8.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 791

’s Werelds grootste moslimorganisatie komt naar Nederland

0

De Radboud Universiteit Nijmegen organiseert op 19 juni een conferentie over de gematigde islam: ‘Seeking the middle path’. De universiteit doet dit in samenwerking met de Nederlandse tak van ’s werelds grootste moslimorganisatie: Nahdlatul Uluma.

Nahdlatul Uluma, begonnen vanuit Indonesië, heeft een geschat ledenaantal van maar liefst 60 tot 80 miljoen. Volgens Frans Wijsen, religiewetenschapper aan de Radboud Universiteit, heerst er een eenzijdig beeld in Nederland over de islam.  ‘In Europa hebben we het feitelijk over de Arabische islam als we het over dé islam hebben. Maar 85 procent van de moslims leeft helemaal niet in de Arabische landen. Het grootste moslimland ter wereld, Indonesië, ligt in Azië.’ De media zijn gefixeerd op de islam in zijn extremistische vorm, terwijl het overgrote deel van de moslims nog altijd gematigd is, stelt Wijsen.

In samenwerking met de Indonesische overheid heeft Nahdlatul Uluma als doel een ander – gematigder – beeld van de islam te laten zien in Europa. Tijdens ‘Seeking the middle path’ zullen dan ook thema’s als democratie, gelijkwaardigheid van vrouwen maar ook de duurzame omgang met de planeet aan de orde komen.

De conferentie vindt plaats in de aula van de Radboud Universiteit. Onder anderen de Indonesische minister van Religieuze Zaken en de voorzitter van Nahdlatul Uluma zullen er spreken.

Eritreeërs integreren extra lastig. Hoe komt dit?

0
Sinds 2014 deden meer dan 17.000 Eritreeërs een asielaanvraag in Nederland. Hiermee vormen ze na Syrische vluchtelingen de grootste groep nieuwkomers. Omdat Eritrea een onveilige dictatuur is, worden de meeste asielaanvragen in Nederland ingewilligd. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat het voor Eritreeërs extra lastig is om hier te integreren. Hoe komt dit, en wat is er aan te doen?

Eritrea is, na lange tijd gekolonialiseerd te zijn geweest door onder andere Italië, Groot-Brittannië en Ethiopië, sinds 1993 officieel een onafhankelijke staat. De huidige president van Eritrea, Isaias Afwerki, leidde het Eritrean People Liberation Front (EPLF) in de strijd tegen de meest recente bezetter, Ethiopië. Hiervoor kreeg hij erkenning van zijn landgenoten in de vorm van stemmen voor zijn politieke partij. In het begin waren veel Eritreeërs positief over Afwerki, maar inmiddels is dit veranderd. Er zijn, nadat Afwerki in 1993 aan de macht kwam, geen democratische verkiezingen meer gehouden en het dictatoriale regime perkt de vrijheid van de Eritrese burgers steeds verder in. Zo moeten ze voor onbepaalde tijd in militaire dienst en mogen ze bijna nooit reizen. Mensen die zich hiertegen verzetten worden gevangen gezet en gemarteld. Toch proberen mensen weg te komen. Als het ze lukt staat er een gevaarlijke tocht op ze te wachten.

Op de vlucht

Ibrahim Saleh heeft die tocht gemaakt. Hij woont nu vier jaar in Nederland en werkt bij Stichting Warm Welkom, waar hij probeert statushouders wegwijs te maken in Amsterdam-Noord. ‘Mijn eerste vluchtpoging deed ik in 2006’, vertelt Ibrahim. ‘Maar dat lukte niet. Ik werd opgepakt en heb toen zes maanden in de gevangenis gezeten. Toen ik weer vrij was heb ik een tijd een normaal leven gehad. Ik was er voor mijn familie, had mijn werk en was in de avond en in het weekend in dienst.’ In die tijd wilde Ibrahim wel vluchten. Maar doordat hij in de hoofdstad Asmara woonde, was het voor hem lastig zomaar naar de grens te gaan. Uiteindelijk vertrok hij in 2014 voorgoed. ‘Ik vluchtte toen ik weer naar de gevangenis moest. Sinds 2006 was ik daar al drie keer naartoe gestuurd, meestal voor een paar maanden. Dat overkomt iedereen die zelfstandig werkt of zich tegen het regime uitspreekt. Toen ik de grens was overgestoken voelde ik mij ontzettend opgelucht.’

‘Voor Eritreeërs is het lastig om contact te maken met onbekenden’

Aanvankelijk was het zijn plan om naar Zweden te gaan, omdat hij daar vrienden heeft. Nederland kende hij niet. Althans, alleen van het nationale voetbalelftal: hij was fan van Arjen Robben en Robin van Persie. Maar toen hij na een lange reis in België aankwam, nam hij de trein naar Amsterdam en besloot hij te blijven. Makkelijk ging dat niet, in het begin ervaarde hij een ware cultuurschok. ‘Voor Eritrese mensen is het over het algemeen lastig om contact te maken met onbekenden’, vertelt Ibrahim. ‘We zijn bang om fouten te maken en nemen vreemden moeilijk in vertrouwen. Thuis weten we soms zelfs niet eens of we onze eigen familie kunnen vertrouwen, dat speelt mee.’

Mek Ykeallo

Brugfunctionaris tussen twee werelden

Mek Ykeallo trok zich het lot van de nieuwe statushouders aan. Zelf woont hij sinds 1994 in Nederland, nadat hij vluchtte uit Ethiopië. Hierdoor weet hij als geen ander hoe het is om hier opnieuw te beginnen. Hij spreekt Tigrinya, de officiële taal van Eritrea, en kent zowel de Eritrese als de Nederlandse cultuur goed. Hij heeft Stichting Ykeallo opgezet, waarbij hij fungeert als ‘brugfunctionaris tussen twee werelden’. Dat begon ooit met een nieuwe jongen in zijn buurt. ‘Ik speelde vaak een potje voetbal met mijn vrienden en op een gegeven moment stond er een jongen aan de zijlijn te kijken. Ik zag direct dat hij Eritrees was en heb hem gevraagd met ons mee te doen. Hij was een erg goede voetballer en na afloop zijn we in gesprek geraakt. Toen ik hem vroeg hoe hij zijn verblijf in Nederland tot nu toe had ervaren zei hij: ‘Ik heb alles, maar ik kan niks’. Hij vertelde dat hij de spullen in huis had om zijn huis in te richten, maar dat hij niet wist hoe het allemaal in elkaar gezet moest worden.’

Mek en zijn vriendin hebben hem daarbij geholpen en zo is het contact gegroeid. ‘We hebben hem op het hart gedrukt dat hij altijd welkom was bij ons, waarna hij regelmatig op bezoek kwam. Na een tijdje bracht hij ook vrienden mee die hulp konden gebruiken. Bijvoorbeeld met het vertalen van brieven of het plegen van telefoontjes. Twee jaar lang heb ik een groep Eritrese jongens op deze manier geholpen. Toen werd het op de een of andere manier opgepikt door de media en benaderde de gemeente Amsterdam mij met de vraag of we samen konden werken. Zo is Stichting Ykeallo ontstaan.’

‘Ons is nooit geleerd eigen keuzes te maken of jezelf te uiten. Dat botst soms’

Het individu centraal

Door de taalbarrière en de complexe cultuur was het in het begin erg lastig voor gemeentes en maatschappelijke instanties om Eritrese statushouders te bereiken. ‘Wat het moeilijkste is geweest – en nog steeds is –, is dat Eritrea zo’n geïsoleerd land is. Het is eigenlijk door de regering gekidnapt,’ vertelt Mek. ‘Het volk krijgt geen informatie van buitenaf en leert dat de president van Eritrea de beste leider ter wereld is. De jongeren zijn een product van die regering. En dan komen zij opeens in een vrij land, waar heel veel kan, heel veel mag en waar vrijheid van meningsuiting een geboorterecht is. Ze kunnen werken, studeren – er zijn grenzeloze mogelijkheden. Aan mensen uit Eritrea is nooit geleerd eigen keuzes te maken of jezelf te uiten. Dat botst soms. Daarbij hebben wij ons in Europa ook niet goed kunnen voorbereiden op hoe wij het moesten aanpakken. Er is een beleid gebruikt dat in het verleden leek te werken, maar dat niet per se goed past bij deze groep.’

Milka Yemane

Volgens Mek zou het beter zijn om tijdens het integratieproces meer aandacht te besteden aan het individu. Die opvatting deelt Milka Yemane. Milka vluchtte begin jaren negentig met haar moeder en broertje uit Eritrea. Nu helpt ze Eritrese nieuwkomers met hun integratie. Daarnaast traint ze professionals die zich met Eritrese statushouders bezighouden. Dit doet ze door middel van haar stichting Lemat, dat ‘opbloeien’ betekent in het Tigrinya. ‘Nederland is heel gedigitaliseerd en gaat uit van zelfredzaamheid,’ vertelt ze. ‘De nieuwkomers waren in Eritrea ook zelfredzaam, maar op een andere manier. Hier wordt snel veel van mensen verwacht, terwijl zij meestal geen ervaring hebben met de vaardigheden die ze daarvoor moeten hebben. Het is dus goed om eerst te investeren in dat soort skills, zodat ze hier ook zelfredzaam kunnen zijn. Als voorbeeld geef ik altijd: hier ken ik de cultuur. Maar zet je me in Eritrea neer in een ruraal gebied, waar veel Eritreeërs vandaan komen, dan ben ik daar niet zelfredzaam en hoop ik dat mensen mij gaan leren hoe ik dat kan worden. Als ik niet weet hoe ik mijn eigen eten moet verbouwen maar mensen vinden dat ik dat zelf moet uitzoeken, dan is dat eigenlijk een valse start.’

Daar heeft ook Ibrahim ervaring mee: ‘Mensen die gestudeerd hebben vinden uiteindelijk hun weg wel. Vaak kunnen zij zich makkelijker verstaanbaar maken. Bovendien zijn ze al bekend met studeren, wat erg helpt bij taallessen en de voorbereiding op het inburgeringsexamen. Als je al weet hoe je het leren voor een examen aan moet pakken en hoe toetsen in elkaar steken, heb je natuurlijk een grote voorsprong. Het grootste deel van de Eritrese nieuwkomers heeft in het thuisland echter nooit kunnen studeren en ik ken veel mensen voor wie dat hier echt heel moeilijk was.’

Een hele ontwikkeling

Ibrahim heeft wel het idee dat het ondertussen wat beter gaat. ‘Veel statushouders wonen hier nu zo’n vier jaar. Zij spreken inmiddels redelijk tot goed Nederlands en gaan naar school of zijn aan het werk. Daarnaast zijn er veel stichtingen en organisaties ontstaan die kunnen helpen.’ Ook Mek ziet dat er een ontwikkeling is geweest in de afgelopen vier jaar. ‘Het probleem is geschetst, er is onderzoek gedaan en de deskundigheid bij instanties is gegroeid. De Nederlanders zijn volgens mij meer gewend geraakt en weten beter hoe ze om kunnen gaan met statushouders. Ik merkte in het begin, als we aan het voetballen waren, dat de buurt dat best raar vond en aan mij vroeg waar al die jongens toch vandaan kwamen. Nu praten zij met de jongeren en zijn sommigen zelfs ‘buddies’ geworden. Dan helpen ze bijvoorbeeld met het leren van de taal of komen ze gewoon bij het voetbal kijken. De buurt is niet meer vreemd voor de jongens en de jongens zijn niet meer vreemd voor de buurt.’

‘Maatwerk is de enige oplossing om langdurige integratie te bewerkstelligen’

Meks en Ibrahims belangrijkste advies om de integratie makkelijker te maken: neem de tijd om iemand te leren kennen. ‘Spreek eerst een paar keer met iemand af, bouw het vertrouwen op. Daar krijg je uiteindelijk zoveel voor terug’, zegt Ibrahim. Mek geeft aan dat hij dit voor elke statushouder zou aanraden, maar dat het in het geval van Eritreeërs extra belangrijk is. ‘Investeer in een goede relatie!’ Daarnaast denkt hij dat er nog een andere sleutel tot succes is: maatwerk. ‘Integratie is een proces. Een proces dat niet kan worden voltooid in een, twee, drie, of vier jaar, maar waar je de rest van je leven in groeit. Deskundigen, instanties, beleidsmakers, professionals en de bevolking moeten zich realiseren dat elke mens zijn eigen ontwikkeling doorloopt. Maatwerk is de enige oplossing om langdurige integratie te bewerkstelligen. Wij moeten dus niet in stereotypes gaan denken, maar stap voor stap maatwerk bieden om in de toekomst een positief resultaat te behalen.’

Milka ziet ook een positieve ontwikkeling. ‘Steeds meer gemeenten schakelen tegenwoordig hulp in van stichtingen en organisaties als Lemat en Ykeallo, die hen kunnen helpen. Maar dit mag van mij nog radicaler, op landelijk niveau, omdat je soms op lokaal niveau heel mooie dingen ziet gebeuren. Het zou mooi zijn als dat nationaal zou worden doorgevoerd.’

Nieuw integratiebeleid

Het inschakelen van zulke instanties lijkt langzaam maar zeker onderdeel te worden van het Nederlandse inburgeringsbeleid. Bovendien wordt in 2020 het inburgeringsbeleid op grote schaal aangepast; voortaan zullen gemeenten dan een persoonlijk ‘Plan Inburgering en Participatie’ maken voor de nieuwkomers. ‘Er is aangegeven dat er verschillende inburgeringsroutes zullen komen, waarbij er ook meer praktijkgerichte mogelijkheden zijn. Maar hoe dit precies geïmplementeerd wordt, dat vind ik nog wel spannend’, zegt Milka. ‘Verder hoop ik dat er met terugwerkende kracht zal worden gekeken naar hoe de groep, die nu zijn inburgeringstraject afrondt, ook daarna nog hulp kan krijgen.’

Eritreeërs moeten veel leren over de Nederlandse cultuur, maar er zijn ook dingen die Nederlanders van hen zouden kunnen leren, vertelt Milka: ‘Wij zijn zo druk bezig met werk en carrière maken, noem het maar op, waardoor we soms weinig tijd hebben voor de dingen in het leven die écht belangrijk zijn. De nieuwkomers herinneren mij eraan dat familiebanden, vriendschappen en je gezondheid veel belangrijkere zaken zijn. Daar maken ze veel tijd voor vrij. In Nederland is de klok de baas over ons, terwijl zij de baas over de klok zijn.’

SP-populisme is een linkse partij onwaardig

0

Een van de thema’s die in de campagnes voor de Europese verkiezingen veelvuldig aan de orde kwam was arbeidsmigratie, niet te verwarren overigens met asielbeleid. Dat asielbeleid en migratiebeleid op één hoop worden gegooid komt onder meer omdat asielzoekers worden beschouwd als ‘gelukzoekers die onze banen inpikken’. Een arbeidsmarktargument dus. Arbeidsmigratie gaat over de structuur van de (internationale) arbeidsmarkt, de ontwikkeling van de werkgelegenheid, demografische ontwikkelingen en niet te vergeten het onderwijsbeleid.

Economen en andere wetenschappers, bedrijven en een flink deel van de politiek weten dat arbeidsmigratie hoogstnoodzakelijk is. Het is een kenmerk van een wereld die steeds meer onderling verbonden is. In deze krant stond enige weken geleden een helder stuk van Mark Deken, waarin duidelijk werd gemaakt dat de economie zonder arbeidsmigratie volkomen vastloopt. Arbeidsmigratie leidt niet tot verdringing op de arbeidsmarkt, maar juist tot het tegenovergestelde: het vergroot de werkgelegenheid omdat het de arbeidsmarkt een bepaalde dynamiek geeft.

Hoewel de verdringing op de arbeidsmarkt als gevolg van internationale arbeidsmigratie economisch dus totaal niet kan worden onderbouwd, speelt migratie in de discussie over de ontwikkelingen van de arbeidsmarkt een cruciale rol. Dit heeft een heel lange geschiedenis. Ook appelleert het aan een bepaald sentiment. Met name eurosceptische partijen bespelen dat sentiment en menen dat de grenzen hermetisch gesloten moeten worden. Het recht op arbeid wordt genationaliseerd. Eigen volk eerst!

Dat is overigens niet alleen een ‘rechts’ thema. Wie de debatten en interviews in de aanloop naar de Europese verkiezingen heeft gevolgd heeft kunnen horen dat ook de lijsttrekker van de Socialistische Partij, Arnout Hoekstra, dit standpunt namens zijn partij naar voren bracht. Daar stond Hoekstra gebroederlijk naast PVV-lijstrekker Marcel de Graaff een anti-migratiebeleid te verdedigen. Die laatste was overigens een stuk duidelijker. Door grenzen te sluiten houd je de problemen die migranten zouden veroorzaken buiten de deur. Hoekstra gooide het vooral op het ontregelende effect van arbeidsmigratie en de noodzaak regulerend op te treden.

Daarmee greep hij terug naar een oud en gevoelig thema bij links, dat sinds de komst van de eerste naoorlogse arbeidsmigranten naar Europa in de jaren vijftig en zestig steeds opnieuw tot heftige discussie leidde. Arbeidsmigratie zou een truc van het grootkapitaal zijn om de arbeidsklasse te verdelen en zo greep op de markt te houden. Het zou van invloed zijn op de loonontwikkeling (een overschot aan arbeidsaanbod drukt de lonen), en het zou de onderhandelingspositie van de vakbonden negatief beïnvloeden, omdat het de solidariteit van de arbeidersklasse zou ondermijnen.

Vooral dat laatste argument was bij alle linkse partijen een gevoelige kwestie. Het idee was namelijk dat de meeste arbeidsmigranten geen ‘echte’ arbeiders waren, maar boeren. Door hun culturele en religieuze achtergrond en hun afwijkende opvattingen over loyaliteit en solidariteit, zouden zij grote moeite hebben een arbeidersbewustzijn te ontwikkelen en dat maakte hen ideale stakingsbrekers.

De SP heeft nooit afstand genomen van de opvatting dat arbeidsmigratie eigenlijk een cultureel probleem is

Hoewel deze opvatting vrij breed werd aangehangen onder links in de jaren zestig, zeventig en tachtig, waren de meeste linkse partijen toch van mening dat de objectieve klassepositie van migranten het uiteindelijk zou winnen van hun ‘boerenachtergrond’. Maar, weet ik zelf uit ervaring, cultuur en religie bleven altijd een heikel punt bij links. Die culturele achtergrond moest vooral niet te veel benadrukt worden.

In de jaren tachtig scherpte de SP deze opvatting aan. In 1983 publiceerde de partij het rapport Gastarbeid en Kapitaal. Hoewel de onderliggende boodschap arbeiderssolidariteit was, werd de nadruk gelegd op het ‘schadelijke’ effect van culturele en religieuze verschillen en wel op een manier waar de PVV tegenwoordig een puntje aan zou kunnen zuigen. Vooral moslims moesten het ontgelden. Hun manier van leven en hun ‘achterlijke’ cultuur had tot gevolg dat zij maar heel moeizaam onderdeel van de arbeidersklasse zullen worden. De conclusie in het rapport was dan ook duidelijk: assimileren of oprotten. De beruchte ‘oprotpremie’ (terug naar het land van herkomst met een afkoopsom) waarover in die jaren veel te doen was en waarmee ook de regeringen bezig waren, is een uitvinding van de SP.

De SP kreeg een storm van kritiek over zich en in de jaren erna werden de standpunten in partijprogramma’s afgezwakt, maar de partij heeft nooit afstand genomen van de kern van de inhoud: de opvatting dat arbeidsmigratie eigenlijk een cultureel probleem is. Ideeën over assimilatie en spreidingsbeleid, die in de jaren tachtig uiterst omstreden waren bij andere linkse partijen, zijn de laatste twintig jaar gemeengoed geworden in de politiek. Vanaf 2010 is de SP de arbeidsmigratie weer expliciet gaan omschrijven als een integratieprobleem. Het is een soort links populisme waarmee ze een deel van de ontevreden euro-sceptische burgers probeerden te paaien bij de Europese verkiezingen. Dat is een uiterst bedenkelijke strategie, en een linkse partij die zegt solidariteit hoog in het vaandel te hebben onwaardig.

 

VS-ambassadeur: ‘Israël mag deel Westbank annexeren’

0
De Amerikaanse ambassadeur in Israël, David Friedman, vindt dat Israël gerechtigd is om delen van de Westelijke Jordaanoever definitief te annexeren. Dit zegt de ambassadeur in een interview met de New York Times.

‘Ik denk dat Israël onder bepaalde omstandigheden het recht heeft om een gedeelte van de Westoever te annexeren’, stelt Friedman, ‘maar niet alles’.  Op de vraag wat Friedman zou doen als de Israëlische premier Benjamin Netanyahu besluit de gehele Westelijke Jordaanoever te annexeren wil Friedman geen antwoord geven. Wel vertelt de ambassadeur dat Israël troepen mag stationeren op de Westbank ‘net als de Amerikanen troepen achterlieten in Duitsland, Korea en Japan’, landen waarmee de Verenigde Staten in oorlog zijn geweest. Volgens Friedman was zo’n militaire bezetting niet tegengesteld aan vrede.

Palestijnen en Israëlische vredeactivisten reageren woedend op het interview. Volgens Fatah, de partij van de Palestijnse president Mahmoud Abbas, neemt Friedman hetzelfde standpunt in als radicale Israëlische kolonisten. Fatah voegt daaraan toe dat de Verenigde Staten de Westbank altijd als bezet gebied hebben beschouwd.

Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken verklaart niet van mening te zijn veranderd wat betreft zijn standpunt over het Israëlische nederzettingenbeleid. De Palestijnse diplomaat Saeb Erekat twitterde echter dat Friedman met zijn uitlatingen de nieuwe koers van Trump steunt, die wel wat ziet in de Israëlische annexatie van de Westelijke Jordaanoever.

Ook Tamar Zandberg, die namens de linkse partij Meretz in het Israëlische parlement zit, reageert verontwaardigd op de uitlatingen van ambassadeur Friedman. ‘Zolang Friedman de Amerikaanse ambassadeur in Israël is en niet in een kolonistenstaat, moet hij weten dat annexatie een ramp zou betekenen voor de staat Israël. De ambassadeur is er niet om christelijke nederzettingen te helpen, die de mogelijkheid van vrede en veiligheid zonder bezetting proberen te dwarsbomen.’

De linkse Israëlische NGO Peace Now riep Donald Trump op om Friedman te ontslaan. ‘Ambassadeur Friedman is een Paard van Troje, gestuurd door het rechts van de kolonisten, dat Israëls belangen en de kans op vrede saboteert. De prijs wordt betaald door de bewoners van het gebied, niet door Friedman of Trump. Als hij echt van plan is om de rol van eerlijke vredesonderhandelaar te spelen, dan zou de Amerikaanse president Friedman deze avond nog moeten verzoeken zijn koffers te pakken.’

Friedman werd in 2016 door Trump aangesteld als ambassadeur. Hij staat bekend als een hardliner.

Amnesty: ‘Gay Pride Istanbul moet doorgaan’

0
In Istanbul werd tot vijf jaar geleden de Gay Pride georganiseerd. Tijdens deze LGBT-manifestatie vierden tienduizenden mensen seksuele diversiteit. Mensenrechtenorganisatie Amnesty International vindt dat Istanbul homo’s en anderen weer moet toestaan hun betoging te houden.

Turkije was het enige islamitische land dat de Pride toestond. In 2003 werd de eerste Pride georganiseerd, die slechts dertig mensen trok. In de daaropvolgende jaren werden het er steeds meer. In 2013 zouden er volgens participanten zo’n honderdduizend mensen aan de Pride hebben meegedaan. Ook liepen er toen voor het eerst mensen in uitdagende kleding mee en vrouwen met een hoofddoek.

In 2015 besloot Istanbul de Gay Pride niet door te laten gaan. Als reden gaf ze op dat de Pride binnen de Ramadan viel. Met traangas en waterkanonnen werden de deelnemers op het Taksimplein uiteen gejaagd. Ook een jaar later ging de Pride niet door, omdat de extreemrechtse jongerenorganisatie Alperen Ocaklari had gedreigd met geweld. De autoriteiten besloten daarop om de Pride te verbieden, officieel omdat de veiligheid van de deelnemers niet gegarandeerd kon worden.

Maar Amnesty International wil dat Istanbul de Gay Pride dit jaar weer toestaat. Zeker in deze tijd is het opkomen voor LGBT-rechten in Turkije nodig, vindt de mensenrechtenorganisatie. De bedoeling is dat de Pride op 30 juni zal plaatsvinden.

Liefde in het azc: ‘Best lastig’

0
Je verlaat huis en haard omdat je moet vluchten voor een schrijnende situatie in je land. Vervolgens kom je terecht in een Nederlands asielzoekerscentrum en vind je daar de liefde. Dat overkwam Luis uit Venezuela en Sandhya* uit India.     

Luis

‘Eigenlijk hebben mijn dochtertje Lúa en het kind van mijn huidige vrouw de hand in ons liefdesverhaal gehad. Sterker nog, later bleek dat die twee het allemaal bekokstoofd hadden. Zij wilden namelijk zussen van elkaar worden.

Ik ben Luis Enrique Rodriguez Gomez en ik kom uit Caracas in Venezuela. Mijn leefomstandigheden daar waren onhoudbaar geworden. De politieke, economische en sociale situatie verslechterde. Er is veel armoede en de corruptie rijst de pan uit. Venezuela behoort volgens de corruptie-index (een jaarlijks onderzoek naar corruptie, red.) tot de twaalf meest corrupte landen in de wereld. Op een gegeven moment was er geen voedsel meer en hadden inwoners geen toegang tot medicijnen.

Toen ik in Nederland aankwam, was ik inmiddels ontzettend afgevallen en ronduit wanhopig. Ik werd naar een asielzoekerscentrum in Amersfoort gestuurd, waar ik veel rookte. Ik dacht de hele tijd aan de familieleden die ik in Venezuela had achtergelaten. Zo’n twee jaar na mijn aankomst in Nederland zag ik Sandhya voor het eerst, een vrouw met lange, donkere haren uit India. Ze was in het azc gearriveerd met haar dochtertje Nandini, een meisje van Lúa’s leeftijd. Ik was samen met Lúa gaan kijken of er post was. Zij zat toen in het computerlokaal met haar dochter te gamen. De meisjes werden meteen vriendinnen. Waarom ik op Sandhya viel weet ik eigenlijk niet. Ik weet wel dat Lúa en Nandini een cruciale rol in onze liefde hebben gespeeld. Op een gegeven moment voelde onze ontmoetingen voor Sandhya als kalmte na een enerverende dag. Wat wij hadden voelde als vrede in mijn leven. Alle zorgen die ik had werden plotsklaps vervangen door één persoon: Sandhya. Ik had voor Sandhya een relatie die me veel schade had berokkend. De moeder van Lúa verliet ons toen Lúa nog maar een baby’tje was.

‘Onze liefde werd groter, er groeide vertrouwen tussen ons’

Sandhya en ik gingen bij elkaar thee drinken. Veel thee. Later gingen we ook samen ontbijten, samen koken. We vulden in elkaars gezelschap papieren van instanties in. Onze dochters hielden zich daarbij steevast op de achtergrond, ze speelden dan bijvoorbeeld op de gang. Later bleek dat zij op het vele thee drinken hadden aangestuurd. Toen gingen we samen plekken bezoeken. Onze liefde werd groter, het vertrouwen tussen ons groeide. Toen we het aan bekenden in het azc vertelden, vonden ze het echter spijtig voor ons. Ze zeiden het naar te vinden, daar onze ‘gevallen’ apart waren en we daardoor geen gezamenlijke verblijfsvergunning zouden kunnen ontvangen.

Desalniettemin hebben we drie maanden lang onze liefde in het azc gevierd. Ik kreeg daarop te horen dat mijn verzoek om een verblijfsvergunning was gehonoreerd. Hoewel Sandhya dus achterbleef, is ze sindsdien elke nacht bij mij in huis geweest, het huis dat later de onze zou worden. Een jaar nadat ik het azc uit was, trouwden we. Nog een jaar later diende onze zoon, Shiv Nayan, zich aan. Ik kan zeggen dat ik me goed voel. Ik woon nu vijf jaar in Nederland en ik heb een eigen bedrijf. Een ontwerpstudio, waar ik producten voor webwinkels fotografeer. De enige toekomstdroom die ik nog heb, is lekker met mijn vrouw op vakantie gaan. Het is een zeldzaamheid om liefde in een asielzoekerscentrum te vinden, maar ik zou er zo weer voor tekenen.’

Sandhya

‘Liefde in een asielzoekerscentrum is eigenlijk best wel lastig, want je weet nooit of je met je partner kunt zijn na het besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Om economische redenen vluchtte ik uit India. Met mijn destijds negenjarige dochtertje Nandini, arriveerde ik in januari van 2015 in het asielzoekerscentrum in Amersfoort. Dat was al zenuwslopend, maar wat me ook nog parten speelde was het wennen aan het alleen-zijn. Ik had een erg moeilijke relatie achter de rug en ben jaren geleden gescheiden.

‘Liefde in een asielzoekerscentrum is eigenlijk best wel lastig’

En toen was daar Luis. Dat was een leuke vent met wie ik vrijwilligerswerk ging doen. Zelf had hij ook een dochter. We hielpen mee tijdens de activiteiten met de kinderen. Op een gegeven moment zagen we elkaar elke dag. Later ontmoetten we elkaar ook buiten het azc. Dan gingen we bijvoorbeeld picknicken of naar de markt. Zijn kind en Nandini hielden zich dan altijd op de achtergrond. Later bleek dat dat bewust was. Na enkele maanden gaven de meisjes toe dat ze een plan hadden verzonnen. Ze wilden ons tweeën aan elkaar koppelen. Ik moet zeggen dat ik niet wist dat er mannen zoals Luis bestonden. In India is het niet zo makkelijk om een man te vinden die mijn kind accepteert. Toen ik mijn familie en vrienden in India vertelde over mijn liefde voor Luis, reageerden zij daar niet met blijdschap op. Het stoorde hen dat hij geen Indiase man was. Toen kwam er nog een slag. Luis vertrok uit het azc. Hij had een verblijfsvergunning gekregen. Uiteraard was ik blij dat hij in Nederland mocht blijven, maar wat betekende dat voor ons? Zouden Nandini en ik ook een verblijfsvergunning krijgen? Dat was erg spannend. We baden tot alle goden dat dit goed mocht komen. En dat kwam het gelukkig. Ook ik mocht een verblijfsdocument ontvangen. Toen we, een jaar nadat ik uit het azc kwam, trouwden, hebben we dat in een Indiase tempel in de Amsterdamse Bijlmer gedaan. Ik woon nu met mijn gezinnetje in een huis met een tuin in Amersfoort.’

*Sandhya heeft, zoals vaker in India voorkomt, geen achternaam.    

Logisch dat historici meestal links zijn

0

Het is een klacht die op gezette tijden in rechtse dan wel ultra-rechtse kring opklinkt: de universiteit zou een ‘links bolwerk’ zijn. De VVD heeft al eens opgeroepen om te onderzoeken of de politieke opvattingen aan ‘de universiteit’ wel representatief zijn voor de bevolking. Haar bastaardkinderen PVV en FvD hebben dat overgenomen. Indoctrinatie! In de NRC van 3 mei spitste de Utrechtse promovendus Steije Hofhuis de kwestie toe op de historici. Er zouden maar zeer weinig spraakmakende, rechtse historici rondlopen. Moest er niet eens nader naar de representativiteit worden gekeken?

Vanzelfsprekend verlangen rechtse partijen niet naar onderzoek naar de diversiteit van de politieke opvattingen in de boardrooms van grote ondernemingen, terwijl hun invloed ondanks een totaal gebrek aan representativiteit toch duidelijk wel verder reikt. Unilever huldigde inzake de afschaffing van de dividendbelasting eveneens een weinig representatief standpunt en kreeg, na één telefoontje van bovenbaas Polman aan zijn inmiddels in het Torentje zetelende ex-personeelsfunctionaris, moeiteloos haar zin. Dat het toch niet doorging was slechts aan de Britten te danken.

Daarmee komen we op een essentieel punt: in geen enkele beroepsgroep spoort de links-rechts-verdeling procentueel precies met die van de bevolking als geheel. Aan de Amsterdamse Zuidas en in de top van het bedrijfsleven zijn rechtse mensen getalsmatig sterk oververtegenwoordigd, en dat betekent automatisch dat dat dus voor linkse in andere sectoren van de samenleving gelden moet. Beroepskeuze hangt nu eenmaal ook samen met morele waardenpatronen – materialisme versus idealisme, egoïsme versus altruïsme.

Mensen die vooral geestelijke bevrediging ontlenen aan de mogelijkheid om met hun eigen miljoenenbonus en belastingontwijking bezig te zijn, huldigen – al was het maar om dit voor zichzelf te legitimeren – andere politieke opvattingen dan mensen die bereid zijn voor een habbekrats andermans luiers te verwisselen. Het is natuurlijk een gokje, maar ik schat dat eerstgenoemden zich eerder bij de VVD thuis voelen dan bij de SP, en dat voor laatstgenoemden het omgekeerde geldt. Ook zal iemand die minder waarde hecht aan een grote leasebak dan aan een schoon milieu zich niet snel identificeren met een vroem-vroem-partij.

Zoomen we verder in op de academische wereld, dan is het niet onlogisch dat ook binnen bepaalde vakgebieden bepaalde politieke voorkeuren wat frequenter voorkomen dan andere – al was het soms maar omdat de ene opleiding een hoger salaris belooft dan de andere. Zwart-wit ligt dat zeker niet, maar ook hierbinnen zullen de accenten steeds wat anders liggen; bovendien verschuift dat in de tijd. Economen golden een halve eeuw terug vaak als links; sinds een paar decennia zijn de meest invloedrijke echter juist uitgesproken neoliberaal.

Iedere goede historicus is doordrongen van het besef dat machtsverhoudingen in de loop der tijden veranderen

Gezien de insinuaties uit de hoek van Wilders en Baudet over ‘linkse indoctrinatie’ is het overigens wel van belang om onderscheid te maken tussen serieus rechts en het door hen belichaamde alt-right. Dat vertegenwoordigers van de laatste groep gezien ofwel totale warhoofdigheid – type Sid Lukkassen – ofwel evidente leugens en onzin (de zogenaamde ‘alternatieve feiten’ die zij regelmatig te berde brengen) in het universitaire docentencorps wat ondervertegenwoordigd zijn, lijkt mij logisch en terecht. Voor Holocaust-ontkenner David Irving is ook geen plaats – dus bij een serieuze bèta-faculteit evenmin voor klimaatontkenners. Niet alle ‘waarheden’ zijn namelijk even waar. Als Baudet zijn boreale babbelspeech, die een krankjorum geschiedbeeld verraadt, bij een studie Geschiedenis als eerstejaarspaper had ingediend, dan was die terecht afgekeurd.

Onthullend voor Baudets opvatting van ‘wetenschap’ was wat hij zélf verklaarde, nadat hij in 2014 zijn postdoc-onderzoek bij Paul Scheffer had stopgezet. De NRC van 23 februari jongstleden citeerde hem: ‘Hij is socioloog, ik ben rechtsfilosoof. Empirie en theorie zijn twee verschillende dingen, en het eerste is voor mij niet interessant. Wittgenstein heeft ook gezegd: wat ik zeg klopt gewoon, en jullie gaan dat uitwerken’. Als de feiten niet stroken met je ideeën, des te erger voor de feiten. Kennelijk kon Baudet daarmee wel bij Cliteur promoveren.

Ten slotte de ‘linksheid’ van historici. Er zijn inderdaad in het publieke debat maar een handjevol duidelijk rechtse historici. Maar dat geldt ook voor uitgesproken linkse. Als gevolg van voortschrijdende specialisering en afstandelijkheid valt bij de meesten veel minder makkelijk uit stukken of colleges af te leiden waar zij politiek staan dan vroeger. Er is vooral sprake van toenemende kleurloosheid, een kleine minderheid van publiekshistorici inzake de paar echt omstreden thema’s, meestal het koloniale verleden betreffend, daargelaten.

Toch zullen historici zich inderdaad wat vaker ter linker dan ter rechterzijde bevinden. Dat is ook logisch. Iedere goede historicus is doordrongen van het besef dat machtsverhoudingen in de loop der tijden veranderen en dus veranderbaar zijn – en niet eeuwigdurend door God gegeven. Dat leidt automatisch tot een kritische bejegening van het bestaande, en dat is een attitude die wat sneller op links dan op rechts aangetroffen wordt: daar geldt de bestaande orde eerder als de ‘natuurlijke’.

Alleen een rechts historicus als Rutte kan maatschappelijke conflicten – die dus de vanzelfsprekendheid van de bestaande verhoudingen ter discussie stellen – stelselmatig als persoonlijk aanpassingsprobleem afdoen. Een dergelijke platte benadering van heden en verleden zal zelden het uitgangspunt bij een serieus historisch onderzoek zijn. Rutte is dan ook niet toevallig niet aan de universiteit maar in de neoliberale politiek beland, waar intellectuele platheid een pre is.

IMF: ‘Turkije, bel ons voor financiële steun’

0
Ondanks de penibele financiële situatie waarin Turkije zich bevindt, weigert president Recep Tayyip Erdogan vooralsnog steungeld van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) te ontvangen. Dat schrijft het Griekse dagblad Kathimerini.

Tijdens een toespraak op het American Enterprise Institute in Washington benadrukte IMF-baas Christine Lagarde dat ze bereid is fondsen in te zetten om de slechte economische toestand van Turkije om te buigen. Zo kampt het land met hoge inflatie, een grote private schuldenberg en weinig ruimte in het overheidsbudget om de situatie te veranderen.

Lagarde zegt te hopen dat de Turkse autoriteiten de financiële zelf aankunnen. ‘Ik denk niet dat president de telefoon zal oppakken om te vragen of het IMF kan helpen.’

Tientallen Korans verscheurd in Duitse moskee

0
In een moskee in het Duitse Bremen lieten onbekende daders zaterdag een ravage achter in het toilet: zo’n 50 edities van de Koran zijn verscheurd.

Om vier uur ’s middags werd de wc aangetroffen vol pagina’s uit het heilige geschrift, zo meldt de lokale krant Weser Kurier. Ook de vloer was bezaaid. De politie vermoedt dat de daders eerder die middag hebben toegeslagen, toen de moskee vrije toegang bood. De Duitse autoriteiten hebben inmiddels een onderzoek ingesteld. Ze zullen daarbij nagaan of er sprake is van politieke of religieuze motieven.

De islamitische gemeenschap in Bremen zegt geschokt te zijn over het incident. Beledigingen en haatuitingen zijn allang niet meer beperkt tot sociale media, stelt zij.

Alleenstaande moeders leren van zichzelf te houden

4
Onder nieuwe Nederlanders bevinden zich veel alleenstaande moeders. Hun leven is niet bepaald gemakkelijk en ze hebben veel zorgen. Wat wordt er voor ze gedaan?

Alleenstaande moeders lopen het meeste risico om in de armoede te belanden. Ook hun kinderen hebben doorgaans niet de beste toekomstperspectieven. Dat blijkt uit cijfers van het CBS. Hoe zit dat met de alleenstaande moeders onder nieuwe Nederlanders? Tegen welke problemen lopen zij aan? En hoe worden zij geholpen?

In de zorg voor alleenstaande moeders gaat er nogal wat mis, ondanks de goede bedoelingen van allerlei partijen. Het is lastig om daar wat aan te doen, omdat deze groep vaak niet zelf om hulp vraagt. Nancy Herkul (43) volgde de opleiding Sociaal en Juridische Dienstverlening en werkt als zelfstandige bij diverse gemeentes. ‘Er zit ruis op de lijn tussen hulpverleners en hulpvragers’, vertelt ze. ‘Er zijn veel projecten waarin de gemeentes alleenstaande moeders willen helpen, maar die sterven vaak een geruisloze dood. De hulpverleners kunnen deze vrouwen niet bereiken, ze weten niet waar ze moeten beginnen.’

Alleenstaande moeders met een uitkering zitten in het systeem, zij zijn bekend bij de instanties. De vrouwen die in staat zijn om in hun eigen inkomen te voorzien hebben soms ook hulp nodig, maar zij zijn niet te bereiken. Ze vragen zelden om hulp, soms weten ze zelfs niet dat er voorzieningen zijn. Veel vrouwen zijn nog met het idee opgegroeid dat de man werkt en de vrouw voor de kinderen zorgt. Als de man weggaat of wegvalt staan ze machteloos. Dat is moeilijk, ook voor de kinderen. Uit statistieken blijkt dat kinderen van bijstandsmoeders zelf ook vaker in de bijstand terechtkomen.

De sociale dienst kan best intimiderend zijn, vinden veel alleenstaande moeders die om hulp vragen. Ze moeten immers met hun hele hebben en houwen voor de dag komen. Maar de sociale dienst wil echt alles weten. Herkul: ‘Wat ik vaak terugzie is dat deze moeders vaak nogal angstig zijn tijdens gesprekken. Ik vertel ze dat ik ook in hun situatie had kunnen belanden, dus dat ze voor mij niet minder zijn. Dat zorgt al voor opluchting. Ik zie ook dat het systeem niet gericht is op het adequaat helpen van mensen en ze voor zichzelf te laten zorgen, wat echter wel nodig is.’

Het einde van de relatie en daarna de zorg voor de kinderen maakt dat veel alleenstaande moeders zichzelf vaak niet meer de moeite waard vinden. Alles gaat naar de kinderen. Alleenstaande moeders cijferen zichzelf helemaal weg. ‘Dat gaat mij aan het hart’, zegt Herkul. ‘Het is niet wat je wilt voor vrouwen, die moeten voor zichzelf opkomen en zeker een goed voorbeeld voor hun kinderen zijn. Dat maakt dat ik mij steeds meer in ga zetten voor alleenstaande moeders. Ik ga met ze in gesprek en ook met gemeentes en andere instellingen die wel iets voor deze vrouwen willen en kunnen betekenen, maar hen niet kunnen bereiken.’

Voor niemand is een echtscheiding gemakkelijk. Bijna elke moeder wil natuurlijk het beste voor haar kinderen, maar alleenstaande moeders ‘vergeten’ daarbij vaak zichzelf. Dat is uiteindelijk slecht voor iedereen.

Foto: Nancy Herkul

‘Samenwonen of op straat’

Renuka is geboren in Sri Lanka. Ze groeide op in een Nederlands gezin, dat haar heeft geadopteerd. Ze is een van de 328 alleenstaande moeders die afkomstig is uit Sri Lanka. Ze is nog maar kortgeleden gescheiden. ‘Wij hadden al besloten dat onze wegen zich scheiden, maar totdat we beiden nog geen andere relatie hadden, leefden we samen verder. Onze kinderen vertelden we niets.

Inmiddels heeft haar ex een ander en ook Renuka heeft een nieuwe vriend. ‘Daardoor kwam alles in een stroomversnelling. We wilden ons huis verkopen, ik wilde niet langer blijven. De situatie werd er niet gezelliger op en de kinderen waren hier de dupe van. Ze zitten in de pubertijd, dat is best een lastige leeftijd. Ik kreeg een nieuwe vriend, die ruimte genoeg had in zijn huis. Ondanks dat ik het zo niet had gewild ben ik toch bij hem ingetrokken. Dat zorgde voor nieuwe problemen, want ik ben mijn scheiding nog aan het regelen. Het is zeker geen ideale start voor een nieuwe relatie, maar het was of samenwonen of op straat komen te staan. Die keuze was natuurlijk niet zo moeilijk, maar ik hoop dat mijn nieuwe relatie dit overleeft.’

‘Ik moet heel veel dingen regelen’, vertelt ze verder. ‘Veel meer dan ik vooraf had gedacht. Ik begeleid als maatschappelijk werkster vrouwen met een trauma en ik krijg regelmatig vrouwen op gesprek die het zwaar hebben met hun echtscheiding. Hoe zwaar het echt is merk ik nu zelf. Ik dacht altijd dat het wel meeviel, zeker als die vrouwen het zelf wilden. Maar het valt niet mee, het is erg zwaar. Ik maak mij langzaam los van mijn ex en tegelijk bouw ik aan een nieuw fundament voor mijn huidige relatie. Dat is wel mijn eigen keuze, maar dat maakt het niet eenvoudiger. Mijn kinderen leven om de week bij mij en bij hun vader. Als ze niet bij mij zijn blijf ik toch nog bezig met van alles voor ze regelen. Ik heb dat scheiden zo erg onderschat. Dat ik ook last van verschillende kwalen heb en daarvoor bij drie ziekenhuizen loop helpt ook niet mee.’

Foto: Renuka

‘Het is een vicieuze cirkel’

Voor Marina (40) was het wachten op een verblijfsvergunning, en daarmee ook op het volgen van een opleiding of het vinden van werk. Ze is geboren in Angola en woont hier sinds 1999. In totaal hebben 854 alleenstaande moeders uit Nederland een Angolese achtergrond. ‘Ik kwam met grote plannen en ideeën naar Nederland’, zegt Marina. ‘Scholing is belangrijk voor mij, dus ik wilde in Nederland een goede opleiding volgen en iets bijdragen aan de samenleving, ook via mijn werk. In Angola studeerde ik rechten, daar wilde ik mee doorgaan. Maar het duurde bijna tien jaar voordat ik een verblijfsvergunning kreeg. Al die tijd moest ik wachten en wachten. Mijn leven stond tien jaar lang stil, dat viel niet mee. Mijn hoop op een goede toekomst en mijn dromen over een goede opleiding vervlogen. In de jaren dat dat had gekund zat ik te wachten. Ik heb geen idee waarom het zo vreselijk lang duurde, maar het was niet anders.’

‘In Angola had ik een kind gekregen, dat ik meenam naar Nederland’, vervolgt ze. ‘Toen zijn vader mij achterna reisde naar Nederland kreeg ik nog een kind. Hun vader keerde echter terug naar Angola en ik bleef als alleenstaande moeder achter. Uit een andere relatie kreeg ik nog een kind. Ik ben nu moeder van drie kinderen en heb een verblijfsvergunning, maar geen opleiding of goede baan. Het is nooit mijn bedoeling geweest om een alleenstaande moeder te worden. Een kind heeft een vader en een moeder nodig.’

Marina vertelt dat ze het financieel veel moeilijker heeft als alleenstaande moeder. ‘Mijn afstand tot de arbeidsmarkt is door die jaren wachten enorm gegroeid. Van mijn mooie dromen is niets uitgekomen, daarom stimuleer ik mijn kinderen om hard te werken en een goede opleiding te doen. Dan wacht hen een betere toekomst. Ik ben wel erg blij en dankbaar dat ik in Nederland kan wonen, maar die tien jaar wachten heeft al mijn motivatie weggenomen, dat is heel jammer. Ik wil wel een opleiding doen, maar daar heb ik geen geld voor. Het is een soort vicieuze cirkel, waar ik uit wil komen. Een opleiding doen en een diploma halen blijft mijn doel. Ik zoek nu naar werk om uit mijn uitkering te komen en wie weet wat er dan nog mogelijk is.’

‘Daar ben ik mijn leven niet zeker’

2875 alleenstaande moeders in Nederland hebben een Irakese achtergrond, maar het is de vraag of Jinan (40) daar echt deel van uitmaakt. Haar situatie is anders: ‘Ik ben geboren in Irak, waar ik werkte als journalist totdat ik moest vluchten. Mijn man is op een dag naar zijn werk gegaan, maar nooit meer thuisgekomen. Hij is onderweg gekidnapt, weet ik nu. Samen met onze dochters ben ik toen naar Nederland gevlucht. Hier kreeg ik in 2014 onderdak. Afgelopen zomervakantie heb ik gelukkig contact met mijn man gehad, hij wil heel graag naar Nederland komen en bij ons wonen. Maar het IND werkt niet echt mee. Ik was vergeten om voor hem de juiste formulieren aan te vragen toen ik de verblijfsvergunning kreeg. Daarom moet hij steeds weer andere formulieren invullen. Het is lastig voor iedereen. Mijn man mist ons, mijn kinderen en ik missen hem vreselijk, maar we hebben geen keus. We kunnen niet terug, want in Irak ben ik mijn leven niet zeker.’

Jinan vindt het moeilijk om alleen voor haar kinderen te moeten zorgen. ‘Ik voel mij een alleenstaande moeder, hoewel ik dat niet echt ben. Toch moet ik alle beslissingen over de kinderen zelf nemen, ik ga naar alle gesprekken op school, ik ben bij hun zwemles en andere activiteiten. Hun vader kan nergens bij zijn. Onze dochters willen graag alles met hun vader delen, ik wil ook mijn man om mij heen, maar het is niet anders. We zitten in een soort spagaat en dat is zwaar. Hier in Nederland kan ik het journalistieke vak niet weer oppakken. Dat is heel erg jammer, maar ik ben tenminste veilig.’

Terug naar Irak is geen optie voor Jinan. ‘Daar word ik gezocht.’ Ze probeert zijdelings mee te werken aan televisieprogramma’s en haar levensverhaal verschijnt ook in een boek over Iraakse alleenstaande moeders. Om de Nederlandse taal beter te leren doet ze extra cursussen, wie weet of dat iets oplevert. Jinan: ‘Ik hoop dat mijn man snel naar Nederland kan komen, want ook hij is zijn leven niet zeker in Irak. Om toch in mijn eigen inkomen te voorzien werk ik als productiemedewerker. We zijn veilig, mijn dochters gaan naar school en we bouwen een nieuw leven op. Wie weet kom ik op een dag terug in mijn oude vak, ik doe daar alles aan.’

‘Dat was flink schrikken’

Nancy Herkul is behalve hulpverlener ook alleenstaande moeder. Ze kwam als klein meisje al vanuit Suriname naar Nederland om hier een beter leven te krijgen. Maar liefst 34.952 alleenstaande moeders hebben een Surinaamse achtergrond, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Herkul vertelt dat ze in Nederland op school heeft gezeten, maar door omstandigheden terug naar Suriname moest. ‘Toen ik klaar was met de middelbare school ben ik weer naar Nederland gegaan en heb ik hier een master strafrecht bijna afgerond. Ik trouwde, we kregen een zoon, maar ons huwelijk hield niet stand. We besloten dat ik in ons huis zou blijven wonen met onze zoon.’

De scheiding had veel impact op haar zoon: zijn cijfers op school kelderden flink. ‘Dat was flink schrikken, het was nooit mijn bedoeling dat hij eronder zou lijden’, zegt Herkul. ‘Ik heb mijn zoon verteld dat hij nog steeds een vader en een moeder heeft en dat hij die altijd mag bellen. Toen bleek dat hij dacht dat hij moest kiezen en dat contact met de ene ouder betekende dat hij geen contact mocht hebben met de andere, maar dat is helemaal niet waar. We hebben co-ouderschap, hij is de helft van de week bij mij en de andere helft bij zijn vader. Zijn vader is betrokken bij zijn leven, we gaan samen naar de oudergesprekken op school. Mijn zoon heeft niet gevraagd om geboren te worden en zeker niet dat we uit elkaar gingen, daarom mag hij er nooit de dupe van worden.’

 

‘Waar wil jij heen?’

Armoede gaat vaak van generatie op generatie over. Zeventien procent van de mensen uit een laag-inkomensgezin (1989) had in 2013 zelf ook een laag inkomen, aldus het CBS. Deze mensen hebben vaak ook een netwerk van mensen die in armoede leven. Ook vanuit die sociale omgeving is er dikwijls weerstand, als moeders proberen hun kinderen hogerop de maatschappelijke ladder te krijgen.

‘Het gaat ook om je mindset. Waar wil jij heen?’,  zegt Herkul. ‘Wat is je doel in het leven en wat wil je daarvoor doen? Ik heb veel met vrouwen te maken die die vraag nog nooit gesteld is. Hun leven draait alleen om het welzijn van hun kinderen. Als die maar alles hebben wat ze willen, dan zijn de moeders tevreden, althans, dat maken zij zichzelf wijs. Maar er is nog een leven na je kinderen. Als jij jezelf alleen maar wegcijfert voor hun belang, welk voorbeeld geef je je kinderen daarmee? Wie ben jij eigenlijk en wat wil jij, als alleenstaande moeder? ’Er zijn genoeg initiatieven om alleenstaande moeders zelf te helpen, maar hier worden veel te weinig moeders mee bereikt. De stap om mee te doen is vaak te groot, legt Herkul uit: ‘Als je een ochtend organiseert, maar je ‘vergeet’ kinderopvang te regelen, dan kan zo’n moeder daar niets mee. Ze wil wel naar die ochtend, maar het kost veel moeite om oppas te regelen.’

Organisaties en gemeenten hebben vaak de beste bedoelingen met hun initiatieven. Helaas verplaatsen ze zich maar zelden voldoende in de leefwereld van alleenstaande moeders. ‘Deden ze dat wel, dan zou het beter aansluiten en meer effect hebben’, stelt Herkul. ‘Ik organiseer iedere maand daarom een ‘verwendag’ voor alleenstaande moeders. Dat doe ik expres om de moeders wat aandacht aan zichzelf te laten besteden, om te ontspannen. Als moeder ben je 24/7 aan het werk, je staat nooit uit. Zeker als alleenstaande moeder kun je je kind niet aan de andere ouder overlaten. Daarom laat ik ze tot rust komen, er zijn massages voor deze moeders en allemaal lekkernijen. Pas als een moeder helemaal tot rust kan komen, komt ze bij zichzelf uit en wat zij zelf wil. Als ze dat punt bereiken, kan ik ze door coaching verder helpen.’

Het is een eyeopener voor deze moeders, dat er eens een keer voor hen gezorgd wordt en dat zij niet voortdurend klaar hoeven te staan voor anderen. Hierdoor krijgen ze meer eigenwaarde. ‘Ik leer ze zelfliefde’, legt Herkul uit, ‘want wat je niet hebt kun je niet aan je kinderen meegeven.’ Ze vervolgt: ‘Hoe kun jij je kinderen leren om voor zichzelf te zorgen, als jij dat niet doet als moeder? Wil je dat je kinderen zich ontwikkelen, dan moet jij dat ook doen. Dat ik die drive altijd heb gehad, wil nog niet zeggen dat andere alleenstaande moeders dat ook hebben. Sommige vrouwen zijn zo opgegaan in de zorg voor hun kinderen dat ze eerst moeten ontdekken wie ze zelf zijn.’

Cijfers in dit artikel zijn afkomstig van het CBS.