14.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 791

Dodenherdenking is geen lakmoesproef voor loyaliteit

6

 

De Dodenherdenking op 4 mei moet verbreed worden. Niet pas als de generatie die de oorlog heeft meegemaakt is overleden, maar juist zo snel mogelijk. Nu de herdenking van 2017 weer achter de rug is, wordt het tijd om er op een rustige manier en vooral met argumenten een principieel debat over te beginnen. In de loop der jaren is de Dodenherdenking uitgebreid naar Nederlandse militairen in zogenoemde vredesoperaties. De officiële aankondiging luidt als volgt: “Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.”

Wat staat daar nu eigenlijk? Er staat dat we iedereen (kunnen) herdenken, zowel burgers als militairen, die in Nederland of elders in de wereld zijn omgekomen of vermoord in oorlogssituaties. Je zou dus zeggen dat deze formulering ruimte biedt om niet alleen Nederlandse militairen elders mee te nemen in de herdenking, zoals dat nu het geval is, maar ook mensen die het slachtoffer zijn van hedendaagse oorlogshandelingen, zoals, inderdaad, omgekomen vluchtelingen. Het vereist wellicht enige creativiteit en fantasie hoe je dat tot iets nationaals maakt, maar dat lijkt me een detail. Als de herdenking een nationaal moment is, dan moet het de veranderende samenleving reflecteren wil het mensen verbinden.

Het gaat erom dat het een herdenking is waarmee nieuwe generaties en nieuwe burgers zich ook kunnen identificeren. Dat doe je door niet maar steeds uitsluitend gebeurtenissen blijven herdenken die steeds verder terug in de geschiedenis hebben plaatsgevonden, maar laten zien dat er een gruwelijke continuïteit zit in het denken en handelen dat in de jaren dertig en veertig zoveel slachtoffers heeft gemaakt. De Tweede Wereldoorlog ligt achter ons maar uitsluitingsideologieën op grond van ras, etniciteit en religie zijn helaas nog springlevend. Op die manier breng je mensen bij elkaar en maak je geschiedenis tot iets waartoe je je kunt verhouden. Wat er nu gebeurt, is het tegenovergestelde. De 4-mei-herdenking wordt een soort lakmoesproef voor integratie, inburgering en nationale loyaliteit, het wordt een splijtzwam die mensen uit elkaar drijft.

Dat zagen we dit jaar wederom op pijnlijke wijze gebeuren. Dominee Rikko Voorberg nam het initiatief om op 4 mei ook omgekomen vluchtelingen te herdenken en wel op het Rembrandtplein in Amsterdam met de plaatsing van een paar duizend witte kruizen. Ook zij zijn onschuldige slachtoffers van oorlogsgeweld. Maar nee, Voorberg kreeg niet alleen het nodige verbale nationalistische geweld voor zijn kiezen, hij werd nota bene bedreigd. Volgens het commentaar op straat zijn vluchtelingen gelukszoekers die er zelf voor kiezen (!) hun land te ontvluchten. De Telegraaf had het over de ‘kaping van 4 mei’. Alsof er een in beton gegoten recht bestaat voor wie en voor wat we herdenken. Uiteindelijk werd het hele initiatief van Voorberg afgeblazen.

Bij het praatprogramma Pauw was de dominee uitgenodigd en ook Luden, directeur van het CIDI, het lobbyclubje voor Israël, dat een verklaard tegenstander is van elke poging om de herdenking te verbreden tot iets waarmee toekomstige generaties zich kunnen identificeren. Jeroen Pauw kwam weer met zijn bekende stokpaardje dat het gebrek aan belangstelling voor de 4-mei-herdenking onder jongeren toch vooral een integratiekwestie van moslims is. Nee meneer Pauw! Onder alle jongeren neemt die belangstelling in rap tempo af! Dat heeft vooral te maken met de weigerachtigheid van het CIDI, christelijke partijen, nationalisten en populisten om die realiteit onder ogen te zien en zo groepen mensen uit te sluiten van de herdenking.

Acteur Nasrdin Dchar hield een indrukwekkende 5-mei-lezing waarin hij niet alleen de verdeel-en-heers retoriek van Mark Rutte aan de kaak stelde, maar precies ook die verbinding met het heden legde zonder maar iets af te doen aan het onzegbare, niet te bevatten kwaad van de Holocaust. Hij liet zien welke verbijsterende vergelijkingen te trekken zijn tussen het taalgebruik en het handelen van de nazi’s decennia geleden en de manier waarop tegenwoordig ook in Nederland mensen met een andere religie en achtergrond worden weggezet. Ook toen begon het met verbaal geweld dat uiteindelijk tot genocide leidde. Joden waren ratten volgens de nazi’s en de ’brave burgers’ van die tijd. Tegenwoordig worden vluchtelingen niet alleen beschouwd als gelukszoekers, maar ze zijn een ‘plaag’. Wat is dan nog het verschil tussen ‘ontjoden’ en ‘deislamiseren’, zo vroeg Dchar zich af.

Je mag geen ranglijst van lijden maken. Lijden is lijden en is voor ieder mens ondraaglijk. Dat heeft niets met afkomst te maken. ‘We mogen geen leed met leed vergelijken’, zei Dchar. Dat werkt verlammend en drijft mensen uit elkaar in plaats van hen te verbinden.

Religiedebat heeft progressief tegenframe nodig

5
Religiekritiek was ooit een typisch linkse aangelegenheid. Tegenwoordig komt kritiek op religie, met name de islam, vooral van rechts. Links moet met een antwoord komen.

Met enige regelmaat wordt in Nederland in de media aandacht besteed aan de vraag in hoeverre het in mogelijk is om kritiek op de islam te hebben. In de praktijk gaat het dan meestal over de vrijheid van niet-moslims om kritiek op de islam te mogen hebben. Bijvoorbeeld over cartoonisten die de profeet Mohammed niet durven te tekenen, cabaretiers die geen grappen over de islam durven te maken, Theo van Gogh die vermoord werd en Geert Wilders die beveiligd moet worden.

Voor alle duidelijkheid: daar moet het debat ten dele ook over gaan. Alle religies, levensbeschouwingen en ideologieën moeten in alle vrijheid en veiligheid bediscussieerd en ook bespot kunnen worden. Ongelovigen en gelovigen hebben daarbij dezelfde wezenlijke vrijheden.

Tegelijkertijd is het armoedig en eenzijdig dat het publieke debat in Nederland over de islam vaak beperkt lijkt te blijven tot de vrijheid van ongelovigen om kritiek te hebben. Religiekritiek gaat immers primair de gelovigen zelf aan. Kritiek en debat is inherent aan iedere religie en heeft er in de loop der eeuwen toe geleid dat bijna iedere religie in honderden stromingen uiteen is gevallen. Dat geldt ook voor de islam.

Toch kennen we in Nederland amper een publiek religieus debat tussen leiders of geleerden van verschillende soennitische en sjiitische stromingen. Dat is opvallend, omdat er maar weinig landen in de wereld zijn waar zoveel islamitische stromingen vertegenwoordigd zijn. Tegelijkertijd is het ook verklaarbaar, omdat er in Nederland weinig vooraanstaande religieuze leiders en opleidingen zijn.

Op kleine schaal, in gezinnen, moskeeën en op tal van internetfora, vinden er in Nederland wel continue debatten plaats over de islam. Dan gaat het bijvoorbeeld over de juiste interpretatie van teksten, de imam, het gezag van geleerden of dagelijkse dilemma’s zoals wat is halal en wat is haram?

De wezenlijke vraag is wat mij betreft uiteindelijk vooral welke ruimte individuele burgers in Nederland, gelovig en ongelovigen, ervaren om niet alleen te geloven wat ze willen, maar ook om te twijfelen en kritiek te hebben. Vooruitgang en vrede worden immers niet bereikt door mensen die dogmatisch overtuigd zijn van hun eigen gelijk, maar door mensen die durven te twijfelen. Dogmatici dragen vooral bij aan polarisatie en radicalisering.

De vrijheid om te twijfelen en kritiek te hebben op een religie kan in de directe omgeving beperkt worden door groepsdwang. Denk aan een vrouw als Fatima die op haar 29ste aan haar omgeving liet weten dat ze niet meer geloofde en toen door familie en vrienden werd verstoten. Denk aan Ahmet die tijdens de ramadan in zijn buurt niet op straat durft te eten, maar ook aan ouders die hun levenswijze aanpassen om het contact met hun veel orthodoxere kinderen en kleinkinderen niet te verliezen.

De ruimte voor islamkritiek kan ook worden beperkt door het maatschappelijk debat. Een voorbeeld daarvan is Mourad (50) die sinds zijn puberteit niet meer gelooft. Tot aan begin jaren negentig voerde Mourad met zijn familie en vrienden stevige discussies over het geloof. Ook nam hij deel aan publieke discussies over het geloof, maar sinds de eeuwwisseling voelt hij zich daarin beperkt. Hij zei hierover: ‘Ik kreeg steeds vaker het verwijt dat ik met mijn kritiek op de islam islamofoben als Wilders in de kaart zou spelen. Ik kreeg het verwijt dat ik een verrader ben, een moslimhater of rechts. En ik ben niet rechts, ik heb zeker geen hekel aan moslims en ik wil absoluut de PVV niet in de kaart spelen.’

En met deze uitspraak van Mourad kom ik tot mijn stelling dat het debat over de islam in Nederland wordt gedomineerd door rechtse partijen zoals de PVV die niet alleen legitiem een religie willen bekritiseren, maar ook de fundamenten van de rechtsstaat willen aantasten, de neiging hebben alle moslims gelijk te stellen aan extremisten en willen beknibbelen op elementaire vrijheden van Nederlandse, islamitische burgers.

Het debat is gekaapt door rechtse en soms ook linkse politici die zijn gestapt in het frame van een clash of civilizations waarbij de islam lijnrecht tegenover ‘onze’ westerse beschaving wordt geplaatst. Dit frame maakt het moeilijk de één miljoen moslims als een onlosmakelijk onderdeel van de Nederlandse samenleving te zien. Dit frame heeft de afgelopen twintig jaar geleid tot een zichzelf herhalende discussie met veel oneliners uit schuttersputjes waarin mensen niet meer als individu, maar als onderdeel van een groep worden behandeld.

Tegenover dit frame moet een duidelijk links, progressief frame worden geplaatst, dat niet gebaseerd is op vage, soms glibberige nationalistische concepten, maar op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Deze verklaring garandeert de vrijheid van iedere individuele burger; niet alleen de vrijheid van godsdienst, maar ook de vrijheid een geloof te verlaten. Deze verklaring beschermt de zwakkeren en geeft rechten aan religieuze minderheden, maar beschermt ook de individuen die op basis van hun sekse, seksuele voorkeur, etniciteit of iets anders minderheden binnen die religieuze minderheden vormen.

Op grond van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is een waardig en constructief debat over iedere ideologie en religie, en dus ook over de islam, goed mogelijk.

‘Ik rust niet totdat ik mijn man heelhuids terug heb’

0
Sinds de couppoging van afgelopen juli in Turkije zijn er veel meldingen van gedwongen verdwijningen in het land. Net als in de jaren negentig. Eén verschil: de witte Toros, symbool voor de verdwijning van honderden Koerden in de jaren negentig, heeft plaatsgemaakt voor de zwarte Transporter. De Kanttekening sprak Reyhan Usta, wier man is ontvoerd, en een blogger die de ontvoeringen volgt.

Cengiz Usta, een leerkracht uit Izmir die een week na de couppoging werd ontslagen, verliet op 4 april zijn huis om naar de bank te gaan voor een betaling. Hij kwam niet meer terug. Ooggetuigen zagen hoe hij in een busje werd gedwongen en meegenomen, maar veel inspanning levert de politie niet om Usta te vinden. “De politie zegt dat hij even een frisse neus ging halen en dat er verder niks aan de hand is. Het is nu bijna een maand geleden dat we iets van hem hebben vernomen”, vertelt zijn vrouw Reyhan Usta (41), moeder van twee kinderen. Op de dag dat haar man werd ontvoerd begon zij aan een nieuwe baan om rond te kunnen komen. Haar man had geen inkomsten meer na zijn ontslag en kwam nergens aan de bak. Sinds de couppoging zijn ongeveer 150.000 mensen ontslagen, tienduizenden anderen zijn vastgezet.

“Ik snap nog steeds niet waarom mijn man doelwit is geworden van zulke praktijken. Hij stond niet op één lijn met de regering, maar voor de rest was hij een simpele man, had geen vijanden en was dol op zijn baan. Wat kan hij gedaan hebben om nu als een gevaarlijke terrorist ontvoerd te worden?”, vraagt Reyhan Usta. Is het de hypotheek die ze zes jaar geleden afsloten bij Bank Asya? Of verwarren ze hem met iemand anders? Bank Asya is opgericht door sympathisanten van de sociale beweging Hizmet, die geënt is op de filosofie van de in de Verenigde Staten wonende geestelijke Fethullah Gülen. De regering houdt die beweging verantwoordelijk voor de couppoging en heeft haar uitgeroepen tot een terroristische organisatie. Ondanks de tegenslagen die Reyhan Usta tegenkomt in de zoektocht naar haar man is Usta niet van plan om op te geven. “Ik put hoop uit andere mensen die op zoek zijn naar hun mannen, vaders en broers. Ik rust niet totdat ik mijn man heelhuids terug heb.”


Cengiz Usta.

Alleen al in de hoofdstad Ankara zijn de afgelopen weken zeven mensen, die per decreet zijn ontslagen, ontvoerd. Het gaat om mensen die onderwerp zijn van rechterlijk onderzoek op beschuldiging van het hebben van banden met Hizmet. Vooral leraren, ambtenaren en academici zijn het slachtoffer. Bij meerdere ontvoeringen is volgens ooggetuigen gebruik gemaakt van een zwarte Volkwagen Transporter. CHP-parlementariër Sezgin Tanrikulu, die parlementaire vragen stelde aan het kabinet over de verdwijningen, ziet een patroon. “De ontvoeringen zijn heel professioneel uitgevoerd, wat doet vermoeden dat veiligheidsdiensten betrokken waren. Ook zijn het steeds Gülen-verdachten, komt er steeds een zwart busje in beeld en gaat de politie heel laks om met de bewijsstukken en aangiften van families. De regering moet snel duidelijk maken wat er aan de hand is”, aldus Tanrikulu.

“Ik krijg een déjà-vu-gevoel. Dat hebben de Argentijnen meegemaakt tijdens de ‘vuile oorlog’, Chilenen onder Pinochet en Koerden recent in de jaren negentig in Turkije”, zegt een blogger en mensenrechtenactivist die de ontvoering van slachtoffers als Usta nauwlettend volgt. Hij gebruikt de schuilnaam Demir. “We krijgen een nieuwe golf Turkse desaparecidos (Spaans voor zij die verdwenen zijn, gebruikt voor slachtoffers van gedwongen verdwijningen in Latijns-Amerika, red.). In Turkije is twintig jaar later alleen het automerk verandert die ze inzetten om politieke tegenstanders op te ruimen. Eerder was het een Renault Toros, nu een Volkswagen Transporter.”

De jaren negentig staan bekend als één van de meest donkere perioden in de geschiedenis van Turkije. Onder de noodtoestand in het zuidoosten van het land zijn in de strijd tegen de PKK alleen al tussen 1992 en 1996 bijna 1.000 gedwongen verdwijningen en politieke moorden gerapporteerd. De Renault 12, die in Turkije tot het jaar 2000 onder de naam Toros werd geproduceerd, stond symbool voor die verdwijningen. Koerden die ontvoerd werden door leden van de contra-guerrilla-organisatie JITEM (Gendarmerie-inlichtingen en Terreurbestrijding), waarvan het bestaan jarenlang werd ontkent, en in de kofferbak van een witte Toros belandden, kwamen niet meer terug. Vaak werden de lichamen van de slachtoffers ook niet teruggevonden. Demir heeft ook veel contacten met de zogenaamde Zaterdagmoeders, een groep Koerdische vrouwen die sinds 1995 wekelijks sit-in-protesten organiseren in Istanbul uit protest tegen de verdwijning van hun geliefden in de jaren negentig. “Hoewel ik families van de recent ontvoerde tegenstanders wil troosten weet ik uit ervaring van Koerdische families ook heel goed dat het in Turkije tientallen jaren kan duren voor het recht zegeviert. Ik zie het helaas heel somber in voor de nieuwe ‘staatsvijanden’ van Turkije.”

‘Witte mensen zijn geen tegenslag gewend’

2
‘Een kinderserie met meer dan één zwart personage is een unicum’, zegt Anousha Nzume.

Blank is de norm in de samenleving. Kijk maar op tv. De helden, de knappe en succesvolle mensen zijn doorgaans blank, met complexe karakters. Mensen met een kleur spelen vaak een bijrol.

Anousha Nzume kreeg de afgelopen weken veel kritiek te verduren na het verschijnen van haar boek Hallo witte mensen. ‘Product uit het giffabriekje ‘identiteitspolitiek’.’ Zo omschreef columniste Elma Drayer (de Volkskrant) het boek. De Kanttekening zocht Nzume op en vroeg haar waarom een blanke zich niet mag uitspreken over de muziek van Beyoncé.

Nzume, kind van een Russische moeder en een Kameroense vader, ontdekte al op jonge leeftijd dat ze anders was dan haar leeftijdgenootjes. Toen ze als klein meisje te verstaan kreeg dat ze niet op de schommel mocht, omdat ze ‘afgaf met haar poepkleur’, was dat een harde confrontatie.

‘Ik wist wel dat ik een ander kleurtje had, maar ik had daar juist een mooie betekenis aan gegeven’, zegt Nzume. ‘Ik zit qua kleur tussen mijn moeder en vader in. Nog zie ik de gepijnigde blik van mijn oma voor me toen ik het haar vertelde. Haar blik zei: nu moeten we haar vertellen hoe de wereld in elkaar zit.’

Denk je dat dit een unieke ervaring is?
‘Nee, ik ken veel van dit soort verhalen. Die negatieve ervaringen stoppen niet als je ouder wordt. Het zijn microagressies, kleine onderhuidse dingetjes die vaak niet goed te benoemen en lastig te bewijzen zijn. Grapjes, zoals een opmerking van een collega over swingende heupen. Als mijn zoontje wordt geplaagd, wordt er negen van de tien keer ook een opmerking gemaakt over zijn kleur. Een wit kindje hoeft nooit na te denken of iemand iets zal vinden van zijn kleur, ook niet in een Afrikaans of Arabisch land. Daar vinden mensen je misschien wel vreemd of anders, maar je bent deel van de machtsstructuur. De economische en sociale macht is wereldwijd in handen van witte heteroseksuele mannen.’

Ben je wel eens gediscrimineerd?
‘Het gebeurt me nog weleens ja. Een tijd terug ging ik met vriendinnen uit eten in Amsterdam-Noord. Op de terugweg achter het Centraal Station was de politie preventief aan het fouilleren. Ik werd er meteen uitgepikt. We hadden allemaal wat gedronken en mijn witte vriendinnen begonnen te roepen. De agenten reageerden ijskoud met: ‘houd op of we nemen haar mee’. Daar stond ik dan in een rijtje tussen allemaal donkere mensen en een gothic-meisje met tatoeages. De politie wordt opgeleid om op uiterlijke factoren te letten, ze moeten snel beslissingen kunnen nemen. Maar als je niet op racistische vooroordelen en culturele aannames traint, dan gaat dat door elkaar lopen. Dit speelt natuurlijk niet alleen bij de politie, het is diep verankerd in de samenleving. We hebben in dit land institutioneel racisme.’

Heb jij die vooroordelen ook?
‘Ja, als ik in een donkere straat iemand tegenkom die op mij lijkt, met bijvoorbeeld net als ik een leren jekkie aan, dan krijg ik het toch ietsje sneller benauwd dan bij een witte man in pak. Maar met die angst voor zwarte mensen word je niet geboren. Een donkere baby herkent zijn familie, zijn eigen mensen. Dat heeft een functie die stamt uit de oertijd. Racisme zit zo diep in de maatschappij dat ik ook bepaalde hardnekkige culturele aannames heb geïnternaliseerd. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat zwarte kinderen van vier jaar al denken dat ze in een kleiner huis wonen dan witte leeftijdgenootjes. Het gaat erom dat ook witte mensen die machtsstructuur gaan zien. Het is nog steeds zo normaal dat redacties en leidinggevenden wit zijn. Een kinderserie met meer dan één zwart personage is een unicum.’

In Hallo witte mensen hekel je de zogenaamde ‘witte’ fragiliteit. Met blanke mensen zou amper een gesprek te voeren zijn over machtsverhoudingen en racisme.
‘Niet om te generaliseren, maar als wit persoon groei je op in een wereld die is ingericht op jouw succes, met name als je ook nog man, heteroseksueel, gezond en sisgender (in het juiste lichaam geboren, red.) bent. Tegenslag ben je dan niet zo gewend. Maar wij, mensen van kleur, gaan al van kleins af aan om met tegenwerking. Ik heb wel eens tegen een vriendin gezegd: nu weet je ook eens hoe het voelt. Witte mensen hebben vaak een schuldgevoel ten aanzien van racisme. Lastig, dan moet het dáár weer over gaan, over jouw gevoel, allemaal fijn maar kunnen we het alsjeblieft over het systeem hebben, over institutioneel racisme.’

Blanke mensen hebben eindeloos veel documentaires gemaakt en studies gedaan naar mensen van kleur en zwarte mensen, schrijf je. Wat is daar mis mee?
‘Het gaat erom dat het witte perspectief altijd leidend is. We bestuderen andere culturen vanuit witte superioriteit, niet vanuit gelijkwaardigheid. Uit naam van de wetenschap zijn de hersenen en genitaliën van Saartjie Baartman, een tot slaaf gemaakte vrouw uit Zuid-Afrika, op sterk water gezet. Ze is in 1815 gestorven aan ondervoeding en infecties, misbruikt en uiteindelijk doodgemaakt uit racisme, dat is heel heftig. Dat het tot 2002 duurde voordat het Franse museum haar wilde laten gaan om haar te laten begraven, is niet uniek. Veel musea willen zulke stoffelijke resten niet af staan, ze beroepen zich op het bevorderen van kennis. Dat het hier om mensen gaat dringt niet tot ze door. Op de website van het Mauritshuis bijvoorbeeld gaat één hoofdstukje over suiker en slaven, in die volgorde. Mijn dochter zei verschrikt: maar dit gaat over kinderen, over moeders, vaders en oma’s.’

In de Tweede Kamer zitten geen mensen met Afrikaanse wortels. Hoe kan dat?
‘Door institutioneel racisme natuurlijk. Ik kom ‘ons’ sowieso heel weinig tegen, niet bij bedrijven en ministeries en zeker niet op sleutelposities.’

Turken en Marokkanen zijn juist oververtegenwoordigd in de Tweede Kamer, zij kampen toch ook met discriminatie?
‘Ja, absoluut, dat wil ik ook alles behalve bagatelliseren, maar zij hebben een andere geschiedenis. Wij hebben een achtergrond van driehonderd jaar kolonisatie en slavernij. Wij zijn uit onze landen gehaald, letterlijk tot slaaf gemaakt, verhandeld om ons lichaam. Gezinnen zijn uit elkaar gerukt. Dat doet zo veel met je zelfbeeld. Zelfs het woord motherfucker komt van die tijd. Mannen werden gedwongen seks te hebben met hun moeder om zo echt elk band stuk te maken. Als je je daar in gaat verdiepen, verschrikkelijk, dat werkt gewoon door.’

Je zegt ‘wij’, maar jij hebt zelf toch geen slavernijachtergrond?
‘Nee, maar deze geschiedenis heeft wel iets gedaan met mijn land, met mijn vader. Dat mensen systematisch zijn weggehaald, over een lange periode en dat iedereen dat wist, dat leeft in die Afrikaanse landen heel erg. En vergeet de kolonisatie niet. Mijn familie is niet verhandeld maar er werd wel gezegd dat ze minderwaardig waren. Ze moesten zich bekeren en mochten niet naar school. Ze waren derderangs burgers op hun eigen grondgebied.’

Wat kunnen mensen met Afrikaanse wortels doen om op sleutelposities te komen?
‘Sorry, hier ben ik echt allergisch voor. Dat is weer dat witte perspectief. Moet je zien hoe wij ons invechten. Kijk naar wat wij maatschappelijk voor elkaar hebben gekregen, en hoe wij meedoen in deze maatschappij. Het moet echt van twee kanten komen. Witte mensen moeten zich bewust zijn van de witte selectieprocedures. Het begint al bij onderwijs. Kinderen van kleur krijgen een lager advies. Zo’n juf doet dat niet uit slechtheid, sterker nog vaak met de beste bedoelingen van de wereld denkt ze ‘ik stel die vraag maar niet aan hem die is misschien een beetje moeilijk’. Het is toch te bizar voor woorden dat tachtig procent van de vmbo’s zwart zijn en alle gymnasia wit. Dan klopt er iets niet.’

Is zwart hier wel de juiste term?
‘Er is nog geen goede term, ik vind dat de mensen van kleur daar met elkaar over moeten praten. Een zwarte school, daar bedoelen we negen van de tien keer een school met islamitische leerlingen mee. Veel mensen van Marokkaanse afkomst identificeren zich met mij samen als politiek zwart, terwijl we etnisch en cultureel heel verschillend zijn. Persoonlijk voelde ik me altijd erg prettig bij Russisch-Kameroense Nederlander. Alleen Nederlander is ook een problematische term. Er wonen heel veel mensen hier, die officieel geen Nederlander zijn maar toch echt onderdeel uitmaken van deze maatschappij.’

Als je gaat zoeken op internet, kom je informatie tegen waarin wordt gesuggereerd dat Anousha Nzume niet je echte naam is.
‘Ik heet Nzume, dat staat op mijn paspoort. Mijn moeder is heel lang getrouwd geweest met een Nederlandse man. Voor het gemak, omdat institutioneel racisme nou eenmaal zo werkt, dachten ze, dat het beter was als ik op school de achternaam van mijn stiefvader zou gebruiken. Dat achtervolgt me tot op de dag van vandaag. Maar het geeft niet want ik hou veel van mijn stiefvader.’

Waarom is dat denk je?
‘Dat is racisme. Er wordt gezegd, ze noemt zich Nzume, want dat komt haar beter uit. Ik vind het verbijsterend. Moet ik net als Obama misschien mijn geboortebewijs laten zien? Anousha is een Russische variant op Anna, zo word ik al van jongs af aan genoemd. In iedere Russische familie zijn wel acht Anna’s, mijn nichtje heet bijvoorbeeld Anouta.’

Hoe wordt er tegen je moeder aangekeken?
‘Mijn moeder is wit maar wordt vanwege haar accent niet altijd even serieus genomen. Er is een hiërarchie in Amerika maar ook in Noordwest-Europa, waarin de White Anglo-Saxon Protestant, WASP, als het summum van witheid wordt gezien. Veel witte Nederlanders vallen daar onder. Russen staan lager op die ladder. De vrouw van Donald Trump, Melania, wordt vanwege haar Slavische roots gezien als een soort importbruid. Als zij Amerikaans wit was geweest, dan zou ze door de media anders worden afgeschilderd. Je kunt ook witter worden. Voor de Tweede Wereldoorlog werden joden toch echt gezien als zwart, in ieder geval van kleur. Maar sinds duidelijk is welk afschuwelijkheden er zijn gebeurd, worden ze ook een beetje onder wit geschaard. Al er is nog heel veel antisemitisme, dat wil ik niet bagatelliseren, maar wat ik bedoel is dat de sociale positie die bij identiteit hoort fluïde is. In de Koude Oorlog werd mijn moeder hier als mega-gevaarlijk gezien, nu niet meer. Toen ik klein was, werd er afgegeven op Turken. Inmiddels gaat het negen van de tien keer over Marokkanen en Antillianen als we het hebben over jongens op scooters met een bontkraag.’

In je boek schrijf je over een blanke vrouw op Bonaire die getooid in lokale klederdracht meeloopt in een optocht om de slavernij te herdenken. Er wordt een ei naar haar hoofd gegooid. Heel begrijpelijk vind jij, waarom?
‘Deze vrouw wordt gehinderd door een gebrek aan kennis en inlevingsvermogen. Zonder dat koloniale systeem woonde ze niet in haar mooie huis op Bonaire. Ze zou dit nooit doen bij een joodse herdenking. Intuïtief niet, dat zit in onze opvoeding. Anne Frank, de Holocaust, dat hebben we meegekregen. Met carnaval ga je ook niet verkleed als iemand uit Bergen-Belsen, gelukkig niet! Maar het slavernijverleden is nog steeds zo onbekend dat ze niet aanvoelt dat dit niet kan. Ze bedoelt het goed hoor en dat maakt het zo wrang. Vaak is sprake van culturele toeëigening: het klakkeloos overnemen van een traditie of een ander cultureel kenmerk van een gemarginaliseerde groep. Het is kennelijk zo dat we andere culturen zo minderwaardig vinden dat je als witte vrouw mag zeggen dat Lemonade, het album van Beyoncé ook over hen gaat. Luister, je mag alles vinden, maar dit gaat niet over jou, het is een album over zwarte vrouwen, het gaat over hun struggle.’

Ze mogen het toch gewoon mooi vinden?
‘De intentie is vast goed, maar weet wel wat je doet. Het gaat weer om die machtsstructuur, vanuit die positie van privilege en macht kun jij dat maken en is het leuk. Als een witte vrouw het haar in cornrows laat vlechten is ze edgy. Terwijl ik er bij een sollicitatie bij wijze van spreken op kan worden afgewezen. Ik weet dat ik licht getint ben en dat dit me bepaalde privileges geeft. Al is er ook zoiets als featurism, mijn gelaatstrekken zijn wel weer erg West-Afrikaans. In Aziatische landen opereren mensen hun neuzen en oogleden om er maar zo wit mogelijk uit te zien. We moeten hier al jong over praten met onze kinderen. Het donkere zoontje van een vriendin vroeg laatst hoe het kan dat bijna alle foute mensen op tv donker zijn? Wij zijn daar als gezin heel duidelijk over, we weten in wat voor wereld we leven en wat belangrijk is. Ik wil dat mijn kinderen voelen dat het niks met hen te maken heeft, it isn’t you, it’s the system. Net als dat witte kinderen moeten ontdekken dat ze bevoorrecht zijn. Dan kunnen we voor verandering zorgen.’

‘Jongeren, zoek de politiek op’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Somalisch-Nederlandse Siman Abdi (26).

Wat doe je?
‘Ik ben internationaal secretaris van de Jonge Socialisten de jongerenafdeling van de PvdA. Ik onderhoud contacten met de zusterorganisaties van onze partij in heel Europa. De internationaal secretarissen van al die clubs zien elkaar eens in de anderhalve maand, om maar wat te noemen. Daarnaast organiseer ik activiteiten in heel het land, zoals politieke cafés of lezingen van prominenten. Als er ergens in het buitenland verkiezingen zijn, zorg ik ervoor dat jongeren uit Nederland als klapvee fungeren bij toespraken of politieke evenementen. Dat klinkt wat denigrerend, maar dat gaat bij jongerenafdelingen van andere partijen net zo. En ach, veel van onze mensen vinden het heel leuk campagne te voeren en sociaal-democraten uit andere landen te ontmoeten. Ik zorg ervoor dat dat een beetje georganiseerd verloopt.’

Waar wil je heen?
‘Allereerst wil ik mijn studie afmaken. Momenteel studeer ik Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Misschien dat ik een master ga doen in het buitenland, maar daarna kom ik in ieder geval weer terug in Nederland. Nu zijn er veel jonge leden die het liefst meteen de Tweede Kamer in gaan, maar dat ben ik niet van plan. Ik vind dat je eerst een flink aantal jaren in de maatschappij aan de slag moet, zodat je met de nodige bagage eventueel de Kamer in kan. Ik sluit niet uit dat ik zo’n route ga bewandelen. Wat ik daarvoor in ieder geval het liefst zou doen volgt op wat ik nu doe: opkomen voor bepaalde groepen. Zo zie ik mezelf wel bij een milieuorganisatie werken of bij Stichting Vluchteling. Op die manier kun je via lobbyen veel invloed op de Kamer uitoefenen, dat spreekt me aan. Maar wel altijd binnen het kader van de PvdA, want dat is en blijft mijn partij. Ik ben zo sociaal-democratisch dat ik zelfs nationalistisch ingesteld ben als het gaat om de Nederlandse vrachtwagenchauffeurs.’

Heb je een kruiwagen?
‘Ik werd al vroeg lid van de PvdA en had het geluk dat Anne de Rooij (PvdA-bestuurslid, red.) me vroeg om onder haar in het bestuur te komen. Ik vond dat reuze spannend, maar ik dacht ‘waarom niet?’ Eenmaal bezig vond ik het geweldig, waarna ik me voor het landelijke bestuur heb aangemeld. Daarvoor moest ik in debat en Anne steunde me bij die stap. Ze zag al vroeg het talent in mij. Daarom is het echt aan te raden, vooral voor vrouwen, om een rolmodel te hebben om je aan op te trekken. Mannen hebben dat minder nodig, voelen zich sneller thuis in het mannenwereldje dat de politiek nog steeds is. Binnen de partij is het aantal leden redelijk gelijk verdeeld, maar als je kijkt naar de actieve leden is het mannelijke deel ver in de meerderheid. Voor mij heeft Anne daarom veel betekent. Ik ben op mijn derde jaar hier naar toe gekomen uit Somalië en heb alleen mijn moeder. Zij heeft me gestimuleerd, absoluut, maar ze is niet zo geïnteresseerd in politiek. Omdat ik zo veel aan een maatje heb gehad, doen we dat nu ook bij nieuwe leden, die we op sleeptouw nemen en betrekken bij activiteiten.’

Zijn er beren op de weg?
‘Soms loop je tegen dingen aan die minder fijn zijn. Zo hadden wij intern een behoorlijke discussie over het initiatief tegen het boerkiniverbod. Wij vonden dat als iemand niet naar het strand kan omdat er een verbod is op de boerkini, je dat niet moet willen. We haalden daar zelfs PowNed mee. Er waren partijgenoten die het er niet mee eens waren. Mijn moeder draagt een hoofddoek, dus het was enigszins persoonlijk voor me. Het is op zo’n moment belangrijk dat alles goed uitgepraat wordt binnen het bestuur. Onlangs liep ik rond bij mijn universiteit en werd aangesproken door iemand van de communicatieafdeling met de vraag of ik op de foto wilde voor de open dag. Al snel bleek dat het om diversiteit ging en ze me vooral vroegen om mijn huidskleur. Dat voelde niet echt lekker. Het is goed dat mensen met een kleurtje exposure krijgen, maar het voelde wel dubbel.’

Heb je tips?
‘Jongeren, zoek de politiek op. Kijk op websites, zoek naar thema’s en laat je horen want er wordt écht naar je geluisterd. Er gebeurt zoveel in de wereld, word actief. Als jongerenorganisatie heb je invloed op de moederpartij. Ik zit nu zelfs bij de buitenlandcommissie van de PvdA.’

Geen bange krant: de Kanttekening

1

Het klinkt misschien raar voor een columnist die geen blad voor zijn mond neemt, maar van nature ben ik bang. Ik was als kind bang voor zo’n beetje alles waar je bang voor kunt zijn en geloof me, dat is veel. Angst is onderdeel van mijn wezen en dus is angst nog steeds aanwezig. In de loop der tijden stelde ik echter vast dat als angst mijn gedrag en handelen bepaalt er wel heel weinig ruimte overblijft om gelukkig te leven. Het is daarom dat ik ooit eens een therapie onderging om met de angst om te leren gaan. Eén van de handreikingen die ik kreeg was om niet met allerlei argumenten tegen de angst in te gaan. Ik wist al uit ervaring dat dat een heilloze weg is want angst is vaak onberedeneerbaar en heeft op elk rationeel gebaseerd argument een antwoord: namelijk dat er alle reden is bang te zijn.

Hoe dan met angst om te gaan? De tweede therapeutische handreiking was dat ik de gedachten en gevoelens van angst op schoot nam waarbij ik niet anders deed dan ze beschouwen. De volgende stap die ik moest nemen was om niets met de angst te doen. Niet in discussie gaan met de angst. Je hoofd trainen om op geen enkele manier in debat met de angst te gaan. Ik vond het een in eerste instantie bizar advies want het gaat tegen mijn intuïtie in. Maar ik ging het toch proberen. En hoewel ik de laatste zal zijn die zegt dat het een succes is, stel ik wel vast dat de gekozen strategie uiteindelijk veel ruimte verschaft. Je stopt met het denken in scenario’s, het ene nog angstaanjagender dan het andere, en je gaat door met dingen die er wel toedoen. Eén van de vragen die me in de therapie gesteld werd was . “kun je nu morgen een deur dicht doen?”, waarbij de incongruentie natuurlijk zat in de tijd. Nu kun je morgen geen deur open doen. Morgen kun je dat wel maar het nu alvast voor morgen doen niet. De therapeut zei feitelijk dat wat morgen speelt morgen je aandacht opeisen mag, maar vandaag niet. Het lijkt verdacht veel op het bijbelse woord dat elke dag genoeg aan zijn eigen kwaad heeft en dat het geen zin heeft je zorgen te maken over – het kwaad van – morgen. Bovendien, als je alsmaar denkt aan wat er morgen of op andere momenten die er nu niet toedoen, kan gebeuren –en dan heeft de angst je echt te pakken- dan ben je verloren en dan ben je eigenlijk ook een zielige slachtofferrol-spelende aandachtsvrager.

Wat kunnen mijn zielenroerselen over angst de nieuwbakken lezers van de even nieuwbakken krant de Kanttekening schelen? Wel, het antwoord ligt in een zin die ik las in het mission statement van deze nieuwe krant. Daarin wordt gewag gemaakt van de angst voor de ander in de samenleving en daarmee raakten die documenten een kern. De samenleving bestaat uit heel veel ‘anderen’ en tussen de vele anderen bestaat minstens zoveel angst en de vraag die gesteld werd is hoe we met die angst omgaan. En dan ziet u dat de cirkel rond is: er is individuele angst en er zijn maatschappelijke angsten.

Wat geldt voor de individuele aanpak geldt wat mij betreft ook voor de collectieve aanpak van angst: je er niet door laten regeren, hem onder ogen zien, maar er niet mee in debat gaan. En dat is wat de Kanttekening wat mij betreft gaat doen. Maar dan loert er nog een cruciale vraag: het is toch een feit dat allerlei gevaren onze samenleving bedreigen? Het spook van het populisme, de jihadistische islam, de strapatsen van Poetin en Jong-Un en wie wordt er niet zenuwachtig van de zwalkende president Trump? Zouden we niet met die gerechtvaardigd lijkende angsten in discussie moeten gaan? Het antwoord blijft dat we dat niet doen. Het ware antwoord is dat we de gevaren onder ogen zien, een inschatting ervan maken en adequaat, gedreven door ratio en hart een antwoord formuleren. Wat vooral van belang is, is dat we onszelf er op geen enkele manier van weerhouden om te zeggen en te schrijven wat ons goeddunkt. Niet bang zijn voor het populisme dat zogenaamd het volk vertegenwoordigt; niet bang zijn voor de jihadisten die in naam van de islam dood en verderf zaaien, niet bang zijn voor de Turkse president Erdogan en zijn achterban om de misstanden in Turkije aan de kaak te stellen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Man en paard noemen.

Is het theorie die ik debiteer? Ik kan u vertellen dat ikzelf en menig medewerker van de voorganger van de Kanttekening, Zaman Vandaag, de stuipen op het lijf werden gejaagd door directe en minder directe bedreigingen en intimidaties. Wij weten waar we het over hebben. We zijn inmiddels, helaas, gepokt en gemazeld. We zoeken geen slachtofferrol noch martelaarschap. We verheffen slechts onze stem en gebruiken onze pen om zonder angst de vinger op de gevoelige plekken te leggen. Zaman Vandaag richtte zich op thema’s als Turkije, migratie, vluchtelingen en multiculturaliteit. De Kanttekening beschouwt alle maatschappelijke thema’s. Maar de overeenkomst tussen beide kranten is deze: zonder angst de angsten in onze samenleving onder de loep nemen, ze op schoot nemen, ze deconstrueren, er niet mee in debat gaan, en dan een passend narratief neerzetten om zo de vrijheid die dit land zo groot gemaakt heeft een boost te geven want vrijheid, dat heeft de voltallige redactie van Zaman Vandaag en van de Kanttekening inmiddels wel geleerd, moet altijd verdedigd worden en angst is haar eerste vijand.

‘Kuzu en Öztürk zijn nep, dominant, narcistisch’

2
‘Ik voorspel dat Denk veel mensen gaat teleurstellen, mensen zullen erachter komen dat Ian en Sylvana toch gelijk hadden.’

Samen met Sylvana Simons verliet spindoctor Ian van der Kooye (45) eind vorig jaar de politieke partij Denk. Van der Kooye was campagneleider van de partij. In een interview met deze krant haalt hij hard uit naar Denk-leiders Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk. Zij hanteren volgens hem een polariserende retoriek die een potentieel gevaar vormt voor Nederland. Van der Kooye en Simons deden met hun nieuwe partij, Artikel 1, mee aan de Tweede Kamerverkiezingen afgelopen maart. Een zetel zat er niet in, de partij behaalde 28.700 stemmen. Van der Kooye, die de verkiezingscampagne van de partij leidde, vindt dat geen fiasco. Integendeel, hij spreekt van een groot succes. Hij meent dat Artikel 1 te weinig tijd had en het slechts een kwestie van tijd is dat de partij het parlement inkomt.

Hoe kijk je terug op de Tweede Kamerverkiezingen, wat is goed gegaan voor Artikel 1, wat niet?
‘We hadden maar 85 dagen en in die periode is het ons gelukt bijna dertigduizend mensen op ons te laten stemmen, dat is vrij fenomenaal. Het is iets waar ik erg trots op ben. Kortom, er is behoefte aan ons verhaal, maar we hadden te weinig tijd om voldoende mensen te overtuigen.’

Artikel 1 behaalde de meeste van zijn 28.700 stemmen in Amsterdam (11.424) en Rotterdam (4.297), maar scoorde relatief slecht buiten de Randstad. Hoe verklaar jij dat?
‘De kritiek dat we te ‘Randstad-georiënteerd’ zijn geweest, is terecht, dat hadden we beter moeten aanpakken. Anderzijds speelt het feit dat we weinig kandidaten hadden van buiten de Randstad ook een belangrijke rol. Verder speelt ons verhaal over inclusiviteit en verbondenheid tussen verschillende groepen veel concreter in de Randstad, want daar komen diverse mensen elkaar veel meer tegen dan in de rest van het land. Bovendien houden mensen buiten de Randstad over het algemeen veel vaker vast aan de traditionele partijen, dus het is niet alleen typisch voor Artikel 1 om slecht te scoren buiten de Randstad. Geen enkele nieuwe partij heeft goed gescoord buiten die regio. We hebben tijd nodig om ons te profileren en te bewijzen.’

Hoe zie jij de toekomst van Artikel 1?
‘Wij gaan door. We bereiden ons al voor op de volgende Tweede Kamerverkiezingen. Allereerst gaan we professionaliseren. Dat betekent dat we mikken op meer kwaliteit binnen onze politieke beweging. Onze leden zullen we stimuleren actiever te worden en we zullen een bestuur kiezen tijdens onze eerstvolgende algemene ledenvergadering, waarbij verscheidene functies toegevoegd worden aan het bestuur. We gaan met onze leden praten over de toekomst. We willen ook een wetenschappelijk bureau oprichten en deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen volgend jaar.’

Volgens journalist Robert Vuijsje is de anti-racisme-beweging doorgeslagen. ‘Daarin is ruimte voor een select gezelschap aan minderheden’, zei hij onlangs in een lezing in het Verzetsmuseum in Amsterdam. Hij is kritisch op mensen die juichen voor het afschaffen van de Dodenherdenking op 4 mei. Wat vind jij daarvan?
‘Onzin, de anti-racisme-beweging als geheel is niet doorgeslagen. Hoe meer, hoe standvastiger racisme en andere vormen van discriminatie bestreden worden, hoe beter. Racisme wordt nu duidelijker, het wordt meer naar de oppervlakte gebracht. Men praat er openlijk over, veel meer dan in het verleden, en veel meer wantoestanden worden benoemd. Het is voor sommige mensen lastig racisme te herkennen en erkennen, vandaar dit soort uitspraken. Het is goed dat we op 4 mei twee minuten stilte houden om de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog te herdenken, en roepen ‘dit nooit meer’, maar als we de rest van het jaar ook stil zijn, en het hedendaagse racisme negeren, dan herhalen dezelfde processen zich. 4 mei moet ook gaan over nu en de toekomst, we moeten met elkaar negatieve patronen signaleren en bestrijden. Laten we op 4 mei twee minuten stil zijn, en de rest van het jaar uitschreeuwen dat we tegen racisme zijn.’

De Holocaust is de gruwelijkste daad van genocide, het is de zwartste bladzijde uit onze geschiedenis, begrijp je niet dat het belangrijk is dat er zeer specifiek aandacht aan wordt besteed?
‘Jawel, maar de geest van de Dodenherdenking is dat we voorkomen dat mensen lijden. Daarbij moeten we niet selectief zijn, we moeten het breder trekken en niet stilstaan bij alleen de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, maar alle oorlogsslachtoffers, dat gebeurt al, we doen het al jaren en we blijven het doen. Er zijn mensen die er belang bij hebben dat de Dodenherdenking alleen over de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog gaat, het lijkt erop dat zij vinden dat dat het enige is waar wij ons zorgen over moeten maken. We moeten ons zorgen maken om alle mensen, de mensen die in het verleden hebben geleden én de mensen die nu lijden.’

Not on my watch. Dat zei jij onlangs in een toespraak, wat tot nogal wat ophef leidde onder Denk-aanhangers. Je ageerde met deze one-liner tegen politieke partijen die mensen misbruiken voor electorale doeleinden. Hoewel je Denk niet expliciet noemde, leek je vooral te doelen op die partij. Heb je iets te zeggen tegen mensen die zich storen aan je woorden?
‘Die uitspraak is voornamelijk door Denk-aanhangers en Denk zelf uit zijn verband getrokken. Ze zijn continu bezig dingen in hun voordeel te framen. Dat maakt ze op den duur ongeloofwaardig. Wat ik in mijn betoog uitlegde, is dat wij, waarmee ik doel op mensen met een kleurtje, dus Surinamers, Antillianen, maar ook bijvoorbeeld Turken, Koerden en Marokkanen, worden gebruikt als stemvee door politieke partijen waarin witte mensen de macht hebben. Deze partijen bekommeren zich onvoldoende om ons, ze focussen vooral op het vergroten van hun eigen politieke macht en invloed, dat is iets van alle tijden, het kenmerkt veel hedendaagse partijen. Helaas bleek het bij Denk niet anders te zijn, alleen gaat het dit keer om twee Turkse heren, die hetzelfde spelletje spelen. Ik ga niet mensen, van welke afkomst dan ook, bij een politieke partij halen om dat opnieuw mee te maken, om mensen voor het karretje te spannen. Not on my watch. Die uitspraak is dus dan ook geen verwijt gericht tegen de Turken, het is geenszins mijn doel de Turkse en Surinaamse gemeenschappen tegenoverelkaar te zetten, mijn kritiek richt zich specifiek op Kuzu en Öztürk, die niet met anderen willen samenwerken op basis van gelijkwaardigheid. Zij kunnen Turken, Marokkanen en Surinamers niet met elkaar verbinden. Maar ook Turken onderling niet, bijvoorbeeld alevieten en soennieten en aanhangers en tegenstanders van de AKP. En ook niet Turken en Koerden niet, Turken en Armeniërs, Turken en Assyriërs, en ga zo maar door. Ze zijn er niet op uit mensen te verbinden. Intussen framen ze dus feiten. Zulke trucjes van hen ken ik maar al te goed, toen ik bij Denk zat bespraken we dit soort methoden.’

Methoden? Vertel.
‘De massa beïnvloeden door middel van social media, waarbij de nadruk ligt op het continu profileren van jezelf als slachtoffer. Wat Denk bijvoorbeeld heel graag doet, is tegen mensen zeggen ‘de artsen laten je ouders of grootouders bewust doodgaan vanwege taalgebrek’, zonder daar bewijs voor te leveren. Waar Denk constant mee bezig is, is mensen verwijderen van het land waarin zij leven. De politie is tegen je, het onderwijs is tegen je, de zorg is tegen je, de politiek is tegen je, de media zijn tegen je… Onlangs hebben ze de rechtszaak tegen mij en Sylvana verloren (Denk spande een rechtszaak aan tegen Van der Kooye en Simons op beschuldiging van de schending van de geheimhoudingsclausule, die zij getekend zouden hebben, door na hun vertrek bij Denk kritiek te uiten op de partij; de partij eiste in totaal honderdduizend euro van de twee, red.), dus wees niet verrast als zij binnenkort zeggen dat ook de rechtspraak tegen je is. Iedereen is tegen je, dat is de retoriek die zij inzetten. Wat zij daarmee doen, is hun volgers een hekel laten krijgen aan Nederland, dat vind ik een potentieel gevaarlijke ontwikkeling en dat is ook de reden dat ik de partij heb verlaten.’

Wat dacht je toen je hoorde dat jullie de rechtszaak hebben gewonnen?
‘De rechtszaak was van meet af aan kansloos. Maar het past perfect in de strategie van Denk: aandacht genereren door je te profileren als slachtoffer. Denk heeft de rechtszaak verloren, maar voor de achterban, voor wie de partij niets fout kan doen, is Denk de winnaar en zijn Sylvana en ik de verliezers, dus is de partij geslaagd in haar opzet. Het is altijd de schuld van de ander, zonder enige vorm van zelfkritiek. Daarnaast vind ik het verwerpelijk dat ze gemeenschapsgeld inzetten om onzinnige rechtszaken aan te spannen. Öztürk is multimiljonair. Laat hij het lekker zelf betalen.’

Wat is jouw ervaring met de manier waarop Kuzu en Öztürk omgaan met kritiek?
‘Zij dulden absoluut geen kritiek, het zijn twee dominante, narcistische mannen.’

Hoewel Denk progressief claimt te zijn, wordt de partij omschreven als conservatief, hoe zie jij dat?
‘Kuzu zelf is eigenlijk niet zo conservatief, hij doet alsof, om zijn conservatieve achterban tevreden te houden, hij hangt de vrome moslim uit, terwijl dat eigenlijk best wel tegenvalt. Öztürk is iets traditioneler, maar beide heren zijn sowieso veel minder conservatief dan dat zij zich voordoen. Ze houden mensen een illusie van conservatisme voor, om hun achterban tevreden te houden. Ze zijn nep. Ze nemen hun achterban in de maling.’

Heb jij dingen meegemaakt bij de partij die wijzen op een conservatieve visie op bijvoorbeeld man-vrouwverhoudingen of homo’s?
‘Denks kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen alleen al bewijst dat, er staat geen enkele homo op de lijst, terwijl ik weet dat homo’s wel hebben gesolliciteerd bij de partij. En er zijn veel te weinig vrouwen binnen de partij. Alle drie de Kamerleden van de partij zijn mannen, moslimmannen. De eerste moslima staat op plek acht, de diversiteit is ver te zoeken, ik vraag me af waarom vrouwen dat accepteren.’

Hoe divers is Artikel 1?
‘Allerlei verschillende mensen zijn verbonden aan de partij, kijk maar naar onze kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen. Het gros van onze kandidaten is vrouw, heeft een migratieachtergrond en/of is onderdeel van de LGBTQ+-community. Geen partij in Nederland is diverser dan Artikel 1.’

Hoe werd bij Denk gesproken over mensen die kritisch staan tegenover Erdogan?
‘Op de bekende, clichématige manier, zij werden neergezet als landverraders, als mensen die het niet snappen en een verborgen agenda hebben, de Koerden hebben eigen belangen, de alevieten hebben eigen belangen, dat soort stereotypen. Net zoals sommige media stereotypen hanteren voor de mensen bij Denk, hanteert Denk stereotypen voor mensen die Erdogan niet steunen.’

Waarnemers voorspellen dat Denk nog groter zal worden bij de volgende Tweede Kamerverkiezingen. Hoe zie jij de toekomst van de partij?
‘Ik voorspel dat Denk veel mensen gaat teleurstellen, mensen zullen erachter komen dat Ian en Sylvana toch gelijk hadden. Mensen zullen moe worden van Denks negatieve toon, constante aanvallen op critici, compleet onvermogen tot zelfreflectie en ongeduld ten opzichte van kritiek. Daarnaast willen weinig partijen in de Tweede Kamer samenwerken met Denk, waardoor ze weinig zullen bereiken.’

Waarom zouden Turkse en Marokkaanse Nederlanders of moslims, die een significant deel van Denks achterban vormen, moeten stemmen op Artikel 1?
‘Artikel 1 zegt niet alleen divers te zijn, de partij is daadwerkelijk divers, ultra-divers. Wij zijn ons ervan bewust dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Streven naar gelijkwaardigheid, verbinden, het bestrijden van discriminatie, op basis van wat dan ook, is in het voordeel van ons allemaal. Wij richten ons op wat ons bindt en vieren de overeenkomsten tussen mensen, tussen Turken, Marokkanen, Antillianen, Surinamers en alle andere groepen die onderdeel zijn van onze samenleving, in plaats van te focussen op en het uitvergroten van de verschillen.’

De lange arm van Eritrea

0
Een conferentie in Nederland waarbij Yemane Gebreab een hoge functionaris van de Eritrese overheid zou spreken werd vorige maand verboden. Vervolgens schreven verschillende media over ‘de lange arm van Eritrea’. De Kanttekening dook in de geschiedenis van dit door oorlog geteisterde land en sprak Eritrea-kenners.

De Nederlandse kranten en nieuwsrubrieken stonden de afgelopen weken vol met alarmerende berichten over Eritrese Nederlanders die in Nederland geïntimideerd zouden worden door aanhangers van het People’s Front for Democracy and Justice (PFDJ). Hoewel haar naam anders doet vermoeden, leidt deze partij, al sinds de onafhankelijkheid van Eritrea, een dictatuur, onder leiding van Isaias Afewerki. Hoe heeft deze situatie kunnen ontstaan? Om die vraag goed te beantwoorden, is het raadzaam eens kort naar de recente geschiedenis van Eritrea te kijken. Waarom kwamen eigenlijk zo veel Eritrese vluchtelingen de afgelopen tijd naar Nederland? En hoe kan het dat mensen die zijn gevlucht voor het bewind van Afewerki in Nederland geïntimideerd worden door PFDJ-aanhangers? Het PFDJ ontstond in 1993 uit het Eritrean People’s Liberation Front (EPLF), één van de twee Eritrese onafhankelijkheidslegers die streden tegen Ethiopië, en een eigen staat nastreefden.

Aanvankelijk streden alle Eritrese nationalisten samen in het Eritrerian Liberation Front (ELF). Het ELF was in 1960 opgericht door Eritrese ballingen in Egypte en werd gesteund door Syrië en Irak. In de jaren zestig zouden zich echter steeds meer linksgeoriënteerde Eritrese studenten aansluiten bij het ELF, waardoor er binnen de ELF-gelederen geleidelijk aan een conflict ontstond tussen christelijke, politiek linkse nationalisten enerzijds en islamitische nationalisten anderzijds. De linkse nationalisten zouden zich in 1972 afsplitsen in het EPLF. Na de afsplitsing waren er zo nu en dan militaire conflicten tussen het ELF en het EPLF, maar de gezamenlijke strijd tegen de Ethiopische bezettingsmacht prevaleerde en het steeds meer marxistisch georiënteerde EPLF kreeg een steeds grotere rol in de vrijheidsstrijd.
Dictatuur

Wanneer Eritrea onder druk van de internationale gemeenschap onafhankelijk wordt in 1993, ontstaat uit het EPLF een politieke partij, het PFDJ, die op democratische wijze aan de macht komt. Afewerki ontwikkelt zichzelf al snel tot een militaire dictator die andere partijen verbiedt en nauwe banden onderhoudt met terroristische organisaties, zoals de Somalische al-Shabaab.

Samenwerking tussen het PFDJ en islamistische terroristen heeft niet zo veel te maken met religie, maar meer met de permanente staat van oorlog die Eritrea onderhoudt met ongeveer al haar buurlanden. Omdat al-Shabaab vecht tegen de aartsvijanden van Eritrea, Somalië en Ethiopië, steunt Afewerki al-Shabaab. Deze opportunistische, functionele houding ten opzichte van religie kenmerkt ook het binnenlandbeleid van het PFDJ.

Sinds 1993 werden in Eritrea steeds meer religieuze groepen vervolgd. De Jehova-getuigen die als bedreiging werden gezien voor de totalitaire militair dictatuur van het PFDJ, maar daarna ook moslims, lutheraanse, katholieke en orthodoxe christenen. Het zorgde voor veel vluchtelingen uit Eritrea. Uiteindelijk zou Afewerki in 1994 de maatschappelijke rol van alle religies strikt inkapselen binnen de militaire dictatuur en het ministerie van Religie. Sindsdien zijn er vier religies toegestaan in Eritrea: de islam en de katholieke, protestantse en Eritrees-orthodoxe kerken.

Vluchtelingenindustrie
Sinds 2013 is de vluchtelingenstroom uit Eritrea op drift geraakt ook mede-veroorzaakt door een bijna levenslange dienstplicht, die nodig is voor de oorlog tegen alle buurlanden. Weigeraars worden vermoord of gemarteld. In 2015 telde Eritrea ongeveer vierhonderdduizend vluchtelingen op een bevolking van nog geen zes miljoen. Zo’n veertigduizend vluchtelingen wonen in Europa. In 2016 woonden er ongeveer achtduizend Eritreeërs in Nederland.

Wie zijn die vluchtelingen in Nederland eigenlijk? Zijn het religieuze vluchtelingen, economische vluchtelingen of dienstplichtvluchtelingen? Volgens Mikal Tseggai (22), geboren in Nederland uit Eritrese ouders die in 1990 vluchtten voor het oorlogsgeweld, is het lastig te zeggen: ‘Mijn ouders zijn gevlucht voor het ‘rode terreur’ van het Ethiopische leger, aan het einde van de onafhankelijkheidsstrijd. Zij zijn van de oude generatie: toen EPLF-aanhanger en nu van het PFDJ.’ Tseggai schat de diehard PFDJ-aanhang onder Eritreeërs in Nederland ongeveer op 20 procent: ‘Maar dat is echt natte vingerwerk hoor. Er horen in ieder geval ook veel nieuwe vluchtelingen toe, die eigenlijk vaak economische vluchtelingen zijn.’ Zij schat de politieke oppositie in Nederland op zo’n 10 procent: ‘Voor een deel gaat het hier om mensen die bij het oude ELF hoorden of om nieuwe mensen die gevlucht zijn voor corruptie of de dienstplicht, maar het probleem is dat de oppositie tegen Afwerki klein en versplinterd is, die kan niks.’ Er is ook een grote middengroep die geen fervent PFDJ-aanhanger is, maar wel iets wil binnen de gemeenschap, zegt Tseggai. ‘Ik heb het gevoel dat die middengroep het grootste is. Iedereen die voor 2001 is gevlucht, is met name gevlucht voor de vele grensoorlogen.’

De laatste jaren gaan de geruchten dat de vluchtelingenindustrie, mensenhandel en afpersing vanuit Eritrea zich geleidelijk aan ontwikkeld heeft tot een pervers verdienmodel van de door en door corrupte Eritrese dictatuur. Militairen en ambtenaren zouden grof geld verdienen aan vluchtelingen die het land willen verlaten.

PFDJ-aanhangers infiltreren in vluchtelingenkampen vlak buiten de grens, waar Eritreeërs worden afgeperst om geld te betalen, doen zij dat niet, dan riskeren zij hun eigen veiligheid, maar zij worden ook gechanteerd met de veiligheid van achtergebleven familieleden, volgens Mirjam van Reisen, hoogleraar aan de Tilburg University gespecialiseerd in mensenrechten in Eritrea. De conclusies van Van Reisen roepen echter veel controverse op. Zo betichtte zij de Eritrese Nederlander Meseret Bahlbi ervan dat hij de spil zou zijn van de Eritrese inlichtingendienst in Nederland. Bahlbi klaagde daarop Van Reisen aan.

Andere wetenschappers in binnen en buitenland hebben kritiek op de werkwijze en conclusies van Van Reisen. Jan Abbink, hoogleraar aan het Afrika Studiecentrum aan de Universiteit Leiden, pleit voor het niet klakkeloos geloven van persoonlijke verklaringen van Eritrese vluchtelingen. ‘Hooguit zou je kunnen concluderen dat de Eritreeërs die het land zijn ontvlucht, denken dat de Eritrese overheid betrokken is bij mensenhandel. Dat er personen gelieerd aan het regime bij betrokken zijn, maakt het nog geen overheidsbeleid’, aldus Abbink.

Infiltratie
Ook het journalistieke platform One World hield zich bezig met Eritrese infiltratie van PFDJ-aanhangers. De infiltratie zou zelfs doorgaan binnen de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). In Nederland waren PFDJ-aanhangers actief als tolk bij de IND. Ook deze Eritreeërs waren eerst als asielzoeker naar Nederland gekomen, zogenaamd op de vlucht voor het oorlogsgeweld en de benarde economische situatie in het land.

Maken Eritrese vluchtelingen die Afewerki steunen ook direct deel uit van een perverse afpersingsindustrie die grof geld verdient aan het chanteren en intimideren van echte politieke vluchtelingen van het regime? Het is lastig om daar hard bewijs voor te vinden. Tseggai: ‘Wanneer je jezelf tegen het regime uitspreekt wordt dat je niet in dank afgenomen, nee. Ik heb daar wel eens woorden over gehad met mensen uit de gemeenschap. Ik kom dan ook echt uit een EPLF-nest. Mijn ouders zien Afewerki als de oude verzetsheld tegen Ethiopië.’

‘Wat eng is, is dat ik niet kan inschatten welke consequenties de bedreigingen hebben. Ik heb familie in Eritrea en kan niet inschatten wat de risico’s zijn. Dat maakt het raar’, vertelt een Eritrese vluchteling in Nederland, die niet met zijn naam genoemd wil worden uit angst voor represailles (zijn naam is bekend bij de redactie). ‘Het is vergelijkbaar met wat er met Gülen-sympathisanten gebeurt in Turkije. Ik weet dat er mensen zijn met wie ik ooit ruzie heb gehad over het regime van Afewerki. Daarvan weet ik zeker dat ze nauwe banden met het regime hebben. Je moet het zien als de situatie met Erdogan maar dan tien keer geraffineerder. In Turkije heb je toch nog een soort oppositie die zich uitspreekt en zich organiseert. De Eritrese oppositie biedt niet op een constructieve manier tegenstand. Partijen die tegen Afewerki ageren maken zelf ook gebruik van bizarre propaganda vol onwaarheden, berichten over grensconflicten en aanslagen die nooit hebben plaatsgevonden. Ik zou willen dat de situatie meer leek op die van Turkije.’

Wat kan Nederland eigenlijk doen? Weten wij wel genoeg van Afrika in Europa? Tseggai: ‘Ik stoor mij er vooral aan hoe wij binnen de EU en in Nederland omgaan met Eritrea, heel arbitrair en hypocriet. Afewerki krijgt miljoenen van de EU uit het Afrikafonds om economische groei te bevorderen, Maar dat geld gaat dus naar corrupte en regimes die mensenrechten schenden. Het is ook vooral bedoeld om Afrikaanse vluchtelingen tegen te houden met de economische ontwikkeling aldaar, alsof er geen politieke dimensie zit aan het probleem. Wat ik wil is een krachtige veroordeling van het bewind in Eritrea en we mogen het vluchtelingenprobleem niet bagatelliseren tot economisch probleem. Investeer liever in state building.’

En wat kunnen we in Nederland doen met de aanhang voor het PFDJ? Tseggai: ‘Ik denk dat we moeten gaan nadenken over waarom jongeren kiezen voor Afewerki. Aan de pullfactor van Afwerki kunnen we weinig doen, maar misschien wel aan de push factor vanuit de Nederlandse samenleving, die Nederlanders met een migratieachtergrond toch vaak blijft zien als buitenlanders.’

In een eerdere versie van dit artikel zijn de volgende zaken niet correct weergegeven: de Eritrese Nederlander Meseret Bahlbi werd onterecht een vluchteling genoemd en de aannames van hoogleraar Mirjam van Reisen over de asielprocedure en intenties van Bahlbi werden niet weersproken.

‘Ook autochtonen moeten integreren’

0

Hoogleraar Maurice Crul gaat onderzoek doen naar de integratie van de autochtone minderheid in grote steden. In een interview met deze krant roept hij autochtonen op zich niet terug te trekken in hun eigen groep. “Wil je goed functioneren in een diverse samenleving dan zal je open moeten staan om met iedereen om te gaan.”

Integratie van ‘nieuwe’ Nederlanders is al jaren een onderwerp waar veel discussie over bestaat. Des te opvallender is het dat Maurice Crul, hoogleraar ‘onderwijs en diversiteit’ aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Erasmus Universiteit Rotterdam, onlangs een onderzoekssubsidie van 2,5 miljoen euro heeft gekregen om de komende vijf jaar onderzoek te doen naar hoe de nieuwe autochtone minderheid in Europa, bijvoorbeeld in Amsterdam en Rotterdam, integreert in de realiteit van superdiverse steden. Hij kreeg op social media een storm van kritiek, op Twitter was “waarom moeten wij ons nou aanpassen?” een veel gestelde vraag.

We hebben het in Nederland steeds over de integratie van Nederlanders met een migratieachtergrond. U gaat juist onderzoek doen naar de integratie van autochtonen. Waarom is dat belangrijk?

“We hebben altijd gezegd dat integratie een tweezijdig project is, maar ook ik heb de afgelopen 25 jaar vooral onderzoek gedaan naar de integratie van migranten en hun kinderen in Nederland. Waar we minder informatie over hebben is de vraag wat de migratie de afgelopen jaren heeft betekend voor de ontvangende groep, ofwel de mensen van Nederlandse afkomst. Die vraag dringt zich eigenlijk versterkt op nu in grote steden en zeker in sommige wijken mensen met een Nederlandse afkomst steeds vaker een minderheid worden.”

Uw onderzoek komt een beetje op het moment dat er meer dan ooit vraagtekens zijn over de integratie van Turkse en Marokkaanse Nederlanders, bijvoorbeeld na de rellen in Rotterdam. Waarom nu een focus op de integratie van autochtone Nederlanders?
“Ik zeg niet dat het ene niet moet en dat we ons nu allemaal op de integratie van autochtone Nederlanders moeten focussen. Maar ik denk wel dat dit een nieuw en belangrijk onderwerp is. Voor het eerst in de recente geschiedenis hebben we een situatie waarin de ‘oorspronkelijke’ bewoners van wijken in de minderheid zijn. Wat we in eerdere onderzoeken ook zagen is dat de Nederlanders met een autochtone achtergrond in die wijken waar ze een minderheid zijn ook minder goed geïntegreerd zijn dan de Turkse en Marokkaanse tweede generatie Nederlanders.”

Sommige autochtone bewoners van grote steden hebben op social media fel gereageerd op uw onderzoek. Ik las reacties als “Waarom moeten wij ons nou aanpassen, dit is ons land?” Hoe reageert u daarop?

“Mensen maken er een normatieve discussie van, terwijl ik vanuit wetenschappelijk perspectief gewoon uitga van een nieuwe realiteit. De realiteit roept die vragen van integratie op als er sprake is van een autochtone minderheid in diverse wijken. Het is geen normatief onderzoek wat zegt ‘mensen van Nederlandse afkomst moeten zich aanpassen’, nee, we gaan kijken wat het betekend om in die situatie te wonen en te leven. Wat gebeurt er eigenlijk met die ontvangende groep? Interessant aan al die opmerkingen over het onderzoek is dat veel van de mensen die kritisch zijn juist klagen over wat de migratie en het diverser worden van de wijk voor hen voor gevolgen heeft gehad. Dit onderzoek gaat daar juist naar kijken. In die zin snap ik de kritiek niet.”

Hoe reageren de van oorsprong Nederlandse bewoners van wijken waar zij de nieuwe minderheid zijn geworden op deze realiteit?
“Ik ben de straat opgegaan voor twee verschillende actualiteitenprogramma’s en we hebben gesprekken over integratie gevoerd met mensen met een Nederlandse achtergrond die de nieuwe minderheid zijn geworden. Voor hen zijn zulke vragen ook helemaal niet vreemd. ‘Reageren mensen niet boos op die vraag?’ wordt mij gevraagd, maar mensen die in zo’n situatie wonen bekijken de situatie heel realistisch. De emotionele reacties staan eigenlijk los van hoe mensen in de praktijk over dit soort vraagstukken nadenken.”

Waar komt alle ophef dan vandaan?
“Mensen hebben het idee dat ze voor integratie in zulke diverse wijken iets van zichzelf moeten opgeven. Dat ze zich moeten aanpassen aan andere groepen. Terwijl als je denkt aan mensen die in de praktijk bepaalde keuzes hebben gemaakt, bijvoorbeeld door kinderen naar een gemengde school te sturen of mensen die in een gemengde relatie zitten, dan zullen zij niet zeggen dat ze iets hebben moeten opgeven. ‘Ik heb er iets bijgekregen’ zal hun reactie zijn. Er is een nieuwe wereld voor hun opengegaan.”

Misschien moeten we nu een groep mensen geruststellen. Een autochtone Nederlander in Amsterdam-West hoeft zich dus niet aan te passen aan zijn homofobe buurman die zijn vrouw om de week het ziekenhuis in slaat?
“Mensen die in een diverse omgeving functioneren zullen nooit zeggen ‘nu ik hier woon vind ik opeens dat homoseksualiteit niet kan, want ik heb me aangepast’. Dat is toch een idioot idee?”

Hoe moet de autochtone minderheid in grote steden dan integreren?
“Wil je goed functioneren in een diverse samenleving dan zal je open moeten staan om met iedereen om te gaan. Als je de keuze maakt voor een school buiten je buurt, waardoor je dus in feite contact vermijdt met andere groepen, dan sluit je je op in je eigen gemeenschap. Openheid is de eerste voorwaarde, vind ik. Vervolgens is er natuurlijk altijd bij alle groepen een veelheid van meningen en opvattingen. Bij sommige van die opvattingen zal je je thuis voelen, bij andere weer niet. Met wie je dan uiteindelijk contact hebt wordt dan niet bepaald door etnische scheidslijnen, maar door contacten met mensen die je zelf maakt. Binnen de autochtone gemeenschap kom je namelijk ook meningen tegen waarmee je het absoluut niet eens bent. Ook dan pas je je mening niet aan, aan die mensen.”

Hoe ziet u de toekomst van Nederland als al deze groepen gesegregeerd blijven leven in eigen groepen?
“Die vraag is ook het uitgangspunt van dit onderzoek. We hebben gekeken naar Rotterdam aan de ene kant en Amsterdam aan de andere kant. De PVV heeft in Rotterdam een grote aanhang gekregen: in een stad waar de helft van de bevolking een migratieachtergrond heeft, stemde ongeveer een derde van de autochtone bevolking op Wilders. In Amsterdam zie je dat maar een heel klein deel dat heeft gedaan en dat GroenLinks, symbool voor de andere kant van het verhaal, juist de grootste is geworden. Je ziet dus eigenlijk twee ontwikkelingen in Nederland. Mensen die zich prettig voelen bij de multiculturele diverse samenleving en zich ook daaraan willen verbinden en je hebt mensen die zich in toenemende mate daar tegen afzetten en niet daarin willen functioneren. Beide ontwikkelingen zijn momenteel zichtbaar in Nederland. Die polarisatie is deels ook zichtbaar tussen de grote steden en de rest van het land, omdat de realiteit in de grote steden zich zal blijven doorzetten.”

Er zijn eerder verschillende onderzoeken geweest over de aantrekkingskracht van PVV en Leefbaar Rotterdam, terwijl in Amsterdam, ook een stad met veel migrantengroepen, dat uitblijft. Wat is uw verklaring?
“We hebben daarnaar gekeken en één van de interessante dingen die we tegenkwamen is dat als je kijkt naar de laagopgeleide bevolking met een Nederlandse afkomst in alle twee de steden, ze even negatief zijn over de diversiteit. Aan de andere kant, mensen in de “creative class” zijn er zowel in Rotterdam als Amsterdam positief over. Het is vooral de middenklasse die het verschil maakt tussen de steden. Amsterdammers die werken in de zorg, de administratie, het onderwijs, neigen naar een meer positieve houding, terwijl die middengroep in Rotterdam dat niet doet.”

Hoe komt dat?
“Dat laat zien dat die middengroep, waar dan ook, minder stabiele ideeën heeft over diversiteit. Die laat zich meer beïnvloeden door het klimaat in de stad waarin zij leven. Omdat het klimaat in Amsterdam positiever is verbindt de middengroep zich meer aan dat verhaal, in Rotterdam is het klimaat negatiever dat heeft natuurlijk een eigen dynamiek en daar verbindt de Rotterdamse middengroep zich weer aan. Met Leefbaar Rotterdam is dat negatieve verhaal natuurlijk ook vrij mainstream geworden in Rotterdam. Dat trekt juist die groep die niet zo’n stabiele mening heeft mee in dat negatieve verhaal.”

‘Baudet en Wilders maken misbruik van christendom’

0
Steeds vaker duiken er berichten in de media op dat christelijke scholen hun tradities afzwakken om moslimleerlingen niet voor het hoofd te stoten. ‘Islamisering!’ wordt er dan geroepen. Schoolbestuurders van christelijk onderwijs herkennen zich daar niet in. De Kanttekening sprak betrokkenen.

Enkele weken geleden meldde het AD dat christelijke scholen de paasvieringen afzwakken om moslims te behagen. Als concreet voorbeeld werd het afbreken van de paasstokken genoemd op de Jan van Nassauschool in Den Haag. In de Haagse gemeenteraad werd daarover een spoeddebat aangevraagd door de PVV. PVV-raadslid Elias van Hees sprak in de Telegraaf van ‘verraad aan onze cultuur’. ‘Pasen wordt te grabbel gegooid vanwege de islam’, aldus Van Hees. Het incident staat niet op zichzelf, eerder ontstond er media-ophef over een school die niet langer een kerstboom plaatste met kerst en over scholen en bedrijven die kozen voor de namen ‘winterdiner’ en ‘vrolijk voorjaar’ in plaats van kerstdiner en vrolijk Pasen. Ook in België ontstond begin dit jaar ophef toen het katholiek onderwijs bekend maakte dat zij het examenrooster gaat aanpassen voor ramadan. Kortom in de politiek en in de media maakt men zich in toenemende mate zorgen om ‘islamisering’ en ‘verloedering van de christelijke cultuur’. Maar wat vinden de bestuurders van het christelijk onderwijs in Nederland eigenlijk van deze discussie? Nico Dullemans is adviseur identiteit van Verus, een vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs waar zo’n vierduizend christelijke scholen bij zijn aangesloten. Hij zegt: ‘Christelijke scholen bepalen zelf de mate waarin zij christelijk zijn. De christelijke scholen zijn weliswaar aangesloten bij onze vereniging, maar die organisatiestructuur is niet hiërarchisch. De schoolbesturen kunnen bij ons terecht voor advies over hun christelijke identiteit, maar wij zijn er niet om er op toe te zien of een school nog wel christelijk is.’

Het gegeven dat deze scholen zelf de randvoorwaarden voor christelijk onderwijs vaststellen heeft ertoe geleid dat scholen sterk verschillen in de manier waarin zij de christelijke identiteit vormgeven. Op een school met veel moslimleerlingen in een grote stad kan dat anders gaan dan op een school in de Bijbelgordel. ‘De christelijke identiteit neemt daar soms een andere vorm aan. De inhoud wordt dan meer impliciet en wordt vertaald in waarden. De geloofsoverdracht vermindert. Ouders met bezwaren: daar wordt altijd aandacht aan besteed omdat de school goede relaties nodig heeft, anders kan zij haar werk niet goed doen.’ Ook wordt er rekening gehouden met islamitische feestdagen zegt Dullemans. ‘De verkleuring van scholen in multiculturele wijken begon al in de jaren tachtig, die scholen hebben zich daar geleidelijk op aangepast. Dat er nu zoveel ophef over is in de media en de politiek heeft te maken met dat het maatschappelijke klimaat veranderd is. Voor de meeste leraren en schoolbesturen is dit een oude discussie die zij al lang achter zich hebben gelaten.’

Hoewel Dullemans bevestigt dat christelijke scholen ook rekening houden met moslimouders, spreekt hij het beeld dat het onderwijs islamiseert tegen. ‘Dat beeld is eenvoudig te weerleggen. Ten eerste vormen de moslimouders die hun kinderen naar een christelijke school sturen geen homogene gemeenschap. Binnen moslimkringen lopen de opvattingen sterk uiteen. Ten tweede komen de moslimkinderen op een christelijke school juist in aanraking met de christelijke cultuur en religie en dat is een meerwaarde. Bovendien is het zo dat de meerderheid van de moslimouders een christelijke of openbare school verkiest boven een islamitische school.’

Volgens Dullemans zijn er in Nederland honderden christelijke scholen waarvan zeker 80 procent van de leerlingenpopulatie bestaat uit moslims. Ook de voorzitter van de Nederlandse Katholieke Schoolraad (NKSR) Titus Frankemölle gelooft niet in het gevaar van islamisering van katholieke scholen al keurt hij het incident met de afgebroken paasstokken wel af. ‘Het bericht dat volgens het AD paasstokken zouden worden afgebroken om moslimleerlingen gewillig te zijn, gaat mij te ver. Dan verloochen je je eigen identiteit. Het is belangrijk om te weten waarom we Pasen vieren.’ Hoewel Frankemölle bevestigt dat dit een spanningsveld op kan leveren vindt hij het onzinnig om moslimleerlingen om die reden te onthouden van christelijk onderwijs. ‘Katholiek onderwijs is doorheen alle eeuwen altijd inclusief onderwijs geweest. Iedereen is van harte welkom, maar je moet wel de rooms-katholieke identiteit van de school willen onderschrijven. Je zult dus ook gewoon mee moeten doen met alle activiteiten, die voor iedereen bedoeld zijn. Als je dan toch liever een islamitische school wilt bezoeken, dan kan dat in ons land. We kennen immers sinds precies honderd jaar vrijheid van onderwijs.’

Toch is het voor moslimouders niet altijd mogelijk om te kiezen voor islamitisch onderwijs. Dat blijkt uit het verhaal van de Afghaanse Nederlander Yildiz Rahimi en haar broer Han. Zij ontvluchten als kind hun land en kwamen rond de eeuwwisseling terecht in Limburg. Beiden doorliepen het katholiek onderwijs omdat er in de directe omgeving geen andere optie mogelijk was.

Yildiz kijkt met gemengde gevoelens terug op haar tijd op de katholieke basisschool. ‘Ik was de enige moslim in de klas. Ik voelde me een beetje gevangen tussen twee culturen. Elke woensdag gingen we met de klas naar de kerk. Ik zag mijn klasgenootjes dan de hostie eten en ik werd nieuwsgierig ik wilde weten hoe het smaakte. Ze zeiden dan om mij te pesten dat het super lekker smaakte.’ Het was voor Yildiz niet altijd even makkelijk om dingen te plaatsen. ‘Ik kreeg veel vragen over mijn eigen geloof, ik vroeg me af waarom het anders was op school dan thuis, mijn ouders merkten dat ook, toen hebben mijn ouders gevraagd of ik tijdens Godsdienstles iets anders mocht doen omdat het verwarrend voor mij was. Dat mocht gelukkig.’

Haar broer Han was al te oud voor de basisschool, maar hij ging wel naar een katholieke middelbare school. Ook hij merkte verschillen op tussen thuis en wat er op school verteld werd. ‘Ik kan me nog goed herinneren dat we naar een anti-abortusfilm moesten kijken tijdens Levensbeschouwing. De abortus werd letterlijk in beeld gebracht, je zag hoe de benen, de romp en het hoofdje verdwenen. Er was in die les weinig ruimte om pro-abortus te zijn terwijl ik van thuis had meegekregen dat je volgens de islam tot en met de tweede maand van de zwangerschap abortus mag plegen’, aldus Han. Toch heeft hij ook goede herinneringen aan zijn schooltijd. ‘Wat ik als erg positief heb ervaren is dat alle leraren veel respect hadden voor mijn geloof. Ik kreeg op een gegeven moment zelfs een eigen sleutel van het Scheikundelokaal zodat ik daar kon bidden als ik wilde. Het lokaal had een wasbak, ik deed daar dus ook de rituele wassing.’

Broer en zus Rahimi waren als moslim sterk in de minderheid op hun katholieke scholen in Limburg, maar daarin zijn zij volgens Dullemans de uitzondering op de regel. ‘De meeste katholieke scholen worden in meerderheid door niet-katholieken bezocht. Dat is niet iets waarover Rome zich zorgen maakt. Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werd katholiek onderwijs geformuleerd als: een dienst doen aan de samenleving. Wat vooral belangrijk wordt gevonden is dat het kind zich thuis voelt.’

Frankemölle denkt er ook zo over, hij omschrijft katholiek onderwijs als volgt: ‘Katholieke scholen vormen in de eerste plaats de hele mens. De vorming staat altijd voorop. Bovendien ben je meer dan alleen een stel hersenen. Je bent een persoon, die betrokken is op anderen. Je ontwikkelt je als leerling tot een zelfstandige en verantwoordelijke burger, die kiest voor het goede.’

Frankemölle ergert zich aan de manier waarop politici als Geert Wilders en Thierry Baudet denken het christendom te verdedigen door hun zorgen te uiten over ‘de teloorgang van het christendom’. ‘Deze mensen weten in hun onkunde en negativisme niet waarover ze spreken en, nog erger, ze maken op een schandalige manier bewust misbruik van het christendom voor hun eigen politiek gewin. Het is juist tegen zulke politieke waanideeën, waartegen het katholiek onderwijs zich verzet. Dit soort anti-christelijke tendensen zijn geen dienst aan de samenleving, omdat zij diagonaal ingaan tegen de kern van ons handelen: liefde!’, aldus Frankemölle. Ook Dullemans vindt dat wij ons geen zorgen hoeven te maken over de christelijke scholen in Nederland. ‘Christelijk onderwijs hoeft niet verdedigd te worden, goede wijn behoeft geen krans, maar onderwijsvrijheid als grondrecht moet wel worden verdedigd. Grondrechten mogen niet worden verminderd of afgeschaft.’

We hoeven dus volgens Frankemölle en Dullemans niet bang te zijn dat katholiek en ander christelijk onderwijs binnenkort verdwijnt. Maar hoe zit het dan met de moslimleerlingen die christelijk onderwijs genieten? Is er een kans dat zij zich bekeren tot het christendom? Volgens Frankemölle is die kans heel klein. ‘Mij zijn geen gevallen bekend van niet-christelijke leerlingen, die na het bezoeken van katholieke scholen toetreden tot de Rooms-Katholieke Kerk. Evangelisatie en bekering spelen in het katholiek onderwijs geen enkele rol. Deze taak is weggelegd voor de parochies. Voor de parochies geldt als uitgangspunt, dat je getuigt van de levende Christus door te vieren, te verkondigen en door de werken van barmhartigheid te doen, maar niet anderen probeert te overtuigen. Die taak is voorbehouden aan Onze Lieve Heer zelf. Wij zaaien en God oogst!’