4.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 790

‘Letten we op, Nederlandse ‘linkse’ partijen?’

0
‘Nu de gevolgen van te veel immigratie zonder integratie zich op allerlei, vooral negatieve manieren laten zien, is het politieke zelfmoord om nog langer niets te doen. Letten we op, Nederlandse ‘linkse’ partijen?’

De Deense regering introduceerde onlangs een nieuw integratiemodel om segregatie te bestrijden en integratie te bevorderen. De maatregelen zijn gericht op Denen met een niet-westerse migratieachtergrond. De nadruk ligt op het ontmantelen van bestaande en het voorkomen van de vorming van nieuwe probleemwijken. De regering spreekt van ‘kwetsbare gettogebieden’ en ‘parallelle gemeenschappen’. Het adagium is ‘geen getto’s meer in 2030’.

Het integratieplan bestaat uit tweeëntwintig maatregelen, waaronder sterkere politie-inspanningen leveren in probleemwijken, zwaardere straffen opleggen in deze wijken voor misdaden zoals vandalisme en diefstal, criminelen uit deze wijken zetten, mensen met een uitkering ontmoedigen in deze wijken te wonen door onder meer te korten op hun uitkering als ze dat toch doen, gemeenten die extra integratie-inspanningen leveren, zoals mensen aan een baan of opleiding helpen, financieel belonen, gerichte taaltesten afnemen in het eerste leerjaar, sancties opleggen aan slecht presterende basisscholen en vroegtijdige detectie van kwetsbare kinderen.

‘Te veel mensen met een niet-westerse achtergrond dragen niet bij aan de Deense samenleving en de regering is niet langer bereid om dat te accepteren’, verklaarde de premier van Denemarken, Lars Løkke Rasmussen, onlangs in de Kopenhaagse probleemwijk Mjølnerparken.

De Deense PvdA, de Socialdemokratiet, die met zesenveertig zetels de grootste oppositiepartij is, is akkoord gegaan met de verplichtende integratiemaatregelen. De sociaaldemocraten breken daarmee radicaal met hun beleid van ‘vrijblijvende integratie’.

De minderheidsregering van het Scandinavische land wordt gevormd door de conservatief-liberale partij Venstre (vierendertig zetels), de liberale Liberal Alliance (dertien zetels) en de conservatieve Det Konservative Folkeparti (zes zetels), met gedoogsteun van de extreemrechtse Dansk Folkeparti (zevenendertig zetels).

In tegenstelling tot Denemarken is er in Nederland geen coherent nationaal beleid tegen segregatie. Er zijn wel lokale initiatieven, zoals de Tien voorstellen tegen segregatie en gettovorming, die de SP in Den Haag in 2008 presenteerde, en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, beter bekend als de Rotterdam-wet, uit de koker van Leefbaar Rotterdam, die na goedkeuring door de Eerste en de Tweede Kamer in juli 2006 werd ingevoerd in de havenstad en later ook in onder meer Schiedam, Vlaardingen en Tilburg.

Is het bestrijden van segregatie ook belangrijk voor Nederland? Is het Nederlandse integratiebeleid mislukt? Is de integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders mislukt?Moet Nederland à la Denemarken verplichtende integratiemaatregelen toepassen? Wat betekent het feit dat de Deense sociaaldemocraten een scherpe koerswijziging hebben gemaakt? Hoe moet het Nederlandse immigratiebeleid eruitzien? De Kanttekening vroeg dat en meer aan vijf waarnemers, uit de politiek, de wetenschap en het maatschappelijk middenveld.

‘Langs-elkaar-heen-leving’
Annabel Nanninga kan zich goed vinden in het Deense integratiemodel. ‘Ik zou haast zeggen: beter laat dan nooit. Van mij mogen we die maatregelen hier morgen invoeren. West-Europese overheden hadden meteen moeten inzien dat hoge, harde eisen stellen aan immigranten in het voordeel is van zowel de nieuwkomers als de autochtonen’, laat de fractievoorzitter van FvD Amsterdam weten. ‘Zo’n model, aangepast naar de Nederlandse situatie, zou hier zeer bruikbaar zijn. FvD is sowieso voor meer handhaving, zwaarder straffen, bij dubbel paspoort het Nederlands paspoort innemen als er een misdrijf wordt gepleegd en inzet op remigratie als verregaande integratie niet kan of lukt.’

Nanninga vindt dat het bestrijden van segregatie hoog op de agenda moet staan. ‘Gettovorming is onwenselijk, het is de doodsteek voor participatie en integratie. Mensen kunnen naar school gaan, winkelen, wonen en werken zonder ooit uit hun etnische bubbel te komen. Trots zijn op je afkomst, daar is niets mis mee, maar als je toekomst hier is, dan moet je hier wortelen en integreren’, aldus Nanninga. ‘Het is van levensbelang voor ons als samenleving; een vrije, westerse maatschappij is de samenlevingsvorm waarin mensen het beste tot hun recht komen. Mensen wagen hun leven om ons land te bereiken, het laatste wat we moeten willen is onze vrijheden, normen, waarden en cultuur laten omvormen en mensen veroordelen tot een bestaan in parallelle samenlevingen. Sowieso is ‘parallelle samenleving’ een oxymoron, we zitten met een ‘langs-elkaar-heen-leving’.’

De FvD’er pleit voor actieve sturing door de overheid. ‘Ook in Nederland zou de overheid, uiteraard binnen de mogelijkheden van de wet, actief moeten sturen in wijken die vergettoïseren of dreigen te vergettoïseren. Er zijn nu al hele straten in de grote steden waar je bij wijze van spreken alleen nog aan de straatnaambordjes kunt zien dat je in een Nederlandse stad bent en niet in Ankara of Tanger. Kwalijk, omdat zo ook de volgende generaties meer een band met het land van herkomst kunnen onderhouden dan met Nederland.’

‘Je vangt meer vliegen met stroop dan met azijn’
Han Entzinger ziet weinig in het Deense integratiemodel. Hij is positief over sommige maatregelen, zoals het afnemen van gerichte taaltesten en het financieel belonen van gemeenten die mensen aan een baan of opleiding helpen. Zulke maatregelen kunnen volgens hem gunstig uitpakken. Maar maatregelen zoals zwaardere straffen opleggen in de probleemwijken en mensen met een uitkering ervan weerhouden in deze wijken te wonen, noemt hij ‘te dwingend en agressief’.

Entzinger is emeritus hoogleraar Migratie- en Integratiestudies (Erasmus Universiteit Rotterdam) en voorzitter van het wetenschappelijk comité van het Bureau voor de Grondrechten van de Europese Unie in Wenen. Hij is lid van de redactieraad van Idee, het tijdschrift van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, de denktank van D66. Van 1993 tot 1997 was hij bestuursvoorzitter van de Stichting Wetenschappelijk Bureau D66, de voorloper van de Mr. Hans van Mierlo Stichting.

‘Bepaalde groepen mensen zwaarder straffen zal niet alleen geen positief effect hebben op het bevorderen van integratie en het bestrijden van segregatie, het zal zelfs averechts werken, want als je niet constructief te werk gaat duw je de groep mensen die je vooruit wil helpen juist alleen maar nog meer in de marge van de samenleving. Daarnaast is deze maatregel discriminerend en juridisch onmogelijk. Het is onacceptabel, dit heeft zelfs de PVV nooit geroepen. Je vangt meer vliegen met stroop dan met azijn’, poneert Entzinger. ‘Het ontmoedigen van mensen met een uitkering om niet in bepaalde wijken te wonen is ook geen oplossing is. Waar moeten deze mensen wonen dan?’ Hij geeft als voorbeeld de Rotterdam-wet. Veiliger of leefbaarder zijn wijken door de wet niet geworden, volgens een onderzoek (2015) van drie wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

De hoogleraar is ook kritisch over het gebruik van de term ‘getto’ door de Deense regering. ‘Ik schrik ervan dat ze in Denemarken zonder enige terughoudendheid dit woord gebruiken. Het is overdreven een wijk met problemen in Denemarken of Nederland aan te duiden als een ‘getto’. Deze term moet voorzichtig gebruikt worden, bijvoorbeeld om te verwijzen naar de wijken met verkrotte huizen waarin vooral Joden leefden in zeer barre omstandigheden in Oost-Europese landen tijdens de Tweede Wereldoorlog of de verwaarloosde en vervallen wijken in Amerikaanse steden zoals Chicago. Dat is toch echt andere koek dan de ‘achterstandswijken’ in Denemarken of Nederland.’

‘Ondoenlijk’
Zeki Arslan is het eens met Entzingers bezwaren. ‘Terechte kritiek op een model dat gebaseerd is op angst en wantrouwen. Daarmee bouw je geen leefbare samenleving op. Het lijkt erop dat dit model mensen met een migratieachtergrond alleen maar ziet als een veiligheidsrisico’, verklaart Arslan. ‘De kern van het probleem is dat de armoede en de werkloosheid aangepakt moeten worden. Goede scholen, meer ambachtelijke beroepen in de buurten en de jongeren betere begeleiding bieden om met succes een opleiding af te ronden, zorgen ervoor dat mensen hun brood kunnen verdienen. Meer maatschappelijk werk, beter betaalde professionals. Zo stimuleer je de leefbaarheid in wijken.’

Arslan is onderwijskundige, zelfstandig integratie-expert en lid van GroenLinks. Hij was programmamanager bij het opgeheven integratie-instituut Forum en voorzitter van de eveneens opgeheven Samenwerkende Turkse Organisaties.

‘Het toepassen van het Deense of een soortgelijk integratiemodel in Nederland is sowieso irreëel’, meent Arslan. ‘In Nederland is deze aanpak van de migrantenwijken ondoenlijk en onhaalbaar. Dat heeft te maken met hun inkomsten en economische vitaliteit en het toewijzingsbeleid van woningen door onder andere de gemeenten en de woningcorporaties. Mensen hebben een eigen sociaal netwerk. Ze hebben de vrijheid om zich elders te vestigen. En stel dat het zover komt dat de migrantenwijken aangepakt worden, wie gaat dat betalen? Conclusie: niet haalbaar.’

‘Erdogan is mijn president’
Nanninga reageert scherp op de kritiek van Entzinger en Arslan. ‘Als we nu niet doen wat we bij de massa-immigratie van de jaren zeventig hebben nagelaten, dan zijn we hele stadswijken en generaties kinderen voorgoed kwijt’, waarschuwt de politica. ‘Mensen die piepen dat deze broodnodige, maar zeer verlate maatregelen ‘te dwingend’ zijn, moeten zich afvragen waarom derde, vierde generatie kinderen die hier geboren zijn, teksten uitkramen zoals ‘Marokko is mijn land’ en ‘Erdogan is mijn president’. Waarom hier geboren tieners naar hun ‘broeders’ van IS afreizen. Waarom allochtonen steeds conservatief-religieuzer worden met alle gevolgen voor homo- en vrouwenrechten van dien. Alleen zeer dwingende maatregelen kunnen het tij van de segregatie nog keren en dat is in het belang van zowel autochtone als allochtone Europeanen.’

De FvD’er is ook kritisch over de invloed van de islam op Turkse en Marokkaanse Nederlanders en constateert dat de politieke partij Denk bewust segregatie bevordert. ‘Onder Turken en Marokkanen in Nederland is islam de grootste godsdienst en die ideologie staat op gespannen voet met het vrije woord en de rechten van vrouwen, homoseksuelen, Joden en andersdenkenden. In Amsterdam zijn er spanningen tussen groepen allochtonen die te maken hebben met conflicten in het ‘thuisland’. Er is hier in Amsterdam, en in meer gemeenten, zelfs politieke segregatie in de vorm van de Turks-nationalistische partij Denk in de gemeenteraad, die allochtone Amsterdammers bewust segregeert. Vooralsnog is er weinig reden tot optimisme.’

‘De nieuwe verzuiling dient zich aan’
Entzinger neemt het op voor moslims. ‘Moslims worden veel te vaak en veel te gemakkelijk geassocieerd met terrorisme. Ik heb uiteraard ook een afkeer van terrorisme, maar gewelddadige moslims vormen een kleine minderheid. Mensen angsten aanpraten die voor een groot deel ongegrond zijn, daar moet de politiek niet in meegaan.’

Entzinger is overwegend positief over de sociaalculturele integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders. ‘Grosso modo is de sociaalculturele integratie van deze groepen in mijn ogen aardig gelukt. Ik begrijp dat het feit dat sommige Turkse Nederlanders bijvoorbeeld de straat opgaan om steun te betuigen aan Turkse leiders mensen afschrikt. Maar feit is dat maar een deel van de Turkse Nederlanders zich sterk blijft identificeren met Turkije en dan vooral de Turkse regering. Op de lange termijn zal dat teruglopen, maar dan moeten ze zich wel voldoende geaccepteerd voelen als medeburgers in Nederland.’

De hoogleraar gelooft niet in het verplicht stellen van integratie. ‘Als overheid kun je integratie niet opleggen. Je kunt de voorwaarden aangeven en verbeteren waaronder mensen kunnen integreren, zoals beter onderwijs en goede huisvesting bieden en bijdragen aan het realiseren van een stevige rechtspositie, maar écht verplichten en afdwingen, dat kan niet.’

Over de sociaalculturele integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders zegt Arslan: ‘Mensen zijn nog steeds onderweg naar een volwaardig burgerschap in een nieuw land. De ervaren ongemakken zullen op korte termijn niet helemaal voorbij zijn. De toekomstige discussie zal gaan over diversiteit en identiteit. De nieuwe verzuiling dient zich aan.’

Wat vindt Arslan ervan dat bepaalde partijen erop hameren dat Turkse en Marokkaanse Nederlanders beter moeten integreren in samenleving? ‘Politici moeten met een realistisch en haalbaar verhaal komen. Als ze bedoelen dat mensen bijvoorbeeld de Nederlandse taal moeten leren om hier te kunnen werken en een opleiding te volgen en bijvoorbeeld de grondslagen van de rechtsstaat onderschrijven, dan is daar niets op tegen.’

‘Conflicterende waardensystemen’
Jan van de Beek is net als Nanninga sceptisch over de sociaalculturele integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Van de Beek is cultureel antropoloog en wiskundige. Hij promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam met zijn onderzoek Kennis, macht en moraal: de productie van wetenschappelijke kennis over de economische effecten van migratie naar Nederland, 1960-2005.

‘Als je afgaat op de onderzoeksresultaten van Ruud Koopmans (hoogleraar Sociologie aan de Humboldt Universiteit in Berlijn en directeur van de afdeling Migratie, Integratie en Transnationalisering van het Duitse sociaalwetenschappelijke instituut WZB, red.) onder moslims in Nederland, dan is de sociaalculturele integratie van Turken en Marokkanen volgens het waardensysteem dat nu in Nederland als mainstream geldt, eerder mislukt dan geslaagd’, constateert Van de Beek. ‘Ga maar na, 70 procent van de Nederlandse moslims vindt dat religieuze regels belangrijker zijn dan seculiere wetten. Verder wil 74,4 procent geen homo’s als vrienden, vindt 40,4 procent dat de Joden niet te vertrouwen zijn en meent 52,4 procent dat het Westen erop uit is de islam te vernietigen. Ook vindt 54,5 procent dat de moslims terug zouden moeten keren naar de wortels van de islam en meent 74,3 procent dat er maar één interpretatie van de Koran is waar alle moslims zich aan moeten houden. Dat zijn opvattingen en zienswijzen die erg ver afstaan van het waardensysteem van de doorsnee Nederlander. Maar ook de identificatie met Nederland is laag. Bij de tweede generatie Turken en Marokkanen is er maar 10 respectievelijk 11 procent dat zich meer met Nederland identificeert dan met het herkomstland. Bij de Surinamers en Antillianen ligt dat veel hoger, 51 respectievelijk 67 procent. Bij gemengd huwen zie je tussen deze vier groepen dezelfde grote verschillen. De Turken en Marokkanen zijn duidelijk meer gericht op de eigen groep en segregatie dan bijvoorbeeld de Surinamers en Antillianen.’

Van de Beek onderstreept het belang van het bestrijden van segregatie. ‘Segregatie in Nederland is een groot probleem, vooral als het gaat om groepen die er conflicterende waardensystemen op na houden of gemiddeld genomen de liberale democratie niet steunen. Als dergelijke groepen grote minderheden worden, dan is de stabiliteit van de liberale democratie in gevaar.’

Ook Arslan ziet het belang in van het aanpakken van segregatie. ‘Nederland is nog steeds verzuild. Dat de segregatie aangepakt moet worden spreekt voor zich. Als we kijken naar het onderwijs, dan zijn we in de afgelopen dertig jaar er niet in geslaagd om gemengde scholen te realiseren. Het systeem dat de segregatie veroorzaakt, wil men niet veranderen.’ Anti-segregatie-beleid als onderdeel van een coherent langetermijn integratiebeleid is de oplossing volgens Arslan. Hij pleit net als Entzinger voor ‘constructieve’ in plaats van ‘dwingende’ maatregelen. ‘Nederland heeft nooit een duurzaam, constructief en goed doordacht integratiebeleid gevoerd, maar er is steeds alleen sprake geweest van losse projecten. Het overnemen van het Deense integratiemodel is onder de huidige omstandigheden daarom überhaupt niet mogelijk. Daarnaast hebben we te maken met een derde en vierde generatie van kinderen met een migratieachtergrond voor wie de term integratie niets zegt. Waar wij op zoek naar moeten gaan is de sociale binding met het land, de stad en de buurt en met elkaar. Verschillen moet je aanvaarden. Het verleden draag je altijd met je mee.’

‘Je moet grenzen trekken’
Arslan vindt het merkwaardig dat de Deense sociaaldemocraten akkoord zijn gegaan met dwingende integratiemaatregelen. ‘Dat laat zien in welke mate het gebrek aan inspiratie en historisch besef bij de sociaaldemocraten in Denemarken is zoekgeraakt.’

Nanninga vindt de U-turn van de Socialdemokratiet too little, too late. ‘Het is opmerkelijk dat de sociaaldemocraten, één van de hoofdverantwoordelijken voor de demografische ramp van de massa-immigratie, nu ook hun eigen kapitale fout beginnen in te zien. Deze draai zal vermoedelijk deels strategie zijn om de kiezersgunst terug te winnen.’

Jacques Monasch reageert enthousiast op de koerswijziging van de Socialdemokratiet. ‘Dat de Deense sociaaldemocraten nu besluiten andere standpunten in te nemen op het gebied van immigratie en integratie is in lijn met wat ik de afgelopen jaren geschreven en gezegd heb. Ik juich het besluit van de Denen zeer toe. Een open samenleving kan niet open zijn voor iedereen. Je moet grenzen trekken, in je verzorgingsstaat, dus in je economische arrangementen, maar ook in je normen en waarden. Als je niet bereid bent grenzen te trekken, dan sta je toe dat de samenleving en de solidariteit uitgehold worden. Dan gaan mensen zich niet meer vertrouwd voelen in de samenleving waarin ze zijn opgegroeid, dat is desastreus voor samenlevingen.’

Monasch was van 2010 tot 2017 lid van de Tweede Kamer namens de PvdA. Hij verliet de PvdA vanwege onder meer de in zijn ogen ‘onrealistische’ immigratie- en integratiekoers van de partij. Hij is consultant bij GKSV, de Nederlandse affiliate van Interel, een internationaal bureaunetwerk gespecialiseerd in strategische communicatie en public affairs.

Monasch is niet de enige sociaaldemocraat die de koerswijziging van de Socialdemokratiet toejuicht. Prominente PvdA’er René Cuperus bijvoorbeeld reageerde ook positief in een interview met journalist Wierd Duk (de Telegraaf). Cuperus pleit voor een ‘herstart van de integratie’ en een ‘deltaplan voor integratie om onze Europese middenklassesamenlevingen te redden en de voortschrijdende islamisering tegen te gaan’.

Cuperus was kandidaat namens de PvdA bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009 en was van 1996 tot 2017 als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de Wiardi Beckman Stichting, de denktank van de PvdA.

Cuperus: ‘De prijs die wij betalen voor het feit dat Nederland een immigratiesamenleving is geworden, is veel te hoog. Immigratie zet druk op de verzorgingsstaat van de PvdA, want te veel nieuwkomers eindigen in de bijstand. Immigratie zet druk op het bijzonder onderwijs van de christelijke partijen, want islamitische scholen zijn een garantie voor een parallelle samenleving. En immigranten verdringen de blanke onderklasse op de flexibele arbeidsmarkt van de VVD. Dat is totaal onderschat.’

Monasch denkt niet dat de PvdA in staat is een koerswijziging te maken. ‘Er gaan ook intern gelukkig steeds meer geluiden op voor een koerswijziging, maar om dat te verwezenlijken moet Lodewijk Asscher (partijleider van de PvdA, red.) de achterban echt forceren. Ik weet niet of hij daartoe bereid is. Ik hoop het ten zeerste, maar ik denk niet dat de huidige PvdA de stap durft te maken die de Deense sociaaldemocraten hebben gemaakt’, verklaart Monasch. ‘De PvdA heeft gekozen voor een enge benadering van integratie en immigratie, zonder de mogelijk gevolgen te overzien. Met een immigratiebeleid gekarakteriseerd door het motto wir schaffen das zet je de samenleving hevig onder druk. Daarmee beschadig je de samenleving, want je kunt niet op zo’n roekeloze manier immigranten opnemen. Dat zei ik ook in de Tweede Kamer-fractie van de PvdA, men was het er totaal niet mee eens.’

‘Het Deense model is een aardig voorzetje’
Monasch is voorstander van selectieve immigratie. Daarvoor diende hij meerdere moties in, in de Tweede Kamer. Het vormde één van de speerpunten van zijn partij De Nieuwe Wegen waarmee hij meedeed aan de Tweede Kamer-verkiezingen van 15 maart 2017, maar geen zetel wist te behalen. ‘Natuurlijk hoor je als samenleving solidair te zijn met mensen die op de vlucht zijn. Maar de meeste vluchtelingen moeten opgevangen worden in kampen van de UNHCR (de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, red.). Je kunt immers niet iedereen opnemen. Selecteer dan mensen in UNHCR-kampen van wie je weet dat ze zich goed, snel kunnen aanpassen in onze samenleving. Als je zegt dat je niets moet hebben van homo’s, dat mannen en vrouwen niet gelijk zijn, enzovoorts, dan is er gewoon geen plek voor jou in onze samenleving. Maar ik ben en blijf overtuigd sociaaldemocraat en mijn visie is: als je hier eenmaal bent als immigrant, dan gaan we wel om je heen staan, dan gaan we ervoor zorgen dat je meedraait in onze samenleving. Door paal en perk te stellen aan immigratie kunnen we meer doen voor de integratie van de immigranten die we wel hebben opgenomen.’

Ook Van de Beek ageert tegen niet-selectieve immigratie. ‘In hoeverre het integratiebeleid lukt of niet lukt vind ik van ondergeschikt belang. Natuurlijk moet de overheid geld en energie investeren in de geslaagde integratie van immigranten. Echter, integratiebeleid zoals wij dat in Nederland kennen is feitelijk het paard achter de wagen spannen. Het is veel beter immigranten te selecteren op hun kansen op sociaaleconomische en sociaalculturele integratie. Als je dat goed doet heb je dat integratiebeleid veel minder nodig. Want integratiebeleid is maar heel beperkt mogelijk. Sociaalculturele integratie is natuurlijk helemaal niet van bovenaf op te leggen. Als een orthodoxe moslim de Nederlandse cultuur geperverteerd, seksueel losbandig en inferieur vindt, los je dat echt niet op met een cursusje ‘Nederlandse waarden en normen’. Dat is gewoon ontzettend naïef gedacht. Het is daarom veel beter om alleen immigranten toe te laten van wie je verwacht dat ze vanzelf sociaalcultureel integreren.’

Hetzelfde geldt volgens Van de Beek voor sociaaleconomische integratie. ‘Neem bijvoorbeeld de zogenaamde gastarbeid. Laaggeschoolde arbeiders werden naar Nederland gehaald om werk te doen dat voor een belangrijk deel vanaf de jaren zeventig uit Nederland verdween. De gastarbeiders raakten massaal werkloos, wat vele miljarden euro’s heeft gekost. Bovendien blijken ook de kinderen van de gastarbeiders zelf gemiddeld laaggeschoold. Omdat in het algemeen het opleidingsniveau van ouders heel bepalend is voor het opleidingsniveau van kinderen, bestaat de kans dat die achterstanden ook bij de volgende generaties nooit helemaal weggewerkt zullen worden. En het opleidingsniveau is allesbepalend voor de sociaaleconomische positie. Ook dat laat al zien dat je veel beter kunt selecteren op een goed gemiddeld opleidingsniveau in plaats van te proberen achteraf met integratiebeleid hardnekkige achterstanden te repareren. Vanwege voorgaande overwegingen ben ik dan ook erg tegen niet-selectieve immigratie. Het recht op asiel bijvoorbeeld moet beperkt worden tot geografisch Europa, zodat de potentiële aantallen kleiner zijn en de kansen op sociaalculturele en sociaaleconomische integratie groter. Ook de immigratie voor arbeid, studie en gezin moet veel restrictiever en selectiever.’

Volgens Nanninga is het Nederlandse integratiebeleid faliekant mislukt. ‘De derde generatie na de ‘gastarbeiders’ is nog steeds niet geïntegreerd, oververtegenwoordigd in uitkeringen, misdaad en radicalisme en ziet vaak Marokko of Turkije nog steeds als vaderland, met alle gevolgen van dien. Het Deense model is een aardig voorzetje. Daarnaast moet beslist een halt worden toegeroepen aan de immigratie. Nu de gevolgen van te veel immigratie zonder integratie zich op allerlei, vooral negatieve manieren laten zien, is het politieke zelfmoord om nog langer niets te doen. Letten we op, Nederlandse ‘linkse’ partijen?’

De man die Hitler een open brief schreef

0
Mensrechtenactivist Armin T. Wegner waarschuwde in een vroeg stadium voor de Holocaust en was getuige van de Armeense Genocide. Historicus Ewout Klei dook in deze voor Nederland grotendeels onbekende geschiedenis.

In het voorjaar van 1933, vlak nadat hij het Duitse Rijk (1871-1945) effectief veranderd had in een dictatuur en de eerste maatregelen tegen de Joden in gang waren gezet, kreeg Adolf Hitler een bijzondere brief onder ogen. De brief was geschreven door de Duitse schrijver en mensenrechtenactivist Armin T. Wegner (1886-1978) en dateerde van 11 april. Wegner protesteerde tegen de Joden-vervolging. De brief is om twee redenen bijzonder: 1) het was het enige openlijke protest in nazi-Duitsland tegen de Joden-vervolging; 2) de auteur die daartegen protesteerde was in 1915 als Duitse officier ooggetuige van de Armeense Genocide.

Wegner was van 1886 en dus enkele jaren ouder dan Hitler. Hij kwam uit een oud adellijk Pruisisch geslacht, met een stamboom die terugging tot de tijd van de kruistochten. Wegner promoveerde in de rechten en schreef daarnaast een boel gedichten. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) was hij eerst arts aan het westfront, voordat hij vertrok naar het Ottomaanse Rijk (1299-1922) en in dienst trad bij veldmaarschalk Colmar von der Golz (1843-1916). Wegner aanschouwde de deportatie van de Armeniërs en ontdekte dat ze werden uitgeroeid door de Ottomanen.

Met gevaar voor eigen leven besloot Wegner alles te fotograferen, met als doel dat deze misdaad tegen de menselijkheid niet zou worden vergeten. Ook maakte hij aantekeningen en verzamelde hij informatie van andere getuigen, om zo een goed beeld van alles te krijgen. De Ottomanen kregen uiteindelijk lucht van deze activiteiten, met als gevolg dat Wegner terug naar Duitsland werd gestuurd. Ze vernietigden zijn foto’s, maar gelukkig had Wegner de negatieven het land uit weten te smokkelen, omdat hij die had verstopt in zijn heupgordel. Mede daardoor weten we heel goed wat er met Armeniërs gebeurd is. De Ottomaanse autoriteiten hadden Wegner natuurlijk het liefst uit de weg geruimd, maar dat konden ze niet doen omdat het Duitse keizerrijk hun bondgenoot was.

Toen de Eerste Wereldoorlog ten einde was pleitte Wegner in een open brief aan de Amerikaanse president Woodrow Wilson (1856-1924) voor een onafhankelijk Armenië. Deze brief verscheen in vele kranten. Het feest ging uiteindelijk niet door, omdat de Turkse nationalisten en de Russische communisten een gelegenheidscoalitie hadden gesloten. Wegner bleef zich echter inzetten voor Armeniërs en hoopte dat zij zich met de Turken zouden verzoenen.

In 1921 was Wegner getuige in het geruchtmakende proces tegen Soghomon Tehlirian (1897-1960). Deze Armeense nationalist had in Berlijn Talat Pasja (1872-1921) vermoord, de architect van de Armeense genocide. Wegner vertelde tijdens dit proces over de gruwelijkheden die hij tijdens zijn verblijf in het Ottomaanse Rijk had aanschouwd, voor de jury mede een reden om Tehlirian vrij te spreken.

Wegner was als mensenrechtenactivist en pacifist niet bepaald blij met de machtsovername van de nazi’s, begin 1933. Vooral het antisemitisme zat hem dwars. Toen de nazi’s op 1 april 1933 met een anti-Joodse boycot kwamen besloot Wegner daartegen te protesteren. Hij schreef begin april een open brief, die hij aan verscheidene kranten aanbood. Geen enkele krant durfde de brief echter te publiceren. Daarop zond Wegner de brief naar het Braunes Haus in München, het hoofdkwartier van de nazipartij, met het verzoek om de brief naar Hitler door te sturen.

In zijn brief veroordeelde Wegner in ondubbelzinnige bewoordingen de discriminatie van de Joden. Hij herinnerde Hitler aan de Joden die veel voor Duitsland hadden betekend, zoals de beroemde natuurwetenschapper Albert Einstein (1879 -1955), en de circa twaalfduizend Joden die tijdens de Eerste Wereldoorlog in dienst van de keizer waren gesneuveld. Joden konden kortom ook goede Duitsers zijn. Wegner had ook kritiek op Hitlers idee van een zuiver ras. De Duitsers stamden af van onder andere de Franken en de Friezen en hadden ook ‘onzuiver’ Slavisch bloed in de aderen. En bovendien, kwam de Führer zelf niet uit Oostenrijk? Volgens Wegner stond niet alleen de toekomst van de Joden op het spel, maar ook de toekomst van Duitsland. De Joden hadden de slavernij in Egypte, de ballingschap in Babylonië, de Spaanse inquisitie en de Russische pogroms overleefd, dus ze zouden ook de nazi’s overleven. Maar Duitsland zou als men niet stopte met de Joden-vervolging een grote schuld op zich laden, die niet gauw zou worden vergeten. Wegner deed in zijn zes pagina’s tellende brief een moreel appel op Hitler. Een waarlijk groot man was in staat om zijn fouten toe te geven en daarvan te leren. Hitler moest stoppen voordat het te laat was, want als hij de Joden kwaad zou doen zou dit ook kwade gevolgen voor Duitsland hebben. Wegner drukte Hitler op het hart dat hij zijn brief niet schreef omdat hij een vriend van Joden was, maar omdat hij liefde had voor het Duitse volk. De edelmoedigheid, de trots, het geweten en de eer van het Duitse volk waren in het geding.

De nazi’s voelden zich niet verplicht tot een inhoudelijke repliek. Martin Bormann (1900-1945) schreef Wegner dat hij de brief naar de Führer zou doorsturen, en daar bleef het voorlopig bij. Op 19 augustus werd Wegner opeens gearresteerd door de Gestapo. Wegner werd achtereenvolgens in de concentratiekampen Oranienburg, Börgermoor en Lichtenburg opgesloten. Na een aantal maanden besloten de nazi’s hem vrij te laten. Hij pakte meteen zijn koffers en vluchtte nazi-Duitsland uit. Hij kwam via Groot-Brittannië en Palestina in Italië terecht en overleefde daar, met een beetje geluk, de Tweede Wereldoorlog (1939-1945).

Hoewel bijna niemand in Duitsland en Nederland hem kent is Wegner door de Joden en Armeniërs in het zonnetje gezet. In 1967 kreeg Wegner van Israël de Yad Vashem-onderscheiding, omdat hij de eerste en enige Duitser was die openlijk tegen de Joden-vervolging had geprotesteerd. Hoewel Wegner niemand persoonlijk had gered had hij tevergeefs getracht om leed op grote schaal te voorkomen, door zich rechtstreeks tot Hitler te wenden. Daarnaast wist Wegner op het moment dat hij zijn brief schreef dat dit niet bepaald zonder persoonlijke risico’s was, omdat na de Rijksdag-brand al vele tegenstanders van het naziregime waren opgepakt en gemolesteerd door de nazi’s. De commissie die zich boog over de vraag of Wegner ook een ‘rechtvaardige onder de volkeren’ was vond deze twee redenen doorslaggevend. Wegner was geen doorsnee held, maar verdiende het eerbetoon dubbel en dwars. Een jaar later plantte Wegner ook een boom in Israël, wat bij de Yad Vashem-onderscheiding hoort. In 1968 werd Wegner bovendien opgenomen in de Orde van de Heilige Gregorius, vanwege zijn decennialange belangeloze inzet voor de zaak van de Armeniërs.

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog bleef Wegner boeken schrijven. Hij keerde niet terug naar Duitsland, maar bleef in Italië wonen. Mede daardoor vergat het Duitse publiek hem. In 1978 overleed hij op eenennegentigjarige leeftijd. In 1996, enkele jaren na de Armeense onafhankelijkheid, werd een deel van Wegners as herbegraven bij het genocidemonument in de Armeense hoofdstad Yerevan. De president van Armenië was aanwezig bij deze staatsbegrafenis.

Vrijheid in je eentje

0

‘Eén van de dingen waar ik heel erg trots op ben is dat je hier op school je mening kunt geven, dat je gehoord wordt, daar wordt soms wat mee gedaan en soms zeggen we ‘we hebben je mening gehoord, maar we denken er zelf anders over’. Maar je mag het wel zeggen.’

Onze directeur introduceerde de spreker van vandaag. In het kader van de vrijheidscolleges die van 27 maart tot en met 5 mei worden gehouden, was er op onze school een Nederlandse rapper uitgenodigd die zou gaan praten over vrijheid. Hij had er zin in en de verwachtingen waren hoog gespannen. En ‘aan het eind van het verhaal mag je alles vragen wat je wilt, alles zeggen wat je wilt, graag zelfs’. Aldus de rapper. Dat was nog eens vrijheid van meningsuiting.

Het thema voelde voor mij extra actueel vanwege een gebeurtenis een week geleden. Op een avond verscheen plotseling in de groepsapp een video – geplaatst door Najib. Ik klikte op play en ik zag een rapper die in hoog tempo opsomde wat er allemaal niet deugt aan Nederland. ‘Het land van de duivel. Het land van pedofielen, travestieten en lesbiennes, waar Dennis kan trouwen met Dennis. We worden vergiftigd met aspartaam. Het land waar alles gezegd mag worden en waar alles gebeurt wat God verboden heeft.’

Naar mijn idee had de rapper een vertekend beeld van Nederland en verder was ik het niet met hem eens. Zo te horen had hij ook niet veel op met vrijheid. Het lied ademde haat en agressie.

Toen ik met Najib in gesprek ging over de rapvideo, stuitte ik op een muur van samenzweringstheorieën. Volgens Najib is er sprake van een complot tegen moslims. Zijn wantrouwen wat betreft de media is groot. De mainstream media zitten volgens Najib allemaal in een complot, zoals bijvoorbeeld bij de beeldvorming rond IS, ‘want moslims zouden nooit tegen moslims vechten’. Bij een toets niet veel later (‘juf, dit is gymnasium’, aldus Najib) waar ik caramels uitdeelde voor een beetje extra energie, fluisterde ik hem in dat er vast aspartaam in zat. Hij grijnsde, zag er de humor wel van in.. aspartaam? Boeien.

Dat was vorige week. Nu zaten we hier in een lokaal voor de vrijheidslezing. De rapper vertelde zijn persoonlijke verhaal – en ging in op de vraag wat vrijheid eigenlijk was. Was het zekerheid? Kan vrijheid bestaan als er ongelijkheid is? Is vrijheid een situatie waarin iedereen onvoorwaardelijk voor elkaar zorgt? Het ging over vrijheid van geest, creativiteit, altijd vragen blijven stellen en ‘gekke monnie met iets leips maken’. Het theoretisch gehalte was hoog en ik zag dat de aandacht langzaam wegglipte. Het was wat abstract voor mijn leerlingen. Niks mis met vragen, maar wat mijn leerlingen ook heel erg op prijs stellen zijn antwoorden. ‘Wat betekent vrijheid voor jullie?’, vroeg de rapper aan het eind van zijn lezing.

Najib stond op. De opwinding stond op zijn rode wangen te lezen. ‘Ja, we mogen dan wel alles zeggen wat we willen, maar als ik dan zeg wat ik vind dan wordt meteen gezegd dat ik radicaal ben.’ Maar het is toch ZIJN vrijheid van meningsuiting als hij zegt wat hij vindt?

Het is ook verwarrend. Het lijkt soms of de ene vrijheid van meningsuiting wél mag en de andere niet, de ene mening geaccepteerd is en de andere niet, zo voelde hij zich over het filmpje dat hij geplaatst had. Maar dat is de crux bij die vrijheid van meningsuiting-discussie. Het gaat niet alleen om jouw vrijheid, maar ook om die van de ander. Het moet niet zo zijn dat je met jouw vrijheid die van anderen beperkt, dat mensen niet meer met elkaar mogen trouwen omdat jij dat nou eenmaal vindt. Maar mag je daar dan wel een mening over hebben en daar een liedje over maken? Vragen, vragen, ik heb de boodschap van de vrijheidslezing al helemaal geïnternaliseerd, lijkt wel.

Halverwege de video van de ‘haatrap’ in onze groepsapp liet de rapper overigens iets over zijn motieven doorschemeren. ‘Je kan blijven likken broer maar ze moeten je niet.’ Zijn rap is de klaagzang van een afgewezene die alles van degene die hem afgewezen heeft af wil breken. Het is wraak waarbij de vrijheid het moet ontgelden. De vrijheid van de ander, wel te verstaan. Niet die van hemzelf.

De namen in deze column zijn gefingeerd.

‘De impact zal blijvend zijn’

0

‘Op 25 september werd hij afgevoerd naar Auschwitz, drie dagen later kwam hij om in de gaskamers, samen met zijn eerste vrouw Ilona en hun kinderen Nandor en Magdolna.’

Binnenkort verschijnt een nieuw deel van de boekenserie Joodse huizen: verhalen over vooroorlogse bewoners. Joodse huizen brengt in kaart hoe het leven was in de circa zesendertigduizend huizen waar Joodse Nederlanders woonden voor de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Dat levert indringende verhalen op, waarvan er één is opgetekend door historicus Aline Pennewaard, over de in Woerden woonachtige Emanuël ‘Mano’ Markovits (1878-1942). Markovits werd op 28 september 1942 vermoord in Auschwitz. Zijn levensverhaal leest als een bloedstollende thriller. De Kanttekening sprak Pennewaard.

Waarom is dit verhaal nog steeds relevant?
‘Omdat de oorlog als moreel ijkpunt niet meer onomstotelijk is en antisemitisme steeds vaker openlijk de kop opsteekt. Daarbij wordt alles op één hoop gegooid. Dat zie je bijvoorbeeld in het debat over de Palestijnse kwestie. Alle nuance is weg, en passant wordt de Holocaust openlijk betwijfeld. Dat maakt de weg vrij voor meer Joden-haat. Neem de oprichting van de staat Israël. Dat streven is niet na de Holocaust ontstaan, maar stond al veel langer op de planning. Vergeet niet dat ver voor de Tweede Wereldoorlog pogroms, gericht tegen Joden, in Rusland aan de orde van de dag waren. Het verschil met de periode onder nazi-Duitsland is dat we een kanteling hebben gezien van een religieuze component, namelijk Joden zijn de moordenaars van Jezus, naar een raciale.’

Wat was het lot van Markovits?
‘Op de vlucht voor de Eerste Wereldoorlog (1914-1918, red.) belandde hij met zijn gezin in Rotterdam. Als fabrikant van sacharine (een zoetstof, red.) maakte hij in zijn nieuwe woonplaats een fortuin. Hij kreeg een relatie met de vijfentwintig jaar jongere niet-Joodse Bé, maar zijn vrouw weigerde te scheiden. Joden die getrouwd waren met Nederlanders waren beschermd tegen vervolging door de nazi’s, maar dat gold dus niet voor Markovits. Hij ging desondanks ervan uit dat zijn Hongaarse nationaliteit (Hongarije was een bondgenoot van Hitlers Duitsland, red.) hem zou beschermen. Dat bleek niet zo te zijn. Op 25 september werd hij afgevoerd naar Auschwitz, drie dagen later kwam hij om in de gaskamers, samen met zijn eerste vrouw Ilona en hun kinderen Nandor en Magdolna.’

Foto: de Kanttekening. Historicus, auteur en onderzoeker Aline Pennewaard (Woerden, 1978) studeerde in Nederland en Israël. Ze werkt momenteel aan haar promotieonderzoek dat zich richt op de deportaties van Joden vanuit Nederland naar de vernietigingskampen. Samen met Guus Luijters schreef zij het boek ‘In memoriam, addendum: de gedeporteerde en vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen, 1942-1945’ (2012). Binnenkort verschijnt het boek ‘Joodse huizen: verhalen over vooroorlogse bewoners’ waarvoor zij een bijdrage heeft geschreven.

Hoe bent u zo gefascineerd geraakt door deze familiegeschiedenis?
‘Mijn opa werkte bij de Joodse slager Izaks in Woerden. Toen de situatie penibel werd onder de Duitsers, bood mijn opa aan te helpen een onderduikadres voor hem en zijn gezin te zoeken, maar Izaks weigerde; hij wilde niemand tot last zijn, was zijn antwoord. Zulke verhalen hoorde ik al op jonge leeftijd en ze wekten mijn interesse. Ik zat als jong meisje gekluisterd aan de radio toen de Golf-oorlog (1990-1991, red.) uitbrak. Ik begon veel te lezen over het onderwerp en volgde al het nieuws dat over Israël verscheen. Mijn protestant-christelijke achtergrond zal daaraan hebben bijgedragen. Later ben ik de verhalen die mijn opa mij vertelde over weggevoerde Joden gaan natrekken en ik heb uitgezocht wat er precies met de familie Izaks gebeurd is.’

Het verhaal van de familie Markovits was onbekend. Hoe is dat mogelijk, na zoveel decennia waarin onderzoek is gedaan naar de Holocaust?
‘De geschiedschrijving over de Holocaust bestaat uit fases. We zitten nu in een periode van persoonlijke verhalen. In de eerste decennia na de oorlog bestond geschiedschrijving over de Holocaust voornamelijk uit het beantwoorden van de vraag wat er gebeurd was, waarom en hoe. De laatste jaren is een verschuiving zichtbaar naar de meer persoonlijke verhalen achter die gebeurtenissen. Daardoor duiken verhalen als die over Markovits nu meer op.’

Wat is de toekomst van verhalen over Joden voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog?
‘De historiografische kant is natuurlijk inmiddels wel helder, maar er zijn nog heel veel persoonlijke verhalen onontdekt en niet vastgelegd. Ik verwacht dat de trend van meer persoonlijke verhalen zal toenemen.’

Is de geschiedschrijving over de Holocaust ooit af?
‘Nee, die is nooit af. Juist omdat er telkens weer nieuwe bijzondere persoonlijke verhalen bekend worden.’

Blijft de Holocaust een moreel ijkpunt?
‘Voor Nederland gaat het om de enige genocide die op ons grondgebied plaatsvond. Dus die impact zal blijvend zijn lijkt mij.’

Op de schouders van de onzichtbaren

0

Facebook-baas Mark Zuckerberg en Martin Luther King hebben allebei een subliem persoonlijk kantelmoment meegemaakt. Ze hadden een openbarend moment dat niet alleen tot een persoonlijke transformatie leidde maar ook tot de verandering van de samenleving als geheel. Een momentum dat zowel Zuckerberg als King met beide handen grepen. Sindsdien staan hun namen, net als die van Kings naamgenoot, Martin Luther, in de geschiedenisboeken.

Het was op 17 oktober 1517, vorig jaar precies vijfhonderd jaar geleden, dat Luther zijn vijfennegentig beroemde stellingen op de Wittenbergse kerkdeur plakte. Een moedige daad die vorig jaar wereldwijd en in Duitsland in het bijzonder, groots werd gevierd.

De viering van grootheden moet gepaard gaan met een groot besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid voor hun nalatenschap. Door het schandaal rondom het Britse databedrijf Cambridge Analytica, dat data van miljoenen Facebook-gebruikers ongevraagd verzamelde en voor politieke doeleinde verkocht, rijst steeds de vraag welke verantwoordelijkheid Zuckerbergs grootheid met zich meedraagt. Verdient hij net als de twee Martin Luthers ook een herdenkingsmoment in de toekomst?

King werd eerder deze maand wereldwijd herdacht. Op 4 april was het precies vijftig jaar geleden dat hij werd vermoord. Het afgelopen jaar was hij samen met Mahatma Gandhi en de ex-man van de onlangs overleden Winnie Mandela in een tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam te zien. ‘We have a dream is een tentoonstelling over drie wereldberoemde personen die grote invloed hadden op de geschiedenis van de twintigste eeuw’, schrijft de Nieuwe Kerk. En verder: ‘Gewone mensen die uitgroeiden tot leiders van grote bewegingen tegen rassendiscriminatie en sociale ongelijkheid.’ In de laatste zin wordt het sublieme persoonlijke moment van de drie heren geïllustreerd. Drie heren die uit het niets zich tot de grootheden der geschiedenis werkten.

Terug naar de hedendaagse grootheid Zuckerberg, die net als King al heel jong zijn naam bijschreef bij de grote der aarden. Hij is nog maar drieëndertig jaar oud, een jaartje jonger dan King was toen hij zijn beroemde I have a dream-rede hield voor het Lincoln Memorial in Washington D.C. Maar de tijden zijn veranderd. Want terwijl King ruim tweehonderdduizend mensen fysiek toesprak, heeft Zuckerberg sinds de oprichting van Facebook ruim veertien jaar geleden, vanuit computerschermen in Californië de verantwoordelijkheid gekregen over meer dan twee miljard mensen.

Mensen die maandelijks op zijn sociale platform zitten. En zo wist de Amerikaanse mooiboy zijn sublieme persoonlijke moment op Harvard te verzilveren tot de creatie van de grootste natiestaat ter wereld: Facebook. Vanuit een ander perspectief is Facebook op het christendom na (het geloof van beide Luthers) de grootse religie ter wereld.

Grootheden staan op de schouders van hun dragers. De namen van de meer dan miljard Facebook-gebruikers mogen daarom niet vergeten worden, ondanks het feit dat ze na hun dood geen standbeeld zullen krijgen. Ik ben bang dat ze slechts een nummertje zijn met een onzichtbare spoor in de collectieve geschiedenis. Maar wat zou Zuckerberg zonder hen werkelijk zijn?

De politiek van big data

0

Met een nipte meerderheid werd de sleepwet bij het referendum op 21 maart weggestemd. Geen ruime overwinning voor de nee-stemmers, maar toch wel een heel mooie uitslag als je bedenkt dat de voorstanders van de nieuwe wet voorspelden dat het een gelopen race was en dat een overweldigende meerderheid van de bevolking ‘ja’ zou stemmen. Het kabinet had de directeuren van veiligheidsdiensten ingevlogen om te vertellen dat de wet een zuiver technische niet-politieke aangelegenheid was, een kwestie van de juiste algoritmen. De ironie wilde overigens dat deze veiligheidsambtenaren hinderlijk voor de voeten werden gelopen door Rutte en Buma die er juist weer politieke show van maakten met heel veel bangmakerij over de gevolgen voor onze veiligheid als de wet zou worden afgewezen.

De discussie lijkt zich vooral toe te spitsen op privacy, maar dat is zeker niet het enige dat op de wet valt aan te merken. Het is een grote misvatting om veiligheidsonderzoek met big data af te doen als neutrale algoritmische rekenkunde. Lang behoorde ook ik tot diegenen die zeiden niets te verbergen te hebben. Ik hoefde dus ook niet bang te zijn als ze mijn gangen zouden nagaan. Maar dat is zoals nu steeds duidelijker wordt, erg naïef gedacht. Uit een onlangs verschenen kritisch rapport van de CTIVD, de toezichthouder op de veiligheidsdiensten, blijkt dat geheime diensten uit verschillende landen steeds vaker samenwerken en gegevens uitwisselen, zonder dat dit proces voldoende wordt gecontroleerd. Minister Ollongren had het rapport al in februari in haar bezit, maar heeft het zo lang mogelijk in haar bureaula laten liggen omdat het oordeel van de CTIVD weleens ongunstig voor de uitkomst van het referendum zou kunnen uitpakken.

Die uitwisseling van data alleen al is een politieke daad. Wat hier in Nederland mag of in elk geval (nog) niet als verdacht wordt aangemerkt, kan in een ander land wel degelijk grote gevolgen hebben voor de persoon in kwestie. Big data-analyse is altijd politiek beladen. Uit onderzoek naar de consequenties van dit soort rekenmethodes blijkt dat de uitkomsten van grootschalige data-analyses over de achtergrond van mensen, een profiel kan opleveren zonder enig inzicht in en controle op de totstandkoming ervan. Dat is zeker het geval als het om onderzoek naar veiligheidsrisico’s gaat. Opeens en op onvoorspelbare wijze kun je tot een risicocategorie behoren. Dat kan ernstige consequenties hebben zoals stigmatisering en uitsluiting. Het zal geen verbazing wekken dat uit datzelfde onderzoek blijkt dat het vooral moslims zijn die als potentieel risicovol worden aangemerkt. Je hoeft dus helemaal niets gedaan te hebben om tot een risicocategorie te worden gerekend.

Dat big data voor zichzelf spreken is dus een domme mythe. Er zal altijd geïnterpreteerd worden. Altijd zijn er politici die op grond van een reeks kenmerken menen iemands risicoprofiel te kennen. Zoals we weten meent Trump dat hij op grond van iemand nationaliteit kan afleiden of die persoon gevaarlijk is. In wezen komen risicoprofielen op basis van algoritmen op precies dezelfde manier tot stand. De bizarre oncontroleerbaarheid van data, zeker als die over landgrenzen reizen, en de manier waarop we zo te maken kunnen krijgen met het politieke beleid van andere landen, bleek onlangs op mijn eigen universiteit, de VU. Wij gebruiken daar Canvas, een softwareprogramma voor het onderwijs. Een collega van mij was in Iran voor zijn werk. Toen hij een klusje wilde doen dat met zijn onderwijs te maken had werd de toegang tot Canvas op internet geblokkeerd omdat hij in een land was dat onder Amerikaans handelsembargo staat. Stond er gewoon bij op het scherm: geen toegang. De VS levert deze software, dus dit land bepaalt kennelijk hoe wij ons werk doen. Het laat niet alleen zien hoe we in toenemende mate naar de pijpen moeten dansen van andere landen, maar vooral ook hoe diep digitalisering ingrijpt in de manier waarop we ons werk doen.

Laat ik nog een voorbeeld geven uit mijn eigen praktijk. Een Rotterdamse politica van Leefbaar Rotterdam die de weg is kwijtgeraakt meende enige tijd geleden dat ik me met onderzoek bezighoud dat gevaarlijk is voor de samenleving. Een niet zo heel belangrijke gebeurtenis omdat haar aantijgingen ten overstaan van de verantwoordelijke Rotterdamse ambtenaren eenvoudig konden worden weerlegd. In mijn geval is dit allemaal niet zo ingrijpend; er zijn mensen die op grond van foute beschuldigingen al jaren in de gevangenis zitten.

Stel dat door een combinatie van allerlei gegevens die op grond van die wet bij elkaar gevoegd mogen worden een risicoprofiel ontstaat dat er toe leidt dat bepaalde bevolkingsgroepen uitgesloten worden van werk, huisvesting, onderwijs, rechtsbijstand en andere noodzakelijke behoeften. En dat allemaal ten behoeve van de veiligheid. Het is helemaal niet onvoorstelbaar dat door foute interpretatie van samengevoegde gegevens onweerlegbare conclusies worden getrokken door politici en beleidsmakers die echt macht hebben.

Big data, algoritmen; veel wetenschappers vinden het allemaal prachtig en fascinerend, een speeltje voor techneuten, maar ze hebben geen enkel oog voor de politieke lading die eraan kleeft. Dat is niet alleen kortzichtig en dom; het is gevaarlijk. We hebben in Nederland een discussie nodig over de politieke consequenties van algoritmische analyses en over de uitsluitingsmechanismen die de steeds verdergaande securitisering van de samenleving met zich meebrengt. Dat is veel urgenter dan de schending van de privacy.

‘Niemand begroette mij, niemand klopte op mijn deur’

0
‘Het is zeer waarschijnlijk dat ik op een dag dood word aangetroffen in een duister steegje in een achterbuurt, want dat is het lot van veel transgenders in grote Turkse steden.’

Transgender Ihsan Colak woont in het vrij conservatieve Turkse dorp Kayislar in de provincie Manisa. Daar heeft ze na vele jaren eindelijk haar plek gevonden, maar zonder slag of stoot ging dat niet. Door de vooroordelen die ook in de Turkse maatschappij heersen over transgenders werd ze aangezien voor sekswerker of drugsdealer. ‘Niemand begroette mij, niemand klopte op mijn deur. Zelfs als ik dagen ziek in bed lag durfde niemand mij beterschap te wensen. Dat heeft ongeveer een jaar geduurd. Ik heb me nooit zo eenzaam gevoeld als toen.’ Colak neemt geen blad voor de mond. Ze hield voet bij stuk totdat ze in het dorp werd geaccepteerd zoals ze is. De Kanttekening sprak haar.

Wanneer wist je zeker dat je in een verkeerd lichaam bent geboren?
‘Dat was op de basisschool denk ik, rond groep vier. Ik voelde me niet thuis in het lichaam waarin ik mij bevond. Ik was altijd al anders dan de rest van de kinderen in mijn omgeving. Ik speelde niet met jongens, met meiden kon ik het veel beter vinden. Wanneer mijn ouders gingen werken op het land bleef ik altijd achter om huishoudelijke werkzaamheden te doen. Ik was bijvoorbeeld dol op koken. Maar ook schoonmaken, afwassen en andere dingen die normaal door mijn moeder werden gedaan, regelde ik totdat zij terugkwam.’

Hoe was je relatie met je ouders?
‘Mijn vader heeft er nooit echt een probleem van gemaakt, maar hij was dan ook niet erg spraakzaam. Hij liet in ieder geval op zijn eigen manier merken dat hij het niet erg vond. Met mijn moeder had ik wel een heel aparte en bijzondere relatie. Ik was helemaal gek op haar en zij ook op mij. Naast mijn moeder voelde ik me net een klein meisje en durfde ik dat ook te zijn. Als zij mij een knuffel gaf vergat ik al mijn problemen en begon ik weer hoop te krijgen op een betere toekomst. Zij was mijn beschermengel en ook al is ze inmiddels overleden, dat is ze naar mijn gevoel nog steeds. Ik weet nog goed dat onze buren telkens aan mijn moeder vroegen of ik te koop was, omdat ik altijd zo opgemaakt en vrolijk gekleed was. Dat deden ze om mijn moeder pijn te doen. Hoewel zij dan soms aan mij vroeg of het niet wat minder kon, wat betreft make-up bijvoorbeeld, heeft ze mij nooit gedwongen om iemand anders te zijn. Ze heeft nooit van mij verwacht dat ik opeens ander gedrag ging vertonen om de maatschappij te pleasen, ook omdat ze wist dat ik dat nooit zou accepteren.’

En je broers, hoe was je relatie met hun?
‘Dat was minder. Ik heb nooit een goede relatie gehad met mijn broers, dat heb ik nog steeds niet. Zij hebben altijd moeite gehad met wie ik ben. Toen ik tien was werden letterlijk mijn tanden eruit geslagen door één van mijn broers, omdat hij me met meisjes zag spelen op straat. Ik had een hoofddoek om en voelde me op dat moment dolgelukkig. Hij kwam daar toevallig met zijn vrienden voorbij en besloot mij te straffen voor wie ik ben. Hij schaamde zich waarschijnlijk voor mij. Daarna is het niet meer goedgekomen tussen ons.’

Je leeft als transgender in een Turks dorp. Met wat voor moeilijkheden heb je te maken?
‘Ik leef nu in het dorp waar ik ooit ben geboren en tot mijn twaalfde heb geleefd. Na de dood van mijn ouders besloot ik op mijn vijfendertigste weer hiernaartoe te verhuizen. In eerste instantie kostte het mij heel veel moeite om geaccepteerd te worden door mijn dorpsgenoten. Ze hadden een verkeerd beeld van wat een transgender is en dachten dat ik een sekswerker of drugsdealer was. Ze hadden moeite met iemand die heel anders is dan de rest en wisten niet hoe ze daarmee om moesten gaan. Niemand begroette mij, niemand klopte op mijn deur. Zelfs als ik dagen ziek in bed lag durfde niemand mij beterschap te wensen. Dat heeft ongeveer een jaar geduurd. Ik heb me nooit zo eenzaam gevoeld als toen.’

Hoe is dat uiteindelijk veranderd?
‘Op een gegeven moment was ik het helemaal zat. Ik stormde het dorpscafé binnen waar alle mannen zaten en confronteerde ze met hun gedrag. Ik vroeg aan die mensen wat ik ze had misdaan. Ik vroeg ze of ik niet iedereen probeerde te helpen, of ik niet altijd klaarstond voor hun vrouwen en kinderen en of ook ik niet gewoon een mens was, geschapen door God. Ze waren muisstil en konden niets anders dan ‘ja’ knikken. Langzaam begonnen ze aan mij te wennen. Eerst noemden ze mij abla (zuster, red.), maar daar was ik niet echt blij mee. Later veranderde dat in hala (tante, red.) en dat is zo gebleven. Ik ben nu de tante van het dorp en iedereen weet dat ze altijd op mij kunnen rekenen.’

Heb je nu helemaal geen problemen meer in het dorp?
‘Natuurlijk wel, ten eerste heb ik hier beperkte middelen om rond te komen en verkeer ik in serieuze financiële problemen. Ik zit zonder elektriciteit omdat ik de rekening niet kan betalen. Ik wil als ober werken in een restaurant of een andere simpele baan hebben, maar dat is niet mogelijk omdat die banen hier simpelweg niet voorkomen. Daarnaast is de sociale druk ook vrij hoog. Ook al zijn mijn dorpsgenoten door de jaren heen wat milder geworden, het blijft een kleine plek waar sommige dingen heel erg opvallen. Zo wordt er bijvoorbeeld over mij geroddeld wanneer ik een vriend op visite heb. Ze denken volgens mij dan dat ik het bed induik met hem. Ik voel me gewoon niet heel erg vrij in wat ik doe. Maar ik ben alsnog blij dat ik niet in de stad hoef te wonen, ik heb het hier ondanks alles naar mijn zin.’

Is het niet makkelijker voor je om in de grote stad, bijvoorbeeld in Istanbul te leven, waar transgenders minder opvallen en de sociale druk ook wat minder is?
‘Maar wat kan een transgender in de grote stad doen om te overleven, behalve aan de slag gaan als sekswerker? Wie zal mij daar aannemen voor een normale baan? Wie zal mij de kans geven om mijn talenten te gebruiken? Het is zeer waarschijnlijk dat ik op een dag dood word aangetroffen in een duister steegje in een achterbuurt, want dat is het lot van veel transgenders in grote Turkse steden. Daarom blijf ik me verzetten tegen het idee dat het beter is dat ik het dorp verlaat. Ik verkoop hier eieren van mijn kippen en werk als schoonmaker om rond te komen. Veel keuze heb ik natuurlijk niet. Daarnaast wil ik mijn dorp ook helemaal niet verlaten. Hier heb ik mijn herinneringen aan mijn ouders, zij hebben altijd gewild dat ik hier zou blijven.’

Ze noemen jou ‘de hulpengel’ van het dorp. Je bent heel erg geliefd. Heb je nog momenten van eenzaamheid?
‘In de ochtend valt het nog mee, dan heb ik van alles te doen. Ik help ouderen, werk in mijn tuin of klets met vrouwen onder het genot van een kopje Turkse koffie. Ik ga ook vaak naar het graf van mijn ouders waar ik met ze praat of de Koran reciteer. Maar als het eenmaal avond is en iedereen zich terugtrekt naar zijn woning waar ze samen kunnen zijn met het gezin, blijf ik in mijn eentje achter. Ik heb dan niemand om mee te praten behalve de muren van mijn huis. Niemand die zich nog bekommert om mijn problemen of gevoelens. Soms huil ik de hele nacht door, maar als ik eenmaal onder de mensen ben zet ik mijn vrolijke gezicht op. Velen denken daardoor dat ik altijd zo blij en vrolijk ben en voelen zich heel vredig naast mij. Hoe moeilijk ik het soms heb weet alleen ikzelf en God.’

Zou je niet ooit verliefd willen worden of willen trouwen?
‘Ik ben daar nu te oud voor, er rest niets anders dan vrede te hebben met mijn eenzaamheid. Het helpt niet om te dromen over dingen die toch nooit uitkomen. Dat maakt mijn leven alleen maar complexer. Ik heb heel veel dingen opgegeven om mijn plek te vinden in dit dorp, liefde is daar één van. Ook mijn seksualiteit heb ik onderdrukt, zodat ik enigszins word geaccepteerd.’

Heb je nooit overwogen om je te laten ombouwen tot een vrouw? Zou dat niet veel problemen oplossen voor jou?
‘Ik heb daar eigenlijk heel lang over nagedacht maar durfde nooit de volgende stap te zetten. Dat heeft met meerdere dingen te maken. Ten eerste was ik bang dat ik moeite zou hebben met mijn nieuwe lichaam en dat ik daar nooit helemaal aan zou kunnen wennen. Ik was ook bang dat ik psychische problemen zou krijgen door de hormonale behandeling. Ook mijn dorpsgenoten wilden niet dat ik de transitie zou ondergaan. ‘We willen niet dat je gaat veranderen, we houden van jou’, hebben ze mij heel vaak gezegd. Ze waren natuurlijk ook bang dat hun vrouwen jaloers zouden worden op mij als ik eenmaal vrouw ben. Dat zou voor meer wrijving in het dorp kunnen zorgen. Daarnaast heb ik natuurlijk gewoon ook het geld niet voor de nodige behandelingen.’

‘Drammen heeft een beperkte houdbaarheidsdatum’

0
‘De huidige generatie anti-racisten staat meer in de traditie van Malcolm X en de Black Panthers, met hun focus op black power.’

Vijftig jaar geleden, op 4 april 1968, werd de zwarte predikant en burgenrechtenactivist Martin Luther King vermoord. De Kanttekening sprak over Kings erfenis met advocaat Don Ceder (28), SP-Statenlid in Zuid-Holland en secretaris van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis Luiza Soares (43), columnist Chris Dorsman (35) en Dave Ensberg (34), juryvoorzitter van de Vrije Universiteit Martin Luther King-wedstrijd en bestuursvoorzitter van Kompass, een organisatie die zich inzet voor de mensenrechten in Nederland.

Religieus appèl
MLK inspireert nog steeds. Ceder, die op 21 maart werd verkozen in de Amsterdamse gemeenteraad voor de ChristenUnie, beschouwt MLK als een voorbeeld ter navolging.
‘Hij heeft ons laten zien dat je wat kunt bereiken als je ergens voor staat. Dat hangt niet van de meerderheid af of van wat de mensen van je vinden. Belangrijk is om te staan voor het goede, dat ieder mens waardevol is. Dat MLK dat deed en daarvoor ging heeft het mogelijk gemaakt dat ik dat nu ook kan.’ Ceder benadrukt de christelijke kant van MLK. ‘King geloofde als dominee dat ieder mens waardevol is in Gods ogen. Hij vertelde dat je dit goddelijke recht mocht opeisen. Dat gaf burgers moed en de burgerrechtenbeweging vleugels.’

Soares beaamt dat. ‘MLK is een grote naam voor de burgerrechtenbeweging, net als Rosa Parks (1913-2005, red.) en Malcolm X (1925-1965, red.). Maar wat zijn optreden extra impact gaf was het religieuze appèl. Zijn speeches hebben daarom nog steeds enorme zeggingskracht, denk aan I have dream. Kings mooiste toespraak vind ik het verhaal dat hij in mei 1961 in een kerk hield in Montgomery, Alabama, toen zwarte gelovigen werden belegerd door duizenden boze blanken. Hij vertelde dat we de harten van mensen niet kunnen veranderen, dat doet God, maar dat menselijk gedrag wel gereguleerd kan worden. Sowieso vind ik de geweldloosheid die King predikte heel knap. Hij werd bedreigd, ook zijn vrouw en kinderen.’

Dorsman roemt in dit verband de morele moed van MLK. ‘Hij had vaak kunnen denken ‘stik er maar in’. Dat deed hij niet. Hij ging door. Je kunt in zo’n situatie radicaliseren, maar MLK bleef actievoeren en de dialoog aangaan. Hij wilde mensen overtuigen, omdat je alleen dan wat kan bereiken. Dat is echt heel knap.’

Ensberg vindt dat verbindende het belangrijkste. ‘MLK was geen militant, maar een voorstander van geweldloos verzet. Hij is voor mij een inspirator. Hij hechtte waarde aan mensen zijn, niet aan hoe ze eruit zien.’

Kleurenblindheid
Hoe zit het met MLK’s ideaal van kleurenblindheid en zijn strategie van verbinding? Staat dat niet haaks op de sterke focus op kleur van de huidige generatie anti-racistische activisten en hun radicalisme? Of hebben historici die het ‘brave’ beeld van MLK hekelen gelijk?

Ceder vindt dat die historici een punt hebben. ‘MLK was een echte activist. We moeten niet een te braaf beeld van hem schetsen. Hij was in zijn eigen tijd omstreden en werd ook in de gevangenis gegooid. Hij riep veel afschuw en tegenstand op. Maar aan de andere kant wist hij toch ook weer te verbinden.’

Dorsman waardeert MLK als activist, maar staat in dubio. ‘Kleur doet er pas niet meer toe als er sprake is van een gelijkwaardig bestaan. Zover zijn we nog niet. Er wordt nog steeds verschil gemaakt, denk bijvoorbeeld aan racisme op de woningmarkt.’ Ensberg gelooft wel in MLK’s ideaal: ‘Ik wil een inclusieve samenleving, hoewel dit een zaak van onze samenleving moet zijn en niet van de overheid.’

Soares waardeert dat MLK een breed front maakte tegen racisme, met blanke medestanders. ‘De huidige generatie anti-racisten staat meer in de traditie van Malcolm X en de Black Panthers, met hun focus op black power.’

Radicalisme
Betekent waardering voor MLK kritiek op radicalere activisten? Niet persé. Ensberg ziet een positieve rol voor activisten weggelegd. ‘Zij hebben denk ik goede intenties om de maatschappij beter te maken. Onze samenleving heeft ook idealisten nodig, puriteinse dromers.’

Ceder maakt een onderscheid tussen activisten, mensen die maatschappelijke problemen aankaarten, en politici, die problemen moeten oplossen en naar meerderheden moeten zoeken. ‘Hier zijn ook verschillende types mensen voor nodig. Activisten zijn misschien niet altijd even netjes, maar we hebben ze als samenleving wel erg nodig. En het bijzondere van MLK was juist dat hij een activist en een verbinder was.’

Soares vertelt dat ze Sylvana Simons en Bij1 volkomen begrijpt. ‘De gevestigde partijen zijn tekort geschoten als het gaat om racismebestrijding. Daarom is Bij1 opgericht. Toch heb ik niet voor Bij1 gekozen, maar voor de SP, omdat ik het doel op een andere manier wil bereiken.’

Dorsman is kritischer. ‘Binnen de anti-racisme-beweging groeit gelukkig de groep die de dialoog wil aangaan. Drammen heeft een beperkte houdbaarheidsdatum. Soms is men contra-productief bezig. Denk aan de podcast Dipsaus van Anousha Nzume. Dipsaus kraakte schrijver Tommy Wieringa af, omdat hij op het Boekenbal een overleden vriend herdacht. Dipsaus noemde Wieringa en zijn overleden vriend spottend ‘witmang’ op Twitter. Ik heb daar echt geen woorden voor. Ik voorspel dat de anti-racisme-beweging in de toekomst een andere toon zal aanslaan, want dan kan men veel meer bereiken.’

Tegen dat ‘radicalisme’ verzet ook Ensberg zich. ‘Je moet geen nieuwe exclusie krijgen. Dat bijvoorbeeld witte mannen worden uitgesloten. Of mensen die een relatie hebben met iemand van een andere huidskleur. Ik ben gelukkig getrouwd met een witte vrouw. Een Surinaamse vrouw vond dat niet goed en vroeg mij ‘zijn wij niet goed genoeg voor jou?’ Zo’n opmerking is echt niet oké. We zijn met elkaar getrouwd, omdat we van elkaar houden. We zijn zielsmaatjes. Huidskleur doet er niet toe.’

De hoofdpijnportefeuille

0

De portefeuille van de staatssecretaris voor asiel en migratie staat al jarenlang bekend als de ‘hoofdpijnportefeuille’. In het kabinet-Rutte III is die toebedeeld aan Mark Harbers. Onlangs heeft hij in een brief aan de Tweede Kamer de hoofdlijnen van zijn migratiebeleid uiteengezet. Hij concentreert zich hierbij op het asielbeleid, want voor de meeste andere migratievormen (arbeidsmigratie, gezinsleden, studenten, EU-migranten) liggen de zaken aanzienlijk minder complex. In het te voeren asielbeleid onderscheidt Harbers zes pijlers, in de dagbladkoppen ook wel aangeduid als zes ‘ringen van verdediging’.

De eerste pijler betreft het voorkómen van illegale migratie door het verbeteren van de situatie in de landen van herkomst. Lees: intensivering van de ontwikkelingssamenwerking om de snel groeiende bevolking in vooral Afrika meer toekomstperspectief in eigen land te bieden. Prima idee, maar dit doen we al minstens een halve eeuw. En is er de laatste jaren nu juist niet gekort op ontwikkelingsgelden, omdat die werden ingezet van de opvang van asielzoekers in Nederland? Ook een betere grensbewaking kan volgens de beleidsmakers de illegale migratie terugdringen. Daarvoor moeten niet alleen de buitengrenzen van de EU nog beter worden bewaakt, maar moeten er ook goede afspraken komen met een krans van landen rondom de EU. Meevallen zal dat niet, want veel van die landen zijn politiek uiterst instabiel.

De tweede pijler zet in op opvang en bescherming van vluchtelingen en ontheemden in de eigen regio. Alweer een prima idee, maar vierentachtig procent van alle ontheemden in de wereld wordt al in de eigen regio opgevangen. Dat gebeurt in overvolle kampen met slechte voorzieningen en vaak grote onderlinge spanningen. Drie buurlanden van Syrië, bijvoorbeeld, vangen samen al meer dan vier miljoen ontheemden op. Moeten dat er nog meer worden? Het gaat hier om een stokpaardje van Harbers’ partij, de VVD. Die wil dat alle asielaanvragen buiten de EU worden afgehandeld, maar de staatssecretaris geeft in zijn nota zelf toe dat dit ‘niet direct zal zijn gerealiseerd’.

De derde pijler betreft de rol van de EU. Nu de binnengrenzen grotendeels zijn weggevallen, moeten de lidstaten gezamenlijk zien te komen tot een asielbeleid dat werkt. De afgelopen jaren hebben laten zien hoe lastig dit is. Opvattingen en belangen staan vaak diametraal tegenover elkaar. Enkele landen (Griekenland en Italië, maar ook Duitsland en Zweden) ontvangen onevenredig veel asielzoekers, terwijl de meeste oostelijke lidstaten pertinent weigeren hun aandeel in de opvang te nemen. Een eerlijker en meer solidair Europees asielstelsel is noodzakelijk, maar nog lang niet in zicht.

Pijler vier beoogt het terugdringen van illegaal verblijf in Nederland. Alweer een prima idee, dat overigens bepaald niet nieuw is. Helaas is daarvoor niet alleen de medewerking nodig van de betrokken migranten, maar ook die van hun land van herkomst. Veel van die landen weigeren hun onderdanen terug te nemen en zouden daartoe alleen kunnen worden verleid als ze bepaalde voordelen krijgen, bijvoorbeeld op handels- of ontwikkelingsgebied (zie pijler één).

Pijler vijf voorziet in een uitbreiding van legale migratiemogelijkheden om daardoor de illegale migratie te helpen terugdringen. Zo zouden meer al erkende vluchtelingen kunnen worden uitgenodigd, zodat ze niet eerst als asielzoeker een gevaarlijke overtocht hoeven maken. Het is nog maar de vraag of dit het aantal op eigen kracht arriverende asielzoekers daadwerkelijk zal terugdringen. Ook kunnen met landen waarvandaan nu nog veel migranten illegaal hierheen komen afspraken worden gemaakt over legale (arbeids)migratie. Daarbij zullen de behoeften van de Nederlandse arbeidsmarkt leidend blijven, en het zal dan ook nooit om grote aantallen kunnen gaan.

En tenslotte pijler zes, het stimuleren van integratie in Nederland van degenen die hier mogen blijven. Dat is al jaren staand beleid – met wisselend succes. Snelle taalverwerving is hierbij volgens de staatssecretaris van cruciaal belang, maar laat de overheid nu net haar handen vrijwel volledig van de inburgering hebben afgetrokken en het initiatief hiervoor bij de nieuwkomers zelf hebben gelegd.

Conclusie: het beleid van de nieuwe staatssecretaris is grotendeels oude wijn in nieuwe zakken. Hij is zich bewust van de vele knelpunten, maar de oplossing hiervan ligt maar voor een klein deel in handen van de Nederlandse regering. Het nieuwe beleid heeft pas echt kans van slagen als de wereld één Utopia zou zijn – en in Utopia heb je vast en zeker geen vluchtelingen meer, omdat het overal aangenaam vertoeven is. Helaas zal Mark Harbers voorlopig nog wel aan de aspirine moeten.

‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’

1

Hoe ver mag of moet de vrijheid van meningsuiting worden beperkt om opruiing tegen te gaan? Dit keer is het niet Geert Wilders, maar zijn tegenpool, de Haagse imam Fawaz Jneid, die met zijn recente banvloek over de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb de discussie op scherp heeft gesteld. Ditmaal was minister van Justitie en Veiligheid Ferdinand Grapperhaus er na enige aanvankelijke aarzeling – ‘helaas kan ik niets doen’ – snel bij. Zijn voorstel tot wetswijziging om de door Jneid gedane uitspraken strafbaar te maken en daartoe de wet aan te scherpen, kon op zeer brede politieke instemming rekenen.

Inclusief, opvallend genoeg, die van die andere beroepshaatprediker Wilders. Die liet zich de kans niet ontglippen om voor de tv-camera’s nadrukkelijk zijn goedkeuring te verklaren. Terwijl hij toch echt zelf oppassen moet. Zijn recente bloederige verkiezingsspotje in de beste tradities van Julius Streicher, de man van het Nazi-hetzeblad Der Stürmer, zou hem dan al snel zelf weer voor de rechtbank brengen, als daar niet op grond van de huidige wetgeving al reden voor bestond.

In elk geval zou de rechter, wegens het onverbloemde karakter van dat filmpje, veel makkelijker aanknopingspunten voor een veroordeling vinden, dan in het geval van het toch net wat meer omfloerste taalgebruik van Jneid, dat zodoende ook meer exegese vergt. Dat bleek al de afgelopen dagen, toen mijn medecolumnist Jan Jaap de Ruiter in de Volkskrant te kennen gaf dat de letterlijke tekst van Jneids preek daarvoor net te theologisch en te wollig was.

Verkettering van andersdenkenden, betiteling van hen als vijanden van en gevaar voor het ware geloof, die neiging is inherent aan elke orthodoxie. Ketters – dus in dit geval liberale moslims –zijn daarbij erger dan ongelovigen, omdat de laatsten nog niet het licht hebben gezien en de eersten wel, maar het vervolgens hebben genegeerd. Fundamentalisten (er)kennen maar één interpretatie van het geloof en zien alle alternatieven als bedreiging voor de eigen. ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’, om Christus te citeren, die het afgelopen weekend weer eventjes natiebreed in de belangstelling stond. Als er ook andere kronkelpaadjes naar het eeuwige heil zouden voeren, verliest in hun ogen de Ware Religie haar zin.

De aandrang om tegen alle valse afgoderij te strijden, is buiten orthodoxe moslims ook orthodoxe joden en christenen niet vreemd. Volgens het beginselprogramma van de SGP is dat zelfs een hoofdtaak voor de Nederlandse overheid, waarbij het desbetreffende artikel en de daarvan afgeleide donderpreken van geestverwante zwartekousendominees voorheen vooral op de paapse variant van het christendom waren gemunt. Over de gewetensvraag of Den Haag bij zo’n afgrijselijke instelling als de Heilige Stoel een eigen gezant moest hebben, is in 1925 door toedoen van SGP-fractieleider Gerrit Kersten zelfs eens een heel kabinet gevallen.

Zeker, een oproep tot moord heeft geen van die dominees gedaan, maar doorgedraaide gelovigen zouden in alle verkondigde hel en verdoemenis in beginsel evenzeer een aansporing tot het nemen van eigen stappen kunnen zien, als dolende moslimjongeren in de teksten van Jneid. Of zoals de Noorse massamoordenaar Anders Breivik zelf verklaarde dat Wilders’ publicitaire activiteiten voor hem een inspiratiebron vormden. Een betiteling als ‘afvallige’ of als ‘vijand van het geloof’, heeft binnen een fundamentalistisch discours andere consequenties dan binnen een vrijzinnig of seculier. Als een geloof in eigen ogen het absoluut ware is en tegelijk universele pretenties heeft, dan kan bekeringsdrang gewelddadig worden. Want helaas staan andere godsdiensten vaak de vreedzame mondiale zege van de eigen in de weg.

‘Het sikhisme is het beste geloof in de wereld’, zo citeert Trudy Coenen in de Kanttekening van 30 maart uit de spreekbeurt van een Indiaas-Nederlandse leerling in haar klas die met een negen werd beloond. ‘Want het laat iedereen in zijn waarde en oordeelt niet. Het is het meest vredelievende geloof, totdat de moslims kwamen. Die probeerden ons geloof weg te krijgen en toen hebben we met z’n allen gevochten’. Dat is het punt met de meeste religies: in eigen ogen bijzonder vredig, totdat er anderen komen. En die anderen komen op een bepaald moment in de geschiedenis altijd.

Mohammed Benzakour hekelt in hetzelfde nummer de politieke mantra’s. ‘Die gaan niet meer over universele waarden en mensenrechten, maar over culturen en nationale waarden’, schrijft hij. Dat blokkeert volgens hem de multiculturele verbinding. Maar wat als veel mensen met een beroep op hun (nationale) cultuur die universele waarden ondergeschikt maken aan hun eigen goddelijke waarheid? Wat indien religieus absolutisme als de belangrijkste belemmering voor de omarming van die universele waarden en mensenrechten fungeert, omdat op de geopenbaarde waarheden in een ‘heilig’ boek onder geen enkel beding afgedongen kan worden? Wat als een Jneid, als islamitische variant op onze inheemse calvinist Kersten, alle andersdenkenden het recht op het vinden van een eigen weg naar het persoonlijk geluk ontzegt, omdat die niet met zijn eigen spoort? Dan mondt multiculturalisme niet uit in pluriformiteit, maar in het normaliseren van onverdraagzaamheid.