16.1 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 794

Deze landen bemoeien zich met de voortplanting van hun burgers

0
Erdogan roept zijn volk op zo veel mogelijk kinderen te maken. Turkije is niet het enige land dat zich bemoeit met de samenstelling van gezinnen.

“Neem niet drie, maar vijf kinderen”, zei de Turkse president Recep Tayyip Erdogan tijdens een campagne-evenement voor het aankomende referendum over grondwetswijzigingen in Turkije. Eerder riep hij burgers op om tenminste drie kinderen te krijgen. De bewuste keuze om kinderloos te blijven bestempelt Erdogan als een “inhumane beslissing”. “Het verwerpen van het moederschap betekent het opgeven van de mensheid.” De staatsbemoeienis op de voortplanting van burgers is een wereldwijd fenomeen dat een lange geschiedenis kent. Enkele opvallende voorbeelden:

China
Eén van de bekendste voorbeelden van landen waar de overheid zich actief bemoeit met gezinsplanning is misschien wel China met de éénkindspolitiek. Inmiddels is het verbod op het hebben van meer dan één kind in China opgegeven en bepaalt de regel nu dat Chinezen twee kinderen mogen krijgen. In 2013 werden de regels betreffende de éénkindpolitiek al versoepeld: er kwamen uitzonderingen op de wet. Zo vormden ouders die zelf enig kind waren een uitzondering op de regel en ook voor mensen op het platteland werd een uitzondering gemaakt: zij mochten nog een tweede kind krijgen als het eerste kind een jongen was. De éénkindpolitiek werd in 1979 ingevoerd met als doel het bevolkingsaantal te laten dalen. De Chinese overheid vreesden dat het land een te hoge bevolkingsgroei economisch gezien niet aan zou kunnen. Bij overtredingen van het éénkindbeleid konden de autoriteiten hard ingrijpen, zo zouden moeders gedwongen worden tot abortus. Werd het kind toch geboren, dan kon het niet ingeschreven worden bij de gemeente. De éénkindpolitiek moest uiteindelijk plaatsmaken voor het tweekindbeleid door de vergrijzing van de Chinese bevolking en om het tekort aan arbeidskrachten te beperken.

Vietnam
“Vietnamezen die meer dan twee kinderen krijgen, worden nu gestraft. Maar de bevolking vergrijst”, meldde Trouw onlangs. Vietnam hanteert al meer dan vijftig jaar een
tweekindbeleid. Het beleid werd ingevoerd in de jaren zestig. In deze tijd verkeerde het land in diepe armoede en was het verwikkeld in een burgeroorlog. Vooral op het platteland groeide de bevolking snel. De autoriteiten vreesden voor een nog grotere armoede door de snelle bevolkingsgroei. Propaganda en sancties werden ingezet om het beleid te handhaven. Tegenwoordig heeft een overtreding van de regel vooral effect op Vietnamezen die bij de overheid of staatsbedrijven werken. Wie meer dan twee kinderen krijgt kan een promotie wel vergeten of kan zelfs op staande voet ontslagen worden. Zo vertelde de Vietnamese Truong Thu Huong (26) aan Trouw: “Op mijn werk zijn er al heel wat mensen gestraft, omdat ze een derde kind kregen. Ze houden dan twee jaar lang je bonus in, die je normaal iedere maand naast je basissalaris ontvangt. Een collega van mij werd per ongeluk zwanger van een derde kind. Nu moet ze het doen met een klein basissalaris.” Het einde van het huidige beleid lijkt echter nabij. Vietnam vergrijst namelijk in hoog temp. Het ministerie van volksgezondheid verklaarde eerder dit jaar de vergrijzing tegen te willen gaan door het huidige tweekindbeleid af te schaffen.

Japan
Ook Japan heeft te kampen met vergrijzing en een bevolkingskrimp. In 2014 waarschuwde het Japanse Genootschap voor Gezinsplanning dat Japanners met uitsterven bedreigd worden. Japanners zouden steeds minder seks hebben en steeds vaker en langer single blijven. Naar verwachtring zou de bevolking een krimp van tenminste 30 procent doormaken. Als reactie treedt de Japanse overheid op als koppelaar om het geboortecijfer weer omhoog te krijgen. In alle uithoeken van het land hebben overheidsfunctionarissen speeddatingavonden opgezet. “Als het aankomt op bevolkingskrimp voorkomen, ben je nergens zonder huwelijk”, verklaarde ambtenaar Kazuhiko Suzuki uit Ishioka aan Business Insider Nederland.

Iran
In augustus 2014 werden in Iran permanente vormen van geboortebeperking bij wet (wet 446) verboden, zoals sterilisatie van vrouwen. De geestelijk leider Ayatollah Ali Khamenei verkondigde eerder dat de bevolking moest groeien. Khamenei doelde op een hogere reproductie om “de nationale identiteit te versterken” en tegenwicht te bieden aan “ongewenste aspecten van de westerse levensstijl”. Artsen die de ingreep toch uitvoerden werden door de intreding van de nieuwe wet strafbaar gesteld. Daarnaast mocht er na de ingang van de nieuwe wet geen reclame meer worden gemaakt voor geboortebeperking. Mensenrechtenorganisatie Amnesty International bracht in 2015 een rapport uit (You shall procreate: attacks on women’s sexual and reproductive rights in Iran) omtrent deze zaak en stelde onder andere dat de Iraanse autoriteiten met de wet 446 het welzijn van vrouwen en tienermeisjes in een verhoogd risico brengen.

India
Vanaf 2014 werd in elf deelstaten van India een tweekindpolitiek gevoerd. Waar de éénkindpolitiek in China streng gehandhaafd werd, kwam de tweekindpolitiek in India niet echt van de grond. Het hoge analfabetisme en het aanwezige kastenstelsel worden als redenen voor het falen van de tweekindpolitiek genoemd. In India zijn geen consequenties verbonden aan het krijgen van meer dan twee kinderen. Geneeskundestudent Nina Achten was voor haar co-schap gynaecologie/obstetrie in India en beschrijft in haar blog dat er vanuit artsen in India actief gecounseld werd om het bij twee kinderen te houden. Zij heeft gemerkt dat artsen vrouwen adviseren zich volledig te laten steriliseren in plaats van alle opties voor geboortebeperking te bespreken. De overheid schijnt posters te verspreiden waarop het tweekindsideaal gepropageerd wordt. “Inmiddels wordt het door het merendeel van de Indiase bevolking als old fashioned beschouwd om meer dan twee kinderen te hebben. Toch is er in het algemeen niet veel van terechtgekomen, aangezien in grote delen van India – onder meer door analfabetisme – paren nog altijd meer dan twee kinderen krijgen.”

Europa moet Turkije zijn tanden laten zien

0
Hoe veilig zijn politieke vluchtelingen uit Turkije in Europa en de Verenigde Staten? Die vraag wordt steeds relevanter, naarmate de Turkse president Recep Tayyip Erdogan zijn vervolging van andersdenkenden – lees: zijn politieke tegenstanders – voortzet. Naast talloze journalisten zijn ook vele oppositionele politici al achter de tralies verdwenen. En bovenstaande vraag zal nog relevanter worden, indien Erdogan bij het komende referendum zijn doel bereikt en daarmee, dankzij een ja-stem, almachtig wordt. Dan heeft hij de rechtspraak volledig in eigen hand.

Telefoon-rechtspraak: dat was de term die daarvoor indertijd in de Sovjet-Unie werd gebezigd. Indien er processen met een politieke lading plaats vonden, liet het Kremlin per telefoon aan de rechter weten welk vonnis werd verlangd. Onder president Vladimir Poetin lijkt die praktijk weer helemaal terug. Processen zijn een complete farce en oppositieleider Aleksej Navalny, die onlangs bij een demonstratie tegen corruptie is opgepakt, wist daarom al van tevoren dat hem een gevangenisstraf te wachten stond.

In Turkije is intussen de scheiding der machten ook nagenoeg verdwenen en aan onafhankelijke media vrijwel niets meer over. Hoe direct Erdogan zich met de rechtspraak bemoeit dan wel straks gaat bemoeien, is onduidelijk, maar ook Turkse rechters weten intussen wel wat er door de regering van hen wordt verwacht. De mislukte coup van juli vorig jaar, waarvan de achtergrond nog altijd onbekend is, vormt daarbij het excuus om iedereen die Erdogan niet aanstaat, te laten arresteren.

Als gevolg daarvan zijn intussen veel Turken naar het buitenland uitgeweken. Diverse Turkse NAVO-militairen, die bij thuiskomst vanwege een – onbewezen – beschuldiging van betrokkenheid vermoedelijk arrestatie te wachten staat, hebben in Brussel asiel aangevraagd; anderen zijn met dat doel naar Griekenland gevlucht. Ankara heeft op hoge toon uitlevering geëist, Athene heeft dat tot dusverre terecht geweigerd.

En dan is er nog de in Amerika levende islamitische prediker Fethullah Gülen, die er – tot dusver zonder enig spoor van bewijs – met grote hardnekkigheid door Erdogan van wordt beticht het meesterbrein te zijn achter de couppoging. Met grote regelmaat eist van Erdogan Washington dat Gülen aan hem uitgeleverd wordt. De vorige Amerikaanse president Barack Obama heeft altijd geweigerd aan die druk toe te geven.

Onlangs werd bekend dat Michael Flynn, de inmiddels al weer ontslagen nieuwe nationale veiligheidsadviseur van Obama’s opvolger Donald Trump, al tijdens de verkiezingscampagne contact met Turkse topofficials heeft gehad om Gülen buiten de normale uitleveringsprocedure van de VS naar Turkije te krijgen. Behalve met Moskou, zoals vorige maand aan het licht kwam, heeft het team-Trump dus ook illegaal contact gehad met Ankara. Verbazen kan dat, na alle schandalen waardoor de regering-Trump al in twee maanden is geplaagd, niet echt; het kan er ook nog wel bij.

Er bestaan tot dusverre geen aanwijzingen dat Erdogan in ruil – net als Poetin – getracht heeft om de Amerikaanse presidentsverkiezingen te beïnvloeden, maar dat hij liever Trump dan Hillary Clinton in het Witte Huis ziet, is aannemelijk. Ondanks de anti-moslim-retoriek van Trump, zijn Erdogan en Trump verwante geesten: autoritaire leiders die geen tegenspraak dulden. Dat Trump, gezien zijn pleidooi om het waterboarden voor terroristen weer in te voeren, weinig op heeft met de mensenrechten, komt goed uit: ook in dat opzicht delen zij dezelfde kijk.

Voor Trump is alles een kwestie van dealen – ook mensen zijn aan een goede deal ondergeschikt. Waar Turkije als poort tot het Midden-Oosten en buurland van Syrië en Irak onmisbaar geacht wordt voor Trumps prioriteit nummer één, de strijd tegen IS, betekent dat dat Gülen voor hem slechts een pion is in een schaakspel om Turkije gunstig te stemmen.

Voor alle duidelijkheid: het zou een duidelijke schending van de Amerikaanse wet vormen. Nu is dat voor Trump moreel geen punt, maar dat wil niet zeggen dat zo’n poging een kans van slagen heeft. Nog recent is hij immers door het Federaal Hooggerechtshof teruggefloten, waar het zijn immigratiebeleid – het verbod voor burgers uit een aantal moslimlanden – betrof, dat hij tot electoraal speerpunt had verheven. Tot nu toe zijn de Amerikaanse instituties nog sterker gebleken dan Trump, wiens beleid door zijn hardnekkige pogingen het onmogelijke te willen, steeds meer in chaos ontaardt.

Ook op Brussel is de Turkse druk om tot uitlevering van politieke vluchtelingen – in dit geval de bewuste NAVO-militairen – over te gaan, groot. Tot nu toe heeft Europa die druk weerstaan, en het valt te hopen dat zij dat blijft doen, zolang er geen kans bestaat op een eerlijk proces, een kans die steeds geringer wordt.

Daar kan het echter niet bij blijven. Tot nu toe heeft Brussel vrij onderkoeld gereageerd – meer met de vermanende teksten van een schoolmeester, ‘gedraag je een beetje’ – op het buitenproportionele en met bedreigingen gepaard gaande getier van Erdogan naar aanleiding van de weigering zijn ministers voor propagandapraatjes in Nederland en andere Europese landen toe te laten. Als straks het ja wint bij het referendum, en daarmee Turkije de facto in een presidentiële dictatuur verandert, ontkomt Brussel niet aan de vraag: wat doet Turkije nog op de kandidatenlijst voor de Europese Unie?

Zeker, de toetredingsonderhandelingen zijn de facto allang in de ijskast beland en de kans dat Turkije onder Erdogan lid wordt van de EU, is nul. Maar er komt een moment dat de EU er uit zelfrespect ook formeel een streep onder moet zetten. Dat hoeft niet voor alle eeuwigheid te zijn, niemand weet hoe de wereld er over vijftig jaar bijligt, maar wel voor dit moment. Het gaat om meer dan verspilde moeite: het gaat om de eigen geloofwaardigheid, ook in de richting van de Europese kiezers.

Wat vinden Nederlandse joden van de term joods-christelijk?

2

Politici gebruiken regelmatig de term joods-christelijk. Ook tijdens de afgelopen campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen is de term aangehaald. Het vormt de kern van de Nederlandse samenleving, zo verklaarde bijvoorbeeld CDA-leider Sybrand Buma. Ook PVV-leider Geert Wilders heeft de term gebruikt. De Kanttekening sprak vijf prominente Nederlandse joden over de term.

Raoul Heertje (schrijver, stand-up comedian)

Foto: Raoul Heertje

Wat wordt bedoeld met joods-christelijk?
‘Ik heb geen idee. De afgelopen jaren roepen mensen dat steeds vaker, maar volgens mij is het alleen een mooi woord om te gebruiken en om je misschien af te zetten tegen de moslimcultuur. Ik vraag me af of Buma weet waar hij het over heeft, terwijl ik het wel een slimme en leuke man vind. Het christendom is voortgekomen uit het jodendom en Jezus was joods en is daar ook nooit mee opgehouden. Er waren geen christenen voor Jezus. Ik heb joden dat ook nog nooit horen roepen, het is een holle frase.’

Volgens sommige politici vormt het de kern van de Nederlandse normen, waarden en identiteit. Wat zegt u daar op?
‘Onzin. Maar zolang iemand het niet definieert kan ik dat niet. Er zijn zeker joden die een bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse cultuur, maar dat geldt ook voor christenen en alle andere groepen mensen. Maar dit klinkt alsof de basis van de cultuur in ons land joods-christelijk is en dat lijkt me volkomen flauwekul. Ik vind het een gekke opleving dat politieke partijen dit ineens heel belangrijk vinden en volgens mij weet eigenlijk niemand waar het om gaat.’

Is het een hippe uitdrukking?
‘Dat kan je zeggen en het fascineert mij mateloos. Het is een term die ineens opkomt en die mensen te pas en te onpas gebruiken. Net als het woord authentiek, dat heeft ook geen enkele waarde meer. Er zijn hele winkelketens die zogenaamd authentieke meubelen verkopen, maar die zijn gewoon in China nagemaakt. Het wordt door iedereen zomaar overal opgeplakt, net als joods-christelijk. Maar weinig mensen vragen zich af wat ermee bedoeld wordt.’

Voelt u zich aangesproken als politici het erover hebben?
‘Nee, op geen enkele manier. Ik zou ze er hoogstens meer om wantrouwen. Het maakt geen enkele indruk op mij. Sowieso het hele idee dat Nederland zich ineens wat aan moet gaan trekken van joodse waarden, is volstrekte onzin.’

Wat is er joods aan Nederland?
‘Ik kan dat niet beantwoorden, want zo kijk ik niet naar Nederland. Er zijn een heleboel Nederlanders en van hen zijn toevallig sommigen joods. Ik vind niet dat joden als een apart groepje gezien kunnen worden. Er zijn door joodse mensen mooie bijdragen geleverd aan Nederland, maar ik zou er geen lijst van kunnen maken.’

Ronny Naftaniel (voorzitter van de adviesraad van het Joods Humanitaire Fonds, vice-voorzitter van het Europees Joods Informatiecentrum)

Foto: Ronny Naftaniel

Wat vindt u ervan dat de term joods-christelijk regelmatig wordt aangehaald?
‘Vooral politici die een beetje nationalistisch zijn gebruiken de term. Niet alleen in Nederland, ook in Europa. Het is natuurlijk merkwaardig dat christenen dit roepen, immers één van de belangrijkste christelijke waarden was eeuwenlang het discrimineren van joden. Ik ken de joodse en christelijke waarden en die komen wel voor een deel met elkaar overéén, maar zoiets als joods-christelijke waarden, die eeuwenlang gezamenlijk uitgedragen zouden zijn, dat bestaat niet. De belangrijkste christelijke gedachte was juist eeuwenlang dat het jodendom op zou moeten houden te bestaan en vervangen moest worden door het christendom. Dus als je het historisch bekijkt, is de term joods-christelijk onzin.’

Wordt de term dan niet goed gebruikt?
‘Ik zie dat het gebruikt wordt om moslims uit te sluiten. Men gebruikt joods-christelijk dan als een bepaalde waarde, waarbij men zegt dat is van ons, daar hoort de islam niet bij. Dan is het een verkeerde hantering van het begrip. Het jodendom is juist inclusief en staat ervoor om iedereen gelijk te behandelen en niet uit te sluiten. Je moet zoeken naar de gelijkenissen tussen mensen in plaats van de verschillen. De term wordt niet gebruikt in de joodse gemeenschap.’

Wat vindt u ervan dat politici spreken van de joods-christelijke traditie van Nederland?
‘Vanuit joods perspectief ben ik blij dat men de joodse waarden heel expliciet erkent in de samenleving, dat was in het verleden wel anders. Ik denk dat Buma het gebruikt als een soort normen- en waardenstelsel, waar het CDA sterk in is. Het CDA vindt dat je staand het Wilhelmus moet zingen, haha. Maar Buma gebruikt het niet om anderen uit te sluiten, maar iemand als Wilders bijvoorbeeld doet dat wel. Ik voel me er op de één of andere manier bij betrokken nu, terwijl ik daar niet persé behoefte aan heb. Ik denk ook niet dat joodse mensen op dit soort principes stemmen,  maar er zijn wel gemeenschappelijke wortels, want we gebruiken uit het Oude Testament dezelfde normen en waarden en Jezus was een jood.’

Wat heeft het joodse erfgoed dan bijgedragen aan onze samenleving?
‘Die bijdrage is heel groot. Het jodendom heeft veel betekend voor de vooruitgang van Europa, vanwege de hang naar kennis en leren. Veel winnaars van de Nobelprijs waren joden. Veel politici hebben joodse wortels.’

Kan je zeggen dat Nederland gebouwd is op joods erfgoed?
‘Nee, zeker niet. Er is zeker een belangrijke input in de Nederlandse samenleving geweest en die is er nog steeds, maar Nederland is een polderlandschap en we zijn een zuilenmaatschappij. Het jodendom is één van die zuilen.’

Esther Voet (opiniemaker, hoofredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad)

Foto: Esther Voet

Kunnen we spreken van joods-christelijk?
‘Ja, en als je naar de geschiedenis kijkt klopt het. Het christendom komt voort uit het jodendom en heeft daar veel van meegenomen. Ik denk dat het gaat om de westerse normen en waarden, die zijn gebaseerd op het Romeinse recht, het joodse geloof en de Griekse wijsheid. De westerse maatschappij heeft zich gevormd naar die joods-christelijke waarden. Maar bij deze term sluit men de moslims overigens wel uit. Met de politieke agenda van nu wordt dat ook zo gesteld. Het is een organisch begrip en dat moet je ook zo zien.’

Wat zien we nu nog terug van het joodse erfgoed?
‘Meer dan we denken. De joden stonden onder meer aan de wieg van de Partij van de Arbeid en de vakbonden. De joodse diamantslijpersbond was de eerste vakbond van ons land. We hebben meegeholpen aan de economische groei, aan de handel en omdat Nederland zo tolerant was konden joden daar hun maatschappelijke rol in vervullen en die is niet klein geweest. Maar voor mij en veel andere joden geldt dat ik een burger op straat ben en wat er thuis gebeurt, hoe ik daar mijn geloof beleef, dat vind ik een privéaangelegenheid. Ik toets mijn daden wel aan de joodse waarden of eventueel de joods-christelijke waarden. Mijn halve familie is christelijk, ik heb van beide kanten wat meegekregen.’

Is men wel bewust van de betekenis van de term?
‘Ik denk dat mensen in het christendom zich steeds bewuster worden van het feit dat zij uit het jodendom zijn ontstaan, maar er zijn tijden geweest dat men Jezus wilde ‘ontjoodsen’. Of dat wegpoetsen is van het antisemitisme weet ik niet, ik denk dat het ook voortschrijdend inzicht is. Nu is er meer oog voor dan vroeger en ik denk dat het daarom ook zo wordt benadrukt. Als ik Wilders “minder Marokkanen” hoor roepen, dan denk ik met mijn joodse achtergrond ‘minder joden”, dat heb ik eerder gehoord.’

Is de term nodig?
‘Niet speciaal. We moeten ook kijken of er voor joden over drie generaties nog vrijheid van leven is in Nederland, want daar maak ik me ernstig zorgen over. Er is een groeiende bevolkingsgroep in ons land die anders tegen joden aankijkt dan de gemiddelde Nederlander. Er zijn joden die denken dat het tijd is om te vertrekken uit Nederland, vanwege veel politieke ontwikkelingen. Het gevaar zit erin dat de joodse geschiedenis in Nederland na zo’n vierhonderd jaar gaat ophouden en daarmee ook de joods-christelijke traditie.’

Lody van de Kamp (rabbijn, schrijver, columnist)

Foto: Lody van de Kamp

Wat vindt u van de term joods-christelijk?
‘Er bestaat geen joods-christelijke traditie. Het christendom heeft het jodendom afgeschreven, het was er niet goed genoeg voor. Nederland is van oorsprong een christelijke natie, kijk naar de wetgeving, maar dat komt uit het christendom en heeft niets met het jodendom te maken. Ooit mochten de joden niet meedoen, toen wel even en op een gegeven moment werden zij verwijderd uit de samenleving. Nu is er nog maar een restant over van wat ooit de joodse gemeenschap was en nu worden we ineens opgewaardeerd tot een joods-christelijke samenleving. Het is een cynische, misplaatste term, het is onsmakelijk dat het in de campagnes is gebruikt.’

Weet u wat er mee bedoeld wordt?
‘Ik heb geen idee. Hebben we het dan over de bijdrage van de joden aan de samenleving? Er waren joden die veel hebben bijgedragen aan de Nederlandse samenleving, net als anderen, dat heeft niets met het jodendom te maken. Maar waar ik het meest bezwaar tegen maak, is dat wij als joodse gemeenschap nu ineens mogen opdraven om een joods-christelijke samenwerking te vormen om anderen daarmee uit te sluiten.’

Wordt de term daar nu voor gebruikt?
‘Deels wel. Als Wilders het heeft over een joods-christelijke samenleving, dan bedoelt hij dat. Als je het hebt over een joods-christelijke samenleving dan doe je dat om anderen uit te sluiten en daar pas ik voor. Het is de ultieme poging om nu de islamitische waarden buiten de samenleving te plaatsen. Het begrip druist wat mij betreft in tegen de joodse waarden en vanuit de joodse samenleving wordt nooit over een joods-christelijke samenleving gesproken. Die is daar zo niet mee bezig.’

Wat is er joods aan Nederland?
‘Eigenlijk helemaal niets. Op een samenleving van zo’n zeventien miljoen Nederlanders zijn we maar met zo’n veertigduizend joden, van wie maar een klein deel zich religieus manifesteert. Er zijn wel wat monumenten, maar dat is het. Als ik het heb over joodse geleerden of wijzen, daar heeft de heer Buma nog nooit van gehoord. Hij heeft het over Spinoza bijvoorbeeld, maar Spinoza werd vijfhonderd jaar geleden door de joodse gemeenschap in de ban gedaan en zit nog steeds in de ban. Zelfs de christelijke samenleving heeft hem afgewezen, want zijn vrijdenken stond haaks op het christendom.’

Voelt u zich aangesproken als politici het erover hebben?
‘Nee. Dat doe ik op mijn joodse manier, door te zeggen: God heeft mij twee oren gegeven om te horen, twee ogen om te kijken en twee schouders om op te halen. Het raakt me niet, maar het irriteert me wel.’

David Wertheim (directeur van het Menasseh Ben Israël Instituut voor Joodse Sociaal-Wetenschappelijke en Cultuurhistorische Studies)

Foto: David Wertheim

Waarom wordt de term joods-christelijk zo vaak gebruikt?
‘Dat is denk ik al begonnen met Pim Fortuyn, hij had het over de joods-christelijke humanistische cultuur. Dat kwam omdat er toen veel migranten kwamen die moesten inburgeren. Er ontstond een behoefte om de Nederlandse normen en waarden te definiëren en dan wel op een manier zodat ze anders waren dan de mensen die moesten inburgeren. Maar vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw is er wel een grote identificatie met joden in de Nederlandse maatschappij ontstaan, ook met Israël. Dat liep door alle partijen heen, maar die identificatie is geclaimd door populistische partijen, door Fortuyn, Wilders en later door de christelijke partijen.’

Wat is er joods aan Nederland?
‘Er is niets joods aan Nederland. In de zeventiende eeuw was er relatieve tolerantie in Nederland naar de joden toe en er zijn altijd joden geweest in Nederland, die ook hun sporen in de cultuur hebben achtergelaten, net als andere bevolkingsgroepen.’

Wat is de joodse cultuur?
‘Dat is ingewikkeld. Je hebt natuurlijk de religieuze cultuur, die is absoluut joods, zoals de liederen in de synagogen en bepaalde schrijvers die joodse thematiek hebben, maar dat is vaak evengoed beïnvloed door andere culturen en zeker niet de essentie van de Nederlandse cultuur. Er zijn veel culturele producten van joden, maar of die één gemeenschappelijke noemer hebben, dat is nog maar de vraag. Ik denk van niet. Maar politici blijven vaag en definiëren niet wat ze met joods-christelijk bedoelen.’

Wat bedoelen zij ermee?
‘Ik denk dat ze de identificatie die er in de samenleving is met joden gebruiken voor hun eigen politieke agenda. Wilders bijvoorbeeld in zijn strijd tegen de islamisering en bij Buma voor een soort ‘Wilhelmus-nationalisme’. Om ervoor te zorgen dat mensen op ze gaan stemmen. Uit onderzoek blijkt trouwens dat het aantal joden dat op de PVV stemt onder het Nederlands gemiddelde ligt.’

Voelt u zich aangesproken?
‘Ik voel me wel aangesproken, want ze hebben het over mij. Ik word geclaimd. Joden worden voor politieke karretjes gespannen, dat is kwalijk, zeker als het karretjes zijn waar ik niet voor gespannen wil worden, zoals die van Wilders en Buma. En het is relevant voor de positie van joden, omdat het hen aangaat en het over hen gaat. Het beïnvloedt hoe er naar joden wordt gekeken en ik denk dat het weerstand tegen joden oproept.’

Opdat we niet vergeten!

0
Op 22 maart was het een jaar geleden dat Brussel werd opgeschrikt door terroristische aanslagen. De slachtoffers werden op waardige wijze herdacht, op dezelfde wijze als de terroristische aanslagen in Parijs eind vorig jaar werden herdacht. En elk jaar op 4 mei staan we in Nederland stil bij de miljoenen slachtoffers die de Tweede Wereldoorlog heeft geëist, vooral de slachtoffers die gewoon vanwege hun etnische of religieuze achtergrond zijn vermoord door de nazi’s. Dat is belangrijk, niet in de laatste plaats omdat de jonge generatie eraan moet worden herinnerd wat er gebeurd is en vooral dat het in Europa is gebeurd. Europa, dat zich niet zelden op de borst slaat als de bakermat van de beschaving. Dit kan ons nog steeds overkomen. Opdat we niet vergeten!

Ik moest daaraan denken na een bezoek aan Sarajevo, de prachtige, maar ook treurige hoofdstad van Bosnië. Terwijl hier het verkiezingscircus voortdenderde en politici van het ‘foute populisme’, zoals Geert Wilders, Thierry Baudet en Jan Roos, en het ‘niet-foute populisme’, zoals Mark Rutte en Sybrand Buma, grossierden in geklets en gelamenteer over de bedreiging van ‘onze’ identiteit door een bepaald (lees: islamitisch) deel van de bevolking, was ik een week in Sarajevo voor een conferentie.

Genoeg tijd om in de wandelgangen ervan de stad beter te leren kennen. Een stad met een loodzware geschiedenis op elke vierkante meter. ‘Eigenlijk te veel geschiedenis’, zoals een collega van de universiteit van Sarajevo zei. Sommige van die geschiedkundige gebeurtenissen zijn tegenwoordig niet meer dan een bijna exotische voetnoot, zoals de moord op de kroonprins van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie in 1914 door Gavrilo Princip, een tegenstander van de Habsburgse bezetters. Je zou op straat zomaar voorbij lopen aan de crimescène als er niet een klein museum was met honderd jaar oude foto’s.

Andere, heel erg recente geschiedenis is natuurlijk veel meer aanwezig in de straten van Sarajevo, de oorlog in Bosnië, die twintig jaar geleden formeel eindige. Sarajevo is bijna vier jaar belegerd door het Bosnisch-Servische leger onder leiding van de oorlogsmisdadiger Radovan Karadzic en zijn kompaan Ratko Mladic, met als gevolg vele duizenden doden. Het doel was de regering op de knieën krijgen en de bevolking uithongeren. Als je de stad bezoekt kun je goed zien in wat voor onmogelijke situatie de bevolking zich toen bevond. In tijden van vrede een prachtig gelegen stad in een vallei tussen beboste heuvels, maar tijdens de belegering was elk plein, elke open plek, zoals bruggen en brede wegen, het doelwit van scherpschutters en aanvallen door Servische nationalisten.

De Markale-markt in het hart van Sarajevo, nu een vriendelijke groentemarkt waar bewoners in het lentezonnetje hun inkopen doen, veranderde in 1994 in een bloedbad toen er een mortier terechtkwam. Enzovoorts, enzovoorts. Tussen de woonwijken rond het centrum zijn er grote witte begraafplaatsen, waar hier en daar mensen zitten, bloemen leggen, herdenken. Het meest onheilspellend zijn de jaartallen van overlijden op die graven, allemaal midden jaren negentig. Pas als je zoiets ziet, dringt pas écht tot je door wat hier is gebeurd. Officiële gedenkplaatsen zijn goed, maar dit is eerstelijns verdriet. Dat hakt erin.

En dan hebben we het nog niet eens over de volkerenmoord in de Oost-Bosnische stad Srebrenica in juli 1995, waar meer dan 8.000 mannen en jongens werden vermoord. De stad ligt bij de grens van wat nu de republiek Servië is en de Bosnische Serviërs wilden het gebied zuiveren van alles wat niet Servisch was. De mannen en jongens werden vermoord, omdat zij moslims waren, omdat de Servische nationalisten meenden dat hun identiteit en cultuur bedreigd werden door de moslims. Waar heb ik dat nog meer gehoord?

Tegenwoordig is Srebrenica al bijna weer vergeten. Dat viel me op tijdens de conferentie. Veel jonge mensen, zelfs met een academische opleiding, kennen die geschiedenis niet of maar heel oppervlakkig. Ook mijn eigen kinderen moesten lang nadenken. Ja, zij hadden erover gehoord, omdat er Nederlandse militairen waren. In Nederland is de massamoord eigenlijk vooral in het nieuws als politici of het leger weer eens proberen hun straatje schoon te vegen als het gaat om de verantwoordelijkheid van Dutchbat. Dat is schandalig! Deze volkerenmoord vond plaats in Europa, niet zeventig jaar geleden, maar onlangs. Sommigen in West-Europa roepen natuurlijk graag dat de Balkan eigenlijk niet tot Europa hoort, maar dat lijkt me te stompzinnig om verder op in te gaan.

In de Tweede Wereldoorlog waren het Europeanen die hun massamoord op joden legitimeerden met een verhaal over bedreiging, in Bosnië precies hetzelfde. En hoe je het ook wendt of keert, na de verkiezingen in Nederland heeft het populisme weer aan kracht en invloed gewonnen en weer met een verhaal over bedreiging.

Laten we dat vooral niet vergeten!

Waarom hoofddoekverbod slecht idee is

0
Black Tuesday. Zo zal het ongetwijfeld voor sommige hoofddoekdragende moslima’s aangevoeld hebben op dinsdag 14 maart, toen het Europese Hof van Justitie besloot dat werkgevers in hun bedrijfsreglement een clausule op mogen nemen waarin zij stellen dat het dragen van politiek, filosofische en ook religieuze symbolen niet toegestaan is op de werkvloer. Die uitspraak was het resultaat van een zaak die een Belgische moslima, Samira Achbita, en het Vlaamse Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, hadden aangespannen tegen het beveiligingsbedrijf G4S Secure Solutions, waar de dame in kwestie werd ontslagen als receptioniste, omdat zij na drie jaar zonder, opeens met een hoofddoek wilde werken. Het bedrijf gaf daarop aan dat het verboden is voor werknemers om zichtbare religieuze, politieke en filosofische symbolen te dragen.
De implicaties van dit vonnis kunnen in potentie verstrekkend zijn. En dat zonder dat er voor werkgevers grote voordelen aan verbonden zijn. Vooropgesteld, het belang van levensbeschouwelijke neutraliteit voor onze samenleving staat niet ter discussie. Met name binnen sommige takken van de overheid, waaronder de rechterlijke macht, justitie, de politie en het leger, is volledige levensbeschouwelijke neutraliteit van groot belang. Dergelijke overheidsinstanties zouden alle schijn van bevooroordeeldheid moeten willen voorkomen en de kernwaarden van het secularisme uit moeten dragen. Juist in een diverse samenleving is het van belang dat de grondslag van de overheid neutraal en seculier is en dat in bepaalde overheidssectoren absolute levensbeschouwelijke neutraliteit wordt gehandhaafd. In Nederland is dat ook al het geval, vandaar dat bijvoorbeeld rechters, maar ook geüniformeerde ambtenaren, zoals militairen en politieagenten, geen zichtbare politieke, filosofische of religieuze symbolen mogen dragen.

Het is echter zeer de vraag of een dergelijk verbod ook voor het bedrijfsleven, waar de uitspraak van het Europese Hof dus over gaat, zou moeten gelden. Natuurlijk, in principe heeft elk bedrijf het recht om bijvoorbeeld kledingregels voor te schrijven, onder andere met betrekking tot uniformen. De uitspraak zouden we dus in het verlengde van dat recht kunnen zien. Evengoed zouden we kunnen stellen dat de implicaties van dit advies veel verder strekken dan kledingvoorschriften alleen en dat in de praktijk de mogelijkheid een dergelijk bedrijfsreglement in te voeren, de mogelijkheid opent tot grootschalige discriminatie van hoofddoekdragende moslima’s in de private sector. Want in de huidige tijd, en in de context van een heftig maatschappelijk en politiek debat over de islam, bestaan er veel negatieve opvattingen over moslims, in het bijzonder over hoofddoekdragende moslima’s. Daardoor kunnen burgers negatief beoordeeld worden door hun medeburgers, op basis van het feit dat zij – zichtbaar – een bepaald geloof aanhangen. Discriminatie op de arbeidsmarkt is daar een gevolg van. En veel moslima’s die een hoofddoek dragen zijn daar het slachtoffer van. In veel bedrijfstakken is men bang voor een negatieve reactie wanneer een klant of zakenrelatie hoofddoekdragende moslima’s aantreft in het bedrijf. De hoofddoek is dan ook iets wat veel bedrijven actief proberen buiten te houden. Met discriminatie tot gevolg.

Nu kun je persoonlijk vinden van de hoofddoek wat je wil – ik vind het zelf van oorsprong, dus zeker niet altijd in de praktijk, een symbool van het patriarchaat – maar het dragen ervan zegt vrij weinig over de kwaliteiten en vaardigheden van een werknemer. Negatieve reacties op de hoofddoek zijn dan ook niet gebaseerd op merites, op de kwaliteiten en prestaties van de dame in kwestie, maar op de vooroordelen over de dame en haar levensbeschouwelijke symbool. Wanneer een goed presterende werknemer toch ontslagen wordt, op basis van het feit dat zij een hoofddoek draagt, is dat schadelijk. Niet alleen omdat hier een persoon slachtoffer is geworden van negatieve opvattingen over – de zichtbare uitingen van – een religie, maar ook omdat op deze wijze capabele arbeidskrachten, die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij, van de arbeidsmarkt dreigen te verdwijnen.

Discriminatie op de arbeidsmarkt is iets wat we actief moeten bestrijden. Niet alleen vanuit het menselijke perspectief, maar ook omdat het van belang is voor onze economie en samenleving. Maatregelen die discriminatie op de arbeidsmarkt zouden kunnen faciliteren of zelfs institutionaliseren moeten we niet in willen invoeren. De mogelijkheid tot het invoeren van een bedrijfsreglement dat bepaalt dat zichtbare politieke, filosofische en religieuze symbolen op het werk niet toegestaan zijn, omdat het bedrijf een beleid van religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit voert, is een dergelijke maatregel. Want gezien het huidige klimaat van discriminatie op de arbeidsmarkt is het niet geheel onwaarschijnlijk, en eerder zeer waarschijnlijk, dat veel bedrijven dergelijke clausules zullen opnemen, niet gemotiveerd door het streven naar levensbeschouwelijke neutraliteit, maar door de wens om geen vrouwen die een hoofddoek dragen te hoeven aannemen.

De mogelijkheid tot het implementeren van een levensbeschouwelijk neutraal beleid zal dus discriminatie op de arbeidsmarkt een legale basis geven. De gevolgen daarvan kunnen groot zijn. Allereerst kan het de nodige gevolgen hebben voor de arbeidsparticipatie van vrouwen met hoofddoek. Als veel bedrijven een dergelijk bedrijfsreglement invoeren, kan dat leiden tot uitsluiting van vrouwen met hoofddoek uit een groot aantal beroepen, met als gevolg minder mogelijkheden tot deelname aan de arbeidsmarkt en grotere kans op werkloosheid.

Naast de mogelijke gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen met een hoofddoek kan een op grote schaal ingevoerd verbod op levensbeschouwelijke symbolen binnen de private sector ook een breed gedeeld gevoel van uitsluiting onder moslims tot gevolg hebben. Op het moment dat een deel van de moslima’s in ons land niet in staat is met behoud van de eigen identiteit fatsoenlijk te participeren op de arbeidsmarkt, bestaat de kans dat zij dat ervaren als uitsluiting en zich afkeren van de samenleving, wat ingrijpende gevolgen kan hebben voor onder meer de integratie, radicalisering en de totstandkoming van een Europese islam. Dat zijn onwenselijke effecten, die we moeten voorkomen.

Tot slot is er, vanuit seculier perspectief, geen enkele meerwaarde van levensbeschouwelijke neutraliteit in de private sector. Zoals hierboven al is gesteld is levensbeschouwelijke neutraliteit absoluut van groot belang binnen bepaalde overheidssectoren, maar dat gaat niet eveneens op voor het bedrijfsleven. Gezien de in het huidige politieke en maatschappelijke klimaat grote bestaande kans op negatieve gevolgen aangaande de participatie van hoofddoekdragende vrouwen op de arbeidsmarkt en de uitsluiting die wordt ervaren door moslims in onze samenleving, in combinatie met het feit dat er geen echte meerwaarde voor onze maatschappij vastzit aan levensbeschouwelijke neutraliteit in de private sector, kunnen we stellen dat de uitspraak van het Europese Hof geen goede zaak is. Verre van zelfs, aangezien die potentiële gevolgen ervan verstrekkend kunnen zijn. Het kan natuurlijk zijn dat de soep uiteindelijk niet zo heet gegeten zal worden als ze zal worden opgediend, maar voorlopig is er geen reden om positief te oordelen over een dergelijke uitspraak die een gemiste kans vormt voor het bestrijden van discriminatie en het uitdragen van de seculiere kernwaarden van onze samenleving.

Zelfserviceautomaat moet taboe op soa’s doorbreken

0
In Den Haag kunnen mensen sinds 21 maart volledig anoniem een soa-test ophalen bij de apotheek. De initiatiefnemers van de zelfserviceautomaat voor soa-testen geloven dat geslachtsziektes op deze manier veel eerder ontdekt worden. De Kanttekening sprak daarover arts infectieziektebestrijding Hanna Bos.

Sinds 21 maart kan je in Den Haag een soa-test uit de muur trekken. Bij de apotheek op het Prins Hendrikplein in het Zeeheldenkwartier staat een zelfserviceautomaat, waar je via een touchscreen kunt kiezen uit vijf verschillende testen. Met name Turkse en Marokkaanse Nederlanders zouden gebruik maken van deze service vanwege de anonimiteit die gewaarborgd wordt. “De test komt in een discrete doos uit de automaat. Thuis neem je de test af. Die stuur je naar het laboratorium en je krijgt binnen drie werkdagen de uitslag in je mail”, lichten de bedenkers van dit concept, Marlous Lasschuyt en Klazien Visser, toe in een reactie aan de NOS. “Dit is een hele discrete anonieme oplossing om op een soa te testen.”

Uit de laatste kerncijfers over seksuele gezondheid die tot stand gekomen zijn via het Centraal Bureau voor de Statistiek in samenwerking met Rutgers, RIVM en Soa Aids Nederland, blijkt onder meer dat Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond zich in 2016 vaker lieten testen op hiv of een andere soa dan autochtonen. Volgens de cijfers liet vorig jaar 7,6 procent van de bevolking met een niet-westerse migratieachtergrond zich testen op hiv en 8,4 procent van deze groep liet zich testen op een andere soa, van de autochtone groep Nederlanders was dit percentage respectievelijk 3,9 procent en 4,8 procent.

Toch is er een kanttekening te plaatsen bij deze cijfers. “De kerncijfers over seksuele gezondheid zijn gemeten over een hele brede groep, namelijk over de leeftijdscategorie van 16 tot 85 jaar”, meldt Hanna Bos, arts infectieziektebestrijding van Soa Aids Nederland. “Alle leeftijdsgroepen zijn dus bij elkaar gegooid, wat een ongenuanceerd beeld schetst. Er zijn natuurlijk grote verschillen tussen tachtigjarigen en bijvoorbeeld twintigjarigen. Daarnaast zien we ook verschuivingen bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. De richtlijn van de huisarts onderschrijft bijvoorbeeld om alle Turkse en Marokkaanse Nederlanders van zowel de eerste als de tweede generatie op alle geslachtsziekten te laten testen. In de praktijk zien we echter dat het bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders uit de tweede generatie meestal alleen nodig is om te testen op chlamydia.” Chlamydia is een soa die over het algemeen vaak voorkomt.

Mensen van buiten West-Europa, Noord-Amerika of Australië hebben volgens Soa Aids Nederland een verhoogde kans op hiv en andere soa’s, in deze regio’s komen geslachtsziektes namelijk vaker voor. De NHG-richtlijn, protocol voor huisartsen, adviseert dan ook om extra alert te zijn bij patiënten die afkomstig zijn uit deze gebieden. Bos: “Uit de praktijk weten we dat huisartsen het lastig vinden om pro-actief te werk. Voor veel mensen is hiv en andere geslachtsziekten een gevoelig onderwerp en niet altijd makkelijk bespreekbaar.” Toch moeten huisartsen volgens Bos wel een inschatting maken waarbij zij ook etniciteit meewegen. “Als huisarts is het lastig om te zeggen: je bent een Ghanese vrouw van vijftig met een hoge bloeddruk, laten we gaan testen op hiv. Het lijkt dan alsof zo’n huisarts etnisch aan het profileren is, maar in feite moet een huisarts ook gewoon werken met het gegeven dat er bepaalde risicogroepen zijn. Van blanke vrouwen met blonde haren weten we ook dat zij een hogere kans op osteoporose (broos wordende botten, red.) hebben, dus daar zijn we ook alerter op.”

Volgens Bos heerst er een groot taboe op hiv en andere geslachtsziektes in de Turkse en Marokkaanse gemeenschappen. “Maar ook onder autochtonen zien we dat het een gevoelig onderwerp is”, voegt zij eraan toe. “We zien vaak dat een hiv-infectie te laat ontdekt wordt, dat heeft te maken met het sociale stigma rondom hiv. We proberen dit probleem aan te pakken, want het is essentieel om er zo vroeg mogelijk bij te zijn wanneer iemand besmet is met hiv, de zelfserviceautomaat in Den Haag verlaagt de drempel om je te laten testen, dus dat zie ik als een positieve ontwikkeling. Hiv en ook andere geslachtsziekten wekken vaak de associatie op van losbandige seks en wisselende sekspartners, maar de meeste infecties worden overgedragen in een vaste relatie. Vaak zijn er ook nog misvattingen over wat hiv precies is en wat de gevolgen kunnen zijn. Zo zijn er bijvoorbeeld mensen die denken dat hiv overdraagbaar is door elkaar de hand te schudden. Zo’n stigma is vaak gebaseerd op vooroordelen en kan ook te maken hebben met culturele achtergronden. Dergelijke stigma’s worden in stand gehouden door kennisgebrek, dat is een zorgelijk punt, maar we werken er hard aan om het te doorbreken.”

Hoe meer Europa inbeukt op Erdogan, hoe sterker hij thuis staat

0
Was dit het Goejanverwellesluis-moment in de relatie tussen Nederland en Turkije? Op die plek in de polder even ten westen van Utrecht werd in 1787, op weg naar Den Haag, de koets van prinses Wilhelmina tegengehouden, de echtgenote van de naar Nijmegen uitgeweken stadhouder Willem V, die met die tocht een vergeefse, want door de Nederlandse autoriteiten ongewenste poging deed de macht van haar man over zijn Nederlandse onderdanen te herstellen.

Nu was het de Turkse minister van Familiezaken Kaya die per auto vanuit Duitsland naar Rotterdam was gereisd en een vergeefse poging deed het Turkse consulaat in de stad binnen te komen om zo het gezag van haar grote held, president Erdogan , over zijn vermeende Turks-Nederlandse onderdanen, te herstellen. Pas na het dreigement van de politie, de minister met auto en al door een kraanwagen van voor de poorten van het consulaat de stad uit te zullen laten slepen, gaf zij tierend haar poging op. Daar moet toch een aardig script voor een film inzitten.

In 1787 leidde deze ‘belediging’ tot militair ingrijpen van Wilhelmina’s broer, koning Frederik Willem II van Pruisen, waarna het Nederlandse bewind van haar tegenstanders instortte en de stadhouder in zijn macht werd hersteld. Zover zal het nu wel niet komen, ofschoon het demissionaire kabinet Rutte-II al op zijn laatste benen loopt, en Erdogan , niet minder beledigd dan de Pruisische koning indertijd, al met economische sancties heeft gedreigd en de – toevallig net in Turkije absente – Nederlandse ambassadeur de terugkeer naar Ankara weigert.

Of de soep uiteindelijk ook zo heet gegeten wordt, is een tweede, maar duidelijk is dat de kwestie diplomatiek volledig is ontspoord. Den Haag heeft daarbij in de beginfase ook niet al te handig geopereerd, maar nadat Ankara met bewuste provocaties olie op het vuur had gegooid, kon ook Nederland niet anders dan zich schrap zetten; in die omstandigheden is dat de enige taal die Erdogan verstaat. Het tegendeel zou nu een beloning zijn voor diens bullebakkerige intimidatiepolitiek. Zeker nadat hij de Nederlandse regering van nazigedrag beticht had, maar misschien moet Nederland dat, aangezien Erdogan zelf eens eerder het bewind van Hitler als voorbeeld van een effectief presidentieel systeem de hemel in had geprezen, maar gewoon als een compliment opvatten.

Dat het zo snel op zo’n rel is uitgelopen, heeft evident – want dat verklaart waarom beide partijen er zo met gestrekt been in zijn gegaan – electorale redenen. Als wel vaker, versterken de extreme reacties elkaar. Door ferm te zijn, heeft het kabinet, met de hete adem van Wilders in de nek laten zien dat het echt niet over zich heen laat lopen. Hoezeer de eigen verkiezingen een rol speelden, illustreerde het Haagse verzoek aan Ankara toch vooral niet vóór 15 maart te komen.

En omgekeerd, is elke tegenstand die Erdogan in Europa ondervindt, weer koren op zíjn molen. Het zal ongetwijfeld veel nationalistische Turkse kiezers, zowel in Turkije zelf als in Europa, die zich nu geschoffeerd voelen, bij het referendum in april in het ja-kamp drijven, en het daarmee mogelijk de overwinning bezorgen, die tot nu toe lang niet zeker was. Hoe meer Europa inbeukt op Erdogan , hoe sterker hij thuis staat, hoe meer hij zijn tegenstanders als met Europa heulende landverraders kan wegzetten en het door zijn tegenstanders bepleite nee-stem als een poging Turkije te verzwakken. Door met sancties te dreigen, poseert Erdogan nu als sterke man – precies zoals Rutte dat ook doet, door niet voor die dreigementen te wijken. De nieuwe ‘vijand’ kwam Rutte electoraal van pas. Hetzelfde geldt nu voor Erdogan .

Opvallend is, dat – anders dan alle Nederlandse politieke partijen die zich mede uit Wilders-angst achter het kabinet hebben geschaard – de meeste grote kranten in hun hoofdcommentaar de Nederlandse weigering om Turkse ministers toe te laten juist hebben bekritiseerd: de vrijheid van meningsuiting geldt ook voor ongewenste meningen, en de Turkse ministers deden niets illegaals. Is nu niet ook een D66-Kamerkandidaat in het buitenland onder Nederlandse expats op stemmenjacht?

Nederland voegt zich in dat opzicht naar de onwil die even eerder al Duitsland en later Oostenrijk betoonde, waar Frankrijk de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Çavu?o?lu gewoon in Metz heeft laten landen. Die kon daar gewoon een weinig opzienbarend praatje houden. Als dat zonder alle voorafgaande ophef ook bij ons was gebeurd, dan had er vermoedelijk geen haan naar gekraaid.

De cruciale vraag is daarbij wel, of de Nederlandse vrijheid van meningsuiting ook zomaar gebruikt mag worden voor pleidooien om die in Turkije af te schaffen. Want daarop komt het ‘ja’ voor het presidentiële stelsel dat Erdogan in wil voeren, natuurlijk feitelijk neer. Dat maakt in elk geval de verontwaardiging van Ankara, en het gescherm met democratische waarden en vrijheden door Erdogan , volslagen hypocriet. Hoe ongehoord het in diplomatiek opzicht ook mag zijn dat de minister van een (nog altijd!) bondgenoot als ongewenste vreemdeling het land wordt uitgezet – zij kon wel ongeschonden vertrekken. Haar was, net zomin als overigens Wilhelmina in 1787, fysiek geen haar gekrenkt. Zij is niet opgesloten, zoals Erdogan in eigen land massaal met critici doet.

Hoe nu verder? Van belang is dat Europa in dit soort kwesties één lijn leert trekken, opdat het niet meer door potentaten-met-lange-tenen als Erdogan (of Poetin) uit elkaar gespeeld kan worden. Tegenover Ankara staat Den Haag in zijn eentje zwak, en alleen samen met Brussel sterk: die sancties waarmee Erdogan dreigt, zouden automatisch de hele Europese Unie betreffen – en daarmee schiet hij zichzelf economisch toch wel echt in eigen voet. Als iets de noodzaak van Europese samenwerking illustreert, dan is het wel een rel als deze.

Biesdonkers stemmen vooral PVV of Denk

0
In Biesdonk zijn Denk en de PVV de twee grootste partijen. Waarom wordt hier zo extreem gestemd? Onze verslaggever Freek de Swart toog naar Biesdonk.

Hoewel de PVV en Denk qua verkiezingsprogramma lijnrecht tegenover elkaar staan, hebben ze ook iets gemeen. De achterbannen van deze partijen wonen namelijk opmerkelijk vaak in dezelfde wijken. In de Bredase wijk Biesdonk zijn Denk en de PVV zelfs de twee grootste partijen geworden bij de afgelopen Tweede Kamerverkiezingen. Wat drijft de bewoners van Biesdonk naar de zijkanten van het politieke spectrum?

Biesdonk is een ‘achterstandswijk’ gelegen aan de rand van de stad. De straten zijn schoon, maar maken door de povere voortuinen toch een verpauperde indruk. Buiten het winkelcentrum en het buurthuis zijn er weinig sociale voorzieningen.

De secretaris van het buurthuis, John de Graaf, heeft op de PVV gestemd bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen en is niet verbaasd dat de partij de grootste is geworden in de wijk. Volgens De Graaf stemmen mensen vooral op Geert Wilders vanwege de ‘Marokkanen’ en ‘Turken’ in de wijk. ‘Toen ik hier kwam wonen werd er gezegd ‘maximaal drie buitenlanders per straat’ en moet je nu zien.’ Volgens hem ontstaan veel problemen in de omgeving doordat deze groepen niet integreren. Als voorbeeld noemt De Graaf een Marokkaans taalclubje dat zijn buurthuis vanavond huurt. Die blijven volgens hem nooit hangen na de les. ‘Ze hoeven niks met ons van doen te hebben.’

De Hindoestaanse Nederlander Albert Rampersad heeft GroenLinks gestemd en is het niet eens met De Graaf. Hij begrijpt de populariteit van Denk in de wijk en verwerpt de term ‘buitenlander’. Volgens hem zijn alle inwoners van Zuid-Amerika ook buitenlanders, omdat ze de inheemse bevolking hebben uitgemoord. ‘Ja, maar jij bent geen buitenlander joh’, zegt een andere man aan de tafel in het buurthuis. Rampersad houdt voet bij stuk. ‘Ik werd in het begin ook met een scheef oog aangekeken toen ik hier kwam wonen. Totdat ze me leerden kennen’, vertelt hij. ‘Maar dat is het punt’, reageert de Graaf.

Een paar straten van het buurthuis vandaan genieten vier Marokkaanse Nederlanders van het warme weer. Geen van hen heeft gestemd, maar Denk is populair. Mounir was van plan om op Tunahan Kuzu te stemmen, maar is het vergeten. Hij denkt niet dat Denk veel kan veranderen, maar hoopt dat de opkomst van de partij een signaal afgeeft. Een verklaring waarom de PVV de grootste is in Biesdonk heeft hij niet. ‘Met die mensen ga ik niet om.’

Monique Gommers is samen met haar zoon aan het tuinieren in de voortuin. Ze zegt verbaasd te zijn dat de PVV en Denk zoveel stemmen hebben gekregen in haar wijk. ‘Ik denk dat Wilders met zijn taalgebruik veel mensen bereikt die het al niet zo breed hebben. Zeker nu met de vluchtelingencrisis.’ Het succes van Denk ziet ze vooral als reactie op de groei van de PVV. Ze noemt haar eigen relatie met de Turkse en Marokkaanse Nederlanders in de wijk ‘goed’. Haar zoon gaat ook bewust naar het nabijgelegen Kellebeek college, omdat daar veel kinderen met een migratieachtergrond naar school gaan. Gommers heeft op de VVD gestemd, omdat ze als onderneemster tevreden is met het recente kabinetsbeleid.

Van de kleine tienduizend bewoners in Biesdonk, is een derde van niet-westerse afkomst. En hoewel autochtonen en nieuwe Nederlanders dus dicht op elkaar wonen, is er van onderling contact weinig sprake. Ook Jan de Groen kent zijn buren met migratieachtergrond niet. Volgens hem komt dat door het geloof. Hij vergelijkt de situatie met die van de protestanten in Noord Brabant van de jaren vijftig. Hij vindt het vooral zorgelijk dat Denk zo groot is geworden. ‘Daar klopt helemaal niets van, ze mogen blij zijn dat ze in Nederland zijn.’ De Groen heeft op de SP gestemd. Aan een proteststem op de PVV heeft hij nooit gedacht, omdat hij ‘buitenlanders in de familie heeft’.

De verdeelde wijk zorgt er ook voor dat sommige mensen tussen wal en schip belanden. Een Turks-Nederlands echtpaar wil alleen anoniem iets zeggen. Beiden zijn namelijk sympathisant van de sociale beweging Hizmet, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de couppoging van afgelopen juli in Turkije, en willen geen conflict met de andere Turkse Nederlanders in de wijk. Normaliter stemmen beiden op D66, maar bij de laatste verkiezingen hebben ze ‘strategisch’ op de VVD gestemd. De vrouw vermoedt dat mensen op Denk stemmen, omdat ze zich buitengesloten voelen. Haar eigen vader heeft ook om die reden op Denk gestemd. Zelf herkent ze dat gevoel niet. ‘Ik ben hier geboren en opgegroeid en heb nooit discriminatie gevoeld, tot dat gedoe in Rotterdam.’ Haar man werd op zijn werk naar aanleiding van het Turkse protest bij het Turkse consulaat in Rotterdam aangesproken op zijn Turkse achtergrond. ‘Ze verpesten onze Turkse naam.’

Een gedwongen verblijf in het onvrije nazistische Nederland

0

Open brief aan president Erdogan

Geachte president van Turkije,

Ik vraag me af of u deze brief zult lezen. De bespiegelingen van een bezorgde Nederlander zullen u waarschijnlijk koud laten. Mogelijk zijn ze te fascistisch of zelf nazistisch van aard. In uw ogen dan. Aan de andere kant, er zijn blijkbaar in dit land ook mensen die u maar al te graag op de hoogte houden van wat hier over u en Turkije wordt geschreven en gezegd. Dus ga ik er van uit dat dit verhaal u toch gaat bereiken.

Laat ik eerst stellen dat ik u begrijp. U wilt Turkije laten opstomen in de vaart der volkeren. Per slot van rekening was uw land een beetje een achtergebleven gebied aan de rand van Europa. Een soort ontwikkelingsland, maar dan buiten Afrika. Uw allerarmsten zijn sinds de jaren zestig van de vorige eeuw uitgestroomd over Europa om hier de allerlaagste baantjes te doen. Baantjes waar wij, fascistische westerlingen, onze nazistische neus voor ophalen. We waren maar wat blij met al die gastarbeiders. In Nederland alleen wonen meer dan 400.000 mensen van Turkse afkomst, vaak geboren en getogen in onze nazistische welvaartsstaat, waar de vrijheid van meningsuiting niet gegarandeerd is, waar ze hun godsdienst niet mogen belijden, waar ze hun taal niet mogen spreken, waar ze geen stemrecht hebben, waar hun vrouwen de losbandigheid wordt opgedrongen en waar het Nederlanderschap ze van staatswege wordt opgelegd. Zo zijn wij namelijk. Altijd al geweest. Pure nazi’s.

U bent tamelijk ambitieus. President zijn is blijkbaar niet genoeg. Mogelijk geeft het te weinig voldoening in een parlementaire democratie, wat uw land – althans op papier – nog steeds is. Lastig werken met die oppositie, die lui die alsmaar tegenstemmen. En dan die Koerden! Die moorden er lustig op los, alsof het ze daarom te doen is. Waarschijnlijk ook echte nazi’s. Die lui kunnen zichzelf toch niet regeren? Dat doet u dan toch voor ze? U weet wat goed voor ze is. En dan zijn ze zo ondankbaar! Daarom laat u ze de knoet stevig voelen, vrouwen, kinderen en grijsaards incluis. Je moet het kwaad per slot van rekening met wortel en tak uitroeien!

En die couppoging? Oh ja, die couppoging! Wat erg, hè? Volgens uw eigen zeggen een godsgeschenk, want het stelt u in staat voorgoed een eind te maken aan die Gülen-terroristen. Maar ja, dat zijn ook nazi’s, dus u heeft geen keus. U heeft er inmiddels ruim 134.000 ontslagen en ruim 47.000 gevangengezet. U zult daar op termijn ongetwijfeld de vruchten van plukken. In Irak zijn ze nog steeds niet hersteld van de debaathificatie, waardoor de staat van zijn ruggengraat werd ontdaan. Maar dat is natuurlijk een heel ander verhaal. Want, laten we wel wezen, Iraki’s zijn ook nazi’s.

En nu bent u boos op het nazistisch-fascistische Nederland. Met recht. Uw ministeriële boodschappers hadden terecht ongevraagd toegang geëist tot ons Nederlands grondgebied, zodat ze uw plannen om Turkije naar uw visie te vormen aan hun Turkse landgenoten in Nederland hadden kunnen uitleggen. Voorzien van stemadvies, natuurlijk. Uw onderdanen in Nederland hebben natuurlijk ook veel belang bij een Turkije dat volgens uw visie is gevormd. Daar ligt hun verleden en wie zou nu niet graag vertellen dat die uit het rijke, welvarende Turkije van Erdogan komt? Dat verzacht de pijn van hun gedwongen verblijf in het onvrije, nazistische Nederland. Alle begrip.

En als u uw doel heeft bereikt dan zal het neo-Ottomaanse Turkije weer zo sterk zijn dat het Europa niet meer nodig heeft. Dan kan uw land zijn eigen boontjes doppen. Dus artikel 4 van het Noord-Atlantisch Verdrag hoeft dan in tijd van nood ook niet meer te worden gebruikt om de hulp van de NAVO in te roepen. Dan hoeven die fascisten uit Holland met hun raketafweersystemen ook niet meer te komen om uw volk tegen uw oorlogszuchtige zuiderburen te beschermen. Zoals ze dat in 1991, 2003 en 2013 ook hebben gedaan. Dat kunt u alleen wel af, zonder die Hollandse nasi eh, nazi’s. Dan bent u weer helemaal de baas in uw eigen land. Zoals wij de baas zijn in het onze!

Groet!

Peter Wijninga

De Vietnamese kolonel en Trump

0

De verbijstering en consternatie die het optreden van de Amerikaanse president Donald Trump bij velen oproept doet mij denken aan een aardig verhaal naar aanleiding van de Vietnam-oorlog. Het gaat over een Amerikaanse kolonel die na de oorlog een voormalige Vietnamese collega tegenkomt. Zij spreken over de langdurige oorlog die door de Fransen en later de Amerikanen in Vietnam tegen de Noord-Vietnamezen werd gevoerd.

Een oorlog tegen ‘het communistische gevaar’, zoals de Noord-Vietnamezen onder Ho Chi Minh door de Verenigde Staten en een groot deel van de westerse wereld werden beschouwd. Een oorlog die door de Amerikanen als zeer frustrerend werd ervaren, tegen een tegenstander die openlijke gevechten meed, maar daarentegen onverhoeds toesloeg vanuit hinderlagen, veel slachtoffers veroorzaakte en daarna weer het hazenpad koos en zich wekenlang koest hield.

Een ongrijpbare vijand als de Vietcong maakte dat het publieke draagvlak voor de oorlog in het Amerikaanse thuisland verschrompelde, men was de vele Amerikaanse ‘body bags‘ zat en men voelde zich steeds ongemakkelijker over de vele onschuldige slachtoffers van de Amerikaanse bombardementen. Ook de wereldopinie was steeds minder op de hand van de Amerikanen, iets wat de Noord-Vietnamezen goed wisten uit te buiten.

Daardoor nam de steun voor Noord-Vietnam zelfs toe. Het was niet zo zeer de onvrede over het militaire resultaat van de Amerikaanse interventie dat de Amerikanen uit Vietnam verdreef, maar de eigen publieke en wereldopinie die de uitzichtloze, dodelijke oorlog al lang moe was, waardoor de VS uiteindelijk de handdoek in de ring gooide en toenmalig president Richard Nixon peace with honor nastreefde. De Amerikaanse terugtrekking uit Vietnam in 1973 leidde uiteindelijk tot de Noord-Vietnamese overwinning in 1975 en de hereniging van Noord- en Zuid-Vietnam tot het huidige Vietnam.

In het gesprek met zijn voormalige Vietnamese tegenstander zegt de Amerikaanse kolonel you know, you never defeated us on the battlefield. Waarop de Vietnamese kolonel antwoordt that may be true, but it’s also irrelevant.

Dat lijkt ook van toepassing op het verschijnsel Trump. Het is waar dat we te maken hebben met een zeer verwende, kinderachtige aandachtsjunk die niet tegen zijn verlies kan, voortdurend vals speelt, liegt en bedriegt, geen respect heeft voor de Amerikaanse rechtsstaat, internationale orde, buitenlandse regeringsleiders en binnenlandse politici, Democraten én Republikeinen, veiligheidsdiensten, ambtenaren, enzovoorts.

Het is de vraag of het relevant is voor zijn functioneren en welslagen als president. Zijn eigen achterban glimt van trots, omdat hij blijkbaar niet alleen duidelijk zegt wat hij doet, maar ook daadwerkelijk doet wat hij zegt. Die achterban is toch al wars van de ‘linkse media’ en het politieke establishment in Washington D.C. Die achterban ligt ook niet wakker van de rest van de wereld, sterker nog, die wil daar het liefst niets mee te maken hebben.

Het is ook zeer de vraag of al die consternatie en verbijstering tot iets zal gaan leiden. Het zal de decreten van Trump niet gaan beïnvloeden, terwijl zijn achterban de hele heisa juist zal zien als bevestiging van wat ze al lang wist: de media en de politiek zijn tegen onze Donald en hij bestrijdt ze te vuur en te zwaard. He’s our boy! Well done!

Tot nu toe is de oppositie tegen Trump net zo effectief als de Amerikaanse strijd tegen de Vietcong in Vietnam: het deert hem niet, zolang zijn eigen achterban vierkant achter hem blijft staan en zelfs sterker wordt. Het is tijd om te gaan nadenken over een effectievere manier van oppositie voeren. En dat kan alleen maar door hem te beoordelen op zijn daden.