7.4 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 798

All you can eat

0

Het is eigenlijk een tegenstrijdige gang van zaken. Aan de ene kant willen we dat kinderen zich op school op hun gemak voelen, dat ze mogen zeggen wat ze willen en erop kunnen vertrouwen dat ze veilig zijn. Aan de andere kant willen we kinderen soms juist uit hun comfortzone trekken, nieuwe dingen laten ontdekken. Een perfecte methode daarvoor is de werkweek. De leerlingen gaan een weekje naar het buitenland en verkennen de stad of het gebied waar ze verblijven.

Heel veel kinderen, niet alleen op onze school, gaan nooit op vakantie. Of heel soms, maar dan bijvoorbeeld naar het land van herkomst van hun ouders. Een maand naar Turkije of Marokko, familiebezoek. Zo’n vakantie is misschien best een tijdje leuk, maar veel kinderen zijn blij om weer terug te komen. Hier speelt hun leven zich af, op school, op straat, in de wijk. Ze zijn hier thuizer dan in het land van herkomst. Een schoolreis met de klas naar een onbekende bestemming is dus echt een grote stap buiten de comfortzone en wordt dan ook meestal met gemor tegemoetgezien. Na afloop klinkt een heel ander geluid, iedereen heeft de tijd van zijn of haar leven gehad. Er is daarna ook altijd een nieuw soort saamhorigheid in de klas. Samen nieuwe dingen meemaken schept een band.

Dat kinderen hun eigen comfortzone creëren en koesteren, dat snap ik. Ik hou zelf ook van oud en vertrouwd. Maar goed, ik ben allang volwassen en onverbeterlijk niet meer te veranderen. Bij kinderen ligt dat (gelukkig maar!) anders. Het is goed dat kinderen nieuwe ervaringen opdoen, dingen meemaken die ze niet gewend zijn of die ze niet kennen.

Om weer eens voet buiten de comfortzone te zetten gingen we onlangs uit eten. Ik had een restaurant uitgezocht waar je voor een vaste prijs twee uur kan eten. Zo konden we de kosten in de hand houden. Het was restaurant Vandaag in Amsterdam-Zuid waar je voor eenendertig euro twee uur lang mag eten wat je wilt.

Van tevoren ging ik in de klas even inventariseren hoe het gesteld was met het buiten de deur eten. Wie is er weleens uit eten geweest? Iedereen stak z’n vinger op. En als ik McDonald’s nou niet meetel? Alle vingers gingen weer omlaag. Als er uitgegeten wordt, dan is dat meestal bij McDonald’s. Met alle respect voor McDonald’s, dat was natuurlijk niet wat ik bedoelde met uit eten gaan. Het concept van restaurant Vandaag is als volgt: er staat een buffet met voorafjes, hoofdmaaltijden en toetjes en voor eenendertig euro mag je je daar twee uur lang van opscheppen. Hoeveel je ook neemt, iedereen betaalt hetzelfde bedrag.

Meteen uit school togen we erheen. Ik weet niet of u er weleens geweest bent, maar er is in het restaurant een overvloed aan eten te zien, dus dan zit je meteen al met een probleem: waar te beginnen? Van tevoren had ik een eetprotocol toegelicht. ‘Luister, je mag alles eten wat je wil, je mag ook zo vaak gaan als je wil, maar wat je opschept eet je op. Iets wat je niet kent, daar neem je een klein beetje van en als je ‘t lekker vindt neem je meer, lust je het niet, dan mag je dat hele kleine stukje laten staan, maar verder wordt er niets weggegooid. Je mag ook beginnen bij de toetjes, maakt mij niet uit.’

Dat we twee uur gebruik mochten maken van het buffet betekende dat die twee uur ook ultiem benut werden. Er was tenslotte voor betaald, of ze nou meer of minder aten, de prijs bleef hetzelfde. Dan laat je natuurlijk niets liggen. De kinderen aten dus twee uur lang. Tot ze niet meer konden.

Ik dacht bij mezelf hoe ingeburgerd de kinderen eigenlijk zijn. Die Nederlandse mentaliteit zit er helemaal in!

‘Wees niet bang om jong en onervaren te zijn’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: de Guyaans-Nederlandse Jahkini Bisselink (18).

Wat doe je?
‘Ik ben jongerenvertegenwoordiger namens Nederland bij de VN. Dat betekent dat we enerzijds met veel jongeren in gesprek gaan over thema’s zoals vrede, veiligheid, mensenrechten en diversiteit om vervolgens dit geluid te laten horen tijdens internationale bijeenkomsten en congressen zoals die van de Algemene Vergadering van de VN. Ook mogen we mee onderhandelen over resoluties die jongeren aangaan en zitten we om de tafel met Kamerleden en ministers.’

Waar wil je heen?
‘Vaak krijg ik de vraag of ik politieke ambities heb. Om heel eerlijk te zijn, dat lijkt me niks. Ik jongerenvertegenwoordiger geworden vanuit een maatschappelijke ambitie om de wereld een stukje inclusiever te maken. Daarom zie ik mezelf wel werken bij een ngo of VN-orgaan zoals UNICEF of UNHCR. Van jongs af aan ben ik al actief bij allerlei organisaties zoals Jongeren Milieu Actief en War Child.’

Heb je een kruiwagen?
‘Tijdens mijn middelbare schooltijd, wat voor mij niet eens een jaar geleden is, heb ik het geluk gehad heel aardige, maar ook kritische vrienden te mogen ontmoeten. Daarnaast haal ik veel inspiratie uit muziek. Rappers als Typhoon, Kendrick Lamar, maar ook zangeressen als Nina Simone hebben mij heel anders naar politiek en maatschappelijke vraagstukken laten kijken. Ik ben opgegroeid in een vrij diverse omgeving, met mensen die heel links georiënteerd zijn, maar ook mensen van ‘het nieuwe rechts’. Als jongerenvertegenwoordiger is het heel belangrijk om van beide partijen te weten wat er nou precies speelt en hoe met verschillende meningen om te gaan. Mijn kruiwagen was mijn omgeving die mij de kans gaf een kritische en open blik op de samenleving te vormen.’

Zijn er beren op de weg?
‘Niets dat niet overwonnen kan worden. Een vriendin zei ooit op de laatste dag van een dramatische toetsweek, met drie uurtjes slaap en een ongezonde dosis koffie, tegen mij: ‘Jahkini, everything is going to be alright, and if its not alright, it is not the end’. Zo heb ik mijn leven altijd proberen te leven. Als iets een keer niet gaat zoals jij het wil, is dat niet het einde van de wereld, maar als je iets écht wil, moet je er alles aan doen om het te bereiken.’

Heb je tips?
‘Wees niet bang om jong en onervaren te zijn. Niemand is perfect en we zijn allemaal lerende.’

Arabische fitna versus Chinese conflictvermijding

0

Hasan Kücük, fractievoorzitter van de Islam Democraten in de Haagse gemeenteraad, klaagde deze week in een interview met Radio Den Haag dat Nida niet met zijn partij wil samenwerken, maar eerst tevergeefs geprobeerd had om zijn partij over te nemen om nu vervolgens met een eigen lijst te komen. Er wordt wat geruzied in de lokale islamitische politiek. Arabist en collega-columnist Gert Jan Geling vat het op zijn sociale media als volgt samen: ‘Dus Nida wilde samenwerken met Denk, maar dat ging niet door, omdat Denk Nida eigenlijk over wilde nemen. De Islam Democraten wilden samenwerken met Nida, maar dat ging niet door, omdat Nida de Islam Democraten eigenlijk over wilden nemen. Ondertussen wilde de Partij voor de Eenheid met Nida samenwerken, maar die zijn daar niet op ingegaan. En nu doet Denk tegen de zin van Nida in mee in Rotterdam en Nida tegen de zin van de Islam Democraten en de Partij voor de Eenheid in Den Haag. En ze wijzen allemaal boos naar elkaar. Dit, beste mensen, is nu fitna.’

Stilistisch is het meesterlijk om dit haantjesgevecht aan een theologisch beladen begrip als fitna te koppelen. Mijn essayistische hart klopt sneller. Ik moet aan mijn maand in Egypte vorige zomer denken. Ik kwam overvliegen vanuit China en was eerder in islamitische landen geweest, maar nog nooit in de Arabische wereld. Het eerste dat me opviel waren de alfamannetjes. Het brandende oogcontact. De alledaagse verbale intimidaties. Straatgevechten. Mannen die langslopende vrouw na-sissen. Natuurlijk is er een boel frustratie vanwege de politieke tegenslagen van de laatste jaren. En er is qua haantjesgedrag veel regionale variatie; de Nijl-vallei is bijvoorbeeld opgefokter dan de omringende bedoeïenengebieden. Toch is mijn indruk dat je in de gehele Arabische wereld, met gematigde uitlopers naar mediterrane en Zuid-Aziatische gebieden, een machismo hebt dat onder Noord-Europeanen zeldzaam is en onder Han-Chinezen volledig onbestaanbaar.

De cultuurvergelijkende studies van psycholoog Geert Hofstede tonen dat Arabische landen en China extreem hiërarchisch zijn. Maar hiërarchie betekent iets heel anders voor Arabieren en Han-Chinezen. Bij de Arabieren zijn de rangen potentieel aanvechtbaar, zodat machtsstrijd aan de orde van de dag is en alfamannetjes soms hun tanden moeten laten zien om hun positie veilig te stellen. Bij de Chinezen zijn de rangen vaster, wordt machogedrag afgestraft en vecht men elkaar de tent uit over wie het meest conformistisch en conflict vermijdend is. Dat is niet omdat de Chinezen collectivistische groepsdieren zijn; ze zijn geen Japanners. Nee, Han-Chinezen zijn niet loyaal richting grote collectieven zoals het land, de buurt of het bedrijf waar ze werken. China heeft een familiecultuur. Alles draait om het zelfbehoud van de familie en in extensie het quasi-familiale persoonlijke netwerk. Chinezen neigen ertoe sociaal risico te mijden, om zo conflictloos, zo ‘harmonisch’ mogelijk op te gaan in de hiërarchie. Ondertussen pakt men bij iedere opening veilige voordeeltjes voor de eigen familie of het netwerk. Liegen mag, zeker als conflictvermijding. De etiquette is dat als je merkt dat iemand je bedriegt, je vrolijk opkomt voor je eigen voordeel, zonder de leugen aan te spreken, wederom om conflict te mijden, maar ook omdat eerlijkheid niet belangrijk geacht wordt. In China winnen de sluwste, meest leugenachtige en geduldigste spelers het machtsspel. De Chinese staat en maatschappij zijn ronduit wreed tegen zwakkeren, maar leiders presenteren zich als zachtaardig.

Als Arabieren en Chinezen elkaar ontmoeten, treffen zich twee vreemde werelden. Ik maakte een studieprojectje van de Chinese toeristen in Egypte. Ze leken niets van de intimiderende sfeer te merken, omdat ze te veel met hun selfies bezig waren en te weinig oogcontact maakten om te zien dat ze continu agressief werden aangestaard. Ik vroeg een Chinese dame die alleen door het land reisde of ze zich in Egypte soms geïntimideerd voelde. ‘Geïntimideerd? Nee.’ Ik vroeg door naar vreemde ervaringen. ‘Nou’, zei ze. ‘Er gebeurde gisteren iets raars. Een man op straat drukte een waterflesje in m’n hand. Ik zei dat ik geen dorst had, maar hij schreeuwde dat ik het al had aangenomen en nu tien Amerikaanse dollars moest betalen. Ik heb het betaald, maar is het echt zo duur? En ik wilde helemaal geen water. Rare vent.’ Ze kon het niet plaatsen. In China doet men alleen aan geniepige trucjes en niet aan zulke agressieve intimidatie.

Een wereldvreemde, kinderlijke naïviteit speelt ook mee. De Egyptische gids die een groep Chinese toeristen en ik een dag had rondgereden en wist dat ik in China werkte, vroeg me achteraf waarom die Chinezen toch zo kinderlijk zijn. Specifiek over één dame ‘ze is zevenentwintig; waarom gedraagt ze zich als een kind’? Ik vertelde dat veel Chinezen met midden twintig de eerste stappen in de volwassenheid zetten en liet hem de WeChat-groep (Chinese versie van WhatsApp) van mijn Pekingse masterstudenten zien. Die sturen elkaar de hele dag bewerkte selfies en foto’s van poesjes en hondjes, de mannen inclusief, die op geen enkele manier aan het Arabische mannelijkheidsideaal voldoen. De gids schudde meewarig het hoofd. In Egypte hebben honden trouwens krijgshaftige namen zoals Rambo, terwijl in China hondjes schattig moeten zijn. De infantilisering van de Chinese jeugd en de Oost-Aziatische schattigheidscultuur zijn ook uitingen van een geïnternaliseerde strategie van conflictvermijding. Het onschuldige werkt ontwapenend en helpt jonge volwassenen op die manier om wrijvingsloos de hiërarchie in te glijden.

Ik vind Arabisch haantjesgedrag enorm vermoeiend, maar sta als Nederlander cultureel toch dichter bij de Arabieren dan bij de Chinezen. Nederlanders zijn egalitaire knuffelberen, maar als we ons ergens hiërarchisch organiseren, dan zou dat vast ook leiden tot macho-toestanden. Het conflictmijdende opportunisme van de Chinezen daarentegen, met zijn infantilisering en onverschilligheid tegenover waarheid en ieder hoger ideaal, dát is een ander universum.

‘Religie is niet persé slecht’

0
‘Je hebt niet een godsdienst nodig om te kunnen reflecteren op het leven’, zegt Boris van der Ham. Hoewel hij het humanisme niet als een religie ziet geeft het wel zijn leven zin.

Boris van der Ham was tien jaar lang Kamerlid voor D66. Nu zet hij zich als voorzitter van het Humanistisch Verbond in voor fundamentele mensenrechten zoals vrijheid van meningsuiting en levensbeschouwing. Ook ex-moslims in Nederland, die sociale druk ervaren en soms ook te maken hebben met fysiek geweld, kunnen op de steun van Van der Ham en het Humanistisch Verbond rekenen. In 2015 maakte hij samen met Dorothee Forma de films Onder ongelovigen over ex-moslims en Ongelovig: vrijdenkers op de vlucht over niet-religieuze asielzoekers in Nederlandse vluchtelingenkampen. De Kanttekening sprak Van der Ham.

Hoe bent u in aanraking gekomen met het humanisme?
‘Toen ik dertien of veertien jaar was ben ik al een tijdje lid geweest van het Humanistisch Verbond, dus het gaat heel ver terug. Toen ik de Kamer uitging was er één functie die vrij snel op mijn pad kwam, het voorzitterschap van het Humanistisch Verbond. Dat was iets waar ik politiek, maar ook levensbeschouwelijk achtersta. Het is vrijwilligerswerk en dus ook geen baan. Ik was er gelijk zeker van dat ik naast mijn andere bezigheden daar een belangrijk deel van mijn tijd in wilde stoppen. De thema’s rondom het humanisme zijn zo ontzettend belangrijk. Niet alleen nationaal, maar ook internationaal.’

Ziet u het humanisme als een belangrijk deel van uw identiteit?
‘Ik ben niet religieus, ik geloof niet in God. Het humanisme is voor mij eigenlijk een vervolg op het atheïsme. Het atheïsme is wat je niet bent, het humanisme is wat je wel bent. Ik ben atheïst en dat betekent, als je het letterlijk vertaalt, dat ik niet in God geloof. Dat vind ik niet echt een identiteit die mij dekt. Je bent niet wat je niet bent, je bent wat je wel bent. Het gaat om waar je wel voor staat en dat is menselijke waardigheid en dat ik een belangrijk deel van mijn inspiratie haal uit mijn medemensen.’

Hoe belangrijk is het Humanistisch Verbond geweest voor Nederlanders die niet bij een kerk horen of niet religieus zijn?
‘Het Humanistisch Verbond is opgericht voor de zoals het toen heette ‘de buitenkerkelijken’, de mensen die niet bij een kerk horen. Het waren vooral mensen met een christelijke achtergrond. De organisatie had twee doelen. Ten eerste, opkomen voor gelijke behandeling van mensen die niet religieus zijn. Dat was en is ook in Nederland lang niet vanzelfsprekend, in de rest van de wereld is het natuurlijk een veel groter probleem. Daarnaast wilde de organisatie ervoor zorgen dat wetten die de eigen keuze in de weg stonden zouden verdwijnen. Of het nou gaat om euthanasie of het homohuwelijk, mensen moeten zelf kunnen bepalen hoe ze hun eigen leven inrichten. Op die punten is het Humanistisch Verbond de afgelopen zeventig jaar enorm actief geweest, veel mensen zijn daardoor geholpen.’

Op de website van het Humanistisch Verbond worden zeven punten genoemd die de meeste humanisten gemeen hebben. Dat doet een beetje denken aan de Tien Geboden. Daarnaast biedt de organisatie net als christenen, joden en moslims, geestelijke begeleiding aan. Waarom noemen we het humanisme dan ook niet gewoon een religie?
‘Die zeven punten zijn indicatief. Het zijn een aantal punten waar humanisten achter staan, zoals het geloven in de democratie. In de tien geboden zie je zo’n fundamenteel punt niet terug. Een aantal punten uit de tien geboden zijn juist zeer intolerant. Het is zelfs niet toegestaan om te scheiden van je echtgenoot en is er een verbod op vrijheid van meningsuiting omdat je geen afbeeldingen van god zou mogen maken. Ook is het eerste gebod dat er maar een god is; dat staat haaks op de vrijheid van godsdienst, want Hindoes hebben er al meer dan een. Van de tien geboden wordt gezegd dat het een zeer belangrijke basis is van onze beschaving, maar er zitten zoveel dingen in waar ik als humanist absoluut tegen ben. Sterker nog, als je die zou invoeren zou het een enorme beperking zijn van de vrijheden. Onze zeven punten zijn geen geboden, het is meer de bedoeling om uit te leggen waar je voor staat als organisatie en de kern is vrijheid. Heel veel humanisten kunnen ook over heel veel onderwerpen verschillen. Het zijn mensen die op verschillende politieke partijen stemmen, maar er zijn toch een aantal dingen waar je het met elkaar over eens bent, bijvoorbeeld het opkomen voor universele mensenrechten. Dat zijn die zeven punten.’

Wat is het humanisme dan wel?
‘De meerderheid van de mensen in Nederland is niet godsdienstig. Het gaat overigens om een veel groter percentage dan wat uit onderzoek naar voren komt, omdat mensen zich soms wel cultureel verbonden voelen met een godsdienst, maar eigenlijk helemaal niet meer geloven in een God. Toch heeft ieder mens op bepaalde momenten de behoefte om zijn leven te beschouwen. Dat kan bijvoorbeeld bij sterfte of ziekte zijn. Dan kan je in Nederland een imam aan je bed krijgen, een dominee of een pastoor, als je niet godsdienstig bent kan je een beroep doen op een humanistisch raadsman of raadsvrouw. Dat zijn mensen die gewend zijn om in gesprek te gaan over levensvragen. In dit geval komt er geen God aan te pas en dat is natuurlijk een groot verschil. Als je niet gelooft in het hiernamaals, kan je toch praten over hoe je je verhoudt tot je familie en jezelf. Je hebt niet een godsdienst nodig om te kunnen reflecteren op het leven. Zo zijn er ook mensen die het interessant vinden om een niet-religieus verhaal bij hun bruiloft te horen, daardoor kunnen ze reflecteren op wat liefde is. Ik heb zelf ook een paar huwelijken gesloten. Je kan prachtige teksten halen uit de sonnetten van Shakespeare of uit de dingen die Plato heeft geschreven. Het humanisme beschouwt het leven op basis van inspiratie die je haalt uit mensen, op de dingen die we om ons heen ervaren.’

Velen denken aan het atheïsme als het over het humanisme gaat. Is dat beeld terecht?
‘In de twintigste en eenentwintigste eeuw is het humanisme de stroming geworden van mensen die niet-godsdienstig zijn, maar als je naar het historische humanisme kijkt zie je ook dat er veel mengvormen zijn geweest. Op een gegeven moment ontdekten mensen dat wijsheid niet alleen uit godsdienstige teksten komt, maar ook uit zogenaamde heidense boeken. Ze vonden inspiratie voor hun leven uit niet-godsdienstige boeken. Die mensen, bijvoorbeeld een katholiek als Erasmus, noemden zichzelf humanisten.’

Is het niet vreemd dat het humanisme zo snel aan het atheïsme wordt gekoppeld, terwijl humanisten als Spinoza religieus waren?
‘Spinoza was niet openlijk atheïstisch omdat je als atheïst toen voor je leven moest vrezen. Hij beschreef God als de optelsom der natuurwetten. Dat was in die tijd al behoorlijk atheïstisch om te zeggen. Hij werd ook uitgemaakt voor atheïst. Van Spinoza kan je nog zeggen dat hij zichzelf nooit atheïst heeft genoemd, maar als je kijkt wat zijn definitie van God is, zit dat wel heel dicht tegen een niet-godsdienstige en niet-persoonlijk God aan. Dat was voor die tijd al heel revolutionair en zelfs gevaarlijk.’

Hoe zat het in de islamitische wereld?
‘Er waren ook in de islamitische wereld, ver weg in de geschiedenis, in de tiende en elfde eeuw, denkers die een veel vrijere interpretatie van de Koran voorstonden, zoals Hassan al-Basri en Wassil ibn-Atta. Veel van hun ideeën worden zelfs vandaag nog bestreden door felle islamisten, het wordt gezien als afvalligheid.’

Zien humanisten een bondgenoot in religies of juist een vijand?
‘Er zijn religieuze stromingen die een humanistische insteek hebben. Denk aan remonstranten en doopsgezinden. Dat zijn tradities die zeggen dat je de Bijbel niet zo letterlijk moet nemen. Bij die vrijzinnige stromingen worden ook vaak niet-godsdienstige teksten gebruikt als inspiratiebron. Het humanisme zoals we dat nu kennen is de verzamelnaam geworden voor mensen die opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en de scheiding tussen kerk en staat. We hebben naast het Humanistisch Verbond ook een koepelorganisatie voor organisaties die zich humanistisch noemen. Daar zitten ook vrijzinnige religieuze stromingen in. De menselijke waardigheid is uiteindelijk wat ons allemaal bindt. Of je nou orthodox bent of vrijzinnig, gelovig of niet gelovig, dat moet uiteindelijk de maatstaf der dingen zijn.’

Toch zijn er ook humanisten die godsdienst per definitie slecht vinden en van mening zijn dat het bestreden moet worden. Kunt u zich daarin vinden?
‘Nee, het humanistisch gedachtegoed gaat ervan uit dat je vrij bent in je religie. Heel veel humanisten die ik ken zeggen dat iedereen de vrijheid moet hebben om een godsdienst naar eigen keuze aan te hangen. Alleen, de keuze is altijd individueel. We verzetten ons tegen de gedachtegang ‘ik ben moslim, dus mijn zoon of dochter moet ook moslim zijn’. Want als zo’n kind er heel anders over denkt, dan moeten de ouders dat respecteren. Of je orthodox of vrijzinnig bent, of helemaal niet godsdienstig, dat mag je allemaal zelf weten, maar op het moment dat je dat gaat opleggen aan anderen, dan zal een humanist daar tegen opstaan.’

Het bestrijden van iemands religie, is dat ook niet iets opleggen aan anderen?
‘Kritiek hebben en strijden voor individuele vrijheid is iets heel anders dan het bestrijden van religie. Natuurlijk zijn er mensen die misschien in een soort reflex zeggen dat religie bestreden moet worden wanneer er bijvoorbeeld een aanslag in naam van een religie wordt gepleegd. Dan hoor je wel eens roepen op twitter dat het beter is om alle religies te verbieden, omdat daar alleen maar nare dingen  uit voortkomen. In naam van religie zijn er veel slechte zaken gedaan, dat is absoluut waar, maar er zijn ook genoeg voorbeelden die zich er juist positief door laten inspireren. Humanisten staan voor de vrijheid zelf te mogen weten waardoor je je laat inspireren.’

Zitten humanisten in een tweestrijd; aan de ene kant geloven dat religie slecht is, aan de andere kant hoe erg het soms ook is, ieders religie en overtuiging moeten respecteren?
‘Het is dus niet zo dat het Humanistisch Verbond vindt dat religie persé slecht is. We maken alleen zelf een andere keuze. We respecteren anderen. Maar soms schuurt het natuurlijk wel tussen het idee van individuele vrijheid en sommige uitingsvormen van religie. Bijvoorbeeld als het gaat om ritueel slachten. Je mag joods of islamitisch zijn, maar ik vind niet dat je dieren mag slachten onder het dierenwelzijnsniveau wat we met elkaar hebben afgesproken. Dat je een gebed uitspreekt bij het slachten van een dier is prima, maar iedereen moet zich aan de regels houden en niet met een beroep op religie een beest extra laten lijden, ook al past het niet helemaal bij een religie of traditie. Je mag een ander, in dit geval een dier, geen onrecht aandoen. Diezelfde ingewikkelde discussie hebben we ook met jongensbesnijdenis. De baby die besneden wordt heeft er niet voor gekozen om joods of islamitisch te zijn. Laat iemand dat zelf beslissen als hij volwassen is.’

‘Islam heeft meer humanisme en vrijdenkerij voortgebracht dan menig rechtzinnige moslim of moslimhater lief is’, schreef oud-voorzitter van het Humanistisch Verbond in Deventer, Gerard Burger. Ziet u zelf humanistische elementen in de islam of denkt u dat de islam niet te rijmen is met het humanisme?
‘Ik vind dat een veel te algemene vraag. Ik ken mensen die zich moslim noemen, maar vooral cultureel moslim zijn. Die zeggen ‘ik doe wel leuk met de feesten mee, maar ik geloof niet in een persoonlijke God die alles bepaalt.’ Er zijn ook moslims die open staan voor mensen met een andere seksuele voorkeur, die het dragen van een hoofddoek niet verplichten en een meer historische en literaire interpretatie geven aan de Koran. Zulke moslims kan ik niet vergelijken met een IS-strijder, die wanneer zelfs een andere moslim een komma afwijkt van zijn versie van de islam hem graag zou willen onthoofden. Er zijn zoveel verschillende stromingen, je hebt soefi’s, de alevieten en noem maar op, van zeer orthodox tot zeer liberaal. Die vrijzinnige moslims zitten uiteraard veel dichter tegen de waarden aan die ik onderstreep.’

Er wordt vaak gezegd dat veel van het humanisme terug te voeren is op een aantal islamitische denkers.
‘Heel lang geleden heb je inderdaad een aantal filosofen gehad zoals Avicenna die de oude Grieken bestudeerden en voor het voetlicht brachten. Ik noemde ook al eerder een aantal vrijzinnige, liberale moslims die heel open en vooruitstrevende ideeën hadden over hun geloof. Ze zagen de Koranteksten in hun historische context. Het is wel zo dat we heel ver terug moeten gaan in de geschiedenis wil je zulke uitgesproken islamitische denkers vinden. Gelukkig zie je in de huidige islamitische wereld ook steeds meer vrijdenkers opstaan die zich verzetten tegen de orthodoxie, kijk bijvoorbeeld naar de opstanden in Iran onlangs.’

Hoe gaat de islamitische wereld nu om met moslims die een humanistisch wereldbeeld hebben?
‘In veel delen van de islamitische wereld worden humanistische gedachtes nog steeds behoorlijk verkettert. In Egypte wordt bijvoorbeeld op universiteiten wel les gegeven in Spinoza, John Stuart Mill en allerlei andere westerse vrije liberale denkers, maar niet over de eigen islamitische filosofen zoals Avicenna (980-1037), omdat zij mensen waren die op een heel andere manier naar islamitische teksten keken. Het vrijzinnig kijken naar de islam wordt om strategische redenen snel bestempeld als een westers concept en neergezet als niet-islamitisch. In de streng-islamitische wereld zeggen ze vaak dat vrouwenrechten, homorechten en vrijheid van meningsuiting westers imperialisme is. Het hoort niet in onze cultuur zeggen ze dan. Als ze naar hun eigen oude vrijdenkers kijken zien ze het tegendeel, maar dat komt hen natuurlijk niet uit.’

Het Humanistisch Verbond zet zich ook in voor ex-moslims. Hoe groot is het probleem van deze groep Nederlanders?
Dat is best groot. Heel veel mensen die niet meer gelovig zijn zeggen nog steeds dat ze moslim zijn maar niet zoveel doen met hun religie. Zulke mensen heb je ook onder christenen. Dus ze zijn in naam nog wel moslim of christen, maar geloven eigenlijk niet meer in een persoonlijke god. Het is in Nederland vooral voor ex-moslims vaak enorm ingewikkeld om dat openlijk te zeggen. Soms willen ouders dan hun kinderen niet meer zien. Ze zeggen dan dingen als ‘je hebt ons verraden, je zet ons te kakken bij de hele familie’. Ik zie dat heel veel ex-moslims zich moslim blijven noemen om van het gezeur af te zijn. In Nederland staat gelukkig de wet aan je kant, je mag geloven wat je wil. Maar sociaal heb je echt een groot probleem. Bij het humanistisch verbond kan je steun bij andere ex-moslims krijgen. Ze ontmoeten elkaar en dat doet hen goed. In andere landen moet je vrezen voor je leven als je als afvallig wordt gezien. Soms ben je heel snel een afvallige, als je al een beetje een afwijkende mening hebt over religie kan je dat stempel krijgen. Iedereen is in de ogen van iemand anders wel eens afvallig, ook als je religieus bent en je je religie anders vormgeeft dan je buurman. Ik denk dus dat het recht om anders te mogen zijn dan de ander binnen een religie heel belangrijk is. Het recht op afvalligheid dient iedereen, gelovig én niet-gelovig.’

Vindt u dat moslims zelf meer moeten doen om de rechten en vrijheden van ex-moslims te beschermen?
‘Twee jaar geleden hebben we een brief gestuurd naar alle moskeeën in Nederland waarin we zeggen ‘jullie hebben allemaal het recht om gelovig te zijn, maar zorg er ook voor dat je ouders met kinderen die niet meer religieus zijn helpt te accepteren dat die vrijheid ook bestaat.’ Zorg ervoor dat je die families niet uit elkaar drijft. Wat we vaak merken bij Nederlandse ex-moslims is dat ze vooral bang zijn om hun ouders kwijt te raken.’

Leg doemscenario’s uit of hou je mond

0

Wat konden we ons de afgelopen weken vrolijk maken over het stupide optreden van Pete Hoekstra, de nieuwbakken ambassadeur voor de VS in Nederland. In 2015 had hij in een lezing voor de extreem-rechtse Amerikaanse denktank David Horowitz Freedom Center verteld dat er in Nederland politici worden verbrand en dat de islamisering hier akelig snel om zich heen grijpt. Hij schetste een apocalyptisch scenario vol onrustbarende visioenen, zoals we dat ook van Donald Trump kennen. Hoekstra behoort dan ook tot de getrouwen van de president. Toen correspondent Wouter Zwart in Amerika hem over die uitspraken aan de tand voelde, ontkende hij aanvankelijk botweg wat hij gezegd had (‘dat noemen wij hier nepnieuws’). Toen hij niet onder de feiten uit kon, verklaarde hij dat de toespraak verkeerd was begrepen, uit de context was gehaald, hij een ander land bedoelde en zo meer.

Eenmaal in Nederland werd Hoekstra andermaal door journalisten over die uitspraken bevraagd. Hij deed hetzelfde als zijn baas, namelijk de pers schofferen en niet op de vraag ingaan. Na wat slappe excuses in een interview met de krant van wakker Nederland was voor de politiek kennelijk de kous af. Zijn uitspraken werden omschreven als een ‘ongelukkig gekozen formulering’. Een wel heel groot understatement van deze idioot uit de extreem-rechtse islamofobe krochten van de Amerikaanse samenleving die om zijn punt te maken een inktzwart toekomstbeeld schetst zonder enige onderbouwing. Too bad for the facts! Als het maar effect sorteert.

Dat kennen we niet in Nederland of toch wel? Zo is er natuurlijk SGP-voorman Kees van der Staaij, die vorig jaar in een Amerikaanse krant naar aanleiding van de euthanasiediscussie schreef dat in Nederland ‘dokters je vermoorden’. Maar er zijn meer voorbeelden. Misschien niet zo extreem en volstrekt misplaatst als Hoekstra en Van der Staaij, maar wel volgens hetzelfde recept. Er wordt paniek gezaaid zonder inhoudelijke onderbouwing. Zo blijft er een gevoel van angst en onbehagen hangen en daar gaat het kennelijk om.

Zo zijn er de regelmatige uitspraken in de media van NCTV-baas Dick Schoof en AIVD-baas Rob Bertholee over de dreigingssituatie in Nederland. Schoof kreeg in het nieuwsoverzicht van 2017 onevenredig veel tijd om de staat van Nederland uit de doeken te doen. De journalist van dienst vroeg aan het eind van het gesprek op vertrouwelijke toon of hij soms geen slapeloze nachten heeft over een mogelijke aanslag. Inderdaad dat is wat deze interviews bij sommige mensen teweeg brengen. Bertholee vertelt deze week in het programma College tour dat er wel vier aanslagen door de AIVD waren verijdeld in de afgelopen jaren. Wat, waar, hoe? Natuurlijk kan hij daar niets over zeggen. Het is niet voor niets een geheime dienst. Maar waarom moeten we dan zo’n half verhaal voorgeschoteld krijgen? Wat is het nut? Dat geeft onnodige onrust en angst. Dus doe je werk en zwijg er gewoon over.

Een ander voorbeeld is de reportage in november vorig jaar van Nieuwsuur met de titel: ‘Meer jonge moslims leven naar strikt islamitische regels, dreigt segregatie?’ Het ging om jonge hoog opgeleide moslims die op zoek naar zingeving lezingen van predikers bijwonen. Alleen al de woorden ‘strikte regels’, ‘zuivere islam’ en ‘salafisme’ waren genoeg voor paniek. Arabist Jan Jaap de Ruiter van de Tilburg University, die geïnterviewd werd, sprak van een ‘wolk van geweld’ zonder tekst en uitleg. Er werd ook niet naar gevraagd. Wat is het nut? Bouw geen mist. Dat werkt alleen maar averechts.

Het laatste voorbeeld is – het kan niet missen – een uitspraak van de burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb, in een interview met deze krant: ‘Iedere moslim is eigenlijk wel een beetje mainstream salafist.’ Die uitspraak herhaalde hij, bijna twee maanden na de publicatie van dat interview, in een radio-interview met de EO. Hij legde uit dat hij het woord salafisme uit de hoek van geweld wil halen en terugbrengen in de normale proporties en de oorspronkelijke betekenis. Maar daar was EO-coryfee Tijs van den Brink natuurlijk niet van gediend. ‘Dat vinden we eng in Nederland!’, riep hij. De VVD en het CDA in de Rotterdamse raad eisten uitleg van de burgemeester en Leefbaar Rotterdam meende dat hij moest aftreden. Het kan toch niet zo zijn dat het zorgvuldig opgebouwde angstbeeld van ‘de salafist’ als de Boogeyman, de Wim Wam Reus of de Freddy Kreuger van de islam, door een moslim zelf onderuit wordt gehaald!

Functionarissen van veiligheidsdiensten moeten gewoon hun werk doen en niet op vragen ingaan van journalisten over concrete voorbeelden uit hun werk. Als deskundigen, politici of journalisten beweringen doen, dan moeten ze die kunnen onderbouwen en toelichten, niet meeliften op de waan van de dag en zo een angstbeeld in stand houden. Zeker van een deskundige mag worden verwacht dat hij of zij inzicht geeft en niet alleen iets roept. Als je dat nalaat, dan ben je niet veel beter dan ambassadeur Hoekstra.

Slutshaming

0

Op de drempel van 2018 werden we geconfronteerd met een fenomeen, dat zich vooral in Marokkaans-Nederlandse kring blijkt voor te doen: slutshaming. Het gaat om het verspreiden van intieme foto’s van meisjes op sociale media, die wegens ‘onzedig’ (kleed)gedrag als ‘hoeren’ aan de schandpaal worden genageld. Door de kech-opmerking van de populaire rapper Boef, de artiestennaam van de in Frankrijk geboren Algerijnse Nederlander Sofiane Boussaadia, is de discussie daaromtrent verder op scherp gezet.

De satirische website De Speld prikte in een stukje op haar briljant-simplistische wijze in de pijnlijke plek. ‘Als je niet geslutshamed wil worden, waarom word je dan Marokkaan?’, aldus de kop. ‘De Marokkaanse gemeenschap is nu eenmaal seksistisch’, zo werd een fictieve ‘deskundige’ geciteerd. ‘Prima als dat niet je ding is, maar dan moet je er niet voor kiezen om geboren te worden met een Marokkaanse achtergrond. Als ik zo’n meisje van zeventien op tv zie huilen, omdat ze niet meer over straat kan zonder uitgescholden te worden voor hoer, dan denk ik: had je even verdiept in de cultuur. Wat had je dan gedacht dat zou gebeuren?’

Raakt De Speld daarmee de kern? Natuurlijk kan niemand zelf zijn of haar eigen achtergrond kiezen, maar brengt dat ook automatisch bepaalde consequenties met zich mee die men als onvermijdelijk te accepteren heeft? Volgens de Marokkaanse slutshamers zelf in elk geval kennelijk wel. Ze richten zich alleen op Marokkaanse meisjes, die voor hen duidelijk in een andere categorie vallen dan de niet-Marokkaanse. Het ‘onzedelijke’ gedrag van de laatsten is geen reden om hen op dezelfde wijze te bejegenen. Hier worden op etnische grondslag personen afgebakend voor wie volgens hen andere morele regels gelden dan de rest.

Of is het tevens een afbakening op religieuze grondslag? Met de boodschap dat vooral een goede moslima zich op een bepaalde manier dient te gedragen? Dat voor hen andere zedelijkheidsregels gelden dan voor ongelovigen? En dat de afstamming hier vanzelf ook een bepaalde geloofsgemeenschap impliceert? Behoren bij het ene collectief (etnisch) brengt zo direct het behoren tot een geheel andersoortig collectief (godsdienstig) met zich mee.

Dat botst dan in elk geval fundamenteel met de moderne westerse optiek: dat je aan je afkomst niets kunt doen, maar geloven daarentegen een kwestie van individuele keuze is. Ook indien dat in de praktijk in sociologisch-psychologische zin niet helemaal klopt – de meeste autochtone katholieken of protestanten zijn ook niet op grond van eigen overtuiging en een eigen spirituele zoektocht bij hun specifieke kerkgenootschap uitgekomen, maar hebben dat lidmaatschap van hun ouders met de paplepel meegekregen – staat wel voorop dat men in elk geval volledig het recht heeft, om zelf individueel die keuze met de daarbij behorende consequenties te maken.

Zeker, in streng-orthodoxe kring wordt daar nog anders over gedacht. Wie in de Bijbel-gordel buiten de kerk valt waarin hij of zij geboren is, valt al snel buiten de gemeenschap. Ook hier bestaat maar één waar geloof, dus ook maar één weg naar de waarheid. Er gelden even strenge gedragsregels inzake de zedelijkheid, die als door God gegeven worden beschouwd, waardoor het de mens, en vooral de vrouw, niet vrij staat om daarvan naar eigen inzicht af te wijken, op straffe van uitstoting nu en van hel en verdoemenis later. Wat te korte hoofddoeken zijn voor streng-islamitische zedenprekers, zijn te korte rokken – laat staan broeken, die zijn rond vrouwenbenen pas echt de Heere een gruwel – voor streng-gereformeerden. Daar wordt op sommige reformatorische scholen ook zorgvuldig op toegezien.

Hoe om te gaan met collectieven die de vrijheid die de wet aan individuen biedt gebruiken om intern discipline af te dwingen? Ook in dat opzicht sloeg De Speld op briljante wijze de spijker op de kop, door de in multi-etnische samenlevingen omwille van de lieve vrede vaak bestaande neiging tot cultuurrelativisme aan te stippen. Dat betekent: laten we vooral niet over afgedwongen gedrag binnen andere groepen oordelen, omdat dat als blijk van superioriteitsdenken al snel tot discriminatie leidt, ook al zouden we die dwang voor onszelf niet accepteren. Anders gezegd, wie door zijn of haar herkomst tot die minderheid behoort, heeft pech. Had je er maar niet voor moeten kiezen om geboren te worden met een Marokkaanse achtergrond.

Opgevoerd werd nu een gefingeerde ‘seksueel antropoloog’, die de massale ophef overtrokken achtte: ‘Dit zijn eeuwenoude rituelen, ze doen het al honderden jaren zo. We zien hier gewoon hoe jonge mensen hun seksualiteit en hun plek in de samenleving ontdekken. Dat is erfgoed dat we juist zouden moeten koesteren.’ Ai! Dat is ook het soort van argument waarmee velen bij de Groningse studentenvereniging Vindicat lange tijd de eigen slettenlijstjes goedpraatten. Boys always will be boys – en het is aan meisjes om hun eigen eer te bewaken. Wat dat betreft wordt óók in bepaalde goedburgerlijke autochtone kringen vanouds zeer seksistisch met twee maten gemeten. Boef is in dat opzicht slechts de – niet eens zo veel grovere – Algerijns-Nederlandse versie van Donald Trump.

Erdogan, koning der U-turns

0
U-bochten, Erdogan maakt ze regelmatig.

De president van Turkije liet zich onlangs positief uit over Nederland. ‘We hebben geen probleem met Duitsland, Nederland of België. Integendeel, de mensen die in de regeringen van die landen zitten, zijn mijn oude vrienden’, verklaarde Recep Tayyip Erdogan. Hij voegde daaraan toe dat premier Mark Rutte een aantal signalen heeft afgegeven om de relatie met Turkije te verbeteren. ‘Die zijn toereikend’, aldus Erdogan. Een opmerkelijke U-turn, aangezien hij tijdens de rel vorig jaar tussen Nederland en Turkije, Nederlanders nog onder meer ‘nazioverblijfselen’ en ‘fascisten’ noemde. ‘Nederland moet nadenken over hoe hun vliegtuigen gaan landen in Turkije. Ze zijn nazioverblijfselen en fascisten’, zei hij. Rutte noemde dat ‘bizar’, ‘onacceptabel’ en ‘zeer ongepast’. De Turks-Nederlandse rel barstte los in maart nadat bekend werd dat Turkse ministers in Nederland campagne wilden voeren voor een referendum in Turkije. De Nederlandse regering voelde daar niets voor. Het landingsrecht voor het vliegtuig met de Turkse minister van Buitenlandse Zaken werd ingetrokken en de Turkse minister van Familiezaken mocht het Turkse consulaat in Rotterdam niet in en moest het land onder politiebegeleiding verlaten. Wat volgde was een hevige propagandacampagne van Turkse politici en media tegen Nederland: behalve ‘nazioverblijfselen’ en ‘fascisten’ werden Nederlanders onder meer uitgemaakt voor ‘racisten’, ‘racistische honden’, ‘nazihonden’, ‘kannibalen’, ‘moordenaars’ en ‘kolonisten’ en werd Nederland een ‘schurkenstaat’ en ‘bananenrepubliek’ genoemd. Na al deze beledigingen lijkt Erdogan met zijn ‘mijn oude vrienden’-opmerking het startsein te hebben gegeven voor het verbeteren van de banden met Nederland. Het is niet voor het eerst dat hij een draai van honderdtachtig graden maakt. Een overzicht van twintig andere U-turns van Erdogan.

Rusland-rel
Op 24 november 2015 schond een Russisch gevechtsvliegtuig, dat rebellen in het noordwesten van Syrië bestookte, het Turkse luchtruim, waarna een Turkse F-16 het toestel uit de lucht schoot. Een dag na het incident haalde Erdogan uit naar Moskou. Hij beschuldigde Russische leiders ervan de boel te proberen te bedriegen. ‘Er wordt gezegd dat ze (Rusland, red.) daar waren tegen Daesh (IS, red.). Ten eerste is de terroristische organisatie Daesh niet actief in Latakia en het noorden van dit gebied, waar de Bayirbucak Turkmenen leven. Niemand moet de boel bedriegen’, zei hij. ‘Het feit dat zo’n incident (het neerhalen van het vliegtuig, red.) tot gisteren niet had plaatsgevonden, heeft te maken met het feit dat Turkije kalm en welwillend bleef door de grenzen van zijn geduld op te zoeken. Niemand moet van ons verwachten dat we stil en onverschillig blijven tegenover de schending van onze grensbeveiliging, het negeren van ons soevereiniteitsrecht en de overtreding van onze rechten en wetten.’ De volgende dag maakte hij duidelijk dat het neerhalen van het vliegtuig de juiste reactie was. ‘Als dezelfde schending nu plaatsvindt, is Turkije genoodzaakt dezelfde reactie te geven.’ Hij benadrukte dat excuses aan Rusland niet aan de orde was. ‘We gaan Rusland niet onze excuses aanbieden. Degenen die ons luchtruim hebben geschonden moeten óns hun excuses aanbieden.’ Op 30 januari 2017 waarschuwde hij Rusland. ‘Als Rusland doorgaat met dit soort schendingen van het soevereiniteitsrecht van Turkije, zal ze gedwongen zijn de gevolgen te verduren.’ Op 31 mei 2016 verkondigde de president een totaal ander narrative. Hij verklaarde dat de crisis met Rusland het gevolg was een ‘foutje of vergissing’ van de piloot die het toestel neerhaalde. Bijna een maand later verontschuldigde hij zich in een officiële schriftelijke verklaring tegenover Rusland voor het incident.

Filosofie
Is het Turks wel of niet geschikt om filosofie te bedrijven? Jazeker, volgens Erdogan, of toch niet. ‘Van tijd tot tijd wordt gezegd dat in het Turks geen filosofie en wetenschap bedreven kan worden en dat het geen wetenschapstaal is. Zulke uitspraken zijn volledig doordrenkt van racisme’, zei hij op 20 april 2012. ‘Net als alle talen in de wereld heeft het Turks met zijn rijke woordenschat de kracht aan iedereen die deze taal spreekt een eindeloze, onbeperkte en uitgebreide verbeelding te bieden.’ Op 24 december 2014 verkondigde hij het tegenovergestelde: ‘Met de huidige woordenschat van het Turks kan je geen filosofie bedrijven. Je moet gebruik maken van Ottomaanse, Engelse, Duitse of Franse woorden en concepten.’

Assad
Op 15 augustus 2010 noemde Erdogan de president van Syrië, Bashar al-Assad, ‘mijn broeder’. Vervolgens keerde hij zich tegen Assad. De afgelopen jaren haalde hij meermaals uit naar hem. Zo omschreef hij hem op 27 december 2017 als ‘een terrorist die zich schuldig heeft gemaakt aan staatsterrorisme’.

Abadi
‘Jij kan sowieso niet mijn gesprekspartner zijn. Jij bent niet op mijn niveau, jij hebt mijn klasse niet, jij hebt mijn kwaliteit niet. Dat je schreeuwt vanuit Irak is totaal niet belangrijk voor ons, wij doen wat we willen. Wie is hij? De premier van Irak. Ken je plaats!’, zei Erdogan op 11 oktober 2016 over Haider al-Abadi. Op 25 oktober 2017 zei hij: ‘Ik wil mijn tevredenheid kenbaar maken over het feit dat ik mijn dierbare vriend en broeder Abadi als gast mag ontvangen in onze hoofdstad.’

Libië
Op 19 maart 2011 begon de NAVO een militaire interventie in Libië. Op 1 maart 2011 had Erdogan zich uitgesproken tegen de interventie: ‘Moet de NAVO ingrijpen in Libië? Hoe kan deze nonsens toch realiteit zijn? Wat heeft de NAVO te zoeken in Libië?!’ Twee dagen na het begin van de interventie verklaarde hij: ‘De NAVO moet interveniëren in Libië om te vaststellen en garanderen dat Libië van de Libiërs is.’

Raketafweersysteem
‘Als men overweegt zoiets te plaatsen op ons grondgebied, dan moet het commando aan ons gegeven worden. Anders is het niet mogelijk dat we dit accepteren’, verklaarde Erdogan op 16 november 2010 over het stationeren van een raketafweersysteem van de NAVO in Turkije. Precies een week later zei hij: ‘We hebben gezegd en ervoor gepleit dat het commandosysteem in handen moet zijn van de NAVO.’

Gülen
De beledigingen en bedreigingen die Erdogan de afgelopen jaren heeft geuit aan het adres van de islamitische geestelijke Fethullah Gülen suggereren wellicht anders, maar de president was ooit uiterst lovend over de geestelijke. Hij liet zich herhaaldelijk in het openbaar zeer positief uit over hem. Hij nodigde de geestelijke, die sinds 1999 in Saylorsburg, Pennsylvania woont, zelfs meermaals uit terug te keren naar Turkije, zoals op 15 juni 2012: ‘Wonen in een vreemd land is verlangen (naar het vaderland, red.). De prijs van dit verlangen is heel zwaar. Wij willen degenen die in een vreemd land leven en verlangen naar het vaderland graag onder ons zien. (…) Dit verlangen naar het vaderland moet nu ophouden, we willen dat het ophoudt.’ Hij nodigde zijn publiek uit daar samen op te hopen. ‘Als kinderen van een oude beschaving bedank ik jullie (Gülen en de beweging die geënt is op zijn ideeën, Hizmet, red.) nogmaals in het Turks, de taal van een rijke cultuur, voor jullie oproep (tot vrede, red.) aan ons en de wereld. Laten we samen een eind maken aan het leven in een vreemd land en dit verlangen (naar het vaderland, red.).’ De volgende dag herhaalde hij met soortgelijke woorden zijn uitnodiging aan Gülen, die hij hoca efendi (hoca betekent meester of leraar, het is een eretitel die wordt gegeven aan islamitische leraren; efendi betekent heer, red.) noemde, zoals hij toentertijd wel vaker deed, en gaf aan bereid te zijn er alles aan te doen om zijn remigratie te realiseren. Na het corruptieschandaal dat op 17 december 2013 openbaar werd en corruptie binnen de naaste kring van Erdogan aan het licht bracht, verklaarde de president dat het schandaal een complot was van gülenisten en riep hij Gülen uit tot ‘landverrader’ en ‘terroristenleider’. Hij labelde Hizmet als een ‘terroristische organisatie’, afgekort ‘FETÖ’, voluit ‘Fethullahistische Terroristische Organisatie’, die een ‘parallelle structuur’ gecreëerd zou hebben binnen het staatsapparaat.

Ergenekon
Erdogan verdedigde meermaals trots het Ergenekon-proces. Zo noemde hij zichzelf op 16 juli 2008 de ‘aanklager’ in de zaak die hij vergeleek met de geruchtmakende Italiaanse anti-corruptie-operatie Mani pulite (schone handen) in de jaren negentig. Hij sprak lovende woorden over de aanklagers in de zaak, vooral over hoofdaanklager Zekeriya Öz, en riep het volk op hen te respecteren. Ergenekon zou de naam zijn van een vermeende geheime organisatie die een coup zou hebben beraamd tegen Erdogan. Ergenekon-verdachten verschenen voor het eerst in de rechtbank in 2008. Op 18 februari 2011 omschreef de president Ergenekon als ‘een organisatie die Turkije’s bloed zuigt en energie consumeert’. Op 7 augustus 2014 keerde hij zich tegen Öz: ‘Als een aanklager zich op een onbeleefde en onfatsoenlijke manier, ver verwijderd van de moraal van de staat, zich respectloos kan gedragen tegenover de premier of een minister, dan betekent dat, dat de rechtspraak in dit land verdacht begint te worden.’ Vervolgens maakte hij op 19 maart 2015 een flinke U-turn ten opzichte van Ergenekon. ‘Met deze processen zijn ten eerste ikzelf en heel het land op het verkeerde been gezet. We zijn misleid’, verklaarde hij. ‘We zijn allemaal blootgesteld aan een complot, een couppoging om Turkije in handen te krijgen van een bolwerk, voorzien van sterke steun van media, dat zich heeft georganiseerd binnen onze instellingen (Hizmet, red.).’

Israël
Erdogan heeft zich meermaals negatief uitgelaten over Israël. ‘Ze zijn óók tegen moeders. Ze kennen geen menselijkheid. Dit is afschuwelijk en schofterig, ik vervloek hun. Ze hebben zelfs Hitler overtroffen in barbaarsheid’, zei hij op 20 juli 2014. ‘Israël is een terreurstaat’, verklaarde hij bijna een week later. ‘Wat Israël in Gaza doet is erger dan wat Hitler hun (Joden, red.) heeft aangedaan.’ Hij beschuldigde Israël van ‘genocide’ op het Palestijnse volk. Op 2 januari 2016 liet hij plots een ander geluid horen: ‘In deze regio heeft Israël behoefte aan een land als Turkije. We moeten accepteren dat wij ook behoefte hebben aan Israël. Dat is de realiteit in deze regio.’ Op 10 december 2017 verklaarde hij vervolgens opnieuw: ‘Israël is een terreurstaat.’

PKK
Heeft Ankara onder Erdogans AK-Partij onderhandeld met de PKK? Aanvankelijk ontkende Erdogan dat, later gaf hij het toe. ‘Degenen die zo eerloos zijn dat ze zeggen dat we vier keer met hun (de PKK, red.) samen zijn gekomen, degenen die deze verachtelijke leugen uiten, zullen daar overal voor boeten. Tot de dag van vandaag hebben wij, de AK-Partij-regering, nooit aan tafel gezeten met deze terroristische organisatie en dat zullen we nooit doen. Zoiets doen wij niet, zoiets kan geen plek hebben binnen onze filosofie en visie’, stelde Erdogan op 21 augustus 2010. ‘De AK-Partij-regering zal met geen enkele terroristische organisatie aan tafel zitten of onderhandelen’, herhaalde hij drie dagen later. Op 26 september 2012 erkende hij dat Ankara heeft onderhandeld met de PKK. ‘We zijn de gesprekken (met de gedetineerde leider van de PKK, Abdullah Öcalan, en andere PKK’ers, red.) gestart tijdens de termijn van de toenmalige chef van de MIT (Turkse inlichtingendienst, red.), de heer Emre (Emre Taner, red.). Toen kwam de heer Hakan (Hakan Fidan, die Emre Taner opvolgde als MIT-chef, red.) en met de heer Hakan zijn we op dezelfde manier doorgegaan.’ De volgende dag was hij specifieker. Hij vertelde dat hij als premier hoogstpersoonlijk de twee MIT-chefs voor onderhandelingen heeft gestuurd naar het gevangeniseiland Imrali, waar Öcalan vastzit, en de Noorse hoofdstad Oslo, waar vanaf 2009 onderhandelingen met andere PKK-vertegenwoordigers plaatsvonden. Op 28 december 2012 kreeg de president de vraag of er nog steeds wordt onderhandeld met ‘het eiland’, een in Turkije veelgebruikte verwijzing naar Öcalan en de PKK. ‘Nog steeds, natuurlijk. Het gaat door’, antwoordde hij. ‘Want we moeten resultaat boeken. Als we zien dat het nergens heengaat, dan stoppen we ermee.’

Koerdisch probleem
Heeft Turkije wel of geen Koerdisch probleem volgens Erdogan? Hij heeft meermaals gezegd dat Turkije geen Koerdisch probleem heeft, maar hij heeft ook meermaals gezegd dat het land juist wel een Koerdisch probleem heeft. Zo ontkende hij op 25 december 2002 dat het probleem bestaat. ‘Ik zeg dat zo’n probleem niet bestaat’, benadrukte hij. ‘Je moet niet geloven dat er een probleem is, je moet geloven dat het er niet is. Als je gelooft dat er een probleem is, dan is er een probleem. Als je zegt dat er geen probleem is, dan is er geen probleem. Wij zeggen dat zo’n probleem niet bestaat.’ Op 12 april 2005 ontkende hij opnieuw. ‘Voor ons bestaat zo’n probleem niet.’ Op 10 augustus 2005 erkende hij voor het eerst het Koerdische probleem. ‘Als elk probleem persé een naam gegeven moet worden, in dit land kan het Koerdische probleem niet aangepakt worden met discriminatie, geweld of methoden die de sociale vrede verstoren. Noem het ‘de gemeenschappelijke eisen van onze burgers met Koerdische roots’ of ‘het zuidoostenprobleem’ of ‘het Koerdische probleem’.’ Hij voegde daaraan toe: ‘Het Koerdische probleem en veel andere problemen zijn voor ons democratiseringsproblemen.’ Twee dagen later verklaarde hij: ‘Het Koerdische probleem is niet het probleem van een deel van het volk, maar van heel het volk, het is ook mijn probleem.’ Hij voegde daaraan toe: ‘Van Koerden, Turken, Circassiërs, Abazanen en Lazen, het is het gemeenschappelijke probleem van alle burgers van de Turkse republiek.’ Vervolgens ontkende hij weer meermaals, zoals op 15 maart 2015. ‘Nog steeds hebben ze het telkens weer over het Koerdische probleem. (…) Zoiets bestaat niet’, zei hij. ‘Mijn broeder, wat heb je niet? Ben je als Koerd president geworden in dit land? Dat ben je geworden. Heb je een premier geleverd? Dat heb je gedaan. Heb je een minister geleverd? Dat heb je gedaan. Heb je bestuurders geleverd aan de hoogste segmenten van de staat en doe je dat nog steeds? Inderdaad. Zit je in de Turkse strijdkrachten? Ja. Wat wil je dan nog meer, wat wil je? Voor de liefde van Allah, wat maakt jullie anders dan ons? Jullie hebben alles!’

Georgiër
Liggen Erdogans roots in Turkije of Georgië? ‘Ik ben ook een Georgiër, onze familie is een Georgische familie die is gemigreerd van Batoemi (stad in het zuidwesten van Georgië aan de Zwarte Zee, dichtbij de grens met Turkije, red.) naar Rize (de grootste Turkse stad aan de Zwarte Zee, tussen Trabzon en Batoemi, red.)’, zei hij op 11 augustus 2004 tijdens een bezoek aan Georgië. Op 6 augustus 2014 verklaarde hij: ‘Ze hebben van alles gezegd over mij. Zo zei iemand dat ik een Georgiër ben en weer iemand anders zei nog veel lelijkere dingen, zoals dat ik een Armeniër ben. Mijn opa, mijn vader, allemaal, ik ben een Turk.’

IHH
Op 31 mei 2010 onderschepte Israël in de Middellandse Zee een scheepskonvooi met hulpgoederen voor Gaza. Israëlische militairen doodden negen activisten, onder wie acht staatsburgers van Turkije en een Turkse Amerikaan. De Turkse ngo IHH (Interationale Humanitaire Hulporganisatie), die banden heeft met Hamas, was één van de organisatoren van de actie. ‘Ze (Israël, red.) richten hun wrok op een humanitaire hulporganisatie (de IHH, red.), kijk ze dan. Welke humanitaire hulporganisatie? Een hulporganisatie die met Mavi Marmara (de naam van het IHH-schip dat deelnam aan het scheepskonvooi voor Gaza, red.) met gevaar voor eigen leven medicijnen, babyvoeding en voedsel bracht naar baby’s in Gaza’, zei Erdogan op 16 juli 2014. ‘Israël haat deze hulporganisatie (de IHH, red.) vanwege Mavi Marmara. Om dezelfde reden haat Pennsylvania (verwijzing naar Gülen, red.) deze organisatie. Wat zei hij (Gülen, red.) ook alweer (over de onderschepping van het scheepskonvooi voor Gaza, red.): ‘Ze hadden de autoriteiten (Israël, red.) om toestemming moeten vragen (om hulpgoederen te mogen afleveren aan mensen in Gaza, red.).’ Wie zijn die autoriteiten? Degenen in het zuiden die zij (Gülen en de Hizmet-beweging, red.) liefhebben (Israël, red.) of wij? Aangezien wij de autoriteiten in Turkije zijn, nou, wij hebben sowieso toestemming gegeven, maar voor hen (Gülen en de Hizmet-beweging, red.) is het Israël (de autoriteiten, red).’ Op 29 juni 2016 keerde Erdogan zich tegen de IHH. Hij beweerde dit keer dat hij de organisatie geen toestemming had gegeven. ‘Hebben jullie toestemming gevraagd voor het brengen van deze humanitaire hulp vanuit Turkije aan de toenmalige premier (van Turkije, Erdogan, red.)?’

Eén taal
‘Mijn volk heeft één taal, ik heb het over het Turkse volk, ze heeft één taal’, zei Erdogan op 26 december 2010. Op 26 mei 2011 ontkende hij dat hij dat ooit heeft gezegd of ervoor heeft gepleit: ‘Ik heb nooit ‘één taal’ noch ‘één religie’ gezegd. Nergens kan je zo’n uitspraak van mij vinden.’ Hij noemde mensen die dat zeggen ‘leugenmachines’.

Derde brug in Istanbul
Op 6 maart 2016 lanceerde Erdogan de afronding van de derde brug over de Bosporus in Istanbul als een groot succes: ‘Toen we hieraan (de bouw van de brug, red.) begonnen op 29 mei 2013 zeiden sommigen dat het niet zou lukken. Vooral toen de Gezi-incidenten begonnen zeiden ze dat twee hoopjes beton achter zouden blijven. Daarover is geschreven en gespeculeerd. Ze kwamen zelfs helemaal hierheen om te demonstreren op zee. Toen zij dat deden zeiden wij ‘nee, met de Yavuz Sultan Selim-brug gaan wij Europa verbinden met Azië en dat zal ons belangrijkste boodschap aan de wereld zijn’.’ Hij concludeerde trots: ‘Alleen zij die groot denken kunnen zulke grote projecten realiseren.’ Bijna eenentwintig jaar eerder, toen hij burgemeester van Istanbul was, had hij zich nog fel uitgesproken tegen een derde brug in de stad. Op 27 april 1995 omschreef hij het als ‘de vernietiging van onze longen’. ‘Het derde brug-project is zelfmoord. Het is moord. Insjallah (bij Gods wil, red.) komt een nieuwe regering aan de macht voordat dit project wordt uitgevoerd’, zei hij. ‘Een initiatief als dit zal dodelijke gevolgen creëren voor de verstedelijking en binnenstedelijke transportsysteem van Istanbul.’

Atatürk
Erdogan heeft meerdere keren de oprichter en eerste president van de Turkse republiek, Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938), bekritiseerd en vervolgens vriend en vijand verrast door de loftrompet te steken over hem. In het kader van een publieke discussie over een alcoholverbod in Turkije noemde Erdogan op 28 mei 2013 Atatürk, en zijn opvolger, Ismet Inönü (1884-1973), ‘twee dronkelappen’, zonder hun bij naam te noemen. Zijn opmerking oogstte veel kritiek, vooral van parlementsleden van de door Atatürk opgerichte sociaaldemocratische partij, de CHP (Republikeinse Volkspartij). Later ontkende hij dat hij met zijn opmerking doelde op Atatürk en Inönü. Op 14 juni 2014 pronkte hij met het feit dat zijn partij spoorwegen heeft laten aanleggen in het land, waarbij hij Atatürk opnieuw kleineerde: ‘Mustafa Kemal was toch dol op ijzeren netten (spoorwegen, red.)? Ze hebben de Onuncu yil marsi (hymne gewijd aan Atatürk, red.) geschreven. Wat wordt daarin gezegd? ‘We hebben ijzeren netten gebreid.’ Waar heb je ze dan gebreid man? Je hebt niets gebreid. Wij hebben ze gebreid, wij!’ Op 29 september 2016 bekritiseerde hij de onder leiding van Atatürk overeengekomen Vrede van Lausanne, een vredesverdrag uit 1923, waarmee de Turks-Griekse Oorlog (1919-1922) werd beëindigd en de grenzen van Turkije werden vastgesteld. Hij verklaarde dat ‘sommigen’ (Atatürk en zijn collega’s) het verdrag als een overwinning probeerden te verkopen, terwijl ze hadden gefaald tijdens de onderhandelingen. Op 10 november 2017 klonk Erdogan opeens als een kemalist. Hij noemde Atatürk voor het eerst in het openbaar Atatürk. Tot dat moment noemde hij hem consequent Mustafa Kemal, wat algemeen geïnterpreteerd werd als een poging te vermijden Atatürk eer aan te doen door hem Atatürk, wat ‘vader der Turken’ betekent, te noemen. Hij beloofde dat de AK-Partij Atatürks erfgoed zal beschermen. ‘Het respect van onze natie voor Atatürk is eeuwig’, zei hij. ‘Niets is natuurlijker dan respect tonen voor iemand die de leider was van zo’n strijd.’

Kobani
Tijdens het IS-offensief op de Noord-Syrische stad Kobani, bij de grens met Turkije, zei de president op 7 oktober 2014: ‘Ayn al-Arab, ook bekend als Kobani, is gevallen of staat op het punt om te vallen.’ Op 6 januari 2015 zei hij: ‘Is Kobani gevallen? Het is niet gevallen.’

One minute
Erdogan maakt ook weleens een U-turn op dezelfde dag. Op 29 januari 2009 begon hij een rant tegen Israël en de toenmalige president van het land, Shimon Peres (1923-2016), met wie hij in een panel zat in het Zwitserse Davos. Hij deed dat met de woorden one minute, waarmee hij de moderator van het panel onderbrak om zijn verhaal te doen. ‘Meneer Peres, je bent ouder dan ik. Je verheft je stem. Ik weet dat je zo luid praat, omdat je schuldig bent. Ik zal mijn stem niet verheffen (verheft zijn stem, red.), weet dat’, begon hij. ‘Wat betreft doden, jullie kunnen heel goed doden. Ik weet heel goed hoe jullie kinderen op stranden hebben beschoten en gedood.’ Hij ging nog even door en vervolgens stond hij op en verliet hij de zaal. Even later verklaarde hij tijdens een persconferentie dat zijn woorden niet gericht waren aan Peres, maar de moderator van het panel.

Presidentieel systeem I
Op 30 maart 2015 zei Erdogan dat hij in het partijprogramma van de AK-Partij het stuk over de invoering van het presidentiële systeem had gelezen: ‘Het is op een heel gedetailleerde manier behandeld. Ik heb het zelf gelezen en mijn mening gegeven.’ Zo’n vijf uur later ontkende hij dat hij dat ooit heeft gezegd: ‘Ik heb nooit verklaard dat ik het partijprogramma heb gelezen. Ik heb alleen gezegd dat de geachte premier (Ahmet Davutoglu, red.) zijn ideeën over het presidentiële systeem met mij heeft gedeeld.’ Het presidentiële systeem, gericht op de flinke uitbreiding van de macht van de president, werd met een nipte meerderheid goedgekeurd in een referendum op 16 april 2017.

Presidentieel systeem II
Erdogan maakt ook weleens een U-turn in dezelfde toespraak of hetzelfde interview. Op 5 juni 2011 antwoordde hij, in een live uitgezonden tv-interview, op de vraag of het presidentiële systeem een plek heeft in zijn hart: ‘Het heeft een plek in mijn hart.’ Een kleine elf minuten later ontkende hij, in hetzelfde interview, dat hij dat ooit heeft gezegd. ‘Zoiets heb ik nooit gezegd, nee’, beweerde hij. ‘Ik heb niet gezegd dat het presidentiële systeem een plek heeft in mijn hart.’

Het perfecte leven

0

‘Perfectionisme, volksziekte van een nieuwe generatie’, kopte dagblad Trouw vorige week maandag. Het artikel sloeg op de bevindingen van twee Britse wetenschappers die onlangs ontdekten dat veel millennials – jongeren tussen de achttien en vijfendertig jaar – gebukt gaan onder een heftige vorm van perfectionisme. De gevolgen van ‘overal de beste in willen zijn’ kunnen zó ver reiken dat het in sommige gevallen tot angststoornissen, depressies, burn-outs of zelfs suïcidale neigingen leidt.

Hoewel ik in eerste instantie een beetje moest gniffelen – ik bedoel: perfectionisme klinkt nogal als een first world problem in vergelijking met hongersnood in Jemen of de burgeroorlog in Syrië – erkende ik meteen dat dergelijke aandoeningen ook in mijn eigen omgeving steeds vaker voorkomen. Op Facebook lees ik voortdurend berichten van digitale vrienden die zich wekenlang opsluiten in een klooster om ‘hun hoofd leeg te maken’. Ik deed dit altijd af als aanstellerij of een schreeuw om aandacht, maar is dat eigenlijk wel eerlijk?

Als echte millennial – ik ben van 1986 – weet ik hoe het is om op te groeien in een competitieve wereld. Toen ik zes jaar geleden afstudeerde mocht ik af en toe een opdrachtje doen voor een hongerloontje. Ik wist dondersgoed dat er minstens honderd andere gegadigden waren als ik voor de klus zou bedanken. Bovendien had ik elke cent nodig om mijn eenmanszaak draaiende te houden. In die tijd heb ik veel startende collega’s zien sneuvelen. Sommigen stopten met de journalistiek en gingen een tweede studie doen waarmee ze werden voorbereid op een stabieler bestaan. Inmiddels is ook dát lastig geworden als je al een diploma aan de muur hebt hangen; voor omscholing moet je namelijk instellingsgeld betalen en dat bedrag kan oplopen tot twaalfduizend euro.

Het is dus eten of gegeten worden. De concurrentie is nijpend en werk is niet het enige waarin je moet excelleren. We leven immers in een meritocratie. Je kunt alles bereiken wat je wilt, maar daar moet je wel helemaal zélf voor zorgen. Als je faalt ligt het aan jou. Mijn generatie wil het liefste ‘het perfecte leven’ leiden. Je dient even knap te zijn als de influencers op Instagram en naast een ‘gewone’ studie moet je toch echt een honours-programma hebben gevolgd, het liefst inclusief een stage in het buitenland. Ik geloof niet dat dat voortkomt uit verwendheid of ijdelheid, maar uit de diepe overtuiging dat je het anders niet redt.

Een rondje googelen toont aan dat commerciële bedrijven handig op de angsten en –onhaalbare – verlangens van millennials inspelen. Zo kun je een personal branding coach inhuren om ‘je eigen merk’ te worden, wat dat ook mag betekenen. Er bestaan legio cursussen waarin je leert hoe je ‘een potentiële werkgever binnen één minuut van jouw unieke talenten kunt overtuigen’. De firma Masterflirt leert je graag hoe je de beste minnaar ter wereld wordt. En als je het even allemaal niet meer ziet zitten kun je terecht bij The School of Life om je ‘zelfvertrouwen een boost te geven’, want hé, een gebrek aan zelfvertrouwen is ook weer zo onaantrekkelijk.

Ik klink cynischer dan mijn bedoeling is. Eigenlijk vind ik het heel treurig dat we een prestatiemaatschappij hebben gecreëerd waarin alleen het allerbeste goed genoeg lijkt te zijn. Ik zie het als een groot probleem wanneer mensen denken dat ze zich nooit een dag verdrietig mogen voelen en dat een berisping het einde van de wereld betekent. Volgens mij loop je op die manier inderdaad een groot risico op burn-outs en andere enge kwalen. Misschien zouden we moeten pleiten voor meer middelmatigheid. En voor meer solidariteit onderling. Als we stoppen elkaar op elk vlak af te troeven wordt het leven misschien nét iets minder speciaal, maar waarschijnlijk wel leuker.

‘We geven niet om de Palestijnse zaak’

0
In het gebied tussen de zee van Galilea en Nazareth wonen zo’n vijfduizend moslims al meer dan honderdvijftig jaar vredig samen met hun Joodse buren. Hier geen torenhoge muren langs religieuze lijnen, steekpartijen of landjepik. Het geheim? De Circassiërs en Joden hebben meer gemeen dan dat ze van elkaar verschillen. Onze correspondent Freek de Swart doet verslag vanuit Israël.

‘Misschien praat je wel met de laatste generatie Circassiërs in Israël!’ Aan het gelaat van Zoher Thawcho is te zien dat hij het meent. Circassiërs of Tsjerkessen zijn een islamitisch volk dat oorspronkelijk van de Kaukasus komt. Sinds de negentiende eeuw wonen er Circassiërs in Israël. Thawcho zit onder het bouwstof en heeft eigenlijk geen tijd voor interviews. Samen met een zwager is ‘de laatste Circassiër van Galilea’ bezig met het bouwen van een nieuw huis in Kfar Kama, één van de twee Circassische dorpen in het gebied. De klusser is de beheerder van het lokale Heritage Centre. Daardoor wordt hij bij het gemeentehuis al snel gezien als logisch aanspreekpunt voor ronddwalende journalisten in het dorp. ‘Eigenlijk moet je morgen terugkomen, dan is er traditionele dans en zijn er meer mensen.’ Nadat dat is beloofd wil hij toch wel even zitten voor een praatje. Hij legt uit dat de relatie tussen Kfar Kama en de Joden bijna honderdvijftig jaar teruggaat.

De exodus van zijn volk uit het noordwesten van de Kaukasus begon in 1864 na de invasie van hun land door de Russen. Zo’n negenhonderdduizend van hen kwamen terecht in het Ottomaanse Rijk (1299-1922), waar ze zich vooral vestigden in de Balkan. Nadat Bulgarije in 1878 onafhankelijk werd verspreidden de Circassiërs zich over het gehele sultanaat, waaronder Galilea. Volgens Thawcho heeft zijn volk nooit problemen ondervonden met de overige bewoners in het gebied. ‘We hebben altijd een goede relatie gehad met de bedoeïenen, de druzen en de Arabieren. Ook met de Ottomanen en later de Engelsen konden we goed overweg. Die laatste groep nam hier zelfs onze klederdracht over.’

Twintig jaar nadat de Circassiërs zich vestigden in de regio kwamen ook de eerste moderne Joodse kolonisten naar het noorden van Palestina. Zij stichtten in de omgeving van Kfar Kama onder andere de plaatsen Kfar Tavor, Ilaniya en Yavne’el. Thawcho legt uit dat de Circassiërs en hun nieuwe Joodse buren al vrij snel een speciale band ontwikkelden. ‘Niet alleen waren we beiden een zwervend volk, we spraken vaak ook min of meer dezelfde Russische taal.’ Trots verhaalt de man hoe David Ben-Goerion ooit drie dagen in Kfar Kama werd verzorgd nadat hij gewond werd gevonden in een veld nabij. Later zou Ben-Goerion de staat Israël stichten en de eerste premier van het land worden.

‘Wij dromen helaas nog steeds van ons eigen land. Israëli zeggen wel eens ‘wij hebben het overleefd, waarom jullie niet?’ Maar Circassië is een natie en niet een geloof zoals bij de Joden’, vertelt Thawcho somber. Met het lege koffiekopje voor hem brengt hij een toost uit. ‘Volgend jaar in Jeruzalem! Dat hebben wij dus niet.’ Hij vermoedt dat zijn cultuur wellicht binnen een generatie is uitgestorven in Israël. Na de val van het communisme leek dat even in een stroomversnelling te komen. Veel bewoners van Kfar Kama speelden toen namelijk met het idee om terug te keren naar de Kaukasus. De dorpen in de buurt reageerden geschokt. ‘De Joden die ons kennen willen juist meer Circassiërs hiernaartoe halen.’

Palestijnse zaak
De Joodse kolonisten in Galilea richtten zo rond 1909 de eerste milities op, zoals de Hashomer. Al vanaf het begin sloten veel mensen uit Kfar Kama zich daarbij aan. ‘Circassiërs houden niet van zaken die de stabiliteit van hun gebied in gevaar kan brengen’, verklaart Thawcho daarover.

Ook de diverse Joodse paramilitaire groepen die volgden hadden vaak Circassiërs in de gelederen. In het moderne Israël zijn ze nog steeds de enige moslims die dienstplicht hebben in het Israëlisch defensieleger. De suggestie dat de islamitische Circassiërs meer op de hand van de Palestijnen zouden moeten zijn verwerpt Thawcho. ‘We hoeven geen specifieke sympathie te voelen voor de Palestijnen, we leven mee met alle volkeren die elkaar vermoorden.’

De inwoner van Kfar Kama legt uit dat Circassiërs van nature vrij plichtgevoelig zijn. Zo dienen zijn volksgenoten volgens hem ook in Syrische, Jordaanse en zelfs Russische legers. Of het toch niet ergens knaagt om soms wereldwijd lijnrecht tegenover geloofsgenoten te staan? ‘Wij zijn Israëli en we verdedigen onze natie’, antwoordt hij opnieuw neutraal. Hij wijst erop dat Circassiërs geen Arabieren zijn en dat ze ook niet graag met hen vergeleken willen worden. Als voorbeelden van dit verschil noemt hij de schone straten in Kfar Kama, de lage werkloosheid en het feit dat de moskee, inclusief donatiepot, de deuren dag en nacht wagenwijd heeft openstaan. In het honderdvijftigjarige bestaan van het dorp zou dan ook nog nooit de politie zijn gebeld. ‘We zijn pas later islamitisch geworden en, anders dan bij de Arabieren, niet door een islamitische stroming die gedreven werd door verovering.’

Nog meer dan religie leven de Circassiërs volgens Thawcho aan de hand van de Adiga Khabza. Deze code behelst onder andere een vrij langdurig verleidingsritueel tussen man en vrouw zonder seks of andere aanrakingen. ‘Zes jaar heb ik met mijn vrouw in die tuin gezeten.’ Hij wijst naar de overkant van de straat. ‘Kijken of het klikte en of we elkaar echt wilden.’

Ondanks dat het leeuwendeel van de Circassiërs in het dorp blijft wonen groeit hun aantal nauwelijks vanwege het lage geboortecijfer, gemiddeld zo’n één persoon per honderd inwoners. Zo nu en dan haalt iemand een Circassische partner uit Turkije of Rusland, maar een groot demografisch verschil maakt dat niet. Ook dat hebben de bewoners van Kfar Kama met de Joden gemeen.

Nadat opnieuw beloofd is om morgen terug te keren brengt Thawcho de verslaggever naar het busstation. Net als vele dorpsgenoten rijdt hij korte afstanden in een golfkar. Onderweg attendeert hij op de verkeersborden langs de weg, de enige ter wereld met de Circassische taal erop. ‘Er is geen andere plek als deze.’

Weirdo’s
De volgende dag is er inderdaad een feestje in Kfar Kama. Er klinkt folkloremuziek, meisjes in klederdracht flaneren door de straten en Thawcho laat een groep Israëlische toeristen het cultureel erfgoed zien. Pr-medewerker van de gemeente, Yossi Chosha, is ook van de partij. Hij vergelijkt Kfar Kama met een kibboets. ‘Het is een warm en vredig huis. Onze docenten leren ons hoe bijzonder Kfar Kama is, dat we dicht bij elkaar moeten blijven om onze gemeenschap sterk te houden.’ De nieuwe generatie gaat volgens hem wel naar Tel Aviv en Haifa, maar keert vaak na een paar jaar weer terug. Volgens Chosha zien Israëliërs de Circassiërs vooral als weirdo’s. ‘Ze kijken naar onze blanke huidskleur en vragen zich af waarom wij islamitisch zijn. Als moslim in het leger is het niet altijd even makkelijk. We spreken Hebreeuws, maar met een Arabisch accent. Daar krijgen we ook vragen over, al respecteren ze ons wel.’

Zoher Thawcho

Ook Chosha ziet geen probleem met islamitische militairen die het zionistische ideaal verdedigen. ‘We zijn moslims en Jeruzalem is belangrijk voor ons, maar we geven niet om de Palestijnse zaak.’ Dat Circassische militairen tijdens een hypothetische oorlog met Syrië of Jordanië daardoor tegenover elkaar kunnen staan noemt Chosha ’een lastig dilemma, maar geen onoverkomelijk probleem’. ‘Als ze ons zouden vragen geen moslim meer te zijn, dat is een rode lijn.’

De dorpelingen zijn politiek gezien volgens Chosha overwegend links van het midden en zeker geen fan van Benjamin Netanyahu’s Likoed-partij. Aan Arabische kant worden de Circassiërs volgens hem meestal ook gerespecteerd vanwege de gedeelde religie. De Circassiërs zelf omschrijft Chosha als ‘rustig en opzichzelf’. ‘We zijn niet de elite zoals de Hebreeuwen, maar ook niet de onderlaag zoals de Arabieren. We zitten ergens vast in het midden.’

Op de vraag of dat de Circassiërs niet de perfecte bemiddelaars maakt in het Israëlisch-Palestijnse conflict moet hij lachen. ‘We zijn maar een kleine groep. Ik heb mezelf als doel gesteld om de Circassiërs meer bekendheid te geven buiten Noord-Israël.’ Door hun minieme aantal worden ze volgens hem buiten Galilea vaak over het hoofd gezien of, vanwege de moskee in het dorp, aangezien voor Arabieren. ‘We blijven onze taal en cultuur beschermen. Misschien zijn we de laatste of één-na-laatste generatie Circassiërs in Israël.’

Onderweg naar een ander evenemententerrein blijkt dat de jonge generatie binnen Kfar Kama wel aan het veranderen is. Zo is Chosha binnen een jaar getrouwd buiten de moskee om. Ook draagt zijn vrouw in tegenstelling tot zijn moeder geen hoofddoek meer. ‘We zijn minder gelovig. Een sjeik hoeft mij niet te vertellen wat ik wel en niet mag doen in mijn leven.’

Moderne tijd
Aangekomen bij het scholencomplex annex buurthuis annex sportterrein neemt Haroon Lauz de rondleiding over. Hij houdt zich bij de gemeente vooral bezig met de educatie in Kfar Kama. Op het basketbalveld spelen kinderen met majorette en borden op stokken, moeders aan de zijkant delen eten uit en ook een muziekbandje is van de partij. Binnenin de school is er ondertussen een theatervoorstelling bezig met dansende muizen. ‘Fotografeer gerust, we zijn trots op onze cultuur’, moedigt Lauz aan.

Tijdens de rondleiding door het gemeenschapshuis laat Lauz met gepaste trots de 3d-printer zien in het computerlokaal. Een klas verderop krijgt een leerling bijles rekenen. ‘Om ons te bewijzen in Israël, legt onze burgemeester de nadruk op het bovengemiddeld presteren op het gebied van sport en wetenschap.’ Zo moet de groep academici in het dorp groter worden dan de tweehonderd bewoners die nu wetenschappelijk geschoold zijn. Ook is er budget vrijgemaakt voor een nieuw sportcomplex en auditorium. In totaal is de gemeente van plan om de komende jaren zo’n zevenenvijftig miljoen sjekel (circa 13,7 miljoen euro) te besteden aan bouwen, verbouwen en renoveren. Ondanks deze ondernemende plannen begint ook Lauz al snel over het kleine aantal Circassische bewoners als grootste probleem voor de toekomst. ‘De druzen zijn met z’n honderdduizenden, dan heb je een stem, maar niet als je met een paar duizend man bent.’

‘Voor mij is God een mysterie’

0
Claartje Kruijff wil als Theoloog des Vaderlands zowel buitenkerkelijken als orthodoxen met elkaar verbinden. ‘Ik ben altijd op zoek naar een inclusieve taal waarin we elkaar kunnen verstaan.’

Theoloog Claartje Kruijff mag zich een jaar lang Theoloog des Vaderlands noemen. Een titel die vergeven wordt tijdens de Nacht van de Theologie, een jaarlijkse bijeenkomst van academische theologen. Ze groeide seculier op en kwam pas op latere leeftijd tot geloof. Hoewel ze wars is van dogma´s en om die reden vaak vrijzinnig wordt genoemd, is ze zelf niet heel gelukkig met dat predicaat. ‘Ik heb heel lang van mezelf gezegd dat ik een vrijzinnige christen ben. Vaak zei ik dit uit verdediging tegen mijn seculiere omgeving om aan te geven dat ik echt wel liberaal was. Tegenwoordig ben ik daar van afgestapt. Ik ben christen.’ De Kanttekening sprak met Kruijff onder andere over opgroeien in een seculiere samenleving, de interreligieuze dialoog en de essentie van geloof.

In eerdere media heeft u verteld hoe u tijdens de voorbereidingen op uw huwelijk met uw katholieke man tot geloof bent gekomen. Hoe reageerde uw omgeving daarop?
‘Ik heb niet gelijk gezegd dat ik christen wilde worden, maar toen ik theologie ging studeren trokken sommige vrienden hun wenkbrauwen op. Sommigen vonden het een erg spannende keuze. Ze zagen het als een academische exercitie. Ik kreeg een keer de vraag toegeworpen ‘je gaat daar toch niet aan die hele gelovige dingen mee doen hè?’ Achter mijn rug om hoorde ik dat mensen zeiden dat ik van het padje af was of ze zeiden ‘die is in de heer’, terwijl ik zelf nooit zo over mijn geloof praat. Nu vijftien jaar later zijn mijn vrienden ouder geworden en ruimer gaan denken. Daarnaast is de samenleving ook echt veranderd, er is meer ruimte ontstaan voor geloofsgesprekken. We zijn als hele samenleving minder fel tegen religie geworden. Eerder moest ik me echt verdedigen voor mijn keuze.’

Waar heeft dat mee te maken?
‘Ik denk dat we nu in een periode zitten waarin we ook de schaduwkanten van de vrijheid hebben ingezien. Mijn generatie heeft overal mee gebroken, maar daardoor is er ook een leegte ontstaan. Heel dat anti-theïstische is nu weg. Het gevoel dat je je moet bevrijden van het geloof speelt niet meer. De meeste mensen zijn bevrijd van de oude dogmatische zuil. Er is ruimte ontstaan voor wat dan wel houvast kan bieden in het leven.’

Wat wilt u meegeven als Theoloog des Vaderlands?
‘Ik denk dat mijn persoonlijke verhaal exemplarisch kan zijn voor hoe veel mensen zich voelen in deze seculiere samenleving. Het besef dat er veel wijsheid te halen is in de oude tradities. Het christendom is enorm rijk en diep. Veel mensen hebben het existentiële kader, waarin ruimte is voor de echte vragen van het leven, deels verloren. Het idee dat je überhaupt nog kan leven met een ‘tegenover’. Het idee dat je geroepen wordt of antwoorden krijgt vanuit een andere dimensie. Dat is een kader waar ik voor wil staan. We missen het gesprek over vragen als wie ben ik en hoe verhoud ik me tot de wereld? We gebruiken nauwelijks nog woorden voor de metafysica. Ik zie de titel als een kans om daar ruimte voor te maken.’

U zei in een recent interview met het Nederlands Dagblad dat God een mysterie voor u is. En dat het spreken over God begint bij het leven. Bent u dan wel overtuigd van zijn bestaan?
‘Voor mij is God inderdaad een mysterie. Of ik zeker weet dat God bestaat vind ik een heel lastige vraag. Ik geloof niet dat God in de categorie valt van zeker weten. Mijn geloof in God betekent dat ik ervan overtuigd ben dat er een mysterie is dat groter is dan ikzelf. Tegen iemand buiten de kerk zou ik bijvoorbeeld zeggen: hoe ik mij verhoud tot mijzelf, tot een ander, tot de grotere wereld om mij heen, tot het grotere geheel, dat noem ik God.’

U gelooft in een mysterie. Wat gelooft u dan eigenlijk?
‘Het mysterie is er, dat geloof ik. Ik ben onderdeel van dat mysterie. En dat is natuurlijk het moeilijke, want geloof is natuurlijk wat anders dan weten. Het is een diep gevoel en besef. Verder dan dat ga ik niet. Het is aan categorieën en woorden voorbij.’

U preekt in de kerkgemeenschap Dominicus. Zijn de leden vrij in wat ze verstaan onder God?
‘Ja, er komen heel verschillende mensen vanuit verschillende hoeken naar onze kerk. Ik kan niet voor heel de gemeente spreken, daarvoor is het te pluriform. Er is geen vaststaand godsbeeld waaraan iedereen zich moet conformeren. Iedereen is vrij om er een eigen invulling aan te geven, maar dat betekent niet dat mensen niet gelovig zijn.’

Jullie zijn niet aangesloten bij de Protestantse Kerk Nederland of bij de Rooms-Katholieke Kerk. Waar staan jullie in het spectrum van het christendom?
‘We zijn heel lang verbonden geweest aan de Katholieke Kerk. Lange tijd werden we gedoogd en gezien als een soort vrijplaats voor liturgische- en gedachtenexperimenten. Uiteindelijk is er door het bisdom afstand genomen van ons. Dominicus werd te experimenteel. Zelf hebben we nooit persé op dat eiland willen zitten. We houden contacten met andere gemeentes en we hebben experts uit het veld die ons adviseren. We willen niet losstaan van de christelijke traditie, maar we zijn niet meer aangesloten bij een christelijk instituut.’

Noemen de leden zich protestant of katholiek?
‘Veel mensen noemen zich zo al niet eens meer. Vaak zeggen ze ik ben oecumenisch of ik ben christen, of ik ben zoekende. Soms halen mensen inspiratie uit esoterie of uit Boeddha. En tegelijkertijd heb je mensen die heel trouw de christelijke exegese volgen.’

Kan je christen zijn en tegelijkertijd Boeddha aanbidden, ben je dan nog wel zuiver bezig?
‘Wat is daar onzuiver aan? Volgens mij kan dat prima naast elkaar bestaan. Ik kan niet over mensen oordelen wat dat betreft. Als mensen daar kracht uit putten, dan zie ik het probleem niet. Zuiverheid gaat voor mij om heel andere dingen, zoals je eigen verhouding met God. Een open blik hebben naar een andere traditie hoeft dat niet te bijten.’

Vervaagt het christendom dan niet? Er wordt door politici soms gesproken over de teloorgang van de christelijke cultuur. Bent u daar niet bang voor?
‘Nee, hoor. Je legt me nu ook een kader in de mond waar ik me niet heel prettig bij voel. We lezen namelijk elke zondag uit de Bijbel. Er wordt ook heel zorgvuldig aan bijbelexegese gedaan, we bidden, we zingen uit een christelijk liedboek. Ik zie niet in wat daar niet christelijk aan is, ik zie die teloorgang niet. We laten wat dat betreft helemaal niet zo heel veel los, alleen het heeft een open karakter. We bewaren juist heel veel van de christelijke traditie.’

Wat bewaart u dan precies?
‘Een eeuwenlange traditie, daar sluiten wij bij aan.’

Daar zijn geen dogma’s voor nodig?
‘Ik vind van niet. Dogma’s zijn uiteindelijk regels die mensen aan mensen opleggen. Voor mij is dat niet waar geloven om gaat.’

Over dogma’s gesproken, moet een christen in letterlijke zin geloven dat Jezus is opgestaan uit de dood?
‘Ik vind de opstanding van Jezus een diep kwetsbaar en prachtig verhaal, maar om te zeggen dat een christen daar letterlijk in moet geloven, nee, ik zou daar ruimte in laten. Juist als je dat doet komt het aan op het echte mysterie van leven en dood, dan zijn we niet bezig met daar woorden voor te zoeken, dan accepteren we dat sommige dingen woorden te boven gaan. Als dat gebeurt komt het aan op een diep vertrouwen en hoop.’

Is het noodzakelijk dat Jezus bestaan heeft om in hem te geloven?
‘Ik vind het verhaal ontzettend sterk. Het is een heel bijzonder oerverhaal. Ik voel me wat dat betreft ook echt christen. In andere religies kan je ook van alles vinden, maar wat betreft het verhaal van Jezus vind ik het christendom uniek. Het is een religie met grote diepgang. Zijn leven en lijden maakt het christendom enorm rijk. Ik denk zeker dat je in dat verhaal diep kan geloven zonder zeker te weten of Jezus, zoals hij in de Bijbel wordt beschreven, echt bestaan heeft.’

Uiteindelijk gaat het dus om het verhaal zelf, dat wij tot leven roepen?
‘Ja, ik denk dat je je leven door dat verhaal beter kan plaatsen. Het is een verhaal dat leeft tot de dag van vandaag. Als ik het heel letterlijk neem, dan zie ik om mij heen mensen die een kruis moeten dragen. Mensen die heel moeilijke dingen meemaken. Iedereen lijdt voor elkaar en niemand kan elkaar helpen. Toch kan er uit dat lijden soms iets heel krachtigs en moois ontstaan. Wat dat betreft is het een heel geloofwaardig verhaal. Het speelt zich elke dag voor je ogen af. Het is een door en door levend verhaal.’

Komt u met deze vrijzinnige geloofsopvatting niet in conflict met orthodoxe christenen?
‘Ik heb heel lang van mezelf gezegd dat ik een vrijzinnige christen ben. Vaak zei ik dat uit verdediging tegen mijn seculiere omgeving om aan te geven dat ik echt wel liberaal was. Tegenwoordig ben ik daar van afgestapt. Ik ben christen. Ik vind het niet interessant om mij scherp af te zetten tegen orthodoxe christenen. Er zijn namelijk overal dogma’s, ook buiten de kerk. Het is dus heel moeilijk om altijd met een open geest te blijven denken. Ik heb met heel orthodoxe christenen gestudeerd en ik kan het in principe goed met hun vinden. Ik voel me verbonden met hen, omdat we allemaal hetzelfde te bewaren hebben. We hebben allemaal het idee dat we leven voor God, ook al noemen we dat misschien anders en gaan we er anders mee om. Ik kijk altijd naar waar de liefde, de gezamenlijkheid, de kern zit. Dat geldt ook voor contact met de islam. Ik ben altijd op zoek naar een inclusieve taal waarin we elkaar kunnen verstaan. Misschien geven we anders vorm aan ons verlangen, maar we zijn allemaal op zoek naar een betere wereld.’

Aan de ene kant wilt u iets beschermen en aan de andere kant wilt u met niemand het contact verliezen. Is het niet zo dat wanneer je je hart opent voor anderen dat je daar ook altijd iets voor in moeten leveren?
‘Dat is waar, ik wil daarom ook niet iedereen tevreden houden. Je zal altijd mensen verliezen, omdat je niet koste wat het kost naar de ander toe kan bewegen. Zelfs binnen onze kerk denk ik niet dat ik iedereen tevreden kan houden. Ik neem een bepaalde stijl en thematiek mee en er zullen altijd mensen zijn die om die reden wegblijven. Maar dat laat onverlet dat je als theoloog altijd kan proberen het gesprek aan te gaan en open te staan voor anderen. Er valt veel te winnen als je luistert naar wat de ander ten diepste beroert.’

Tot nu toe is steeds de Theoloog des Vaderlands een christen geweest. Kan een hindoe, moslim of boeddhist geen Theoloog des Vaderlands worden?
‘Ik weet niet of dat door de organisatie zo bepaald is. Dze vraag kreeg ik laatst ook van een joodse rabbijn. Ik vind het een heel terechte vraag. Theologie kan je immers verstaan als godsleer, dus dan zou de Theoloog des Vaderlands ook een moslim of jood kunnen zijn. De verkiezing wordt echter financieel ondersteund door allerlei christelijke instituten, misschien dat het daarom vooral een christelijke aangelegenheid is.’

Hoe wilt u de interreligieuze dialoog voeren?
‘Als Theoloog des Vaderlands heb ik een budget van tienduizend euro gekregen om te investeren in projecten. Ik ben begonnen met een denktank op te richten waarin we studie doen naar het gebed Onze vader. Alleen al het eerste woord is interessant, wie is ‘ons’? Ik werk samen met twee protestanten, een katholiek, een jood en een moslim.’

Wat is het doel van die gesprekken?
‘Wat we precies gaan afleveren weten we nog niet precies. Waar we mee bezig zijn is het zoeken naar andere waarden dan de dominante in de maatschappij. We willen schrijven vanuit de dingen die we tegenkomen in ons eigen kwetsbare leven. De tragiek om je heen, de teleurstelling en de verwondering. Als de maatschappij heel erg stuurt op autonomie, individuele prestaties en zelfredzaamheid, wat kan je daar dan tegenoverstellen? Hoe kan je de maatschappij dan verrijken vanuit de religieuze taal? Dat is onze focus.’

Er is momenteel veel discussie over wat de rol zou moeten zijn van religie in een seculiere samenleving. Bijvoorbeeld recent de discussie of een agent een hoofddoek mag dragen of niet. Is religie iets voor achter de voordeur of van het publieke domein?
‘Ik geloof niet dat je religie achter de voordeur kan houden. Het is ten diepste wie je bent, dus je neemt het ook mee de publieke ruimte in. Ik denk dat dat besef steeds meer doordringt bij gelovige mensen en dat een seculier wereldbeeld wellicht te lang te dominant is geweest in de publieke ruimte. Het is in mijn beleving goed als er steeds meer ruimte komt voor gesprek over en vanuit religie in het publieke domein en wanneer dat tot spanningen leidt en hoe we daar als samenleving mee om kunnen en willen gaan.’

Toch zijn het niet de christenen die hier een zaak van maken. De moslims zetten wat dat betreft de agenda. Hebben christenen zich niet veel meer geplooid naar de seculiere samenleving?
‘Ja, misschien hebben christenen wat betreft te veel laten liggen de laatste decennia.’

In uw geloofsgemeenschap is er grote vrijheid in godsbeelden en in uiting van het geloof. Er wonen daarentegen dogmatische moslims in Nederland die graag gebruik maken van onze godsdienstvrijheid, maar minder makkelijk die vrijheid ook gunnen aan andersdenkenden. Is dat niet iets waar we beducht op moeten zijn?
‘Ik denk dat je daarover in gesprek moet gaan. Ik kom veel op de Vrije Universiteit, wat ik daar zie geeft mij hoop voor de toekomst. Ik zie veel islamitische studenten. Ze komen daar onder meer naar toe denk ik, omdat de Vrije Universiteit ruimte biedt voor levens- en wereldbeschouwing meer dan de christelijke alleen. Ze zullen vanuit academische context ook hun religie verdiepen. En natuurlijk is er een spanningsveld tussen verschillende religies, maar als je dat onderdrukt, dan wordt dat spanningsveld juist groter. De Bijbel pleit om naast je ego te gaan staan en niet te leven in angst. Het is een religieuze verantwoordelijkheid om die angst af te zweren.’

Is er een verschil tussen hoe u als psycholoog sprak en hoe u nu als theoloog gesprekken voert?
‘Je brengt een ander gesprekskader met je mee. Het kader als theoloog is groter in mijn ogen. Een psycholoog probeert een diagnose te stellen, kijkt waar hij het probleem onder kan scharen. Als theoloog voer ik een ander gesprek. Tegelijkertijd raken de beroepen elkaar wel.’

U luistert graag naar wat mensen beweegt, wat dat betreft is er veel overlap lijkt me.
‘Zeker, maar er is ook een belangrijk verschil. Ik krijg weleens mensen doorverwezen vanuit de psychologische praktijk. Dat zijn mensen die niet verder komen bij de psycholoog, omdat ze een leegte voelen die de psychologie niet voor hun kan opvullen. Met die mensen heb ik vaak de leukste gesprekken, want ik herken veel in hen. Als je altijd geleerd hebt om te denken dat jij het begin en eind bent van je eigen verhalen, dan kan het enorm opluchten om verder te kijken dan enkel de problemen. De zin van het leven overdenken en praten over het grotere geheel kan dan een verademing zijn.’

In deze tijd gaan er ontzettend veel mensen naar de psycholoog terwijl de kerk leegstroomt. Wat zegt dat over de tijd waarin we leven?
‘De wachtrij bij de psycholoog zit vol, bomvol. Zo vol dat sommige jonge mensen helemaal niet terechtkunnen. Jongeren van deze tijd zijn vaak niet opgevoed met het idee dat je in de kerk antwoorden kunt vinden. Ze zijn niet opgegroeid met een kader waarin je je plaats kan bepalen in een enorm rijke menselijke geschiedenis, de geschiedenis van het geloof. Er zijn in het geloof geen kant-en-klare antwoorden, maar er is enorm veel wijsheid overgeleverd door de eeuwen heen. Als je dat niet hebt meegekregen, dan kan het leven een zware klus zijn. Heel veel jonge mensen worstelen met waar ze hun leven aan op kunnen hangen.’

Is die behoefte aan religie in andere dingen gaan zitten, zoals bijvoorbeeld het aanhangen van een voetbalclub?
‘Dat denk ik wel, voetbal is natuurlijk ook religie. Ik denk dat we er nu achterkomen dat we het niet alleen kunnen dat we altijd die gemeenschapszin zullen zoeken en daar op verschillende manieren uiting aan blijven geven. In de kerk kun je geborgenheid en richting vinden. Het is een plek waar ik echt kan ontspannen en kan denken: hier hoor ik bij, hier is het goed. Ik denk als je dat allemaal helemaal alleen moet uitzoeken dat dat vaak te zwaar is, dat geeft een enorme druk. De vraag waar we vandaan komen, het besef dat we erg klein en kwetsbaar zijn, dat zijn we een beetje kwijtgeraakt. Het heeft misschien ook met ons landschap te maken en de manier waarop Nederland is ingericht. Als alles om je heen plat en behoorlijk volgebouwd is dan krijg je dat gevoel niet, maar als je dan naar de bergen gaat en je ziet hoe klein je bent en hoe je opgaat in het landschap, dan is dat besef er meteen.’

Zijn we religie als samenleving ook niet opnieuw aan het uitvinden? In de jaren vijftig ging het vaak over zeker weten, terwijl het nu meer gaat over hoe om te gaan met de onzekerheid van het niet zeker kunnen weten.
‘Dat denk ik ook, theologen als Harry Kuitert en Carel Ter Linden hebben dat systematische bolwerk van het zeker weten uitgeplozen en losgelaten. Zij hebben veel betekend voor de theologie, maar voor mij bracht dat niet veel, omdat ik alleen de vrijheid kende en mij nergens van hoefde te bevrijden. Ik had geen behoefte om af te rekenen met schijnzekerheden, omdat ik die toch al niet had. Ik wilde juist weten of er ondanks dat nog iets te halen was. Ik denk zeker dat de generatie na mij religie in dat opzicht op een nieuwe manier aan het ontdekken is. Bewust van het niet zeker kunnen weten en tegelijkertijd vertrouwen vinden in het geloof. Ik heb zo moeten leven vanuit een soort oervertrouwen, misschien ben ik wel mijn eigen anker. Ik heb het met mensen meestal niet over of God wel of niet bestaat, de gesprekken die ik heb gaan meer over de ander, de wereld en vragen als hoe verhoud ik mij tot mijzelf en wat is je levenshouding? Daar gaat het uiteindelijk om. Mensen hebben nu andere woorden voor geloof, maar het gaat nog steeds om hetzelfde, namelijk vertrouwen.’

Moet je christen zijn om dat vertrouwen te hebben?
‘Nee, dat denk ik niet. Ik haal daar wel het meeste uit, maar toch denk ik dat ik anders had geloofd als ik elders was opgegroeid. Dus nee ik denk niet dat je daar christen voor moet zijn. Ondanks mijn seculiere opvoeding vind ik het heel logisch dat het christendom voor mij aantrekkelijk is. Het zit heel diep in onze cultuur.’