19.9 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 668

Rotterdam zat tot over zijn oren in de slavernij, van koopman tot dominee

0

De cijfers liegen er niet om. Er zijn in de zeventiende en achttiende eeuw ongeveer 60.000 slaafgemaakten met Rotterdamse schepen van Afrika naar Latijns-Amerika vervoerd. Over deze geschiedenis schreef Alex van Stipriaan, hoogleraar Caribische Geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, een boek: Rotterdam in slavernij.

Er was altijd een arts aanwezig op een slavenschip. Niet om de slaafgemaakten goed te verzorgen, maar omdat ze beschouwd werden als kapitaal. Als veel slaafgemaakten onderweg overleden, dan was dat een zwaar economisch verlies. Desondanks overleden er veel aan besmettelijke ziekten tijdens de zware tochten over de Atlantische Oceaan, beschrijft van Stipriaan.

Dat kwam ook omdat er zo veel mogelijk slaafgemaakten in een schip werden gepropt. Ze moesten zitten of liggen. Mannen en vrouwen waren van elkaar gescheiden door een tussenschot. Uit meerdere bronnen blijkt dat vrouwelijke slaafgemaakten regelmatig ‘ongewenst bezoek’ kregen van de zeelui.

Beeld: Erasmus Universiteit Rotterdam

‘Eenmaal op de plantages werd dat gedrag voortgezet,’ vertelt Van Stipriaan. Hij benadrukt dat de slaafgemaakten zich vanaf dag één altijd hebben verzet tegen hun lot. ‘In de tweeënhalve eeuw waarin deze vorm van slavernij zich heeft afgespeeld hebben de slaafgemaakten hun veerkracht behouden.’

Bij dat verzet zijn ontelbare slaafgemaakten om het leven gekomen. Vaak op een wrede manier, om als voorbeeld te dienen. ‘Toen een slavenschip voor de kust van Suriname schipbreuk leed, liet de kapitein de luiken naar het slavenruim dichtspijkeren omdat hij bang was dat ze zouden ontsnappen en opstand zouden veroorzaken. Vele honderden Afrikanen stierven zo een langzame verdrinkingsdood. De koloniale autoriteiten waardeerden het niet, maar accepteerden het in de gegeven omstandigheden.’

Slaafgemaakten kregen met talloze trauma’s te maken. Eerst werden ze in hun eigen omgeving gevangen genomen en door slavenhandelaren aangeboden aan Europese handelsposten. ‘Dat betekende vaak honderden kilometers lopen én te weinig voedsel krijgen. Het beschikbare voedsel verdween in eerste instantie in de magen van de handelaren. Het gevolg was dat er onderweg naar de Europese handelsposten al mensen stierven’, vertelt Van Stipriaan. ‘Daar wachtte hen de eerste confrontatie met blanke mannen, iets waarvan ze het bestaan niet kenden.’

Vervolgens werden ze gevangen gezet, verkocht als er een handelsschip arriveerde en aan boord vastgeketend. Ze zaten maanden op zee met uitsluitend een plek om te zitten of liggen. ‘Eenmaal op plaats van bestemming werden ze weer verkocht, tenzij ze ‘al besteld waren’, en waren ten slotte de rest van hun leven gevangen – met de zweep als belangrijkste arbeidsprikkel’, aldus Van Stipriaan.

Brede betrokkenheid

Twee weken geleden presenteerde het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde het tweejarige onderzoek naar het slavernijverleden van Rotterdam, in  navolging van eenzelfde onderzoek in Amsterdam. Rotterdam zat, in de woorden van Van Stipriaan, ‘tot over zijn oren’ in de slavernij: de stedelijke elite en kooplieden waren nauw betrokken bij slavernij. Eén op de acht Rotterdammers stamt af van tot slaaf gemaakten. Het onderzoek resulteerde in drie boeken, waaronder Rotterdam in slavernij van Van Stipriaan.

‘Er waren veel mensen bij betrokken, direct of indirect’, aldus Van Stipriaan. Rotterdam was een belangrijke speler in de slavernij, mede door de gunstige ligging van de stad wat de scheepvaart betreft. Het is echter een verkeerde conclusie dat alleen handelaren met slavenhandel van doen hadden.

‘De WIC – de West-Indische Compagnie – was in tegenstelling tot de VOC in trek bij kleine beleggers. Denk dan heel breed, ook aan huisvrouwen en predikanten. Maar er waren nog meer mensen bij betrokken. Scheepsbouwers, aanverwante branches en handelaren in suiker, katoen, koffie, enzovoort. Het waren immers allemaal producten die door slaafgemaakten werden verbouwd.’

‘Om tijd te winnen werden handelsschepen pas onderweg naar Afrika omgebouwd tot slavenschepen’

Wat de betrokkenen écht wisten over de slavenhandel, verschilde per persoon. In de overzeese gebieden werkten correspondenten en administrateurs die het thuisfront op de hoogte moesten houden van de situatie.

‘Het gebeurde regelmatig dat de productie te mooi werd voorgesteld of dat wantoestanden te laat werden gemeld’, zegt Van Stipriaan. ‘Dan waren er nog de ambachtslieden. Om tijd te winnen werden handelsschepen pas onderweg naar Afrika omgebouwd tot slavenschepen. Bovendien waren er ambachtslieden die tijdelijk onder andere in Suriname hadden gewerkt. Als ze terugkwamen deden ze hun verhaal in de kroeg en daarbuiten.’

Rijke Rotterdamse families die bij de slavenhandel betrokken waren trouwden vaak met elkaar, waardoor de onderlinge banden sterker werden. Het ging onder andere om de families met namen als Baelde, Hudig, Rochussen, Van Coopstad, Mees, Osy en De Jongh. De overeenkomsten waren dat de rijke heren allemaal betrokken waren bij een kerk én goede doelen steunden. Dat liep uiteen van armoedehulp, het steunen van het culturele leven tot het nieuwe kerkorgel.

Een andere slavernij-elite werd gevormd door sommige Engelse families die naar Rotterdam waren gekomen in verband met handel. Op een gegeven moment mengden deze families zich met de Nederlandse families.

Emancipatie

Binnen de gereformeerde staatskerk was slavernij een issue, maar er was beslist geen consensus. ‘Er waren predikanten die slavernij goedkeurden. Het was de straf van God voor de nakomelingen van Cham, vanwege het bespotten van Noach. Andere dominees predikten juist het tegendeel. Eind achttiende eeuw begon in Rotterdam en daarbuiten een andere wind te waaien, namelijk dat slavernij in strijd is met het christelijk geloof.’

Begin negentiende eeuw werd in Nederland de slavenhandel afgeschaft, hoewel de slavernij nog wel bleef bestaan. Pas op 1 juli 1863 werd slavernij volgens de Nederlandse wet verboden voor de overzeese gebieden. Dit gebeurde deels op aandrang van Groot-Brittannië, dat de slavernij al verboden had.

‘Engeland had daar ook belang bij, in verband met oneerlijke concurrentie door Nederland,’ benadrukt Van Stipriaan. Slaafgemaakten kregen in tegenstelling tot gewone werknemers immers geen salaris, zodat de kosten lager waren.

Na de afschaffing van de slavernij kregen de slaafgemaakten voor het eerst een achternaam, maar die had vaak niets met hun eigen achtergrond te maken. ‘Een van die toegewezen achternamen was Stippel. Er wonen nog steeds nakomelingen van hen in Rotterdam en ook van andere voormalige slaafgemaakten’, zegt Van Stipriaan. ‘Bovendien moesten de voormalige slaafgemaakten voor een karig loon nog vijf jaar blijven werken voor hun werkgever, tenzij ze voor 1 juli 1863 waren vrijgekocht.’

Beeld: Boom

Hun emancipatieproces moest echter nog beginnen. Muzikant, topsporter, dat werd allemaal  in de eerste helft van de vorige eeuw van hen geaccepteerd. Maar een carrière in de politiek, als topondernemer of in de wetenschap, dat was een ander verhaal.

‘In feite is dat proces nog steeds bezig. De cijfers van het Centraal Bureau voor Statistiek tonen aan dat Afro-Surinamers en Afro-Antillianen op de genoemde punten niet hetzelfde scoren als witte Nederlanders. Gelukkig komt daar geleidelijk wel verandering in.’

Armeense Duitsers vinden brief in bus: ‘De Grijze Wolven zullen jullie pakken!’

0

Duitsers van Armeense afkomst zouden een bedreigende mededeling van de Grijze Wolven in de brievenbus hebben gekregen.

De Grijze Wolven zijn een ultranationalistische Turkse organisatie die onlangs door Frankrijk werd verboden. De Turks-Duitse historicus Taner Akcam schrijft op zijn Facebookpagina dat de Grijze Wolven in Duitsland deze dreigbrieven in de bus van Armeense Duitsers hebben gedaan:

‘De Grijze Wolven zullen jullie pakken! Jullie smerige kinderen van Armenië, we zullen jullie allemaal vinden en jullie kinderen zullen bij jullie graf staan voordat ze in hun eigen graf vallen. Wij staan achter onze broeders uit Azerbeidzjan en zullen niet toestaan dat ongelovige honden uit Armenië vreedzaam in Duitsland leven. We kennen jullie, we weten waar jullie kinderen zijn, dag en nacht. De Grijze Wolven zijn vlakbij!’

De Grijze Wolven hebben een beruchte reputatie. Twee weken geleden werden Armeense demonstranten in Frankrijk gemolesteerd en bedreigd door Grijze Wolven. De Armeniërs demonstreerden tegen Azerbeidzjan en Turkije, die oorlog met Armenië voerden om Nagorno-Karabach.

Vorige week kregen Armeniërs in de Nederlandse stad Almelo een pamflet in de brievenbus waarin staat de Armeense Genocide een leugen is. De Federatie van Armeense Organisaties in Nederland vermoedt dat de Grijze Wolven achter deze actie zitten.

Frankrijk heeft de organisatie inmiddels verboden. In Duitsland gaan er ook stemmen op om de Grijze Wolven te verbieden. De organisatie is gelieerd aan de extreemrechtse Turkse MHP-partij, die samen met de AKP van president Erdogan de Turkse regeringscoalitie vormt.

Ook in Nederland zijn Grijze Wolven actief. Een rapport van de antifascistische onderzoeksgroep Doorbraak stelt dat dat tien Nederlandse gemeenten subsidie geven aan organisaties die gelieerd zijn aan de Grijze Wolven.

Rotterdam: raad weigert Mohammed-cartoons in gemeentekrant

0

Een voorstel van Leefbaar Rotterdam om Mohammed-cartoons af te drukken in de Rotterdamse Stadskrant heeft het niet gehaald, meldt Dagblad 010.

‘Wij vinden (…) dat Rotterdam vierkant achter leraren en de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting moet staan en we nooit en te nimmer mogen buigen uit angst voor doodsbedreigingen’, stelde Leefbaar Rotterdam in haar motie. ‘Laat Rotterdam actief uitdragen geen millimeter te wijken voor diegenen die onze vrijheden haten.’

Maar op de PVV na steunde geen enkele partij in de Rotterdamse gemeenteraad deze motie, ook de VVD niet. ‘Dat betekent dat alle Stadskranten in de fik gaan’, waarschuwde VVD-raadslid Tim Versnel.

De Stadskrant is een uitgave van de gemeente Rotterdam die tweewekelijks als huis-aan-huiskrant verschijnt.

Tegen het publiceren van de cartoons werd het luidst geprotesteerd door de partijen Denk en Nida, schrijft Dagblad 010.

Ook een voorstel van de VVD om de hal van het stadhuis vol te hangen met spotprenten kreeg geen meerderheid.

9e op lijst GL: ‘Voor eens en altijd: ik ben geen lid van Moslimbroederschap’

0

Kauthar Bouchallikht, nummer negen op de concept-kandidatenlijst van GroenLinks, ligt onder vuur door de Telegraaf, GeenStijl en op social media. De reden: een vermeende link met de Moslimbroederschap. GroenLinks reageert op de eigen website inhoudelijk op deze aantijging.

Bouchallikht is tot 1 december vicevoorzitter van de Federation of European Muslim Youth and Student Organizations (FEMYSO). Onderzoeksjournalist Carel Brendel beweerde vorige week dat deze organisatie gelieerd is aan de Moslimbroederschap. Het viel hem op dat deze functie van Bouchallikht niet vermeld stond op haar kandidaatstelling, maar dat hij deze op haar website moest vinden.

GroenLinks: ‘Haar bestuursfunctie bij FEMYSO was bekend bij de kandidatencommissie van GroenLinks en staat ook gewoon op haar cv en website. Het gaat hier niet om de jongerenorganisatie van de moslimbroederschap zoals wordt beweerd, maar een koepelorganisatie van allerlei verschillende nationale studenten/jongeren moslimorganisaties in Europa, die subsidie ontvangt van de EU en gesprekspartner is van de Europese Commissie.’

‘Voor eens en voor altijd: Ik ben geen lid van de moslimbroederschap’, laat Bouchallikht weten. ‘Ik sta voor vrijheid en democratie en tegen uitsluiting en onderdrukking. En ik sta helemaal achter het programma van GroenLinks. Net als alle andere kandidaten op onze lijst. Zullen we het dan nu hebben over hoe we Nederland samen eerlijker, socialer en groener gaan maken?’

Eerder al verdedigde GroenLinks-leider Jesse Klaver de kandidatuur van Bouchallikht. ‘Helaas is dit de realiteit voor veel jonge moslims in Nederland. Zij moeten voortdurend hun loyaliteit bewijzen en laten zien waar ze staan. Als je ook nog eens vrouw bent, wordt die bewijslast nog zwaarder. Het is tijd dat daar verandering in komt. Vrouwen, jongeren, mensen van kleur, mensen met welke achtergrond dan ook. Samen zijn wij het nieuwe Nederland.’

De Moslimbroederschap is een islamistische groepering die aan het begin van de twintigste eeuw in Egypte ontstond en in de jaren dertig en veertig streed tegen het Britse kolonialisme. Inmiddels kent de beweging vertakkingen door heel de Arabische wereld. In Tunesië, Marokko en Jordanië zit de Moslimbroederschap in het parlement, in Egypte en Saoedi-Arabië is de beweging verboden.

Ook in West-Europa is de Moslimbroederschap actief. Volgens critici streeft de Moslimbroederschap een shariastaat na. Een rapport van de Duitse inlichtingdienst uit 2019 betitelt de Moslimbroederschap als een gevaar voor de democratie. Hoewel de Moslimbroederschap geen geweld propageert, is de organisatie volgens de inlichtingendienst wel een extremistische groep met politieke idealen die haaks staan op de democratie.

De Nederlandse inlichtingendienst deed in 2011 onderzoek naar de Moslimbroederschap. Hoewel de Moslimbroederschap geen directe dreiging voor de democratische rechtsorde of de nationale veiligheid inhoudt, zouden de activiteiten op lange termijn een risico kunnen vormen, aldus de AIVD.

‘De Nederlandse Moslimbroeders proberen invloed te verwerven in het maatschappelijk middenveld. Als zij ook gaan deelnemen aan politieke besluitvorming zonder open te zijn over hun signatuur en daarmee hun belangen en bedoelingen, kan dit tot een onwenselijke situatie leiden.’

 

Healthy foodies en halal eters opgelet: kant-en-klaar komt jullie kant op

0

Vandaag lanceert By Oummi (in het Nederlands: Door Mama) een zestal verse kant-en-klare halalmaaltijden in Nederland, een culinaire primeur. Naar eigen zeggen zijn dit gezonde soepen en maaltijden, met liefde gemaakt en op de meest authentieke manier – zoals mama het zou maken, dus. De maaltijden zijn bij de Albert Heijn te halen en kunnen na vijf á tien minuten opwarmen al op tafel.

De man achter By Oummi is Vlaming Rachid Lamrabat (foto), oprichter van strategisch onderzoeksbureau TIQAH en auteur van het boek Etnomarketing: Het vertrouwen van de nieuwe consument, waarmee hij de Marketing Book of the Year 2018 won. Al vijf jaar is Lamrabat bezig met By Oummi. Zijn zoontje was de aanleiding voor deze ontdekkingstocht.

‘Het is geen toeval dat ik al vijf jaar bezig ben en mijn zoontje zes wordt’, vertelt Lamrabat. ‘Wil je halal eten aan je kind geven en heb je geen tijd om uitgebreid te koken, dan ben je gedwongen om ongezonde halal snacks te kopen. Ik ben zelfstandige, mijn vrouw is zelfstandige, dus we hebben weinig tijd. Snel iets klaarmaken was geen optie, zo is het eigenlijk begonnen.’

De afgelopen jaren heeft Lamrabat met veel mensen gezeten en samengewerkt en met veel  consumentenpanels gesproken. Hij sprak met hen over wat ze kopen, wanneer ze het kopen en waar. Wat er uitsprong was vooral de nood aan gemak.

‘De essentie is: we hebben het nog altijd niet gemakkelijk. Als je morgen bijvoorbeeld een klassiek soepje wil klaarmaken voor je kinderen, moet je nog alle basisingrediënten apart gaan kopen. Er bestaat geen makkelijke kant-en-klaar verantwoorde maaltijd. Of je moet het afhalen bij een restaurant.’

‘Snel iets klaarmaken was geen optie, zo is het eigenlijk begonnen’

Een supermarkt binnen lopen en alle aankopen kunnen aanschaffen op één plek is volgens Lamrabat nog steeds niet mogelijk en een utopie. ‘We zijn ook foodies hè? We houden van eten en vooral van lekker eten. Maar daar is niks op geënt. Het gemak zit ook op aankoopgedrag.’

Nu zijn er schappen vol halalproducten beschikbaar, maar de kwaliteit laat volgens Lamrabat te wensen over. Consumenten vinden vooral een assortiment aan ongezonde halalsnacks, vindt hij.

‘Hoe kan dat, dat wij als derde en vierde generatie rekenen op de ongezonde huidige halalproducten? Zij gaan niet vooruit, ze willen niet innoveren.’ Lamrabats grote dilemma was zelf het heft in eigen handen nemen, of bedrijven langs de zijlijn adviseren. Dat laatste werkte niet omdat de bedrijven een andere mindset hebben, vertelt hij.

‘Het gaat om hoe groot de markt is en hoe snel dat roteert. Er is een doelgroep die gewoon geen aanbod heeft en die wil ik faciliteren. Ik kan door deze maaltijden nu de Albert Heijn binnen lopen en een klassieke harira pakken en er thuis eventueel een vleesje bij doen of niet. Of een couscous, enzovoort.’

Het verhaal van By Oummi is ook gekomen vanuit het verbindende aspect. ‘Iedereen vindt mama’s keuken het beste, geen uitzondering’, benadrukt Lamrabat. ‘We zijn vanuit daar vertrokken. En mama zijn is ook hetzelfde, want elke mama heeft dezelfde ervaringen met kinderen, met vrienden en met het gezin. Ze heeft dezelfde struggles. Of je nu een zwarte mama, bruine mama of witte mama bent. We maken geen onderscheid, we werken vanuit verbinding. En we gaan terug naar mama’s keuken.’

Beeld: By Oummi

Zo is de focus nu op gerechten uit Zuid-Azië en Noord-Afrika gezet. ‘Dat is de core business vandaag. Wat niet betekent dat we morgen niet Centraal-Afrika gaan doen. We zetten ons nu in op deze gerechten. We kijken wel wat de toekomst brengt.’

En die toekomst zal niet lang op zich laten wachten. Lamrabat is voor innoveren en heeft al gerechten zo goed als klaar staan: soepen, maaltijden en maaltijdsalades. In 2021 breidt hij uit met droog- en diepvriesproducten. Zo streeft hij ernaar om consumenten meer belevenis te geven aan halal door te investeren in de look and feel van zijn producten.

Foodieproof

Met slogans als ‘De mooiste reizen beginnen met een heerlijke maaltijd’ en ‘Je volgende vakantie start in de supermarkt’, probeert By Oummi foodies te prikkelen. Ook een partnership met chef Mounir Toub om de recepturen foodieproof te maken is daar onderdeel van.

‘Dit kan bijvoorbeeld het pikantgehalte beoordelen zijn, en hier en daar een granaatappel die voor ons misschien niet nodig is maar voor een foodie het wel aantrekkelijk maakt. Dat zijn dingen die alleen een chef kan zien en ik niet.’ Dit gebeurt volgens Lamrabat zonder de authenticiteit van de gerechten aan te tasten.

By Oummi werkt met zogeheten mamagroepen; dit zijn twintig á 25 mama’s in totaal. Per keer koken zo’n zeven mama’s samen. ‘Wij stellen hen de vraag waar kunnen we jullie mee helpen? Want we doen het in eerste instantie voor de mensen, niet voor de money. Dat komt vanzelf wel.’ Ook denken de mama’s mee als er een nieuw gerecht gemaakt wordt.

‘Zo maken we lijstjes, daarna halen we de bekende chef-kok Mounir Toub erbij. Want onze Noord-Afrikaanse keuken is een enorm dure keuken. De hoeveelheid kruiden alleen al gaat soms al de helft van uw maaltijd kosten. Een Hollandse of Belgische maaltijd bevat peper en zout, de goedkoopste specerijen. Bij onze keuken is het: ras el hanout, kurkuma, kaneel en saffraan. Stuk voor stuk dure specerijen’, zegt Lamrabat. ‘Dit soort dingen vragen we dan ook aan chef Mounir Toub: ‘Denk na over recepturen, maar je moet weten dat we geen soep maken die tien euro kost. Dat koopt niemand, ook al is het high level lekker.’

‘We zijn momenteel de enige in de halal categorie met een Nutri-Score’, zegt Lamrabat. Een Nutri-Score is een voedselkeuzelogo dat in Frankrijk is ontwikkeld. Producten kunnen een A (goed) tot en met E (slecht) scoren, gebaseerd op de hoeveelheid calorieën, suikers, verzadigd vet, zout, eiwit, vezels, fruit, groente en noten in een product. Op basis van de voedingswaarde en gebruikte ingrediënten krijgen producten punten. ‘We hebben een B-score, wat eigenlijk heel goed is voor gezonde maaltijden. En daar doen we het uiteindelijk voor. We zijn op een missie om halal terug op te kuisen.’

‘Er is een doelgroep die gewoon geen aanbod heeft en die wil ik faciliteren’

Natuurlijk hoopt Lamrabat dat er een stormloop komt op zijn maaltijden en er zoveel mogelijk mensen naar de supermarkt gaan om zijn producten uit de rekken te halen. Anderzijds hoopt hij vooral dat de consument tevreden is met de visie achter het merk: gezonder, vernieuwend, innovatief en inspirerend zijn.

‘Als het puur gaat om goedlopende producten, dan hadden we met een salami moeten komen, maar wij boren een markt aan die nog niet ontwikkeld is, die er nog niet is. Voor mij is het belangrijk om mensen mee te krijgen in onze visie. Mensen die het tijd vinden voor iets lekkers, gezonds. Iets dat je zonder dat je er slecht bij voelt aan je kinderen kan geven. Ik denk dat er heel veel mensen zijn die dat hopen en ik hoop dat deze mensen ons vinden en tevreden zullen zijn. Dat zou geweldig zijn.’

Op dit moment worden de maaltijden in Brugge gemaakt en verpakt. ‘Een hele fijne samenwerking’, geeft Lamrabat aan. Het is een groep die ook internationaal werkt, waardoor het ook makkelijker maakt om uit te breiden. Maar de bedoeling is wel dat hij op den duur met By Oummi naar een 100 procent eigen productie- en opslagplaats gaat.

‘We willen niet blijven meesurfen met anderen. We maken onze eigen trein, en willen dat anderen de wagons zijn. Er mogen gerust anderen in mijn wagons mee komen, maar het is nog altijd mijn trein en dat is mijn mentaliteit ook.’

 

De slachting in Dersim (1937-1938), voor altijd in het Koerdische geheugen

0

Op 15 november 1937 werd de Koerdische rebellenleider Seyid Riza uit de oost-Turkse provincie Dersim opgehangen. In Dersim, tegenwoordig Tunceli genoemd, vermoordde Turkije in 1937 en 1938 tussen de 20.000 en 30.000 Koerden. Was dit genocide? En herhaalt het patroon van de gebeurtenissen in Dersim zich op de Koerden van nu?

Twee weken geleden beschuldigde de pro-Koerdische HDP de Turkse regering van genocide op de Koerden. De partij hekelt het harde optreden van het Turkse leger in Noord-Syrië tegen de Koerdische burgerbevolking. Volgens de HDP wil Erdogan ‘een wereld scheppen die vrij is van Koerden’. Met andere woorden: het gaat hier gewoon om genocide.

In de Koerdische angst voor genocide spelen de massamoorden op de zogeheten ‘Dersim-Koerden’ een belangrijke rol. Dersim, de huidige oost-Turkse provincie Tunceli, was in de periode 1937-1938 het toneel van een massamoord op tussen de 20.000 en 30.000 Koerden. Deze massamoord wordt elk jaar op 15 november herdacht. Op die dag in 1937 werden de Koerdische leider Seyid Riza en enkele getrouwen opgehangen.

In dit artikel spreken we met wetenschappers en Koerden over de massamoord in Dersim. Was het inderdaad een genocide? Hoe gaan Turken met deze zwarte bladzijde uit de Turkse geschiedenis om? En welke rol speelt Dersim precies in het Koerdische collectieve geheugen, in het bijzonder van de nakomelingen van de Koerden uit Dersim zelf?

Driedubbele minderheid

De in 1923 opgerichte Turkse Republiek was tijdens het interbellum een éénpartijstaat. De seculiere CHP van Mustafa Kemal Atatürk had alle macht. De staatsideologie was het kemalisme, volgens historicus en genocide-onderzoeker Ugur Ümit Üngör een combinatie van ‘republicanisme, secularisme, étatisme, populisme, revolutionisme en nationalisme’.

De Turkse machthebbers geloofden in één volk, één taal, één religie. Het nieuwe Turkije was etnisch Turks, de taal was Turks en het geloof was de soennitische islam. Deze ideologie werd vanaf Ankara ook naar de periferie verspreid. Üngör: ‘Overal werden partijgebouwen van de CHP opgericht, vanwaar de nieuwe boodschap werd verkondigd.’

In de oostelijke Koerdische gebieden stuitte het Turkse centralisatiestreven op Koerdisch verzet. Turkije sloeg deze opstanden bloedig neer en versterkte de macht van het centrale gezag in deze gebieden, die vroeger slechts losjes onder Ottomaanse heerschappij stonden.

Eén van de meest vrije gebieden was Dersim, zo’n vierhonderd kilometer ten oosten van Ankara. In dit bergachtige, moeilijk toegankelijke gebied had de centrale overheid alleen in naam gezag. De feitelijke heersers waren de verschillende Koerdische stammen, die regelmatig met elkaar in de clinch lagen.

Foto: Wikimedia Commons

De Koerden in Dersim waren een driedubbele minderheid. Ze waren Koerdisch, maar spraken een andere taal: Zaza. Bovendien hingen ze een vrijzinnige sjiitische vorm van de islam aan, het alevitisme.

Volgens Üngör kun je de Koerden uit Dersim vergelijken met de Jezidi’s, die in 2014 slachtoffer werden van een genocide door IS. ‘Jezidi’s vormen ook een geheel eigen minderheidsgroep, met een eigen etnische en religieuze identiteit. Ook zij werden daarom vermoord.’

Martin van Bruinessen is antropoloog en heeft een groot aantal publicaties over onder meer Turkse, Koerdische en Zazaculturen op zijn naam. Hij vertelt dat de Turkse overheid de Koerden in Dersim met de indianen in het ‘Wilde Westen’ vergeleek.

‘De Turkse machthebbers beschouwden Dersim als een woest gebied waar de ‘beschaving’ nog niet heerste. Dit gebied moest worden geciviliseerd. De Koerden in Dersim waren in de ogen van de Turkse machthebbers barbaren. Daarmee werden ze gedehumaniseerd en was het makkelijk om ze in 1937-1938 massaal te vermoorden.’

‘Opstand’ en massamoord

De Koerden in Dersim trokken zich weinig aan van het kemalistische eenheidsstreven. Instituties als het openbare onderwijs, de post en de politie functioneerden alleen in de provinciestadjes. De  dorpen waren vaak onbekend terrein voor de Turkse ambtenarij. De centrale overheid wilde haar macht definitief vestigen in het gebied en aan de lokale autonomie een einde maken.

Op 17 juni 1925 richtten de ministers van Atatürk de ‘Commissie voor Hervorming van het Oosten’ op. Deze commissie kwam met een lijvig rapport, waarin onder andere werd voorgesteld om in Oost-Turkije een permanente noodtoestand uit te roepen. Dat zou de uitvoering van het beleid makkelijker maken. Zes jaar later kwam minister van Binnenlandse Zaken Sükrü Kaya met een apart rapport over Dersim. Kaya noemde tal van misstanden.

Üngör: ‘Het ging om arbitraire geweldsuitoefening door stamhoofden, belastingontduiking, massaal wapenbezit, wetteloosheid en ontwijking van de militaire dienstplicht. Kaya stelde een tweetrapsplan voor: in het eerste jaar van een toekomstige campagne zouden deze problemen met geweld worden bedwongen. In de jaren daarop zouden onderwijs en deportaties dan het turkificatieproces kunnen voltooien.’

‘De Koerden in Dersim waren in de ogen van Turkije barbaren’

Eind 1935 ging de ‘Tunceli-wet’ in werking. Dersim zou voortaan Tunceli heten. Enkele Koerdische stammen zagen de versterkte greep van de centrale overheid in het gebied als een aantasting van hun eigen macht. Ze weigerden daarom hun wapens in te leveren.

Geweld van het Turkse leger tegen de lokale bevolking en verkrachting van Koerdische vrouwen riep een gewelddadige tegenreactie uit. Telefoonkabels werden doorgesneden, Turkse soldaten werden doodgeschoten en in de nacht van 20 op 21 maart 1937 staken leden van de Heyderustam en de Demenustam een politiebureau en een brug in brand.

Antropoloog Martin van Bruinessen: ‘Nationalistische Koerden spreken van een opstand tegen de Turkse staat, maar veel mensen uit Dersim zeggen nu dat er geen opstand was.’ De in Nederland woonachtige Bora Celik, wiens familie uit Dersim afkomstig is, beaamt dit.

‘Er waren in Dersim allemaal verschillende stammen die met elkaar vochten. Er was nauwelijks een eenheid. Turkije legde het in brand steken van een brug en het doorsnijden van telefoonkabels uit als een massale opstand, maar dit is onzin. Het was een slachting.’

Of het in de brand steken van een brug het begin van een opstand was of niet, de Turkse regering interpreteerde dit wel zo en greep keihard in. Ügör: ‘De operatie ‘Bestraffing en deportatie’ begon in de zomer van 1937 en werd geïntensiveerd in juli en augustus.

De Dersim, gewapend met verouderd wapentuig, vochten verbeten maar waren geen partij voor de Turkse mitrailleurs en mortieraanvallen. De Dersim-strijders stonden ook machteloos tegenover de luchtaanvallen die de geadopteerde dochter van Atatürk, Sabiha Gökcen, uitvoerde.’

Een Koerdische nederlaag was onvermijdelijk. Alisjeer, een belangrijke Koerdische rebellenleider, werd in een hinderlaag gelokt en onthoofd. Rebellenleider Seyed Riza wilde daarop met de Turken onderhandelen, maar hij en zijn gevolg werden gearresteerd en op 15 november 1937 opgehangen.

Rebellenleider Seyid Riza, die op 15 november 1937 met zijn gevolg werd opgehangen (Foto: Wikimedia Commons)

De opstand in Dersim was neergeslagen. Toch ging de Turkse militaire operatie door. ‘Eigenlijk bestond de Turkse operatie uit twee fasen’, vertelt de  Bora Celik. Die van 1937, die vooral militair was, en die van 1938, die vooral genocidaal was.’

Üngör: ‘In hoog tempo werd een groot aantal dorpen binnengevallen, mensen werden bijeengedreven en doodgeschoten of levend verbrand. Vrouwen en kinderen werden niet gespaard.’ De historicus schat dat in 1937-1938 tussen de 20.000 en 30.000 Koerden zijn vermoord in Dersim. Ook Van Bruinessen komt tot deze schatting.

Etnocide of genocide?

Dat de gebeurtenissen in Dersim verschrikkelijk waren, daar is bijna iedereen het over eens. Maar was het ook een genocide?

In een wetenschappelijk artikel uit 1994 deed Martin van Bruinessen hier onderzoek naar. Hij stelde toen dat de massamoord in Dersim geen genocide is geweest: ‘Om vast te stellen of een geval van massamoord genocide is, zijn twee criteria van belang: ten eerste intentie en ten tweede het doden van de leden van een specifieke groep ‘als zodanig’, dus om het enkele feit dat ze Joden, Koerden of bijvoorbeeld zigeuners zijn.’

In 1994 waren er onvoldoende historische bewijzen voorhanden om dit aan te kunnen tonen, zegt Van Bruinessen. Wel was het volgens Van Bruinessen sowieso een ‘etnocide’, want de Turkse staat probeerde de Koerdische identiteit te vernietigen. ‘Kinderen uit Dersim die de slachtingen hadden overleefd werden als Turken opgevoed: soennitisch en in de Turkse taal, met als doel dat de eigen identiteit zou uitsterven.’

Üngör spreekt van drie mokerslagen die de Dersim-Koerden kregen te verwerken: ‘De eerste klap was toen Turkije in 1937 en 1938 besloot om de bedevaartplaatsen te vernietigen en de cultuurdragers van de eigen Dersim-cultuur te vermoorden. De tweede klap kwam toen kinderen uit Dersim Turks en soennitisch werden opgevoed en Dersim zelf werd volgebouwd met soennitische moskeeën. De derde klap was de massale exodus van Dersim-Koerden die naar Istanbul, Izmir en het buitenland emigreerden.’

Nieuwe generaties leren geen Zaza meer, zegt Üngör. De taal dreigt uit te sterven. Dit heeft volgens hem ook te maken met het nationalistische onderwijs in Turkije na de coup van 1980. ‘Op school was Zaza verboden.’

Toch zijn er nog Koerden die Zaza spreken. Ongeveer vijftien jaar geleden kwam Üngör nota bene in Delft een 16-jarige Koerdische jongen tegen die Zaza sprak. Zijn ouders hadden hem in het Zaza opgevoed. ‘Maar dit is echt een uitzondering, hoor’, benadrukt Üngör. ‘Ook in Dersim zelf sterft de taal langzaam maar zeker uit.’

Turkse soldaten bewaken vrouwen en kinderen uit Dersim (Foto: Wikimedia Commons)

Er is na 1994 meer informatie boven water gekomen over de slachtingen in Dersim, vertelt Van Bruinessen. Zo zijn er meer documenten ontdekt. Maar belangrijker vindt hij het dat memoires van direct betrokkenen zijn gepubliceerd en dat dorpelingen, militairen en bureaucraten die de gebeurtenissen hebben meegemaakt – en de tweede generatie die veel van horen zeggen had – zijn geïnterviewd. ‘Hieruit blijkt dat het intentie van de Turkse staat was om een aanzienlijk aantal mensen te doden.’

Toch blijft Van Bruinessen voorzichtig, omdat genocide een juridisch begrip is en je een genocidebeschuldiging daarom waterdicht moet kunnen maken. ‘De militairen hadden instructies iedereen die wapens droeg te doden. Maar tevens vind je in officiële stukken de observatie dat in Dersim alle mannen wapens droegen.’

Üngör is stelliger. ‘Vijftien jaar geleden konden we veel dingen niet met zekerheid zeggen, nu wel. Het ging niet alleen om de vernietiging van de eigen Dersim-cultuur, maar ook om de vernietiging van mensenlevens. Het was de intentie om veel Koerden te vermoorden.’

Opvallend is ook dat enkele Turkse hoogwaardigheidsbekleders die een sleutelrol speelden bij de massamoorden in Dersim ruim twintig jaar eerder betrokken waren bij de Armeense Genocide, vervolgt Üngör.

‘Minister Sükrü Kaya van Binnenlandse Zaken was in 1915 directeur van het deportatieapparaat. Hij vervulde in 1938 diezelfde functie weer. Er is veel continuïteit. De kemalisten die in het interbellum aan de macht waren in Turkije hadden in 1915 de genocide op de Armeniërs en Assyriërs gepleegd.’

‘Atatürk is een heilige in Turkije. Hij kan niets fouts doen’

Gifgas

De Koerden in Dersim beschuldigden de Turkse luchtmacht ervan gifgas te hebben gebruikt. Atatürks pleegdochter Gökcen ontkende later in haar memoires dat ze de Koerden hiermee had gebombardeerd.

Üngör zegt dat je met harde bewijzen moet komen. Hij heeft in de Turkse archieven wel gelezen dat er Zyklon B. is besteld bij nazi-Duitsland, hetzelfde gas waarmee de Joden in de Tweede Wereldoorlog in Auschwitz werden vergast. Maar dit gas was oorspronkelijk een onkruidverdelger.

Bora Celik heeft Turkse documenten in handen gekregen over gifgas in Dersim. Er staat niet in dat er Zyklon B. is gebruikt, maar de Turkse minister-president Refik Ibrahim Saydam schrijft vier jaar na de gebeurtenissen aan een wetsvoorstel te werken ‘zodat deze gassen die in Tunceli zijn gebruikt niet meer kunnen worden gebruikt.’ Volgens Saydam was ‘te zien dat deze gassen die worden gebruikt op onze mensen massale burgerslachtoffers veroorzaken. Ik moet mijn schaamte als arts en als mens uiten.’

Celiks grootvader vertelde dat hij vreemde vertakkingen had gezien. Daarom gelooft Celik dat de Turkse luchtmacht Zyklon B. heeft gebruikt. ‘Ik ben zijn beschrijving gaan controleren via het internet, en kwam via Wikipedia op Zyklon B. uit.’ Hij zegt dat Turkse soldaten Zyklon B. of een ander gas ook hebben gebruikt om vrouwen en kinderen te vermoorden. Ze zouden in grotten zijn opgesloten waarvan de ingang vervolgens zou zijn dichtgemaakt.

Sabiha Gökcen en haar team poseren voor een dubbeldekker (Foto: Wikimedia Commons)

Excuses?

In het collectieve geheugen van de Koerden speelt de massamoord op de Koerden in Dersim van 1937-1938 een grote rol. Mensenrechtenactiviste Mila Hewleri*, die uit Noord-Irak – of Zuid-Koerdistan, zoals ze zelf aangeeft – afkomstig is, leerde er in haar tienerjaren over op school. Toch denkt dat ze de Armeense Genocide voor veel Koerden belangrijker is dan Dersim. Het patroon van deze genocide zou zich herhalen op de Koerden van nu.

‘Ook al waren de Koerden tijdens de Armeense Genocide niet de slachtoffers maar samen met de Turken de daders: deze genocide heeft veel meer vergelijkingsmateriaal. Mensen uitmoorden en andere volkeren daarvoor in de plaats neerzetten, culturele elementen verwijderen, deportatie van volkeren, we zien het nu allemaal weer terug in Noord-Syrië.’

Voor veel Koerden beginnen de genocides tegen hen met de Armeense Genocide, vertelt Hewleri, omdat die een precedent schiep: met de Armeense Genocide zou duidelijk worden dat je in het Midden-Oosten best weg kunt komen met volkerenmoord door er een islamitisch element in te gooien.

‘De Armeniërs waren christenen, de Koerden in Dersim waren als alevieten eigenlijk ook geen echte moslims. Nu roepen moskeeën in Turkije een jihad uit tegen de ‘ongelovige’ Koerden in de Rojava (Noord-Syrië, red.). Dat Koerden de Armeense Genocide graag erkend willen zien, komt omdat er genocides zullen blijven komen als we niks leren van deze genocide.’

‘Turkije moet gewoon stoppen met etnisch zuiveren. Het gaat maar door’

Onder de Dersim-Koerden leven de gebeurtenissen uit 1937-1938 nog veel meer. Maar binnen de gemeenschap wordt er verschillend over gedacht. Bora Celik zegt dat mensen uit Dersim die op de pro-Koerdische HDP stemmen zich zeer bewust zijn van de misdaden die Turkije heeft gepleegd.

‘Maar ik heb in Turkije ook familieleden die zich – vanwege een bizarre vorm van zelfhaat – het CHP-standpunt eigen hebben gemaakt. ‘De Turken hebben ons beschaving gebracht’, zeggen ze. Dit argument snijdt geen hout. Er waren nog veel onbeschaafdere Koerdische gebieden in Turkije, met meer criminaliteit, maar daar zijn de mensen niet op die massale schaal uitgemoord.’

De grootvader van Celik had twee broers. Beiden zijn door de Turkse autoriteiten geëxecuteerd. Een zoon van één van die broers zei tegen Celik dat zijn vader geen lieverdje was. Celik zei toen tegen hem: ‘Je vader en je oom zijn niet vermoord omdat ze geen lieverdjes waren, maar omdat ze Koerdisch waren, aleviet waren en Zaza spraken.’

Celik stoort zich aan de Turken die wel de massamoord op Dersim erkennen, maar Atatürk van alle schuld vrijpleiten. ‘Atatürk is een heilige in Turkije. Hij kan niets fouts doen’, vertelt hij. ‘Als er wel iets verkeerds gaat, dan komt dat door zijn slechte ondergeschikten. Het is de mythe van de goede koning en zijn slechte raadgevers in een nieuw jasje. Maar Atatürk vond Ismet Inönü als minister-president te soft en verving hem door hardliner Celal Bayar. Die trad in 1938 zonder mededogen op tegen ongewapende vrouwen en kinderen.’

Premier Celal Bayar (links) en president Mustafa Kemal Atatürk op diens zeiljacht Ertuğrul, 1937 (Foto: Wikimedia Commons)

De huidige president Erdogan was in 2011 de enige Turkse politicus die zich voor de gebeurtenissen in Dersim heeft verontschuldigd. Maar in die beslissing speelde niet louter compassie mee, zegt Van Bruinessen.

‘De onderwerping van Dersim markeert het hoogtepunt van het kemalistische regime, dat ook door Erdogan als onderdrukker en vijand werd gezien. Erdogan wilde laten zien dat hij – in tegenstelling tot de seculiere, kemalistische CHP – zich wel met de Koerden wilde verzoenen.’

Nu is alles anders geworden. Sinds 2015 zijn de Koerden de vijand van Erdogan, die een alliantie heeft gesloten met de ultranationalistische MHP. Van Bruinessen: ‘Erdogans veroordeling was geen excuses. Hij identificeerde zich namelijk niet met het kemalistische regime. Ook toonde Erdogan geen sympathie voor de mensen van Dersim, want hij moet niets van alevieten hebben.’

Üngör vult aan: ‘Het is voor Erdogan gemakkelijker om Dersim te bekritiseren dan de Armeense Genocide. Dersim was de verantwoordelijkheid van de kemalisten, waar islamisten zich tegen afzetten. De Armeense Genocide vond plaats ten tijde van het Ottomaanse Rijk, waarmee Erdogan zich identificeert.’

Bora Celik hecht weinig waarde aan wat Erdogan heeft gezegd. Toch vindt hij dat minderheden in Turkije niet moeten ‘jammeren’ maar hun krachten moeten bundelen om het Turkse regime aan te klagen.

‘Samen sta je sterk. Turkije moet in een gemeenschappelijke verklaring worden veroordeeld. Ook moet Turkije gewoon stoppen met etnisch zuiveren. Want het gaat maar door.’ Celik vertelt over een Dersim-overlevende die in 1938 naar het Syrische Afrin vluchtte. ‘Helaas moeten nu zijn kleinkinderen en achterkleinkinderen voor het Turkse leger vluchten.’

Ook Mila Hewleri is van mening dat het niet bij erkenning en excuses alleen moet blijven. Ze pleit voor educatie en herdenkingsplaatsen als ‘genocidepreventie’.

‘Mensen moeten leren met elkaar samen te leven. Mensen moeten ophouden met geloven dat de ene bevolkingsgroep beter is dan de andere.’

*Deze naam is op verzoek van de geïnterviewde gefingeerd.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de Kanttekening op 15 november 2019.

‘Nieuwe Hamas-zender wil Erdogan promoten onder moslims wereldwijd’

0

Een nieuwe omroep van het Palestijnse Hamas wordt gefinancierd door Turkije en heeft als doel president Erdogan te promoten onder Arabisch sprekende moslims. Dit schrijft de Turks-Zweedse onderzoeksjournalist Abdullah Bozkurt op zijn website Nordic Monitor.

Het gaat om de in Istanbul gevestigde Association for Palestine Communicators and Media (FİMED), die afgelopen april werd opgericht. De organisatie wordt gefinancierd door de Turkse regering, aldus Bozkurt.

De omroep wordt geleid door Hamas-woordvoerder Sami Abu Zuhri, die in zijn geboorteland Palestina in de problemen was gekomen omdat hij ervan werd beschuldigd vrouwen lastig te vallen, waaronder een buitenlandse vrouwelijke verslaggever.

FIMED is openlijk pro-Turks. Behalve dat de zender Erdogan promoot, bericht het kanaal over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Doel is dat moslims wereldwijd gaan geloven dat Erdogan de grote vriend van Palestina is, die in tegenstelling tot de Arabische leiders wel anti-Israël is.

Het doel van de omroep is ‘de marketing van Erdogan – die zichzelf in feite beschouwt als de kalief van alle moslimgemeenschappen over de hele wereld’, schrijft Bozkurt.

Volkswagen Xinjiang ontkent inzet dwangarbeid Oeigoeren

0

Volkswagen staat nog steeds achter het besluit een autofabriek in Xinjiang te blijven exploiteren. Xinjiang is de regio in China van de islamitische Oeigoeren, die op grote schaal worden onderdrukt door het communistische regime.

Minstens een miljoen Oeigoeren en andere minderheden worden in kampen vastgehouden of als dwangarbeiders in fabrieken tewerkgesteld. Sommige multinationals hebben daarom besloten de banden met de Xinjiang te verbreken.

Critici van Volkswagen stellen dat de Duitse multinational een bijzondere morele verplichting heeft om niet betrokken te zijn bij dergelijke praktijken, vanwege de geschiedenis van het bedrijf. Volkswagen werd in 1937 opgericht door de nazipartij en maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruik van dwangarbeid, met inbegrip van gevangenen in concentratiekampen.

‘Ik kan u verzekeren dat we geen dwangarbeid hebben’, aldus Stephan Wollenstein, de CEO van het bedrijf in China, tegen de Britse BBC . Hij runt een fabriek in Urumqi, de hoofdstad van Xinjiang, met zeshonderd werknemers die twintigduizend auto’s per jaar produceren.

De BBC vroeg hem ook of hij absoluut zeker kon zijn van die bewering en de verzekering kon geven dat geen van de werknemers van Urumqi in een kamp was geweest. Wollenstein: ‘Ik denk dat we nooit 100 procent zekerheid kunnen bereiken.’

Europarlementariër Viola von Cramon-Taubadel van de Duitse Grünen neemt met dit antwoord geen genoegen, vertelt ze aan de BBC. ‘Waarom kunnen ze niet zeker zijn? Ze moeten ervoor zorgen dat er geen verband is tussen een werkkamp en dat bedrijf.’

Maar ook als de eigen toeleveringsketen ‘schoon’ is helpt Volkswagen de onderdrukking van de Oeigoeren stelt BBC-journalist John Sudworth: voor de opening van een autofabriek in Xinjiang zijn het partnerschap en de goedkeuring van de Chinese autoriteiten vereist. Het kan volgens Sudworth zomaar zijn dat het bedrijf op die manier stilzwijgend steun verleent aan de repressie van de Oeigoeren.

Rotterdam krijgt speciale ‘discriminatierechercheurs’

0

Rotterdam krijgt speciale ‘discriminatierechercheurs’. Alle partijen in de gemeenteraad, behalve Leefbaar Rotterdam en de PVV, stemden voor.

Het gaat voorlopig om een pilot. De discriminatierechercheurs overleggen met de driehoek (burgemeester, de plaatselijke politiechef en de officier van justitie) en de landelijke politietop. De bevindingen worden gerapporteerd aan de gemeenteraad.

De discriminatierechercheurs moeten onderzoeken welke meerwaarde specialisatie kan hebben bij het aanpakken van discriminatie, schrijft Dagblad 010. Het gaat hierbij onder andere om het herkennen van delicten met een discriminerend aspect, wat het geval kan zijn bij mishandeling, belediging, opruiing, vernieling en doodslag.

Initiatiefnemers van het voorstel om de discriminatierechercheur in het leven te roepen zijn Denk-fractievoorzitter Stephan van Baarle en D66-raadlid Nadia Arsieni.

Raad Amsterdam wil antisemitisme in taxi’s bestrijden, Denk stemt tegen

0

Denk stemde als enige fractie in de Amsterdamse gemeenteraad tegen een motie die het tegengaan van antisemitisme in Amsterdamse taxi’s moet bevorderen. Gisteren werd de stemuitslag bekend.

De motie roept het collegebestuur op om zogeheten ‘mystery guests’, die in taxi’s moeten controleren op de veiligheid van klanten, apart te laten letten op antisemitisme. Het plan was ingediend door D66-raadslid Jan-Bert Vroege en kreeg de steun van alle partijen in de raad, behalve van Denk en SP-raadslid David Schreuders, die een foutje maakte op het stemformulier.

‘‘Taxi in, keppeltje af’ is een uitspraak van een Joodse bewoner die aangeeft dat hij niet altijd zo maar een taxi in kan stappen met zijn kippa op.’ Dit zei Vroege eerder deze week tegen Jonet, om zo het probleem van antisemitisme in Amsterdamse taxi’s te schetsen. Op Twitter geeft hij het tegenstemmende Denk-raadslid Numan Yilmaz een veeg uit de pan, waarmee Vroege eerder dit jaar ook in de clinch lag.

In mei dit jaar vergeleek Yilmaz in een column op internet Gülen-aanhangers met aanhangers van Hitler, Mussolini, Mladic en Franco. Vroege vond deze vergelijking ‘abject’ en stelde hierover raadsvragen. De Amsterdamse wethouder Diversiteit Rutger Groot Wassink (GroenLinks) was het met Vroege eens en noemde de uitlatingen van Yilmaz ‘buitengewoon problematisch’.