dat mensen worden gedwongen af te stappen van het islamitische geloof en Chinees moeten leren, brainwashing dus. Het doel is dat ze Han-Chinezen worden en trouw zijn aan de communistische partij.’

Deklerck noemt dit ‘Mao Zedong-taferelen’, die volgens hem herinneren aan de Culturele Revolutie. ‘Oeigoeren worden gedwongen om rode liederen te zingen. Als je je opdreunlessen niet leert krijg je straf, zoals onthouding van voedsel, eenzame opsluiting of een pak slaag.’

Maar waarom doet China dit allemaal? Volgens Deklerck wil Beijing de regio meer aan China binden, vanwege de natuurlijke rijkdommen in de regio en omdat Xinjiang een kruispunt is van diverse handelsroutes. ‘Het Chinese beleid is na 11 september 2001 steeds repressiever geworden’, vertelt Deklerck. ‘Oeigoeren die kritiek uiten op de Chinese staat en de communistische partij werden vanaf toen consequent weggezet als terroristen. Er was een aantal terreuraanslagen, waarbij de Chinese overheid zei dat het om Oeigoeren ging. Maar dit kan geen verantwoording zijn voor de grootschalige en verregaande onderdrukking van het hele Oeigoerse volk en andere etnische minderheden in Xinjiang.’

Sinds drie jaar staat de noordwestelijke regio onder leiding van Partijsecretaris Chen Quanguo, eerder bekend om zijn autoritaire bestuur in Tibet en zijn betrokkenheid bij de vervolging van de spirituele Falun Gong-beweging. Net als de voornamelijk islamitische Oeigoeren moeten ook deze groepen vandaag afrekenen met grootschalige onderdrukking, en ook christelijke groepen ontsnappen niet aan vervolging.

‘Nederland kan nog veel meer doen voor de mensenrechten in China’

Deklerck ziet een patroon: ‘De communistische partij wil absolute gehoorzaamheid, en tolereert geen andere bron van morele of sociale autoriteit. Religies, levensbeschouwingen, groepen die zich onafhankelijk organiseren van de Chinese partijstaat, zij worden allen gezien als een bedreiging door de Chinese partijstaat.’

Volgens Deklerck heeft het opkomen voor de mensenrechten van de Oeigoeren zeker zin, ook al lijkt het er misschien op dat hij en anderen niets weten te bereiken. ‘China wil geen gezichtsverlies lijden. Beijing vindt het niet leuk als er vanuit het buitenland kritiek komt op de mensenrechtenschendingen, op de behandeling van de Oeigoeren. Het feit dat de Chinese regering met nepnieuws komt en agressief blijft beweren dat het allemaal reuze meevalt in Xinjiang bewijst juist dat ze die kritiek vervelend vinden. Je ziet dat de kritiek ze raakt, dat het iets uithaalt.’

China kan dus niet alles naast zich neerleggen, zegt Deklerck. Landen moeten kritiek op China uitoefenen, maar de publieke opinie speelt ook een grote rol. ‘Daarom is het zo belangrijk dat we aandacht voor deze zaak blijven vragen.’

Het buitenland, waaronder ook Nederland, laat volgens Deklerck echter steken vallen als het om de mensenrechten in China gaat. ‘Het is voor de Oeigoeren natuurlijk enorm wrang dat islamitische landen er het zwijgen toe doen. Nederland zwijgt gelukkig niet over de crisis in Xinjiang, maar kan nog veel meer doen voor de mensenrechten in China. Het is heel belangrijk om de universaliteit van de mensenrechten te benadrukken.’

China heeft mensenrechtenverdragen ondertekend, is internationale verplichtingen aangegaan, maar probeert haar verantwoordelijkheid te ontlopen door zich te beroepen op andere ‘waarden’ en zo te beargumenteren dat zij niet gebonden is aan het huidige mensenrechtensysteem, vertelt Deklerkck. In de nieuwe China-beleidsnotitie, die op 30 september wordt besproken in de Tweede Kamer, zou Nederland al te veel meegaan in dit Chinese ‘waardenverhaal’.

‘Helaas’, zegt Deklerk. ‘In plaats van de juridische mensenrechtenverplichtingen van China centraal te stellen, gaat de notitie uitgebreid in op een discours dat de verschillen benadrukt tussen Nederlandse en Chinese waarden. Het is belangrijk dat dit aangepast wordt in de beleidsnotitie, en dat Nederland resoluut en consequent inzet op de universaliteit van mensenrechten in verdere contacten met China.’

Op 23 september beantwoordde minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken de Kamervragen over het bericht ‘Oeigoeren in Europese landen worden onder druk gezet door de Chinese overheid’. Blok zegt dat er inderdaad melding wordt gemaakt van de druk die Chinese veiligheidsdiensten uitoefenen op personen in China, om hun familieleden in Europa aan te sporen persoonsgegevens met hen te delen. Verder vindt Blok het volstrekt onacceptabel als Oeigoeren in Nederland daadwerkelijk worden geïntimideerd. Dan is er volgens hem sprake van ongewenste buitenlandse inmenging.

Britse politie: snelst groeiende terreurdreiging komt vanuit extreemrechtse hoek

1

Extreemrechtse dreiging is sinds 2016 het snelst groeiende terreurprobleem, stelt de Britse politie.

De politie geeft aan dat zij samen met inlichtingendienst MI5 sinds 2017 tachtig onderzoeken heeft uitgevoerd om extreemrechtse dreiging te stoppen. Een kwart van alle terreurarrestaties linkt zij aan extreemrechts geweld, en een derde van alle terroristische moordplannen uit de laatste twee jaar komt uit die hoek. Daarmee is de dreiging vanuit extreemrechts sinds 2016 ongeveer verdubbeld.

De meeste plannen worden beraamd op het internet, stelt de politie. De wapens die rechts-extremisten wilden gebruiken varieerden van messen tot vuurwapens en explosieven. Sommigen gebruikten moord-handboeken die, ironisch genoeg, zijn opgesteld door leden van IS. De jongste ‘white supremacist’ die is opgepakt was slechts veertien jaar oud.

Overigens is het resterende aandeel in de terreurdreiging nog altijd afkomstig vanuit jihadisten. De dreiging vanuit islamistische kant steeg de afgelopen jaren consequent maar is nu voor het eerst ‘stabiel’, aldus de politie.

Deze zomer concludeerden onderzoekers dat Britten inmiddels banger zijn voor extreemrechts dan voor islamisme.

Erdogan krijgt concurrent erbij: Turkse oud-premier richt nieuwe partij op

0

Ahmet Davutoglu, oud-premier onder de Turkse president Erdogan, is een paar weken terug vanwege aanhoudende kritiek uit de AKP gezet. Maar hij legt het bijltje er niet bij neer: samen met nog vijf voormalige AKP-kopstukken zal Davatoglu een nieuwe partij oprichten, melden Turkse media.

Davutoglu was van 2009 tot 2014 minister van Buitenlandse Zaken en van 2014 tot 2016 minister-president. Hij stond al langer bekend als fervent criticaster van Erdogans beleid en zijn grote macht.

Zo bekritiseerde hij vorige maand Erdogans besluit om drie Koerdische burgemeesters af te zetten, zei hij dat de waarheid over de golf van aanslagen die Turkije in 2015 kende nog niet boven tafel is en suggereerde hij dat Erdogan de mislukte coup van 2016 al zag aankomen en tevens goed kon gebruiken.

Drie weken geleden was Erdogan het zat en besloot hij Davutoglu en drie anderen te royeren. Onder de vijf politieke medestanders van Davutoglu bevinden zich enkele oud-parlementariërs en het voormalige hoofd van de Turkse centrale bank.

De ex-premier heeft aangekondigd eind november de partij te lanceren. Davutoglu en zijn kompanen zullen de komende twee maanden onder andere gebruiken om het partijprogramma op te stellen.

Davutoglu is niet de enige boze ex-AKP’er met plannen voor een nieuwe partij. Enkele maanden geleden kondigde voormalig vice-premier Ali Babacan aan om samen met ex-president Abdullah Gül een nieuwe partij op te richten. Deze partij zou, net als die van Davutoglu, later dit jaar tot stand komen.

Onder analisten was het al langer de verwachting dat Babacan en Gül niet samen zouden werken met Davutoglu. Gül en Davutoglu zouden slecht door één deur kunnen, terwijl Babacan bekend staat als relatief pro-westers en Davutoglu als een pan-islamist.

‘Booming’ in het Midden-Oosten: massale trouwerijen voor politiek gewin

1

In Libanon vond alweer het vierde massahuwelijk in drie weken tijd plaats. Het gaat om gesponsorde huwelijken: geldschieters, vaak politieke partijen, faciliteren de trouwceremonie om mensen aan zich te binden. Het is een groeiende trend in het Midden-Oosten, schrijft the New York Times.

Zo organiseerde eerder dit jaar het Libanese Hezbollah, een sjiitische militante groep en politieke partij, een bruiloft voor 31 koppels. Maar dat haalt het nog niet bij een bruiloft die in Libanon plaatsvond voor maar liefst 196 paren. De financier: de Palestijnse president Mahmoud Abbas.

Over de Palestijnse gebieden gesproken: ook daar kunnen ze er wat van. Het record staat op tweeduizend koppels die allemaal op dezelfde dag in 2015 werden ingezegend, gefinancierd door Turkije.

Onder minderheidsgroepen in dit soort landen betekent trouwen, als opmaat naar het mogen verwekken van nageslacht, het versterken van je groep. Zeker in een land als Libanon, waar achttien verschillende erkende religieuze denominaties naast elkaar leven, vinden mensen dit belangrijk.

Financierende partijen willen daarnaast vertrouwen en loyaliteit kweken: zij betalen alles dat bij het huwelijk komt kijken, van de locatie tot aan de bloemen. En soms worden de kinderen die uit deze huwelijken komen gezien als toekomstige strijders, in het geval van militante groepen als Hezbollah en Hamas.

Rust in vrede, broeders en zusters

0

De Armeens-Nederlandse onderneemster Anush Avetisyan nam Tayfun Balcik afgelopen zomer mee op een handelsmissie naar Armenië. Dat zorgde voor een aantal ongemakkelijke ‘Turks-Armeense ervaringen’, zoals te lezen is in zijn vorige column. Vandaag het laatste deel van zijn reis: een confronterend bezoek aan het Armeense Genocide-museum in Yerevan.

Het is lastig om uit bed te komen, de dag na de Armeense ‘jetset’ en wodka aan de Saryanstreet. Ook voel ik mij opgelaten, vanwege de twee artikelen van de directeur die ik nog steeds niet heb gelezen, maar ook omdat bijna niemand weet van mijn aanwezigheid in Armenië. Het vreet aan mij. Hoe kan je met deze angst en geheimzinnigheid werken aan dialoog en vrede?

Brak, boos en met mijzelf in de knoop ga ik met mijn reisgenoten Fatma en Anush een uur vertraagd de deur uit. Om alles nog hectischer te maken hebben we voor vandaag ook nog eerst een tocht gepland naar Matenaderan gepland, het instituut voor oude handschriften. Een bijzondere plek, maar een beetje te veel van het goede.

Halverwege trek ik dan ook aan de bel. Tijd voor een snel kopje koffie met suikerbrood bij Grand Candy, een bosje bloemen, en dan met de eerste de beste Yandex-taxi naar Tsitsernakaberd, de heuvel waar het genocide-monument is gebouwd.

Gefrustreerd vanwege alle haast, en moe van de hangover, klap ik dicht. Even geen woord meer. En dat is precies wat ik nodig heb bij het monument. Ik wil alles op mijn eigen tempo tot mij nemen. En daarna natuurlijk het gesprek met de directeur. Hoe zou dat gaan?

In spanning komen we aan. Het is er vrij druk. Ik hoor mensen Turks, Engels en Frans praten. We lopen naar de gedenkplek. Ik leg bloemen bij de eeuwige vlam, die in het midden van het monument brandt voor de slachtoffers.

Het is ongemakkelijk. Hoe eer je op een waardige manier duizenden doden? En was het zojuist wel correct gegaan? Heb ik op het laatste moment niet te veel kracht gezet en de bloemen als het ware neergepleurd? En daarna? Hoe loop je terug? Keer je je rug om, of ga je stap voor stap naar achteren? Het voelt totaal mislukt. Het bericht op Facebook dat ik later die dag zou versturen, verraadt dat ook een beetje:

Flowers. We lay them on the ground to commemorate the dead. Today I did that in Yerevan. For all the victims of the Armenian genocide. Rest in peace brothers and sisters. You will not be forgotten.’

Het is mijn eerste – zuinige – post uit Armenië. En terwijl ik bezig was met dat bericht, belt mijn oom uit Turkije en vraagt hij waar ik ben.

OK, nu gaat het gebeuren. Ik zeg op een rustige toon: ‘In Yerevan, ik ben in Armenië’. Hij neemt het vrij koel op en wenst me een fijne avond. Dat gaat makkelijker dan ik dacht. Maar nu weer terug naar eerder die dag.

Het museum is een verdieping lager. Het eerste wat je beneden tegenkomt, zijn de twaalf gedenkstenen – met in het midden een kruis – die de twaalf ‘verloren provincies in West-Armenië’ symboliseren. Daarna volgt in ongeveer veertig hoofdstukken een geschiedenis van de Armeense Genocide. Het is zware kost.

Er is geen makkelijke of mooie manier om de systematische vernietiging van een volk te vertellen. Gruwelijke foto’s van verminkte lichamen: het is pijnlijk, verschrikkelijk en storend tegelijk. Er is geen ontkomen aan. En iedereen zou een keer in zijn leven moeten worden geconfronteerd met de ‘resultaten’ van nationalistisch geïnspireerde geweldsfantasieën. In dit geval een wandeling door de Armeense getuigenissen van Turkse en Koerdische vernietiging.

Bijna niemand weet van mijn aanwezigheid in Armenië. Het vreet aan mij

Dit gezegd hebbende, is het ook belangrijk kritisch te blijven. Zo schuren sommige passages in de hoofdstukken tegen het essentialistische aan, of zijn ronduit islamofoob te noemen. Neem nu het hoofdstuk met de titel ‘Ottoman culture of violence’:

Throughout its existence the Ottoman Empire fed on violence (mass murder, forced islamization, ‘human taxation’, looting) upon its Christian subjects.’

En later:

Brutality against the non-Muslim population, used to intimidate and spread terror among the Christian subjects, was an inseparable part of the ubiquitous Ottoman culture of violence. The first attempt at mass destruction of Armenians took place in 1725.’

Dat lijkt me kort door de bocht. Het Ottomaanse rijk heeft een geschiedenis van ruim zeshonderd jaar. Was dat allemaal terreur en vernietiging? Nee, zeker niet. Armeniërs en andere christenen hebben ook lange periodes van groei en bloei gekend. Er was samenwerking met Turken, Koerden en Arabieren. Ze waren onderdeel van het Ottomaanse systeem. Dat is niet te ontkennen. Dat blijkt ook uit deze passage, nota bene in het museum zelf:

Against the deprivation of rights, hindrances and persecution by the Turkish authorities, the Armenians succeeded in organization and development of their national, religious, socio-economic, educational and cultural life. The educational level in Armenian schools was so high, that even Turks preferred to educate their children there.’

Dat ‘zelfs’ Turken aan Armeens onderwijs de voorkeur gaven, was dat iets onvoorstelbaars? Of wordt hier – in algemene zin – het multiculturele Ottomaanse verleden vanuit een ahistorisch, etnisch perspectief bekeken? Ook merk ik ongemak bij activistische passages over het verzet tegen de genocide:

Thanks to resistance thousands of Armenians escaped deportations and slaughter. Many of them preferred to fall in battle, rather than to succumb to the order of deportation that was designed to destroy them all… The heroic self-defense of Van culminated in a glorious victory by the Armenians. Despite overwhelmingly manpower the Turkish army could not break the Armenian defense.’

Het is inderdaad een heldhaftige daad om je te verzetten tegen een genocidaal regime, maar de bittere realiteit was dat de meeste Armeniërs kansloos ten onder gingen in 1915-1916.

Met deze wirwar aan gedachten, ontmoet ik Anush en Fatma bij de ingang. Het is vier uur in de middag, op naar de nieuwe directeur van het museum: Harutyun Marutyan.

We worden vriendelijk ontvangen, en onder het genot van een cruciaal kopje koffie doen we een rondje met introducties. En dan de bekentenis dat ik de artikelen nog steeds niet heb gelezen.

‘Ik zou vooral het laatste stukje lezen, daar kan je mijn mening over dialoog vinden’, zegt de directeur. Mijn eerste indruk is die van een scepticus. Erkenning van de genocide is het primaire doel. En kun je hem ongelijk geven? Ook over mijn punt over Turkse en Koerdische helden die Armeniërs en Assyriërs hebben gered is hij voorzichtig. Hoeveel waren dat er nou eigenlijk?

Deze afhoudende antwoorden maken me des te nieuwsgieriger naar zijn artikelen. Na een uur te hebben gepraat, geven we elkaar de hand. Thuis val ik gelijk in slaap. De volgende dag begin ik dan eindelijk die artikelen te lezen.

Het ene artikel is nog confronterender dan het andere. Wat het meest beklijft is het besef wat Armeniërs verloren hebben. Ze hebben hiervoor geen erkenning, verontschuldiging of compensatie ontvangen. Dat gegeven verklaart de gereserveerde houding tegenover dialoog en verzoening. Hoewel je daarover anders kunt denken, is het belangrijk om je in te leven in die positie. En dat is ook onderdeel van dialoog. Luisteren naar de ander, hoe oneens je het ook bent met wat er gezegd wordt.

In de artikelen komt trouwens ook het recht op terugkeer aan de orde, een thema dat we vooral bij de Palestijns-Israëlische kwestie tegenkomen. Mocht het ooit tot een terugkeer komen, dan is het uiteraard ook een Koerdische zaak, want in de gebieden waar de Armeniërs woonden wonen nu voornamelijk Koerden. Ik weet niet of deze wens de groepen dichter bij elkaar zal brengen, maar het zou wel in alle vrijheid besproken moeten kunnen worden.