14 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 791

‘Turkije eist 28 miljard euro van de EU voor nieuwe vluchtelingendeal’

7

De Turkse president Recep Tayyip Erdogan heeft 28 miljard euro geëist van de EU in ruil voor het blijven afstoppen van de vluchtelingen die richting Europa trekken, meldt de Turks-Zweedse journalist Abdullah Bozkurt van de nieuwssite Nordic Monitor.

Aan de Kanttekening vertelt Bozkurt dat zijn bron, afkomstig uit Brusselse diplomatieke kringen, hem meldt dat die 28 miljard euro het bedrag is waarmee Turkije de onderhandelingen is begonnen. Het bedrag dat Turkije uiteindelijk zal krijgen van de EU zal wellicht lager uitvallen.

Erdogan zou beweren dat hij dit geld gaat gebruiken om in Noord-Syrië huizen en andere faciliteiten te bouwen voor de twee miljoen Syrische vluchtelingen die hij daar wil vestigen. Volgens de Turkse staatszender TRT kost dit project zo’n 24 miljard euro. Maar critici vermoeden dat Erdogan het geld van de EU wil steken in de slecht lopende Turkse economie en in zijn eigen regime.

Drie weken geleden meldde Abdullah Bozkurt, op basis van tips die hij had gekregen, dat de EU met Turkije aan het onderhandelen is over een nieuwe vluchtelingendeal. Deze onderhandelingen zouden in het geheim worden gevoerd, omdat de EU bang is voor negatieve reacties.

Op dit moment zijn de onderhandelingen in een stroomversnelling geraakt, zegt Bozkurt. Erdogan ontmoette twee weken geleden nog de Duitse bondskanselier Angela Merkel, de Griekse premier Kyriakos Mitsotakis en de Belgische premier Charles Michel in New York vlakbij het gebouw van de Verenigde Naties.

In diezelfde week toonde Erdogan aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn plannen voor de bufferzone in Noord-Syrië. Hij liet een kaart van Syrië zien, met daarop de noordelijke zone die Turkije van plan is te bezetten. Erdogan beschouwt deze regio als terroristisch, omdat de Koerdische YPG-milities die daar aan de macht zijn gelieerd zijn aan Koerdische onafhankelijkheidsstrijders van de PKK.

De plannen voor dit gebied na de verovering worden steeds concreter. Op de website van TRT staan foto’s van het huizenproject dat Turkije in Noord-Syrië wil uitvoeren. Het project bestaat uit 140 dorpen met vijfduizend inwoners en tien steden met 30.000 inwoners. Elke stad krijgt ziekenhuizen, voetbalvelden, zesduizend woningen, elf moskeeën en negen scholen.

Dit bouwproject heeft volgens Bozkurt als nevendoel om de Turkse economie te revitaliseren, vooral de bouwsector die door de economische recessie in Turkije ernstig in de problemen is gekomen.

Zondagavond werd bekend dat de Verenigde Staten Turkije toestemming geeft om Noord-Syrië binnen te vallen. Gisteravond begonnen de eerste beschietingen.

Reconstructie: wie is de baas van de Essalam-moskee in Rotterdam?

0

In september resulteerde de berichtgeving van NRC en Nieuwsuur over de opmars van salafistisch islamitisch onderwijs in het gedwongen ontslag van imam Said Abarkan. Maar het rommelt al jarenlang binnen de Essalam-moskee in de Rotterdamse wijk Hillesluis. Een verslag van een strijd tussen bezoekers, bestuursleden, geldschieters en managers, waarbij men soms letterlijk rollebollend over straat ging en waarmee zelfs de politiek en de rechterlijke macht zich bemoeiden.

Op 17 december 2010 openden Burgemeester Aboutaleb en wethouder Karakus de nieuwe moskee, op de huidige locatie in Rotterdam Zuid. 23 jaar eerder richtten Marokkaans-Rotterdamse moslims de oorspronkelijke Essalam-moskee op.

De kleine moskee was een belangrijke schakel in de wijk waar allerlei onderwerpen besproken werden. Naast het gebed en geloofsonderwijs werden ook lezingen gehouden over de omgang met buren en andersgelovigen en over gematigdheid binnen het geloof.

In de loop der jaren werd het gebouw aan de Polderlaan, dat 450 gelovigen kon huisvesten, te klein voor de groeiende Marokkaanse moslimgemeenschap. Tijdens het vrijdaggebed en de Ramadan baden moslims noodgedwongen op straat. Daarom besloot het bestuur in mei 1998 om een grotere moskee te bouwen en wel op een steenworp afstand van de Kuip. Omdat het eenmaal een religieuze plicht is voor elke moslim, werd een beroep gedaan op de vrijgevigheid van de gemeenschap om geld te doneren.

Het inzamelen gebeurde door middel van tal van initiatieven. Elke dag liepen direct na het avondgebed meerdere mensen rond in de moskee om te collecteren. Spaarrekeningen werden leeggehaald, gouden armbanden en kettingen werden omgesmolten en al gauw had men een mooi bedrag bij elkaar gesprokkeld.

Het was echter lang niet genoeg en dat was het moment dat de Al Maktoum Foundation om de hoek kwam kijken. Deze stichting uit Dubai – genoemd naar de geestelijk leider ervan, de steenrijke sjeik Al Maktoum – ging acht miljoen euro bijdragen aan de bouwkosten. Het moskeebestuur stelde nadrukkelijk dat er geen inhoudelijke voorwaarden aan de financiering waren gesteld. Desondanks eiste de sjeik drie van de zes bestuurszetels op en plantte zijn vertegenwoordigers in het bestuur van de Rotterdamse moskee.

In oktober 2003 werd de eerste paal geslagen en kon worden begonnen met de bouw. Het Duitse aannemersbedrijf Karl König werd aangesteld om de bouw te realiseren en zou in 2005 klaar zijn. Maar op 17 maart 2008 staakte het aannemersbedrijf de werkzaamheden wegens achterstallige betalingen. Het bedrijf legde zelfs beslag op de moskee als onderpand voor de achterstallige betaling van 1 miljoen euro.

Omgekeerd eiste het moskeebestuur 1,9 miljoen euro terug van de Duitse aannemer omdat de moskee, waarvan de kosten aan het eind uiteindelijk ongeveer 7 miljoen euro bedroegen, niet binnen de afgesproken termijn was afgebouwd. In de loop der jaren keerden meerdere bedrijven de moskee de rug toe en kwam de bouw keer op keer maandenlang stil te liggen.

Wethouder Karakus baalde dat de stad opgezadeld zat met een halve moskee en dreigde met dwangsommen en het intrekken van de bouwvergunning. Mede door de bemoeienis en harde taal van de wethouder werd de bouw in januari 2010 hervat.

‘God laat zijn huis nooit vallen’

Protesten en klappen

De bouwproblemen zorgden ook binnen de moskeegemeenschap voor spanningen. In 2008 liepen de gemoederen hoog op toen de bezoekers hun onvrede over de gang van zaken duidelijk wilden maken. Ze waren boos omdat de oplevering zo lang op zich liet wachten en eisten openheid van zaken en het vertrek van het bestuur. De mensen wilden weten wat er gebeurd was met het geld dat zij hadden bijgedragen aan de bouw.

Een paar maanden later liep een betoging rond het vrijdaggebed volledig uit de hand. Ongeveer tweehonderd gelovigen hadden zich bij de woning, behorend bij de moskee, van de vicevoorzitter verzameld. Ze forceerden zijn deur en verhinderden bestuursleden om naar binnen te gaan. De politie schermde het drietal af toen er rake klappen vielen.

Vicevoorzitter Abdelrezak Boutaher deed daarna aangifte van doodsbedreigingen. De woede van de moskeegangers richtte zich ook op Ahmed Ajdid, de verantwoordelijke projectleider, en op diens auto. De betogers sloegen de man en vernielden een ruitenwisser, waarna het portierraam aan diggelen ging. Ook hij deed aangifte tegen zijn belagers. De rechtbank legde aan vijf actieleiders een moskeeverbod op.

Arabieren versus Rotterdammers

In 2010 hebben de verschillende partijen, in het bijzijn van onder anderen wethouder Karakus en het dagelijks bestuur van de deelgemeente Feijenoord, vrede met elkaar gesloten. Uitgangspunt hierbij was dat de moskee zou worden gerund door de Rotterdamse moslimgemeenschap. Het bestuur bestond nog steeds uit drie Rotterdammers en drie vertegenwoordigers van de Al Maktoum Foundation. Na de opening werd een roerige periode afgesloten en was de rust enigszins weergekeerd. Al Maktoum steunde de moskee sinds dat moment ook jaarlijks met een half miljoen euro.

Maar vanaf 2014 begon de ellende weer. Vooral de drie ‘Arabische’ bestuursleden – voorzitter Mirza al Sayegh, Nooh al-Kaddo en Mohammad bin Ghannam – waren in de ogen van de lokale bestuurders een probleem. Ze zouden geen enkele binding hebben met de Rotterdams-Marokkaanse moslimgemeenschap. Overigens was de Irakees Al-Kaddo, die vanuit Dublin opereerde, tegelijkertijd directeur van het door Al Maktoum Foundation gefinancierde Islamic Cultural Centre of Ireland (ICCI). Bovendien was hij bestuurslid van de stichting Al Maktoum in Dubai.

Toen één van de Rotterdamse bestuursleden kwam te overlijden en zijn plek niet werd ingevuld, vond men de verhoudingen niet meer eerlijk. In datzelfde jaar werd de Rotterdamse bekeerling Jacob van der Blom aangesteld als adjunct-directeur. Van der Blom was voorzitter van de Blauwe Moskee in Amsterdam en bestuurslid van Europe Trust Nederland, een vastgoedorganisatie die met financiële steun vanuit Koeweit de Blauwe Moskee had opgericht.

Jacob van der Blom (Foto: YouTube)

Van der Blom was ook betrokken bij de op bekeerlingen gerichte Native European Muslims Assembly (NEMA). Volgens de eigen website is dat een onderdeel van de Federatie Islamitische Organisaties Nederland (FION), de Nederlandse tak van Federation of Islamic Organisations in Europe (FIOE), oftewel: de Moslimbroederschap in Europa, die op haar beurt gesponsord werd door de Qatar Foundation van de omstreden sjeik Yusuf al Qaradawi. Toenmalig minister Guusje ter Horst (PvdA) bevestigde in 2009 dat de FION inderdaad onderdeel uitmaakte van de Europese Moslimbroeders.

Rinkelende belletjes en een boze Tweede Kamer

In februari 2015 bereikte het conflict binnen het bestuur een kookpunt. De Rotterdammers kregen een concept in handen van een voorgenomen statutenwijziging waarmee de Arabische geldschieters blijkbaar nog meer invloed kregen.

Vooral de wijziging dat de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap niet langer hoofdgebruiker is en de exploitatie volledig in handen zouden komen van Al Maktoum deed bij de Rotterdammers allerlei belletjes rinkelen. De exploitatie werd al bekostigd door de Al Maktoum Foundation, maar nu zouden de Arabische financiers de moskee daadwerkelijk in bezit willen krijgen. De maandelijkse exploitatiekosten – onderhoud, salarissen personeel en stookkosten – bedroegen ongeveer 40.000 euro.

Het protest werd met de dag luider. Volgens de Rotterdammers probeerde Al Maktoum via het bestuur de Marokkaanse gelovigen te beïnvloeden om de door hun voorgestane beleving van het salafisme over te nemen.

Ondertussen bemoeide ook de Haagse politiek zich met buitenlandse financiering voor Nederlandse moskeeën. De Tweede Kamer maakte zich al een tijdje zorgen over de invloed van het salafisme.

Twee jaar eerder nam het parlement een motie van ChristenUnie-fractievoorzitter Gert-Jan Segers aan, waarin het kabinet om duidelijkheid werd gevraagd. Het Amerikaanse onderzoeksbureau Rand stelde een onderzoek in, dat in maart werd gepresenteerd aan de Tweede Kamer. Volgens dit gerenommeerde onderzoeksbureau werkten de gebedshuizen niet genoeg mee om openheid van zaken te geven.

Een meerderheid van de Kamer reageerde geërgerd: ‘Wat hebben de ‘gerenommeerde onderzoekers’ dan in vredesnaam gedaan?’ Diezelfde Kamer wil nu dat inlichtingendienst AIVD-onderzoek gaat doen naar de geldstromen. ‘Als uit het onderzoek blijkt dat die financiering leidt tot jihadistische activiteiten, dan zou er een verbod op die financiering moeten komen’, aldus Segers.

‘Toen wij achter de voorgenomen statuutwijziging kwamen, trokken we meteen aan de bel’

Opnieuw naar de rechter

De Rotterdamse bestuursleden – nu in de minderheid door het sterfgeval – eisten meer Rotterdammers in het bestuur: anders zou het gebedshuis worden bezet. Vooral Al-Kaddo en de door hem aangestelde Jacob van der Blom moesten het ontgelden tijdens een bestorming van een bestuursvergadering. Op zijn beurt liet Al-Kaddo vanuit Ierland weten dat er nooit sprake was om de statuten te wijzigen en berustte alles op een misverstand. Het zou slechts om een aanpassing gaan van de veranderde functie van gebedshuis naar een islamitisch centrum. Maar ondertussen werd de onrust steeds groter.

Eén van de hoofdrolspelers in het conflict was vicevoorzitter Abdelrezak Boutaher. In mei 2015 schreef de Rotterdammer de Arabieren uit bij de Kamer van Koophandel en verving ze door drie Rotterdamse bestuurders.

Boutaher: ‘Toen wij achter de voorgenomen statuutwijziging kwamen, trokken we meteen aan de bel. Adjunct-directeur Jacob Van der Blom stapte, samen met Al-Kaddo, hiervoor naar de advocaat. De rest van het bestuur was hier niet van op de hoogte gesteld. Wij hebben in vijftien jaar nooit samen vergaderd. Elke keer als ik de heren in het buitenland vroeg om bij elkaar te komen zat er één in Amerika en de ander in Dubai. Ik heb meerder malen gesproken met de voorzitter in Dubai en gevraagd of hij langs wilde komen om te praten. Telkens gaf hij aan dat de moskee teruggegeven zou worden aan de Marokkaanse gemeenschap. Maar de consequentie hiervan zou zijn dat de geldkraan zou worden dicht gedraaid. Ik heb toen aangegeven dat de Rotterdamse gemeenschap uitstekend zelf in staat is de moskee draaiende te houden. In één van de telefoongesprekken, die deels zijn opgenomen, lieten ze weten dan geen behoefte meer te hebben aan een bestuurszetel. Toen heb ik ze uitgeschreven.’

Volgens advocaat Jules Debije van de Al Maktoum Foundation sprak de voorzitter nooit over het ‘teruggeven’ van de moskee. ‘Het is onmogelijk om die financiële steun te stoppen. De kosten van de moskee zijn ontzettend hoog en niet op te brengen voor de Marokkaanse gemeenschap. Ze stevenen op een faillissement af.’

De Arabische bestuurders stapten naar de rechter en spanden een kort geding aan. Hierin eisten zij dat de mutaties van de vicevoorzitter teruggedraaid moesten worden. Twee weken later deed de rechter uitspraak en bepaalde dat de Arabische bestuursleden ten onrechte waren afgezet, omdat niet bewezen was dat zij inderdaad af wilden van hun bestuursfunctie. Maar dat de Essalam-moskee failliet zou raken als de Arabieren hun geldkraan dichtdraaien gaat volgens de Rotterdammers niet op. In hun ogen is de moskee Gods huis. Boutaher: ‘En God laat zijn huis nooit vallen. Er is in Nederland nog nooit een moskee failliet gegaan.’

Geldkraan dicht en een nieuw bestuur

De Rotterdammers lieten het daar echter niet bij zitten. ‘Deze moskee is van de Marokkaans-Rotterdamse gemeenschap. Niemand pakt dat van ons af’, zei Boutaher. Hij verwoordde wat er leefde bij een deel van de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap, vooral bij de oudere generatie. Die was immers in de jaren negentig van de vorige eeuw tijdens verschillende gelegenheden rondgegaan om geld in te zamelen.

Eind 2017 voelden de Rotterdammers zich gesterkt door een ander vonnis van de rechter: een deel van de bestuurders had die zetels nooit mogen hebben. In de oorspronkelijke statuten staat namelijk dat er alleen bestuurders mogen worden gekozen die in Rotterdam wonen. De rechter vond dat de wijzigingen destijds onrechtmatig waren en verklaarde ze nietig. De Rotterdammers mochten een nieuw Rotterdams bestuur kiezen en een paar maanden later draaiden de Arabieren de geldkraan dicht. Zeven medewerkers werden ontslagen, waaronder Van der Blom en imam Azzedine Karrat.

Maar de keuze voor Karrats opvolger, Said Abarkan, was opmerkelijk: daar waar de Rotterdammers eerst streden tegen inmenging uit Dubai, kozen zij nu voor een imam die actief was in de Al Mukaram-moskee in Rotterdam-West, die bekend staat als salafistisch.

Said Abarkan (Foto: YouTube)

Abarkan raakte drie weken geleden in opspraak na de berichtgeving van NRC en Nieuwsuur over salafistisch moskeeonderwijs. Daarbij doken ook opnames op waarin Abarkan onder andere stelt dat moslims horen in een islamitisch land: ‘Ook al heb je een Nederlands paspoort, Nederland is niet ons land.’ De verbijstering bij het nieuwe, huidige moskeebestuur was groot en al snel werd Aberkan de laan uitgestuurd.

Hoe de maandelijkse kosten van de moskee nu gefinancierd moeten worden en welke impact deze aderlating kan hebben is onduidelijk. De moskee draait nu op vrijwilligers en de moskeegangers dragen de lopende kosten voorlopig zelf. De Rotterdammers hadden na het dichtdraaien van de Arabische geldkraan nog wel een boodschap voor elkaar: ‘We moeten nu op eigen benen staan.’ De vraag is: houden zij dit vol?

Wat Geert Wilders en Marianne Thieme kunnen, kan Sylvana Simons ook

2

Opeens was ze weer in het nieuws. Het Amsterdamse gemeenteraadslid Sylvana Simons gaf twee weken geleden tijdens een debat onderwijswethouder Marjolein Moorman (PvdA) een compliment. Moorman besteedt terecht veel aandacht aan diversiteit en inclusie, meldde Simons. De balans moet op dit terrein worden hersteld en dus moet er meer aandacht komen voor zaken die in het onderwijs tot dusver onderbelicht zijn gebleven, zoals het slavernijverleden. Simons meldde instemmend dat de wethouder al de grenzen opzoekt bij het beïnvloeden van de onderwijsinhoud.

Simons wilde van de wethouder weten of ze contact heeft met de organisatie Curriculum.nu, die bestaat uit mensen uit het onderwijs die het curriculum willen dekoloniseren. Tot zover niets nieuws in het betoog van Simons, maar toen voegde ze toe: ‘We denken bij dekolonisatie vaak aan geschiedenisonderwijs of burgerschapsonderwijs, maar ook in de wiskunde [en] in de exacte vakken valt nog genoeg te dekoloniseren.’ Er stak een kleine storm op sociale media op rond de vraag of Simons wel goed bij haar hoofd is. Wat valt er te dekoloniseren aan wiskunde?

Wat is de waarde van een partij die dit soort uitspraken doet en hoe serieus moeten we de politiek van Simons eigenlijk nemen? Haar partij Artikel 1 mislukte hopeloos bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 en haalde – inmiddels omgedoopt tot BIJ1 – in 2018 één zetel in de Amsterdamse gemeenteraad, terwijl de partij op meer had gehoopt. Sindsdien zit BIJ1 in de oppositie en leidt de partij een relatief rustig bestaan. Er zijn wat duo-raadsleden aangetrokken en incidenteel haalt de BIJ1 de media met haar standpunten, maar vaak is dat zeker niet.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 kreeg Simons relatief veel aandacht, maar daarna zakte de belangstelling al snel in. In veel opzichten werd BIJ1 nooit een volwaardige partij. Er is momenteel een afdeling in Amsterdam en voor Rotterdam worden bestuursleden gezocht. Er is ook een afdeling in Utrecht. BIJ1 lijkt nauwelijks uitzicht te hebben op beleidsmatige invloed, niet op gemeentelijk niveau, laat staan buiten Amsterdam, om over landelijke invloed nog maar te zwijgen. Ondertussen wordt Simons belachelijk gemaakt omdat ze wiskunde wil dekoloniseren. Maar om de waarde van dit soort nieuwe partijen te kunnen vaststellen moeten we een vergelijking maken met andere nieuwkomers.

Thieme en Wilders laten zien dat binnen tien jaar de publieke opinie wel degelijk kan omslaan

Een week geleden kondigde Marianne Thieme haar vertrek aan. In de terugblikken op de lange politieke carrière van Thieme konden we zien dat haar partij de eerste jaren totaal niet serieus werd genomen. Na ruim tien jaar Kamerlidmaatschap blijft het de vraag of Thieme ooit iets heeft bereikt. In termen van wetgeving eigenlijk niet. Maar maakt dat de PvdD zinloos? Het is ontegenzeggelijk waar dat de PvdD dierenwelzijn meer dan ooit onder de aandacht heeft gebracht. Wat jaren geleden nog belachelijk werd gemaakt, is tegenwoordig een legitiem politiek onderwerp.

Deze maand is het ook vijftien jaar geleden dat Geert Wilders uit de VVD vertrok. Toen leverde dat cynische commentaren op: afsplitsende Kamerleden verdwijnen immers altijd in de vergetelheid, zijn niet in staat een eigen onderscheidend programma op poten te zetten en rechts van de VVD zou sowieso geen ruimte zijn voor nóg een partij. Toen Wilders over de islam begon te spreken vroegen velen zich af waar hij het over had. Jaren later is er behalve het boerkaverbod weinig aan wetgeving veranderd, maar is de islam een thema waar elke politicus een mening over moet hebben.

Sylvana Simons wordt waarschijnlijk liever vergeleken met Marianne Thieme dan met Geert Wilders, maar al deze politici hebben meer overeenkomsten dan verschillen. Ze beginnen allemaal in een politieke niche, het grote publiek haalt zijn schouders over ze op, de media negeren ze en maken ze soms zelfs belachelijk, inhoudelijk bereiken ze vrijwel niets en critici melden steeds dat wat ze willen totaal overbodig is, overdreven of simpelweg niet kan.

Maar Thieme en Wilders laten ook zien wat dit soort niche-politiek op den duur vermag: de politiek is een invloedrijk podium en binnen tien jaar kan de publieke opinie wel degelijk omslaan. Als dierenwelzijn en anti-islamretoriek het grote publiek kunnen bereiken, kunnen dekolonialisering, intersectioneel denken en antiracisme dat ook.

Chris Aalberts nieuwe columnist bij de Kanttekening

0

Chris Aalberts is journalist, auteur en universitair docent. Voor de Kanttekening zal hij een maandelijkse column schrijven.

Chris Aalberts schrijft columns en analyses voor de opinie- en nieuwssite ThePostOnline en is columnist bij het Haarlems Dagblad. Hij is daarnaast politiek commentator voor BNR Nieuwsradio.

Aalberts doceert politieke communicatie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en is auteur van een aantal boeken over politiek, waaronder Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen (2012), De puinhopen van rechts: de partijen van Pim, Rita en Hero (2015) en Brusselse logica: hoe (on)logisch de EU werkt (2017).

Op dit moment is hij bezig met een boek over Forum voor Democratie van Thierry Baudet. FvD-Kamerlid Theo Hiddema noemt Aalberts de ‘partijchroniqueur van FvD’.

Naast zijn columns doet Aalberts voor de Kanttekening de komende tijd maandelijks onderzoek naar onder meer nieuwe partijen als DENK en BIJ1: wat is nu precies hun toegevoegde waarde?

Aalberts’ eerste column verscheen vandaag. Daarin schrijft hij dat Sylvana Simons en haar partij BIJ1 in de toekomst wel eens veel invloedrijker zouden kunnen zijn dan we nu denken. ‘Wat Geert Wilders en Marianne Thieme kunnen, kan Sylvana Simons ook.’

Joodse academici: ‘Trump intimideert universiteiten om Israëlkritiek uit te bannen’

0

Ruim honderd Joodse intellectuelen schrijven dat de Amerikaanse regering angst voor antisemitisme aanwendt om Israëlkritiek op de universiteiten uit te bannen. Zij hebben een brandbrief gestuurd aan het Amerikaanse ministerie van Onderwijs.

De brief is gericht aan Betsy DeVos, de Amerikaanse minister van Onderwijs. DeVos gaf opdracht voor een onderzoek naar Duke University in North Carolina. De universiteit hield in maart een conferentie over de situatie in de Gazastrook, waarbij Amerikaanse, Israëlische en Palestijnse wetenschappers ‘ernstige vooroordelen tegen Israël en antisemitische retoriek’ uitten, aldus DeVos.

Het ministerie van Onderwijs stelde na dit onderzoek dat de afdeling Midden-Oostenstudies van Duke University zich teveel zou focussen op culturele vakken, met titels als ‘Liefde en verlangen in modern Iran’. De universiteit zou zich echter te weinig inzetten voor ‘het bevorderen van de veiligheid en economische stabiliteit binnen de VS’.

Het ministerie wil nu dat Duke University haar curriculum omgooit – anders kan de afdeling Midden-Oostenstudies voortaan fluiten naar financiële steun vanuit de overheid. Maar dat is eigenlijk een poging van de regering Trump om Israëlkritiek uit te bannen, zeggen meer dan honderd Joodse intellectuelen in de brandbrief.

Deze eis om het curriculum aan te passen is volgens bekende Joodse geleerden als Judith Butler en Noam Chomsky ‘een ongegronde en antidemocratische intimidatiecampagne’. Zij beschuldigen de regering van ‘misbruik van angst voor antisemitisme’.

Ook melden ze dat ‘schokkende islamofobie’ als een rode lijn door het onderzoek zou lopen. De acties van de overheid doen hen denken aan de ‘donkerste perioden in onze geschiedenis’ en ze roepen op om de subsidie alsnog toe te kennen.

 

Gevluchte Oeigoerse moslima’s melden gedwongen abortussen en seksuele martelingen

3

Ontsnapte Oeigoerse moslimvrouwen hebben een boekje open gedaan over gedwongen abortussen en seksuele martelingen, meldt de Britse krant the Independent.

De groep vrouwen zou deze verschrikkingen hebben ondergaan in de ‘heropvoedingskampen’ in de noordwestelijke Chinese provincie Xinjiang. De mishandelingen komen vaker voor en zijn door China bedoeld om de Oeigoerse moslimpopulatie in te perken, zeggen experts.

De vrouwen hebben hun toevlucht gezocht in buurland Kazachstan. Ze zeggen onderhevig te zijn geweest aan gedwongen abortussen en onvrijwillige anticonceptie tijdens hun detentie in de beruchte ‘heropvoedingskampen’.

Eén vrouw meldt te zijn verkracht. De vrouwen zeggen daarnaast seksueel mishandeld te zijn. Zo zouden vrouwen zijn gefilmd onder de douche en hun geslachtsdelen ingesmeerd met chilipasta.

Eerder al deden gevluchte Oeigoerse vrouwen melding van verschrikkingen uit de Chinese kampen. Zo vertelde de ontsnapte Oeigoerse Mihrigul Tursun eind vorig jaar over verplichte medicatie die ervoor zorgt dat vrouwen stoppen met menstrueren. Sommigen overleden zelfs hierna.

Advocaten laten aan the Independent weten dat ze een patroon zien van seksueel geweld tegen islamitische vrouwen. ‘Het is een wapen geworden tegen de moslimbevolking’, zegt de Kazachstaanse mensenrechtenadvocaat Aiman Umarova.

China pleegt een genocide, zegt Rushan Abbas, een Oeigoers-Amerikaanse mensenrechtenactivist die zich inzet voor de Oeigoeren. Abbas merkt op dat China al langere tijd probeert om interetnische huwelijken af te dwingen tussen Oeigoeren en Han-Chinezen, de grootste etnische groep in China.

Ook zouden Chinese ambtenaren ‘inwonen’ bij Oeigoerse gezinnen. China’s doel met deze maatregelen, samen met de mishandelingen, is om de de moslimcultuur in Xinjiang uit te roeien, aldus Abbas.

China houdt naar schatting meer dan een miljoen Oeigoeren vast in ‘heropvoedingskampen’ in de westelijke regio Xinjiang, dat door de Oeigoeren Oost-Turkestan wordt genoemd. China beschuldigt de islamitische Oeigoeren van terrorisme en seperatisme.

In deze kampen worden de Oeigoeren onderworpen aan een streng regime. Voormalige gevangenen hebben verteld dat ze gedwongen werden om varkensvlees te eten – een zonde volgens de islam –, ‘politieke lessen’ te volgen en communistische liederen te zingen.

Het ene boerkaverbod is het andere niet

1

‘Zelfs Marokko heeft een boerkaverbod.’ Het is een argument dat met regelmaat door voorstanders van het boerkaverbod wordt aangehaald. Als zelfs een islamitisch land een boerkaverbod heeft, dan kan Nederland niet achterblijven, toch? Maar zijn het Nederlandse en het Marokkaanse verbod wel met elkaar te vergelijken?

Nederland voerde op 1 augustus het boerkaverbod in. Dat betekent dat er in het onderwijs, in overheidsgebouwen, in de zorg en in het openbaar vervoer geen gezichtsbedekkende kleding meer mag worden gedragen. Sinds de ingang van het verbod is er veel onduidelijkheid over hoe en of het verbod zal moeten worden gehandhaafd. Sommige gemeenten zeggen dat het verbod geen prioriteit zal krijgen en er vonden de afgelopen maanden meerdere incidenten plaats.

Zo ontstond er ophef nadat in Rotterdam een vrouw met een nikab werd aangehouden in de trein. De vrouw moest uiteindelijk haar gezicht laten zien aan een agent, maar kreeg geen boete en werd ondanks de vertraging die het incident veroorzaakte niet uit de trein gezet. Volgens voorstanders van het verbod had dit wel moeten gebeuren.

In Marokko werd twee jaar geleden een boerkaverbod ingevoerd. Ook daar blijft het de vraag in hoeverre het verbod daadwerkelijk wordt gehandhaafd, omdat er weinig controle is in de kleinere, particuliere winkels. De wet werd in Marokko om dezelfde reden ingevoerd als in Nederland: veiligheid. Maar in de uitvoering zit wel een verschil.

In Marokko werd alleen de productie en verkoop van de boerka verboden, niet het dragen ervan. In Nederland is het dragen van boerka’s verboden, maar dit verbod beperkt zich tot openbare ruimtes. Ook een groot verschil is dat de verkoop van de niqaab – identiek aan een boerka, maar zonder gaas voor de ogen – niet is stilgelegd in Marokko.

Voor Marokko en Nederland geldt dat het besluit om de boerka te verbieden opvallend genoemd kan worden. In Marokko is 99 procent van de inwoners moslim, wat het inperken van een islamitische traditie opmerkelijk maakt. In Nederland zijn er juist slechts tweehonderd tot vierhonderd moslima’s die gezichtsbedekkende kleding dragen, wat de vraag oproept of er echt noodzaak is voor een boerkaverbod.

Het verbod wordt volgens professor Moha Ennaji minder opvallend als we kijken naar de onderliggende – minder uitgesproken – reden voor de invoering van het boerkaverbod in Marokko: de opkomst van het salafisme, een fundamentalistische stroming binnen de islam. Het boerkaverbod en de angst voor de conservatieve islamistische stroming zijn volgens de professor onverbrekelijk met elkaar verbonden.

Ennaji is een Marokkaanse professor aan de universiteit in Fes en doet onderzoek naar taal, educatie, migratie, politiek en gender. Kort na de invoering van het boerkaverbod in 2017 schreef hij al over de angst binnen Marokko voor het salafisme. ‘De Marokkaanse overheid spreekt zich al jaren uit tegen het salafisme, met name tegen extremistische en politieke aanhangers. Het boerkaverbod is een beleidsmaatregel om de invloed van het salafisme te beperken.’

‘Ze noemen boerkadraagsters soms zelfs ninja’s’

Invloed vanuit de Golfstaten

Marokko is een land waar moderne en traditionele levensstijlen samenkomen en waar de huidige koning, Mohammed VI, een tolerantere vorm van de islam aanhangt. De boerka was lange tijd geen onderdeel van de Marokkaanse cultuur. ‘Boerka’s horen niet bij onze traditionele kledij’, legt Ennaji uit. ‘De kleding is vanuit de Golfstaten hier naartoe gekomen via sociale media en televisieprogramma’s.’

Ondanks de invloed vanuit Golfstaten als Saoedi-Arabië draagt tegenwoordig slechts een kleine minderheid van de Marokkaanse vrouwen een boerka of niqaab. ‘Marokkanen vinden een boerka er vaak raar uitzien’, zegt Jan Hoogland, arabist en voormalig directeur van het Nederlands Instituut in Marokko (NIMAR). ‘Ze noemen boerkadraagsters soms zelfs ninja’s.’

Aan het einde van de vorige eeuw groeide de invloed van salafistische groepen op de Marokkaanse samenleving sterk. ‘Die groepen spelen in op de onvrede die leeft onder Marokkaanse jongeren’, zegt Hoogland. ‘Salafisten richten zich op minderbedeelde wijken en beloven dat islam de oplossing is.’

In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw toonde Marokko nog interesse in een nauwere samenwerking met Saoedi-Arabië. Maar sinds de Casablanca-aanslagen in 2003, waarbij 43 mensen omkwamen, probeert de Marokkaanse overheid de salafistische invloed in te dammen via beleidsmaatregelen. Denk hierbij aan het sluiten van de moskeeën buiten de gebedstijden en het arresteren van extremisten. ‘Het is alle hens aan dek’, zegt Hoogland. ‘Marokko wil de mogelijkheden beperken voor salafistische groepen om bij elkaar te komen.’

De opkomst van IS

Salafistische invloed buiten de Golfstaten bereikte een nieuw hoogtepunt met de opkomst van terreurorganisatie Islamitische Staat. Sinds 2012 zijn honderden jihadisten vanuit Marokko naar Syrië en Irak gereisd om daar te strijden, een probleem waar ook Nederland mee te maken kreeg. Driehonderd Nederlanders reisden uit jihadistische motieven af naar het gebied en volgens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) zijn ongeveer 85 van hen nog altijd lid van de terreurorganisatie.

Ook lijkt het extremistische salafisme meer voet aan de grond te krijgen in ons land. Na onderzoek van NRC en Nieuwsuur bleek in september dat kinderen op salafistische scholen in Nederland leren zich af te keren van de maatschappij en dat mensen met een ander geloof de doodstraf verdienen. Het onderzoek wekte zorg op in zowel de politiek als de Nederlandse moslimgemeenschap. Said Bouharrou van de Raad van Marokkaanse Moskeeën vertelde aan NRC dat hij zich ernstige zorgen maakt over de invloed van het salafisme binnen het Nederlandse islamonderwijs, die ook hij ziet groeien.

Het extremistische gedachtegoed dat het salafisme met zich meebrengt vormt volgens experts voor zowel Nederland als Marokko een gevaar. ‘Salafisme is een constant gevaar voor de maatschappij’, zegt Ennaji. ‘Als de staat en progressieve moslims het salafisme niet bestrijden, is onze veiligheid in gevaar.’ Hoogland is voorzichtiger in zijn oordeel. ‘Niet alle salafisten zijn gevaarlijk, omdat niet alle salafisten bereid zijn geweld te gebruiken voor hun ideologie.’

‘Het is islamofobie, een soort heksenjacht’

Radicalisering of onderbuikgevoel?

Na een aanslag in de Marokkaanse stad Marrakesh in 2011, waarbij 17 mensen om het leven kwamen, besloot de regering om strengere maatregelen te nemen om salafisme tegen te gaan, een beleid dat door de Marokkaanse bevolking werd gesteund. De invoering van het boerkaverbod kwam daarom niet geheel onverwacht, bij een boerka kun je ten slotte niet zien of iemand een bomgordel omheeft. Het boerkaverbod was een volgende stap in een al langere strijd tegen extremistisch salafisme en werd ook door de religieuze leiders en feministen in Marokko omarmt.

Over het effect op de Marokkaanse maatschappij zijn experts het niet eens. Volgens Ennaji heeft het boerkaverbod een afschrikeffect. ‘Het ontmoedigt vrouwen om een boerka te dragen, omdat zij dan begrijpen dat een boerka niet welkom is in Marokko.’ Maar volgens Hoogland ligt het anders: ‘Ik zie zelf weinig verandering. Ik denk zelfs dat boerkadraagsters eerder hun hakken in het zand zullen zetten.’

Ook vraagt Hoogland zich af of een verbod, dat slechts de productie en verkoop verbiedt, echt kan werken. ‘Je mag nog steeds een boerka dragen en dan kun je niet zien wat eronder zit. Waarschijnlijk dacht de overheid dat een draagverbod een te strenge maatregel zou zijn in een islamitisch land.’

In Marokko is nooit letterlijk uitgesproken dat het boerkaverbod is ingevoerd om de invloed van het salafisme in te dammen. Maar door de connectie tussen de extremistische aanslagen en het salafisme lijkt dit de meest logische verklaring voor deze maatregel, die zonder veel protest kon worden ingevoerd.

In tegenstelling tot Marokko is de link tussen een acuut gevaar en het boerkaverbod in Nederland een stuk minder duidelijk. Nederland heeft nooit te maken gekregen met dodelijke islamistische aanslagen – de moord op Theo van Gogh uitgezonderd – en wordt ook pas sinds kort geconfronteerd met de aanwezigheid van het salafisme. Er is geen hard bewijs dat de maximaal vierhonderd boerkadraagsters in Nederland een gevaar vormen voor de veiligheid en de maatschappij.

‘Het is islamofobie, een soort heksenjacht’, zegt Hoogland. ‘Over bivakmutsen en andere gezichtsbedekkende kleding gaat de discussie niet, het gaat over moslims.’ Toch wil Hoogland het dragen van een boerka niet verdedigen: ‘In de meeste gevallen is het toch een man die dit eist van een vrouw en niet een vrouw die er zelf voor kiest.’

Door de verschillen in de recente geschiedenis, de hedendaagse situatie en de uitvoering van het boerkaverbod in Nederland en Marokko, is het lastig om de twee landen concreet met elkaar te vergelijken. In Marokko kan het dragen van een boerka een teken zijn van radicalisering, in Nederland is daar geen bewijs voor. Het Nederlandse boerkaverbod lijkt dan ook vooral te zijn gebaseerd op onderbuikgevoelens.

Wachten op een parlementaire enquête naar passend onderwijs

1

Scholen voor speciaal onderwijs bezwijken onder wachtlijsten’, kopte de NOS twee weken geleden op haar nieuwswebsite. Uit onderzoek van Reporter Radio van KRO-NCRV blijkt dat scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs te maken hebben met een sterke toeloop van leerlingen. Hierbij gaat het vooral om kinderen met (ernstige) gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen.

Deze ontwikkeling is slecht voor kinderen, slecht voor leerkrachten en slecht voor de samenleving. Het is nu wachten op een Kamermeerderheid voor een parlementaire enquête naar de Wet passend onderwijs die aan de basis staat van deze ontwikkeling.

4,5 procent van de basisschoolkinderen gaat naar een school voor speciaal (basis)onderwijs. Deze 65.826 kinderen van vier tot twaalf jaar hebben een extra ondersteuningsbehoefte waardoor ze niet (volledig) in staat zijn naar een reguliere basisschool te gaan. Ook onder middelbare scholieren gaat er een groep naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs: 3,7 procent, oftewel 37.567 jongeren van 12 tot ongeveer 18 jaar.

Deze landelijke cijfers komen uit 2018 en als we Reporter Radio moeten geloven – en ik heb geen enkele reden daaraan te twijfelen – nemen deze cijfers in 2019 in rap tempo toe. Voor mij, als ex-onderwijsbestuurder van een regionale onderwijsinstelling voor specialistisch onderwijs, is dat geen verrassing.

Via de Wet passend onderwijs die in 2014 van kracht ging, wilde de Tweede Kamer meer kinderen ‘includeren’ in het regulier onderwijs. Deze wet is niet geboren vanuit idealisme, maar primair het gevolg van de stijgende kosten door de steeds maar groeiende groep kinderen in het speciaal onderwijs.

Een leerling in het basisonderwijs kost de Rijksoverheid gemiddeld 6.900 euro per schooljaar. Gaat zo’n leerling van bijvoorbeeld zeven jaar oud naar een school voor speciaal onderwijs, dan komt daar nog eens minimaal 9.676 euro bij per schooljaar. Bij elkaar opgeteld is dat 16.576 euro per leerling per schooljaar.

Ondertussen maakt een aanzienlijk deel van deze kinderen ook gebruik van een vorm van (jeugd)zorg. Daarmee zijn de ‘kosten’ per kind voor de samenleving aanzienlijk en dat vind ik geen probleem, want beschaving kost nu eenmaal geld. Waar ik wel een probleem mee heb, zijn politieke keuzes die enkel uitgaan van financiële doelen en niet van kindgerichte doelen. Dat is nu exact mijn probleem met de Wet passend onderwijs.

Ook andere kinderen worden de dupe van de Wet passend onderwijs

Het aantal kinderen in het speciaal onderwijs, maar ook kinderen met een zogeheten ‘rugzakje’ steeg in de jaren negentig en in het begin van deze eeuw zo hard dat de Kamer stevig wilde ingrijpen. Nederland werd onderverdeeld in 76 regio’s en in elke regio kwamen ‘samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs’, zowel voor het basisonderwijs als voor het voortgezet onderwijs.

Deze samenwerkingsverbanden mochten voortaan de pot met geld voor kinderen met een ‘extra ondersteuningsbehoefte’ gaan verdelen. Die pot was echter niet bodemloos: elke regio kreeg voortaan een vast budget op basis van een overigens willekeurig landelijk gemiddelde. Had een regio meer leerlingen in het speciaal onderwijs, dan hadden de schoolbesturen in deze regio maar pech en moesten ze uit eigen zak deze aanzienlijke meerkosten betalen.

Dat gebeurde uiteraard niet. Daarom zijn kinderen die voor 2014 naar een speciale school doorverwezen zouden worden, vanaf 2014 vaker en langer ‘vastgehouden’ op een reguliere school. Of ze gaan überhaupt niet meer naar school en heten voortaan ‘thuiszitter’.

Ondertussen zijn de leerkrachten op de reguliere scholen waar nu meer leerlingen zitten met een extra ondersteuningsbehoefte volop in de stress geschoten. Mede door passend onderwijs vinden ze dat hun werkdruk enorm is toegenomen. De burn-outepidemie houdt maar aan in het onderwijs en nieuwe leerkrachten blijven uit. Het immense lerarentekort zorgt ervoor dat klassen groter worden of soms zelfs naar huis worden gestuurd.

De Tweede Kamer is van dit alles en meer volledig op de hoogte. Talloze periodieke voortgangsrapportages, evaluatieonderzoeken en onderzoeks- en adviesrapporten zijn er in de afgelopen jaren door het kabinet gedeeld met de Kamer. Hoorzittingen, werkbezoeken en persoonlijke gesprekken met kinderen, ouders en verstandige mensen uit en rondom het onderwijs hebben eveneens plaatsgevonden.

In overleggen met minister Slob zijn Kamerleden – die niet alleen een controlerende, maar ook een wetgevende taak hebben – terughoudend om grootschalige aanpassingen te verrichten in de Wet passend onderwijs. Ze passen daarom liever kleine, soms gedetailleerde onderdelen van de wet aan dan de wet als geheel. Het gewenste maatschappelijke effect blijft dan dus ook uit.

Sterker nog: er gaan alleen maar meer leerlingen naar het speciaal onderwijs. Er zijn meer kinderen met negatieve ‘faalervaringen’ in het regulier onderwijs. Meer kosten voor schoolbesturen en scholen, waardoor ook andere kinderen de dupe worden van de Wet passend onderwijs. Meer werkdruk en stress bij leerkrachten in zowel het regulier als speciaal onderwijs. Meer ziekte en verloop van onderwijspersoneel. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Het wordt tijd voor integrale, samenhangende keuzes vanuit ons hoogste politieke orgaan. Ik heb niet de verwachting dat deze keuzes gemaakt zullen worden door de verantwoordelijk minister; de Tweede Kamer is daarom aan zet. Welk Kamerlid durft zich voor en achter de politieke schermen hard te maken voor een parlementaire enquête naar de Wet passend onderwijs – om op basis van de enquêteresultaten de wet als geheel grondig te herzien?

‘Wij weten alles over Nederland, maar Nederlanders weten niet genoeg over Suriname’

2

Vanaf vandaag is De Grote Suriname Tentoonstelling te zien in De Nieuwe Kerk in Amsterdam. Het vertelt een meerstemmig epos van een land vol bewoners met verschillende achtergronden die hier samenkwamen. Ruim 350 musea, archieven en particulieren uit Nederland en Suriname hebben samengewerkt om een expositie te verzorgen die de gehele cultuurgeschiedenis van Suriname bestrijkt.

Eeuwenlang was Suriname een Nederlandse kolonie. Maar hoe goed kennen wij Suriname eigenlijk? Suriname is meer dan het slavernijverleden en roti, om maar twee uitersten te noemen. In 2020 herdenkt Suriname dat het land 45 jaar onafhankelijk is. Reden voor De Nieuwe Kerk in Amsterdam om met een tentoonstelling stil te staan bij een land dat tegelijk veraf en dichtbij ons staat. Maar is deze Grote Suriname Tentoonstelling niet vragen om moeilijkheden?

‘De Sociëteit van Suriname’

Het was de Zeeuw Abraham Crijnssen die Suriname in 1667 in Nederlandse handen bracht. In dat jaar veroverde Crijnssen het gebied op de Engelsen. Suriname werd vervolgens voor 260.000 gulden aan de West-Indische Compagnie (WIC) verkocht. Maar de zakken van de WIC waren toch niet diep genoeg, waarop de compagnie zich voor medefinanciering wendde tot de stad Amsterdam en kolonel Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck. Er zouden meer dan zeshonderd plantages ontstaan in Suriname, waarin ook ‘gewone’ Nederlanders zich konden inkopen zoals de heer Braamcamp, valt te lezen in documenten op de tentoonstelling. Hij nam een aandeel in een koffieplantage die op 285.000 gulden werd getaxeerd. Een document toont dat de heer Braamcamp twee keer per jaar duizend gulden ontving op deze investering.

Gedrieën deelden ze als aandeelhouders van wat kwam te heten ‘de Sociëteit van Suriname’ de kosten en opbrengsten van het ‘wingewest’ Suriname. En Van Aerssen van Sommelsdijck werd de eerste gouverneur van Suriname. Pas in 2015 werd overigens het beeldmerk van de Sociëteit op het presidentieel paleis in Suriname vervangen door het wapen van de Republiek Suriname.

De invloed van Nederland op de sociaal-economische en culturele ontwikkeling van Suriname was groot. De dorst naar goedkope arbeidskrachten bracht Nederland er bijvoorbeeld toe om respectievelijk Afrikaanse slaven, Chinese, Brits-Indische, Javaanse en Indiase contractarbeiders naar Suriname te transporteren. Dit zou uiteindelijk leiden tot een bruisende multiculturele samenleving en een evenzo woelige geschiedenis, zeker in relatie tot Nederland.

Op de Grote Suriname Tentoonstelling wordt deze pluriforme cultuurgeschiedenis verteld aan de hand van ruim driehonderd unieke stukken: van de speren van de eerste inheemse inwoners van Suriname tot het gouden en zilveren servieswaar dat Suriname de Oranjes schonk, van de boeken waarin de Nederlanders de straffen voor weggelopen slaven netjes hadden opgeschreven – bijvoorbeeld dertig zweepslagen en drie maanden dwangarbeid aan een ligte boei– tot de groene jurk die prinses Beatrix droeg tijdens de onafhankelijkheidsceremonie en van het topstuk van de tentoonstelling, een precolombiaans stenen masker, die werd uitgeleend door het Surinaams Museum, tot de audiofilmpjes die aan de hand van persoonlijke verhalen de grote verscheidenheid binnen de Surinaamse bevolking laat zien, die zich desondanks wan pipel, één volk, voelt.

‘We hebben een beetje kramp in onze buik om over de koloniale geschiedenis te praten’


De ervaring van de onderdrukten

De Surinaamse geschiedenis is nauw verbonden met die van Nederland. De manier waarop deze Nederlandse koloniale geschiedenis wordt verteld is de laatste tijd voer voor discussie. De geschiedenis wordt immers veelal door de overwinnaars geschreven. Dit leidde in 2015 mede tot de oprichting van The Black Archives. De initiatiefnemers wilden vanuit het zwarte perspectief de koloniale geschiedenis bezien. Tijdens de persbijeenkomst nuanceerde Rita Tjien-Fooh, directeur van het Nationaal Archief Suriname, in dat verband de uitkomst van deze ‘gedeelde geschiedenis’, zoals De Nieuwe Kerk het ziet.

‘De ervaring van de onderdrukten in Suriname is anders dan aan deze kant van de oceaan. Het is goed dat De Nieuwe Kerk gedurfd heeft om de discussie hierover op gang te brengen. De perspectieven zijn belangrijk. Het is moeilijk om als museum het Surinaamse perspectief tentoon te stellen. Ik was eerlijk gezegd heel benieuwd, maar er is een poging gewaagd.’  Later licht Tjien-Fooh haar uitspraken toe: ‘Er is gekozen voor een cultuur-historisch concept, maar Suriname deelt ook een politiek verleden met Nederland. Daar is weinig aandacht voor in de tentoonstelling. Mogelijk ligt dat nog te gevoelig.’

Wayne Modest van het Tropenmuseum, dat met honderd objecten de grootste bijdrage leverde aan de Grote Suriname Tentoonstelling, benadrukt dat er nooit eerder zo veel aandacht is geweest voor het Caribisch gebied. ‘We hebben een beetje kramp in onze buik om over de koloniale geschiedenis te praten.’

In dit proces, waarin met verschillende referentiekaders naar de Nederlandse geschiedenis wordt gekeken, is het dus een heikele onderneming om als ‘witte organisatie’, die De Nieuwe Kerk is, een tentoonstelling te maken over het land Suriname. Dit beseft ook Marlies Kleiterp, hoofdconservator van De Nieuwe Kerk.

Ze vertelt dat Surinamers nauw bij het project betrokken zijn. ‘Het moest een echte samenwerking zijn, en geen presentatie waarin wit vertelt over zwart’, vertelde ze aan NRC. In totaal hebben 350 ‘co-creatoren’ van Surinaamse afkomst meegewerkt aan de tentoonstelling, vertelt Cathelijne Broers, directeur van De Nieuwe Kerk. ‘We hebben nog nooit met zoveel mensen en instellingen gewerkt aan een verhaal. Het was niet altijd makkelijk, maar wel leerzaam. Het is een tentoonstelling geworden die net zo veelzijdig als het land zelf. Het is een meerstemmige biografie.’

Zwarte bladzijden

Historicus Leo Balai was een van de vele adviseurs. Hij was betrokken bij het onderdeel slavernij en sprak de audiotour in. ‘In mijn bijdrage vond ik het vooral van belang dat het verhaal over de manier van het vervoer van de Afrikaanse gevangenen verteld werd. Dat was onvoorstelbaar mensonterend en wreed!’

Christine Henar, directeur van het Koto Museum, is de afgelopen week bezig geweest met de inrichting van het deel van de tentoonstelling waarin koto’s worden tentoongesteld: de traditionele kleurrijke kledinggewaden van Creoolse vrouwen in Suriname. ‘Wij weten alles over Nederland omdat wij dat op school kregen, maar Nederlanders weten niet genoeg over Suriname.’

De uiteenlopende objecten en documenten in de tentoonstelling zijn afkomstig uit diverse Surinaamse en Nederlandse musea en archieven. Een belangrijk archief is dat van de Evangelische Broedergemeenschap uit Zeist. De zendelingen waren vanaf de late achttiende eeuw actief in de binnenlanden van Suriname. De broedergemeenschap had nog een archief met onbekende informatie over de cultuur van de Marrons, tot slaaf gemaakten die waren ontsnapt en gevlucht naar de binnenlanden van Suriname.

De archeologische vondsten, historische foto’s en documenten worden afgewisseld met audiofragmenten en audiovisuals waarin persoonlijke verhalen worden verteld.
De zwarte bladzijdes uit de recente geschiedenis van Suriname blijven evenmin onvermeld, zij het beknopt en in kunstwerken. Zo maakte Iris Kensmil een collage over de Decembermoorden in 1982, waarbij vijftien tegenstanders van Bouterse werden vermoord. In vijftien ansichtkaarten wordt de precieze doodsoorzaak van de vijftien slachtoffers beschreven.

Indrukwekkend is ook het werk van Marcel Pinas over de Binnenlandse Oorlog (1986-1992) waarbij Ronnie Brunswijk en zijn jungle-commando het opnamen tegen Desi Bouterse. Op 29 november 1986 vond een bloedbad plaats in het Marron-dorp Moiwana waarbij 38 burgers de dood vonden. Pinas maakte een lange eettafel met 38 stoelen, bekleed met bedrukte doeken in de stijl van de Marrons, en 38 eetborden. Daarop is het verloop van dit bloedbad in tekst en beeld verteld.

‘We hebben nog nooit met zoveel mensen en instellingen gewerkt aan een verhaal’

Grote randprogrammering

Voor kinderen is er de Speurtocht Wan Pipel, om op die manier spelenderwijs wat te leren over Suriname. De tentoonstelling gaat verder gepaard met een grote randprogrammering. Zo komt de Stichting Julius Leeft! met acht theaterproducties, die geregisseerd zijn door voormalig PvdA-Kamerlid John Leerdam. The Black Archives werkt met De Nieuwe Kerk samen aan een tentoonstelling over Surinamers in Nederland.

In de lange, vaak moeizame geschiedenis die Suriname deelt met Nederland is deze intentie tot samenwerking een lichtpunt. Maar of dit tot een geslaagde tentoonstelling heeft geleid hangt niet alleen af van de bezoekersaantallen en het commentaar van de ‘witte’ mainstream media, maar ook van het commentaar van de Surinaamse radiostations en van wat er in Amsterdam Zuidoost aan elkaar wordt doorverteld, oftewel demofokoranti – het geruchtencircuit.

Twee maanden na invoering blijft het ‘boerkaverbod’ verdeeldheid zaaien

1

Gisteravond vond in het multiculturele debathuis Argan in Amsterdam een avond plaats over De boerka en het verbod: twee maanden later. Aanwezige vrouwen met gezichtsbedekking lieten doorschijnen dat hun situatie sinds de invoering op 1 augustus er niet beter op is geworden. Hetzelfde geldt overigens voor het debat over dit verbod, dat toch al verhit was.

Het woord was eerst voor Karima Rahmani en Mouna (niet haar echte naam). Rahmani is van de werkgroep ‘Blijf van mijn niqaab af’ en beiden dragen er een. Wat merken zij van de nieuwe wetgeving?

Mouna, die nog studeert, mag de niqaab niet meer aan in het universiteitsgebouw. ‘Die keuze had ik niet willen maken.’ En Rahmani zei ‘meer dan ooit last’ te hebben van mensen die haar agressief bejegenen. Ze kan dat niet los zien van de ‘criminalisering’ van niqaabdraagsters, waardoor mensen ‘zich gelegitimeerd voelen iets te roepen’.

Rahmani gaf een schrijnend voorbeeld van een melding die was binnengekomen bij ‘Blijf van mijn niqaab af’: een vrouw met niqaab liep met haar dochtertje over straat, toen een fietser op hen inreed. Het dochtertje hield er een gebroken been aan over, vertelt ze. ‘De incidenten worden dus erger.’

Mouna vulde aan dat zij ook van vrouwen met hoofddoek te horen krijgt dat er een verschil is opgetreden sinds augustus. Meld Islamofobie, het meldpunt dat moslimhaat registreert, zou een significante stijging in het aantal incidenten tegen vrouwen met een hoofddoek hebben geregistreerd. Mouna vreest dat dit ‘islamofobe’ verbod de inleiding is voor wetgeving die moslims benadeelt: ‘Als we nu niet zeggen ‘stop’, dan gaat het door’.

Rahmani vertelde dat berichtgeving van het AD over het boerka- en niqaabverbod niet heeft meegeholpen. Daags voor het verbod duidde de krant wat het verbod betekent, waarbij werd opgetekend dat een burgerarrest is toegestaan. Rahmani: ‘Er werd opgeroepen om vrouwen tegen de grond te werken. Wilders tweette het en op Twitter vormden burgerwachten zich.’ En wat haar verbaasd heeft: ‘Het was stil, niemand deed iets.’

Beide vrouwen zien het verbod als onderdeel van een groter plan. Mouna noemt dit onomwonden ‘anti-islambeleid’. ‘Geert Wilders zei na de invoering: de volgende stap is de hoofddoek. Er wordt gepraat over ritueel slachten en islamitisch onderwijs verbieden, dus dit staat niet op zichzelf.’

Dus wat nu? Wat betreft Rahmani is het ‘tijd voor een tegengeluid’ en moet deze ‘anti-islamtendens bespreekbaar worden’. Ze zegt pas tevreden te zijn wanneer de wet weer van tafel is.

Daarna werd de vloer gedeeld met Annelies Moors (UvA-hoogleraar Antropologie), publiciste Aylin Bilic en Keklik Yucel, Tweede Kamerlid voor de PvdA ten tijde van het vorige kabinet – en daarmee medeverantwoordelijk voor het verbod.

Yucel is daar trots op. ‘Ik sta voor universele waarden en ben feminist.’ Veel vrouwen met gezichtsbedekkende kleding worden volgens haar dan wel niet onderdrukt, maar daar staan ook een heleboel ‘verborgen vrouwen’ tegenover bij wie dat wel het geval zou zijn. En vrouwen met een boerka of niqaab ‘dragen een bepaald gedachtegoed mee dat ik niet wil legitimeren.’

Ze werd bijgevallen door Bilic, die aanvulde dat het kledingstuk staat voor ‘extremisme’ en ervoor zorgt dat ‘we nog meer langs elkaar heen leven’. Ook merkte ze op dat de geloofsvrijheid in Nederland nog altijd het grootst zou zijn van heel Europa.

Annelies Moors was het niet eens met Yucel en Bilic. ‘Ik hecht aan grondrechten voor iedereen.’ Ze heeft onderzoek gedaan naar vrouwen met gezichtsbedekking en ziet ‘geen reden om te veronderstellen dat vrouwen gedwongen worden.’ En al zou het zo zijn, wat is dan de logica van die vrouwen die wél buiten komen de toegang tot bepaalde plekken ontzeggen met dit verbod?, vroeg ze zich retorisch af. Ze kon op bijval rekenen van een groot deel van de zaal, waarin nog eens twee niqaabs en een boerka werden gedragen.

Ook Rahmani kon zich vinden in de kritiek van Moors. ‘Dit is selectief opkomen voor vrijheden.’ Daarbij, zo stelde ze: ‘Vrouwen die gedwongen worden, die zijn er niet’. Ze hekelde dat ze ‘in verband wordt gesteld met IS en aanslagen’, louter en alleen omdat ze een niqaab draagt.

Yucel ontkende dat ze Rahmani in verband zou stellen met IS. Wel zei ze een verband te zien tussen het kledingstuk an sich en ‘gedachtegoed dat in alles intolerant is.’ Bilic viel haar bij door te stellen dat het hier niet ging om privélevens maar om ‘excessen’. Ze wilde er ‘geen emotionele discussie van maken.’

Hier zat duidelijk de kink in de kabel: waar Yucel en Bilic hamerden op symboliek, een link met radicaal gedachtegoed en ratio, daar herhaalde Rahmani met passie dat zij beperkt werd in haar keuzevrijheid en dat zij en haar mede-niqaabdraagsters hinder ondervinden van het verbod. Het zal dan ook niet verbazen dat de dames in het verdere verloop van de avond niet bepaald nader tot elkaar kwamen.

Enige poging tot dialoog was er allang niet meer, toen Yucel besloot nog een rekening te vereffenen met Moors. Yucel vindt haar ‘meer een activist dan een wetenschapper.’ ‘En ook nog eens op kosten van de staat’, vulde Bilic aan.

Moors verdedigde zich door te herhalen dat ze burgerrechten belangrijk vindt. En ze ‘zou graag willen horen wat er mis is met mijn wetenschappelijk werk’.  Ze ‘minimaliseert het aantal verborgen vrouwen’, aldus Yucel. ‘Ik zie je daar niet voor op de barricaden gaan’, verweet ze de hoogleraar.

De sfeer werd nog een stuk verhitter, toen de vrouw met boerka in het publiek haar persoonlijke ervaring deelde met het panel. Ze stelde afhankelijk te zijn van het openbaar vervoer, haar kinderen naar school te moeten brengen en met de zorg te maken hebben – allemaal plekken waar ze nu niet meer mag komen met haar boerka aan. Ook wordt ze agressief bejegend op straat, vertelde ze, zowel verbaal als fysiek.

‘Welk doel dient dit?’, vroeg deze boerkadraagster zich af. ‘We betalen vrouwen die zich achter een raam uitkleden, maar bestraffen degenen die zich aankleden.’ Yucel antwoordde dat ‘de radicale islam niet genormaliseerd’ moet worden. En daarbij: ‘Er zijn veel plekken op de wereld waar het wél kan’, een boerka dragen.

Rahmani diende Yucel van repliek: ‘U douwt uw eigen seculiere opvattingen door mijn strot. Het gaat om mij, niet om u’ – wat zomaar eens een betere titel had kunnen zijn voor deze avond.

De stemming werd er niet beter op toen Yucel – ‘Ik heb het salafisme niet ontworpen, sorry hoor’ – de vergelijking maakte tussen het dragen van de boerka en van het hakenkruis. ‘Dan sta je toch ergens voor?’ Een groot deel van de zaal reageerde wederom verontwaardigd, en Yucel haastte zich te zeggen dat ze net zo goed een ‘PvdA-pet’ als voorbeeld had kunnen nemen. Het kon de sfeer niet redden.

De afsluitende woorden waren voor Rahmani en Mouna. Rahmani constateerde: ‘Er ontstaat een tweedeling hierdoor, maar we moeten in gesprek blijven.’ Mouna beaamde: ‘We moeten in gesprek blijven met de vrouw, niet over de vrouw.’

Daarop volgde nog wat geruzie. Want waarom gaf de gespreksleidster nu juist aan hun twee het laatste woord?, protesteerden Yucel en Bilic. Exemplarisch voor dit – en misschien wel voor het hele – ‘boerkadebat’.