23 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 788

Een goede moslim is een goede Nederlandse burger

7

De afgelopen dagen was er veel ophef over het onderwijs op sommige salafistische scholen in ons land. ‘Salafistische scholen leren kinderen zich af te keren van Nederland’, kopte NRC vorige week. Ook Nieuwsuur wijdde hier een uitzending aan.

Zowel vanuit de moslimgemeenschap als vanuit de politiek werd er geschokt gereageerd op de bevindingen van NRC en Nieuwsuur. Sommige politici grepen de ophef aan om Artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs wordt geregeld, ter discussie te stellen. Ook wilden VVD en ChristenUnie het mogelijk maken dat de inspectie kan ingrijpen bij het informele moskee-onderwijs. Tegelijkertijd gaf ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers wel duidelijk aan dat de inspectie zich niet met de christelijke zondagscholen mocht bemoeien.

Dat Segers vindt dat de overheid zich niet met zondagsscholen zou mogen bemoeien is helemaal terecht. Maar waarom moeten koranscholen dan wel geïnspecteerd worden? Dat is krom. Wel vind ik dat alle scholen, ook koranscholen, de verantwoordelijkheid moeten nemen om transparant  te zijn en om open kaart te spelen.

Op 11 september, een dag na de publicatie van het eerste artikel in NRC, kwamen de reguliere islamitische basisscholen onder vuur te liggen. Volgens NRC en Nieuwsuur leren meisjes en jongens op deze scholen dat ze elkaar vanaf de puberteit niet mogen aankijken, dat ze geen ‘kleding van ongelovigen’ mogen dragen en dat Allah homoseksualiteit verafschuwt. De lessen staan in het seksuele voorlichtingsboek ‘Help! Ik word volwassen’, dat wordt uitgegeven door de islamitische scholenkoepel ISBO.

De commotie rondom de salafistische scholen heb ik op de voet gevolgd. Het was voor mij lastig om hier een goede mening over te vormen. Er spelen namelijk allerlei dingen een rol in deze ingewikkelde discussie, dingen die ook met elkaar te maken hebben. Dan gaat het over onderwerpen als burgerschap, de lokalisatie en positionering van islam in Nederland en de rol van de media, waarvan je soms de indruk krijgt dat zij een obsessie hebben om moslims te bashen.

Sommige politieke partijen grepen de ophef in ieder geval aan om gemakkelijk te scoren. Hierdoor snap ik ook heel goed waarom veel moslimjongeren het vertrouwen in de media en in de politiek hebben verloren.

Vanuit de moslimgemeenschap zag ik uiteenlopende reacties, die meestal emotioneel van aard waren. Het is frustrerend om te zien hoe sommige sprekers meteen in de verdediging schieten.

NRC en Nieuwsuur hebben wel zaken blootgelegd. Misstanden die je moet benoemen. Misstanden die je moet bestrijden. Ook als moslim. Uitspraken als ‘Iedereen moet de intentie hebben om te ‘moven’ en ‘Nederland is niet ons land’ staan haaks op de visie die de islam uitdraagt. Dit soort standpunten mogen op geen enkele wijze aan wie dan ook onderwezen worden, zeker niet aan kinderen.

Moslims maken onderdeel uit van de Nederlandse samenleving en zullen dat ook blijven. Als moskeeën en imams zouden we alles op alles moeten zetten om deze visie actief uit te dragen. We moeten onze kinderen leren dat islam en burgerschap prima samen kunnen gaan.

Niet alles dat theologisch is, is per definitie pedagogisch verantwoord

Een goede moslim is een goede Nederlandse burger. Dat besef zal de kinderen en de jongeren helpen om zich te positioneren en een plekje in onze samenleving op te eisen. De Nederlandse samenleving heeft islamitische burgers namelijk ook ontzettend hard nodig om iets moois van deze maatschappij te maken.

Waarom zou je in Godsnaam kinderen op een onverantwoorde en onpedagogische manier het geloof onderwijzen? Is het niet verstandiger om kinderen te leren hoe ze geslaagde burgers kunnen worden, zonder hun islamitische identiteit te verliezen? En is het niet beter als we onze kinderen leren hoe ze met de verschillen in de samenleving om kunnen gaan, in plaats van alles maar te willen verbieden?

Niet alles dat theologisch is, is per definitie pedagogisch verantwoord. De islam is ook niet direct met allerlei regeltjes gekomen: de profeet heeft dertien jaar lang gewerkt aan de spirituele ontwikkeling van moslims voordat God wetten en regels heeft geopenbaard.

En wat betreft het strafrecht: dit is slechts één onderdeel van de sharia, het islamitische rechtssysteem, en is enkel van toepassing in die landen waar de islamitische regels gelden. Ik zie niet in waarom deze regels in Nederland onderwezen zouden moeten worden, al helemaal niet aan onze kinderen.

Het is jammer om keer op keer geconfronteerd te worden met zwartwit-denken en het al te letterlijk benaderen van de islamitische bronnen, dus zonder rekening te houden met de historische context. In werkelijkheid worden zulke bekrompen en kortzichtige ideeën door een zeer kleine sektarische minderheid uitgedragen. Deze ideologie wijkt in veel aspecten af van de mainstream islam, die al eeuwen wordt uitgedragen door de overgrote meerderheid van de moslims. Het is betreurenswaardig dat deze specifieke salafistische organisaties er steeds – al dan niet bewust – in slagen om de islam in een negatief daglicht te stellen en onze kinderen met hun visieloze gedachtegoed te infecteren.

Het wordt daarom tijd dat moslims ook een duidelijk beleid gaan ontwikkelen, een visie ontwerpen en een duidelijke richting gaan bepalen. Als er rotte appels in ons midden zitten, dan moeten deze wat mij betreft aangepakt worden. Sektes die andersdenkenden verketteren en uitsluiten mogen niet langer meer de boventoon voeren en jongeren infecteren met ideologieën die uit andere landen geïmporteerd worden. Genoeg is genoeg. Ik pleit niet voor een Nederlandse of Marokkaanse islam, maar wel voor een islam binnen de Nederlandse context. Een islam waarbij ethiek, spiritualiteit, dialoog en burgerschap centraal staan.

Deze islam is gestoeld op kennis en intellect, niet op onwetendheid en emoties. Er zijn moslims die goede bedoelingen hebben, maar niet voldoende kennis in huis hebben om de goede weg te wijzen. Asma Claassen, de auteur van het controversiële schoolboek Help! Ik word volwassen, bedoelt het heel goed – ik ken haar ook persoonlijk en zij is integer – maar slaat de plank enkele keren behoorlijk mis.

Zo stelt zij in haar boek dat een moslim geen kleren van de ongelovigen mag dragen, maar theologisch gezien klopt dit niet. Er bestaat namelijk geen islamitische kledij, net zo min er kleren van de ongelovigen bestaan. Als moslim mag je alles dragen wat aan de islamitische voorschriften voldoet. En voor de vrouw geldt dat kleding lang en wijd genoeg moet zijn en niet doorschijnend.

Maar ik vond het knap om te zien dat de ISBO-directeur de verantwoordelijk nam en direct in actie kwam. Dat is wat we nodig hebben: mensen die verantwoordelijkheid nemen en ons verder ontwikkelen. De moslimgemeenschap in Nederland maakt nu een ontwikkeling door. Als samenleving zouden we de moslims ook de tijd moeten gunnen om deze slag te maken. Laten we het niet benauwd voor elkaar maken, maar laten we elkaar helpen om vooruit te komen.

Moge Allah over Nederland waken en ons allen beschermen tegen elke vorm van ontwrichting en opsplitsing.

Protestgeluiden laaien op tegen Egyptische president Sisi: ‘Genoeg is genoeg’

0

Sinds de Egyptische aannemer en filmster Mohammed Aly op video president Abdel Fattah al-Sisi van corruptie heeft beschuldigd, laait online het protest op.

Aly, die naar Spanje is gevlucht, beschuldigt Sisi in een serie video’s van corrupte praktijken. De Egyptische autoriteiten zouden publieke fondsen hebben misbruikt om een luxueuze villa voor Sisi te bouwen in Alexandrië en voor een paleis in Caïro.

Aly, die als aannemer deze projecten uitvoerde, claimt dat hij nooit betaald is voor zijn diensten. De Egyptische overheid zou hem nog honderden miljoenen dollars schuldig zijn. Ook zet Aly de rijkdom van Sisi af tegen de armoede waarin veel Egyptenaren leven.

De video’s gingen viral, omdat Aly behalve aannemer ook een bekende filmster is. Sisi noemt de beschuldigen leugens en laster.

Maar op Twitter worden de woorden va de president met scepsis ontvangen. De hashtag #كفايه_بقي_ياسيسي (‘Genoeg is genoeg’) is inmiddels honderdduizenden keren gebezigd op Twitter.

Sommige twitteraars zinspelen zelfs op een nieuwe opstand, zoals in 2011 toen er door het hele land protesten uitbraken tegen de toenmalige president Hosni Mubarak. Onder druk van het leger trad Mubarak daarna af, na dertig jaar heerschappij.

Veldmaarschalk Sisi kwam in 2013 aan de macht door de gekozen regering-Morsi af te zetten. Veel westerse landen steunden de coup, omdat ze de islamistische Moslimbroederschap van Mohammed Morsi gevaarlijker vonden dan een seculiere dictatuur. Onder Sisi zijn duizenden politieke tegenstanders, vooral leden van de Moslimbroederschap, opgepakt en in de gevangenis gegooid.

Erdogan bovenaan lijst ‘invloedrijkste moslims’, koning Marokko in top 5

0

De Muslim 500, die elk jaar een overzicht biedt van ‘de vijfhonderd meest invloedrijke moslims’ in de wereld, heeft de lijst van het jaar 2019 gepubliceerd. De Turkse president Recep Tayyip Erdogan is volgens deze lijst de meest invloedrijke moslim.

Op nummer 2 staat de Saoedische koning Salman bin Abdoel Aziz al-Saoed. Diens beruchte zoon kroonprins Mohammed bin Salman, verantwoordelijk gehouden voor de moord op journalist Jamal Khashoggi, staat op 13.

De Jordaanse koning Abdullah II staat op de derde plaats, gevolgd door de Iraanse grootayatollah Ali Khameini. Koning Mohammed VI van Marokko staat vijfde.

De eerste vijftig mensen in de lijst staan in volgorde gerangschikt, de overige 450 niet. Bij deze grotere groep zitten onder andere de Londense burgemeester Sadiq Khan, de Amerikaanse moslimfeminist Linda Sarsour en de Turkse schrijver en Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk.

Op de lijst staan twee (Marokkaanse) Nederlanders: de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb en kunstenares Rajae el Mouhandiz.

De Muslim 500 bestaat sinds 2009 en wordt samengesteld door het Royal Islamic Strategic Studies Centre in Amman, Jordanie.

VN: voor 600.000 Rohingya die Myanmar niet hebben verlaten dreigt genocide

0

Volgens de Verenigde Naties lopen Rohingya-moslims die Myanmar niet zijn ontvlucht nog steeds serieus gevaar om slachtoffer te worden van genocide. Dit stellen onderzoekers na een fact-finding mission in het Zuidoost-Aziatische land.

De VN-onderzoekers bestempelen de vervolging van Rohingya-moslims door het Birmese leger als genocide. De verantwoordelijken moeten worden vervolgd door een speciaal tribunaal in Den Haag, vinden zij.

Er leven volgens de onderzoekers nog zo’n 600.000 Rohingya in Myanmar. Hun positie is hachelijk. Myanmar ontkent dat er misdaden tegen Rohingya zijn gepleegd, maar vernietigt bewijzen, weigert een onderzoek in te stellen en sloopt of confisqueert gebouwen die vroeger in het bezit waren van de Rohingya.

Ook zijn ongeveer één miljoen Rohingya-moslims naar het buitenland zijn gevlucht, vooral naar Bangladesh. Plannen om hen weer terug te sturen naar Myanmar werden door de onderzoekers als ‘onmogelijk’ van tafel geveegd.

Moslimfeminist Linda Sarsour uit protestclub Women’s March na antisemitisme-rel

0

De intersectionele protestbeweging Women’s March heeft besloten drie prominente leden uit het bestuur te zetten en de banden met hen te verbreken. De redenen: financieel wanbeleid, intern geruzie en beschuldigingen van antisemitisme. Dit meldt the Washington Post.

De Amerikaanse Women’s March demonstreert sinds 2017 tegen president Donald Trump, vanwege de uitlatingen die de president in het verleden heeft gedaan over vrouwen. Ook komen de demonstranten op voor LHBT-rechten en staan zij op tegen politiegeweld richting zwarte Amerikanen.

Hét gezicht van de Women’s March was de islamitische Linda Sarsour, een Palestijns-Amerikaanse vrouw met een hoofddoek. Samen met covoorzitters Bob Bland en Tamika Mallory is Sarsour al in juli uit het bestuur vertrokken, maar de organisatie heeft hun vertrek nu pas bekendgemaakt.

Mallory zorgde voor veel ophef toen ze vorig jaar een bijeenkomst van Nation of Islam bezocht, een club van militante Afro-Amerikaanse moslims. Nation of Islam-leider Louis Farrakhan deed er antisemitische uitlatingen, maar dit weerhield Mallory er niet van om op sociale media positief over het evenement te berichten. Het kwam haar op veel onvrede vanuit Women’s March-supporters te staan.

De leiders van Women’s March namen daarna niet expliciet afstand van Farrakhan, die al langer berucht is om zijn antisemitische maar ook anti-homo-uitlatingen. Ook werd bekend dat Sarsour en Mallory in 2015 al eens op hetzelfde evenement als Farrakhan spraken.

De drie vertrokken bestuursleden worden opgevolgd door onder meer drie joodse vrouwen.

Sarsour staat, naast haar activisme, bekend om haar controversiële uitspraken. Zo stelde Sarsour twee jaar geleden dat ‘feminisme en zionisme onverenigbaar zijn’, wat haar het verwijt van antisemitisme opleverde. Ook zei ze in 2011 dat ze haar ideologische tegenstander Ayaan Hirsi Ali genitaal zou willen verminken.

Foto: Twitter

Vorige week verscheen Sarsour als endorser op een rally van de Amerikaanse presidentskandidaat Bernie Sanders, die van joodse afkomst is. Ze zei graag te willen zien dat Sanders de eerste joodse president wordt.

Vrouwenliefde in Bollywood, waar homoseksualiteit nog altijd taboe is

0

Dit jaar houdt een film over liefde tussen twee vrouwen de gemoederen bezig in India. ‘Homoseksualiteit wordt door de meerderheid gezien als ziekte, als iets abnormaals, iets verachtelijks.’

Noem Bollywood en menig man grapt over filmscenes waarin op straat wordt gezongen en gedanst. Maar naast romantische liefdesverhalen biedt Bollywood een podium voor controversiële onderwerpen en gevoelige thema’s in de Indiase samenleving: denk aan de vete tussen hindoes en moslims, gearrangeerde huwelijken, het patriarchaat, familie-eer, corruptie, armoede en zelfmoord.

Ook homoseksualiteit is in India een taboe, hoewel hier tot op heden weinig ruimte en aandacht voor is gecreëerd binnen de miljardenbusiness van de Bollywood-industrie. Maar eind 2018 waagden Shelly Chopra Dhar en filmproducer Vidhu Vinod Chopra het lanceren van de film Ek ladki ko dekha to aisa laga (‘Hoe ik me voelde toen ik dat meisje zag’): een film over vrouwenliefde.

Mindset veranderen

Het aantal Bollywoodfilms waarin homoseksualiteit als thema voorkomt is op één hand te tellen. Shoaib Sultan (33), een acteur en scriptschrijver uit Mumbai die schrijft over maatschappelijke thema’s, legt uit: ‘In India wordt homoseksualiteit steeds meer geaccepteerd als een persoonlijke keuze. Maar er zijn ook genoeg mensen, nog altijd de meerderheid, die er niet over willen praten. Homoseksualiteit wordt door hen gezien als ziekte, als iets abnormaals, iets verachtelijks. Als filmmaker zou ik heel graag een film over homoseksualiteit maken, om de mindset van mensen te veranderen, hun perspectief te verbreden. Het is dom om zulke onderwerpen te vermijden, omdat je bang bent voor afwijzing. ‘Mensen in India vinden alles best, als het hen maar niet overkomt.’

Shoaib voelt bij deze thema’s juist een grote verantwoordelijkheid, omdat het de kans biedt vooroordelen rondom homoseksualiteit weg te nemen. Dat is uiteindelijk waar het in de film en in andere kunstvorm voor hem om draait. Je kan toch nooit iedereen blij maken, legt hij uit, want India is divers van aard en massaal. ‘Je moet je niet afvragen of zo’n film wel kan, maar deze film vol overtuiging maken. Of de film uiteindelijk ophef veroorzaakt, genegeerd wordt of juist taboedoorbrekend is, dat moet dan blijken.’

Fragment uit de film ‘Ek ladki ko dekha toh aisa laga’ (Foto: YouTube)

Graag één probleem tegelijk

De doorsnee Indiër vindt de film ‘gemiddeld’, als we de ratings op recensiesites als Rotten Tomatoes en IMDb mogen geloven. De film zou geen recht doen aan het zwaarwichtige onderwerp van homoeksualiteit en te terughoudend hierin zijn. Maar wellicht was de oprechtheid van liefde tussen twee vrouwen niet de boodschap van de film. De focus richt zich op de omgeving en met name het vangnet van een lesbische vrouw, Sweety genaamd, uit een traditionele Punjabi-familie.

Het gaat dan vooral over haar angst, hoe haar omgeving op haar zal reageren. Er is met alle voorzichtigheid getracht te laten zien waarom mensen niet uit de kast durven te komen: de aantasting van de eer. Hier heeft India, een land waar de schaamtecultuur hoogtij viert, een mooi woord voor bedacht: besharam – schaamteloosheid, een fenomeen dat onder de Nederlandse hindoestanen nog even sterk leeft. De geliefden gaan op speelse wijze met elkaar om, dansen met elkaar en maken scooterritjes, maar van zichtbare romantiek of een betekenisvolle diepgaande relatie is geen sprake.

Hoewel erg theatraal, bevat de film veel emotie van Sweety’s vader, die de onderdrukte gevoelens van zijn kwetsbare dochter onder ogen ziet. Het resultaat is een gesprek over de bevrijdende aard van liefde als universeel gevoel, dat niet door wetten of maatschappelijke normen beperkt zou mogen worden. Er is veel tijd besteed aan haar grootse coming out. Het is een zoektocht naar acceptatie en steun in haar Sikh-familie. Hoeveel kunnen de Indiërs aan?

Dat de film meer is gefocust op de omgeving van het meisje dan op haar relatie verklaart ook waarom beide vrouwen als stereotype vrouwelijke figuren zijn neergezet. Ze hebben allebei lang haar en dragen make-up en Indiase gewaden. Een zogenoemde tomboy om de rol te vervullen zou waarschijnlijk schandelijk zijn. Graag één probleem tegelijk om te behandelen.

Een andere dubieuze scene uit de film is die waarin Sweety’s broer, die haar geheim kent, aan de eettafel beweert dat zijn zus een relatie heeft met een moslim. De diepgewortelde moslimhaat wordt hier heel erg voelbaar. Haar familie reageert geschokt, maar de boodschap is duidelijk: ondanks de moslimhaat gaat de voorkeur uit naar een moslimman boven een relatie met iemand van hetzelfde geslacht.

Poster van de film ‘Ek ladki ko dekha toh aisa laga’ (Foto: YouTube)

Niet in mijn familie

Volgens Ankita, een journaliste uit Nagpur, begint de mindset van de maatschappij tegenover de LGBT-gemeenschap te veranderen. Veel meer mensen durven uit de kast te komen en dit ook aan hun ouders te vertellen. De held in de film, acteur Rajkummar Rao, wordt volgens haar erg geprezen in de media voor zijn rol. ‘De oudere generatie begrijpt niet wat de jongere LGBT-generatie nodig heeft. Dus het ingrijpen van een – mannelijke – held in de film is noodzakelijk.’

Ritu, een journaliste uit Sonepat, denkt dat deze veranderende visie op homoseksualiteit mede te danken aan wetswijzigingen: ‘Sinds het hooggerechtshof relaties tussen hetzelfde geslacht heeft gedecriminaliseerd zijn mensen opener geworden. Het zal nog lang duren voordat de mindset echt zal veranderen, maar het begin is gemaakt.’

De film wordt in India gepromoot onder de slogan ‘Rethink the way you look at love’. Er wordt niet geprobeerd lacherig te doen over homoseksualiteit, wat in eerdere films met dit thema het geval was. Doel is juist om de ernst en de oprechtheid van het uit de kast komen in een conservatieve samenleving te laten zien. Ek ladki ko dekha to aisa laga is een film die met de beste intenties is gemaakt. De film is ook te bekijken op Netflix.

Vrouwenrechten in Marokko: trouwen met je verkrachter is heel normaal

0

Huiselijk geweld en seksuele intimidatie blijven aanzienlijke problemen in Marokko, ondanks een nieuwe wet die een jaar geleden werd aangenomen om vrouwen te beschermen. De wet is een stap in de goede richting, maar tackelt volgens activisten het onderliggende probleem niet.

Het is vroeg op maandagochtend 2 september als bewoners van de wijk Al-Farah in de Marokkaanse stad Casablanca het lichaam van een jonge vrouw vinden. De vrouw is vermoord en daarna is haar lichaam in een plastic vat gestopt. Het vat is vervolgens in zijn geheel in brand gestoken. Dezelfde dag nog verschijnen foto’s op internet van het verbrande lichaam. ‘Het is een soort waarschuwing voor vrouwen’, schrijft activiste Chaima Lahsini (26) op Facebook. ‘Dat je zomaar het volgende slachtoffer zou kunnen zijn.’

Het is deze maand een jaar geleden dat Marokko met een nieuwe wet kwam die vrouwen beter moet beschermen tegen (huiselijk) geweld en seksuele intimidatie, toch blijft geweld tegen vrouwen in het Noord-Afrikaanse land een hardnekkig probleem. Mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch waarschuwde vorig jaar al dat de wet te vaag is en niet duidelijk omschrijft wat precies onder geweld valt. Daarnaast is de wet volgens Lahsini vatbaar voor verschillende interpretaties en hangt veel af van rechters.

Voor minderjarigen lijkt er volgens Lahsini wel een verbetering te hebben plaatsgevonden. Zo werd eerder dit jaar een man veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf, nadat hij aan een 11-jarig meisje had gevraagd hem tegen betaling te kussen. De man kwam na hoger beroep vrij. Toch is de aanvankelijke veroordeling een stap vooruit voor Marokko.

Voor volwassen vrouwen is het anders. ‘Als ik naar de politie zou gaan nadat ik was verkracht, zouden ze mij gaan onderzoeken’, vertelt Lahsini. ‘Als ik vervolgens niet kan bewijzen dat ik verkracht ben, moet ik de gevangenis in omdat ik seks heb gehad voor het huwelijk.’ De activiste legt uit dat een vrouw een ‘good girl’ moet zijn volgens Marokkaanse standaarden, anders is het haar schuld dat ze is verkracht of mishandeld. ‘Zelfs bij de vermoorde vrouw in Casablanca vragen mensen zich hardop af: ging ze ’s avonds alleen over straat? Wat had ze aan? Alsof het waarschijnlijk haar eigen schuld is dat ze is vermoord.’

Groepsverkrachting en zelfmoord met rattengif

De Marokkaanse minister van familie, solidariteit, gelijkheid en sociale ontwikkeling, Bassima Hakkaoui, sprak voor de zomer over haar plannen om de wet aan te passen en de rol van de politie en de officier van justitie te verduidelijken. ‘Dat kan ze zeggen’, zegt Lahsini. ‘Maar ik geloof niet dat ze het echt gaat doen.’

‘Ik gebruik de term ‘patriarchaat’ niet graag, maar dat is wel waar het hier over gaat’

Lahsini organiseerde twee jaar geleden een protest in hoofdstad Rabat, nadat een 23-jarige vrouw in een openbare bus was verkracht door een groep mannen. De minister bleef stil. In juli riep een groep feministen de minister op af te treden. Volgens de activisten zegt en doet Hakkaoui veel te weinig terwijl vrouwen verkracht en vermoord worden.

De laatste keer dat de minister zich openlijk uitsprak over een zaak was in 2012, hetzelfde jaar dat ze als minister werd benoemd. Een zestienjarig meisje in Larache pleegde in maart dat jaar zelfmoord door rattengif te eten, nadat zij werd gedwongen met haar tien jaar oudere verkrachter te trouwen. Door het huwelijk zou de verkrachting volgens de wet worden gedecriminaliseerd.

Minister Hakkaoui zei toentertijd dat het huwelijk een goede manier was om het meisje te beschermen tegen afwijzing in de maatschappij. Ook zei de minister dat vrouwen beschermd zijn tegen seksueel geweld zolang zij een hoofddoek dragen en zich niet ‘overgeven aan de blikken van viezeriken’. Deze uitspraken vielen toen al verkeerd onder vrouwenactivisten.

‘Ik houd van mijn land, maar mijn land niet van mij’

Maar volgens Lahsini moet er binnen Marokko veel meer veranderen dan alleen de wet om echt vooruitgang te boeken op het gebied van vrouwenrechten. ‘Ik gebruik de term ‘patriarchaat’ niet graag, omdat het niet altijd duidelijk is wat ermee wordt bedoeld, maar dat is wel waar het hier over gaat’, legt de jonge vrouw uit. ‘Het gaat over tradities, normen en waarden, geschiedenis en hoe mannen en vrouwen zichzelf zien.’

Lahsini groeide op in een progressief gezin in Rabat, studeerde communicatiewetenschappen aan de universiteit en werkt tegenwoordig in de stad Casablanca. Toen de activiste jaren geleden begon met zich uitspreken over de situatie van vrouwen in Marokko, was zij verbaasd dat niet alle Marokkaanse vrouwen aan haar kant leken te staan. Tegenwoordig begrijpt ze dat beter: ‘Veel Marokkanen zijn arm. Ze hebben het druk met geld verdienen, zorgen dat ze een dak boven hun hoofd hebben en eten op tafel en dat hun kinderen veilig kunnen opgroeien. Er blijft voor hen geen tijd over om zich zorgen te maken over andere problemen.’

Daarom gelooft de activiste nu dat de oplossing in educatie en economie ligt. ‘Als meer Marokkanen toegang hebben tot educatie en betere banen, zal ook hun idee over de rol van mannen en vrouwen veranderen. Maar dat gaat jaren duren.’

In de nabije toekomst heeft Lahsini weinig vertrouwen. Haar advies aan Marokkaanse vrouwen: ‘Ga weg uit Marokko.’ Zelf is Lahsini van plan binnen twee jaar naar het buitenland te verhuizen. ‘Ik wil ontdekken wie ik ben als ik niet de hele tijd boos ben.’ Tot die tijd blijft Lahsini actief in de strijd voor vrouwenrechten in Marokko. ‘Ik heb een jong nichtje en ik maak me nu al zorgen over haar toekomst.’ Ooit hoopt Lahsini terug te keren naar een beter Marokko: ‘Ik houd van mijn land, maar mijn land niet van mij.’

Marokkaanse Nederlanders geven ‘lange arm van Rabat’ aan bij commissie tegen ongewenste invloed

2

Marokkaans-Nederlandse Rif-activisten hebben Marokko aangemeld bij de ‘Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen’. Via Facebook roepen ze mensen op hetzelfde te doen.

De ‘Parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen’ is in juli van start gegaan. De commissie doet onderzoek naar de invloed van landen als Turkije en Saoedi-Arabië op Nederland.

Volgens de activisten probeert de Marokkaanse overheid haar grip op Nederlandse Marokkanen te bestendigen en te versterken, ‘van financiering van activiteiten, inzet van spirituele krachten tot intimidatie van tegenstanders van het regime.’

Ook zouden bekende Marokkaans-Nederlandse sleutelfiguren Marokkaanse propaganda uitdragen en het land afschilderen als een democratisch, tolerant en gematigd land, terwijl zij zich tegelijkertijd tegen de Nederlandse samenleving zouden afzetten.

De werkelijkheid is volgens de activisten anders: alle macht is in de handen van koning Mohammed VI, terwijl journalisten, vreedzame activisten en critici achter de tralies verdwijnen.

In het in 2019 gepubliceerde rapport van mensenrechtenorganisatie Freedom in the World scoort Marokko 39 punten van de 100, terwijl Nederland 99 punten binnenhaalt.

De parlementaire commissie tegen ongewenste invloed bestaat uit voorzitter Michel Rog (CDA), ondervoorzitter Ronald van Raak (SP), Mark Harbers (VVD), Edgar Mulder (PVV), Rutger Schonis (D66), Niels van den Berge (GroenLinks), Gert-Jan Segers (ChristenUnie), Chris Stoffer (SGP) en Tunahan Kuzu (DENK).

Duitse krant: ‘Turkije heeft tientallen buitenlandse tegenstanders gekidnapt’

0

Naar verluidt heeft Turkije tussen 2016 en nu 31 tegenstanders van het Erdogan-regime die in het buitenland verbleven ontvoerd en naar Turkije teruggebracht. Ook zouden 23 politieke tegenstanders in de gevangenis onder verdachte omstandigheden zijn omgekomen. Dit schrijft de Duitse krant die Welt, naar aanleiding van geluiden van mensenrechtenorganisaties hierover.

Een van de mensenrechtenorganisaties is de Zwitserse, aan de Gülen-beweging gelinkte Stiftung für Erziehung, Ausbildung und Integration (SERA). ‘Hoewel het in strijd is met het internationale recht, heeft Erdogans lange arm Europa bereikt en zijn mensen ontvoerd’, schrijft SERA in een rapport. Ook wordt in dit rapport de mislukte poging van de Turkse geheime dienst MIT in 2016 genoemd om een Turks-Zwitserse zakenman te ontvoeren van Zürich naar Ankara.

In totaal zouden er 31 tegenstanders van Erdogan in het buitenland zijn ontvoerd, in Maleisië, Pakistan, Kazachstan, Kosovo, Moldavië, Azerbeidzjan, Oekraïne, Gabon en Myanmar. In Mongolië mislukte zou een ontvoeringspoging dankzij tussenkomst van de politie zijn mislukt.

Het rapport van SERA correspondeert met verklaringen van de Turkse minister van Binnenlandse Zaken Suleiman Soylu in de Turkse media. Volgens hem werden honderd mensen uit twintig landen op dezelfde manier ‘teruggestuurd’ naar Turkije.

Andere mensenrechtenorganisaties die kritische rapporten hebben geschreven over deze ‘ontvoeringen’ zijn de aan de Gülenistische beweging gelieerde Human Rights Defenders Association (HRDA) en het linkse Victim Laborers Platform. Volgens de HDRA kwamen er 23 mensen onder verdachte omstandigheden om in Turkse gevangenissen in 2018 alleen.

In juli 2016 vond er een mislukte coup tegen president Recep Tayyip Erdogan plaats. De Gülen-beweging, genoemd naar de Verenigde Staten woonachtige islamitische geestelijke Fetullah Gülen, kreeg van de staat de schuld in de schoenen geschoven. Turkije voert sindsdien een heksenjacht tegen (vermeende) Gülenisten en heeft onder meer de rechterlijke macht, de ambtenarij en het leger gezuiverd van politieke tegenstanders.

Ahmed Marcouch wil dat we salafisme nu écht tegengaan: ‘Het is vijf voor twaalf’

3

De Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch wilde al in 2015 salafistische organisaties verbieden. Het nieuws dat kinderen op moskeescholen massaal worden geïndoctrineerd om de Nederlandse samenleving en andersdenkenden te haten verbaast hem dan ook niet. ‘Salafistische organisaties gebruiken de orthodoxie als masker.’

Vorige week kwamen Nieuwsuur en NRC met het nieuws dat salafistische weekendscholen islamitische kinderen in Nederland indoctrineren met radicaal lesmateriaal. Het gaat om zo’n vijftig organisaties, waar ongeveer duizend kinderen leren zich af te keren van de Nederlandse samenleving en dat niet-moslims de doodstraf verdienen.

In Den Haag is geschokt gereageerd. Fractievoorzitters Gert-Jan Segers (ChristenUnie) en Klaas Dijkhoff (VVD) willen nu voor elkaar boksen dat de onderwijsinspectie ook buiten het reguliere onderwijs kan ingrijpen, zodat ook salafistische moskeescholen kunnen worden aangepakt.

Vier jaar geleden wilde de Tweede Kamer al paal en perk stellen aan het oprukkende salafisme, op initiatief van toenmalig PvdA-Kamerlid Ahmed Marcouch. Het kabinet legde zijn motie toen naast zich neer. De Kanttekening sprak Marcouch, inmiddels burgemeester van Arnhem, over de recente berichtgeving en wat de politiek moet doen om het salafisme in te dammen.

Verbazen de bevindingen van Nieuwsuur en NRC u?

‘Nee, ik waarschuw al heel lang voor het risico van het salafisme en de gevaarlijke invloed die salafistische organisaties uitoefenen bij de radicalisering van met name moslimjongeren. En we zien dat elke radicaliserende jongere drager is van het salafistische gedachtegoed. Niet elke salafist is per definitie een terrorist of een risico, maar dat gedachtegoed is vaak wel wat jongeren als legitimiteit zien, om te doen wat ze doen, om naar een oorlogsgebied af te reizen, naar ISIS-gebied. Dit doen ze omdat ze denken: ‘Daar is de Islamitische Staat, dus het is halal om onze koffers te pakken en te vertrekken.’ Het salafistische gedachtegoed behelst het afwijzen van de rechtsstaat, het verwerpen van de democratie, de eigen gemeenschap superieur achten en de opvatting dat principieel ieder ander die anders is of andersgelovig, het leven niet waard is. En dan ook nog gericht op actieve werving, om voortdurend op kwetsbare kinderen, jongeren, dat gedachtegoed over te brengen. Dan komt er een moment dat jongeren in de pubertijd denken: ‘Ik heb genoeg gehoord over het grote onrecht, ik moet nu daden gaan verrichten.’ En die vinden dan vervolgens ook een aanknopingspunt in de Koran hè?

Wat moet er nu gebeuren?

De theorie wordt uitgevoerd, dat is het verschil met de jaren tachtig. We zien de impact daarvan in onze nabije samenleving. Er zijn hier in Arnhem vele gezinnen die uit elkaar zijn gescheurd, doordat uit hun midden een zoon of dochter gerukt is en richting oorlogsgebied vertrok. Sommigen zijn omgekomen, anderen zijn daar nog, anderen zijn op de vlucht, weer anderen zitten vast. Die families hier in Arnhem zijn kapot. Zoals ook veel andere families in Europa. Ik vind het dus heel belangrijk om radicalisering niet alleen aan te pakken bij de achterkant, maar ook bij de bron, bij het gedachtegoed. Nieuwsuur heeft laten zien dat die bron zijn sluipende gif blijft indienen in klassen vol kinderen, elk weekend weer. Goed dat wij daar moreel stelling tegen nemen, maar dat is niet genoeg. We moeten tegelijkertijd juridische stappen nemen om die organisaties te verbieden. Juridisch kan dit wel degelijk, op grond van het feit dat zij een gevaar zijn voor de openbare orde zijn.’

‘We zien dat elke radicaliserende jongere  het salafistische gedachtegoed draagt’

U hebt in 2015 als PvdA-Kamerlid een motie ingediend om salafistische organisaties aan banden te leggen. Het kabinet heeft uw motie toen naast zich neergelegd neergelegd, omdat uw voorstel tegen de vrijheid van godsdienst en meningsuiting zou indruisen. Waarom dacht u dat u toch een kans maakte?

‘Ja, ik heb toen een motie ingediend die unaniem is aangenomen door de Tweede Kamer. Die ligt nu bij de regering om uitgevoerd te worden. Als het Openbaar Ministerie de pedofielenstichting Martijn kan verbieden omdat die een gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid, dan kun je op die manier ook salafistische organisaties verbieden. Deze organisaties vormen net als Martijn een gevaar voor kinderen, omdat ze met hun boeken, video’s en audio jongeren aanzetten om te radicaliseren, ze verteren jongeren met gif. Met dat gedachtegoed heeft Mohammed B. Theo van Gogh vermoord.’

Hoe ziet u het verbieden van salafistische organisaties voor zich in de praktijk?

‘De motie ligt er. Nu moet als eerste de minister de verantwoordelijkheid nemen en het OM herinneren aan de opdracht: stel het onderzoek in. Het OM brengt dan alle feiten bij elkaar waarmee wij als samenleving voortdurend geconfronteerd worden, ook deze nieuwe feiten over de lessen bij salafistische scholen. Vervolgens is het uiteraard aan de rechter om op basis van die feiten die organisaties te verbieden.’

Maar waarschijnlijk hebt u ook wel een idee hoe u als burgemeester om moet gaan met salafistische organisaties in Arnhem?

‘Dit kun je als burgemeester niet verbieden, het is echt iets voor de rechter. Juist daarom moet het OM, net als bij Martijn, de zaak aanhangig maken bij de rechter.’

Hebt u om te handhaven niet bepaalde tools nodig?

‘Ja, ik heb het wettelijke kader nodig. Als de rechter gevaarlijke salafistische organisaties verbiedt op basis van onderzoek door het OM, dan kan ik dat als burgemeester handhaven, in samenwerking met de lokale veiligheidsketen: verbieden zodra zij zich hier manifesteren.

Is het überhaupt wel mogelijk om salafisme te verbieden? We kunnen toch niet bij elke moslim aanbellen en hun boekenkasten afspeuren op gevaarlijke literatuur?

‘Dat luistert ook heel nauw. Ik zeg niet dat we het salafisme verbieden moeten verbieden, maar salafistische organisaties. En die organisaties zijn gewoon aan te wijzen. Daar gaat het om. Ik maak de vergelijking met de pedofielenvereniging Martijn omdat dat ook een organisatie was met een bepaald doel, die niet eens bepaalde praktijken uitvoerde. De reden voor verbod was dat Martijn de pedofiele praktijken legitimeerde. De rechter zei: ‘Jullie maken je niet schuldig aan pedofiele activiteiten, maar jullie dragen wel die praktijk uit. We zien dat jullie mensen hiertoe aanzetten, dat ze denken dat ze die praktijken wel mogen doen.’ Dat was voor de rechter voldoende basis om te zeggen: ‘We gaan Stichting Martijn verbieden’, en zo stelde hij de norm. Namelijk: Je mag kinderen niet misbruiken, maar je mag ook de stap daarvoor niet maken, dus je mag niet uitdragen dat dit normaal is.’

Dus als je die organisaties verbiedt, dan mogen salafisten niet bij elkaar komen, hun kinderen onderwijzen of dat gedachtegoed uitdragen, maar individueel mogen ze wel salafist zijn?

‘Ja. We stellen als overheid de norm, maar ik vind ook dat we als samenleving slechte ideeën met goede ideeën moeten bestrijden. Daarom vind ik ook dat de islamitische gemeenschap, de mainstream gemeenschap die niets van het salafistisch gedachtegoed moet hebben, die ook slachtoffer is – want moslims raken hun kinderen kwijt aan de jihad – ook in beweging moet komen. Een ontwikkeling die ik nu voor het eerst zie, is dat je bij Nieuwsuur een imam hebt die stelling durft te nemen, voor het eerst in jaren. Dat moeten we veel meer hebben. Want veel ouders en jongeren hebben niet in de gaten dat ze in een fuik lopen. Salafistische organisaties gebruiken de orthodoxie als masker. Veel mensen komen bij salafistische organisaties omdat ze orthodox willen zijn, maar krijgen dan onverhoeds die achttiende-eeuwse politieke ideologie ingeprent. Die gaat uit van één staat, één oemma, sharia, één natie –met uitsluitend salafisten, alle andere mensen zijn het leven niet waard – en realiseren die doelen met geweld.’

Dus u maakt een onderscheid tussen het verbieden van salafisme en het verbieden van salafistische organisaties?

‘Zeker. Ik heb nooit gepleit voor het verbieden van het salafisme, want je kunt ideeën niet verbieden. Ideeën moet je met ideeën bestrijden. Maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen dat we toestaan dat onze kinderen stelselmatig en planmatig, jaar in en jaar uit, geïnfecteerd worden met dit giftige gedachtegoed. Dat ze gekweekt worden, om straks als ze dertien, veertien, vijftien zijn, vreselijke dingen te doen, of daartoe bereid zijn, of zich afkeren van de samenleving. Dat is waar ik een groot probleem mee heb.

Niet iedereen die bij die organisaties over de vloer komt keert zich af of wordt gewelddadig. Die denken misschien wel dat zo de islam is, maar handelen er niet naar. Wetenschapper Ruud Koopmans, die een onderzoek heeft gedaan naar de opvattingen van moslims, trekt te snel de conclusie dat mensen met orthodoxe opvattingen daadwerkelijk salafisten zijn. Gelukkig zijn er heel veel orthodoxen die er niet over peinzen om te handelen naar de ideeën die zij leerden. Die reproduceren die ideeën vaak alleen maar desgevraagd, bijvoorbeeld in enquêtes en interviews.’

Maar salafisten zullen dan zeggen: ‘Mijnheer Marcouch, hier tornt u aan de godsdienstvrijheid.’

‘Salafisme is geen godsdienst. Je mag wat mij betreft orthodox zijn, dat is een goed recht van mensen. Maar ik heb het over een politieke ideologie, het islamisme. Ik vind het heel erg voor de normale vrome en toegewijde moslims dat sommige arabisten en cultureel antropologen het salafisme beschouwen als een islamitische stroming: het is een islamistische stroming. Islamisme is een politieke stroming. Erdogan is ook een islamist, hij is beïnvloed door de Moslimbroederschap. Dit is geen Hanafi-school of een andere wetsschool in de islam, maar een politieke beweging. Het salafisme is ontstaan in de achttiende eeuw, als reactie op het verval van het Ottomaanse Rijk. Het is een gedachtegoed dat gestoeld is op de gedachte dat het Westen onze grootste vijand is, want ‘zij hebben ons geïmperialiseerd’, ‘Palestina is afgepakt’, en nog veel andere ellende – het verval van moraal, cultureel imperialisme van het Westen, enzovoort. Daarom zeggen ze ook dat het haram is om hier te zijn, in het Westen, tussen hun vijanden. Dat krijgen die kinderen dus mee, al jaren. Het is een grote fout om te zeggen dat salafisten de islam van vlak na Mohammed volgen. Mohammed was geen salafist maar een moslim. Kortom: ik heb het over salafistische organisaties, die met zending en missie haat en geweld propageren.’

‘Met het salafistische gedachtegoed heeft Mohammed B. Theo van Gogh vermoord’

Mag je in het vrije Nederland geen islamitische politieke stroming hebben?

‘Dat mag, maar dan moet je politiek bedrijven, een politieke beweging zijn. Een politieke partij kan in het domein van de democratie bestreden worden. Partijen als de PVV en Forum voor Democratie zitten in de arena, die kun je bevragen, bediscussiëren. Onze democratische vrijheid wordt begrensd door de rechtsstaat, door onze wetten. Als je die overtreedt, dan kun je aangepakt worden. Dan word je vervolgd, of je nou salafistisch heet of iets anders. Wilders is ook vervolgd omdat hij ‘minder, minder’ zei. Hier gaat het om. Het is niet omdat ze orthodox zijn. Zij infecteren jongeren en kinderen zodanig, dat die radicaliseren en terrorist worden, aanslagen plegen. We hebben hier in Arnhem een cel van zeven, allemaal aanhangers van dit gedachtegoed, allemaal leerlingen van dit soort predikers. Ze zijn geïnspireerd door predikers uit Nederland of door predikers die ze tegenkwamen op het internet. Als je dit weet en je constateert dit, dan kun je niet wegkijken. Dan moet je tegen deze organisaties, tegen deze predikers optreden. Wij kunnen dit niet zonder de islamitische gemeenschap, dat wil ik graag benadrukken.’

Wat moet de islamitische gemeenschap volgens u doen om de radicaliserende invloed van het salafisme tegen te gaan?

‘De moslimgemeenschap moet zich niet laten intimideren door salafistische predikers en organisaties. Islamitische organisaties hebben een verantwoordelijkheid om zich te laten horen, om stelling te nemen tegen deze gevaarlijke organisaties en hun gedachtegoed.

Waarom is die bestrijding nu zo zwak binnen de moslimgemeenschap?

Omdat ik het idee heb dat ze zich laten intimideren, ze kijken weg. Er wordt wel over gefluisterd, maar ze moeten dit luidkeels doen.’

Waarom zijn die tegengeluiden nog niet luid?

‘Omdat ze bang zijn, denk ik, geïntimideerd. Die angst leidt ertoe dat ze denken: ‘Laat de overheid het maar doen.’ Ik vind dat te makkelijk, want wij zijn in deze strijd zo nodig – het gaat per slot van rekening om onze kinderen. Daarnaast moeten moslims bovendien perspectief bieden voor jongeren die zingeving zoeken. Wij moeten ervoor zorgen dat salafistische predikers geen voet aan de grond krijgen in moskeeën, maar zelf ook kwalitatief goede imams aantrekken. Daar zie ik ook een rol voor de Rijksoverheid. Je ziet dat heel veel moskeeën zeggen – ook tegen mij: ‘Wij krijgen geen imams meer.’ De rijksoverheid is op dit moment de grootste concurrent van de moskeeën, want dat bestand imams dat we hadden is voor een groot deel door de justitiële inrichtingen ingenomen. Die imams werken allemaal als geestelijk verzorger, want dat betaalt beter, en deze imams gaan dus niet voor in de moskee. Dat is anders bij Diyanet: die voorziet om de vier, vijf jaar de moskeeën van imams. De meest kwetsbaren voor radicalisering zijn bekeerlingen en Marokkaanse jongeren, mede door het tekort aan sublieme imams.’

Dus eigenlijk moeten moskeeën imams beter betalen?

‘En de overheid moet veel urgenter – het is vijf voor twaalf – nadenken over een kwalitatieve imamopleiding in Nederland, maar wel een van academisch niveau. En de overheid moet daarnaast met moskeeën nadenken over de vraag hoe je die vacatures ingevuld krijgt. Want ze kunnen niet zo maar vanuit het buitenland iemand binnen halen, je weet niet of je daarmee de lange arm binnenhaalt – dus je moet hier heel zorgvuldig in zijn. Maar je moet ook constateren dat de moskeeën welwillend zij en worstelen met het feit dat ze geen imams hebben. Daardoor worden die gaten soms toch door salafistische imams gevuld.’

‘Het is in feite een maatschappelijk probleem. Als de overheid wegkijkt, onverschillig is, niet kijkt naar de belangrijke plaats van de islam in de Nederlandse samenleving, en je bent alleen maar negatief, of je bemoeit je als overheid alleen maar met islamitische organisaties vanuit een negatief discours, dan laat je die gemeenschap over aan de Golfstaten. Of je laat ze over aan amateurs.’

‘Salafistische organisaties gebruiken de orthodoxie als masker’

Wat doet u in Arnhem als burgemeester om radicalisering tegen te gaan?

‘Onze aanpak tegen radicalisering heb ik laten evalueren, niet door de minste: Beatrice de Graaf van de Universiteit Utrecht. Daar hebben we net het resultaat van, vers van pers. Zij zegt dat Arnhem goed op weg is in de bestrijding van radicalisering. Ik doe dit ook in nauwe relatie met de islamitische gemeenschap. Ik heb regelmatig contact en overleg met moskeebesturen, ik bezoek ook regelmatig op vrijdag – ook omdat ik het als moslim belangrijk vind – een moskee. Mannen en vrouwen weten mij te vinden als er iets is. Onze radicaliseringsaanpak is niet zozeer gebaseerd op een repressief kader, maar curatief en preventief gericht. We hebben met justitie, politie, het welzijnswerk regelmatig overleg over individuen, ons casuïstieke overleg. Bovendien hebben wij in de wijken heel veel jongereninitiatieven, jongeren die bijvoorbeeld met identiteitsontwikkeling bezig zijn, die met allerlei vraagstukken bezig zijn. Ze koppelen dit soms aan sport en er zijn jonge meiden die initiatieven beginnen, dit is allemaal preventief. Verder kunnen wij zo nodig deskundigen invliegen, ook theologische experts. Zij zijn bovendien heel erg benaderbaar voor ouders. De evaluatie zegt: ’Je zou wat meer moeten doen met het onderwijs.’ Dat belang zie ik ook, ik wil daar de komende tijd in investeren. Op 2 oktober is er een grote conferentie hier met het onderwijs, omdat je ziet dat dat veel onderwijsbestuurders niet willen worden geassocieerd met dit onderwerp.  Je hoeft het wat mij betreft geen radicalisering te noemen: waar het om gaat is dat opgroeivragen, ontwikkelingsvragen, de levensvragen van jongeren op een goede manier geadresseerd kunnen worden. Dit moet geschieden in een pedagogisch klimaat van de school, van de ouders en van de omgeving. Sinds de moord op Theo van Gogh in 2004 is de radicaliseringsaanpak behoorlijk ontwikkeld. Het eerste plan heb ik gelanceerd in het Amsterdamse stadsdeel Slotervaart, toen was er nog helemaal niks op het gebied van preventie. Toen zeiden mensen ook: ‘Je bent aan het stigmatiseren.’ Maar daarna is deze methode alsnog gemeengoed geworden. Iedere gemeente waar het speelt is ermee bezig. Maar je moet toch het wiel elke keer weer uitvinden. Wij hebben met mensen te maken, er is geen recept.’

In 2016 zei u: ‘Er is nog onvoldoende besef dat we de salafistische organisaties moeten ontmantelen en verbieden. Ik denk dat de AIVD en politie weten hoe gevaarlijk salafistische organisaties zijn, maar men vreest dat ze bij een verbod ondergronds gaan. De heersende gedachte is: nu kunnen we ze tenminste makkelijke vinden en in de gaten houden. Maar dit  kortetermijndenken en een gemakzuchtige benadering’. Inmiddels zijn wij bijna vier jaar verder. Denkt u dat deze benadering veranderd is?

‘De diensten zitten er nu veel meer bovenop. De rapporten zeggen meer dan de constatering alleen, die wijzen ook op het gevaar. Neem bijvoorbeeld het Haga Lyceum in Amsterdam, hier wordt nu ook het component ‘gevaar’ aan verbonden. Ik zie daar een ontwikkeling.’

Dus er is meer bewustwording?

‘Ja, om iets waar te nemen moet je het ook begrijpen.’

U pleit voor een verbod. Maar is het niet beter om juist in gesprek te blijven met salafistische organisaties omdat ze anders ondergronds kunnen gaan?

‘Ik vind dat je salafisme niet moet bagatelliseren. Het gevaar is werkelijkheid. We zitten in Nederland op het op één na hoogste dreigingsniveau: er is wel iets aan de hand, het is niet zomaar een gedachtegoed. Als je het vanuit die werkelijkheid beziet, vanuit de bedreiging van de openbare orde en veiligheid en het risico dat jongeren en kinderen lopen, als je de radicalisering om je heen ziet gebeuren, al die kapotte gezinnen, dan kun je niet zeggen dat het salafisme bovengronds moet blijven. Het punt is namelijk, als je met ze gaat samenwerken, of met ze in gesprek blijft, dan legitimeer je hun bestaan.’

Dus in gesprek blijven is niet aan de orde?

‘Nee, niet in gesprek maar wel aanspreken, goed weten wat ze aan het doen zijn, elke keer de onwenselijkheid adresseren. Vervolgens moeten we tegelijkertijd de norm stellen, door te werken aan het verbieden van die organisaties.’

Maar als je ze verbiedt, dan kun je ze niet meer aanspreken.

‘Wat je bereikt is dat al die jongeren en ouders niet meer in die in de fuik lopen van dat masker van orthodoxie. Natuurlijk zal dat gedachtegoed via allerlei andere kanalen naar binnen komen, daarom is dit niet de enige oplossing, maar je zorgt er wel voor dat iedereen weet dat het niet deugt. Je moet altijd waakzaam zijn, een kritische houding hebben, jongeren weerbaar maken. Maar als je toestaat dat die organisaties hun indoctrinatie voortzetten, dan denken mensen dat die organisaties er gewoon mogen zijn en dus toch vast iets goeds doen. En dan krijg je dus dat veel jongeren in die fuik lopen.’

‘We zijn verworden tot een land dat nota bene salafisme exporteert’

Sommige moslimorganisaties wijzen op soortgelijke christelijke en joodse organisaties die niet anders zouden denken dan salafistische organisaties over homoseksuelen, vrouwen en andersdenkenden. Ze vragen: ‘Waarom worden alleen moslims aangepakt?’

‘Ik vind die vergelijking fout, want ik zie geen zwaar gereformeerden met radicaliserende jongeren die de samenleving willen opblazen, of een Theo van Gogh vermoorden, of afreizen naar een ISIS-gebied, of de samenleving afwijzen. Die discussie moet je wel voeren over orthodoxe standpunten, over de man-vrouwverhouding, homoseksualiteit en uiteraard over orthodoxie versus onze vrijheden en verworvenheden in de samenleving. Die discussie voeren wij inderdaad met christenen. Ik was bijvoorbeeld een groot pleitbezorger van het afschaffen van de weigerambtenaar. Er is ook kritiek op christelijke scholen die geen seksuele voorlichting willen geven, er is kritiek op het vrouwenstandpunt van de SGP, er is kritiek op het euthanasie- en abortusstandpunt van orthodoxe christenen: hierover moeten wij het gesprek en het debat blijven voeren. Maar bij het salafisme gaat het over het gevaar voor de openbare orde en veiligheid, dat we kinderen kwijt zijn geraakt aan ISIS en geweld. Dat is een wezenlijk verschil. Dus die vergelijking is echt niet gepast.’

Maar er zijn ook salafisten die zeggen dat ze a-politiek zijn. Hoe moet de overheid het verschil maken?

‘Als je aanhanger bent van het salafisme, dan kun je niet a-politiek zijn. Als je alleen maar orthodox bent en niet politiek, dan ben je geen salafistische organisatie. Denk aan Jamaat al-Tabligh, die zijn heel a-politiek, die zijn niet salafistisch.’

Dus elke salafist is lid van een politieke beweging?

‘We zien heel veel mensen naar salafistische organisaties toegaan, omdat ze denken dat dit orthodoxie is. Dat is een persoonlijke beleving. Daarom heb ik het bewust over salafistische organisaties, niet over individuele salafisten.’

En die salafistische organisaties zijn wel politiek?

‘Ja. Zij hebben de politieke ideologie van het streven naar die ene islamitische staat, de oemma, de sharia, het verwerpen van de democratie en de strijd tegen het Westen – de vijand. Er zijn natuurlijk gradaties, want de ene is bereidwilliger dan de andere, sommigen blijven slechts dromen. Maar dat is wel uiteindelijk wat salafisme is, wat salafistische organisaties doen. Dat komt bijvoorbeeld terug in de preken. Maar a-politiek vind ik bijvoorbeeld Jamaat al-Tabligh, die hebben echt als stellingname dat ze niet met aardse zaken bezig willen zijn. Zij willen bidden, zij willen mensen op een Jehova-achtige manier naar de moskee krijgen, sober leven. Dat is orthodoxie.’

Uw Rotterdamse collega Ahmed Aboutaleb zei een tijdje geleden dat elke moslim een beetje salafist is. Dat zat u zeker niet lekker?

‘Je ziet dat veel moslims in de valkuil trappen, dat ze denken dat salafisme orthodoxie is. Maar het is van een andere orde. Het vraagt enige deskundigheid om dat onderscheid te maken. Ik heb het idee dat Aboutaleb bedoelde dat elke moslim wil teruggrijpen op de oude bronnen. Het gaat dan niet over politiek, maar over de authentieke overleveringen. Authentiek zijn de overleveringen van degenen die met Mohammed hebben samengeleefd en die met de overleveraars hebben samengeleefd, maar na twee generaties stopt dit. En we hebben het hier over een werkelijkheid van radicalisering, extremisme en terrorisme, dat ideologisch te herleiden is tot het salafisme dat ontstaan is in de achttiende eeuw. De Moslimbroederschap, die andere islamistische organisatie, ontstond in de jaren twintig van de vorige eeuw. Vanuit de Broederschap zijn weer splitsingen ontstaan: dat ging om de strijd tegen de Engelse bezetter, daarna was Palestina in het geding, mensen zagen om zich heen de wereld uiteenvallen. Je kunt het vergelijken met de opkomst van het populisme in Europa, mensen die hun identiteit willen verdedigen. Wat doen deze mensen? Ze kijken naar het verleden, ze willen hun Gouden Eeuw beschermen, dat was met de Moslimbroederschap in de jaren twintig niet anders. Bewegingen als de Moslimbroederschap zijn alleen maar sterker geworden dankzij de seculiere dictaturen. In Egypte won de Moslimbroederschap de verkiezingen, van de salafisten overigens. Het gaat deze bewegingen om politieke macht.’

Wordt het niet tijd om als prominente moslim het publiek – moslimjongeren maar ook anderen – te informeren hoe het echt zit met het salafisme?

‘Ja! Dat probeer ik inderdaad te doen. Ik spreek mij uit, al heel lang, ik ken het salafisme vanuit mijn tienerjaren. Ik voel het aan, ik kan daardoor ook een figuur als Erdogan plaatsen. De Broederschap is in Marokko aan de macht. Deze partij heeft bijna dezelfde naam als de partij van Erdogan in Turkije, ik herken het gedachtegoed gewoon, zoals ik ook het sociaaldemocratische gedachtegoed herken. Ik ben politicus en bestuurder, als iemand daar een andere kijk op heeft, dan kan dat. Maar we mogen salafisme, ook vanwege de urgentie, niet relativeren.’

Maar was de uitspraak van Aboutaleb wel relativerend? Komt het niet over als een signaal om salafisme te normaliseren?

‘Ik vind dat moeilijk. Aboutaleb had het in dat interview vooral over zijn eigen persoonlijke beleving van religie. Hij zegt dan: ‘Ik ben ook een jihadist’, waarmee hij natuurlijk bedoelt: ‘De betekenis van jihad is om ergens voor strijden.’ Maar die vragen worden wel gesteld in een context waarin we ons zorgen maken over radicalisering. Ik vind dat we moeten uitkijken – daarin ben ik het wel met je eens – dat we door deze termen anders te gebruiken de discussie vertroebelen. Ik zou het ook wel interessant vinden om stil te staan bij de vraag wat deze termen allemaal precies betekenen. Maar dat doe je in een schoolklas, of in een lezing.’

Dus u bent niet een beetje salafist?

‘Niet in deze zin. Maar als ze vragen of ik orthodox ben, in de zin van de dogma’s, de vijf zuilen: ja. Maar mijn eigen intellect, dat ik van God heb gekregen, gebruik ik om na te denken over hoe ik de wereld een stukje beter kan maken. De Schepper heeft ons verstand gegeven om dat te gebruiken. De rede in dezen is heel erg belangrijk. Dat is wat salafisten elimineren, die willen dat je alleen maar een soort marionet wordt van hun gedachtegoed, dat je bij elk dingetje bij de imam moet komen. ‘Moet ik iemand wel of geen hand geven?’ Enzovoort. Dat zijn dingen waarvan ik zeg: ‘Wees een persoonlijkheid en ontwikkel jezelf, neem ook verantwoordelijk voor je handelen in plaats van alles maar af te schuiven: alsof je een robot bent die aangestuurd moet worden.’ Als je ziet waar die salafistische imams zich over buigen, dan besef je: dit zijn niet zozeer dogma’s, dit zijn methoden om je manier van leven te bepalen. Dat gaan verder dan dogma’s. Maar hoe ik mijn spiritualiteit beleef, dat is heel persoonlijk. En ik ben wie ik ben. Het salafisme is echt een politieke ideologie die je ter discussie moet stellen, waar de gemeenschap kritisch over moet zijn en nog veel ernstiger dan kritisch, omdat we zien wat de gevolgen zijn. Het moet ook de aandacht van de overheid krijgen, die moet zowel confronteren als normeren.  Je ziet echter dat er veel onbekendheid is, ook bij de mensen die de beslissingen moeten nemen. Die denken gewoon dat salafisme een religieuze stroming is en denken aan wat ze kennen: de Biblebelt. Onterecht.’

‘De islamitische gemeenschap in Nederland heeft behoefte aan vernieuwing’

U zei eerder in ons gesprek: ‘Het is vijf voor twaalf.’ Maar hoe hebben we het ooit zover laten komen, of kunnen laten komen? Boze tongen beweren dat we deze situatie te danken hebben aan ‘ decennialang gepamper’ van uw eigen PvdA.

‘Het is volgens mij geen kwestie van links of rechts. Ik kom uit Amsterdam, waar de ontzuiling zich in een vergaand proces bevindt. Veel Amsterdammers willen vrij zijn van religie, daar hebben ze afstand van genomen. Het is een hele seculiere omgeving. Cabaretier Youp van ’t Hek heeft een sketch gemaakt waarin hij eerst vier keer goed om zich heen kijkt voordat hij een bijbelwinkeltje binnenloopt, omdat hij hiermee niet geassocieerd wil worden. Mensen waren onverschillig tegenover religie. Moslims, die zich in de jaren tachtig begonnen te organiseren en in kelders en afgedankte garages de eerste moskeeën begonnen, werden als gelovigen niet al te serieus genomen. Politici, beleidsmakers en onderwijzers konden zich bovendien helemaal niet voorstellen dat jongeren met religie bezig waren, want het was een tijd om van het leven te genieten. Daarnaast waren de Marokkaanse moslims verweesd. De Turkse gemeenschap kent ook problemen, maar die zijn op een andere manier geëvolueerd. Dit komt omdat de organisaties hier Turkse satellieten zijn en dus ook konden terugvallen op de leer daar: denk aan de moskeekoepels Diyanet, Milli Görüş, enzovoort. Marokkanen hadden niet zulke organisaties, zij waren veel meer op zichzelf aangewezen. Ik heb in Marokko gespeeld in de loopgraven, mijn vader heeft de Spaanse bezetting meegemaakt. Je hebt spanningen in de Rif, nog steeds. Veel mensen konden zich niet identificeren met de Marokkaanse staat. De lange arm van Marokko was voelbaar, dat wilden mensen niet. Het salafisme is in dit gat gesprongen: via landen als Saoedi-Arabië, met ook een lange arm, maar dan in de vorm van geld en boeken. En daarna is die salafistische bemoeienis alleen maar stelselmatiger en georganiseerder geworden. We hebben hier gewoon hoofdkwartieren van het salafisme, die vanuit Saoedi-Arabië worden gezien als satellieten. Je ziet ook dat de sleutelpersonen uit die salafistische organisaties over en weer reizen, zij treden op als ambassadeurs van het salafisme. Je moet niet wegkijken en niet geloven in het idiote idee dat dit allemaal vanzelf verdwijnt met de tijd. We zijn intussen verworden tot een land dat nota bene salafisme exporteert. In het gebied in Marokko waar ik vandaan kom importeren ze het salafisme vanuit Europa.’

Zijn Marokkaanse Nederlanders hier radicaler dan Marokkanen in Marokko?

‘Ja. Er zijn gezinnen uit elkaar getrokken door die conflicten. Die mensen in Marokko klagen er ook over. Daarom is Marokko al een jaar of twintig bezig met het promoten van een Marokkaanse islam, waarin de salafistische elementen bestreden worden door onderwijs, programma’s op televisie en de rol die de koning daarin speelt, bijvoorbeeld door vrouwen hogere posities te geven. Je ziet het ook in het religieuze debat daar. Dit beleid is een reactie op de invloed van de salafisten op de Marokkaanse samenleving, maar ook die van de sjiieten, van Iran, van de ayatollahs. Marokko heeft ook te lijden gehad van een aantal terreuraanslagen.’

Maar als we over de Marokkaanse islam kunnen praten, en ook over een Turkse islam, een Arabische islam en een Afrikaanse islam, kunnen we dan spreken van een Nederlandse islam? En kunnen we die ontwikkelen, als Nederlandse moslims?

‘Kijk, voor een deel is die Nederlandse islam er al. Als je het over de Marokkaanse islam hebt, dan heb je het ook over de culturele kant van de religiebeleving. Voor een deel is die ook in Nederland volop aanwezig: dat mensen hun eigen intellect gebruiken in de omgang met hun collega’s, met hun buren, bij feesten, enzovoort. Ze vinden in Nederland hun weg. Maar ze worden daarbij helaas ontregeld door salafisten, die dan bijvoorbeeld zeggen dat je je buren geen fijne kerst mag wensen. Voor een deel lopen we hier achter omdat er een gebrek is aan islamitische intellectuelen. We hebben hier – met alle respect – heel veel amateurimams; bij gebrek aan beter is in het land der blinden eenoog koning. De islamitische gemeenschap in Nederland heeft behoefte aan vernieuwing, aan zelfreflectie. En men moet ook inzien dat dit nodig is. Er zijn in de islamitische wereld allemaal positieve ontwikkelingen. Er worden bruggen geslagen naar andere religies, er worden hele grote stappen gemaakt, waarmee ze salafisme, en bekrompenheid allemaal achter zich laten. Alleen dat bereikt ons niet zo snel, omdat salafisten met een offensief bezig zijn en veel gelovigen met hun eigen alledaagse zaken bezig zijn. Mensen doen hun verplichte dingen, gebed en ramadan, maar willen niet met de ingewikkelde dingen bezig zijn.’

U gelooft dus in een Nederlandse islam, maar dit kan ook verkeerde associatie oproepen. Er is toch maar één islam?

‘Ten aanzien van de dogma’s is er inderdaad maar één islam: ramadan is ramadan, vijf keer per dag bidden, enzovoort. De islambeleving verschilt per land, maar we bidden overal hetzelfde. We kunnen niet per decreet beslissen dat er nu een Nederlandse islam is. Maar in zekere zin bestaat er wel een Nederlandse islam, want je leeft in Nederland als moslim. Moslims hier hebben vaak niet in de gaten dat ze Nederlanders zijn, in hun doen en laten, in hun denken. De meisjes en vrouwen bijvoorbeeld zijn hier veel assertiever, die staan rechtop. In islamitische landen is dat heel anders, daar presenteren ze zich op een andere manier. Maar niet iedereen heeft dit door. Dat geldt trouwens ook voor het Turk-zijn. Turkse Nederlanders hebben hele andere ideeën over het Turk-zijn dan Turken in Turkije. En dat geldt natuurlijk ook voor Marokkaanse Nederlanders, die anders zijn dan Marokkanen uit Marokko. Ik kijk op een hele Nederlandse manier naar het gedrag van mensen. Maar je moet de islamitische religieuze beleving goed doordenken in een Nederlandse context, vind ik. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan seksuele voorlichting. In een islamitisch land doet men dat niet methodisch, hier wel. Moslims moeten hier over nadenken, hoe je dit op een manier doet die past bij Nederland.’