14.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 789

IJzeren Dame van Rotterdam laakt linkse troetelpolitiek

0
‘We hebben een gigantisch integratieprobleem, dat gaat niet zomaar weg’, zegt Tanya Hoogwerf. ‘We zijn nooit een échte samenleving geworden en zitten nu opgezadeld met de problemen die dat met zich meebrengt.’

Turks-Nederlandse betrekkingen werden op 11 maart op scherp gezet, toen Turkse bewindslieden naar Nederland wilden komen om campagne te voeren voor het grondwetsreferendum van 16 april in Turkije. De Nederlandse regering trok de landingsrechten van de vlucht van een Turkse minister in en stuurde een andere Turkse minister, die per auto naar Nederland was gekomen, terug naar Turkije. Intussen liepen Turkse protesten bij het Turkse consulaat in Rotterdam uit de hand. De politie zette waterkanonnen en agenten te paard in en de Mobiele Eenheid voerde charges uit. Het optreden van de autoriteiten werd bijna unaniem goedgekeurd door politiek Den Haag. Raadslid Tanya Hoogwerf (Leefbaar Rotterdam), die vanwege haar standvastige en doortastende stijl het best omschreven kan worden als ‘IJzeren Dame’, ging een stap verder. Ze eiste de uitzetting van de Turkse consul-generaal in Rotterdam, wegens zijn escalerende rol in het oplopen van de spanningen in de Turkse-Nederlandse gemeenschap. ‘De Turkse consul-generaal heeft voor de zoveelste keer een negatieve invloed op Rotterdam. Hij heeft mensen opgeroepen bij het consulaat te komen demonstreren terwijl er andere locaties waren aangewezen en er een noodverordening was afgekondigd’, verklaarde Hoogwerf. ‘De consul-generaal heeft laten zien dat hij niet het beste voor heeft met Rotterdam.’ Ze kreeg bijval van de lokale CDA-fractie, maar ook van veel (Turkse) Rotterdammers, die op Twitter hun steun aan haar uitspraken. Ze is fel gekant tegen de ‘lange arm’ van Ankara, die grip probeert te houden op ‘onderdanen’ in Nederland, islamitisch extremisme en linkse troetelpolitiek. Ze bekritiseert de integratie van vooral Turkse en Marokkaanse Nederlanders, die volgens haar grotendeels is mislukt, en spreekt zich uit tegen eergerelateerd geweld, gedwongen huwelijken, salafistische haatpredikers en aanhangers van Recep Tayyip Erdogan die met Turkse vlaggen zwaaien op de Erasmusbrug. De Kanttekening sprak haar.

De Turkse consul-generaal is niet teruggestuurd. Wat vind jij daarvan?
‘Onbegrijpelijk. Net voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart zijn spierballen getoond. Daarna is achter de schermen weer alles in het werk gesteld om de diplomatieke banden aan te halen. Intussen is onze ambassadeur nog steeds niet welkom in Turkije (op het hoogtepunt van de rel tussen Turkije en Nederland verklaarde de Turkse regering dat de Nederlandse ambassadeur Kees van Rij niet meer terug hoeft te komen naar Ankara, red.). Vanuit de stad, ook door de burgemeester, is duidelijk gemaakt dat de consul-generaal een kwalijke rol vervult. Vervolgens heeft Den Haag daar niets mee gedaan. Ik vind dat een zwaktebod. De consul-generaal heeft niet alleen tijdens de recente rel met Turkije voor problemen gezorgd. Hij heeft dat veelvuldig gedaan sinds de mislukte staatsgreep van afgelopen zomer in Turkije. En hij zit nog altijd op zijn plek. De huidige machtsstructuur moet doorbroken worden om de impasse die er op het gebied van de integratie is, te doorbreken. Dat doe je ook door een heel duidelijk signaal naar Ankara te sturen door te zeggen: deze man veroorzaakt zo veel troep, dat willen we niet meer, stuur maar een ander die er wel netjes aan bijdraagt dat Turken hier meedoen.’

Neemt de overheid de ‘lange arm’ van Ankara niet serieus?
‘Nee. De overheid heeft er geen antwoord op. Ze heeft zelfs lange tijd ontkend dat er überhaupt sprake is van een negatieve invloed van de ‘lange arm’. Ze heeft de deuren zelf wagenwijd opengezet voor negatieve externe invloeden, omdat dat lekker makkelijk is. Het is safe om aan tafel te zitten met een organisatie als Diyanet. Als de overheid zo’n organisatie wel in twijfel trekt, dan moet ze zich daarvoor verantwoorden en vervolgens stappen nemen. Het lijkt erop dat ze daar geen tijd en energie in wil steken. Daardoor blijft de integratie achter. Organisaties als Diyanet hebben geen belang bij integratie in onze samenleving. Ze hebben een eigen agenda, waarvan het instandhouden van een sterke band tussen Turken hier en Ankara het belangrijkste onderdeel is. Zulke organisaties vertegenwoordigen niet het belang van de Turkse Nederlanders die hier rustig willen wonen, in een veilige, schone wijk en hun kinderen degelijk onderwijs en een goede toekomst willen geven.’

Hoe zou jij het aanpakken?
‘Om te beginnen, per direct stoppen met praten met organisaties als Diyanet, Milli Görüs en Süleymancilar. Via zulke organisaties bereik je niet de mensen die wel mee willen doen hier. De tweede stap is de financiering van zulke organisaties stopzetten. Immers, wie betaalt, bepaalt. Ook belangrijk is het aanpakken van haatpredikers. Imams die haatzaaien en critici op het rooster leggen, hen bestempelen als landverraders, moeten keihard aangepakt worden.’

En de Gülen-beweging?
‘Die hoort wat Leefbaar betreft in het hetzelfde rijtje thuis. We zijn als Leefbaar altijd bijzonder kritisch op de beweging geweest en dat zijn we nog steeds. Wat ik alleen niet vind kunnen, is dat de vervolging van de beweging door Erdogan, hier zorgt voor intimidatie en bedreigingen.’

Is het ook niet belangrijk dat de overheid zich extra inzet om juist bij mensen die zich uitgesloten voelen, liefde te kweken voor Nederland?
‘Dat is een heel lange tijd op een verkeerde manier gebeurd. Ik noem dat het uit elkaar spatten van de droom van de multiculturele samenleving. Er is steeds gezegd ‘blijf gewoon jezelf, je hoort er hoe dan ook bij’. Dat heeft averechts gewerkt. Daardoor is een soort nieuwe verzuiling in gang gezet, waarbij de verschillende bevolkingsgroepen zich in de eigen ‘zuil’ ophouden. We zijn nooit een échte samenleving geworden en zitten nu opgezadeld met de problemen die dat met zich meebrengt. De belangrijkste boodschap die uitgezonden moet worden is: we willen dat je meedoet, we willen dat iedereen onderdeel uitmaakt van onze samenleving, je krijgt alle kansen die je nodig hebt, maar we eisen en verwachten van je dat je die ook pakt. Je levert geen bijdrage aan het creëren van een succesvolle samenleving door mensen constant in een slachtofferrol te duwen. Dat doe je door mensen volwaardig serieus te nemen.’

Discriminatie op de arbeidsmarkt is een feit. Sommigen ervaren onrechtvaardigheid, hun participatie wordt belemmerd.
‘Ik geloof ook écht wel dat er sprake is van discriminatie op de arbeidsmarkt en uiteraard moet dat ook aangepakt worden. Maar het beeld dat sommigen ons voorschotelen, namelijk dat mensen aan de lopende band gediscrimineerd en uitgesloten worden, klopt niet. Die mindset wordt gevoed door linkse partijen. Ze verergeren problemen in plaats van ze op te lossen.’

‘Het komt wel goed met de integratie, heb geduld’, zeggen linkse politici en wetenschappers. Wat is jouw boodschap aan hen?
‘Haal je hoofd uit de zandbak. We hebben een gigantisch integratieprobleem, dat gaat niet zomaar weg.’

Je noemde de Beijerlandselaan in Rotterdam ‘klein Ankara’. Wat denk en voel je als je ziet dat er met Turkse vlaggen gezwaaid wordt op de Erasmusbrug?
‘Hoe kun je in een land dat jou zo veel vrijheden biedt, roepen om een leider als Erdogan? Hij is een despoot die dating shows verbiedt, niet wil dat mannen en vrouwen zoenen op straat, pleit voor de invoering van de doodstraf en de persvrijheid om zeep heeft geholpen. Vanuit de volledige vrijheid hier sta je op een brug te scanderen dat Erdogan jouw leider is. Ik vind het afschuwelijk om te zien.’

Zie je ook lichtpuntjes wat betreft de integratie?
‘Die zijn er altijd en daar moet je ook naar blijven kijken. Maar we zijn het aan onszelf verplicht ook te blijven kijken naar bijvoorbeeld de Beijerlandselaan. Als ik er rondloop, dan voelt het inderdaad als een soort ‘klein Ankara’. Er zijn vrijwel alleen Turkse winkels en restaurants. Mensen leven er in hun eigen cultuur. Dat beeld wordt bevestigd wanneer een ondernemer metershoge posters van Erdogan ophangt aan de buitenmuren van zijn pand (de politie verwijderde de posters op last van de burgemeester, op 19 maart, red.). Dat is heel provocerend. De boodschap is duidelijk, ‘we nemen hier de boel over’. Dan zijn er gelukkig nog altijd mensen die zeggen ‘dat pikken we niet’. De Beijerlandselaan is een goed voorbeeld van de mislukte integratie, de nieuwe verzuiling. Het laat zien hoe slecht het gaat.’

Ben je er per definitie op tegen dat de islam wortel schiet in Nederland?
‘Ja. We hebben net de ontzuiling achter de rug, ik heb er geen behoefte aan dat dat wordt teruggedraaid.’

Is er dan ook geen ruimte voor de vrijzinnige of verlichte interpretaties van de islam?
‘We hebben in Nederland natuurlijk godsdienstvrijheid, dus iedereen heeft de vrijheid zijn of haar geloof te belijden. Ik geloof alleen dat dat thuishoort achter de voordeur en geen plaats heeft in het maatschappelijk verkeer. We moeten de trias politica en de strikte scheiding tussen kerk en staat beschermen. Als dat verdwijnt, zoals nu bijvoorbeeld in Turkije gebeurt, dan valt de democratie uit elkaar. Dat zie je steeds weer gebeuren bij een sterke invloed van de islam. Genoeg voorbeelden tonen dat aan. In de landen waar de islam te veel voet aan de grond krijgt, steken shariapraktijken de kop op, zoals minachting voor vrouwen. Daarom zeg ik: in Nederland is in het maatschappelijk verkeer geen ruimte voor de islam. Neem de moskee-internaten. Die belemmeren de sociaal-culturele integratie. Dat blijkt onder meer uit een onderzoeksrapport van de GGD. Jongeren worden volledig weggehaald uit de samenleving. Ze worden religieus geïndoctrineerd. Sommige partijen in de gemeenteraad spreken dat tegen. Ze vergelijken moskee-internaten met hockeyclubs. Daar val ik steil van achterover. Als je niet beseft dat het twee totaal verschillende werelden zijn, heb je geen contact met de realiteit. Om tot échte oplossingen te kunnen komen moeten we dit soort denkpatronen doorbreken.’

Je hebt een stellige mening over integratie. Heb je moslims in je kennissen- en vriendenkring? Krijg je hen ook mee in je verhaal of jaag je ze juist in het harnas?
‘Sommige mensen voelen zich wellicht in het harnas gejaagd, dat kan, maar dat gebeurt wel vaker als je ergens voor opkomt. Als ik kijk naar mijn eigen kennissen en vrienden, zie ik dat het integratieprobleem veel minder speelt. De meesten van hen doen mee, ze hebben gestudeerd en werken. Waar ik mijn ogen niet voor sluit, zijn degenen die niet meedoen. Sommige politici vinden dat we het niet moeten hebben over de mislukte integratie. Ze herhalen steeds weer uitspraken als ‘we moeten mensen de ruimte geven’ en ‘we moeten verbinden’. Dat laat zien dat ze het integratieprobleem niet serieus nemen. Ze doen mensen tekort, ze negeren hen, zoals de vrouwen die gesloten zitten achter hun eigen voordeur en de islamitische homo’s die zichzelf niet mogen zijn. Helaas moeten we een aantal emancipatiegevechten dat we al gevoerd hebben, opnieuw voeren.’

Economische integratie is volgens sommigen genoeg om mee te doen. Jij hamert erop dat mensen ook sociaal-cultureel moeten integreren. Waarom is dat zo belangrijk?
‘De relschoppers bij het Turkse consulaat in Rotterdam, de Erdogan-aanhangers die met Turkse vlaggen zwaaien op de Erasmusbrug, de bedreigingen aan het adres van kritische Turkse Nederlanders, dat zijn enkele voorbeelden die bevestigen waarom de sociaal-culturele integratie essentieel is. Juist omdat de sociaal-culturele integratie volledig is achtergebleven, bevinden sommigen zich maar met één klein teentje in onze samenleving. De rest van hun lichaam, en dan vooral hun hart, bevindt zich in het land van hun voorouders. Een oproep van Erdogan is genoeg om de Erasmusbrug vol te krijgen met zijn aanhangers. Ik maak me ernstig zorgen over dit soort ontwikkelingen.’

In hoeverre mogen mensen de cultuur van het land van hun voorouders behouden? Sta je wel integratie voor of pleit je voor assimilatie?
‘Ik ken ook de verhalen van Nederlanders die drop, kaas en potten met pindakaas meenemen naar het buitenland. Een stukje behoud van de eigen cultuur, daar is niets mis mee, dat kan altijd. Ik pleit dan ook niet voor assimilatie. Waar ik wel voor pleit, is gedeelde normen en waarden in het openbaar maatschappelijk verkeer. We mogen trots zijn op Nederland. Het is een land waarin je vrij bent te zijn wie je bent. Religieuze of culturele voorkeuren of gebruiken die op gespannen voet staan met onze kernwaarden mogen niet de overhand krijgen.’

Is de Nederlandse cultuur onveranderlijk en afgebakend of juist in beweging en onderhevig aan verandering?
‘Iedere cultuur is onderhevig aan verandering en dat is mooi. Maar onze kernwaarden, zoals vrijheid, mogen niet ondermijnd worden, ze moeten als een paal boven water staan.’

Levert Nida, die twee zetels heeft in de gemeenteraad, een bijdrage aan het leefbaarder maken van Rotterdam?
‘Er is een groot verschil tussen de partij die Nida beweert te zijn en de partij die Nida is. Nida claimt een progressieve partij te zijn die zich inzet voor iedere Rotterdammer. De agenda van de partij laat echter een andere werkelijkheid zien. Er zit eigenlijk altijd een islamistische ondertoon in de initiatieven van de partij. Het is een soort ingebakken cliëntelisme dat niet thuishoort in de politieke arena. Ik geef twee voorbeelden. Vorig jaar kwam ik in aanraking met een ernstig geval van eerwraak (het slachtoffer was een jonge Pakistaans-Nederlandse moslima die werd bedreigd, geïntimideerd en mishandeld, red.). Als reactie daarop stelde Leefbaar voor een politie-unit tegen eergerelateerd geweld in het leven te roepen in Rotterdam. Dat werd besproken in een commissievergadering. Onder de aanwezigen was Shirin Musa (geboren in Pakistan; oprichter en directeur van de Nederlandse vrouwenrechtenorganisatie Femmes for Freedom, red.), die ons pleidooi steunde. Ze werd aangevallen door Nida, omdat ze onze spreekbuis zou zijn. Een ander voorbeeld is het salafismeverbod van Ahmed Marcouch (voormalig Tweede Kamerlid en integratiewoordvoerder namens de PvdA, red.). Marcouch pleitte vorig jaar voor een verbod op salafistische organisaties. Nida verzette zich daartegen.’

Ook de partij Denk ageerde tegen het salafismeverbod en trok daarbij gretig de islamofobiekaart. En dat terwijl veel moslims niets moeten hebben van het salafisme.
‘Als je het salafisme verdedigt, dan denk ik ‘je voegt je nu toch echt bij het verkeerde kamp’. Heel het verhaal over progressief zijn, houdt dan geen steek. Een progressieve partij zou het salafisme bestrijden. De strijd tegen radicalisme kan niet hard genoeg gevoerd worden.’

Leefbaar heeft zich hard gemaakt tegen de komst van een asielzoekerscentrum in Rotterdam. Wat is het belangrijkste bezwaar?
‘In Rotterdam zijn er al ‘on-Nederlandse’ taferelen. Daarom investeren we samen met het Rijk en woningbouwcorporaties miljarden euro’s in Rotterdam-Zuid. In nogal wat wijken in dat gebied ligt de levensstandaard ver, ver onder het gemiddelde. Sommige wijken liggen op het randje van de afgrond. Daarom zeggen wij: stop met dweilen met de kraan open, los eerst de bestaande problemen op. Dat is de reden dat wij ons met hand en tand hebben verzet tegen de komst van een asielzoekerscentrum.’

Je verzet je ook tegen de politieke correctheid in Nederland. Daarbij haal je inspiratie uit Pim Fortuyn. Is er nu meer of minder politieke correctheid dan tijdens het Fortuyn-tijdperk?
‘Je hoort vaak dat er sinds de moord op Pim meer gezegd kan worden en soms kan dat inderdaad. Denk bijvoorbeeld Ruttes ‘pleur op’ en Aboutalebs ‘rot toch op’. Maar vaak blijft het bij dat soort spierballentaal. Dat zal je een Leefbaarder niet zien doen. Wij willen niet stoer doen of alleen een statement maken, maar problemen oplossen en verandering teweegbrengen. Daarom doen we wat we zeggen en komen we met concrete maatregelen. Wat dat betreft is de politiek nog altijd zo verdomd politiek correct. Problemen benoemen doen velen, ze oplossen gebeurt zelden. Bovendien neem ik een kentering naar politieke correctheid waar. Dat blijkt onder meer uit de hetze tegen GeenStijl.’

What goes around comes around, zeggen sommigen over het offensief tegen GeenStijl. GeenStijlers schieten vaak met scherp. Nu zitten ze zelf in de hoek waar de klappen vallen.
‘Dit gaat veel verder. Men probeert GeenStijl monddood te maken. Na de terroristische aanslag op de redactie van Charlie Hebdo riepen we nog met zijn allen je suis Charlie. Ook aan de vrijheid van GeenStijl mag niet getornd worden. De vrijheid van meningsuiting is absoluut.’

In het verweer tegen de lange arm van Rabat

0
De onrust in het noorden van Marokko is overgewaaid naar Nederland. Nederlandse voorstanders van de demonstraties, die al maanden voortduren, ergeren zich aan de Marokkaanse bemoeienis via moskeeën en voelen zich onder druk gezet. De Kanttekening sprak daarover betrokkenen. ‘We hebben het al jaren over de lange arm van Ankara, maar je ziet nu ook duidelijk de lange arm van Rabat.’

Drie Marokkaans-Nederlandse organisaties hebben het Nederlandse kabinet onlangs gevraagd stelling te nemen tegen de bemoeienis van Rabat met Marokkaanse Nederlanders. Volgens de organisaties organiseert de Marokkaanse overheid bijeenkomsten in Nederland om stelling te nemen tegen de protesten en een verkeerd beeld te schetsen van de onrust in de Rif. In een verklaring stellen zij: ‘Wij maken ons grote zorgen over de recente ontwikkelingen. Wij veroordelen de interventie van de Marokkaanse overheid in Nederland.’

Abdou Menebhi, voorzitter van de Euro-Mediterraan Centrum Migratie en Ontwikkeling (EMCEMO) en tevens één van de initiatiefnemers van de verklaring, zegt dat de Marokkaanse ambassade in Den Haag en de DGST, de Marokkaanse geheime dienst, regeringsgezinde Marokkanen probeert te mobiliseren in Nederland. Volgens Menebhi is onlangs in Utrecht een bijeenkomst gehouden waarbij veel moskeeën en culturele organisaties gedwongen worden aanwezig te zijn en het standpunt van de Marokkaanse regering over te nemen. ‘We hebben geen Diyanet zoals de Turken dat hebben, maar de invloed van Marokko op de Marokkaanse moskeeën in Nederland is groot. Met de komst van de heilige maand ramadan gaat de overheid weer honderden imams sturen. Zij zullen spreken over de protesten en daarbij de standpunten van de regering verkondigen.’

De onrust in de Rif, een achtergestelde regio in het noorden van Marokko, begon vorig jaar in oktober nadat in al-Hoceima de 31-jarige visverkoper Mohsin Fikri werd geplet in een vuilniswagen toen hij zijn handelswaar, dat in beslag was genomen door de politie, wilde redden. Zijn dood werd symbool voor de corruptie en het machtsmisbruik van de politieke elite in Marokko en ontketende hevige protesten, die tot op de dag van vandaag doorgaan. De Riffijnen kennen een lange geschiedenis van oorlogen, opstanden en onderdrukking.

Menebhi merkt dat de Marokkaanse overheid sinds het begin van de protesten de opstand probeert te criminaliseren door een link te leggen tussen de demonstranten en westerse landen. Zo zouden de demonstranten in al-Hoceima geld krijgen van twee organisaties in Nederland en België die voor een onafhankelijk Rif zijn. ‘Dat slaat nergens op’, zegt Menebhi. ‘Marokkanen in Nederland en België sturen al jaren geld naar familieleden in het gebied. Veel mensen kunnen amper rondkomen zonder dat geld. Het is bizar dat dit nu wordt gelabeld als steun aan separatisten.’ Jaarlijks sturen Marokkanen, zo ook Marokkaanse Nederlanders, miljoenen vanuit het buitenland naar de regio. Dat geld wordt gezien als één van de primaire inkomstenbronnen van de lokale bevolking die gebukt gaat onder de werkloosheid en armoede.

‘Marokkaanse Nederlanders die de protesten steunen worden geïntimideerd en zwartgemaakt. Daarnaast doet de Marokkaanse overheid er alles aan om verdeeldheid te creëren onder de Marokkaanse gemeenschap in Nederland’, zegt Menebhi. ‘De meeste  Marokkaanse Nederlanders zijn afkomstig uit het Rif-gebied. Nu worden ze onder druk gezet om openlijk en duidelijk afstand te nemen van de protesten. Dat zorgt voor wrijving en spanningen.’ Nu het bijna zomervakantie is en veel Marokkaanse Nederlanders zich klaarmaken voor een vakantie naar Marokko, vreest Menebhi ‘problematische situaties’ voor Marokkaanse Nederlanders. ‘De Marokkaanse overheid heeft er tevergeefs alles aan gedaan om de opstand de kop in te drukken. De solidariteit met de demonstranten zal in de zomer alleen maar groeien door de komst van Europese Marokkanen. Dat maakt de autoriteiten wanhopig. Je kan moeilijk voorspellen hoe ze daarop gaan reageren. Er kan van alles misgaan.’

De Marokkaans-Nederlandse mensenrechtenactivist Jamal el-Kattabi maakt zich al jaren sterk voor de Riffijnse zaak. Hij is van mening dat hij en andere personen met kritiek op Rabat, problemen kunnen ervaren in Marokko. ‘Ik schrijf op social media bijna dagelijks over de protesten. Hoewel ik zelf niet officieel onderdeel ben van de opstand, zullen ze daar niet blij mee zijn.’

Volgens Kattabi is het nog niet zover dat tegenstanders van het regime niet welkom zijn in moskeeën in Nederland, maar hij ziet langzaam wel dat er botsingen plaatsvinden tussen Marokkaanse Nederlanders met verschillende politieke overtuigingen. ‘Afgelopen vrijdag kwam een imam uit Amsterdam in aanvaring met moskeegangers, omdat hij kritiek had op de demonstranten uit de Rif. Ze kwamen in opstand tegen de imam. Dit soort incidenten komt de laatste tijd vaker voor.’ Kattabi zegt dat de Marokkaanse overheid al jaren Marokkaanse moskeeën in Europa gebruikt om macht uit te oefenen op de diaspora. ‘Ze hebben korte lijnen met de Marokkaanse ambassade en andere instanties. Sinds de protesten zie je die link veel duidelijker.’

Kattabi en andere voorstanders van de protesten krijgen het verwijt dat ze een eigen staat willen in de Rif. ‘De Rif verdient zeker een beter bestuur. Bijna alle mensen uit de Rif willen zelfbestuur en autonomie, maar daar gaan de protesten niet over’, zegt hij. ‘Het corrupte Rabat-regime heeft de Riffijnen in de steek gelaten en daarmee ook het vertrouwen van het volk verloren. We hebben nu te maken met een legitieme roep voor basale voorzieningen, zoals goede gezondheidszorg, een universiteit voor de regio, werkgelegenheid en meer vrijheid voor eigen taal, geschiedenis en cultuur. Daarnaast moet een eind komen aan het koninklijk decreet uit 1958, waarmee al-Hoceima tot een militaire zone is verklaard.’

De ouders van Houssein Mallouka, gemeenteraadslid in Venlo namens de PvdA, komen uit de Rif. Hoewel hij zelf in Nederland is opgegroeid, voelt hij zich verbonden met het gebied en volgt hij de protesten met grote zorg. ‘Het is pijnlijk om te zien hoe mensen worden behandeld, omdat ze alleen maar een fatsoenlijk leven willen.’ Nu er geen eind lijkt te komen aan de protesten, vindt hij dat de Marokkaanse overheid geen andere keuze heeft dan te luisteren naar de demonstranten.

Wat betreft de bemoeienis van de Marokkaanse overheid met Marokkaanse Nederlanders, zegt Mallouka dat dat steeds vaker ter discussie wordt gesteld binnen de Marokkaanse gemeenschap. Hij ziet dat niet iedereen kleur durft te bekennen. ‘Veel mensen zwijgen over de wantoestanden in Marokko. We hebben het al jaren over de lange arm van Ankara, maar je ziet nu ook duidelijk de lange arm van Rabat’, zegt Mallouka. ‘Hier in Venlo merk ik daar persoonlijk weinig van, maar Marokkaanse Nederlanders in de Randstad hebben daar wel last van. Ze worden monddood gemaakt.’ Als je als Marokkaanse Nederlander zegt dat je de protesten steunt, krijg je volgens hem de aantijging dat je voor verdeeldheid onder moslims zorgt. ‘Het is pijnlijk dat Marokkaanse Nederlanders vaak roepen en schreeuwen als het gaat om discriminatie en racisme in Nederland, maar niets willen horen van kritiek op de Marokkaanse overheid. Dat stoort mij.’

Hoe islam gebruikt wordt als product

2

De aanslag in Manchester op 22 mei kostte 22 jonge mensen het leven. De dader Salman A. bleek een aan de grond geraakte kleine crimineel die van drank en uitgaan hield en op zeker moment was vastgelopen in zijn leven. Een gruwelijk drama, maar voor de nabestaanden even erg als voor die van de slachtoffers van de verknipte Tristan van der V. die in 2011 willekeurige voorbijgangers in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn doodschoot. Of de slachtoffers van een andere verknipte geest Karst T. die in 2009 op Koninginnedag in Apeldoorn een aanslag op de koninklijke familie wilde plegen en met zijn auto op de menigte inreed. Of de schietincidenten op scholen in Amerika. In veel opzichten ook vergelijkbaar met de dader van de kerstmarkt-aanslag in Berlijn of die in Nice in 2016, eveneens gepleegd zo bleek achteraf door ernstig verknipte geesten. Dat geldt ook voor de eenling Anders B. in Noorwegen die in 2011 een enorm bloedbad aanrichtte. Voor nabestaanden en anderen die getuige waren van de gebeurtenissen allemaal even gruwelijk en traumatisch zou je denken. Of toch niet?

Anders dan bij gecoördineerde aanslagen zoals in Brussel en Parijs zijn acties van eenlingen problematische gevallen voor opsporingsambtenaren maar ook voor de media. Aanslagen van eenlingen worden in sommige gevallen weggezet als het werk van, inderdaad, verknipte geesten. Voer voor psychologen. Dat iemand als Van der V. ondanks zijn geestelijke gesteldheid lid van een schietvereniging kon zijn, was een fatale maar ‘verklaarbare’ inschattingsfout. Het geval Van der V. wordt het liefst zo snel mogelijk gearchiveerd. Er wordt nog wat na geprutteld in de media over falende zorg en de staatssecretaris belooft beterschap. Daarmee is de kous af. Hetzelfde zien we bij de schietincidenten in Amerika. Even laait de discussie over wapenbezit op, maar daarna wordt de zaak zo snel mogelijk vergeten. Zelfs in het geval van Anders B. zijn extreem-rechtse sympathieën gebagatelliseerd.

Hoe anders is dat wanneer de dader de geradicaliseerde zoon van Libische vluchtelingen is, die net als de daders van de aanslagen in Nice en Berlijn sympathieën zou hebben gehad voor IS. We zien hier iets heel anders gebeuren. Beelden van de aanslagen, de islamitische achtergrond van de dader, het eventuele ideologische motief worden juist uitvergroot en extreem zichtbaar gemaakt. De éénling wordt onderdeel gemaakt van iets veel groters. In de journalistiek en de communicatiewetenschap wordt dat framing genoemd, een proces van toewijzing van kenmerken in dit geval aan een aanslag. Dat is natuurlijk voor een deel gebaseerd op feiten die naar boven komen, maar minstens zo belangrijk is branding.

De islam wordt als het ware de merknaam van een product dat verkocht moet worden. Dat levert de ‘verkoper’ voordelen op, in de vorm van aandacht, prestige, invloed, gezag en wellicht ook financieel. De vergelijking tussen een artikel in de schappen van de supermarkt en de islam gaat natuurlijk in veel opzichten mank, maar deze benadering geeft wel een goed inzicht in hoe een aanslag als die in Manchester tot een verhaal wordt opgetuigd waar allerlei verschillende partijen hun voordeel mee doen. Beter gezegd er worden verschillende verhalen aan die gebeurtenis geplakt. Branding dient verschillende vaak tegenstrijdige belangen en is van grote invloed op de beeldvorming van de islam.

Anders dan met een artikel in de supermarkt zitten er aan het ‘verkopen’ van de islam geen wettelijke beperkingen voor gebruik. Iedereen kan de naam van dat merk zich toe-eigenen en voor eigen doeleinden gebruiken. Dat kunnen natuurlijk opsporingsinstanties zijn of NCTV-baas Dick (Bromsnor) Schoof die waarschuwt voor nog meer gevaar. Of journalisten, gebruikers van sociale media, wetenschappers, politici en niet te vergeten groepen als IS die dankbaar gebruik maken van de aanslag door het op te eisen.

Al deze groepen hebben hun eigen agenda en hun eigen motieven om de islam op een bepaalde manier te verkopen. Branding is met de digitalisering van de samenleving steeds omvangrijker, onoverzichtelijker en vooral oncontroleerbaarder geworden. De vraag is dan of dit verontrustende ontwikkelingen zijn en wat er dan gedaan zou moeten worden. Het afspreken van gedragscodes en voorwaarden voor gebruik zijn volstrekt niet relevant en zelfs nogal naïef. Branding is eerst en vooral iets van deze tijd en het beste remedie tegen het misbruiken van zo’n tragische gebeurtenis voor eigen gewin, is er zelf aan mee te doen en ook gebruik te maken van de gelegenheid. Iets doen dat aandacht trekt en zo proberen die beeldvorming te beïnvloeden.

Een prachtig voorbeeld is het hug a Muslim-initiatief dat je nu overal op straat ziet gebeuren. Een geblinddoekte moslim met een bord die voorbijgangers om een knuffel vraagt. Onbenullig? Allerminst. Effectief? In elk geval is het beter dan niets doen en die anderen hun gang laten gaan.

Dubbele moraal van GeenStijl

0

Is de oproep aan bedrijven en overheidsinstellingen niet langer te adverteren op de puberale scheldwebsite GeenStijl en de dito videowebsite Dumpert een poging tot het beperken van de vrijheid van meningsuiting? Vanuit de hoek van de vulgaire makers en hun parlementaire soort- en bondgenoot op het Binnenhof, de zogenaamde Partij voor de Vrijheid, is hysterisch op die oproep gereageerd.

Gewend om zelf schaamteloos te schieten, is men er bij GeenStijl niet op bedacht dat er teruggeschoten zou kunnen worden. Zo lang heeft GeenStijl door intimidatie van alle tegenstanders een situatie gecreëerd waarin men aan tegenspraak ontwend is geraakt. Ook journalist Loes Reijmer van de Volkskrant, één van de initiatiefnemers, kreeg een hoop georkestreerde bagger over haar heen. De oproep van GeenStijl aan haar eigen vaste anonieme zolderkamer-reaguurders zich publiekelijk met verkrachtingsfantasieën op Reijmer uit te leven, is misselijkmakend.

Wie daarvan iets zegt, aldus GeenStijl-adept Annabel Nanninga in de NRC, is een kleinzielige zeur. ‘Pittige commentaartjes’, om meer gaat het volgens haar bij GeenStijl niet. En van ‘zelfgebreid slachtofferschap’ is ze niet gediend. Hier dreigt volgens haar daarom een nuttige vorm van tegendraadsheid door de politiek correcte elite en daarmee een verrijking van het publieke debat met originele opvattingen, via een vorm van drammerige eigenrichting om zeep geholpen te worden. Van grove seksistische reacties ligt zij niet wakker en wie dat wel doet ‘heeft een hysterische agenda’.

Daarbij merkt Nanninga op dat zijzelf ook het nodige met haar politieke tegenstanders te stellen had gehad. Elma Drayer voegde daaraan in de Volkskrant toe dat een tegenhanger als joop.nl evenzeer in vooringenomenheid uitblinkt. Ik kan mij echter niet herinneren dat de lezers door de redactie van joop.nl opgeroepen zijn zich publiekelijk uit te leven in verkrachtingsfantasieën met Nanninga als object. Maar misschien is Nanninga daarvoor wel erg geporteerd, je weet het maar nooit. GeenStijl, keurig door de NRC om commentaar gevraagd (een vorm van hoor en wederhoor die men in die ‘vrijheidslievende’ kring nooit toepast) reageerde met ‘tiefstraal op met je nazikrant, gore NSB’er’.

Tot zover de verrijking van het publieke debat met originele meningen, waarvoor ook Geert Wilders’ propagandachef Martin Bosma in de Tweede Kamer met veel kleinzielig gejammer over ‘censuur’ in de bres sprong. Huillie-huillie, zullen we in de eigen GeenStijl-terminologie maar zeggen. Want o-wee als iemand het zou wagen om het één-A4’tje-programma van de PVV uit te maken voor een nazikrant! Volgens Bosma’s criteria vormde ook het door NSDAP-bons Julius Streicher uitgegeven blaadje Der Stürmer vast een nuttige bijdrage aan de vrijheid van meningsuiting. Mein kampf is in ieder geval weer sinds kort als inspiratiebron vrij in druk beschikbaar. De wetenschappelijke annotatie mag Bosma overslaan.

Een opmerkelijk aspect blijft bij deze kwestie overigens onderbelicht. Dat is nog niet eens zozeer dat dat, wat Nanninga als ‘reaguurders doen niets’ afdoet, in het geval van Sylvana Simons – een ander favoriet slachtoffer van GeenStijl – tot regelrechte bedreigingen en lynchvideo’s heeft geleid. Diegenen die daarvoor inmiddels veroordeeld zijn door de rechter – en van wie sommigen nog in de rechtbank onverbeterlijk bleken – zijn mede opgehitst door GeenStijl en voelden zich daardoor gelegitimeerd.

Nee: het gaat om de enorme discrepantie tussen de wijze waarop GeenStijl’ers de eigen seksistische hetzes bagatelliseren en de wijze waarop diezelfde lieden op islamitische migranten inhakken. Moslims wordt precies verweten waaraan men zichzelf bezondigt: minachting voor vrouwen. Leeft een GeenStijl-reaguurder zich uit in verkrachtingsfantasieën, dan moeten we daarover de schouders ophalen. Roept een groepje Marokkaanse jongens op straat een vrouw wat na, dan is dat – juist in de ogen van de Nanninga’s – een blijk van culturele inferioriteit. Dan blijft van het relaxte standpunt ‘reaguurders doen niets’ weinig over en is plots de westerse beschaving in dodelijk gevaar. Op zulke momenten weet het darmkanaal van de Nederlandse journalistiek van voren niet meer wat ze even eerder zelf van achteren afgescheiden heeft.

Op een iets minder primitief niveau stuiten wij – denk ook aan de open brief over ‘wij’ en ‘zij’ van Mark Rutte voor de verkiezingen – vaker op dit contrast. Hitsige Syriërs die zich op Oudejaarsavond aan ‘onze’ vrouwen vergrijpen, vallen dan in een heel andere morele categorie dan hitsige Hollanders die zich met carnaval aan onze vrouwen vergrijpen. Het eerste moet dan opnieuw aantonen, hoezeer in het Midden-Oosten de vrouw wordt onderdrukt, en het tweede is dan een onschuldig tijdverdrijf. Wee degene die het maar waagt te veronderstellen dat bepaalde hormonale aandriften zich vrijwel universeel voordoen!

Nu zal ik de laatste zijn die ontkent dat er culturele verschillen bestaan tussen Hollanders en Syriërs, maar die schuilen niet in dít specifieke aspect. In beide gevallen meenden de mannen dat hun vrijpostige gedrag toch helemaal zo kwalijk niet was. In het eerste leidt dat tot verontwaardiging, in het tweede tot begrip. Ook in Amerika zaten veel vrouwelijke aanhangers van Donald Trump er kennelijk niet al te zeer mee in hun maag: kleedkamerpraat.

En zijn wij de hertjesranglijsten van de nobele Groningse studentenvereniging Vindicat vergeten, sinds jaar en dag een broedplaats van de vaderlandse elite? Zeker, die leidden tot een hoop verontwaardiging. Maar toch ook tot een hoop vergoelijking in ex-corpsbal-kring. En Vindicat-voorzitter Stijn Derksen bleek op tv al zeer bedreven in het soort babbels dat dan gangbaar is. Hij zal het dan ook vast nog ver in onze samenleving brengen, als studeerkamervariant van GeenStijl.

‘Mensen moeten mee, of ze dat nou willen of niet’

0
‘Als je echt diversiteit wil moet je een cultuurverandering doorvoeren binnen je organisatie’, zegt Astrid Homan. ‘Mensen trappen niet meer in window dressing.’ 

Steeds meer bedrijven en overheidsinstellingen voeren een diversiteitsbeleid. Maar werkt het ook en waarom is het noodzakelijk? Astrid Homan, hoogleraar Organisatiepsychologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA), doet onderzoek naar hoe groepen effectief kunnen presteren en samenwerken. Een belangrijke focus in haar onderzoek is diversiteit in teams en hoe je voordeel kunt halen uit groepsdiversiteit.

Demografisch gezien wordt Nederland diverser en dat zie je ook terug op de arbeidsmarkt. Wat voor uitdagingen brengt dat met zich mee?
‘Uit onderzoek blijkt dat mensen het heel vaak moeilijk vinden om samen te werken met mensen die anders zijn. Dat heb je eigenlijk al op het gebied van persoonlijkheid. Dus als jij heel weinig consciëntieus bent, kan dat heel vervelend zijn voor anderen die wel consciëntieus zijn, maar mensen hebben ook andere vormen van diversiteit, zoals etniciteit, geslacht en seksuele geaardheid. We hebben daar moeite mee. Het leidt tot allerlei misverstanden. Je praat soms een andere taal en sommigen vinden het ingewikkeld om met verschillen om te gaan en de positieve kant ervan te benutten in plaats van alleen de negatieve kanten te zien.’

De spanningen tussen verschillende groepen Nederlanders, dat speelt natuurlijk ook op de werkvloer?
‘Ja, dat zorgt zeker voor spanningen en op de werkvloer is dat erg vervelend. Mensen kunnen dan heel lastig samenwerken en je bereikt dan niet de dingen die je zou willen bereiken als organisatie. In de samenleving zie je dat natuurlijk ook. Mensen hebben zorgen over winkels die in hun buurt komen die ze niet kennen en feestdagen waar ze nooit over gehoord hebben. Verandering is soms enorm moeilijk voor mensen en diversiteit zorgt onvermijdelijk voor verandering. Mensen moeten mee, of ze dat nou willen of niet. Dat zorgt voor frustraties.’

Hoe moeten we met deze nieuwe realiteit en frustraties omgaan?
‘Er zijn een aantal manieren om dat te bereiken. Eén van de dingen dat volgens onderzoek helpt is contact. Sociaal pycholoog Gordon Allport ontwikkelde de contacthypothese. Het is belangrijk dat mensen op een positieve manier contact hebben met anderen, maar op zo’n manier dat je niet van elkaar afhankelijk bent. Daarnaast is het ook belangrijk dat de status van de groepen gelijk is. Dat blijkt vaak erg ingewikkeld te zijn, vooral als je kijkt naar etniciteit en de sociaal-economische status. Naast contact kan ook lange tijd samenwerken zorgen voor meer begrip voor elkaar. Je begrijpt elkaar beter, je kan meer empathie tonen en dat kan ervoor zorgen dat je gaat inzien waarom het belangrijk is om samen te werken. Je gaat dan begrijpen dat mensen met een andere achtergrond heel veel dingen kunnen toevoegen aan een onderneming of organisatie.’

Jonge managers worden moeilijker geaccepteerd dan oudere, zei je eerder in een interview. Hoe zit het met managers en leiders met een migratieachtergrond?
‘Daar zie je soortgelijke problemen. Een oud-promovenda van mij, Seval Gündemir, die nu op de Columbia Universiteit in New York onderzoek doet, heeft haar proefschrift daarover geschreven. Het ging over het glazenplafond voor etnische minderheden. Zij heeft in haar onderzoek laten zien dat mensen impliciet bepaalde associaties hebben bij leiderschap en etniciteit. Het is eigenlijk ‘denk manager, denk wit’, heel veel mensen hebben dat nog steeds. Ook mensen met een migratieachtergrond hebben in hun hoofd een beeld van hoe een manager eruitziet. Dat komt omdat we in Nederland bijna altijd witte mannen als leiders hebben. Als elke leider die je bent tegengekomen een witte man van middelbare leeftijd is, dan wordt dat ook een prototype in je hoofd. Zo hoort een leider er volgens jou dan ook uit te zien. Naast vrouwen hebben ook minderheden daar last van. Dat moet veranderen.’

Hebben autochtone Nederlanders moeite met een Marokkaanse of een Turkse Nederlander als leidinggevende?
‘Ja, dat komt voor, hetzelfde zie je bij vrouwelijk leiders, waar heel lang vergelijkbare reacties op kwamen. Veel mannen dachten ‘echt niet, een vrouw als mijn leidinggevende, het enige recht van de vrouw is het aanrecht’. Het zijn andere stereotypen, we hebben andere beelden van bepaalde groepen, maar overeenkomsten zie je wel heel duidelijk. Mensen verdedigen ook heel erg wat ze hebben, dat is een belangrijk reden waarom in sommige wijken een partij als de PVV zo groot wordt. Ze voelen zich bedreigd en dan is het heel gemakkelijk om een groep uit te zoeken waar je je tegen kan afzetten. Hetzelfde gebeurt ook in bedrijven. Wanneer een witte man opeens een Turkse leider boven zich heeft, denkt hij ‘sorry, mijn land, mijn baan!’ Hetzelfde gebeurt met jonge leiders. ‘Ik ben ouder, hoezo ga jij mij vertellen wat ik moet doen?’ Er zijn dus andere mores als je kijkt naar wat je moet doen als vrouw, als je jonger bent of een andere etnische achtergrond hebt.’

Over twintig jaar zullen we wellicht veel meer mensen met een migratieachtergrond een topfunctie hebben. Zijn ‘witte’ mensen daarop voorbereid? En hoe zouden zij hun kinderen daarop moeten voorbereiden?
‘Ik vind dat dit heel erg belangrijk is, ook omdat het nou eenmaal de realiteit is. Je kan niet anders. We willen dat iedereen werkt en niet op de bank luieren met een uitkering, maar als ze dan werken en belangrijke posities innemen, willen we er opeens niets van weten. Het zou bijvoorbeeld heel veel uit maken als studenten voor een langere tijd naar het buitenland gaan voor een stage of studie. Dan creëer je meer culturele intelligentie, omdat je dan zelf ook meer beseft wat aanpassen betekent en welke dingen je zelf van je achtergrond niet wil loslaten. We doen nu onderzoek naar studenten met buitenlandervaring en het blijkt dat zij veel beter kunnen omgaan met diversiteit. Organisaties letten daar nu bij sollicitaties ook veel meer op.’

Veel gemeentes, ministeries en organisaties willen een betere afspiegeling van de samenleving zijn. Toch valt de diversiteit uiteindelijk vaak tegen. Waar gaat het mis?
‘Je kan natuurlijk iets willen, maar of het ook gaat gebeuren is een tweede. Organisaties hebben te maken met een fout imago. Je kan heel erg naar de buitenwacht laten zien of zeggen dat je diverser wil worden, maar als jouw organisatie dat niet uitstraalt heb je een probleem. Als je echt diversiteit wil moet je een cultuurverandering doorvoeren binnen je organisatie. Mensen trappen niet meer in window dressing. Je moet ervoor zorgen dat je organisatie ingesteld is op een diverse groep medewerkers. En niet dat mensen met een migratieachtergrond alles wat ze uniek maakt moeten achterlaten en zich moeten aanpassen aan bestaande, heersende ideeën.’

Je deed eerder ook onderzoek naar ondervertegenwoordiging van etnische minderheden in leiderschapsposities. Gaat dat de goede kant op in Nederland?
‘Onlangs was ik aanwezig bij een symposium in Amsterdam waar heel veel high potential ‘nieuwe’ Nederlanders aanwezig waren. Ik heb toch het gevoel dat bepaalde organisaties goed bezig zijn om intensief te werven en dat kleurrijke talenten ook langzaam opklimmen. Je moet ook niet vergeten dat leidinggevende functies, zoals CEO en CFO, meestal worden ingevuld door mensen van een jaar of vijftig, zestig. Ik denk dat heel veel ‘nieuwe’ Nederlanders die het nu erg goed doen dat nog niet bereikt hebben. Niet omdat ze dat niet kunnen, maar puur omdat ze die groei nog moeten meemaken. De laatste stap van ‘nieuwe’ Nederlanders richting de top zal dus nog een tijdje duren, maar uiteindelijk zullen ze daar ongetwijfeld komen. Als je ziet hoeveel slimme en gemotiveerde mensen er rondlopen, kan dat gewoon niet anders.’

Zijn er ook organisaties die het goede voorbeeld geven wat betreft diversiteit?
‘Als je kijkt naar Unilever, zie je dat de hoogste posities nog steeds worden ingevuld door blanke oude mannen, maar daaronder, bijvoorbeeld hun board, bestaat uit een zeer diverse groep. Daarmee laten zulke bedrijven zien dat ze diversiteit erg belangrijk vinden. Voor veel Nederlanders met een migratieachtergrond zijn zulke rolmodellen enorm belangrijk. ‘Als hij of zij daar is gekomen, kan ik het misschien ook’, is het gevoel dat veel jongeren hebben. Dat zorgt voor een stimulans en motivatie voor migrantengroepen, maar overtuigt ook autochtonen binnen organisaties van het belang van diversiteit.’

Een belangrijk vraag is misschien ook wat voor effect diversiteitsbeleid heeft op de relatie tussen cross-culturele en autochtone medewerkers. Zoeken zij elkaar op, of ontstaat er segregatie op de werkvloer?
‘Dat hangt heel erg af van de organisatie en wat voor diversiteitsbeleid wordt gevoerd. Een bekend diversiteitsbeleid is het kleurenblindbeleid. Dat beleid gaat ervan uit dat je geen verschillen ziet, we zien dus geen kleur. Dat gaat niet alleen om etniciteit, maar allerlei andere eigenschappen die je kan hebben. Het blijkt dat de meerderheidsgroep het een heel fijn beleid vindt. ‘Iedereen is zoals ik’, denken ze dan. Ondergerepresenteerde groepen, aan de andere kant, vinden het beleid erg vervelend. Ze hebben het idee dat ze hun unieke kenmerken niet kunnen meenemen. Eigenlijk wordt je onderdeel van het bestaande geheel. Dus als je in zo’n soort organisatie heel veel mensen trekt uit verschillende groepen, dan heb je de kans dat mensen zich niet geaccepteerd voelen en gaan samenclusteren, omdat ze denken ‘alleen bij die mensen kan ik mezelf zijn’.’

En de meerderheidsgroep, aan wat voor beleid ergert die zich?
‘Bij multi-culturalisme voert men een beleid waar iedereen zijn verschillen meeneemt en dat ook gewaardeerd wordt. Het probleem is wel dat daarmee vaak dat leden van de meerderheidsgroep geïrriteerd raken, omdat ze het gevoel krijgen dat ze worden achtergesteld. Je kan daar heel lang over praten, of het niet terecht is in het kader van witte privileges, maar als een groep zich niet betrokken voelt, gaan ze tegenwerken.’

Onlangs stond er in het AD dat de politie in Amsterdam soms te ver gaat in diversiteitsbeleid en autochtone Nederlanders zich daarom gediscrimineerd voelen. Het is ook nooit goed, lijkt het.
‘Het vrouwenquotum is er zo één of het diversiteitsrapport van de Universiteit van Amsterdam. Daar was veel ophef over. Over quota denken mensen vaak ‘dan hebben alle goede witte mannen geen kans meer en alle minder gekwalificeerde vrouwen en allochtonen krijgen banen’. Dat idee is moeilijk weg te nemen. Ze denken namelijk dat wanneer je mensen aanstelt op basis van vaardigheden en expertise, dus een meritocratie, de beste mensen boven komen, en dat zouden zij dan zijn. We weten uit onderzoek dat dat gewoon niet waar is. Wie ‘de beste mensen’ zijn hangt voor een groot deel af van het stereotype dat we hebben over mensen. Voor een onderzoek zijn twee dezelfde cv’s gestuurd naar bedrijven, de ene met de naam Jan, de andere met de naam Mohammed. We weten hoe dat afloopt. Meritocratie is niet vrij van stereotypen en vooroordelen, maar dat vinden mensen soms heel moeilijk te begrijpen. Als je ze daarmee confronteert schieten ze vaak in de verdediging, ze willen dat niet horen, want ze willen ook niet zo zijn.’

‘Doe wat je leuk vindt’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Georgische Nederlander Robby Kevlishvili (16).

Wat doe je?
‘Ik ben scholier, ik doe vwo op het Alfrink College in Zoetermeer. Ik hou van voetbal, maar de hoofdmoot is schaken. Ik ben de huidige jeugdkampioen onder twintig jaar. Het schaken slokt een behoorlijk groot deel van mijn tijd op. Ik probeer naast mijn huiswerk toch wel zo’n anderhalf tot twee uur per dag te besteden aan het bestuderen van schaakpartijen of het verbeteren van mijn openingsrepertoire. Dat haal ik uit boeken, maar ook op internet kun je heel goed uitzoeken wat de beste zetten zijn.’

Waar wil je heen?
‘De optie om als prof te gaan schaken zou kunnen. Maar sowieso wil ik een academische studie volgen, waarbij biologie, scheikunde of geneeskunde mijn voorkeur hebben. Als ik moet kiezen tussen schaken en school, kies ik voor schaken. Toen ik vier jaar was, leerde mijn vader mij de regels. Jarenlang speelde ik tegen hem, tot ik won. Eenmaal bij mijn huidige schaakclub, S.V. Promotie, kreeg ik les volgens de stappenmethode (klassieke lesmethode om kinderen te leren schaken, red.). Inmiddels speel ik ook bij de Rotterdamse club Pathena in de meestersklasse, de hoogste klasse op schaakgebied in Nederland.’

Heb je een kruiwagen?
‘Bij S.V. Promotie werd ik begeleid door Willem Broekman. Een paar jaar geleden zei hij dat zijn taak was volbracht, niet lang daarna emigreerde hij naar Spanje. Hij heeft veel voor me gedaan. Zo bracht hij me naar wedstrijden en toernooien. Nu ik een zogenaamde topstatus heb, krijg ik van het NOC/NSF een vergoeding om trainingen te betalen. Die trainingen krijg ik van twee bekende schakers, Loek van Wely en Jop Delamarre. Ik leer van hen hoe ik bepaalde stellingen op het bord kan doorrekenen om te kunnen voorspellen welke kant het op gaat. Ook heeft Delamarre me de kneepjes bijgebracht van het positiespel op het bord, zodat je altijd controle houdt en je tegenstander niets kan uitrichten. Natuurlijk hebben mijn ouders me ook geholpen. Zij betaalden alles en mijn vader hielp mij vaak, waar hij kon. Schaken is een dure hobby. Via een online campagne heb ik geld bij elkaar gesprokkeld om deel te kunnen nemen aan het jeugdwereldkampioenschap onder zestien. Eerder probeerde ik dat ook bij het jeugdwereldkampioenschap onder veertien, maar dat liep mis.’

Zijn er beren op de weg?
‘Ik ben nogal snel afgeleid. Tijdens partijen heb ik er geen last van. Het is vooral dat ik er tijdens de trainingen vooraf last van heb. Maar het gaat wel beter nu. Daarnaast kan ik best lui zijn. Daardoor besteed ik niet altijd genoeg tijd aan schaken. Soms kan het gewoon echt niet door school.’

Heb je tips?
‘Het allerbelangrijkste is: doe wat je leuk vindt. Daardoor zal je de gedrevenheid krijgen om er meer tijd in te steken. Bij mij begon dat al op jonge leeftijd. Mijn ouders komen uit Georgië, waar ook schaker Sopiko Guramishvil, de vrouw van de beste schaker van Nederland, Anish Giri, vandaan komt. Mijn vader leerde me al vroeg de regels. Als je dan op enig moment merkt dat je beter wordt en complimentjes krijgt van anderen, dan stimuleert dat wel. Het is altijd fijn om te horen dat je goed bezig bent.’

Assad en Koerden zullen Raqqa niet bevrijden

1

Het was in het najaar van 2014 dat ik in aanraking kwam met de activisten van de actiegroep Raqqa is Being Slaughtered Silently (RBSS). In eerste instantie in de persoon van Abu Ibrahim en later Abu Mohammed. Beide aliassen, omdat de bekendmaking van hun ware identiteit onvermijdelijk noodlottige gevolgen kan hebben. Het activistencollectief kent namelijk veel vijanden en dat zijn niet alleen de meedogenloze strijders van IS. De jongeren die bij het collectief horen waren geïnspireerd door de opstand die in het voorjaar van 2011 in Syrië uitbrak tegen dictator Bashar al-Assad en zijn kliek. De jongeren zijn afkomstig uit Raqqa, gelegen aan de rivier de Eufraat. Als ik de plaatjes op internet bekijk van voor de revolutie dan is het een rustige en ruime stad die optimaal profiteert van het frisse water van de rivier. Maar het was een stad die net als andere steden in Syrië leed onder de verdrukkende sfeer van een regime dat het land met ijzeren vuist regeerde. De opstand leidde dan ook niet tot een verzachting van de houding van de dictator, maar tot een verharding. En we kennen de geschiedenis. Miljoenen zijn Syrië ontvlucht, miljoenen anderen zijn binnenlands ontheemd en het aantal doden ligt inmiddels in de honderdduizenden.

Raqqa heeft maar even mogen profiteren van het afschudden van het juk van het regime. De stad heeft maar even mogen ruiken aan vrijheid. Want in de chaos van de burgeroorlog zag IS zijn kans schoon, kwam uit zijn hol en veroverde grote delen van het land, waaronder Raqqa. De activisten van RBSS zagen met lede ogen toe hoe hun stad de hoofdstad werd van het in juni 2014 uitgeroepen ‘kalifaat’ en ze besloten de ogen en oren te worden van alles wat er zich daadwerkelijk in Raqqa afspeelde. Het zijn stuk voor stuk uiterst moedige en slimme jonge mannen en vrouwen. Ze hebben activisten verloren, zeker, maar het overgrote deel van hen beweegt zich nog steeds in de straten en op de pleinen van Raqqa, legt zijn oren te luisteren en brieft alle informatie door aan de buitenwereld. RBSS is een actiegroep die zijn sporen meer dan verdiend heeft, ze is inmiddels ook gelauwerd op allerlei journalistieke manifestaties en onderwerp van documentaires en films. Zelf schreef ik in het najaar van 2014 een serie over het leven in het ‘kalifaat’ op basis van interviews met Abu Ibrahim, die verscheen op The Post Online.

De doelstellingen van het collectief zijn het vormen van een democratisch Syrië waarin ruimte is voor alle stemmen die zich onderwerpen aan de regels van de democratie. Het zijn nobele doelen en het is bewonderenswaardig hoe de activisten ervoor strijden en erin blijven geloven.

Mooi, zou de buitenstaander zeggen die de gebeurtenissen in Syrië volgt, het gaat nu toch snel goedkomen, want er zijn allerlei stemmen die beweren dat het niet zozeer de vraag is of de bevrijding van Raqqa gaat plaatsvinden, maar wanneer. Dan zullen eindelijk de gehate strijders die de stad zo gruwelijk misbruikt hebben verdwenen zijn. De Koerdische strijdkrachten staan aan de poorten van de stad en ze worden geholpen door recente Amerikaanse wapenleveranties. Het is nog even wachten, maar het gaat echt gebeuren. De vrijheid staat weer voor de deur.

Maar zo ziet Abu Mohammed, activist van het eerste uur, het niet. ‘Het enige verschil tussen Daesh (Arabische acroniem voor IS, red.) en de Koerden, is dat je onder de Koerden mag roken en onder Daesh niet’, zo verklaarde hij mij tot mijn verbijstering. Maar hij lichtte zijn verklaring toe. In het Syrië van voor de revolutie bewoonden Koerden de noordelijke en noordoostelijke gebieden van het land en nadat de burgeroorlog uitbrak wisten ze grote gedeeltes daarvan veilig te stellen. Maar de strijd op de slagvelden leidde ertoe dat ze hun gebieden niet alleen wisten te consolideren, maar ook uit te breiden. Zo kwamen ze op gebieden waar oorspronkelijk geen Koerden, maar Arabieren wonen. En gedroegen zij zich als bevrijders? Het tegendeel is waar. Ook de Koerden maken zich, aldus Abu Mohammed, schuldig aan etnische zuiveringen. Ze jagen Arabieren hun dorpen uit. Abu Mohammed heeft geen enkele illusie over de Koerdische aspiraties: hun gebieden moeten in meerderheid Koerdisch zijn.

Maar is het dan zelfs denkbaar dat ook een stad als Raqqa etnische gezuiverd wordt? Daar wonen immers vrijwel alleen Arabieren en bovendien in grote hoeveelheden. Ik heb de vraag nog niet gesteld aan Abu Mohammed, maar er is wel een antwoord voor handen voor wat betreft de toekomst van de stad en over dat antwoord zal de activist nog bitterder zijn. De verhalen gaan immers dat de stad, nadat IS verdreven zou zijn, en door de Koerden ‘bevrijd’, overgedragen wordt aan het Assad-regime. De echte machthebbers in Syrië zijn Rusland, Turkije en Iran en één van de rode lijnen van dit onzalige bondgenootschap, is het aanblijven van het Assad-regime. Om allerlei politiek-strategische redenen zouden ze er de voorkeur aan geven de stad aan Assad over te dragen waardoor ze weer ‘terug bij af’ zal zijn.

Of dat laatste ook echt gaat gebeuren zal afgewacht moeten worden. Maar één ding staat vast: onder Koerdisch bestuur zal Raqqa niet de wieg worden van de zo door de activisten gedroomde democratie, en ook niet onder het Assad-regime. Het collectief van RBSS heeft nog een lange weg te gaan voor Raqqa echt bevrijd is, voor Syrië echt bevrijd is. In gemoede kun je de vraag stellen of dat ooit wel gaat gebeuren.

Dromen over progressieve vrouwenmoskee

0
Het bezoek deze week van de Amerikaanse moslimtheoloog Amina Wadud aan Amsterdam zorgde voor opschudding. Als eerste vrouw in Nederland leidde zij een openbaar vrijdaggebed. Later die avond was er in voormalig kerkgebouw Paradiso een bijeenkomst voor fans. De Kanttekening was ook aanwezig.

‘Vroeger gingen vrouwen veel vaker voor in het gebed’, zegt student Cornelia Looije. ‘Vrouwelijke imams zijn minder controversieel in de islamitische traditie dan je vandaag de dag zou denken.’ De aanwezigen in het poptempel Paradiso luisteren ademloos naar de Afro-Amerikaanse Amina Wadud. De progressieve emeritus hoogleraar ‘islamstudies’ maakt zich sinds haar bekering in 1972 hard voor een nieuwe, vrouwelijke interpretatie van de Koran. Volgens haar wordt de Koran-uitleg gedomineerd door mannen. Zij zouden zich teveel richten op de individuele verzen, terwijl het volgens haar beter is naar de Koran in zijn geheel te kijken: de universele boodschap van liefde, rechtvaardigheid en gelijkheid van man en vrouw. ‘In de Koran wordt op verschillende plaatsen gerefereerd naar de slavernij, maar omdat dat niet bij de waarden van de islam past, is de slavernij uiteindelijk afgeschaft’, zegt Wadud in haar lezing. ‘Zo moeten we ook naar de andere verzen kijken.’

Het Amsterdamse bezoek van Wadud zorgt voor rumoer. Eerder die dag leidde ze, ook in Paradiso, als eerste vrouw in Nederland het vrijdaggebed voor een klein gezelschap van mannen en vrouwen. Journalist Raja Felgata, aanwezig in een schitterende Marokkaanse jurk – ze komt rechtstreeks van een bruiloft – ziet het gebed juist als uiting van ultieme kracht en sisterhood. ‘De boeken en het gedachtegoed van Wadud steunden mij in mijn eigen zoektocht naar mijn identiteit’, zegt Felgata op het podium. ‘In de Marokkaanse cultuur zijn mannen en vrouwen niet gelijk. Er zijn helaas nog veel mannen die niet met de kracht en intelligentie van vrouwen kunnen omgaan.’

Wadud benadrukt in haar lezing de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen. ‘Islam, feminisme en mensenrechten zijn verenigbaar, wat anderen ook zeggen’, benadrukt zij. ‘Als vrouwen geen rechtvaardigheid in de islam ervaren, zegt dat dan iets over de islam of over degene die de islam uitlegt?’, vraagt zij zich hardop af. ‘Dat laatste dus. Vrouwen moeten daarom zelf de leiders zijn waarop ze wachten. We moeten nadenken over hoe we de positie van de vrouw kunnen verbeteren.’ Zij merkt op dat het haar met name te doen is om het leven in overeenstemming met de goddelijke wil te laten zijn. ‘Die wil zorgt dat het regent en er baby’s worden geboren. Vooral nu heeft de aarde onze aandacht nodig. Wat die mijnheer in het Witte Huis ook zegt, de klimaatsverandering moet worden aangepakt, anders overleeft niemand het.’ Over de situatie van moslims in Nederland zegt ze dat we samen verder moeten. ‘We hebben allemaal een geschiedenis en geen mens is beter dan de andere. We moeten elkaar leren kennen, ook degenen die niet op ons lijken. Als je ten diepste beseft dat we allen gelijk zijn, wil je voor de ander wat je ook voor jezelf wilt. Dan word je gesterkt door de schoonheid van anderen, want we komen allen van Allah en naar Allah gaan we terug.’

Organisator en presentator Hasna el-Maroudi vertelt in het nagesprek aan Wadud dat het niet eenvoudig is moslim te zijn in Nederland. ‘Aan de ene kant is er islamofobie, aan de andere kant worden moslims geconfronteerd met IS, die in naam van de islam gruwelijkheden pleegt’, zegt Maroudi. Wadud ziet IS als een wake-up call voor moslims. ‘Door te verklaren dat het gedachtegoed van IS niet het jouwe is, zeg je eigenlijk dat er meerdere interpretaties van de Koran mogelijk zijn.’ Wadud wil ook de deuren openen naar een meer homovriendelijke interpretatie van de islam. ‘We moeten niet alleen vechten voor onze eigen rechten, maar ook voor die van anderen’, benadrukt zij. ‘Wat zou jij willen zien?’, vraagt Maroudi. ‘Vrede’, antwoordt Wadud direct. ‘Mijn grote wens is dat mijn kleinkinderen, die verschillende geloven aanhangen, kunnen samenkomen bij de Klaagmuur in Jeruzalem’, voegt zij daaraan toe. ‘Moslim word je door er in vrijheid voor te kiezen’, is haar boodschap. ‘Wees degene die je wilt zijn in de wereld, want als jij een voorbeeld stelt, kunnen anderen dat nadoen.’

Filosoof Heidi Dorudi noemt de lezing inspirerend. ‘Wadud is één van de voorvechters van het moslimfeminisme. Zij voert een feministische strijd vanuit religie, met respect voor anders-zijn en diversiteit. Dat is in Iran, waar ik vandaan kom en waar veel vrouwen met dit onderwerp bezig zijn, ontzettend belangrijk. Maar ook binnen onze context van islamofobie, waarin islamitische vrouwen het onderspit delven.’

Looije en haar vriendinnen fantaseren na afloop hardop over een vrouwenmoskee, waar vrouwelijke imams prediken. Een plek voor moslims die zich niet thuis voelen in de bestaande gebedshuizen, met meer ruimte voor vrouwelijke waarden. Misschien gaan ze die moskee zelf beginnen, zeggen ze tegen elkaar.

Ophef over weigering Wadud
Na afloop van het optreden van Wadud verscheen op de website van Paradiso het bericht dat het van meet af aan de bedoeling was dat de emeritus hoogleraar in eigen huis zou voorgaan in het gebed. Paradiso maakte dat bekend als reactie op de onjuiste berichtgeving in kranten en websites dat Wadud bij moskeeën niet welkom zou zijn. Hoe kwam dit nepnieuws de wereld in? Rasit Bal, woordvoerder van het Contactorgaan Moslims en Overheid, vraagt zich dat ook af. ‘Een verzoek om haar het gebed te laten leiden, is nooit gekomen.’ Wel hebben verschillende moskeekoepels laten weten dat zij in hun gebedshuizen een vrouwelijke gebedsleider niet toestaan.

Bloggers vrezen voor hun leven in Pakistan

0
De Pakistaans-Nederlandse blogger Ahmad Waqass Goraya is onlangs ontvoerd en gemarteld in Pakistan. De Kanttekening sprak hem en een Pakistan-deskundige over de beruchte Pakistaanse veiligheidsdienst.

Het voor veel westerlingen zo ongrijpbare Pakistan kent een roerige geschiedenis en een al even zo roerig heden. De nog altijd jonge staat worstelt met talloze problemen: radicale islam, armoede en lokale corruptie. Eén van de gevolgen is een kwijnende persvrijheid. Zo verdween activist Ahmad Waqass Goraya onlangs drie weken van de aardbodem.

Op de Facebook-pagina Mochi and group: citizens for secular democracy rapporteert Goraya, samen met anderen, over mensenrechtenschendingen door de Pakistaanse geheime dienst en islamistische extremisten. De pagina ontleent haar bestaansrecht aan het opkomen voor religieuze vrijheid en mensenrechten. Inmiddels is de pagina offline gehaald door de Pakistaanse autoriteiten, maar meerdere blogs onder dezelfde of een iets aangepaste naam, zijn nog actief. Dat dit in een land als Pakistan niet zonder gevaar is, blijkt als Goraya wordt opgepakt. De Kanttekening sprak hem na terugkomst in Rotterdam, waar zijn vrouw en zoontje Arastoo (Urdu voor Aristoteles) hem opwachtten. Wat gebeurde er precies toen hij voor familiebezoek naar Pakistan ging?

‘Eind januari werd ik op opgepikt door de Pakistaanse veiligheidsdienst’, vertelt Goraya. ‘Tijdens een familiebezoek werd ik gekidnapt door mannen met pistolen. Ze trokken een zwarte kap over mijn hoofd en reden me naar een plek ergens in Islamabad, daar ben ik dagenlang gemarteld.’ Naar eigen zeggen werd hij zo’n twintig uur per dag gedwongen te staan terwijl hij met knuppels en hamers werd bewerkt. Al die tijd hoorde hij het geschreeuw uit andere kamers, van mensen die eenzelfde lot ondergingen. ‘Ik heb me volledig afgesloten van de buitenwereld. Ik focuste me op het overleven binnen die vier muren.’ Vanzelfsprekend is dat niet. Ook Goraya kent de verhalen van criticasters die nooit meer terug komen. ‘We zouden te kritisch zijn op de strijdkrachten. Naar buiten toe hielden ze het op blasfemie.’

Op sociale media wordt Goraya ervan beschuldigd dat hij bij de Ahmadiyya hoort, een minderheidsstroming binnen het overwegend soennitische Pakistan die regelmatig onder vuur ligt vanwege afwijkende tradities. ‘Dat is niet waar, ik ben soennitisch. Maar als je beschuldigd wordt van godslastering ben je je leven niet meer zeker in Pakistan. Daarom misbruiken ze radicale moslims om mensen als ik en mijn vrienden uit te schakelen. Maar ik houd mijn mond niet.’

Als hij uiteindelijk ergens langs een weg wordt gedumpt als oud vuil vermoedt hij dat zijn einde nabij is. Hevig bloedend uit zijn linkerbeen, het wondvocht is bijna zwart, klopt hij aan bij het eerste het beste huis en belt hij zijn vader. Die raadt hem aan niet naar huis te komen, maar onderdak te zoeken bij vrienden. Door de beschuldiging van blasfemie en het feit dat zijn gezicht in de media is verschenen verkeert Goraya nu in continu gevaar.

In 2016 prijkt Pakistan net boven Turkije op de 148ste plek op de persvrijheidslijst van Reporters Without Borders. De islamitische republiek kent dan ook een slechte reputatie op het gebied van vrijheid van meningsuiting. 13 april jongstleden werd de 23-jarige student Mashal Khan door een menigte doodgeslagen op de campus van de Abdul Wali Khan Universiteit in Mardan. Hij zou blasfemische uitspraken over de islam op sociale media hebben gezet. Het maakt Goraya extra waakzaam. Terug in Rotterdam kijkt hij altijd over zijn schouder. Als hij zijn huis verlaat en als hij over een markt loopt. ‘Er leven zo’n 30.000 Pakistanen in Nederland. En beschuldigingen van blasfemie verlopen niet.’

Zijn mederedacteuren van de Mochi and group-Facebook-pagina, die ook werden opgepakt, vergaat het ondertussen niet veel beter. Ze zijn onderweg of zijn inmiddels in de Verenigde Staten, België, Duitsland en Nederland. ‘Zelf ben ik onder vermomming het land uitgekomen. Daarbij had ik het geluk dat de naam in mijn paspoort iets afwijkt van mijn echte naam.’ Teruggaan is er in ieder geval voorlopig niet bij. ‘Een rechtszaak aanspannen is zo ongeveer onmogelijk.’

‘Sinds Pakistan een democratie is, bestaat er enige vrijheid, maar de media staan onder strenge controle’, legt Goraya uit. ‘Zo was er behoorlijk wat protest toen we gearresteerd werden en enige ophef op sociale media, maar toen we vrijkwamen, durfde niemand er meer over te schrijven.’ Zelfs bevriende journalisten vertellen hem dat hun handen gebonden zijn. ‘Het leger jut studenten en radicalen op tegen iedereen die het leger kritisch bejegent. Vergeet niet dat Mashal Khan werd aangevallen door studenten van een universiteit, niet van een madrassa (Koran-school, red.). Als je de term blasfemie laat vallen, breng je iemand direct in doodsgevaar.’ Politici en andere prominenten dragen bij aan dit klimaat door openlijk mensen bij naam te noemen, vindt hij. Hij is zeer pessimistisch over de toekomst van het land. ‘We blijven in Nederland en hopen dat onze familie zich snel bij ons kan voegen. Want mijn ouders hebben sinds het gebeurde al drie keer van huis moeten wisselen. Ze zijn hun leven niet zeker.’

Veel van wat nu plaatsvindt heeft wortels in het roerige verleden van het land en met name de periode van Muhammad Zia-ul-Haq aan de macht kwam in 1977. Historicus en Pakistan-deskundige Olivier Immig legt uit hoe dat zit: ‘De beruchte wetten over blasfemie zijn van zijn hand, als onderdeel van een plan om het land te islamiseren. Tijdens de oorlog in buurland Afghanistan weet Zia-ul-Haq een belangrijke rol te verwerven als coördinator van acties tegen de Russische bezetter. Gefinancierd door de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië geeft hij moedjahedien een veilig heenkomen in Pakistan. Er lopen rechtstreekse lijntjes tussen de leiders van toen en nu.’

Een andere oorzaak van radicalisering is de alom aanwezige armoede. ‘Zo’n zestig tot zeventig procent van de bevolking leeft op of onder de armoedegrens, terwijl een steenrijke elite het aan niets ontbreekt. Dat gaat schuren op enig moment. Als je daar bij optelt dat er amper geïnvesteerd wordt in onderwijs of zorg en dat de elite haar kinderen naar het buitenland stuurt om te studeren, heb je een recept voor sociale onvrede.’ Het gat dat zo ontstond in de afgelopen decennia wordt nu gevuld door duizenden madrassa’s, waarvan een flink aantal er zeer extreme ideeën erop nahoudt. Sommige madrassa’s leiden zelfmoordenaars op, gefinancierd door Saoedi-Arabië.’

Veel Pakistaanse Taliban-strijders, die lang in het noordwesten van het land verbleven, zijn noodgedwongen de grens overgestoken na offensieven door het Pakistaanse leger tussen 2009 en 2016. Het ging om de groene valleien in Swat en het bergachtige Waziristan, dat tegen de Afghaanse grens aan ligt. Ook Taliban-leider Mullah Fazlullah moest daardoor uitwijken. Het feit dat kopstukken meestal de dans ontspringen, voedt de geruchten dat de jihadisten worden gewaarschuwd bij een op handen zijnde operatie. Opgeteld bij de buitenlandse financiering van terrorisme, lijkt rust voorlopig een illusie, zegt Immig: ‘Die strijd gaat nog heel lang duren. Ondanks de iets toegenomen welvaart en de sinds jaren iets stabielere economie is daarmee het radicalisme niet automatisch uitgebannen.’

Zowel de ambassade van Pakistan in Den Haag als verschillende Pakistaanse moskeeën bleken na meerdere telefonische pogingen en via e-mail niet bereikbaar voor commentaar. Een bestuurslid dat zich volgens de moskee bezighield met publieke relaties verwees naar de voorzitter voor commentaar. Dat omdat hij de Nederlandse taal niet machtig was en ook in het Engels niet uit zijn woorden kwam. Deze voorzitter bleek, wederom, niet bereikbaar.

Hoe Feyenoord het contact met Feijenoord verloor

0
Feyenoord is kampioen. Supporters van de club verschenen afgelopen week bij verschillende tv-programma’s. Wat viel op? Het overgrote deel was autochtoon, terwijl de wijk Feijenoord voor meer dan de helft bestaat uit Nederlanders met een migratieachtergrond. Waar waren zij?

Feyenoord is op overtuigende wijze landskampioen geworden door met 3-1 te winnen van Heracles. Het legioen is misschien wel de trouwste supportersschare van Nederland. In de achttien jaar dat Feyenoord geen kampioen werd bleef de Kuip doorgaans goed gevuld.

Toch is niet alles hetzelfde gebleven. De binding met de arbeiderswijk Feijenoord en de volksclub Feyenoord was vroeger veel sterker. De supporters kwamen grotendeels uit Feijenoord. De wijk heeft de afgelopen decennia echter een ware transformatie ondergaan. Tegenwoordig wonen er voornamelijk mensen met een migratieachtergrond. Maar wie in de Kuip komt, ziet die bevolkingssamenstelling niet terug. De supporters zijn voornamelijk blank gebleven. Hoe kan dat? De Kanttekening ging de wijk in en sprak Feyenoord-supporters.

Supportersvereniging FSV de Feijenoorder is sinds 1931 dé fanclub van de voetbalclub. Een medewerker van de vereniging bevestigt het beeld dat Feyenoord geen buurtclub meer is. ‘Veel van onze supporters komen uit binnen- én buitenland. Neem een trouwe supporter die in Engeland woont en voor de wedstrijden naar Nederland komt. Onze binnenlandse leden zijn echt over alle provincies verdeeld, zelfs in Noord-Holland’, vertelt Lennard Montizaan, die de marketing en communicatie voor de vereniging verzorgt. Hij voegt er wel aan toe dat de fans in Noord-Holland (lees: Ajax-gebied) hun Feyenoord Magazine in een neutrale, witte enveloppe ontvangen in plaats van doorzichtig plastic. ‘Anders gaat er nog wel eens iets mis onderweg.’

Ervaring leert dat een deel van het legioen ook enthousiast aanhanger is van Pim Fortuyn en Geert Wilders. Die mening wordt niet echt onder stoelen of banken gestoken als een deel van de fans voor of na de wedstrijd in de stad loopt. Dat zou mensen van niet-westerse afkomst kunnen afschrikken naar een wedstrijd van Feyenoord te gaan. Hun gezichten spreken boekdelen als een deel van de Feyenoord-aanhang in het centrum van Rotterdam kreten roept als ‘eigen volk eerst!’ Montizaan nuanceert dat beeld. Hij is een Feyenoord-man in hart en nieren die zijn club verdedigt. ‘Voetbal, dus ook Feyenoord, moet voor iedereen toegankelijk zijn. Feyenoord is een club van het volk. Je ziet bij ons allerlei nationaliteiten, ook bij de jeugdopleiding.’

Dat mensen niet meer automatisch aanhanger zijn van de club die aan hun wijk verbonden is, is geen nieuw verschijnsel. Tot eind jaren zeventig was bijvoorbeeld het stadsdeel Zuid voor Feyenoord en het stadsdeel Delfshaven voor Sparta, maar zoetjes aan begonnen wat jongeren ‘van de rechter Maasoever’ hun voorkeur uit te spreken voor Feyenoord. In sommige straten van Rotterdam-West werd op de stoep met krijt de bekende F getekend. In het begin stiekem, zodat niemand wist wie dit smerige eerbetoon aan de concurrent op zijn geweten had. Denk maar niet dat die F de volgende dag altijd was weggepoetst door Sparta-fans. De F bleef vaak staan en kreeg gaandeweg bijval. Iemand van buiten koos voor Feyenoord, net zoals iemand uit een arbeidersmilieu niet meer traditioneel op de PvdA stemt. En natuurlijk mag een voetbalfanaat uit Zuid zonder problemen Sparta of Excelsior aanmoedigen. Tegenwoordig uit de trouw aan de club zich in andere dingen, zoals geen Ziggo nemen, omdat ze sponsor van Ajax zijn.

Hoewel buurtbewoners met een migratieachtergrond maar zelden te vinden zijn in het stadion, investeert Feyenoord wel in de buurt en de inwoners. Alle grote clubs zijn actief op sociaal-maatschappelijk gebied en daar vormt de Feyenoord Foundation beslist geen uitzondering op. Eén van de ambassadeurs is Sander de Kramer, hij is journalist en programmamaker met een groot voetbalhart. ‘Niets verbindt zo sterk als voetbal, de belangrijkste bijzaak van het leven. Je kunt via deze sport een heleboel bewerkstelligen. Als grootste club van Nederland pakt Feyenoord sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheden op in de wijde omgeving.’ Onlangs werd een collegetour voor de jeugd tussen zeven en twaalf jaar georganiseerd in het Theater Zuidplein met spelers Tony Vilhena en Terence Kongolo, die motivatiepraatjes hielden. ‘De aanwezige jeugd luistert vaak beter naar hun helden op noppen dan naar hun eigen moeder. Vilhena had het over gezond eten en sporten. Meer dan vijftig procent van de Rotterdamse kinderen heeft overgewicht. Dankzij zulke opmerkingen kunnen die spelers de jeugd aan het sporten krijgen. Feyenoord heeft een zeer bekende naam, wat deuren doet openen’, zegt De Kramer. ‘Dat merken ook de deelnemers aan Jobscorer, een project van de Feyenoord Foundation voor jongeren met een Wajong-uitkering of een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Die mogen werkervaring opdoen bij Feyenoord. Je ziet ze opbloeien, net als hun CV.’

De Foundation organiseert ook de Street League. Jongeren kunnen punten verdienen door klusjes in de wijk te doen, zoals de straat vegen en boodschappen voor mensen doen. Het team met de meeste punten mag bijvoorbeeld met de spelersbus terug na een wedstrijd. ‘Heel veel jonge Marokkaanse Nederlanders kijken erg op tegen Karim el-Ahmadi, een keihard werkende middenvelder die zich uitstekend gedraagt’, constateert De Kramer.

Spreekkoren en leuzen als ‘Nederland voor de Nederlanders’ worden volgens hem geuit door een beperkte groep. ‘Zo’n klein clubje vervelia’s verknalt het voor de rest en bezorgt Feyenoord een slechte naam. Hier kun je een heel stadion niet op afrekenen!’

Woensdagmiddag op het Sportplein Afrikaanderplein. Een aantal jongens en vooral meisjes, is zeer serieus aan het voetballen. Gelukkig zijn ze bereid hun sportieve activiteiten even te onderbreken voor wat vragen. Ze blijken allemaal fan van Feyenoord, maar ze vinden het volstrekt gewoon om aanhanger te zijn van meerdere clubs. Real Madrid wordt verschillende keren genoemd, evenals Barcelona, Sparta en Galatasaray.

Echt onderling eens zijn ze het niet, maar wel over het feit dat je écht niet persé hoeft te juichen voor een club uit je eigen wijk, stad of land. Als ze maar goed zijn. Over één ding zijn ze het volstrekt eens: Ahmadi is geweldig! Zodra zijn naam valt, beginnen ze te stralen.

Fans van niet-Nederlandse afkomst heeft Feyenoord dus absoluut, maar het stadion bezoeken, dat is een ander verhaal. Jongeren die toeterend van vreugde door de stad rijden als bijvoorbeeld Galatasaray gewonnen heeft, kunnen dus in de praktijk best ook een Feyenoord-hart hebben.

‘Er blijven absoluut niet-westerse bewoners weg uit de Kuip vanwege de deels anti-buitenlandse sfeer, maar er zijn er ook die zich daar niets van aantrekken’, vertelt een buurtbewoner. ‘En er is nog een belangrijke oorzaak. Feijenoord is geen kapitaalkrachtige buurt, het is een buurt met veel verborgen armoede. Veel mensen kunnen de kaartjes niet betalen.’

Ook joodse Nederlanders staan niet te trappelen om naar de Kuip te gaan. Dat heeft te maken met Feyenoord-spreekkoren zoals ‘we gaan op jodenjacht!’ Dat wordt gezongen als er tegen Ajax gevoetbald wordt. Zelf vinden de aanhangers het een onschuldig deuntje, maar zo ervaren veel buitenstaanders het niet. Vooral ouderen met een joodse achtergrond kijken geschokt als ze het horen.

Zowel Fenerbahce als Galatasaray hebben fanshops in Rotterdam. Helaas zijn ze niet bereikbaar voor commentaar, maar een medewerker laat wel weten dat ze bezoekers krijgen uit het hele land. Toch is het mogelijk dat de drager van een rompertje met daarop ’vijftig procent vader, vijftig procent moeder, honderd procent Fenerbahce’ ook fan van Feyenoord is. Dat blijkt ondubbelzinnig uit het relaas van de jonge voetballers op het Afrikaanderplein. In de voetbalharten van de nieuwe generatie is duidelijk ruimte voor meerdere clubs.