13.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 800

De mislukte coup is een zegen voor Erdogan

0
De mislukte staatsgreep in Ankara heeft inmiddels ook een aantal verontrustende ontwikkelingen binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap blootgelegd, waarbij de steeds verder oplopende politieke en maatschappelijke spanningen binnen Turkije nu ook in Nederland worden geïmporteerd. Verontrustend zijn daarbij vooral drie dingen. Ten eerste de vanzelfsprekendheid waarmee veel Turkse Nederlanders de lezing van Ankara over de couppoging kopiëren. Ten tweede de in verkettering en soms zelfs in geweld ontaardende bejegening van andersdenkenden (lees: alle critici van Erdogan ), waartoe dit bij sommige Erdogan-aanhangers leidt – plus het feit dat die dat ook als legitiem beschouwen. En ten derde het stilzwijgen van de nieuwe partij Denk, die toen het om de bescherming van moskeeën ging vooraan stond, maar nu niet van zich laat horen, omdat ook zij kennelijk het standpunt van Ankara klakkeloos overneemt. Een ding laten de twee Denk-Kamerleden op dit moment namelijk volledig na: zelfstanding denken.

In een interview met de NRC hekelt de Turkse ambassadeur in Nederland, Sadik Arslan, het gebrek aan westerse medewerking bij de aanpak van de Gülen-beweging als aanstichters van de couppoging. Het bewijs voor haar rol, zo beweert hij, is ”overweldigend”, ”hard” en ”overtuigend”. Of de ambassadeur ook zélf gelooft wat hij als zoveelste buikspreekpop van Erdogan uitkraamt, laat ik in het midden. In elk geval gelooft gelukkig geen enkele serieuze Europese politicus hem. Het punt is namelijk: het blijft in dat opzicht steeds bij schreeuwerige beweringen, die alleen met de regelmaat van een haperende langspeelplaat worden herhaald in de hoop dat ze daarmee vanzelf de waarheid worden. Tot nu toe heeft nog niemand ook maar een snipper bewijs daarvoor gezien. En zolang dat er niet is, bestaat er geen enkele reden voor welke westerse regering ook om in opdracht van Ankara enige maatregel tegen de aanhangers van Gülen te nemen. Dat, zoals Arslan beweert, er diverse bekentenissen van daders zijn, zegt gezien de omstandigheden waaronder die zijn verkregen weinig. Human Right Watch en Amnesty International maken zich met reden zorgen over de omstandigheden waaronder de verdachten van de couppoging worden vastgehouden, en op foto’s waarop enkelen hunner aan de pers werden gepresenteerd, zijn duidelijk de sporen van mishandeling te zien.

Verdacht is vooral het Erdogan-bewind. Met zeer grote gretigheid – Erdogan zelf sprak zelfs letterlijk van een ”godsgeschenk” – heeft ze de mislukte putsch aangegrepen om al zijn tegenstanders politiek uit te schakelen en zijn machtsgreep op het land te vergroten. Er is – buiten de heren Kuzu en Özturk misschien – toch niemand die echt gelooft dat al binnen een etmaal precies bekend is wie er allemaal bij de couppoging betrokken waren? Dat men dat allemaal binnen no time door politieonderzoek wist te achterhalen?

Tienduizenden mensen zijn nu al gearresteerd, ontslagen of op non-actief gezet. De lijsten daarvoor lagen uiteraard allang klaar, het wachten was voor Erdogan slechts op de beste gelegenheid. Wat dat betreft fungeert de klungelige couppoging voor hem precies als de even klungelige Rijksdagbrand voor Hitler: als goedkoop excuus om de noodtoestand uit te roepen en zo dictatuur te vestigen die toch al op het programma stond. Voor een Erdogan -aanhanger nu vanwege die vergelijking witheet van woede ontploft: het was Erdogan zélf, die recent Hitler als een daadkrachtige leider aanprees.

Zij die nu, ondanks die noodtoestand, hardnekkig Erdogan als ”democraat” blijven verdedigen – hij is inderdaad langs democratische wijze aan de macht gekomen, maar dat was Hitler ook – verwijzen graag naar Frankrijk. Daar is, na al die aanslagen, toch ook de noodtoestand uitgeroepen, en na Nice weer verlengd? En Turkije heeft toch, afgezien van die couppoging, met de PKK nog heel wat meer terrorisme te verduren? Dat laatste is allemaal waar, maar miskent een cruciaal verschil, los van het feit dat ook aan de Franse juridische (over)reactie wel degelijk dubieuze kanten zitten. Dat is, dat in Frankrijk die noodtoestand niet tot arrestatie, vervolging of ontslag van tienduizenden mensen heeft geleid, maar slechts tot die van niet eens een promille daarvan. Dat is het verschil tussen een land waar de regering zich door bloedige omstandigheden gedwongen voelt de noodtoestand uit te roepen, en een land waarvan de regering de omstandigheden maar al te gretig aangrijpt om dat te doen.

De formele democratie mag dan, met het afslaan van de putsch in Ankara gered zijn, de rechtsstaat is daarvan nu het slachtoffer  en daarmee ook de democratie in diepere zin. Want democratie behelst meer dan dat de meerderheid beslist: namelijk, dat daarbij de rechten van minderheden worden gerespecteerd, in plaats van met voeten te worden getreden. Dat is iets, wat al die Erdogan-aanhangers die in Istanbul juichend de straat opgingen om vervolgens de doodstraf voor alle als landverraders weggezette andersdenkenden te eisen, niet snappen.

Dat veel Turken in Turkije, gehersenspoeld als gevolg van het huidige mediamonopolie van het Erdogan-bewind, de propaganda van het bewind voor zoete koek slikken, is nog enigszins begrijpelijk. Maar dat ook een groot deel van de Turkse Nederlanders dat doet en sommigen hunner daarin een vrijbrief zien om anderen te terroriseren, stemt zeer droevig, omdat zij wèl in een land leven waar het hebben van een afwijkende mening een grondrecht vormt. Men had mogen hopen dat de voorlieden van Denk, die zich op andere momenten – en niet altijd geheel ten onrechte – over de naar PVV-clichés neigende opvattingen van sommige collegae beklagen, zich daarvoor nu luid en duidelijk zouden inzetten. Helaas is hen het vermogen daartoe kennelijk niet gegeven.

De Praagse Winter

0
Voor het eerst bezocht ik Praag dertig jaar geleden, twee jaar voor de ‘Praagse Lente’. We hadden het adres van een jonge activist die zijn medestudenten mobiliseerde tegen de communistische regering. De tien dagen die we in Praag met hem doorbrachten voerden ons van de ene verrassende ontmoeting naar de andere. Ik had nog nooit zo’n vreemde verzameling mensen bij elkaar gezien. Van ultra-nationalisten tot kunstenaars tot afgedwaalde communisten. De activisten hadden slechts gemeen dat ze optimistisch en vastberaden waren om hun samenleving vreedzaam te hervormen. Zij waren de mensen die zich niet lieten intimideren door het systeem. De beroemde dissident Vaclav Havel (1936-2011) noemde dit het ‘leven in de waarheid’.

Twee jaar na ons bezoek was de fluwelen revolutie een hoopvol feit. De generatie van die activisten is nu zelf aan de macht. Ik was deze week opnieuw in Praag voor het grote jaarlijkse IMISCOE-congres (International Migration, Integration, and Social Cohesion in Europe) met het thema migratie en ontwikkeling. Als organisator van het congres werd ik uitgenodigd bij de minister van Buitenlandse Zaken op de Burcht, het Tsjechische machtscentrum dat letterlijk boven Praag uittorent. De minister en haar ambtenaren bombardeerden ons ruim een uur met felle frustratie over de arrogante houding van het Westen ten opzichte van de voormalige Oostbloklanden. Vervolgens ook nog een lange tirade waarom het enerzijds onwaar is dat deze landen een negatieve houding ten opzichte van migranten hebben, maar het tegelijkertijd wel gerechtvaardigd is dat zij geen vluchtelingen willen opnemen. Mijn collega van de universiteit van Warschau opperde nog voorzichtig dat onze gastvrouw als minister toch leiderschap moest tonen, juist tegenover racistische sentimenten in de bevolking. En ik vroeg mij af… Wat is er gebeurd met die generatie activisten van de fluwelen revolutie? Waarom zo boos en naar binnen gekeerd? Hun standvastigheid lijkt te zijn veranderd in een starre houding waarin alleen het eigen gelijk telt.

De dag erna zag ik iets van een verklaring. Wij werden door een Tsjechische collega van de universiteit meegenomen naar de Vietnamese groothandelsmarkt Sapa, in een afgelegen buitenwijk van Praag en gevestigd op het voormalige slachthuisterrein. In de golf van sluitingen van staatsbedrijven na de val van het communisme is ook het slachthuis dat iedereen in de wijk van werk voorzag gesloten, waardoor dit nu één van de armste wijken van Praag is. Veel werknemers van het slachthuis hebben nooit meer werk gevonden. De Vietnamezen kwamen destijds gedurende het communisme als zogeheten ‘broedervolk’ naar Tsjechië om de schuld van hun land aan het Oostblokland af te betalen. Na de val van de muur in 1989 keerden zij niet terug naar Vietnam, maar zetten de textielhandel op in Praag. Een groep van twintig Vietnamese families heeft het slachthuis gekocht en het is nu een groot en levendig handelscentrum. Hun kinderen werken in de winkels en restaurants, maar gaan daarnaast ook massaal naar de universiteit en zij zijn zeer succesvol. Veel jonge Vietnamese families werken zelf dag en nacht, terwijl Tsjechische werkloze oudere vrouwen uit de buurt op hun jonge kinderen passen. De rollen zijn omgedraaid. Het laat de sociaaleconomische verhoudingen goed zien. Voor veel Tsjechen is de ‘Praagse Lente’ geëindigd in een lange winter.

Erdogan heeft Europa laten zien hoe zwak hij staat

0
Een knieval. Anders vallen de excuses van de Turkse president Erdogan aan het adres van zijn Russische collega Poetin vanwege het neerhalen van een Russisch gevechtsvliegtuig november vorig jaar niet te omschrijven. Als een misschien nog wel veel grotere knieval dan die Europa voor Turkije dit voorjaar maakte in de vluchtelingencrisis. Groter, niet alleen omdat er van openlijke excuses sprake was, waar het bij de vluchtelingencrisis om ongelijke onderhandelingen ging, maar ook omdat Erdogan tot dan toe veel hoger van de toren had geblazen tegenover Rusland, dan Brussel tegenover Ankara.

Hier had de ene zelfbewuste autocraat zijn meester in een andere niet minder zelfbewuste autocraat gevonden. Kennelijk was de nood zo hoog gestegen, dat Ankara geen andere keus meende te zien: de snelle ineenstorting van de toeristenindustrie als gevolg van een Russische boycot waardoor vrijwel alle Russen wegbleven (gepaard met een forse terugloop aan Europese vakantiegasten als gevolg van de groeiende onrust en onveiligheid in de regio).

Wat Brussel met Moskou tot dusverre niet lukte – door een economische boycot de tegenstander te dwingen zich terug te trekken uit de Krim – lukte Moskou met de zelfde middelen bij Ankara wel. Is dat, omdat de door Rusland berokkende economische schade in Turkije nog (veel) groter is dan de door Europa berokkende economische schade in Rusland? Is dat, omdat Erdogan nog altijd minder stevig in het zadel zit dan Poetin? Poetin kan verkiezingen volledig naar zijn hand zetten, desnoods door letterlijk met de stembiljetten te knoeien; Erdogan kan dat (nog) niet. In Ankara bestaat in het parlement nog altijd een oppositie van serieuze omvang, in Moskou ontbreekt die. Economische neergang kan Erdogan zo eerder aan het wankelen brengen dan Poetin – en de laatste weet dat.

Wat ongetwijfeld van belang is, blijft het verschil in formaat, en dus ook in militaire kracht. Turkije is een regionale grootmacht, Rusland – ook na de ontbinding van de Sovjet-Unie – een mondiale. Dat Ankara buiten de eigen regio geopolitieke activiteiten ontplooit, is onwaarschijnlijk – voor Moskou is dat een oude traditie die nu, na de tijdelijke inzinking in de vernederende Jeltsinjaren, opnieuw door het Kremlin tot leven wordt gewekt.

Anderzijds, zo zal men aanvoeren, staat Rusland internationaal vrij geïsoleerd, zoals bleek bij een aantal cruciale VN-stemmingen waar het Russische schending van het internationaal recht betreft. Het zoekt vaak steun bij China, maar anders dan in Sovjettijden is nu niet China, maar Rusland de juniorpartner. Het verschil in inwonertal – een factor één op tien – blijft niet meer zonder consequenties.

Omgekeerd is Turkije nog altijd NAVO-lid – nog altijd, ofschoon met de dag de vraag prangender wordt wat een steeds minder democratisch land als Turkije eigenlijk nog in de NAVO te zoeken heeft, die voor de vrijheid van het Westen pal heet te staan. Zoveel vrijheid is er immers in Turkije intussen niet meer. Van onafhankelijke rechtspraak en dito media is nog weinig over, en Erdogan en de zijnen hebben steeds openlijker lak aan de scheiding der machten.

Wat er toe bijdraagt dat tot nu toe de vraag naar het Turkse NAVO-lidmaatschap nog niet opgeworpen is – waar de Franco-dictatuur indertijd een belemmering voor een Spaanse vormde – is dat het Westen in de groeiende chaos in het Midden-Oosten de Turken hard nodig heeft. En ook in de groeiende confrontatie met Rusland, dat zich als gevolg van de NAVO-uitbreiding na de val van de Berlijnse Muur bedreigd voelt – een gevoel dat door Poetin propagandistisch tot op het bot wordt uitgebuit.

Niet dat Turkije de laatste tijd bij pogingen tot een oplossing van de situatie in Syrië en Irak zo’n behulpzame bondgenoot gebleken is. Alvorens IS ook in Turkije begon toe te slaan, fungeerde Turkije als doorgangshuis voor jihadisten; de overheid keek daarbij weg. Ook is Erdogan , door de verhouding met de Koerden te verzieken omwille van een verkiezingsoverwinning, in Syrië in de praktijk meer een tegenstander dan een medestander van de Amerikanen, die juist de Syrische Koerden als hun bruikbaarste bondgenoot op de grond beschouwen.

Het Westen heeft de Turken nodig – maar het omgekeerde geldt evenzeer, nu Erdogan met zijn capitulatie voor Poetin de facto heeft aangegeven hoe zwak hij staat, of tenminste zich voelt. Veel andere partners dan het uiterst ongemakkelijke Israël heeft Ankara in de regio momenteel niet. Erdogan s eerdere pogingen om een neo-Ottomaanse leidersrol op zich te nemen door goede verhoudingen met de buren na te streven is vooreerst mislukt – met Iran, met Syrië, met Egypte. En juist het voor een islamitisch land zeer ongemakkelijke contact met Israël zal verbetering van de verhoudingen met vrijwel alle anderen in de regio in de weg staan. Blijven slechts Europa en Amerika over.

Dat betekent dat Europa heel wat minder zwak tegenover Turkije staat dan het zelf denkt. In de paniek van de vluchtelingencrisis heeft men alle Turkse eisen ingewilligd, en zelfs met heropening van de toetredingsonderhandelingen ingestemd – hoe irreëel die, met het oog op de droevige staat van de rechtsstaat in Turkije, ook zouden moeten zijn. Zo diep zat de angst in Brussel dat men de grote aantallen asielzoekers niet aan zou kunnen, en de onvrede daarover bij diverse nationale verkiezingen (waaronder de Nederlandse) tot een implosie van het politieke midden zouden kunnen leiden, dat men de zwakte van de tegenpartij niet zag.

Nu is die duidelijk geworden, en dat betekent dat Brussel bij volgende gespreksronden met Ankara zijn poot moet durven stijfhouden, bijvoorbeeld waar het een eventuele versoepeling van de visavrijstellingsvoorwaarden betreft.

Erdoğan is vooral bezig zijn hachje te redden

0

Is het excuus van Erdoğan aan Poetin over het neerhalen van een Russisch gevechtsvliegtuig een signaal dat de Turkse president wakker wordt uit zijn megalomane droom? Nee, deze knieval past, net als Erdoğans recente toenadering tot Israël, in zijn strategie om de teruglopende economie vlot te trekken; zijn enige redding.

Erdoğans verontschuldiging is geaccepteerd door Poetin, waarmee een nieuwe fase aanbreekt in de relatie met Rusland. Goed voor de Turkse economie, met name voor de toeristensector (dat het aantal Russische toeristen sinds het incident met ruim 91 procent zag dalen).

Maar het betekent ook gezichtsverlies voor de zelfbenoemde wereldleider Erdoğan, die tot vorig maand volhield dat Rusland excuses moet aanbieden nadat de Russische straaljager 17 seconden het Turkse luchtruim schond.

Een normalisatie van de relatie tussen Turkije en Rusland was door analisten al voorspeld omdat handelsboycotten voor beide landen economisch niet zijn te handhaven. Het is Poetin nu gelukt Erdoğan op zijn knieën te krijgen. De volgende eisen van Rusland aan Turkije zijn koerswijzingen in Syrië en Irak. Ook die zullen plaatsvinden. Want Erdoğan heeft geen uitweg. Zijn droom om een soennitische hegemonie op te zetten in de driehoek Aleppo, Gaza en Caïro is sowieso – nu Assad lijkt te blijven zitten – als een papieren paleis in elkaar gevallen.

Zijn recente knieval naar Israël is zo mogelijk nog opvallender en goed voor Turkije. Deze kwam nadat de Israëlische regering deze week bekend maakte dat aan de slachtoffers van de flotillacrisis in 2010 (waarbij tien Turkse burgers omkwamen door een aanval van Israëlische soldaten) een schadevergoeding van 20 miljoen dollar wordt toegekend. Daarnaast ziet Turkije af van de vervolging van de Israëlische soldaten die de aanval hebben uitgevoerd. Ook de blokkade van de Gazastrook wordt niet opgeheven, ondanks dat Erdoğan dit jarenlang als voorwaarde stelde voor het verbeteren van de betrekkingen met Israël.

Voor deze toezegging haalde islamist Erdoğan bijna dagelijks uit naar Israël, noemde het land ”een terroristische staat” en zei dat er nooit verzoening met Israël zou plaatsvinden zolang hij aan de macht is. Recent zei Erdoğan opeens iets totaal anders: ”We hebben Israël nodig, maar Israël heeft ook Turkije nodig.” Woordvoerder Ömer Çelik van de AKP volgt hem daarin en zei onlangs: ”De staat Israël is de vriend van Turkije.”

De vraag is: heeft Turkije – als land – Israël werkelijk nodig of is het Erdoğan en zijn entourage te doen om het handhaven van de eigen macht? Het moet het tweede zijn. Om de relatie met het Westen – en vooral met de Verenigde Staten – te herstellen heeft hij Israëls invloed hard nodig. Erdoğan maakt zich immers grote zorgen over de corruptiezaak die in de VS loopt naar zijn voormalige ministers. Na vragen van de oppositiepartij CHP bleek enkele maanden geleden dat Erdoğan 65 miljoen dollar heeft betaald aan Joodse lobbyisten in de VS om de relatie met Israël te herstellen.

Erdoğan lijkt dus langzamerhand te beseffen dat hij het niet alleen voor het zeggen heeft en dat Turkije geen supermacht is, maar een tamelijk kwetsbare, open economie. Zijn populistische retoriek heeft hem thuis in Turkije stevig in het zadel geholpen, maar in het buitenland heeft hij door zijn machogedrag en contraproductieve houding nauwelijks vrienden meer. Dat raakt de Turkse economie en het toerisme.

En hoe. Vóór het neerhalen van het Russische gevechtsvliegtuig stond Rusland in de top tien van handelspartners van Turkije. Nu is er bijna geen economische relatie. Ook de EU moet hij te vriend houden. De Turkse economie is volgens officiële cijfers voor 49,1 procent afhankelijk van export aan EU-landen. Ook de Europese vakantietoerist is belangrijk voor het land. Het Turkse ministerie van Cultuur en Toerisme becijferde (april 2016) dat 55,2 procent van de toeristen die Turkije als vakantiebestemming kiezen uit EU-landen komen, waarvan 14 procent uit Duitsland.

De koerswijziging van Erdoğan lijkt dus vooral ingegeven door de harde cijfers van de economie. Want hij weet dondersgoed dat als er een economische crisis komt dat hem duur te staan. De AKP zal de meerderheid bij de eerst komende verkiezingen dan zo goed als zeker verliezen. Daarom haalt hij nu alles uit de kast – ja, zelfs verontschuldigen – om de relaties te herstellen. Met deze herpositionering van Turkije, zo redeneert Erdoğan, zal de economie weer gaan bloeien waardoor hij door kan gaan met zijn plannen voor een presidentieel systeem en Turkije met keiharde hand kan besturen.

Dit opiniestuk is op 5 juli gepubliceerd in de NRC.

Mehmet Cerit is hoofdredacteur van Zaman Vandaag en Zaman Hollanda. Volg hem op Twitter: @Ceritm

De Telegraaf wilde het interview met mij niet publiceren

0
Via de persvoorlichter van de Vrije Universiteit kreeg ik onlangs het verzoek voor een interview met De Telegraaf. Het zou moeten gaan over de vermeende dubbele loyaliteit van Turkse Nederlanders. Nou moet je allereerst weten dat ik niet bepaald een fan ben van De Telegraaf. Ik heb de krant tot mijn zeventiende verplicht gelezen, omdat mijn ouders Telegraaf-lezers waren. Toen ik jong was stond de De Telegraaf-lezer symbool voor rechtse conservatieve mensen. Als ik toen, jong als ik was, al een identiteit had, was die dat ik in elk geval géén De Telegraaf-lezer wilde zijn.

Ik accepteerde de aanvraag toch, omdat ik het juist belangrijk vind om mijn mening te laten horen in een kring die het absoluut niet met mij eens is. Ik heb wel diep nagedacht wat ik De Telegraaf-lezer wilde vertellen. Ik dacht: hoe kan ik de Tegraaf-lezer de populariteit van Erdogan onder Turkse Nederlanders uitleggen? Welke politieke figuur komt in Nederland bij hem in de buurt? En zeg nu zelf, van alle Nederlandse politieke leiders komt Wilders toch echt het dichtst bij hem in de buurt. Ze zijn beiden populisten, goed in one-liners, waarbij zij elke actuele gebeurtenis uitleggen als een bewijs voor hun gelijk. Ze leiden beiden hun partij met strakke hand en dulden geen tegenspraak of iemand naast hen. Ze spelen beiden de nationalistische kaart waarbij steeds een andere minderheidsgroep als potentieel gevaar voor de natie wordt afgeschilderd, maar een nog belangrijkere overeenkomst is dat zij beiden zeggen “de gewone man” te vertegenwoordigen die “door de elite wordt geminacht”.

In Turkije was dat ooit de seculiere politieke elite die neerkeek op de religieuze plattelandsbevolking. De partij van Erdogan, de AKP, maakte daar een eind aan. Maar wellicht nog belangrijker is de psychologisch component. Erdogan herstelt voor veel Turkse Nederlanders, precies zoals Wilders voor veel autochtone Nederlanders, hun trots. Voor de Turkse Nederlanders de trots dat Erdogan toch maar mooi Merkel en Rutte bedelend op de knietjes krijgt. Trots dat Turkije “nee” kan zeggen tegen Europa en sterk genoeg is om ”zijn eigen weg” te gaan. Het is het soort gevoel dat los komt als Turkije met voetbal Nederland verslaat in Konya en naar het EK gaat en Nederland niet. Zo’n gevoel gaat veel dieper dan de sympathie voor een partijprogramma. Datzelfde gevoel geeft Wilders ook aan veel autochtone Nederlanders. Hij zegt: je mag weer trots zijn op Nederland. Wij moeten trots zijn om Nederlander te zijn en wij gaan daarom onze eigen weg en wij willen niet dat Europa ons vertelt wat wij moeten doen.

De journalist van De Telegraaf, Silvan Schoonhoven, luisterde oprecht geïnteresseerd naar mijn betoog. Je hoorde zijn brein knarsen. ”Interessant”, zei hij meermaals. Maar zoals je al kunt raden wilde De Telegraaf mijn analyse natuurlijk helemaal niet plaatsen. Daar zit De Telegraaf-lezer namelijk helemaal niet op te wachten. What was I thinking?

De ene bekeerling is de andere niet

0
”Paris vaut bien une messe”: Parijs is wel een mis waard. Met deze beroemde woorden legitimeerde de protestant Hendrik IV (1553-1610) zijn bekering tot het katholicisme om in 1589 koning van Frankrijk te kunnen worden. Een eeuw later nam de protestantse keurvorst van Saksen met het oog op de Poolse kroon dezelfde stap. Eén van de meest fameuze gevallen van religieus opportunisme uit de achttiende eeuw bood de Pruisische baron Karl Ludwig von Pöllnitz (1692-1775), een Casanova-achtige avonturier die van hof naar hof trok en daarbij regelmatig van protestant tot katholiek converteerde, of andersom, al naar gelang ter plekke beter uitkwam, in totaal wel zeker een keer of zes.

De komst van veel vluchtelingen uit Syrië en andere landen in het Midden-Oosten confronteert ook Nederland zo plots met een verschijnsel dat het ontwend is geraakt, en waarvan we dus niet precies weten hoe we het moeten beoordelen: met bekeringen, in dit geval van moslim tot christen. In diverse gevallen roept dit ook bij de kerken die zo nieuwe leden mogen bijschrijven, vragen op: gaat het om een bekering uit overtuiging, of om een bekering uit opportunisme?

Thans is dat voor de meeste Nederlanders immers vrijwel ondenkbaar geworden: dat je van geloof wisselt met het oog op je carrièrekansen. We kennen al meer dan anderhalve eeuw scheiding van kerk en staat, en godsdienst is een privézaak geworden. Toen twee jaar terug een Nederlands kraanbouwbedrijf, ten einde een opdracht nabij de Kaäba binnen te slepen, haar werknemers tijdelijk moslim liet worden, was dat goed voor de krant. Of die werknemers ook zo ver gingen als de Nederlandse Arabist Snouck Hurgronje (1857-1936), die zich in 1885 zelfs liet besnijden om zonder risico als ‘pelgrim’ Mekka binnen te komen, bleef daarbij onduidelijk. De undercoveractie van Hurgronje doet daarbij denken aan de huidige van Maarten Zeegers: een antropologische studie mogelijk gemaakt door vermomming.

Daar waar geen vrijheid en gelijkheid van godsdienst bestaat, bekeren zich echter altijd regelmatig grote groepen mensen tot het dominante geloof, met het oog op betere toekomstperspectieven, of, in extremere gevallen, om letterlijk hun huid te redden. Dat was vroeger ook in Europa het geval. In Andalusië zagen, na de verovering van Granada (het laatste restant van het grote kalifaat van Cordoba) door Spanje in 1492, de joden zich voor de keuze gesteld om zich of te bekeren, of te vertrekken – velen kozen voor het eerste, ook al bleven ze dan soms in het geheim nog lang hun oorspronkelijke riten trouw. In Frankrijk stelde Lodewijk XIV (1638-1715) met de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 de protestantse Hugenoten voor dezelfde keus: katholiek worden of het land uit – of het gevang.

In vrijwel heel Europa bepaalde tot de Verlichting de vorst het geloof van zijn onderdanen. En nadien kwam er wel vrijheid van godsdienst, maar in de praktijk betekende dat niet meteen ook gelijkheid van godsdienst. In Nederland hadden protestanten lang maatschappelijk een streepje op de katholieken voor, die werden gediscrimineerd en niet voor vol aangezien.

Nog bij het huwelijk van prinses Irene in 1965 stak in protestantse kring een storm van verontwaardiging op dat zij omwille van haar huwelijk met een Spaanse troonpretendent katholiek geworden was. En ook de komst (zonder bekering) van de katholieke Maximá leidde bij de orthodox-gereformeerde SGP tot gefronste wenkbrauwen, terwijl al eerder het feit dat ex-koningin Juliana (1909-2004) op de bruiloft van één van haar kleinkinderen óók van de hostie gesnoept had, opzien baarde.

Hoe dan ook: wij hebben in Europa inmiddels – van het Koninklijk Huis afgezien – weinig ervaringen meer met ‘zakelijk’ gemotiveerde bekeringen. Dat komt, omdat geloof er inmiddels voor iemands loopbaan zo weinig meer toe heet te doen, dat het door de gelovigen zelf inhoudelijk serieus kan worden genomen, zonder enige maatschappelijke bijbedoelingen.

Dat maakt bekeringen in onze ogen snel een stuk oprechter, dan in vroeger eeuwen het geval was. Tegelijk is in het seculiere Nederland geloof als zodanig dermate privé en onbelangrijk geworden, dat veel autochtonen zich verbazen wanneer mensen überhaupt nog op grond van een bewust veranderde overtuiging van kerk wisselen; de meeste christenen zijn immers niet katholiek of protestant als gevolg van eigen keuze, maar omdat zij in een bepaald nest zijn opgegroeid.

In sommige islamitische landen worden christenen (en zeker tot christenen bekeerde moslims) echter van overheidswege vervolgd en/of vanuit hun omgeving bedreigd, en daardoor heb je als christen uit Iran in de asielprocedure een grotere kans op een verblijfsvergunning dan als moslim. Valt het iemand kwalijk te nemen dat hij of zij met het oog op een betere toekomst van geloof wisselt, zoals dat eeuwen lang ook in Europa is gebeurd? Dat is het paradoxale: juist omdat in een land als Iran het geloof veel serieuzer wordt genomen dan hier, zijn sommigen geneigd hun eigen geloofsovertuiging een stuk minder serieus te nemen, omdat hun toekomstperspectieven er veel sterker van afhankelijk zijn.

Uiteraard levert zo’n bekering soms wel eens komische taferelen op – zoals een kersvers gedoopte ex-moslima, die recent bij een maaltijd vroeg, of die wel halal is: iets wat zij zich nu als christen immers niet meer dient af te vragen. Aan de oprechtheid van haar bekering hoeft dat overigens niets af te doen, dat oud en nieuw nog even door elkaar lopen.

Dat was ooit in Europa, toen dat gekerstend werd, ook niet anders. Ook toen bleven oude niet-christelijke opvattingen en gebruiken nog lang naast de nieuwe christelijke bestaan, of werden beide tot iets nieuws versmolten. Daar danken we zowel Sinterklaas als Kerstmis aan – tradities met een heidense oorsprong, die door een christelijk sausje tot religieus-correcte festijnen werden getransformeerd.

Leer van Ali, de beuk erin tegen anti-islam-klimaat!

0
Met de dood van Muhammad Ali, de legendarische Amerikaanse bokser en burgerrechtenactivist, twee weken geleden, is een tijdperk afgesloten. Bij zijn overlijden werd hij in kranten, op tv en op internet geroemd als een man die onder de moeilijkste omstandigheden toch bleef staan voor zijn principes. Zelfs Donald Trump roemde Ali als een groot man.

Dat was vijftig jaar geleden wel anders. In een tijd dat dienstweigeren zo ongeveer gelijk stond aan landverraad, weigerde Ali in Vietnam te gaan vechten. ”Ik heb geen ruzie met de Vietcong [het Noord-Vietnamese leger]”, zei hij.

Het kostte hem zijn wereldtitel boksen en kwam hem bijna op gevangenisstraf te staan. Hij verloor ruim drie kostbare jaren van zijn carrière. Daar kwam nog bij dat Ali, geboren als Cassius Clay, zich in de jaren zestig tot de islam bekeerde. Dat op zichzelf was geen heel opzienbarend nieuws in die tijd, eerder een curiositeit. Dat Ali, die door een groot deel van blank Amerika bij zijn oorspronkelijke ‘slavennaam’ werd aangesproken, zich aansloot bij de in die tijd als radicaal bekend staande Nation of Islam, vond men veel schokkender. Ali kwam in contact met de legendarische Malcolm X (1925-1965), het beroemdste lid van de Nation. Het was de tijd dat er in de Verenigde Staten apartheid bestond, met gescheiden voorzieningen voor blank en zwart, net als in Zuid-Afrika. En hoewel een flink deel van blank Amerika, vooral in de noordelijke staten, niets moest hebben van de racisten die de zuidelijke staten domineerden, was het idee dat je buurman zwart is ook voor hen nog moeilijk te aanvaarden. Het was de tijd van de beruchte moorden op voorvechters van gelijke rechten zoals X en Martin Luther King (1929-1968). Ali werd ook meermaals bedreigd, maar bleef zich compromisloos inzetten voor de zaak. Hij stelde de dubbele moraal in Amerika genadeloos aan de kaak waarin de zwarte bevolking wel moest gaan vechten in Zuidoost-Azië ”om daar de democratie te brengen”, maar thuis behandeld werd als tweederangs burger. Nu wordt deze compromisloze man als een held geëerd. Het kan verkeren.

Ik moest hieraan denken toen ik de portretten van Abou Hafs, Nourdeen Wildeman en Salaheddine Benchikhi in de NRC van 3 juni las. Drie compromisloze jonge moslims die zeggen dat zij geen boodschap hebben aan al die lieden die vinden dat er geen plaats is voor islam in dit land. Hoezo is hier geen plaats voor moslims? Wie bepaalt dat? Wie heeft het hier voor het zeggen en waarom zou een geboren en getogen Nederlander die toevallig moslim is daar minder over te zeggen hebben dan een ander? Dat is ongeveer de boodschap van de drie activisten. Ook bij hen geen goed woord over voor al die moslims die het op een akkoordje willen gooien met de gevestigde orde en voor de dubbele moraal die bijvoorbeeld te zien is bij de reacties op de aanslagen in Brussel en die in Ankara. Moslims moeten veel duidelijker en veel compromislozer het anti-islam-klimaat in Nederland aan de kaak stellen. ”De strategie van het gestrekte been”, noemt Hafs dat.

Heel opmerkelijk is de constatering in het artikel dat de onverzoenlijke toon van mensen als Hafs, Wildeman en Benchikhi juist de kloof tussen moslims en niet-moslims vergroot en dus het doel van volwaardig burgerschap juist verder weg brengt. Een interessante maar nogal kromme redenering, omdat je daarmee dus eigenlijk zegt dat alleen als iedereen het van harte met je eens is en je aanpak volledig onderschrijft, je actie kunt voeren tegen onrecht. Is actie en verzet in zijn aard niet altijd ontregelend? En schop je niet altijd per definitie tegen zere benen? De mannen in het artikel in de NRC willen onomwonden duidelijk maken dat er veel mis is in Nederland en dat het klimaat jegens moslims tamelijk verziekt is. De onlangs verschenen rapporten van het Rotterdamse moslimplatform SPIOR en van de Amsterdamse onderzoekster Ineke van der Valk over uitingen van haat tegen moslims en de islam laten aan duidelijkheid niets te wensen over.

Zijn het Nederland van nu en het Amerika van de jaren zestig onvergelijkbaar? Natuurlijk wordt dat straks weer geroepen. ”Daar was echt onrecht en hier zijn we alleen bezig een ordelijke samenleving te maken.” Dat werd ongetwijfeld ook gezegd tegen mensen als Ali en X. ”Ondankbare honden die jullie zijn.” Daar zit de overeenkomst. Toen en nu zeggen activisten: stop met je hypocriete praatjes over gelijkheid, over rechten, over vrijheid en over waarden als je niet eens in staat bent om je bevolking gelijkwaardig te behandelen. Stop met je steeds opschuivende voorwaarden en eisen. Wij bepalen ook mee hoe de samenleving eruit ziet en daar hebben we jullie goedkeuring niet voor nodig.

En zo rolt de geschiedenis verder.

Naast Erdogan en Gülen is er een derde weg

0
Dat het bewind van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan inmiddels meer en meer afglijdt naar een autocratie met dictatoriale trekken moge duidelijk zijn. De president slaat wild om zich heen, niemand die het waagt hem te bekritiseren of belachelijk te maken ontkomt aan zijn lange arm. We weten dat er tientallen journalisten gevangen zitten of te maken hebben met slepende rechtszaken die hen het leven zuur maken. Ook wetenschappers moeten het ontgelden en recent zelfs parlementsleden. Enfin, er zijn voorbeelden te over van de toenemende repressie in het land.

Journalisten, wetenschappers, activisten, velen van hen wordt onrecht aangedaan en terecht protesteren ze daartegen. Tegelijkertijd is het in het kader van genoemde ontwikkelingen gemakkelijk om de rol van het slachtoffer aan te nemen. En in die houding schuilt wat mij betreft een gevaar. Want de rol van slachtoffer aannemen is in wezen ook een weglopen van verantwoordelijkheid. Nu heb ik het hier niet over individuele gevallen van journalisten en wetenschappers die in hun privé-leven moeten boeten vanwege hun deelname aan het publieke debat in Turkije. Ik wil het op een wat hoger niveau tillen en dan met name kijken naar het geval van de krant Zaman en haar edities buiten Turkije, zoals Zaman Vandaag.

Het is algemeen bekend dat de redactie en medewerkers van Zaman en haar buitenlandse edities zich geïnspireerd weten door de moslimgeleerde en -autoriteit Fethullah Gülen. Gülen is een vroegere kompaan van Erdogan en feitelijk streefden zij hetzelfde doel na: de islamisering van Turkije. Om redenen, waarvan het melden hier te ver voert, omdat er geen ruimte voor is, is er een conflict tussen beide mannen ontstaan. Gülen, die sinds 1999 in Amerika woont, propageert de boodschap van een tolerante, bruggenbouwende en geweldloze islam. Hij veroordeelt keer op keer de gewelddadige aanslagen die in naam van de islam worden gepleegd. Dat zijn wat mij betreft allemaal prijzenswaardige zaken en mensen als Gülen heeft de islamitische wereld hard nodig. Tegelijkertijd moet ook vastgesteld worden dat het tussen beide mannen maar niet goed lijkt te komen. Zeker, Gülen heeft via journalist Fehmi Koru geprobeerd Erdogan de hand te reiken, maar dat werd hooghartig door de laatste afgeslagen. Dat gaf Gülen op zijn beurt weer de gelegenheid zijn rol als goedwillende buitenstaander te benadrukken, maar het leidde er niet toe dat hij de strijdbijl begraven heeft. Integendeel.

En zo kan het zijn dat Turkije, dat toch al zo geteisterd wordt door de vluchtelingencrisis en de strijd tegen de PKK, ook nog eens geconfronteerd wordt met een ideologische strijd die het land ernstig verdeelt. Er zijn namelijk nogal wat Gülen-aanhangers in Turkije zoals er ook veel aanhangers van Erdogan zijn. Maar Erdogan is de baas en hij was het die besloot de Gülen-krant Zaman van haar ideologische basis en leiding te ontdoen. Voor de persvrijheid is dat een ramp, voor de individuele medewerkers ook. Ook voor de Zaman-affiliaties buiten Turkije is dat een ramp, want zij zijn als het ware hun moederschip kwijt en moeten zich organisatorisch herpakken.

Dit perspectief schetsend kom ik terug op de ‘buitenstaandersrol’ die ik boven noemde. Het is voor de Gülen-aanhangers natuurlijk koren op de molen wat er gebeurd is. Ze kunnen zeggen, en dat doen ze ook, dat ze slachtoffer zijn van de nietsontziende machtspolitiek van Erdogan . Maar dat slachtofferschap ontslaat hen niet van de verantwoordelijkheid die ze hebben de situatie te bezien zoals deze zich nu ontwikkeld heeft. Wat heeft hun ideologische leider Gülen bewogen? Heeft hij initiatieven vanuit het verre Amerika ondernomen om erger te voorkomen? Niets van dit alles.

De aanhangers van Gülen dienen zich achter de oren te krabben. Is het niet eens tijd afstand te nemen van een meester die ver weg zit en feitelijk weinig tot niets doet. Heb je echt een man als Gülen nodig om tot een bruggenbouwende, tolerante en geweldloze islam te komen? Ik dacht het niet. Bovendien impliceert het slaafs volgen van de geleerde dat de verdeeldheid in Turkije alleen maar toeneemt. Ik zou daarom denken dat het tijd wordt voor een derde niet persoonsgebonden weg van de islam en waarom zouden de Zaman-edities buiten Turkije daar geen eerste aanzet toe doen?

‘Nederlandse islam is kwestie van tijd’

1
In de reeks Elementaire deeltjes is deze maand het boek Islam uitgebracht, geschreven door antroploog Thijl Sunier, hoogleraar Islam in Europese Samenlevingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Het boek geeft beknot de ontwikkelingen van verschillende stromingen in de islam weer. De Kanttekening sprak Sunier.

Er zijn al veel boeken over islam. Wat voegt uw boek daar aan toe?
‘De reeks Elementaire deeltjes behandelt iedere keer een bepaald thema met de vraag ‘hoe zit dat?’. Ze hebben mij gevraagd om met een voorstel te komen voor een boek over de islam. In dat voorstel heb ik uitgelegd dat ik geen theoloog ben maar een antropoloog. Ik kijk dus niet zozeer naar de leer van de islam, maar eerder naar wat moslims doen met hun religie. Ik kijk naar het dynamische proces van commentaren op bronnen, door de loop van de eeuwen is daar ontzettend veel over geschreven. Die body van kennis is geen vast gegeven maar wordt steeds opnieuw op verschillende manieren vormgegeven door moslims. Ik bestudeer wat er gebeurt met die traditie als moslims bijvoorbeeld migreren en zich in een ander land vestigen. Als de context verandert, verandert de toepassing van islam ook. Gezag en vestiging staan niet vast, waardoor de islam voortdurend in beweging is. Ik vind het belangrijk om dat te benoemen en hoop met dit boek daar een bijdrage aan te leveren.’

U legt in uw boek de nadruk op de mystieke en de zichzelf relativerende islam. Waarom heeft u gekozen voor deze focus?
‘Het idee bestaat dat de islam alleen maar een godsdienst is van wetten en rechtsscholen, maar de mystieke islam bestaat net zo goed. Het dichter bij God willen komen en de ervaring van God is net zo goed een onderdeel van de islam, maar waar te weinig aandacht voor is. In de islamologische literatuur wordt de islam van de wetten en de mystieke islam uit elkaar getrokken terwijl dit oorspronkelijk veel meer met elkaar verweven is.’

U schrijft zelfs dat de mystieke islam in Nederland bezig is aan een opmars. Een opmerkelijk geluid in een tijd waarin we in de krant vooral lezen over de opmars van de radicale islam.
‘Het idee is dat moslims in nieuwe omstandigheden zoals in Nederland in eerste instantie alleen het boek over houden en de traditie overboord gooien, maar ik denk dat dat een beperkte visie is, want als  je kijkt naar de islam in Nederland, zie je met name in de laatste jaren dat er een groei is van allerlei mystieke praktijken. Alleen we zien het niet omdat we geneigd zijn om bij islam gelijk te denken aan de moskee, imam en de Koran.’

Dat kan zo zijn, maar onder jongeren is juist een groeiende belangstelling voor de puriteinse islam. Duidelijke dogma’s en structuur. Of gelooft u echt dat  moslimjongeren massaal al-Ghazali en ibn Rushd (Averroes) lezen?
‘Laten we duidelijk zijn, onder het gros van de moslims is er heel weinig kennis over de geleerden in de islam. De islam is vaak de islam die je aangereikt krijgt door je directe omgeving. De moslimmiddenklasse is aan het groeien, dat is een onomkeerbaar fenomeen. Het opleidingsniveau gaat omhoog en er zijn steeds meer jonge moslims die de gevestigde orde in twijfel trekken. En die moslims zullen zich vroeg of laat gaan verdiepen in hun eigen traditie.’

Maar gaat het gros van de jongeren die de gevestigde orde in twijfel trekt niet juist terug naar de bron, door op internet te zoeken naar imams die strikter in de leer zijn dan hun ouders en de moskee?
‘Dat heb ik ook gedacht,  het idee heerst dat jongeren die niet in de pas lopen gelijk puriteins worden, maar dat is te makkelijk. Ik heb ook gezien dat er een heleboel jongeren zijn die juist andere wegen bewandelen. Het is niet zo dat je alleen een radicale islam als alternatief hebt als je kritiek hebt op de islam van thuis. Het islamitische landschap is heel erg divers, dat is de realiteit. De angst dat jongeren die niet in de pas lopen allemaal radicaal worden en naar Syrië gaan is enorm, natuurlijk moet je dat probleem niet bagatelliseren, maar je moet je er ook niet blind op staren.’

De islam is mensenwerk zegt u, maar is het principe van iedere gelovige niet dat religie los staat van tijd en plaats en een universele goddelijke kern bevat?
‘Als een moslim zegt: ‘de islam heeft een universele kern’ dan is dat ook mensenwerk, dat is juist mijn punt. Moslims die zeggen dat de islam vrede is zeggen dat omdat ze hun godsdienst op die manier interpreteren, er zijn ook moslims die met dezelfde tekst het tegendeel beweren. Er zijn een aantal principes en mensen verhouden zich tot die principes en doen dan dingen. Het principe van eenheid in de oemma staat centraal in de islam, tegelijkertijd moet ik vaststellen dat mensen elkaar de tent uit vechten om te bepalen waar de grenzen liggen van wel of geen moslim zijn. Op wiens gezag gebeurt dat allemaal? Het eerste wat je als gelovige moet erkennen is dat je niet voor God kan praten, maar alleen kan staan voor je eigen interpretatie. Ik wil de openbaring van de Koran niet in twijfel trekken, alleen dat is een waarheid die je alleen met mensenwerk in de praktijk kan brengen. Als observant zie ik dat verschillende moslims verschillende goddelijke waarheden claimen, dat kan niet allemaal waar zijn. Al geloven moslims in dezelfde tekst, we weten dat we nooit de ware betekenis van de tekst van de Koran kunnen achterhalen.’

Staat het dogma van de eenheid dan niet op losse schroeven?
‘Nee, het enige wat ik zeg is dat het niet de praktijk van de islam is.  Die eenheid zit in de kennis van God, maar die is juist ongrijpbaar.’

U zegt dat je de islam niet los kan zien van haar culturele inbedding, wat hou je dan over van de islam als je de cultuur weg haalt?
‘Niks dus. De islam is een discursieve traditie, dus een levend lichaam waar voortdurend aan gebouwd wordt. Ik geloof niet dat je een universele essentie uit religie kan halen die in elke tijd en in elke plaats één op één toepasbaar is. Daarmee ontken ik niet dat er een aantal principes zijn die de tijd overleven. Wat ik er vooral mee wil zeggen is dat een moskee in China heel anders is dan in İstanbul. Dat is cultuur, en religie is een onderdeel van cultuur.’

Als u zegt religie is onderdeel van cultuur doe je dan niet heel veel gelovigen te kort?
‘Religie is een praktijk die mensen ontwikkelen om datgene zichtbaar te maken wat onzichtbaar is. Ik heb het niet over religieuze rituelen maar over smeekgebeden. Als je een smeekgebed doet dan roep je God aan. Niemand doet dat op exact dezelfde manier. De manier waarop iemand met God in contact komt heeft alles te maken met de manier waarop je in het leven staat en hoe je bent als persoon in een culturele setting. Je kan onmogelijk zeggen dat een moslim in Amsterdam op dezelfde manier de islam beleeft als iemand op het platteland van Egypte.’

U schrijft in uw boek ook dat mosliminternaten niet leiden tot segregatie en de integratie niet in de weg staan, maar groeien kinderen in een internaat niet op in een gescheiden wereld?
‘Er zijn meer werelden naast elkaar dan we denken. Onze samenleving bestaat godzijdank uit mensen met heel verschillende opvattingen en verschillende werelden. Wat mij opvalt aan die discussie is dat niemand zich zorgen maakt om rijkeluisinternaten in bijvoorbeeld Engeland. We zijn geobsedeerd door religieuze internaten, ongetwijfeld heeft dat te maken met de misstanden in het verleden met katholieke internaten. Je realiseren dat er ook andere opvattingen zijn is een leerschool waar men vroeg of laat toch mee te maken krijgt. Je kan de wereld niet in een monolithisch keurslijf dwingen. Ik zie geen wezenlijk verschil tussen kinderen die in een internaat opgroeien en mijn eigen kinderen die ook maar met een beperkt deel van de bevolking omgaan. Je kiest altijd je eigen vrienden gebaseerd op wat je kent en vertrouwt. Ik deel geen grondwaarden met Geert Wilders, maar hij en zijn aanhangers maken deel uit van een wereld naast de mijne. Je zoekt altijd ‘ons soort mensen’, gelijkgezinden daar is niets verkeerds mee in mijn optiek, die enorme angst voor een parallelle samenleving heb ik niet, zo’n eenheid zijn we nooit geweest in Nederland. De Gülen-beweging heeft ook internaten en je ziet dat deze mensen zich helemaal niet opsluiten in hun eigen wereld, het zijn overwegend goed geïntegreerde en hoogopgeleide mensen.’

Het aantal moskeeën waar de voertaal Nederlands is stijgt sterk zegt u, toch hebben buitenlandse organisaties zoals Diyanet vaak nog een stevige vinger in de pap, baart dat geen zorgen?
‘In heel Europa zie je dat er steeds vaker gepreekt wordt in de taal van het land van vestiging, in Groot-Brittannië is die ontwikkeling zelfs al veel langer gaande dan in Nederland, maar ook hier gebeurt het nodige. Veel moslimjongeren in Nederland hebben als eerste taal het Nederlands en ze wensen in die taal aangesproken te worden. Organisaties als Diyanet gaan hoe dan ook de strijd verliezen. Het is een kwestie van tijd. Ik volg dit proces al veertig jaar en demografisch moet je vaststellen dat er een hele grote groep moslims is die Nederland als eigen land ziet en in verzet komen tegen de buitenlandse invloed.’

Toch komt een imamopleiding in Nederland die Nederlandse imams op moet leiden maar niet van de grond, is dat niet een eerste voorwaarde voor zo’n kentering?
‘Te lang is gedacht dat je daarvoor alleen een goede opleiding nodig hebt, zo werkt het helaas niet. Het religieuze landschap is complex en je wordt als kersverse imam niet zomaar geaccepteerd in een gemeenschap. Er zijn veel verschillende belangen, elke stroming heeft zijn eigen agenda waardoor het erg lastig is om zo’n imamschool uit de grond te stampen. Dat is weer  een bevestiging dat je niet zomaar kan spreken van een eenheid onder moslims, maar die Nederlandse islam komt er, daar ben ik van overtuigd. Daarmee bedoel ik niet dat die vorm van islam persé Nederlands is, maar de moslims hier gaan hun eigen islam vormgeven. Politici proberen dat proces  te versnellen, maar ik geloof niet dat dat veel zin heeft. Ik heb pas nog gesproken met mensen van Diyanet in Turkije, ze zeggen dan dat een Nederlandse imamschool niet voldoende kwaliteit kan hebben, dat is lulkoek natuurlijk, ze proberen de touwtjes in handen te houden. Diyanet prijst zichzelf uit de markt, we hoeven alleen maar geduldig te zijn.’

U bent daar helemaal niet sceptisch over? We hebben toch ook gezien dat derde generatie Turkse Nederlanders de persbreidel in Turkije verdedigen en de aanhouding van Ebru Umar toejuichen? Waarom zouden ze dan niet vasthouden aan de Turkse islam?
‘Is het je opgevallen dat ze dat in vloeiend Nederlands zeiden? Ze spreken belabberd Turks! Ik vind dat geen teken van falende integratie. Ebru Umar heeft gezegd dat Turkse Nederlanders hun naam moeten vernederlandsen. Dan ben je toch niet goed bij je hoofd? Je naam veranderen omdat je met een Turkse naam wordt afgewezen bij sollicitaties is toegeven aan discriminatie. Het kan niet zo zijn dat de integratie pas geslaagd is als mensen van buiten hun achtergrond ontkennen. Erken dat hun geschiedenis onderdeel is van Nederland. De aanhang van Erdoğan is tanende in eigen land, dat er in Nederland relatief veel aanhangers zijn heeft met trots te maken. Erdoğan spreekt Turks-Nederlandse jongeren aan omdat hij een vuist durft te maken tegen de EU, dat in combinatie met een verslechterd klimaat voor migranten in Nederland zorgt ervoor dat jongeren zulke uitspraken doen over Ebru Umar.’

Dus de schotelantennes gaan verdwijnen uit het straatbeeld?
‘Absoluut daar ben ik van overtuigd. Begrijp me goed er zal altijd een moslimonderklasse bestaan zoals er in elke bevolkingsgroep een onderklasse is, maar het gros van de moslims behoort binnen een paar jaar tot de middenklasse. Dat proces is onder Turkse en Marokkaanse jongeren al volop gaande.’

U bent erg positief over dat proces, krijgt u wel eens het verwijt dat u te positief bent?
‘Ik krijg door mijn beroep wel eens naar mijn hoofd geslingerd dat ik een moslimvriend ben. Ach, ik denk dan altijd als ik ‘s avonds van mijn werk naar huis ga heb ik nergens meer last van. Voor veel moslims geldt dat niet. Ik geloof niet dat ik te positief ben. Laat ik voorop stellen dat je moslimterrorisme serieus moet nemen, die aanslagen zijn geen kattenpis. Tegelijkertijd moeten we ook reëel blijven, het is echt maar een handjevol jongeren dat overweegt af te reizen naar Syrië. Sinds de aanslagen van 9/11 en de moord op van Gogh is er natuurlijk ontzettend veel gebeurd. Maar je ziet ook een positieve ontwikkeling als je bijvoorbeeld kijkt naar de reactie van moslims op aanslagen. Na 9/11 en van Gogh was de standaardreactie dat dat niets met islam te maken heeft want islam is vrede. Na de aanslagen in Parijs zag je dat moslims actief de strijd aangingen met het radicale gedachtegoed. Ze dagen de islamisten uit om met theologische argumenten te komen. Kortom steeds meer moslims zien het als een probleem binnen de islam en nemen daarin hun verantwoordelijkheid.’

Alevieten en alawieten: een wereld van verschil

0

Hoewel de benamingen alevieten en alawieten anders doen vermoeden, staan de twee groepen in hun geloofsbeleving ver van elkaar af.

Alawieten in Syrië liggen al een tijdje onder vuur door het feit dat Assad een alawiet is. Daarom nemen alawitische leiders nu afstand van de man die nog altijd stevig in het zadel zit. Alevieten in Turkije, niet te verwarren met alawieten, doen dat al langer. De term Arap alevi (Arabische aleviet) wordt door alevieten gebruikt om zich te distantiëren van Arabische alawieten. Alevieten en alawieten verschillen wat betreft hun geloofsbeleving sterk van elkaar. Laten we bij het begin beginnen. Zoals de soennitische islam verschillende afsplitsingen en stromingen kent, is ook de sjiitische kant van de islam pluriform in haar verschijning. Hoewel alawieten en alevieten dezelfde sjiitische wortels kennen en Ali (598-661) als rechtmatige opvolger van Mohammed (570-632) zien, is er toch vooral veel dat hen verschillend maakt.

Zo zijn alawieten Arabieren en alevieten Turken of Koerden; geen onbelangrijk verschil. Ook in de opvattingen over de positie van man en vrouw lopen de twee sterk uiteen. Alawieten sluiten vrouwen uit van godsdienstige rituelen, terwijl tijdens de cem, de alevitische eredienst, mannen en vrouwen juist samen in één ruimte bidden. Ook de semah, een heilige dans, wordt samen uitgevoerd. Alawieten vasten tijdens de ramadan en maken minimaal één maal in het leven de pelgrimstocht naar Mekka. Alevieten hebben eigen vastenperiodes en doen niet mee aan de pelgrimstocht.

Dat wetende resteert de vraag waarom juist de alawieten, klein in aantal, een dictator als Bashar al-Assad hebben voortgebracht. De alawieten zijn altijd een wat onbegrepen groep geweest. Dat vindt zijn oorsprong in het feit dat deze stroming slechts open staat voor ingewijden, wat tot wilde speculaties heeft geleid door de eeuwen heen. Dat ze door verschillende spirituele stromingen zijn beïnvloed is zeker. De islam is de meest in het oog springende, maar ook het christendom heeft zijn sporen achtergelaten. Alawieten vieren zelfs christelijke feestdagen en eren christelijke heiligen.

Na eeuwenlange onderdrukking onder het Ottomaanse Rijk waait er met de val van het rijk een nieuwe wind door het Midden-Oosten. Alawieten grijpen hun kans. De Europese mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk verdelen na de Eerste Wereldoorlog het gebied. Alawieten in het bergachtige gebied bij Latakia krijgen onder bescherming van Frankrijk een eigen staat die deels zelfstandig zouden blijven tot 1946.

In de roerige periode na de Tweede Wereldoorlog vechten verschillende volkeren in het Midden-Oosten voor zelfstandigheid. Het Syrië zoals we dat tegenwoordig kennen ontstaat in 1946 en raakt vrijwel direct betrokken bij gevechten met de zojuist opgerichte staat Israël. De zelfstandigheid van de alawieten gaat op in het nieuwe Syrië; waarmee een nieuwe periode van onderdrukking door de soennitische meerderheid dreigt. De ene militaire coup volgt op de andere, al dan niet gestimuleerd door de CIA. Binnen tien jaar na de oprichting kent het land al tientallen kabinetten en vier verschillende grondwetten.

Het leiderschap van de Egyptische president Gamal Abdel Nasser tijdens de Suez-crisis in 1956 verleidt Shukri al-Quwatli, op dat moment president van Syrië, er zelfs toe zijn land samen te laten gaan met Egypte. Zo ontstaat in 1958 de Verenigde Arabische Republiek, maar niet voor lang. Na een zoveelste militaire coup wordt opnieuw de Syrische Arabische Republiek uitgeroepen tot in 1963 de pan-Arabische Baath-partij het land bij de kladden grijpt. Wederom wordt er serieus gekeken naar de mogelijkheden van een federatie met Egypte, waar deze keer ook Irak een onderdeel van moet worden.

Er wordt zelfs een datum afgesproken voor een volksreferendum, maar door onderlinge meningsverschillen loopt dat op niets uit. Een samenwerking tussen Syrië en Irak wordt gedwarsboomd door een coup die de Iraakse Baath-partij dwingt een stap terug te doen.

Partijman Salah al-Din al-Bitar wordt de nieuwe sterke man, maar wordt in 1966 door generaal Salah Jadid gedwongen af te treden. Jaren van binnenlandse onrust en een kortstondige oorlog met Israël volgen, die de steun onder de bevolking snel doet dalen. Op 13 november 1970 grijpt de toenmalige minister van Defensie Hafez al-Assad, de vader van Bashar, de macht. Senior gaat snel over tot het opbouwen van een infrastructuur waarmee hij de controle over het land kan behouden.

Soennitische rebellie steekt van tijd tot tijd de kop op, maar Assad drukt dat met harde hand de kop in. Omdat de Baath-partij inmiddels niet meer op goede voet staat met haar Irakese partijgenoten steunt Syrië Iran (en niet Irak) tijdens de oorlog tussen die twee landen. Tien jaar later maakt het land deel uit van de coalitie die Irak binnen valt. Na de dood van zijn vader in 2000 neemt Bashar het over, na ‘gekozen’ te zijn met 97,3 procent van de stemmen.

Wat al die jaren op de achtergrond meespeelt: de familie Assad is afkomstig uit een religieuze minderheid die nooit macht gehad heeft, op korte periodes in de geschiedenis na. Waar de Turkse president Recep Tayyip Erdogan symbool staat voor de wederopstanding van de soennitische islam in Turkije, is Assad bij uitstek een vertegenwoordiger van een geloofsgemeenschap die na eeuwen repressie haar kans schoon ziet en de macht grijpt. Maar waar Erdogan  zijn macht ziet als het herstel van een natuurlijk evenwicht, namelijk de eeuwenlange macht van de Ottomaanse sultans, komt de alawitische heerschappij in Syrië eigenlijk uit het niets.

Dat de alawieten zeer wantrouwend staan tegenover de soennitische meerderheid in het land is dan ook niet gek, gezien het feit dat ze altijd vogelvrij waren onder diezelfde soennieten, al kwamen die dan wel uit een ander land. Hoewel dit uiteraard geen enkel excuus is voor de misdaden van Assad, valt te vrezen dat als hij eenmaal verslagen is er een nieuwe volkerenmoord zal komen: die van de alawieten. Dat zij zich daarom juist nu afwenden van hun geloofsgenoot, is goed te begrijpen.