Thierry Baudet heeft er inmiddels een gewoonte van gemaakt om te proberen andere Tweede Kamerleden intellectueel te overbluffen. Het zou echter prettig zijn als hij inderdaad ook eens echt iets wist. Vaak komt hij daarmee door gebrek aan tegenspel weg, maar zodra het om zijn interpretatie van de ‘joods-christelijke cultuur’ gaat, waarmee hij zo graag schermt om muren rond Europa op te trekken, begeeft hij zich snel openlijk op gevaarlijk glad ijs. Dan zijn er, in de vorm van parlementariërs van de SGP en de ChristenUnie, toch altijd een paar collega’s die in Bijbel-exegese beter zijn onderlegd.
Dat bleek opnieuw medio december, toen het tegen de achtergrond van de vluchtelingenproblematiek om de naastenliefde ging – in de dagen voor kerst een actueel thema. Kort samengevat: volgens Baudet betreft de ‘naaste’ voor Nederlanders slechts andere Nederlanders, niet ‘mensen van ver weg’. Mocht er bijvoorbeeld een hoogzwangere vreemdeling aankloppen, dan is er daarvoor in zíjn herberg geen plaats. Dat hij daarmee de strekking van het kerstverhaal toch niet helemaal begrepen had, wist CU-Kamerlid Joël Voordewind vervolgens adequaat duidelijk te maken. Dat zulke naastenliefde, juist vanwege het feit dat de lasten van die gastvrijheid jegens vluchtelingen eenzijdig bij bepaalde volkswijken worden neergelegd, voor sommigen begrijpelijkerwijs misschien moeilijk op te brengen valt, doet aan de mondiale intentie van de bijbelse boodschap niets af.
De ‘joods-christelijke cultuur’, dat is iets waar in Nederland momenteel vooral rechts-populistische politici naar verwijzen die zelden meer een kerk van binnen zien. En als het erop aankomt, is hen ook de Heilige Schrift worst. Om met de hoogst verfijnde Baudet, die voor zijn Forum voor Democratie in de weinig democratische negentiende eeuw zijn grote culturele inspiratiebron ziet, in zijn discussie met Voordewind te spreken: ‘Ik ben niet geïnteresseerd in een wedstrijdje ver plassen over wie de Bijbel het beste kent.’ Dat zulk modern parlementair taalgebruik niet helemaal bij zijn culturele voorkeur past, laat ik even terzijde.
Het gaat mij nu even om dat begrip ‘joods-christelijke cultuur’, dat tegenwoordig zo gemakkelijk over tafel vliegt alsof het hier een eeuwenoude vanzelfsprekende twee-eenheid betreft. Die term heeft eigenlijk pas na 1945 opgang gemaakt, mede uit westers schuldgevoel over de Holocaust. Daarvoor sprak men gewoon over de ‘christelijke cultuur’ – dus zonder het woordje ‘joods’ ervoor – die juist aan die Holocaust het nodige bijgedragen had. In feite is dat ook een iets betere kenschets van wat Europa in sterke mate gevormd heeft tot wat het is, waarbij het jodendom weliswaar altijd aanwezig is geweest, maar geenszins in gelijke mate dominant. Het vormde hooguit het – niet altijd even geliefde – zout in de pap, maar nooit die pap zelf. Die pap was, ook in de ogen van de overgrote meerderheid van de Europeanen van toen, uitsluitend christelijk.
Christendom en jodendom worden met die thans zo populaire term te makkelijk op één lijn geplaatst. Zeker, het christendom is uit het jodendom voortgekomen, begonnen als één van de vele sektes die bij het begin van onze jaartelling aan de oostkust van de Middellandse Zee opkwamen, maar de verschillen zijn tegelijk zeer groot. Om de belangrijkste twee te noemen: het joodse geloof – en dat heeft het met de islam gemeen – draagt vanouds een uitgesproken wettisch karakter; het navolgen van de juiste leefregels, zoals ten aanzien van voedsel (koosjer of halal), speelt voor orthodoxe gelovigen een veel belangrijkere rol dan voor christenen. Ook vrome katholieken en streng-gereformeerden mogen eigenlijk alles eten.
En het tweede verschil: het joodse geloof richt zich op één (uitverkoren) volk; het is etnisch begrensd. Met behulp van de mannenbesnijdenis wordt daarbij de groep duidelijk afgebakend. Ten aanzien van hun mede-joden kunnen orthodoxe joden zich zeer onverdraagzaam opstellen; wat niet-joden doen laat de laatsten daarentegen koud. Het christendom – en dat deelt dít met de islam – heeft een universalistische boodschap voor de hele mensheid en bezit dus een missionair karakter. Dat leidt regelmatig tot bekeringsijver van een soort dat recent die Amerikaanse zendeling met de dood heeft moeten bekopen, waarover mijn vorige column ging. Zij kan soms zelfs bloedige vormen – kruistochten, jihad – aannemen, want voor de radicaalste gelovigen moeten koste wat kost alle zielen worden gered, desnoods met dwang en geweld. Die aandrang is orthodoxe joden weer vreemd.
Door zijn missionaire karakter heeft het christendom, om daarmee succesvol te zijn, zich ook veel meer aan de plaatselijke cultuur van de te bekeren volkeren moeten aanpassen. Ethiopische christenen hebben totaal andere normen dan Engelse. Ofschoon in het Midden-Oosten ontstaan, is het vooral in Europa dat het christendom lang dominant is geweest en dat betekent ook dat het een sterk Europees karakter draagt. Voor een goed begrip van het christendom zoals het hier feitelijk in al die eeuwen vorm heeft gekregen, waren naast de nieuwe geschreven bijbelse normen van buitenaf, de ongeschreven oude waarden van de hier al veel langer bestaande heidense Keltische en Germaanse samenlevingen – die al vroeg een sterk egalitair karakter bezaten – even relevant.
Dat zien we ook op zeer concreet niveau terug. Om twee fameuze Nederlandse decemberfeesten te noemen: de kerstboom valt – inclusief datum – niet los te zien van het Scandinavische zonnewendefeest – en de Germaanse oppergod Wodan reed op een schimmel over de daken om pakjes uit te delen. Over deze heidense tradities is later een christelijk sausje gegoten. Overigens vierde ook mijn Duitse seculier-joodse familie al in de negentiende eeuw Kerstmis, want dat gold gewoon als een nationaal volksfeest – zoals je ook in Istanbul wel kerstbomen ziet, om het Europese karakter van Turkije te benadrukken.
‘Het is ook goed dat Nederland een systeem van evenredige vertegenwoordiging kent en geen hoge kiesdrempel. Hierdoor kunnen nieuwe partijen relatief gemakkelijk in de Tweede Kamer belanden.’
In 2019 bestaat het algemeen kiesrecht in Nederland honderd jaar. Democratie is vanzelfsprekend in ons land. Toch zijn er zorgen. De kloof tussen burger en politiek lijkt steeds groter te worden. Populisten spinnen garen bij de onvrede die onder een deel van het electoraat heerst. Kan de kloof worden gedicht? En helpen de voorstellen uit het rapport van de Staatscommissie parlementair stelsel (beter bekend als de commissie-Remkes) ons daarbij? De Kanttekening ging hierover in gesprek met voormalig D66-parlementariër Boris van der Ham, parlementair journalist Piet de Jong van het Nederlands Dagblad en opiniemakers Joris Canoy van Sargasso en Teunis Dokter van de Dagelijkse Standaard.
Kanaliseren van de onvrede In zijn diagnose van de Nederlandse democratie stelt Dokter vast dat de kloof tussen burger en politiek iets natuurlijks is. ‘Er wonen meer dan zeventien miljoen mensen in ons land. Dit zijn allemaal verschillende individuen. Het is een hele opgave om deze mensen goed te vertegenwoordigen als volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer. Hoe weet je wat de mensen willen? Er worden onderzoeken gedaan naar de opinies van kiezers. Wat ze bijvoorbeeld vinden van de kilometerheffing. De PvdA pakt het heel professioneel aan met rondetafelgesprekken. Men gaat met burgers in gesprek, de verslagen gaan naar Den Haag en de fractie probeert hier vervolgens wat mee te doen. Niettemin is de Haagse vertegenwoordiging nooit helemaal perfect. Er zal altijd een kloof blijven bestaan.’
Het grote probleem is volgens Dokter dat Den Haag op een aantal belangrijke onderwerpen twijfelachtig omgaat met de zogenoemde volkswil. ‘Denk aan het referendum over de Europese grondwet in 2005. De meerderheid van de kiezers was tegen die grondwet, maar de regering besloot de uitslag te negeren en uiteindelijk toch de grondwet te steunen. Ook ten aanzien van migratie wordt de volkswil genegeerd. Daar komt het populisme voor een groot deel vandaan. Populisme heeft als doel de politiek wakker te schudden.’ Dat de kloof tussen burger en politiek tegenwoordig zo groot is, komt volgens Dokter door de gevestigde partijen. ‘Als Mark Rutte helder communiceert over de Europese Unie, neemt hij de PVV en het Forum voor Democratie wind uit de zeilen. Maar Rutte doet dat niet, kan dat ook niet doen, omdat hij Brussel niet voor de voeten wil lopen.’
Van der Ham vindt het – los van de inhoud – goed dat protestpartijen in de Tweede Kamer komen. ‘Partijen als FvD en Denk geven mensen in de samenleving een stem en kanaliseren de onvrede. Het is ook goed dat Nederland een systeem van evenredige vertegenwoordiging kent en geen hoge kiesdrempel. Hierdoor kunnen nieuwe partijen relatief gemakkelijk in de Tweede Kamer belanden. In Groot-Brittannië zijn de frustraties veel erger. De UKIP kreeg bijvoorbeeld in 2015 meer dan 3,5 miljoen stemmen, maar kreeg vanwege de rigide vorm van hun districtenstelsel toen slechts één zetel in het Lagerhuis. Dit soort politieke systemen is bedacht om de status quo te beschermen, maar dat is gevaarlijk. Je dwingt kiezers om hun boosheid tot zo’n kookpunt te laten brengen dat het uiteindelijk een veel radicalere breuk met de status quo forceert. Door ons meer open systeem heeft stemmen altijd zin, boosheid krijgt al snel een plek.’
Toch maakt Van der Ham zich zorgen. ‘Het nadeel van ons systeem is meteen ook dat gebrek aan radicaliteit. De middenpartijen – VVD, D66, CDA, PvdA en GroenLinks – verschillen op dit moment niet heel erg van elkaar. Dus als er echt iets mis zit in de samenleving, waar echt een fundamentele keuze nodig is, dan lijkt zo’n omslag niet echt te komen. Mensen die echt verandering willen, nemen een gecalculeerd risico en stemmen dan op een partij op de flanken. In sommige andere landen zie je dat veel extremer. In Brazilië slaat Jair Bolsonaro verschrikkelijke taal uit, maar hij wil de criminaliteit keihard aanpakken. De partijen van het midden hebben dat niet goed gedaan en kiezers die dat belangrijk vinden nemen zijn taal voor lief, omdat ze echt andere dingen willen. Trump in Amerika, Erdogan in Turkije, Duterte op de Filipijnen – daar is hetzelfde gebeurd door het falen van het midden. In Nederland zie je dat Wilders al jaren vrij stabiel populair is. Kiezers van hem zeggen ook vaak dat ze het niet met alles eens zijn, maar het ‘signaal’ belangrijk vinden. Ze halen het turfschip Breda binnen vanwege de turf en nemen op de koop toe dat daarmee ook allerlei extremistische opvattingen worden ingevoerd. Dat moeten middenpartijen zich aantrekken. Laat zien dat ook noodzakelijke grote verandering vanuit het midden kan plaatsvinden.’
Hoog- en laagopgeleiden Volgens Dokter is de kloof tussen burger en politiek ook een kloof tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen de Randstad en de provincie. ‘Uit een peiling van Maurice de Hond over het rapport van de commissie-Remkes bleek dat de kiezers van VVD, D66 en GroenLinks het meest tevreden waren over de status quo. Ze zijn minder bereid om te luisteren naar pleidooien voor politieke vernieuwing, omdat ze tevreden zijn met hoe het nu is. Dat staat vernieuwing in de weg.’ Een ander punt is volgens Dokter dat de coalitie bewust debatten wil blokkeren. Denk aan het debat over het Marrakesh-pact, dat Thierry Baudet had aangevraagd. Dit debat is er uiteindelijk gekomen, maar de coalitiepartijen hadden aanvankelijk helemaal geen zin in dit debat. Ook zaten de coalitiepartijen niet te wachten op een debat over discriminatie op de arbeidsmarkt, dat Denk had aangevraagd. Deze opstelling versterkt de kloof.’
Van der Ham maakt zich zorgen dat academici zich afkeren tegen het openbreken van ons politieke systeem. ‘Dankzij het Oekraïne-referendum zijn veel academici bijvoorbeeld tegen het referendum geworden. In hun ogen waren allerlei onzinfiguren hiermee aan de haal gegaan en werd een campagne op basis van leugens gevoerd. Los van dat ik vind dat het juist een heel nuttig debat was, wordt ook het zelfreinigend vermogen van de democratie onderschat. GeenStijl, de initiatiefnemer van het Oekraïne-referendum, slaagde er het afgelopen jaar niet in om voldoende handtekeningen op te halen om een referendum over de donorwet te organiseren. Dat kwam mede omdat ze het bij het Oekraïne-referendum er te veel een kermis van hadden gemaakt. Maar kijk ook naar hoe goed het tweede referendum ging, over de wet inlichten en veiligheid (wiv, beter bekend als de sleepwet, red.). Een genuanceerd debat, met een genuanceerde uitslag. Kortom: kiezers zijn niet gek.’ Van der Ham keert zich tegen counterpopulisme, een anti-volks sentiment dat bij een deel van de elite leeft. ‘Ze gaan eigenlijk mee in het frame van ‘volk’ tegenover ‘elite’ en zien zichzelf als verheven boven de rest. De ervaringen en kennis van andere mensen wordt dan als minderwaardig en irrationeel gezien. Ik vind dat zowel moreel als feitelijk onjuist.’
De Jong is sceptischer. ‘Goede politici moeten soms de moed hebben populisten tegen te spreken. Populisten zijn sinds 2002 best invloedrijk in de Nederlandse politiek, maar het is onmogelijk met ze te regeren. Denk aan het debacle met de LPF in 2002 en met de PVV in 2010. Debatteren met populisten heeft vaak ook geen zin. Weerman Gerrit Hiemstra heeft groot gelijk dat hij geen discussie wil met Thierry Baudet en andere klimaatontkenners.’ Canoy is het hiermee eens, maar roept de tegenstanders van het populisme op tot matiging. ‘We moeten oppassen voor hyperpartisanship (hyperpartijschap, het fenomeen dat mensen zo diametraal tegenover elkaar staan dat ze niet meer bereid zijn om naar de argumenten van de tegenpartij te luisteren, red.). Natuurlijk heeft Baudet ongelijk over klimaatverandering en ook over een heleboel andere zaken, maar soms zegt hij wel dingen die waar zijn of waar een kern van waarheid in zit. De gevestigde partijen moeten de populisten niet negeren en ook niet napraten, maar de wind uit de zeilen nemen. De Democratische president Bill Clinton deed dat heel goed bij zijn Republikeinse tegenstanders. Hij voerde een deel van het verkiezingsprogramma van de Republikeinen uit. Hierdoor won hij zijn herverkiezing.’
Politieke vernieuwing Op donderdag 13 december werd het rapport Lage drempels, hoge dijken van de Staatscommissie parlementair stelsel, die onder leiding stond van VVD-coryfee Johan Remkes, gepresenteerd in Den Haag. De Jong en Canoy reageren voorzichtig, als ze de vraag wordt gesteld of de voorstellen van de commissie-Remkes ook echt zullen leiden tot grondwetswijzigingen. De Jong: ‘In het verleden hebben de Staten-Generaal de ambitieuze voorstellen van de Staatscommissie-Cals/Donner (1967-1971) en de Staatscommissie-Biesheuvel (1982-1985) afgeschoten. Wel heeft de Eerste Kamer de gekozen burgemeester in november een stapje dichterbij gebracht, door in te stemmen met het D66-voorstel om de burgemeestersbenoeming uit de grondwet te halen. Maar er is ook veel mislukt. Denk aan de Nacht van Wiegel in 1999 (hierbij sneuvelde het correctief referendum, red.) en het Avondje van Van Thijn in 2005 (waarbij de gekozen burgemeester niet doorging, red.).’ Canoy denkt dat sommige voorstellen, waar slechts een kleine grondwetsaanpassing voor vereist is, misschien wel doorgang kunnen vinden. ‘Partijen van links tot rechts vinden het gek dat wetten wel aan internationale verdragen getoetst worden maar niet aan onze eigen grondwet. Een apart constitutioneel hooggerechtshof is te ambitieus, normale rechters die wetten toetsen aan de grondwet zijn dat niet.’
In het correctief referendum zien De Jong en Canoy allebei wel iets. De Jong: ‘Oud-hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad, J.P. de Vries, die namens het Gereformeerd Politiek Verbond in de commissie-Biesheuvel zat, was voor het correctief referendum. Zo’n referendum kan namelijk wetgeving corrigeren die tot stand is gekomen door toevallige meerderheden in de Kamers, maar waar de meerderheid van Nederland tegen is. Het correctief referendum dat de commissie-Remkes voorstaat is een noodventiel en pas als meer dan vier miljoen mensen tegen zijn, is het referendum geldig.’ Volgens Canoy kan een correctief referendum ook tegenstellingen in de samenleving overbruggen. ‘De tegenstelling tussen Randstad en provincie valt best mee, maar wordt door de media enorm opgeklopt. Het correctief referendum, maar bijvoorbeeld ook een Eerste Kamer die wordt gekozen op basis van districten, helpt om die tegenstelling te overbruggen. Politici moeten dan toch meer rekening houden met de provincie.’
Op Instagram en Facebook zie ik de ene na de andere gelukzalige samenvatting van 2018 voorbijkomen. Mijn digitale vrienden gebruiken veelvuldig een speciale app om de hoogtepunten van hun jaar in negen foto’s te tonen en schrijven daar teksten bij als: ‘Wat een TOPJAAR’ of: ‘Wat een prestaties heb ik dit jaar geleverd’. Ik scrol door de blije kiekjes van vakanties op tropische stranden, sprookjeshuwelijken en pasgeboren baby’s.
Voor mij geen blije teksten dit jaar, geen bruiloft, geen baby en geen vakantiefoto’s, want er was geen tijd voor een reisje naar de zon. Eerlijk gezegd was 2018 afschuwelijk, een nachtmerrie, een kutjaar. Maar dat plaats je niet op sociale media, want wie zit er op dat soort gezeur te wachten?
Natuurlijk blik ik, zoals iedereen rond de jaarwisseling, wel terug. In februari publiceerde mijn moeder haar biografie over Max van der Stoel, waar ze acht jaar aan werkte. Een hele prestatie en in principe een mooi moment, maar op exact dezelfde dag overleed haar beste vriendin aan een hersentumor. Iets meer dan een maand later kreeg mijn vader de diagnose alvleesklierkanker, wat leidde tot een zware operatie, meerdere ziekenhuisopnames, een sonde in zijn neus, een half jaar chemotherapie en bovenal tot heel veel angst en tranen.
In april verbrak mijn ex-vriend onze relatie van bijna zes jaar en moest ik op zoek naar een nieuw huis. In november overleed mijn tante en twee weken geleden hoorden we dat de chemotherapie bij mijn vader niet was aangeslagen. Ze zeggen altijd dat slechte dingen ‘in drieën’ komen, maar in mijn geval kun je daar beter ‘in vijven’ van maken.
Gisteren viel mijn oog op een kaart die verloren in een rek hing tussen andere kaarten in pasteltinten met jubelteksten als ‘Wauw, jullie gaan samenwonen’ en: ‘Gefeliciteerd met je pensioen, eindelijk tijd om van het leven te genieten’. Deze kaart viel me in eerste instantie op door de harde rood-zwart-witte kleuren. Toen ik hem oppakte las ik: ‘Fuck 2018. Goodbye, Goodluck! Thanks for nothing.’ Even speelde ik met de gedachte om dit plaatje op Facebook te plaatsen als tegenwicht voor zoveel borstklopperij op mijn tijdlijn.
Ik bedacht me net op tijd. Begon ik niet al te zwartgallig te worden? Ja, 2018 was enorm zwaar. Zonder twijfel het moeilijkste jaar uit mijn leven tot nu toe. Maar was álles zo slecht geweest? Absoluut niet. Hoewel ik mijn reis tot twee keer toe heb moeten uitstellen, ben ik afgelopen zomer naar Israël en de Westelijke Jordaanoever afgereisd om mijn vierdelige documentaireserie op te nemen. Mijn vrienden stonden dag en nacht voor me klaar en bovendien werd ik na maanden van liefdesverdriet opeens weer verliefd. Maar het belangrijkste is toch wel de tijd die ik met mijn vader heb kunnen doorbrengen. Als ze de tumor iets later hadden ontdekt, was hij er allang niet meer geweest. Het is het grootste cliché ter wereld en misschien gebruik ik het alleen als schrale troost voor mezelf, maar eigenlijk is me dat zoveel meer waard dan een reisje naar een tropisch strand.
De vooruitzichten voor 2019 zijn op dit moment ronduit grimmig. Het zou best kunnen dat het een nog veel moeilijker jaar gaat worden, mocht mijn vader verder achteruitgaan. In de tussentijd blijf ik hopen op een wonder en knuffel ik papa zoveel als ik kan. Want dat is het beste wat ik nu kan doen. Hij is er namelijk nog, hij ademt, hij leeft.
De moord op Jamal Khashoggi leidde bij enkele landen tot de bereidheid om de decennia oude banden met Saoedi-Arabië te heroverwegen. ‘Je moet wel proberen zo lang mogelijk in gesprek te blijven, want anders heb je geen gesprekspartner meer.’
De dood van de Saoedische journalist en columnist Jamal Khashoggi (1958-2018) van The Washington Post schokte de wereld. Op 2 oktober betrad Khashoggi het Saoedische consulaat in Istanbul om trouwpapieren te regelen, maar hij kwam niet meer terug. Khashoggi was niet geliefd bij het Saoedische regime, omdat hij kritiek had op dat regime en de machtsstructuren in het koninkrijk. Het regime ontkende in eerste instantie de dood van de journalist, daarna beweerde ze niet betrokken te zijn bij zijn dood. Uiteindelijk werd verklaard dat Khashoggi in het consulaat was overleden na een gevecht. De commotie ging vooral om de manier waarop de moord gepleegd bleek te zijn. Volgens verschillende bronnen is Khashoggi gemarteld en in stukken gezaagd. Na de moord kreeg de Saoedische staat en specifiek prins Mohammed bin Salman flinke kritiek te verduren van vooral westerse landen. Diverse landen zegden hun staatsbezoek aan de Golfstaat af en een aantal investeringen werd teruggetrokken. Maar er kwam bijvoorbeeld ook kritiek op de Amerikaanse president Donald Trump voor zijn onduidelijke houding tegenover de Saoediërs. Trump zei dat hij wat er in Istanbul was gebeurd ‘helemaal niet leuk vindt, maar om nu een deal van 1,1 miljard dollar (ca. negenhonderdzestig miljoen euro, red.) te moeten schrappen, lijkt me niet zo handig. De deal levert de VS vierhonderdduizend banen op’, voegde hij toe, zo is te zien in een videoclip van 16 oktober door Mehdi Hasan, columnist voor The Intercept en Al Jazeera English, waarin hij Trumps visie richting de Saoediërs uiteenzet.
De BBC kopte na de dood van Khashoggi: ‘Vijf redenen waarom de Golfstaat belangrijk is voor het Westen’. De belangrijkste reden is aardolie. Saoedi-Arabië heeft ongeveer een vijfde van de wereldwijde aardoliereserves en is de grootste exporteur van olie, volgens OPEC, de organisatie van olie-exporterende landen. Het land speelt zo een belangrijke rol op het wereldtoneel; wanneer een land sancties invoert, kunnen de Saoediërs reageren door de ‘kraan dicht te draaien’, waardoor de wereldwijde prijs van olie omhoog gaat.
De Kanttekening bracht niet alleen de economische, maar ook de diplomatieke en militaire banden van de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Nederland met Saoedi-Arabië in kaart. Ook sprak ze met politicoloog Paul Aarts over onder meer de zaak-Khashoggi en of het Westen sancties moet invoeren tegen Saoedi-Arabië.
Trouw meldde in 2016: ‘Veel landen hebben grote economische belangen in Saoedi-Arabië. Jaarlijks exporteren de Saoedi’s zo’n tachtig procent van hun ruwe olie naar andere landen. Veel Europese landen en de Verenigde Staten zijn voor een deel afhankelijk van de olie die uit Saoedi-Arabië komt. Maar ook strategische belangen spelen mee in het bondgenootschap met Saoedi-Arabië. De VS en Europa zien het land als een belangrijke factor om controle te houden in het Midden-Oosten en om IS te bestrijden.’ Saoedi-Arabië maakte vanaf 2014 deel uit van een coalitie onder leiding van de VS die de strijd met IS aanging. Het goed uitgeruste leger maakte Saoedi-Arabië een gewilde bondgenoot en het land had in 2017 wereldwijd het tweede grootste defensiebudget. Tussen 2013 en 2017 gaven de Saoedi’s bijna vijftien miljard dollar uit aan onder meer gevechtsvliegtuigen en tanks. Circa zestig procent van de wapens komt uit de VS en twintig procent uit het Verenigd Koninkrijk. Frankrijk staat op de derde plaats, aldus het Stockholm International Peace Research Institute (Sipri). Daarnaast spelen Amerikaans-Saoedische banden een rol in regionale allianties, zoals in de strijd in Syrië. De VS steunt daar, net als de Saoediërs, rebellen tegen president Bashar al-Assad, omdat hij een bondgenoot is van Iran, aartsvijand van de Saoedi’s en Amerikanen.
De Amerikaans-Saoedische diplomatieke betrekkingen begonnen in 1933. Beide landen verzetten zich na de Tweede Wereldoorlog onder meer tegen de Sovjet-invloed in Afghanistan en tegen de opmars van Irak in Koeweit tijdens de Eerste Golfoorlog (1990-1991). Onenigheid is er (geweest) op het vlak van Israël – waar de VS goede banden mee heeft, maar de Saoedi’s van oudsher niet –, de oliecrisis in de jaren zeventig, de door Amerika geleide invasie in Irak in 2003 en de war on terror waar die invasie deel van uitmaakte.
De VS en Saoedi-Arabië zijn in 1933 de initieerders geweest van Aramco (Arabian-American Oil Company, tegenwoordig Saudi Aramco), de grootste aardoliemaatschappij ter wereld met in 2017 omgerekend een omzet van bijna dertig miljard euro. De handel tussen de VS en Saoedi-Arabië bedroeg in 2017 zo’n veertig miljard euro en was goed voor zo’n honderdzestigduizend banen in de VS. In 2017 sloten de VS en Saoedi-Arabië hun nieuwste wapendeal ter waarde van bijna honderd miljard euro, volgens het Witte Huis ‘de grootste deal in de Amerikaanse geschiedenis’.
De kritiek op de VS is dat het land zich vooral richt op de oliehandel en de controverse betreffende Saoedi-Arabië – op het vlak van bijvoorbeeld mensenrechten – over het hoofd ziet. Er is weinig reden tot spanningen zolang de Arabieren olie leveren en Amerikaans defensiebeleid steunen en zolang de Amerikanen wapens leveren. Een ander kritiekpunt is de burgeroorlog in Jemen, die sinds 2015 woedt. Daar strijdt een coalitie, gesteund door de VS met onder meer wapens en gevechtsvliegtuigen, tegen de Houthi-minderheid. Tijdens de regering van de vorige president Barack Obama (2009-2017) zijn de betrekkingen wat gespannen geweest, maar sinds Trump is aangetreden, spreekt de Amerikaanse regering weinig kritisch over haar bondgenoot. Opmerkelijk is ook dat het eerste buitenlandse staatsbezoek van Trump aan Saoedi-Arabië was.
De Brits-Saoedische betrekkingen zijn een stuk ouder dan die met de VS. In 1915 tekenden beide partijen het Verdrag van Darin, waarmee akkoord werd gegaan met een Brits protectoraat c.q. mandaat in het Midden-Oosten (dit omvatte het huidige Irak, Jordanië en Israël/Palestina). De Britten waren in 1926 één van de eerste landen die Saoedi-Arabië erkenden. Vandaag de dag zijn er ruim tweehonderd joint ventures tussen Britse en Saoedische bedrijven, ter waarde van circa vijftien miljard euro. Het land is de belangrijkste handelspartner van de Britten in het Midden-Oosten. De kritiek op de Britten is ook rondom het conflict in Jemen, waar de Britten sinds het begin van dat conflict, ondanks hevig verzet en protesten, voor enkele miljarden euro’s aan wapens hebben geleverd aan de Saoedische coalitie. Deze steun bevat lucht- en landvoertuigen en wapens.
Wanneer we kijken naar Nederland, gaat het vooral om economische banden. Opmerkelijk is dat de eerste bank op Saoedisch grondgebied de Saudi Hollandi Bank was, opgericht in 1926 in Djedda en bedoeld voor hajj-pelgrims uit Nederlands-Indië. Er zijn in Saoedi-Arabië meerdere Nederlandse bedrijven actief op verschillende terreinen, zoals Shell en Unilever. Nederlandse organisaties exporteerden in 2017 voor 2,6 miljard euro aan goederen naar Saoedi-Arabië. Daarmee is ze negenentwintigste op de lijst met de grootste exportlanden voor Nederlandse goederen. Het gaat vooral om chemische producten en machinemateriaal. Nederland importeerde in 2017 voor ruim een miljard euro uit Saoedi-Arabië, vooral olie- en gasgerelateerde en chemische producten. Wel is de import van olie de laatste jaren flink gedaald. In 2014 was die bijvoorbeeld nog drie miljard euro. Nederland leverde tussen 2013 en 2017 één procent van de totale Saoedische wapenleveranties, maar heeft intussen zijn beleid aangescherpt. Wanneer de wapens kunnen worden gebruikt tegen de burgerbevolking in Jemen en tot schendingen van het internationaal oorlogsrecht kunnen leiden, verleent Nederland geen vergunning.
De Kanttekening sprak met Paul Aarts, politicoloog gespecialiseerd in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en docent internationale betrekkingen aan de UvA over de zaak-Khashoggi en over betrekkingen met Saoedi-Arabië. Samen met Carolien Roelants, columnist en voormalig Midden-Oostenredacteur voor de NRC, schreef Aarts het boek Saoedi-Arabië, de revolutie die nog moet komen (2013, tweede druk 2016).
De Amerikaanse ministers van Defensie (James Mattis) en Buitenlandse Zaken (Mike Pompeo) zeiden in november, net als president Trump, dat de CIA geen direct bewijs heeft dat Mohammed bin Salman achter de dood op Jamal Khashoggi zit. Is Bin Salman volgens u direct betrokken, was hij opdrachtgever tot de moord? ‘Het is zeer onwaarschijnlijk dat Bin Salman er niets van geweten heeft, gezien zijn positie en gezien de hiërarchie en machtsstructuur in het koninkrijk Saoedi-Arabië sinds een aantal jaren – sinds Bin Salman de facto de machthebber is. Maar of hij letterlijk de opdracht gegeven heeft om Khashoggi te vermoorden, dat weet ik niet en er is niemand die dat voorlopig weet. Mattis en Pompeo verwijzen naar het CIA-rapport, waarover heel veel te doen is en Gina Haspel (directeur van de CIA, red.) trad ook niet meteen in de openbaarheid. In het CIA-rapport wordt gezegd: with middle to high confidence is vast te stellen dat de kroonprins medeplichtig is. Dat betekent dat er een grote mate van waarschijnlijkheid is wat betreft de betrokkenheid van de prins, maar je leest dus niet ‘het is zeker dat hij betrokken is’. Er wordt een slag om de arm gehouden en dat wordt door veel mensen niet zo gelezen, ook niet door de media. Zij zeggen vaak ‘kijk, de CIA zegt dat ‘MbS’ de opdracht heeft gegeven tot de moord’. Wat mijns inziens voor de hand ligt – maar dit is puur speculatie – is dat MbS de opdracht heeft gegeven aan anderen in termen van ‘deze Jamal Khashoggi is zo’n irritante vent, doe er eens wat aan’. Het lijkt mij niet waarschijnlijk dat hij de opdracht heeft gegeven om Khashoggi in stukken te zagen. Het is de vraag of we dat ooit te weten zullen komen. De Turkse regering heeft al heel wat dingen vrijgegeven, maar ook nog steeds niet die finale smoking gun, dus we blijven ernaar gissen. Deze zaak is overigens niet uniek hè. We hebben in de afgelopen decennia zo veel liquidaties meegemaakt van dissidenten en politieke tegenstanders. Het gebeurt bijna dagelijks; door Iran, door Rusland, door Israël. Deze zaak is zo in het nieuws gekomen, omdat het om zo’n prominente journalist gaat en vanwege de erg klungelige en brute manier waarop de moord gepleegd is. Misschien is het in die zin wel een bijzonder geval, maar het feit dat een dissident wordt uitgeschakeld is aan de orde van de dag en niet alleen in het Midden-Oosten.’
Kon Turkije rekening houden met een incident? Of houdt Turkije misschien nog informatie achterwege? ‘Dat is mogelijk. Ik heb bij president Erdogan vanaf het allereerste moment gedacht ‘hij speelt hier een heel slim spelletje’ – stukje bij beetje informatie vrijgeven en proberen om Bin Salman in diskrediet te brengen door de druk steeds verder op te voeren. MbS heeft zich meerdere malen negatief uitgelaten over Turkije en Erdogan reageert door op zijn eigen manier terug te slaan. Uiteraard in een poging om de koning van Saoedi-Arabië (Salman bin Abdul Aziz al-Saoed, de vader van MbS, red.), die de jure de machthebber is, ertoe te bewegen MbS opzij te zetten. Want de relatie tussen Erdogan en de koning is niet zo slecht, maar die tussen Erdogan en MbS is ronduit beroerd. Dus dat Erdogan dit spelletje zo gespeeld heeft is tactisch gezien niet slecht. Hij probeert een belangrijke rol voor Turkije en zichzelf op te eisen in de wereld van de islam. Dat is in concurrentie met Saoedi-Arabië, maar Saoedi-Arabië zal die rol nog wel even blijven houden, simpelweg vanwege de twee heilige steden Mekka en Medina.’
Had Khashoggi kunnen vermoeden dat er iets vervelends kon plaatsvinden wanneer hij het consulaat zou betreden? Hij was tenslotte niet erg geliefd bij het Saoedische regime. ‘Toen het incident gebeurde en het kwam in het nieuws, was mijn eerste gedachte ‘hoe dom kun je zijn?’ Er werd niet persé jacht op hem gemaakt, maar hij had wel vermoedens dat er iets gaande was. En wat ook nog niet helemaal zeker is: het contact van Khashoggi met de Saoedische ambassadeur in Washington, Khalid bin Salman, de jongere broer van Mohammed. Hij schijnt tegen Khashoggi te hebben gezegd ‘je kunt beter naar het consulaat in Istanbul gaan’. Khalid ontkent dit. Mocht dit gebeurd zijn, is het natuurlijk des te gekker dat Khashoggi naar het consulaat is gegaan, want dan had hij toch wel kunnen vermoeden dat er iets kon gebeuren. Ik denk dat hij enigszins naïef is geweest om daar binnen te stappen. Aan de andere kant, er waren legio momenten waarop zo’n liquidatie had kunnen plaatsvinden. Waarom hebben de Saoediërs dit gedaan in een Saoedisch consulaat op Turkse bodem? De slechtste plek die je je kunt bedenken voor een moord.’
Waarom is dat de slechtste plek? ‘De relaties tussen Turkije en Saoedi-Arabië zijn om diverse redenen niet goed, dus dan weet je dat je dingen op je hals haalt, mocht het bekend worden. Khashoggi – ik heb hem trouwens een keer ontmoet – was het hele jaar op reis, over de hele wereld, van conferentie naar workshop naar congres. Legio momenten en plekken om hem om zeep te helpen; in een hotel of met een auto-ongeluk. Er zijn zo veel momenten om iemand uit te schakelen, waarom doe je dat op die plek, met alle risico’s van dien? Waarom ze zo klunzig geopereerd hebben is dus een vraag die nog niet beantwoord is en waarschijnlijk ook nooit zal worden.’
Wat is uw mening: actieve sancties of een einde aan de betrekkingen?
‘Op zijn minst had je kunnen verwachten dat de Saoedische ambassadeur in Den Haag op het matje zou worden geroepen, dat er een serieus gesprek plaats zou vinden waarin een aantal harde vragen op tafel wordt gelegd. Niet dat dat veel effect heeft, want de ambassadeur draait gewoon een riedeltje af dat hem vanuit Riyad is ingefluisterd. Het gesprek zal niet veel indruk op hem maken. Op het matje roepen is niet zonder betekenis, maar het wordt veel serieuzer wanneer je de ambassadeur uitwijst. Daar ben ik echter geen voorstander van. Je moet proberen zo lang mogelijk in gesprek te blijven, want anders heb je geen gesprekspartner meer. Wat betreft sancties; Nederland heeft zich al eerder uitgesproken voor het stoppen van wapenleveranties aan Saoedi-Arabië. Met name in het kader van Jemen heeft Nederland geen slechte stappen gezet om tot een serieus onderzoek te komen naar het plegen van oorlogsmisdaden. Dus Nederland doet in dat kader al het een en ander.’
De rol van Nederland is überhaupt niet zo groot, toch? ‘We hebben serieuze handelsrelaties, maar die moeten niet overdreven worden. Ik zou niet zeggen dat je meteen een boycot moet afkondigen, dat lijkt me overdreven. Het zijn vooral de VS en het Verenigd Koninkrijk, die gigantische wapenleveranties doen. De druk wordt vanuit die landen ook opgevoerd, vooral vanuit het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden en de Senaat, misschien dat daar nog iets uitrolt. Maar dit gaat met name over de betrokkenheid van Saoedi-Arabië in Jemen, het heeft niet direct te maken met de zaak-Khashoggi. Ik denk dat Nederland en ook deze landen moeten aandringen op een rechtszaak. Erdogan heeft wel een punt wanneer hij zegt ‘de mensen die deze moord gepleegd hebben, moeten berecht worden op Turkse bodem’. Want de misdaad is gepleegd op Turkse bodem, dan ligt het voor de hand dat zo’n rechtszaak in Turkije plaatsvindt, ook internationaal juridisch gesproken. Daar mag wel meer op gehamerd worden. Niet omdat het dan persé een correcte rechtsgang zal krijgen, maar het principe is wel belangrijk. Want nu worden die mensen, als ze al berecht worden, in Saoedi-Arabië berecht, op een heel ondoorzichtige manier en waarschijnlijk gaan de hoofdverantwoordelijken vrijuit, nog los van de kroonprins. Waarschijnlijk wordt er een aantal zondebokken gezocht die misschien een symbolische gevangenisstraf krijgen en that’s it. Er moet toch wel een serieus proces met aan het einde serieuze straffen volgen, maar dat gaat natuurlijk niet gebeuren. Saoedi-Arabië gaat beslist geen burgers uitleveren aan Turkije, maar dat mag wel geëist worden. En soms moet je een punt gemaakt hebben, ook al weet je van tevoren dat het tot weinig concreets lijdt.’
Wat zijn op het gebied van sancties punten die als staatshoofd of regering goed afgewogen moeten worden en waarbij niet zomaar een beslissing genomen kan worden? Er spelen immers veel belangen, vooral economisch. Je kunt niet zomaar zeggen ‘we stoppen ermee, je zoekt het maar uit’. Landen zijn vaak wederzijds afhankelijk en hebben op het ene vlak misschien ruzie, maar op andere vlakken nog altijd betrekkingen.
‘Wat je kunt doen is de prins als ‘politiek radioactief’ beschouwen – iemand die je uit de buurt moet houden, moet negeren, isoleren. Je zag op de G20-top van dit jaar (30 november en 1 december in Buenos Aires, red.) al dat Bin Salman enigszins werd genegeerd. Je kunt dus de banden met hem minimaliseren. Daarnaast hebben onder meer de VS, Duitsland en Canada een zwarte lijst opgemaakt van een aantal Saoedische staatsburgers van wie we weten dat ze betrokken zijn bij de moordbrigade. Je kunt deze mensen bijvoorbeeld afknijpen als ze buitenlandse tegoeden hebben of besluiten ze nooit een visum te geven wanneer ze je land willen bezoeken.’
Stel dat de Saoediërs zich op de tenen getrapt voelen en tegenmaatregelen nemen, wat zijn dan voor Nederland risico’s van een verslechtering van de relaties? ‘De relatie met Saoedi-Arabië is van vitaal belang in het kader van de strijd tegen terrorisme, zo wordt gezegd door westerse inlichtingendiensten. De Saoedische overheid heeft een inlichtingendienst die goed op orde is. Ze lopen daar al wat langer mee en hebben uitstekende lijntjes naar inlichtingendiensten in de westerse landen. Met name in de VS, het Verenigd Koninkrijk, maar ook met Nederland zijn de banden goed. Dus in geval van een crisis met bijvoorbeeld Nederland kun je verwachten dat de Saoediërs zeggen ‘we delen geen informatie meer’. Dat kan een dreigement zijn, maar dat lijkt me niet heel reëel. Een ander punt is te illustreren met een voorbeeld uit het verleden, toen Geert Wilders in 2014 anti-islamstickers had gemaakt. Toen is in Saoedi-Arabië heel even gedreigd met de boycot van Nederlandse producten en dat dreigde ook uit de hand te lopen. Met heel veel diplomatieke inspanningen heeft men de situatie weten te sussen. Er is altijd wel iets wat als dreigement gebruikt kan worden. Dat wil zeker niet zeggen dat Nederland dan failliet gaat of de economie onderuit gaat, maar een aantal Nederlandse bedrijven doet heel goede zaken in Saoedi-Arabië. Zij zouden er dan een prijs voor betalen. De Nederlandse overheid zegt bovendien altijd op te willen komen voor het bedrijfsleven, dan is dat iets wat pijn zal doen.’
Foto: NRCFoto: NRC
Zitten politici echt met een dilemma? Ze zijn misschien heel lang geneigd om hun menselijke kant te laten zien door, bijvoorbeeld in het geval van Jemen, alle samenwerking stop te zetten en kiezen dan uiteindelijk toch voor de belangen. Zwichten politici voor het geld? ‘Dat is niet zo zwart-wit. Tot mijn prettige verbazing zien we nu in de VS al heel lang dat – ook Republikeinse – senatoren dingen zeggen en ook concrete acties willen, zoals het stopzetten van elke wapenleverantie en medewerking aan Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten in de oorlog in Jemen. Dat is heel opmerkelijk en is aangezwengeld door de zaak-Khashoggi. Dezelfde geluiden over het stopzetten van leveranties hoor je uit Duitsland. Dat is een stap die wel waardering verdient. Er zijn dus zeker politici die op een gegeven moment zeggen ‘het mensenrecht moet z’n loop hebben en als dat dan centjes kost, dan moet dat maar’. Dat wisselt nogal; grosso modo kiezen politici niet voor de mensenrechten, maar in sommige gevallen dus wel. Wat betreft Jemen zitten we op een kantelpunt. Ik kan me voorstellen dat meer politici gaan zeggen ‘die oorlog moet echt stoppen’ – en die kan eigenlijk alleen maar stoppen op twee manieren: besprekingen en (vooral) het stoppen van de wapenleveranties.’
Zijn er nog meer ontwikkelingen die u toejuicht betreffende de betrekkingen met de Saoediërs of specifiek het land zelf, op het gebied van bijvoorbeeld mensenrechten?
‘Deels wees ik hier al op: het feit dat er al heel snel heel duidelijke stemmen zijn opgegaan in het Amerikaanse Congres dat het niet meer business as usual kan zijn met Saoedi-Arabië. Want ‘hier is iets verschrikkelijks gebeurd, we willen daar helderheid over hebben en de schuldigen moeten gestraft worden’. Dat is niet niks. De kritiek in Europa is wat milder geweest. Nederland heeft niet echt een ferm standpunt ingenomen, maar ik kijk vooral naar de VS. Ook andere landen zeggen ‘onze relatie met het land is aan een heroverweging toe’. Dat is een lichtpuntje. Zonder dat je de illusie moet hebben dat wij enige serieuze invloed kunnen hebben op ontwikkelingen binnen Saoedi-Arabië. Dat is ingewikkeld. We moeten dat wel monitoren en wanneer er schendingen plaatsvinden moeten we het daarover hebben en het aankaarten bij de Saoedische overheid. De Saoedi’s kennende, denk ik dat ze wel willen luisteren naar de kritiek, maar er niet veel mee zullen doen. Dat betekent niet dat je het niet ter sprake moet brengen. Wel dat je er steeds op hamert dat, bijvoorbeeld, vrouwen net zo veel rechten hebben als mannen. En als vrouwen worden gediscrimineerd of gevangengezet omdat ze campagne voeren voor het recht om auto te rijden, moet ook de Nederlandse overheid daartegen protesteren.’
‘Ik ben ook Nederlander, dus waarom noem ik mij niet gewoon zo? Ik wil niet me niet meer afvragen of ik nou meer Somalisch of meer Nederlands ben. Who cares, ik ben allebei!’
2018 was een roerig jaar, met december als de donkere climax. De discussie rondom Zwarte Piet polariseerde tot het uiterste. Nawal Mustafa is één van de opiniemakers in dit debat. De Kanttekening bevroeg haar over de stand van zaken in het racismediscours.
Hoe kijk jij naar het racismedebat?
‘Een groep in de samenleving is lang gemarginaliseerd en zegt ‘dit is ook míjn land’. Ik wil niet gekwetst en uitgesloten worden. Anderen hebben het gevoel dat ze iets aan het verliezen zijn. De uitingen van die laatste groep zijn soms heftig. Op Facebook kwam er in de Sinterklaastijd een bericht langs over een Zwarte Pieten-huwelijk, compleet met een witte jurk. Als je zo’n opname maakt, wil je de ander vooral pijn doen. Aan de andere kant zie ik ook veel mooie dingen. Mensen van verschillende achtergronden raken in gesprek over uitsluiting en discriminatie, er worden debatavonden georganiseerd over de impact van racisme. Tegelijkertijd vind ik het lastig dat mensen zoals ik, met een andere achtergrond, er steeds op moeten wijzen dat er racisme is en hoe het is om gediscrimineerd te worden.’
Maak jij zelf racisme mee?
‘Ik ben in Groningen opgegroeid. Daar is openlijk racisme, ik had veel ruzies op school en werd uitgescholden op straat. Ik woon nu in Amsterdam, daar gebeurt dat niet of nauwelijks. Wel maak ik uitsluiting mee. Op mijn werk aan de universiteit wordt regelmatig naar mijn pasje gevraagd. Waarom word ik er uitgepikt en mijn collega-promovenda niet? Omdat in onze hersenen het beeld bestaat dat mensen op de universiteit wit zijn. Een subtiele vorm van uitsluiting, waar je tegenaan loopt als je klimt op de maatschappelijke ladder.’
Is dat niet een proces dat tijd nodig heeft? Als er straks meer Nawals aan de universiteit werken, verandert dat.
‘Nee, het gaat niet alleen om aanwezigheid, maar ook om de mindset. De impliciete informatie die je meekrijgt in je jeugd, op school, op tv. De kunst is dat je beseft dat ook jij vooroordelen hebt en dat je er vervolgens wat aan doet. Ik kan niet denken ‘als ik maar lang genoeg wacht, wennen ze aan mij en dan wennen ze aan de volgende Nawal’. Het besef dat daar iemand zoals ik kan rondwandelen, daar is echt een bewuste verandering van gedachten voor nodig. Ik ben in Somalië geboren en in Groningen opgegroeid, in asielzoekerscentra en later in een roa-woning in Winschoten (regeling opvang asielzoekers; woning bestemd voor asielzoekers die nog hun procedure afwachten maar bijna zeker zijn van verblijf in Nederland, red.). Mijn moeder heeft vanaf het begin gezegd dat Zwarte Piet een rare traditie is. In het azc vonden zwarte mannen de Sinterklaasperiode verschrikkelijk, omdat ze overal buiten het centrum voor Zwarte Piet werden uitgescholden. Ik zag mijzelf als nieuwkomer en vroeg me altijd af ‘hoe gaan die donkere Nederlanders – de Surinaamse en Antilliaanse inwoners – hiermee om?’ In het azc domineerde de klassieke migrantenhouding; dit is niet mijn samenleving, ik ben hier te gast, ik kijk alleen maar. Dat is ook de houding van mijn moeder.’
Dat is niet jouw houding?
‘Absoluut niet. Dit is mijn land, ik ben hier opgegroeid, ik heb net zoveel rechten en plichten als ieder ander. Het feit dat ik mij opwind over discriminatie, heeft ook te maken met het feit dat ik om Nederland geef. Als je niet van een land houdt, is het makkelijker om je ervan te distantiëren. De Amerikaanse socioloog Eduardo Bonilla-Silva schreef het boek Racism without racists. In onze samenleving wil niemand racist genoemd worden, maar tegelijkertijd is racisme er wel. Op papier zijn rassendiscriminatie en uitsluiting verboden. De realiteit is dat veel jonge Marokkaanse Nederlanders drie keer per week worden aangehouden door de politie. Ze denken, die dure auto klopt niet, we moeten dit checken. Ik weet nog goed dat ik met mijn broertje van negen door ons dorp fietste. Hij was enthousiast een verhaal aan het vertellen en slingerde een beetje. Een oudere dame die langsliep maakte hem uit voor slingeraap. Mijn broertje hoorde het niet. Ik hield mijn mond. Had ik er wat op gezegd, dan confronteerde ik mijn broer met racisme en zou ik zijn kindertijd misschien opschrikken. Dat wilde ik niet, maar het zat me zo dwars. Racisme gaat allang niet meer over gelijke rechten. Het gaat om het gevoel hebben dat je hier hoort, ongeacht waar je vandaan komt. Het heeft ook te maken met het zelfbeeld van Nederlanders. Ze herkennen zich niet in mijn zwarte broertje, want hij lijkt niet op hun kind. Dat verandert pas als we onze perceptie van wat Nederlands is veranderen.’
Voor jou zal discriminatie nog merkbaarder zijn, je draagt een hoofddoek. ‘Ik kan mijn religie en mijn kleur niet scheiden van wie ik ben, het is allemaal één groot mengsel. Op 11 september 2001 was ik veertien en droeg ik een hoofddoekje. Ik was gewend aan gescheld; ‘neger’, ‘theedoek’, ‘ga terug naar je land’. Na 9/11 ging het plotseling over mijn religie. Er werden vragen aan mij gesteld over theologische en politieke kwesties, waar ik als tiener geen verstand van had. Op een gegeven moment was ik zo moe. Ik dacht, ik wil mijzelf kunnen zijn. Ik wil niet meer uitleggen waarom ik moslim ben en wat mijn religie zegt over mannen, vrouwen, homo’s – alles. En het gaat maar door. Laatst vroeg een journalist wat vrijheid en gerechtigheid voor mij betekent. Ik was vier toen de oorlog in Somalië uitbrak, we hebben rondgezworven en zijn al snel in Nederland terechtgekomen. Natuurlijk, mijn ideeën over vrijheid en gerechtigheid zijn beïnvloed door mijn opvoeding, maar vooral ook door de plaats waar ik ben opgegroeid. Niet door Somalië, waar ik mij maar weinig van herinner.’
Waarschijnlijk heeft die journalist een bepaalde verwachting. Jouw perspectief is vast behoorlijk internationaal.
‘Ja, dat denk ik ook wel. Mijn familie woont verspreid over de wereld. Veel geopolitieke verhoudingen raken mijn familie en daarmee ook mij; de Muslim ban (het inreisverbod voor moslims naar de VS), de vluchtelingencrisis. Ik heb neven die met gammele bootjes naar Italië zijn gevaren. Familieleden die vermist raakten tijdens de gevaarlijke tocht door de woestijn en waar we later losgeld voor moesten betalen. Ik heb Nederland altijd als mijn veilige thuis ervaren. Dat veranderde na de aanslagen in Parijs en Brussel in 2015 en 2016. Opeens ging ik nadenken of het wel veilig voor mij is op straat. Ik weet nog dat ik op een vrijdagavond in de trein zat. Er kwamen van die grote witte mannen binnen met tatoeages. Ze hadden gedronken en waren luidruchtig. Ik was bang en probeerde mij zo klein mogelijk te maken. Natuurlijk realiseer ik mij ook hoeveel privileges ik heb, ook al word ik uitgesloten en voel ik mij soms niet veilig. Somalië is na een jarenlange burgeroorlog grotendeels in handen van al-Shabaab, een terroristische organisatie, terechtgekomen.’
Hoe is jouw relatie met Somalië?
‘Ik ben er sinds mijn vlucht niet meer geweest. De asielprocedure duurde meer dan tien jaar, daarna volgde een tijdelijke verblijfsvergunning. Toen ik eindelijk een Nederlands paspoort kreeg en mocht reizen, was ik tweeëntwintig en student. Wat Somalië meer op een afstand heeft geplaatst is de dood van mijn oma vorig jaar. Zij was mijn laatste grootouder. Ik heb haar als klein meisje in Somalië gekend en daarna altijd telefonisch contact met haar gehad. Ik zag haar als mijn schakel met Somalië. Het is alsof iets is doorgeknipt. Somalië is minder van mij en ik hoor minder bij Somalië. Om je thuis te voelen zijn relaties belangrijk. Vriendschappen, maar ook het praatje bij de bakker waar ik altijd brood koop. Ik heb goede gesprekken met een dierbare vriendin, ze is wit en belijdend christen. Al die identiteitsmarkers die ons zo anders maken – zwart, wit, moslim, Somalisch – doen er bij ons niet toe. Ik geloof dat échte gesprekken, waarin je je kwetsbaar en open opstelt, je diepgaand kunnen beïnvloeden. Ik luister vaak naar de podcasts On Being van de Amerikaanse journaliste Krista Tippett. Het zijn zulke fijne gesprekken met allerlei schrijvers en denkers over samenleven en religie, ik haal er inspiratie uit. Ik ben ook benieuwd naar onze geschiedenis, naar Anton de Kom, de Curaçaose verzetsstrijder Tula. We weten maar weinig over ze. Een paar jaar geleden bezocht ik Amerika. Van tevoren was ik huiverig, want ik ben zwart en draag een hoofddoek. Maar er gebeurde niets. Ik ging met zo’n Greyhound-bus van New York naar Washington. Het was heel druk bij de vertrekhalte. De buschauffeur was zwart, alle passagiers waren zwart of hadden een Aziatisch uiterlijk. Er was één witte jongen bij. Hij vroeg aan mij ‘is het hier altijd zo chaotisch?’ Ik zei ‘I don’t know, ik kom hier niet vandaan’. ‘Waar kom je dan vandaan’, vroeg hij. ‘Somalië’, zei ik. Hij snapte het niet en zei ‘Nee, waar woon je?’ We hebben vier uur lang in de bus gepraat, over politiek, over fraude. Geen enkele keer heeft hij gevraagd waarom ik een hoofddoek draag en of ik onderdrukt word. Ik dacht, waarom word ik thuis altijd met vragen geconfronteerd en hier niet? Natuurlijk is er racisme in Amerika, maar het was een verademing om mij niet steeds te hoeven verantwoorden.’
Hoe komt dat?
‘Iedereen noemt zich American. De Amerikaanse identiteit staat op de voorgrond, het is hét verbindende element. Niemand is geïnteresseerd in waar je voorouders vandaan komen, want iedereen heeft een migratiegeschiedenis. Je bent er een individu, geen representant van een groep. Dat is anders dan de Nederlandse identiteit is. Die is wit. Na die busreis in Amerika dacht ik: ik ben ook Nederlander, dus waarom noem ik mij niet gewoon zo? Ik wil niet me niet meer afvragen of ik nou meer Somalisch of meer Nederlands ben. Who cares, ik ben allebei!’
Dit artikel kwam tot stand dankzij een subsidie van de Stichting Maand van de Filosofie.
‘Het feit dat je ergens niet aan het woord komt en dat je geen platform geboden wordt, is niet hetzelfde als dat je de mond gesnoerd wordt. Iets anders is uiteraard dat mensen zich zodanig bedreigd kunnen voelen dat ze hun mening niet meer kunnen uiten.’
De afgelopen jaren heeft het fenomeen deplatforming, het actief weren van mensen met een ‘foute’ mening, een hoge vlucht genomen. Zo kreeg de controversiële journalist Milo Yiannapoulos in 2016 een ‘permaban’ van Twitter, vanwege zijn getroll tegen de dames van de laatste Ghostbusters-film. Afgelopen jaar werd complotdenker Alex Jones van de omstreden website Infowars van alle grote sociale media verwijderd, waaronder Facebook, iTunes, Spotify, Twitter en YouTube. Yiannopoulos is ook niet welkom op veel Amerikaanse universiteiten. Komt hij wel, dan proberen linkse demonstranten hem het spreken onmogelijk te maken. Ook in Nederland gaan er stemmen op om mensen te deplatformen. Denk hierbij aan de feministen die vorig jaar in de Volkskrant bedrijven opriepen niet langer te adverteren op GeenStijl, maar daarnaast aan de bijna honderd UvA-medewerkers die van mening waren dat hun universiteit de Canadese hoogleraar Jordan Peterson geen ‘rechtse safe space’ mocht bieden en naast hem een extra gast moesten zetten die zijn ideeën zou bestrijden.
Moet je racisten, moslimhaters en andere haters wel een podium bieden als sociaal medium, krant of televisieprogramma? Mag je ‘foute’ meningen weren? Of breng je daarmee de vrijheid van meningsuiting in gevaar? De Kanttekening sprak hierover met advocaat Sidney Smeets, filosofiestudente Charlotte Blaak, activist Frank van der Linde, columnist Arthur van Amerongen, campagnemanager Sybren Kooistra en ondernemer Wilco Boender, één van de initiatiefnemers van het Conservatief Café.
Extra brandblussers Sidney Smeets, advocaat bij Spong Advocaten en columnist bij One World, begint meteen over de juridische begrenzing van de vrijheid van meningsuiting. ‘Zo zijn groepsbelediging, laster, smaad en aanzetten tot haat strafbaar.’ Maar behalve deze juridische kant heb je ook een morele kant. ‘Wat niet strafbaar is kan wel laakbaar zijn. Moet je wel alles kunnen zeggen? Daarnaast kun je je afvragen of racisme wel een mening is. Is racisme niet gewoon een vooroordeel?’ Smeets heeft zich behoorlijk geërgerd aan ‘witte heteroman’ Johan Derksen en zijn homograppen. ‘Derksen wordt niet gediscrimineerd en is blind voor alledaagse discriminatie. Maar minderheden hebben feitelijk weinig te zeggen. Witte heteromannen maken nog steeds de dienst uit in Nederland. Kranten en andere media moeten zich de morele vraag stellen waarom ze figuren als Derksen een podium geven. Is dit vanwege hun shock value? Een onderbouwde mening geven ze niet.’
‘Niet iedere mening verdient een platform’, is de stellige overtuiging van Smeets. ‘Denk aan de anti-vaxbeweging, die allemaal gevaarlijke onzin vertelt over vaccinatie. Deze pseudowetenschappers in debat laten gaan als echte specialisten zorgt voor een false balance. Je geeft op die manier verwerpelijke en gevaarlijke ideeën legitimiteit.’ Wat voor de anti-vaxbeweging (ook wel anti-vaxxers genoemd) geldt, geldt volgens Smeets ook voor een maatschappelijk onderwerp als racisme. ‘Het is een slechte zaak als kranten, om het andere geluid ook maar een stem te geven, een podium bieden aan racisme of homofobie. Daarnaast moeten kranten bewuster zijn van hun privileges (man, wit, hetero) en stukken meer beoordelen op kwaliteit. Is het een onderbouwde mening of is het alleen maar om te provoceren?’ Smeets vindt dat je niet te snel racisme moet roepen, maar is niettemin van mening dat er bij de Nederlandse media nog veel blindheid is als het om racisme, seksisme, homofobie en aanverwante zaken gaat.
Filosofiestudente en ‘lavendelkind’ (groupie van Thierry Baudet, red.) Charlotte Blaak is radicaal tegen deplatforming. De vrijheid van meningsuiting is voor haar bijna absoluut. Ook het oproepen tot geweld moet gewoon kunnen. ‘Misschien zijn dát juist de uitspraken die mensen in alle openheid moeten kunnen doen. Al was het alleen maar omdat je dan weet wie het zijn en waar ze zitten. Natuurlijk wel onder de voorwaarde dat het sociale stigma of verbod blijft, maar volgens mij hoeven we ons daar niet druk over te maken. Van een haatimam of een Erkenbrand-menneke wil ik heel graag weten wat hun plannen en motieven zijn, zodat we weten bij welk flatgebouw we homo’s moeten komen opvangen en welke synagoge een paar extra brandblussers kan gebruiken.’ Maar Blaak denkt dat de vrijheid van meningsuiting onder vuur komt te liggen, wat vooral de schuld is van links. ‘Je ziet dat de verzameling opvattingen die ‘niet kunnen’ steeds groter wordt gemaakt, door steeds meer opvattingen als racistisch of seksistisch te bestempelen. En wat racistisch en seksistisch is, geniet geen bescherming van vrijheid van meningsuiting.’
Witte mannen Arthur van Amerongen, columnist bij de Volkskrant en HP/De Tijd, is één van de rechtse opiniemakers waar linkse deplatformers hun pijlen op richten. Hij zou een racist en seksist zijn. Van Amerongen ziet dit zelf toch een beetje anders: ‘Racisme is bananen gooien naar Surinamers, geloven dat niet-blanke mensen dommer zijn, de Neurenberger rassenwetten. Echt racisme wordt ook bestraft, denk aan dat lynchfilmpje over Sylvana Simons. Ik ben natuurlijk geen racist, maar ik mag wel kietelen. Zwarte opiniemaakster Seada Nourhussen die de ‘witte man’ basht wil ik van repliek dienen. Als witte man ben je in de vaderlandse media tegenwoordig aangeschoten wild. Ik zeg nu wel ‘witte man’, dat begrip gebruik ik soms ook in mijn columns, maar dat doe ik natuurlijk ironisch. Het gaat natuurlijk om blanke mannen. Dat we tegenwoordig ‘wit’ gebruiken komt doordat we die Amerikaanse begrippen hebben geïmporteerd. Iemand beweerde ook doodleuk dat blank racistisch was, omdat dat stond voor rein en schoon, terwijl de zwarte duister was. Dat is etymologisch gezien volkomen nonsens.’
Eén van degenen die stevige kritiek heeft geleverd op de columns van Arthur van Amerongen is Sybren Kooistra, werkzaam bij de European Greens in Brussel. Kooistra benadrukt dat hij op persoonlijke titel met ons wil praten, niet namens GroenLinks of de European Greens. ‘In mijn stuk op Medium heb ik kritiek op meningen waar ik echt niet bij kan. Dit zijn eigenlijk geen meningen, maar propagandastukken. De vraag is, als meningen propagandistischer worden, als een agenda ten nadele van mensen van kleur of tegen feminisme wordt gepromoot, moet je daar zoveel ruimte aan bieden?’
Kooistra roept de Nederlandse kranten niet op om columnisten als Arthur van Amerongen en Sylvain Ephimenco te deplatformen, maar hij vindt wel dat deze schrijvers niet goed passen bij de grondbeginselen waar respectievelijk de Volkskrant en Trouw voor staan. ‘De Volkskrant is emancipatoir, Trouw staat voor rust en redelijkheid. Van Amerongen is een reactionair met een trollenleger en Ephimenco voert hetzes zonder waarheden als belemmering te zien.’
En linkse columnisten dan? Bedrijven bijvoorbeeld Seada Nourhussen en Asha ten Broeke dan geen propaganda? Kooistra vindt van niet. ‘Agenda setting is nog geen propaganda.’ Hij benadrukt dat hij niet tegen rechtse journalisten an sich is. ‘Ik heb in het verleden de crowdfunding voor een journalistiek project van Wierd Duk opgezet, toen hij nog voor The Post Online schreef. Dat was voordat hij een propagandist werd.’
Het probleem is volgens Kooistra niet óf bepaalde geluiden een platform krijgen maar in welke mate: ‘Kranten moeten niet alleen breed zijn wat ruimte voor ideeën betreft, maar ook divers ten aanzien van kleur en gender. Nu is men zich niet voldoende bewust van niet-witte, niet-feministische perspectieven en naïef als het gaat om radicaal rechtse propaganda. De verhoudingen zijn scheef.’
Kooistra vervolgt: ‘In Trouw kreeg Nourhussen van andere columnisten een trap na, nadat ze was opgestapt als columnist, omdat ze zich niet genoeg gesteund zag in het racisme dat ze in reactie op haar werk ontving. De activistische complotpropaganda van Wierd Duk recent in De Telegraaf – waar hij de anti-Zwarte Piet-activisten beschreef als potentiële terroristen die gesponsord worden door Soros – werd gevolgd door een ‘grotendeels waar’ in een factcheck van NRC, omdat één detail in hun ogen correct was.’
Foto: Reuters
De macht bevragen De kritiek van Kooistra wordt onderschreven door linkse activist Frank van der Linde. Hij vindt dat de vrijheid van meningsuiting wordt begrensd door de grondwet. Vooral artikel 1, het verbod op discriminatie, is voor Van der Linde heilig. ‘Als mensen dingen zeggen die tegen de grondwet ingaan, dan moet je dit boycotten. Partijen als de PVV en Forum voor Democratie, die racisme en vreemdelingenhaat promoten, moeten door de media worden geboycot. Helaas is racisme een soort van mening geworden. Dat zorgt voor megagrote problemen in de samenleving, denk aan de IQ-discussie die door het FvD is aangezwengeld. Aan dit soort discussies moeten we gewoon niet beginnen.’ Een ander probleem is volgens Van der Linde de focus van de media. Aan de demonstratie van de ‘gele hesjes’ wordt heel veel aandacht gegeven, terwijl ze maar met heel weinig zijn en extreemrechtse standpunten huldigen. Een grote demonstratie voor een beter milieu werd door de media daarentegen genegeerd. Waar is de pers mee bezig? Ze moeten volgens mij veel minder bezig zijn met makkelijk scoren, maar met inhoud. De pers moet objectief proberen te zijn, tegendruk geven, de macht bevragen.’
Van der Linde vindt de vrijheid van meningsuiting niettemin een hoog goed. ‘Ik vind ook dat rechtse mensen een mening mogen hebben. Ik vind heel veel opmerkingen over vluchtelingen fout, maar niet alles moet je willen verbieden. Maar racisme is gewoon strafbaar. Helaas handhaaft de overheid de wet totaal niet wat dat betreft, wat ik een heel gevaarlijke ontwikkeling vind. Je moet echt een hele grote racist zijn, wil je worden aangepakt.’ Dat Van der Linde een groot voorstander is van het recht op vrije meningsuiting heeft uiteraard ook met zijn eigen situatie te maken, als linkse activist. ‘Ik beroep mij ook op dit recht en helaas worden mijn rechten vaak geschonden. Zo kunnen mensen op Facebook ervoor zorgen dat een onwelgevallig bericht wordt verwijderd als ze dit massaal rapporteren. Zo is een bericht van mij over politiegeweld verwijderd door mensen die mij de mond wilden snoeren. Facebook bekijkt deze meldingen niet kritisch.’
Conservatief Café Tot zover de meningen in kranten en op sociale media. Hoe zit het met fysieke podia? We spraken met Wilco Boender, één van de initiatiefnemers van het Conservatief Café in Gouda, dat volgend jaar al tien jaar bestaat. Boender zit nog steeds in het bestuur van de stichting, die zijn ‘kindje’ is. Volgens Boenders komen er op bijeenkomsten ook ‘vreemde snuiters’ af, maar let het bestuur goed op bij het vinden van sprekers. ‘We discussiëren als bestuur soms over wie we wel of niet moeten uitnodigen. Maar we nodigen geen mensen van Erkenbrand, Identitair Vezet of Pegida uit. Het moet passen bij onze stijl, iets conservatiefs hebben. Geroeptoeter als ‘minder Marokkanen’ van Geert Wilders past niet bij ons. De enige PVV’er die ooit voor ons is komen spreken is Lucas Hartong, die toen voor de PVV in het Europees Parlement zat. Qua stijl is hij ook wat anders dan andere PVV’ers. Overigens hebben we ook nooit D66’ers, mensen van GroenLinks of de PvdA uitgenodigd.’
Stichting de Nederlandse Leeuw zorgde in 2017 en 2018 voor veel ophef door een aantal zeer rechtse sprekers uit te nodigen voor een bijeenkomst over de vluchtelingencrisis, waarop enkele andere sprekers – die aanvankelijk hadden toegezegd te zullen spreken – afhaakten. Boender wijt dit vooral aan de slechte communicatie. ‘Er is iets fouts gegaan daar. Ze wilden het aanvankelijk wel breed opzetten, voor iedereen, maar dat werkte hierdoor helaas niet en ze werden met extreemrechts geassocieerd.’ Volgens Boender is Thierry Baudet ook slachtoffer van het fenomeen guilty by association, door zijn dinertje met de racistische publicist Jared Taylor. ‘Ik heb ook met zulke mensen gesproken tijdens bijeenkomsten van het Conservatief Café die ze bezochten als bezoeker. Sommige gesprekken waren een beetje vreemd, zodat ik die mensen later even ben gaan opzoeken op Google. Bleken ze niet helemaal koosjer te zijn. Er hebben zich de afgelopen jaren zo’n twintig mensen bij mij gemeld om in het bestuur te gaan zitten. Mensen die zichzelf aanbieden vind ik altijd een beetje verdacht. Nadat we deze mensen gecheckt hadden, bleek ook vaak dat ze bij andere clubs de laan waren uitgestuurd of afgewezen waren. Geen types waarmee je in zee wilt gaan als fatsoenlijk platform.’
Business as usual Maar hoe zit het met de vrijheid van meningsuiting van de geïnterviewden zelf? Wilco Boender kan gewoon zeggen wat hij wil: ‘Op verjaardagsfeestjes wil ik wel eens pesten door te pleiten voor vrij wapenbezit – waar ik ook voor ben – en jaag ik daarmee mijn familieleden en vrienden in de gordijnen. Maar dat is alles. Alleen na de aanslag van Anders Breivik moesten we overal uitleggen dat wij niets met terrorisme en hem van doen hadden. Dat kwam omdat Breivik zichzelf een christelijke conservatief noemde.’ Ook Arthur van Amerongen heeft eigenlijk nauwelijks last van mensen die hem de mond willen snoeren: ‘Ik ben lastiggevallen door een anonieme gek en Sybren Kooistra doet op Twitter weleens vervelend, onder andere naar aanleiding van een grapje van mij over Denk-politici als Zwarte Pieten, maar eigenlijk valt het wel mee.’
Sybren Kooistra daarentegen heeft naar eigen zeggen wel veel last van trollen op Twitter die hem lastigvallen omdat hij kritiek heeft op Arthur van Amerongen en anderen. ‘Ik heb de ombudsman van de Volkskrant hier weleens op aangesproken, maar hij gaf geen thuis.’ Van der Linde vertelt dat hij regelmatig wordt bedreigd, zo vaak zelfs dat hij er niet meer van opkijkt. ‘Laatst kreeg ik, terwijl een goede vriend bij mij op bezoek was, een dreigtelefoontje. Het was voor mij business as usual, maar hij was erg geschrokken. Toen werd ik er ook weer bewust van dat dit inderdaad niet normaal is.’ Ook Charlotte Blaak maakt zich wel zorgen om haar meningsvrijheid, maar om hele andere redenen: ‘Op de Radboud Universiteit Nijmegen, waar ik studeer, heb ik docenten waarvan ik weet dat zij eigenlijk vinden dat ik geen recht heb op vrijheid van meningsuiting, omdat ik op FvD gestemd heb. Over PVV’ers denken ze hetzelfde. Je kunt je voorstellen dat zoiets gekke situaties oplevert op het moment dat zij mogen beslissen over mijn vooruitgang in de academische wereld.’
Sidney Smeets voelt zich volledig vrij om zijn mening te uiten: ‘Mij is nog nooit de mond gesnoerd en iedereen die beweert dat hem de mond gesnoerd is daag ik graag uit om daar wat bewijs van te leveren. Het feit dat je ergens niet aan het woord komt en dat je geen platform geboden wordt, is niet hetzelfde als dat je de mond gesnoerd wordt. Iets anders is uiteraard dat mensen zich zodanig bedreigd kunnen voelen dat ze hun mening niet meer kunnen uiten. Dan hebben we het dus over strafbare feiten die gepleegd worden en die de democratische samenleving ondermijnen. Denk aan de blokkeerfriezen en extreemrechtse trollen die opiniemakers en jongens als Bowi Jong (de man achter #SorryJohan, red.) zo intimideren dat ze hun mening niet meer kunnen geven. Er is dus wel een probleem, maar dat zit aan de andere kant dan waar het vaak geplaatst wordt. Het niet mogen zeggen van dingen vanuit rechts is een mythe. Er is nog nooit zoveel ruimte geweest voor rabiate onzin als nu. Teveel ruimte wat mij betreft, omdat de media het concept van false balance nog niet helemaal door hebben. Maar er is wel een echt probleem met bedreigingen vanuit de rechtse hoek tegen opiniemakers.’
Wij kunnen het jaar afsluiten door te reflecteren op sappige en hoopvolle verhalen van het afgelopen jaar. Over de voetbalclub Wild Boars bijvoorbeeld, de twaalf Thaise tieners die deze zomer uit een grot werden gered. We kunnen het ook hebben over de historische ontmoeting tussen de Amerikaanse en de Noord-Koreaanse president, begin dit jaar. Of die tussen hun Ethiopische en Eritrese ambtgenoten. Maar wie, zoals ik, onrecht van heel dichtbij ziet, laat zich niet verleiden tot goedkope en sappige verhalen om het jaar mee te eindigen.
Tijdens kerstavond liep ik langs Termini, het grootste station van Rome, waar ik tientallen migranten buiten zag slapen. Een paar jaar daarvoor hadden zij hoopvol hun thuis op het Afrikaanse continent verlaten. Ze namen een gevaarlijke tocht, langs de Sahara, Libië en de Middellandse Zee, op gammele bootjes. Op zoek naar de Europese droom.
Ze hebben überhaupt geluk dat ze Italië hebben bereikt. Tussen januari en juli van dit jaar is één persoon overleden of vermist voor iedere achttien mensen die via de Middellandse Zee een poging waagden om het Europese vasteland te bereiken. In dezelfde periode van 2017 was het één op de tweeënveertig personen die het niet redde. Deze cijfers werden eerder dit jaar in een rapport van de UNHCR gepresenteerd. Daarin noemt de VN-vluchtelingenorganisatie het Middellandse Zeegebied ‘één van ’s werelds meest dodelijke oversteekplaatsen over zee’. Het hoge aantal doden is opmerkelijk als je bedenkt dat sinds oktober 2015 het aantal migranten en vluchtelingen naar de EU met maar liefst vijfennegentig procent is gedaald.
Tijdens Winternachten, het internationale literatuurfestival dat eerder dit jaar in Den Haag plaatsvond, zei de Pakistaanse schrijver Mohsin Hamid dat ‘wat Europa ook doet, het zal mensen niet tegenhouden om op haar muren te klimmen’. De ongelijkheid is te groot. De EU zal eerlijker moeten verdelen of die mensen doodschieten, zei de auteur van Exit West. De Europese Unie schiet niet op mensen aan haar zuidgrenzen, maar zij gebruikt andere soft methodes om ervoor te zorgen dat deze mensen Europa niet bereiken of aan de grens creperen.
Een paar dagen voorafgaand aan kerst hebben Italië en Malta een reddingsschip van de Spaanse ngo Open Arms de toegang tot haar grond geweigerd. Daar zaten meer dan driehonderd migranten en vluchtelingen die op de Middellandse Zee werden gered. Uiteindelijk was het schip welkom in Spanje. Wanneer we ergens lezen ‘Reddingsschip met honderden migranten en vluchtelingen niet welkom in Europa’, zijn we niet meer verbaasd. Want het is anno 2018 normaal geworden om mensen die een gevaarlijke route hebben genomen om Europa te bereiken, de toegang te ontzeggen. Misschien herinnert u zich het schip Aquarius, eerder deze zomer. Meer dan zeshonderd migranten en vluchtelingen zaten daarop. Ze waren nergens welkom, totdat Spanje ze weer welkom heette.
De ngo’s Artsen zonder Grenzen en SOS Méditerranée hebben eerder deze maand bekendgemaakt dat het schip Aquarius niet meer zal worden ingezet voor reddingsacties in de Middellandse Zee. ‘De Italiaanse regering, gesteund door andere Europese landen, heeft onze hulp als onwettelijk bestempeld, verdacht gemaakt en geblokkeerd door de registratie van het schip in te trekken. Daardoor kan de Aquarius niet uitvaren’, aldus de twee ngo’s.
De Europese Unie en Italië schieten niet op migranten en vluchtelingen. Maar ze bemoeilijken het werk van ngo’s die uit humanitaire gronden vluchtelingen en migranten redden. Bovendien maken de EU en de Italiaanse overheid afspraken met Libië om migranten op zee te onderscheppen. De migranten worden in detentiecentra gevangengehouden, onder onmenselijke omstandigheden. En migranten die het geluk hebben dat ze ondanks deze tegenslagen Italië en Europa bereiken, kunnen op straat eindigen. Alleen buiten slapen op kerstavond. Dat doet pijn.
De Kanttekening peilde de kerststemming in India. ‘We leven hier zo dicht op elkaar dat het goed is om onze feesten samen te vieren. Daarom ga ik met kerst mee naar de kerk, schuif ik aan bij het islamitische Suikerfeest en steken we samen lichtjes aan met het hindoefeest Divali.’
Hoewel christenen slechts een paar procent uitmaken van de totale Indiase bevolking, wordt kerst door het hele land gevierd. Niet alle Indiërs vieren kerst, maar in veel gemeenschappen waar hindoes, moslims en christenen naast elkaar leven, delen de verschillende geloven in elkaars religieuze vieringen. Toch is deze eenheid niet overal even stabiel en heeft het hindoefundamentalisme van de afgelopen jaren gezorgd voor spanningen in christelijke gebieden.
In een land met ruim 1,3 miljard inwoners telt elke procent zwaar mee. De 2,3 procent aan christenen staat dan ook voor meer dan dertig miljoen mensen, vooral geconcentreerd in gebieden waar de voormalige kolonisten actief waren. Dit waren steden als Calcutta (Kolkata), Madras (Chennai), Bombay (Mumbai) en Delhi. Verder wonen er veel christenen in de voormalig Portugese kolonie Goa, de oude Franse kolonie Pondicherry, in de zuidelijke staten Kerala en Tamil Nadu, waar het christendom al bijna tweeduizend jaar wortels heeft en in de stammengebieden van het verre oosten van het land, waar missionarissen al meer dan honderdvijftig jaar aan het werk zijn. Ondanks dat de christenen slechts in enkele gebieden een meerderheid zijn, is het op het hindoeïsme en de islam na de grootste religie van India.
Net als in het westerse christendom kent India een rijke variant aan geloofsvormen binnen de kerk. Dit gaat van hybride vormen met veel hindoeïstische en regionale kenmerken tot het bijna tweeduizend jaar oude Malabar-christendom, een orde die hier gesticht zou zijn door de apostel Thomas. Verder is meer dan de helft van alle Indiase christenen katholiek en zijn de meeste protestante denominaties hier te vinden, zoals lutheranen, doopsgezinden, methodisten en een snelgroeiende pinksterkerk.
Hoewel rode mutsjes en kerstmannen steeds meer hun intrede doen in India, is de amerikanisering hier minder zichtbaar dan in Europa, waardoor het kerstfeest voor de meeste christenen echt een religieuze aangelegenheid is. Net als in westerse landen beginnen de voorbereidingen in de adventperiode. De hele buurt komt bijeen om de kerk te decoreren en vaak worden er ’s avonds grote lichtshows geprojecteerd om mensen te trekken. Thuis houden mensen een grote schoonmaak, kopen nieuwe kleding en komen massaal terug naar hun geboorteplaats om met de hele familie kerst te vieren. Huizen, tuinen en balkons worden versierd en er is vaak grote rivaliteit welke familie de mooiste en grootste kerststal neerzet. Hoewel veel christelijke huishoudens echte of plastic kerstbomen optuigen, worden er in India ook bananenbomen of zelfs mangobomen versierd met katoen en zelfgemaakte kerststerren. Net als de meeste feestdagen in India is kerst een feest met veel licht en kleuren en worden winkels, markten en sommige kantoren versierd met kleurige lichtjes en bloemen.
Muziek is ook een belangrijk onderdeel van de kerstviering. In grote steden waar de Engelsen actief waren, worden rond de feestdagen dansavonden georganiseerd in Britse stijl. Ook worden er uit luidsprekers bij kerken vaak kerstliederen afgespeeld en studeren kinderen liedjes en dansjes in. Bijvoorbeeld in een sloppenwijk van de stad Hyderabad, waar Matthew (11) en zijn vriendjes een dans- en zangvoorstelling voorbereid op de melodie van ‘Hoor de eng’len zingen d’eer’. Staand tegen de muur van een piepklein kerkje vertelt hij dat ze de hele maand na school oefenen met de vrouw van de priester. ‘Op Eerste Kerstdag treden we op voor de hele gemeenschap, maar wel buiten denk ik, want we passen nooit met zijn allen in de kerk. Daarna eten we zoetigheden bij de huizen van al onze vriendjes.’
Net als in de meeste christelijke tradities is eten en het samenkomen met families erg belangrijk in India. De Indiaas-Canadese culinair journaliste Michelle Peters-Jones beschrijft de kerstvieringen van haar jeugd door de ogen van een echte foodie: ‘Ik hield vooral van alle culturele invloeden rondom de zoetigheden die we vroeger thuis maakten. De vruchtencakes lijken erg op de Engelse christmas pudding, de koekjes die we maken zijn een achterblijfsel van de Nederlandse VOC en veel ander snoepgoed heeft zijn wortels in de Franse en Portugese keuken. Daarom is de kerstkeuken in India een echte smeltkroes van culturen die onderdeel waren van de Indiase koloniale en christelijke geschiedenis.’ Verder volgen Indiase christenen vooral hun eigen culinaire gebruiken en serveren tijdens kerst rijke curry’s, rijstcakes en biryani, een kruidig rijstgerecht met vlees.
Net als in Europa is de nachtmis één van de belangrijkste momenten van de kerstviering in India. Toch herkende de Roemeense reiziger Cezar (43) tijdens de mis in de zuidelijke staat Kerala maar weinig wat hem aan kerkdiensten thuis deed denken. ‘Behalve de apen was er ‘s avonds niemand op straat, maar de kerk zat bomvol. Buiten lagen honderden slippers en sandalen, want in India mag je nergens met je schoenen aan naar binnen. De mannen zaten links en de vrouwen rechts en de hele mis werd zingend opgedragen; de priester zong voor en de kerkgangers herhaalden, vooral de vrouwen, die veel trouwer naar de kerk gaan dan de mannen. Op een paar bekende klanken na deden de muziek en de liederen me ook niet direct denken aan Kerstmis thuis, net zo min als de kleurrijke sari’s van de vrouwen en de pittige curry die we daarna aten met een lokale familie.’
De traditie van kerstcadeau’s is in India slechts mondjesmaat overgewaaid. In plaats daarvan gaan mensen op Eerste Kerstdag langs bij hun buren, vrienden en familieleden met huisgemaakt snoepgoed en andere zoetigheden. Zo herinnert de hindoeïstische student Kaushin (23) dat zijn christelijke buren overal langs de deuren gingen. ‘Of het nou moslims, hindoes of christenen waren, ze wensten iedereen een vrolijk kerstfeest en deelden hun lekkere eten. We leven hier zo dicht op elkaar dat het goed is om onze feesten samen te vieren. Daarom ga ik met kerst mee naar de kerk, schuif ik aan bij het islamitische Suikerfeest en steken we samen lichtjes aan met het hindoefeest Divali.’
Ook de hindoeïstische programmeur Hemant (31) herinnert zich dat hij vroeger met zijn moeder naar de kerstdienst ging. ‘Gewoon omdat we benieuwd waren naar de verschillende rituelen en liedjes die ze zongen. Thuis hing ik rond de kerstdagen altijd een sok in de woonkamer waar mijn ouders dan ‘s avonds wat lekkers in stopten. Wat het allemaal betekende wist ik toen niet, maar ik herinner kerst daardoor wel als een prettige tijd van het jaar.’
Kerst in andere gemeenschappen De twee grootste religies boven het christendom in India zijn het hindoeïsme en de islam. Andere grote geloofsgroepen zijn de sikhs, de jaïns en de boeddhisten. Deze minderheidsreligies zijn slechts in enkele gebieden dominant en komen daardoor minder in contact met christenen dan moslims en hindoes. Over het algemeen vieren sikhs, jaïns en boeddhisten kerst niet uit godsdienstige redenen, maar bezoeken ze wel hun familie, omdat het ook voor hen een vrije dag is. Zo zegt de jaïnistische kinderarts Chheda (37) dat zij het religieuze aspect van kerst niet vieren, maar dat ze wel stilstaan bij de boodschap van behulpzaamheid en liefdadigheid. ‘Ook is geweldloosheid één van de pijlers van het jaïnisme, waardoor het leven van Jezus ook voor ons kan dienen als inspirerend voorbeeld.’
Hoewel moslims Jezus erkennen als profeet, vieren ook zij het kerstfeest niet zoals christenen. De islamitische advocaat Mohammad Arif Khan (50) legt uit dat de Koran voorschrijft dat moslims respect dienen te hebben voor mensen van verschillende geloven en dat in gebieden waar moslims en christenen dicht op elkaar wonen het feest vaak mee wordt gevierd. ‘Maar’, zegt hij, ‘in de nasleep van de aanslagen van 11 september is er veel druk komen te staan op de band tussen moslims en christenen. De dominante negatieve publiciteit in de media over de islam heeft er voor gezorgd dat moslims meer in zichzelf keerden. Toch bestaan er ook in India interreligieuze initiatieven die juist opkomen voor broederschap tussen de verschillende geloven door respect te tonen op hun feestdagen. Daarom vier ik dit jaar kerst met christelijke families in mijn wijk.’
Het hindoeïsme staat traditioneel gezien bekend als een pluralistische, tolerante en open-minded religie die weinig moeite kent met een diversiteit aan religieuze interpretaties. Volgens hen is God of Brahma onuitputtelijk in zijn verschijningsvormen, waardoor het hindoeïsme, in vergelijking met de meeste religies, altijd open heeft gestaan voor invloeden van buitenaf. Zo zagen de populaire hindoemysticus Ramakrishna en zijn volger swami Vivekananda Jezus als één van de incarnaties van God en vieren zij zijn geboortedag met een speciaal vereringsritueel. Wanneer hindoes kerst vieren, gebeurt dit dan ook niet op dezelfde wijze als christenen. De interpretatie van de geboorte van Jezus is anders en er worden eigen bewoordingen en rituelen gebruikt, zoals het offeren van bloemen, het branden van wierook en het reinigen van een Jezus-beeldje.
Het gevaar van kerst Ondanks dat het kerstfeest in de meeste gebieden wordt gevierd in vrede en met steun van andere religieuze groepen, is door het groeiende hindoenationalisme van de afgelopen jaren het geweld jegens kerkgangers toegenomen. Volgens Open Doors, een Nederlandse stichting die wereldwijd opkomt tegen christenvervolging, zakte India naar de elfde plek op de wereldranglijst van landen waar het onveilig is voor christenen. Zo werden er vanaf de jaren negentig in verschillende delen van het land kerken in brand gestoken, nonnen verkracht, priesters bedreigd en zelfs vermoord en werden kerkdiensten verstoord door extreemrechtse hindoegroeperingen die het christendom zien als een buitenlandse, invasieve religie. Hun retoriek is dat buitenlandse kolonisten met hun missionarissen naar India kwamen om hen ongevraagd de les te lezen over het geloof. Volgens de groeperingen zit niemand te wachten op een buitenstaander die hen de weg naar God laat zien. Daarom zijn er door hen in verschillende staten initiatieven gestart om hindoes die recentelijk zijn overgestapt op het christendom terug te bekeren naar het hindoeïsme, hetgeen vaak onder dwang gebeurt.
Sinds de verkiezingen van 2014 voelen religieuze minderheden in India zich bedreigd, aangezien de coalitie van minister-president Narendra Modi zich profileert als pro-hindoe. Volgens Uddhav Thackeray, leider van de extreemrechtse coalitiepartij Shiv Sena, zijn er meer dan vijftig landen voor moslims, hebben christenen Amerika en Europa, hebben boeddhisten China, Sri Lanka en Myanmar, maar hebben hindoes alleen India en is er daarom geen plaats voor deze niet-Indiase religies. Ook zijn er ministers in Modi’s partij die steun leveren aan groeperingen als Dharm Jagran Samiti, een radicale hindoe-organisatie die bezworen heeft om voor 2021 alle christenen en moslims te bekeren tot het hindoeïsme of ze het land uit te zetten. In dit politieke klimaat is er onder moslims en christenen weinig vertrouwen dat de overheid hen zal beschermen tegen het groeiende geweld.
Eén van de redenen voor het geweld jegens christenen is de wrok uit het koloniale verleden waarin veel Indiërs onder dwang bekeerd werden door missionarissen uit Europa en Amerika. Ook vandaag de dag zijn westerse missionarissen, vooral van Amerikaanse evangelische stromingen, actief in arme gebieden waar veel sociale en economische problemen voorkomen. Volgens de hindoe-organisaties kiezen de missionarissen kwetsbare families uit die makkelijk te beïnvloeden zijn. Ook in islamitische gebieden zijn er door dergelijke bekeringsactiviteiten spanningen gekomen tussen moslims en christenen en waarschuwen imams hun achterban voor missionarissen. Zowel in Kashmir, een gebied met een moslimmeerderheid, als in Orissa, een staat waar veel geweldsincidenten plaatsvinden jegens christenen, hebben lokale protestgroepen scholen gewaarschuwd om geen kerst te vieren.
Zowel in de Indiase grondwet als in de oude hindoeïstische geschriften worden mensen aangespoord tot harmonie tussen verschillende geloofsvormen. Zoals de in India woonachtige Dalai Lama zegt, ‘India is een model voor religieuze tolerantie, aangezien verschillende tradities als het boeddhisme, het hindoeïsme en het jaïnisme hier al twee- tot drieduizend jaar floreren.’ Volgens Roy Matthews, een katholieke priester in Kashmir, kunnen hindoes, moslims en christenen prima samenleven en is India juist een voorbeeld waar het meestal goed gaat tussen de verschillende religies en bevolkingsgroepen. ‘Alleen’, zegt hij, ‘is het net als bij het opkomende nationalisme in Europa het probleem dat wanneer mensen onder de illusie zijn dat hun cultuur en identiteit onder druk staan, ze radicalere denkbeelden ontwikkelen. Daarom, als je de meeste hindoes in het nauw drijft om een mening te vormen, kiezen ze ook voor hun eigen achterban. We kunnen probleemloos samenleven, maar zodra politici lijnen gaan trekken over religieuze verschillen, dan is er geen toekomst voor het tolerante India dat Gandhi ons liet zien.’ Vir Sangvhi, journalist bij de Hindustan Times, schrijft dat er in het pluralistische India van zijn jeugd geen sprake was van een contradictie tussen het vieren van kerst en het hindoeïsme. ‘Het hindoeïsme dat ik ken, is niet beledigd wanneer je feesten van andere tradities viert. Mijn geloof zwakt niet af als ik kerst meevier met mijn buren en hen uitnodig voor ons Ganpati-festival. Hoe onzeker zijn deze extreemrechtse organisaties over hun eigen cultuur en geloof als ze het zingen van kerstliedjes op scholen zien als een complot? En hoe zwak is je vertrouwen in je eigen geloof als je zoveel bedreiging ziet in andere religies? De hindoe-extremisten hebben het mis, kerst is en blijft absoluut een Indiaas festival.’
Nog maar enkele decennia terug voerden Turks-Nederlandse arbeidersbewegingen de boventoon als het ging om rechten van minderheden, maar inmiddels weten de jongeren niet meer van hun bestaan. Waar zijn ze gebleven en waardoor zijn ze niet meer zichtbaar?
‘Nou, en of we successen gehad hebben!’ De ogen van Mustafa Ayranci (65) beginnen te glinsteren achter zijn brilglazen wanneer hij vertelt over de daden van zijn HTIB (Hollanda Türkiyeli Isciler Birligi), de Turkse Arbeidersbeweging in Nederland. Met protestmarsen, debatten en demonstraties zijn in de laatste decennia van de vorige eeuw problemen van gastarbeiders aan de kaak gesteld. ‘Gelijke rechten waren het doel en die hebben we ook gekregen’, stelt Mustafa voldaan vast. Hoewel er nog altijd problemen zijn die alle Turkse Nederlanders dagelijks raken, zijn tegenwoordig niet de arbeidersbewegingen maar vooral de conservatieve en religieuze organisaties opvallend aanwezig in de media. Met optochten en Turkse vlaggen bepalen zij de beeldvorming rondom Turks Nederland, terwijl de linkse organisaties het laten afweten. Waar zijn de arbeidersbewegingen toch gebleven? De Kanttekening ging op zoek naar een verklaring bij de voormannen van weleer.
Actievoeren Mustafa Ayranci vertelt graag over de geschiedenis van HTIB. Hij is voorzitter van deze organisatie, de oudste en waarschijnlijk ook invloedrijkste links-georiënteerde Turkse beweging in Nederland. ‘HTIB is opgericht in 1974 met twee doelen: bevordering van de democratie in Turkije en gelijke rechten in Nederland.’ Vooral dat laatste doel lijkt grotendeels bereikt te zijn; in het jaar van oprichting werd mede dankzij de beweging de huisvesting van gastarbeiders sterk verbeterd. Meer successen volgden in de jaren daarna; een generaal pardon voor illegale gastarbeiders, het zogenaamde ‘1 november-artikel’ (wet arbeid buitenlandse werknemers), de verbetering van de rechtspositie van gastarbeiders, stemrecht voor de gemeenteraadsverkiezingen en in 1994 de laatste grote overwinning: gastarbeiders – inmiddels migranten geheten – kregen stemrecht voor de landelijke verkiezingen. ‘Dat hebben we allemaal bereikt met actievoeren’, zegt Ayranci, ‘met protesteren, debatteren, onze stem laten horen in de Tweede Kamer.’
Tegenwoordig richt HTIB haar pijlen op andere zaken, zoals huiselijk, eergerelateerd en seksueel geweld, maar ook homorechten, eenzaamheid bij ouderen en lage lonen. Ze zijn nog steeds actief, benadrukt Ayranci, maar hij erkent ook dat de interesse is teruggelopen. ‘Waar vroeger op een gemiddelde avond de opkomst rond de honderdvijftig, tweehonderd mensen lag, zijn sommigen tegenwoordig al tevreden met vijftig.’ Vooral de jongeren zijn niet meer zo geïnteresseerd. ‘Ze zijn allemaal bezig met hun telefoontjes, hun carrière. De maatschappij is enorm geïndividualiseerd, de solidariteit is afgenomen – wie heeft nu nog tijd om, zoals ik, als vrijwilliger vanaf negen uur de hele dag op kantoor te zitten?’
Generatiekloof Historicus en activist Tayfun Balcik (33) heeft persoonlijk ervaring met het HTIB van de afgelopen jaren, maar raakte uiteindelijk gedesillusioneerd. Volgens hem ondervinden de Turks-Nederlandse linkse bewegingen de gevolgen van het veranderende karakter van de ‘Turkse gemeenschap’ in Nederland. ‘De nieuwe generatie Turkse Nederlanders is deel gaan uitmaken van een hybride cultuur, waarin de organisaties van vroeger allang niet meer centraal staan.’ Deze generatie herkent zich minder in de klassieke Turkse organisaties die alles nog doen op de ouderwetse Turkse manier. ‘Bij de linkse organisaties blijft men consequent enkel Turks spreken, de socialistische leuzen herhalen en met elkaar de Internationale (wereldwijd strijdlied van de arbeidersbeweging, red.) zingen.’
Deniz Karaman (33), ooit betrokken bij HTIB en tegenwoordig raadslid voor GroenLinks in Amsterdam, onderschrijft dat de verminderde interesse te maken heeft met een generatiekloof. ‘Jongeren identificeren zich minder met de specifiek Turkse strijd. Wij zoeken nu aansluiting bij diverse transnationale, progressieve bewegingen.’
Karaman kan gezien worden als een verpersoonlijking van de transformatie van de linkse Turks- Nederlandse jongere. In 2004, toen Karaman actief was bij HTIB, vormde hij samen met Tofik Dibi (38) en Emre Ünver (36) de jonge garde met vernieuwingsdrang. Ze wilden HTIB omvormen tot precies zo’n multi-etnische progressieve beweging, maar de pogingen werden gestaakt – het bleek dat de oudere generatie nog te zeer gehecht was aan de traditionele vorm van HTIB. ‘Er was het risico dat we met onze vernieuwing de ouderen, die nog wel baat bij en behoefte hebben aan zo’n HTIB, van ons zouden vervreemden. Toen zijn we maar onze eigen weg gegaan.’
Alle drie zijn opgepikt door de landelijke linkse partijen. Dibi werd in snel tempo een prominent van GroenLinks, Ünver was jarenlang gemeenteraadslid in Amsterdam van de PvdA en ook Karaman is na een lang verblijf in het buitenland sinds maart van dit jaar gemeenteraadslid in Amsterdam voor GroenLinks. Een exclusief linkse Turkse identiteit hebben ze achter zich gelaten in ruil voor een rol in de landelijk linkse partijen.
Onderwijs in eigen taal Zeki Arslan (58), onderwijskundige en integratie-expert, volgt de linkse bewegingen al langer van een afstand. Hij ziet naast de generatiekloof nog andere belemmeringen voor hen: een gebrek aan middelen en politieke goodwill. ‘In tegenstelling tot de religieuzere en rechtse Turkse bewegingen, was Turks links altijd principieel op Nederland gericht. Het weigerde middelen uit Turkije en de achterban kende geen rijke ondernemers die enorme bedragen konden doneren.’ Van de Nederlandse overheid konden ze echter ook niet veel steun verwachten, zegt Arslan. ‘Die zag hen vooral als lastpakken die thema’s bepleitten waar helemaal geen brood in zat, zoals onderwijs in eigen taal.’ Terwijl landelijk links langzaam verschoof naar thema’s over de nationale identiteit, werden arbeidersorganisaties steeds meer van de vergadertafel geweerd en niet serieus genomen door vakbonden en politieke partijen. ‘Ze hebben geen kans gekregen om invloed uit te oefenen, hun positie te waarborgen en zichtbaar te blijven. De landelijke partijen hebben eigenlijk Turks-Nederlands links in de steek gelaten.’
Volgens Arslan wordt deze situatie misschien wel het beste geïllustreerd door de tragedie van onderwijs in eigen taal. ‘Ondanks de steun van Turks-Nederlandse arbeidersorganisaties met ijzersterke argumenten vóór behoud, is dit experiment in 2004 beëindigd. Onder druk van het opkomende nationalisme weigerde de overheid om dit nog langer op de eigen scholen te faciliteren.’ Het gat dat de overheid heeft laten vallen wordt nu opgevuld door andere groepen: recentelijk zijn er nieuwe initiatieven aangekondigd om weekendscholen op te richten, maar deze keer met geld uit Ankara. ‘Welke koers de scholen gaan varen valt nog te bezien, maar het lijkt dat de Haagse hokjesgeest op deze manier verdere segregatie in de hand heeft gewerkt.’
Succesvolle vlaggenzwaaiers Ondanks de moeilijkheden benadrukt Arslan de rol die de Turks-Nederlandse organisaties gespeeld hebben. ‘Ze hebben wel degelijk een zinvolle bijdrage geleverd aan de emancipatie van de Turkse gemeenschap in Nederland. Belangrijke thema’s als vrouwenemancipatie, inzet voor vrede en veiligheid en solidariteit staan nog steeds op de agenda.’ Met de klassenstrijd scoor je echter niet meer, constateert hij. ‘Linkse ideologie, die inherent tegen verzuiling en identiteitsvastheid is gekant, kalft af in deze tijd waarin de zuilen weer terugkeren.’ De linkse thema’s lijken meer en meer op relikwieën uit een voorbije tijd.
In tegenstelling tot de linkse Turks-Nederlandse organisaties, lijken rechts-religieuze organisaties afgelopen jaren geen problemen te hebben met het aanspreken en mobiliseren van de eigen achterban. De laatste jaren zijn zij – en de jongeren in hun organisaties – steeds zichtbaarder geworden.
‘Conservatieve groepen passen goed in Nederland, waar verzuiling de norm is. Bijvoorbeeld in de wetgeving, waar het omroepbestel en het onderwijs voor elke groep apart zijn geregeld, maar ook het politieke klimaat van de afgelopen jaren’, zegt Arslan. ‘Politici spelen in op de herwaardering van de eigen nationale en religieuze identiteit en de linkse organisaties hebben het nakijken.’ Zo bezien zijn politici als Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk symbolisch voor die verschuiving. Arslan knikt: ‘Ze hadden de tijdsgeest goed te pakken toen ze de PvdA verlieten om Denk op te richten.’
Gelet op het Nederlandse publieke debat, is het volgens Karaman niet zo vreemd dat conservatieve organisaties succesvoller zijn. ‘Het zijn vooral de conservatieve Turken die worden weggezet. In de media valt niemand over de linkse jongeren, niemand heeft het over ons.’ De linkse Turkse jongeren voelen zich niet aangesproken als opiniemakers zich weer eens beklagen over vermaledijde Turkse vlaggenzwaaiers en Erdogan-fans. ‘Maar alsnog’, zegt Karaman, ‘zien de mensen op straat het verschil niet en worden we als homogene groep gezien. Ik voel me niet aangesproken, maar uiteindelijk treft discriminatie ons allemaal.’
Relikwieën Voor Balcik ligt de oplossing voor linkse organisaties in het verkleinen van de kloof tussen hen de conservatievere organisaties en samen te strijden tegen gedeelde problemen als discriminatie. Volgens hem hebben de linkse organisaties absoluut geen gebrek gehad aan identiteitspolitiek; het verhaal van de ‘gezamenlijke klassenstrijd’ en opkomen voor alle Turken is voor een groot deel vernis, zegt hij. ‘In de praktijk worden vooral de belangen van klassiek Turkse ‘linkse’ groepen – de alevieten, Koerden en Armeniërs – behartigd.’ Hij geeft het voorbeeld van een poëzieavond, waar gemoedelijk samen wordt gegeten en naar de traditionele saz (Turkse luit) wordt geluisterd. ‘Zelfs in die gedichten zitten venijnige regels waarin wordt afgegeven op de vijand – Turkse nationalistische en religieuze boemannen.’
‘Ik snap het wel’, zegt Balcik. ‘Als je in elkaar wordt geslagen omdat je Koerd bent, ga je je natuurlijk meer Koerdisch voelen en je afzetten tegen de anderen.’ Volgens hem wordt de situatie daardoor echter enkel verergerd. De soennitische arbeider wordt genegeerd, buitengesloten en kan vervolgens worden opgepikt door het ‘religieus-rechtse’ deel van de Turkse gemeenschap. De dialoog heeft geen kans gekregen en de verschillende groepen blijven afstandelijk, zegt Balcik. ‘De maatschappij verandert. Als jij niet mee verandert, verdwijn je.’
Principes Mustafa Ayranci is het eens met Balciks suggestie dat dialoog belangrijk is, maar er is wat hem betreft een grens. ‘Je moet principes hebben. Als vanuit de moskee jongetjes wordt verboden om met Nederlandse vrienden naar het zwembad te gaan, ‘want dat zijn varkentjes op twee benen’, dat kan toch niet? Dat is ook racisme. Je kunt niet samen racisme aan de kant van de overheid bestrijden als je zelf ook aan racisme doet.’ Wat dat betreft is Ayranci heel beducht voor de islamitische Turkse bewegingen die nu actief zijn, van hun opstelling jegens autochtone Nederlanders tot aan de manier waarop ze de Turks-Nederlandse samenleving bejegenen. ‘En als ik daar wat van zeg, word ik meteen bestempeld tot landverrader!’ Voor Ayranci is het duidelijk: de dialoog is essentieel, maar niet ten koste van principes.
Het gevolg van deze principes is dat HTIB de koers blijft varen die ze altijd al heeft aangehouden. ‘Vergis je niet’, drukt Karaman op het hart, ‘voor veel mensen is HTIB nog steeds nodig en de enige plek waar zij zich thuis voelen.’ Maar als ze niet veranderen zal de organisatie niet aan belang winnen, erkent hij. ‘De groep voor wie zij relevant is wordt helaas steeds kleiner.’ Op den duur zal de organisatie ophouden te bestaan, maar Karaman kijkt naar de positieve kant. ‘Het is juist goed als de bestaansreden wegvalt, dat zou hopelijk betekenen dat we een nieuwe plek in de samenleving hebben gevonden. Wat dat betreft is het net als in de liefde: het einde is treurig, maar uiteindelijk is het beter zo.’
‘Moslimvrouwen zien dat er in het westerse feminisme geen plek is voor hun soort feminisme. Vrouwen delen niet alles en in sommige opzichten staan witte vrouwen tegenover andere vrouwen; die discussie is nu weer flink opgelaaid binnen feministische bewegingen.’
Marjo Buitelaar is antropoloog en hoogleraar Hedendaagse Islam aan de Rijksuniversiteit Groningen. Samen met Moha Ennaji, Fatima Sadiqi en Karen Vintges deed ze onderzoek naar het feminisme en activisme onder Marrokkaanse en Marrokaans-Nederlandse vrouwen, als onderdeel van een onderzoeksproject van wetenschappers uit Marokko en Nederland. Ze brachten er het boek Activisme, feminisme en islam over uit, dat onlangs verscheen. Het boek gaat over het feminisme in Marokko en Nederland, zowel in het verleden als in het heden en de vormen van alledaags feminisme onder Marokkaans-Nederlandse vrouwen. Het blijkt dat het Marokkaans feminisme uniek is: er is geen feminisme zoals het Marokkaanse feminisme.
Wat zijn de belangrijkste bevindingen van het boek?
‘We vonden het vooral belangrijk om te laten zien dat bij de emancipatie en positieverbetering van vrouwen rekening gehouden moet worden met globale ontwikkelingen, maar ook met specifieke, plaatselijke ontwikkelingen. Het interessante bij een onderzoek naar activisme en feminisme in Marokko en onder Marokkaans-Nederlandse vrouwen, is dat er naast parallelle ontwikkelingen ook transnationale ontwikkelingen zijn, juist ook omdat er veel contacten zijn tussen families in Marokko en in Nederland. Discussies die daar gevoerd worden, worden ook hier gevoerd. Andersom geldt dat ook. Discussies die hier gevoerd worden, hebben weer hun impact op discussies in Marokko.’
Heeft u daar een voorbeeld van?
‘Kijk naar de Rif-beweging, die nu heel sterk is en die voortborduurt op de 20 februari-beweging, waarin mensen van verschillende religieuze gezindten, mannen, vrouwen, politieke gezindten in 2011 als een soort Marokkaanse Lente zijn gaan pleiten voor meer democratie, meer vrouwenrechten, maar ook meer rechten voor Berbers. Dat was eigenlijk de eerste keer dat mannen en vrouwen zij aan zij voor een gedeelde zaak vochten, zonder dat het expliciet ging om vrouwenemancipatie. De emancipatie werd eigenlijk organisch ingevoerd en dat heeft zijn weerslag gehad op groepen van Marokkaanse afkomst in de Nederlandse samenleving, die ook zijn gaan pleiten voor de Berber-kwestie. Hier is het nog op een andere manier te zien. In Nederland eisen steeds meer Marokkaanse vrouwen bijvoorbeeld het recht op om bij het overlijden van een dierbare bij het volledige begrafenisritueel te mogen zijn. Ze eisen dat op, omdat ze zien dat het bij andere moslimgroepen ook gebeurt. Vroeger wilde men dat niet, omdat men bang was dat vrouwen hysterisch zouden gaan krijsen, maar dat zijn achterhaalde ideeën. Juist omdat veel Nederlandse Marokkanen in Marokko begraven worden, exporteren ze die discussie weer naar hun familie daar, zodat die discussie daar weer gevoerd wordt. Dat vonden we een mooie ontwikkeling.’
Dat zijn transnationale ontwikkelingen?
‘Zeker. Sommige ontwikkelingen zijn wereldwijd. Zo staan vrouwen in Marokko steeds meer op tegen seksisme, verkrachting en dergelijke en dat gebeurt ook grotendeels op sociale media. In Nederland zie je dat ook. Hier zie je dat vrouwen van Marokkaanse afkomst in opstand komen tegen het aan de schandpaal nagelen van vrouwen, wat nog steeds regelmatig gebeurt. Dat heeft weer te maken met de migratie, omdat vrouwen met een migratieachtergrond veel meer in de gaten gehouden worden dan mannen. Omdat de puurheid en de authenticiteit van de groep toch meer symbolische waarde heeft in het gedrag van mannen dan van vrouwen.’
Waarom is er nu zoveel aandacht voor?
‘Het speelt al langer, maar steeds meer vrouwen durven door te zetten. Als tweede en derde generatie nakomelingen van Marokkaanse migranten zijn ze hoger opgeleid, doen ze het economisch beter dan hun ouders en hebben ze een stevigere positie in de Nederlandse samenleving, maar ook in de Marokkaanse. Hun stem moet steeds serieuzer genomen worden, ze voelen zich zekerder om het te doen en ze krijgen meer respect, dus er wordt meer naar ze geluisterd. Je ziet ook in moskeeën een grote verandering, waarbij de oude garde – de gastarbeidersgeneratie – plaats aan het maken is voor de jongere generatie. Daar worden dit soort dingen op gereflecteerd en ook daar eisen vrouwen steeds meer hun plek in op.’
Hoe moeizaam gaat dat?
‘Dat is nog wel een enorme onderhandeling. Het is natuurlijk niet makkelijk om in te schikken als je een gevestigde positie hebt, maar ook altijd geleerd hebt dat het zit zoals het in de Koran staat en dat het je wereldbeeld is. Dat verandert niet zomaar, dat is een lange discussie.’
Hoe reageren mannen erop?
‘Ik denk dat veel mannen wel blij zijn met de samenwerking met vrouwen. Iets wat je wel ziet onder Nederlandse Marokkanen en Marokkanen in Marokko, en nu praat ik uit eigen ervaring, is dat hoe meer opleiding ze hebben, hoe meer ze gewend zijn om ook op het werk samen te werken met vrouwen. Dat wereldbeeld is wel aan het veranderen. Maar seksistisch denken heb je er niet zomaar uit, dat zie je ook in Nederland. Daar lopen ook niet-Marokkaanse Nederlandse vrouwen tegenaan.’
Kun je moslim én feminist zijn?
‘Ja, dat is zeker mogelijk. In Marokko zijn veel verschillende feministische bewegingen. Veel daarvan zijn erg seculier, denk aan Fatima Mernissi. Zij heeft een ontwikkeling doorgemaakt van strikt seculier naar ruimte voor religie. In het begin betoogde ze dat de islam zo patriarchaal was dat er weinig van te verwachten viel. Veel van de positie van vrouwen heeft te maken met de patriarchale islam, dus in plaats van te zoeken binnen de islam, beriep men zich op universele mensenrechten om de positie van de vrouw te verbeteren. Mernissi en anderen zijn later de gezaghebbende bronnen gaan herlezen om tot vrouwvriendelijker interpretaties te komen. We lichten die ontwikkeling breed uit in het boek. De vraag is of het de islam is die vrouwen onderdrukt of een eeuwenoude interpretatie van de teksten. Vrouwen gaan dan naar de religieuze teksten zelf kijken en komen er zo achter dat de teksten ook op andere manieren te interpreteren zijn. Er is ook een feministische islam, die ontwikkeld is aan de hand van de religieuze teksten. Die zeggen juist dat de bevrijding van de vrouw schuilt in de islam.’
Daar zal niet iedereen het mee eens zijn.
‘Klopt. Feministen – seculier dan wel religieus – krijgen kritiek van zowel mannen als vrouwen. Dat komt in Nederland vooral omdat vrouwen te maken hebben met veel vooroordelen over hun positie als islamitische vrouw. Alsof je als vrouw niet geëmancipeerd kunt worden zolang je moslim bent. Dus ze voelen zich, ook bij internationale feministische bewegingen, weer onderdrukt als moslimvrouw. Ze zoeken dan in een islamitisch feminisme naar een manier om te werken aan een grotere emancipatie en de bevrijding van de vrouw. Maar vrouwen zien veel mogelijkheden en lezen veel religieuze teksten opnieuw, maar dan met een vrouwvriendelijke bril en dan kom je op heel andere uitkomsten. Dus het moslimfeminisme bestaat wel degelijk en islam en het feminisme kunnen heel goed samengaan. Vrouwen kunnen dat.’
Voelen moderne Marokkaanse vrouwen zich wat comfortabeler om het erover te hebben?
‘Jazeker. Maar dé vrouw bestaat natuurlijk niet, dat komt ook in het boek naar voren. Eén van de problemen van het Marokkaanse staatsfeminisme – het beleid dat de staat heeft opgezet voor de emancipatie van vrouwen – is dat het uitgaat van de universele categorie van de vrouw. Terwijl het veel uitmaakt uit welke klasse je komt en je leefomgeving. Het zijn vooral de vrouwen in de stad, die zien dat vrouwen wereldwijd steeds mondiger worden in het aanvechten van seksisme, op wat voor terrein dan ook. Je ziet juist ook dat op sociale media veel discussie is en dat er veel taboes doorbroken worden. Zo is er een meer algemene oproep dat het nu maar eens afgelopen moet zijn met seksueel geweld tegen vrouwen, in plaats van dat van een vrouw die verkracht is gezegd wordt dat ze het wel uitgelokt zal hebben. Sociale media spelen dus een belangrijke rol in het feit dat vrouwen zich sterker voelen en het niet langer pikken.’
Hoe uit het feminisme zich bij de Nederlandse Marokkaanse vrouwen?
‘Marokkaans-Nederlandse vrouwen hebben te maken met twee fronten. Ze moeten aan allebei de kanten strijden om een plek op te eisen en erkenning te krijgen. Aan de ene kant – juist omdat ze een migratieachtergrond hebben – zitten ze in een situatie waarbij vrouwen meer gecontroleerd worden dan mannen en het voor mannen eerder toegestaan is om buiten de groep te trouwen, terwijl vrouwen binnen de groep moeten blijven. Ze hebben dus meer last van de beperkingen van de migratieachtergrond. Lager opgeleide ouders zijn dan bijvoorbeeld bang dat een vrouw hen ontgroeit. Migratie is erg gericht op sociale mobiliteit en ze worden ook allemaal gestimuleerd om te studeren en een goed beroep te krijgen. Maar op het moment dat dit ook lukt, dat die integratie in de Nederlandse samenleving goed gaat, dan zie je dat ouders bang worden dat hun kinderen vervreemden van thuis en de islam verliezen. Pas als ze dan een gevestigde positie hebben, is het weer een beetje goed.’
En aan de andere kant?
‘Daartegenover staan weer al die Nederlanders die maar blijven denken dat je niet kunt emanciperen als je moslim bent. Dat zijn negatieve en patriarchale denkbeelden, want er wordt gedacht dat de islam een agressieve religie is waarbij veel dingen niet getolereerd worden die Nederlanders liberaal vinden. Dus vrouwen die willen emanciperen, maar hun moslim-zijn niet willen opgeven en als moslim erkend willen worden, lopen ook op tegen Nederlandse vooroordelen over de islam. Dus dan moeten ze daar weer laten zien dat ze geëmancipeerd kunnen zijn, zonder hun moslimschap op te hoeven geven. Er is een ontzettende fixatie in Nederland op de hoofddoek of een boerka en dat soort uiterlijkheden worden gezien als symbool van de onderdrukking van vrouwen in de islam. Als je als vrouw dus zelf kiest voor een islamitische manier van kleden, bijvoorbeeld omdat het een prettige manier is om je bewust te zijn van je lijntje met God, dan is dat voor veel Nederlanders niet goed en daar lopen die vrouwen ook weer tegenaan. Ze hebben het dus aan twee kanten moeilijk.’
Mannen hebben het makkelijker?
‘Ja en dat heeft te maken met de dominante interpretatie die vaak voordeliger uitpakt voor mannen. Het waren heel lang mannelijke geleerden die de islam mochten vertellen en uitleggen aan anderen. Als dat vanuit de patriarchale cultuur gebeurt, dan is het heel moeilijk om daar als vrouw wat tegenover te zetten. Het interessante is dat dit nu wel gebeurt.’
In het westen bestaat vooral het idee dat vrouwen pas feministisch kunnen zijn door de religie aan de kant te schuiven.
‘Precies. Sowieso omdat het hele discours hier vaak heel seculier is, waarbij religie gezien wordt als het geloven in sprookjes, waarbij niet rationeel nagedacht kan worden en al helemaal bij de islam, die gezien wordt als vrouwonvriendelijk en star. Daar moet je als Marokkaans-Nederlandse vrouw tegen vechten als de islam waardevol voor je is.’
Wat zeggen westerse feministen hiervan? Zij geloven niet dat religie samengaat met feminisme.
‘Gelukkig heeft het westerse feminisme ook geen monopolie meer. Bij de geschiedenis van het westerse feminisme zie je in de jaren zestig en zeventig dat het werd gezien als de opstand tegen de universele onderdrukking van vrouwen. In de jaren zeventig en tachtig begonnen zwarte vrouwen daartegen te ageren, omdat ze die feministische kijk op vrouwen heel westers en wit vonden. Ze zeiden toen dat witte feministen niet door hadden hoezeer zij zelf zwarte vrouwen onderdrukten. Die discussie herhaalt zich nu. Moslimvrouwen zien dat er in het westerse feminisme geen plek is voor hun soort feminisme. Vrouwen delen niet alles en in sommige opzichten staan witte vrouwen tegenover andere vrouwen; die discussie is nu weer flink opgelaaid binnen feministische bewegingen. Wat islam betreft zie je het ook. Daar zijn ook feministen die een meer universele manier van denken hebben en de hoofddoek zien als een symbool van onderdrukking, waarbij ze vinden dat, ook al denken vrouwen dat ze die hoofddoek vrijwillig op hebben, het een vals bewustzijn is en ze die doek beter af kunnen doen.’
Gebeurt dat vaak?
‘Vind ik wel. Femke Halsema, burgemeester van Amsterdam en iemand die ik heel hoog heb zitten, vindt dat ook. Gelukkig heeft ze nu gezegd dat het boerkaverbod niet te handhaven is, maar ze heeft wel gezegd dat die uitspraak over niet handhaven uit z’n verband gerukt is, want dat het gekoppeld was aan de uitspraak dat ze wel liever zou zien dat vrouwen het niet nodig vinden om een hoofddoek te dragen. Daarmee is ze dus het voorbeeld van een witte feministe die andere vrouwen wil zeggen wanneer en hoe je een volwaardige vrouw bent. Waar haalt ze dat recht vandaan? Dus ook onder westerse feministen zie je dat moslimvrouwen zeker niet bij iedereen op begrip kunnen rekenen.’
Zou er wat meer onderling begrip moeten komen?
‘Ja. Volgens mij is één van de belangrijkste dingen die je als feminist zou moeten willen dat je open en respectvol naar elkaars wensen en belangen luistert en bij jezelf kijkt in welke machtsrelatie je zit. Dat je ziet dat het mogelijk is om samen te strijden, maar dat je je ook realiseert dat je in bepaalde opzichten tot groepen behoort die geen gelijke machtsposities bekleden.’
Dat komt ook een beetje uit het boek naar voren.
‘Dat willen we ook laten zien. De positie van vrouwen is niet alleen vanuit het vrouw-zijn te definiëren, want je moet altijd kijken naar de andere aspecten, zoals achtergrond, ras, klasse en in Marokko bijvoorbeeld stad versus platteland. Het isoleren van het vrouw-zijn alleen werkt niet en je moet de positie altijd zien in de context van andere factoren. Bij iedere vorm van emancipatie moet je kijken door welke identiteit en machtsverhoudingen iemand wordt vormgegeven.’
Is er een verschil tussen de emancipatie van Marokkaanse vrouwen in Nederland en Marokko?
‘Ja, dat zie ik wel. In migratie gebeurt er al veel, waardoor migrantengezinnen terughoudender zijn en meer houvast en veiligheid zoeken in de thuissituatie. Dat maakt behoudend, maar in Marokko gaan de ontwikkelingen wat sneller. De ouders van hier opgegroeide vrouwen zoeken bij terugkeer in Marokko echter vooral naar het vertrouwde en hebben minder oog voor vernieuwing. Iets wat erg specifiek is voor de emancipatie van moslimvrouwen in Nederland, is die sterke behoudendheid van een migratiegemeenschap. En ze leven hier in een klimaat waar negatief gedacht wordt over de islam. Dat maakt de emancipatie in Nederland lastig. In Marokko zijn er weer andere belemmerende factoren, zoals minder toegang tot onderwijs en werk, waardoor vrouwen vaker in een afhankelijkheidspositie zitten.’
Naast feminisme heeft u het in het boek ook over activisme.
‘Dat komt omdat veel vrouwen die opkomen voor de rechten van vrouwen zelf het woord feminisme niet willen gebruiken. Dat heeft te maken met alle connotaties dat het iets westers is en dat het tegen mannen zou zijn, wat helemaal niet zo hoeft te zijn. Dus als vrouwen de term niet gebruiken, is het ongelukkig om ze wel feminist te noemen. Daarnaast zitten er ook emanciperende elementen in activisme die niet persé of niet alleen gericht zijn op de positieverbetering van vrouwen, zoals de eerder genoemde Rif-beweging.’
Heeft het boek bepaalde stereotypen bevestigd of juist ontkracht?
‘Het stereotype dat er nog veel patriarchale denkpatronen zijn en dat het veel tijd en energie zal kosten om die te doorbreken – dat beeld is helaas bevestigd. Vrouwen maken deel uit van een cultuur waar bepaalde denkbeelden heersen, maar het zijn echt niet alleen mannen die heel patriarchaal denken. Ook vrouwen doen dat. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen is iets anders dan gelijkwaardigheid. En er zijn mensen die denken dat mannen en vrouwen wel gelijkwaardig aan elkaar zijn, maar dat ze niet dezelfde rechten moeten hebben, omdat vrouwen van nature nou eenmaal beter kunnen zorgen, om maar wat te noemen. Maar dat wil niet zeggen dat die vrouwen niet op een hoog voetstuk staan. Het beeld dat wordt ontkracht is dat vrouwen niet zouden opkomen voor positieverbetering en het beeld dat zulks juist niet mogelijk zou zijn door zich te beroepen op de islam.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.