19.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 807

‘GroenLinks kiest de weg van verbinding’

0
‘Nauwelijks hippies, relatief veel ouderen en hier en daar een ‘nieuwe Nederlander’.’

VVD’ers spreken elkaar aan met ‘Beste liberalen’, D66’ers noemen elkaar ‘democraten’, leden van GroenLinks worden op het congres aangesproken met ‘Lieve GroenLinksers’. Op 16 februari organiseerde GroenLinks een congres in Zwolle, waar de aanstaande Provinciale Statenverkiezingen (en daaraan gekoppeld de Eerste Kamerverkiezingen) en de Europese Verkiezingen centraal stonden. De Kanttekening sprak over GroenLinks, diversiteit in de partij en over Turkije met GroenLinks-kandidaten voor de Provinciale Staten, GroenLinks-leden, journalist Chris Aalberts en last but not least met Bas Eickhout, aanvoerder van de Europese lijst van GroenLinks én de leidende kandidaat van de European Greens.

Voor verandering
Het congres bestond feitelijk uit twee delen. Het eerste deel was voor de partij zelf, waarin voorstellen en moties werden besproken, aftredende bestuursleden en commissieleden applaus kregen en het verkiezingsprogramma werd vastgesteld. Het tweede deel vond weliswaar in de IJsselhallen plaats, waar de GroenLinks-leden aanwezig waren, maar was voor de buitenwereld: de media, de andere partijen en de potentiële GroenLinks-kiezers. Tijdens dit mediamoment werd Paul Rosenmöller als lijsttrekker voor de Eerste Kamerverkiezingen gepresenteerd, hield Bas Eickhout zijn speech en hield partijleider Jesse Klaver een gloedvol betoog over de ‘nieuwe meerderheid’ die ‘voor verandering’ zou gaan zorgen.

GroenLinks is voor verandering. Maar GroenLinks verandert zelf ook; de partij professionaliseert. De pr-filmpjes zijn gelikt, het congres is strak geregisseerd en de GroenLinks-vertegenwoordigers op het podium zijn jong – behalve de tweeënzestigjarige Paul Rosenmöller – hoogopgeleid en welbespraakt. De congresbezoekers zijn wat diverser qua samenstelling. Nauwelijks hippies, relatief veel ouderen en hier en daar een ‘nieuwe Nederlander’. De beschuldiging van Geert Wilders op Twitter dat GroenLinks een blanke ‘grachtengordelpartij’ is, klopt in die zin dat de kleur wit overheerst. Echt grachtengordel is de partij daarentegen niet, omdat de leden overal vandaan komen. GroenLinks Amsterdam is aanwezig, maar domineert de partij helemaal niet. Uiteraard wordt wel vol trots genoemd dat de nieuwe burgemeester van Amsterdam een GroenLinkser is – Femke Halsema – en mag wethouder Touria Meliani (kunst, cultuur en digitale stad) een speech houden. Ze verwoordt eigenlijk precies waarmee GroenLinks nu worstelt.

‘Wij zijn de partij voor outsiders die naar binnen willen’, zegt Meliani. GroenLinks als een inclusieve partij voor minderheden, maar ook een partij die het individu recht wil doen. Meliani heeft een Marokkaanse achtergrond, vertelt ze, maar ze wil niet gereduceerd worden tot haar etnische of religieuze identiteit. Omdat ze niet meteen de etnische kaart trok, was ze als directeur van een cultuurpodium nogal onzichtbaar. Toen ze het hier wel een keer over had, was ze opeens een rolmodel. In die laatste rol voelt Meliani zich echter ongemakkelijk. Ze wil zijn wie ze is. ‘Ik ben Touria Meliani’, zegt ze aan het einde van haar toespraak. Ze is een individu.

Foto: Ewout Klei

Open armen
Op 20 maart vinden de Provinciale Statenverkiezingen plaats. Twee kandidaten waarmee de Kanttekening sprak – Armine Stepanyan en Selcuk Akinci – staan op eenzelfde manier in hun politieke leven als Meliani. Ze zijn niet de ‘excuusallochtoon’ die een stemmenkanon moet zijn voor nieuwe Nederlanders, maar hebben bewust gekozen voor GroenLinks en zijn allereerst zichzelf.

Stepanyan, die op nummer drie van de Zuid-Hollandse lijst staat, is lid geworden van GroenLinks vanwege Femke Halsema: ‘Toen ik veertien was, zijn mijn moeder en ik vanuit Armenië naar Nederland gevlucht. Ik keek in het asielzoekerscentrum veel naar televisie. Nederland ging slecht om met asielzoekers, maar Halsema kwam als enige wel voor ons op. Op mijn eenentwintigste kreeg ik eindelijk mijn verblijfsvergunning en kon ik studeren. Nadat ik mijn universitaire studie sociologie afrondde, werd ik meteen lid van GroenLinks. Mark Rutte zou over mij zeggen dat ik mij goed heb ingevochten in de Nederlandse maatschappij. Ik zou hem willen antwoorden dat Nederland mij helemaal niet met open armen heeft ontvangen.’ Stepanyan vindt diversiteit en inclusiviteit heel belangrijke thema’s. Maar met een partij als Denk, die zegt voor nieuwe Nederlanders op te komen, heeft ze helemaal niets. ‘Dat komt niet alleen vanwege de ontkenning van de Armeense genocide, maar ook hoe ze mensen behandelen. GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil wordt – mede als gevolg van de persoonlijke aanvallen van Denk – bedreigd door nationalistische Turken.’ Een ‘excuusallochtoon’ is Stepanyan beslist niet. ‘Er wonen in Zuid-Holland nauwelijks Armeniërs, ik sta niet hoog op de lijst om stemmen van nieuwe Nederlanders binnen te halen.’

Ook Akinci – oud-wethouder van Breda, lijstduwer op de Provinciale lijst voor Noord-Brabant en nummer veertien op de GroenLinks-lijst van de Eerste Kamer – is geen ‘excuusallochtoon’. ‘Voor GroenLinks ben ik niet de ‘token Turk’ hoor. Ik zie mijzelf niet primair als iemand met een Turkse achtergrond. Natuurlijk heb ik wel die achtergrond en ik schaam mij er niet voor, maar ik ben ook Nederlander, Brabander, Europeaan. Met Denk heb ik dan ook helemaal niets. Dat is een etnische partij. Ik vind dat gevaarlijk en niet meer van deze tijd. Bij1 waardeer ik meer, maar vind ik wel te polariserend. Sylvana Simons zet dingen te scherp aan, wat zorgt voor verwijdering. GroenLinks kiest de weg van de verbinding.’

Melody Deldjou Fard, raadslid in Utrecht en kersvers hoofdbestuurslid diversiteit en externe relaties, verwoordt in haar korte toespraak op het congres het diversiteitsideaal van GroenLinks in één krachtige zin: ‘Verschillen mogen er zijn. Wat ons verbindt zijn de idealen.’

Wim-Jan Renkema
Journalist en politiek commentator Chris Aalberts, die ook op het congres aanwezig is, is sceptisch over de toekomst van GroenLinks. ‘GroenLinksers doen nu voorkomen alsof zij straks een grote beweging gaan vormen die voor verandering gaat zorgen, maar ik geloof daar niet zo in. Alle partijen groeien en krimpen. GroenLinks heeft nu de tijd mee, vanwege de discussie over het klimaat, maar je ziet nu al dat de christendemocraten met beroep op rentmeesterschap dit onderwerp zich ook aan het toe-eigenen zijn. Als het klimaat niet meer exclusief iets van GroenLinks is, wat is dan het unieke van de partij?’ Ook heeft GroenLinks niet echt toppolitici. ‘Kijk eens naar de Tweede Kamerfractie. Wie kent Wim-Jan Renkema? Niemand toch?’

GroenLinks-coryfee Huub Bellemakers maakt zich een beetje zorgen over de toekomst van zijn partij. ‘De partij moet intern wel democratisch blijven. Er is nu echt te weinig ruimte voor discussie. Aan de andere kant, in de diverse commissies gaan we heel inhoudelijk op verschillende onderwerpen in, maar misschien moet dat ook meer op het congres. Je hebt nu een minuut of twee spreektijd en je moet van tevoren, via spreekbriefjes, aangeven of je het woord wilt. Een echt stevige discussie heb je zo niet meer. PSP-congressen (Pacifistisch Socialistische Partij, red.) duurden vroeger meerdere dagen. Het was nogal een chaotische, anarchistische situatie, niet werkbaar voor nu. Maar die vrije sfeer heeft wel iets. We moeten een goede balans zoeken tussen een algemene ledenvergadering en een mediamoment. In vergelijking met vijftien jaar geleden is GroenLinks meer top-down geworden, in plaats van bottom-up. Het voordeel is dat alles gestroomlijnder gaat, goed voor de campagne. Maar het gaat wel ten koste van de partijdemocratie.’

En hoe zit het met diversiteit? Bellemakers benadrukt dat GroenLinks er voor iedereen is. ‘Misschien had je vroeger meer hippies dan tegenwoordig, maar ze zijn er nog steeds hoor.’ Pieter Gerard van den Berg, raadslid in Ede: ‘Vroeger kwamen er mensen in zwembroek naar het congres. Dat mis ik nu wel een beetje.’ En kleur dan? ‘GroenLinks hamert hier natuurlijk heel erg op’, observeert Aalberts, ‘maar mensen van kleur zijn er nauwelijks. Als ze er wel zijn en goed zijn, dan komen ze ook meteen op een hoge plek. Maar soms gaat het ook mis, denk aan Tofik Dibi en Tara Singh Varma.’ Aalberts beschouwt Bij1 als een onderafdeling van GroenLinks Amsterdam: ‘Ik was een keer bij een borrel van GroenLinks Amsterdam. Echt iedereen van Bij1 was daar, van Anja Meulenbelt tot Vreer. Alleen Sylvana Simons zelf niet. Bij1 bestaat dan ook bij de gratie van de persoon Sylvana Simons. En GroenLinks is natuurlijk wel wat breder.’

Foto: Ewout Klei

Turkije-deal
Behalve over de provincie en de nationale politiek ging het GroenLinks-congres ook over Europa. Op 23 mei zullen de Europese verkiezingen plaatsvinden. Judith Sargentini, bekend vanwege haar inzet voor de vluchtelingen en haar artikel 7-procedure tegen Hongarije (het schorsen van een lidstaat van de EU), wordt opgevolgd door Bas Eickhout. Behalve lijsttrekker van GroenLinks is Eickhout ook de leidende kandidaat van de European Greens, de Eurofractie van de groene partijen in het Europees Parlement. De Kanttekening sprak kort met Eickhout over de mensenrechtensituatie in Turkije, een belangrijk onderwerp omdat Turkije nog steeds kandidaat-lid van de EU is.

Het CDA wil een einde maken aan het kandidaat-lidmaatschap van Turkije, de EU moet de deur voor Turkije definitief dichtdoen. GroenLinks heeft zich ferm opgesteld tegenover Hongarije. Wat vindt de partij eigenlijk van de opstelling van het CDA tegenover Turkije? Moeten we de deur inderdaad dichtdoen, gezien de grove schendingen van de mensenrechten in dat land?
‘Nee, daar zijn we geen voorstanders van. Natuurlijk maken we ons grote zorgen over de slechte ontwikkelingen in Turkije, een land dat steeds verder afdrijft van de waarden van de Europese Unie. We vinden ook niet dat Turkije nu mag toetreden tot de EU, want als je toetreedt, moet je ook onze democratische waarden onderschrijven. Toch is Turkije een belangrijk land. We helpen de mensen in Turkije niet als we opeens de deur dichtgooien. Daarmee spelen we Erdogan juist in de kaart. Je straft Erdogan niet, maar de mensen in Turkije die voor de democratische rechtsstaat strijden, die een ander Turkije willen. Het CDA bezigt gemakzuchtige spierballentaal. Als je nu een peiling onder de Nederlandse kiezer houdt, dan zullen de meeste mensen wellicht voor het beëindigen van het kandidaat-lidmaatschap van Turkije zijn. Maar politiek is iets van de lange adem. Op langere termijn is het buitensluiten van Turkije heel slecht. Alleen de extremen in het debat trekken hier profijt van.’

Het Europese Hof voor de Mensenrechten wil veel zaken, die zijn aangespannen door slachtoffers van Erdogans zuiveringspolitiek, niet in behandeling nemen. In Turkije is er geen sprake meer van een rechtsstaat. Kan het Europees Parlement, in het bijzonder de Eurofractie van de Greens, wat voor de Turkse dissidenten betekenen?
‘Formeel valt het Europese Hof voor de Mensenrechten niet onder de Europese Unie. En daarnaast heb je de trias politica, dus we kunnen niet direct invloed uitoefenen op de uitspraken van het Hof. Wel kunnen we druk uitoefenen, onder andere door ons uit te spreken voor de democratische bewegingen in Turkije. Toen afgevaardigden van de Turkse groene partij niet mochten uitreizen naar onze conferentie in Berlijn, hebben we veel stennis gemaakt.

Dat we als Europese Unie weinig tegen Turkije kunnen doen, heeft alles te maken met de vluchtelingendeal. Op dit moment zijn we afhankelijk van Erdogan, dat weet hij ook. De EU geeft hem geld en knijpt een oogje toe als het over de mensenrechten gaat, zodat Turkije de grenzen dichthoudt en er geen vluchtelingen meer deze kant opkomen. Deze deal is onmenselijk. Wij vinden dan ook dat we van deze deal af moeten.’

Een kind is gewoon een kind

0

‘Terugkeer IS-kinderen is potentieel risico voor de nationale veiligheid’, aldus de zogenaamde jihad-deskundige Montasser Alde’emeh in een artikel van de Telegraaf. Ik kon dit even niet plaatsen. Niet zozeer het pleidooi over het gevaar van de terroristen, maar het feit dat het hier om kinderen gaat. Om mijn verhaal wat duidelijker te maken wil ik jullie herinneren aan de tweejarige Julen, die recent het wereldnieuws haalde. Hij viel in een put van maar liefst honderdtwintig meter diep. ‘Vreselijk, hoe zou hij zich voelen in die donkere, smalle put, helemaal alleen?’, vroeg mijn vrouw zich af. Als gezin volgden we het nieuws op de voet. Maar wij waren niet de enigen.

Ongeacht geloof, achtergrond of denkwijze leefde iedereen met Julen mee – en geheel terecht. Julen was namelijk een kind. Zoals Julen er niet voor heeft gekozen om in een put te vallen, hebben de kinderen van IS-strijders er niet voor gekozen om in een IS-gebied geboren te worden. Sterker nog, ze hebben ook niet voor hun ouders gekozen.

Al een tijdje volg ik het debat rondom IS-terugkeerders. Het verbaast mij keer op keer hoe onze overheid en hoe opiniemakers hierop reageren. Bizar! Deze kinderen zouden ‘gevaarlijk’ en ‘riskant’ zijn. Hoe kunnen onschuldige kinderen van een jaar of vier gevaarlijk zijn? Ik heb getracht om uit mijn waardesysteem te stappen en een poging te wagen om die angst te begrijpen, maar dat mocht niet baten. Zelf heb ik vier kinderen en onschuld is wat elk van hen kenmerkt. Met dit stuk wil ik niemand een schuldgevoel aanpraten, maar simpelweg het menselijke in ons aanwakkeren. Laten we beseffen dat het hier om onze eigen onschuldige kinderen gaat, van ‘Hollands bloed’, die momenteel in opvangkampen leven. Ze zitten daar onder een Koerdisch bestuur, dat alles wat met IS te maken heeft per definitie als vijandig beschouwt. De situatie in de kampen is erg slecht en zal verder verslechteren. Ik sluit een humanitaire crisis niet uit. Wij hebben geen tijd meer. Het is vijf voor twaalf en we moeten nu ingrijpen.

Het leven voor kinderen in deze gebieden is zwaar en zeer traumatiserend, laten we dat voorop stellen. Met name kinderen die vanuit Nederland of een ander westers land naar Syrië zijn meegenomen, kunnen moeilijk wennen aan deze verschrikkelijke leefomgeving. Wij willen alleen ons kikkerlandje beschermen en dat is prima. Maar laten we wel onze verantwoordelijkheid nemen om iets te doen. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat deze kinderen, wanneer ze ouder worden, Nederland ongelooflijk gaan haten, omdat ze ‘in de steek’ zijn gelaten.

Los van mijn opvattingen over het woord ‘jihad’, dat vaak onterecht wordt gebruikt, vind ik het extra zorgwekkend dat het gebruikt wordt als het linkerdeel van een samengesteld woord: jihadkinderen. Het zijn namelijk geen jihadkinderen, kalifaatkinderen of IS-kinderen, nee, het zijn gewoon kinderen, PUNT. Deze kinderen hebben niets aan een terughoudend kabinet, angstzaaiende opiniemakers en zogenaamde jihadkenners.

Laten we het niet hebben over de zorgplicht die wij in Nederland hebben en waar wij trots op zijn. Als wij deze zorg niet in zulke situaties inschakelen, wanneer dan wel? Deze kinderen vormen geen gevaar en hebben recht op een veilig thuis en een waardig leven, zoals wij dat onze kinderen ook gunnen. Breng die pareltjes terug naar Nederland, begeleid ze, help ze en red hun levens. Kinderen zijn lief en onschuldig.

Jonge kinderen kunnen wel een terroristische opvoeding krijgen. Ze zijn echter ook flexibel, dat moeten we niet vergeten. Kinderen mogen niet boeten voor de fouten van volwassenen. Berecht de ouders op een eerlijke en rechtvaardige manier en geef ze een tweede kans. Ondanks dat ze verschrikkelijke dingen hebben gedaan zijn en blijven ze onze jongeren. Een paspoort afpakken vind ik overigens een teken van zwakte en het verschuiven van problemen. Wij hebben deze kinderen opgevoed en we moeten onze verantwoordelijkheid nemen om ze op te vangen. Desnoods op de TA-Afdeling (Terroristenafdeling) voor levenslang. Alles is beter dan dat we ze buiten de deur houden, met alle gevolgen van dien.

Met Donald Trump ben ik het nooit eens, maar wat deze kwestie betreft zeg ik: gewoon doen!

Waarom vertrekken Armeniërs uit Armenië?

1
‘Mensen zijn op zoek naar een beter leven en willen een goede toekomst voor hun kinderen.’

Reizend door Armenië is het lastig voor te stellen dat Armeniërs er weg willen. Het mystieke, bergachtige landschap heeft voor een reiziger veel te bieden; dromerige dorpjes in valleien, de heuvelachtige, groene en vruchtbare wijngebieden en de booming historische hoofdstad Jerevan maken Armenië zeer aantrekkelijk als reisland. Dit land, dat op cultuurhistorisch gebied zoveel te bieden heeft en vol natuurschoon zit, heeft daarentegen moeite met het creëren van economische kansen voor zijn inwoners.

In dat perspectief is de situatie in Armenië dus wat minder dromerig. Volgens het rapport Single support framework for EU support in Armenia van de Europese Commissie lag het bruto binnenlands product (bbp) in 2016 per persoon jaarlijks op iets meer dan drieduizend euro. Armenië heeft drie miljoen inwoners en een lange geschiedenis van emigratie. De grootste Armeense gemeenschap woont in Rusland maar een klein deel is ook over andere delen van de wereld verspreid, zoals Europa en de Verenigde Staten. Het geld dat zij terug naar huis sturen maakte in 2015 16,1 procent uit van het bbp. Het werkloosheidspercentage schommelt de laatste jaren tussen zestien en negentien procent. Volgens vrouwenorganisaties zoals Women Rights Center krijgen vrouwen aanzienlijk minder betaald. De economische situatie stagneerde volgens het rapport de afgelopen jaren. Dit valt voornamelijk te wijten aan de economische crisis in Rusland en structurele uitdagingen in het land zelf. Het conflict met buurland Azerbeidzjan om de regio Nagorno-Karabach vergt zowel economisch als maatschappelijk veel. Sinds het conflict in 1988 zijn namelijk de grenzen met Turkije en Azerbeidzjan gesloten en is er sprake van een beperkt isolement.

Liana (32), een actrice uit Jerevan, beaamt dat het moeilijk is om een baan te vinden. ‘Voor oude mensen en mensen die geen Engels spreken is het extreem moeilijk. Voor jonge mensen is het ook niet makkelijk, maar zij maken toch wel meer kans.’ Volgens Liana is de werkloosheid niet extreem, maar toch nog wel aan de hoge kant. Liana kent veel mensen die willen emigreren naar Europa, Rusland of de VS. ‘Voornamelijk vanwege de sociaaleconomische omstandigheden. Mensen zijn op zoek naar een beter leven en willen een goede toekomst voor hun kinderen.’ Liana zou zelf ook wel willen emigreren als het erop aan zou komen. ‘Als ik een baan krijg aangeboden in een ander land, zou ik deze kans zeker pakken. Dat is niet vanwege het andere land, maar om het werk.’ Toch heeft ze zelf nooit echt overwogen om te emigreren. ‘Ik zit hier goed in Jerevan, er is genoeg werk te vinden in mijn vakgebied. Hier zijn mijn vrienden en familie, dus ik hoef niet weg.’ Volgens Liana emigreren mensen voorgoed. ‘Vaak komen ze alleen terug tijdens de vakanties en voor familiebezoekjes.’

Emigratie is een bekend fenomeen voor de Armenen. In 1988, na een verwoestende aardbeving in het noorden van het land, escaleerde tegelijkertijd ook een gewapend conflict in het gebied Nagorno-Karabach. Een grote migratiegolf kwam op gang. Met de val van de Sovjet-Unie in 1991 werd Armenië van de ene op de andere dag onafhankelijk en dit bracht economisch gezien een grote klap teweeg. Bijna een miljoen mensen emigreerden, met name naar Rusland. Armen (55), oprichter van een ecologische ngo ‘de Ark’ in Kapan, zegt het volgende: ‘Na de onafhankelijkheid emigreerden ontzettend veel mensen, maar na 2001, toen de economische situatie beter werd, werd de uitloop van Armenen minder.’ Volgens Armen emigreren nog steeds mensen omdat ze te ongeduldig zijn. ‘Mensen willen meteen veranderingen zien. Ze moeten begrijpen dat wat verwoest is in twintig jaar, niet opeens in een paar maanden opgebouwd kan worden.’ Volgens Armen is het aantal mensen dat terug is gekomen wel gestegen de afgelopen jaren. ‘Maar het is nog niet het aantal dat het moet zijn.’

Volgens het rapport van de Europese Commissie verschilt de werkloosheid geografisch gezien substantieel. Zo lag in 2015 het werkloosheidspercentage in de hoofdstad Jerevan op 25,9 procent, maar in andere stedelijke gebieden liep het op tot bijna veertig procent. De grote uitdagingen voor het land zijn duidelijk, namelijk het bestrijden van werkloosheid en armoede, die in 2015 zo’n dertig procent van de bevolking hadden getroffen. En dus was emigreren voor velen een uitweg. Zo emigreerde volgens de Europese Commissie van 2011 tot en met 2016 jaarlijks ongeveer één procent van de bevolking.

Adam (30) is journalist en komt oorspronkelijk uit de voormalige hoofdstad Shusha in het conflictgebied Nagorno-Karabach (NGK). Hij woont sinds acht jaar in Sint-Petersburg in Rusland. ‘Mijn toekomst ligt nu in Rusland. Mensen in NGK zijn conservatief, ik kan me niet vinden in hun mentaliteit.’ Adam komt af en toe terug voor een reportage voor zijn werk of om familie en vrienden te bezoeken. Volgens Adam willen veel mensen emigreren. ‘Veel mensen willen weg hier, het liefst naar Rusland of Europa. Er is bijna geen werk en het conflict met Azerbeidzjan heeft een zeer negatieve invloed op hun leven.’

Davit (24) uit Jerevan, bijna afgestudeerd als tandarts, is het met Adam eens. ‘Het territoriale conflict drukt een stempel op de samenleving, ook al is het alleen bij de grens onrustig. Er was een wapenstilstand van 1994 tot en met tweeënhalf jaar geleden en toen was de situatie redelijk stabiel. Maar in april 2016 brak er weer vier dagen oorlog uit en sneuvelden honderd Armeense soldaten. Sindsdien is het erg onrustig aan de grens en wordt er elke dag wel geschoten. Als het escaleert, kan er elk moment weer een oorlog uitbreken. En ik moet dan als tandarts naar de grens toe om te helpen. Het is niet veilig om in een land te leven dat op de rand van oorlog leeft, ook al is de grens ver van ons vandaan.’

Ararat

Davit zucht wanneer  hij denkt aan de toekomst van zijn land. ‘Iedereen denkt dat de emigratie minder wordt, maar dat weet ik nog zo net niet. Misschien is het ietsjes minder, maar niet veel. Een student heeft het makkelijk. Ik studeer aan de beste universiteit van Armenië in Jerevan, maar dat is betrekkelijk. Mensen uit heel de wereld komen hierheen, uit Rusland, uit India.’ Maar over het niveau is Davit niet tevreden. ‘Dat is op mijn universiteit niet al te hoog, dus moet je je voorstellen hoe het op andere universiteiten moet zijn. In veel studierichtingen hebben we geen hoog gekwalificeerde mensen. Ook in de regering niet, omdat zij geen hoog salaris geven. In de zakenwereld wel, want die kunnen hoog gekwalificeerde mensen betalen.’ Over zijn eigen toekomst is hij niet zo zeker. Er studeren elk jaar vijfhonderd tandartsen af. ‘Die komen allemaal naar Jerevan, want hier woont de helft van de bevolking. Maar er is helemaal geen vraag naar zo veel tandartsen. Ik denk er wel aan om te emigreren, het liefst naar Frankrijk of België, omdat ik ook Frans spreek.’ Volgens Davit gaan de meeste mensen naar Rusland, maar zelf zou hij daar niet heen willen. ‘Ik ben het niet eens met het politieke systeem en daarbij is de levensstandaard lager wanneer je dat vergelijkt met Europa.’ Volgens Davit kan niet iedereen emigreren. ‘Dat is niet zo simpel. Als ik bijvoorbeeld geen tandarts zou zijn, zou ik niet emigreren, omdat ik niet zou weten wat ik zou moeten doen. Ik wil niet naar een ander land gaan en mijn hand ophouden. Ik wil werken, geld verdienen en me nuttig maken voor het land waar ik woon en werk. Misschien dat ik dan een keer terug zou komen wanneer ik oud ben.’

Minister-president Nikol Pasjinian kondigde een paar dagen geleden in een interview met Euronews nog aan dat het voor Armenië tijd is de politieke revolutie te transformeren in een economische. Pasjinian kwam mei vorig jaar aan de macht nadat er weken massale protesten waren geweest tegen corruptie in de politiek. Pasjinian zegt in dit interview armoede te willen tegengaan door microfinanciering te introduceren. ‘We zullen mensen motiveren om zakelijke activiteiten op te zetten om zo armoede, het grootste probleem in ons land, te tackelen.’

Davit: ‘Sinds de revolutie in 2018 is het complete politieke bestel veranderd. Iedereen van de oude stempel die blindelings de Russen volgde, is nu vervangen door een onafhankelijke regering, ook het parlement. En er is een nieuwe president. Mensen zijn hoopvol, de vorige regering was zo corrupt. Alles hing toen af van Poetin. Mensen denken dat alles gaat veranderen, maar of dat echt zo is, moeten we nog maar zien. Het is nog steeds hetzelfde land. We zijn geen rijk land, maar misschien gaat dat wel veranderen.’

‘Het klimaat is niet weggelegd voor blanke elite’

0
De Kanttekening sprak zes scholieren die verschillende standpunten hebben over de klimaatmars. ‘Ik vind dat ik geen recht heb om te mogen spijbelen, omdat ik zelf vrij weinig doe met het klimaat.’

Op donderdag 7 februari trokken scholieren vanuit heel Nederland naar Den Haag om te demonstreren voor het klimaat. Ze eisten meer actie tegen de klimaatverandering en vinden dat het kabinet hiertegen meer moet doen. In meerdere landen hebben scholieren tegen klimaatverandering gedemonstreerd. ‘De vervuiler betaalt’, wordt er gezegd. Dit betekent dat de zogenaamde ‘lusten en lasten’ eerlijk moeten worden verdeeld.

De actie is begonnen in Zweden door de zestienjarige scholiere Greta Thunberg, die sinds de zomer van 2018 aan het demonstreren is. Zij is het voorbeeld voor duizenden andere scholieren uit verschillende landen, onder andere België, Canada, Denemarken, Duitsland en Oosterrijk. In België demonstreren  duizenden scholieren wekelijks op de donderdag, met de hoop om hun stem te laten horen. De demonstratie in Brussel was de aanleiding voor mensen om ook in Nederland te beginnen met een klimaatmars. Als je kijkt naar de verschillende landen waar door scholieren gedemonstreerd wordt, dan valt op dat dit allemaal westerse landen zijn. In ontwikkelingslanden lijkt het klimaat niet een hoge prioriteit te hebben. Is het zich druk maken over klimaatverandering dan een luxeprobleem, waar vooral mensen uit welvarende landen zich mee bezighouden? En zien we dit terug in de etnische diversiteit van de demonstranten? Want waar waren de nieuwe Nederlanders? De Kanttekening sprak hierover met verschillende scholieren. Sommigen hebben deelgenomen aan de klimaatdemonstratie, anderen gingen gewoon naar school.

Julia de Reus

Klimaatspijbelaars

Julia de Reus (17) zit in 6 vwo van het Emmauscollege in Rotterdam. ‘Ik weet zeker dat het klimaat een luxeprobleem is. Want als je wat verder kijkt dan zie je dat niet iedereen en niet elk land het klimaat als hoogste prioriteit heeft. Ik begrijp het overigens goed als het verdienen van een basisinkomen je eerste prioriteit heeft. Echter, als we het tot het uiterste laten komen, zitten we allemaal met de gevolgen daarvan. Armere landen, denk aan landen in Midden-Afrika, zullen eerder dan ons te maken hebben met de gevolgen rondom de opwarming van de aarde. Met andere woorden, het is een probleem van ons allemaal. En omdat het dus moeilijker is voor sommigen om het klimaat op nummer één te zetten, vind ik dat de overheid de eerste stap moet zetten. Ik realiseerde mij later dat er relatief weinig mensen met een diverse achtergrond aanwezig waren. Dat kan met meerdere dingen te maken hebben. Ik denk dat, vooral op deze leeftijd, veel mensen met andere dingen bezig zijn. En als je dan ook niet de ‘juiste vrienden’ hebt die je meenemen, of die zelf met je mee willen gaan, dan zul je er ook niet zo gemakkelijk mee in aanraking komen.’

Harun Sevinc

Harun Sevinc (17) zit in 5 havo van het Lyceum Kralingen in Rotterdam. ‘Ik denk niet dat het klimaat een luxeprobleem is, maar dit probleem niet durven oplossen is wel degelijk hét luxeprobleem. Wij willen onszelf niet aanpassen aan de manier waarop we moeten leven om überhaupt in leven te blijven. Ook heb ik gemerkt dat er weinig diversiteit was onder de demonstranten. Ik denk dat dit ligt aan het feit dat de ene groep het belang van dit onderwerp veel beter inziet dan de andere groep. Volgens mij ontstaat dit onderscheid deels doordat sommige mensen dit soort problematiek niet van huis uit meekrijgen. Ikzelf bijvoorbeeld. Mijn ouders komen uit een dorpje in Turkije waar dit probleem niet echt bekend is. Het is dus begrijpelijk dat hun hoogste prioriteit zelfontwikkeling is. Ik ben echter in Nederland geboren en getogen en zie het probleem rondom het klimaat wel in. Ik hoop dat andere jongeren dit op een dag ook zullen inzien.’

Noa Olivieira

Noa Olivieira (18) zit in 6 vwo van het Emmauscollege te Rotterdam. ‘Ik denk niet dat het klimaat een luxeprobleem is. Natuurlijk snap ik dat het gebrek aan primaire levensbehoeften een groter probleem is. Als iemand elke week moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen, snap ik dat het klimaat niet bovenaan je prioriteitenlijstje staat. Maar toch is het belangrijk dat we er allemaal bij stilstaan, want als we zo door blijven gaan, dan hebben we over een aantal jaar een groter probleem. Het viel mij op dat de groep demonstranten die demonstreerde helaas niet heel divers van samenstelling was. Ik heb zelf een niet-westerse migratieachtergrond, helaas zag ik vrij weinig kinderen die dit ook hebben. Ook zitten mijn vrienden en ik op het vwo, volgens mij gold dit voor het merendeel van de demonstranten. Dat vind ik erg jammer, het klimaat gaat ons allemaal aan. Dit is niet iets wat enkel weggelegd is voor de blanke elite. Ik denk dat het gebrek aan diversiteit onder andere ligt aan het feit dat men zowel op school als in de media nog te weinig te horen krijgt over de gevolgen van het klimaatprobleem. Op het moment dat dit probleem wel besproken wordt, gebeurt dit meestal door ‘zweverige’ types.

Caine Aron

Niet- klimaatspijbelaars
Caine Aron (17) zit in 5 havo van het Lyceum Kralingen in Rotterdam. ‘Donderdag 7 februari ben ik niet naar de klimaatdemonstratie geweest, maar niet omdat ik er geen belang bij had. De reden dat ik niet ben gegaan was omdat ik die dag belangrijke vakken op school had. Ik wist dat veel mensen zouden gaan en had het gevoel dat één persoon meer of minder niet zou uitmaken. Het klimaat is zeker geen luxeprobleem. De gevolgen van dit probleem gaan niet alleen de mensen aan, maar alle organismen op aarde. Ik vind dat de overheid meer moet doen om de klimaatdoelen te halen. Ik was zelf niet bij de demonstratie, maar op het nieuws zag ik weinig diversiteit. Ik denk dat demonstreren iets is wat vooral blanke Nederlanders doen. Dit komt doordat zij het van huis uit meekrijgen. De stap voor mensen die dit niet van huis uit meekrijgen is groter. Dus misschien moet er gewoon meer aandacht aan worden besteed op scholen, zodat echt iedereen van deze problematiek af weet. Ik denk ook dat veel mensen niet eens de moeite willen nemen om naar een demonstratie te gaan, omdat ze er niet direct de effecten van zien.’

Ymke Schoondermark

Ymke Schoondermark (17) zit in 5 gymnasium van het Willem van Oranje College in Waalwijk. ‘Ik ben niet gaan klimaatspijbelen. Ik had hier geen behoefte aan, omdat ik vind dat je zelf ook erg bewust met het milieu bezig moet zijn om aan zo’n actie deel te mogen nemen. En dit geldt niet voor mij, dus had ik van mijzelf niet het recht om daar te staan. Ik wilde daar niet zijn voor de hype en om een paar uurtjes school te missen. Ook denk ik dat het klimaat inderdaad met luxe te maken kan hebben. Veel mensen hebben tegenwoordig een auto en sommigen zelfs twee. Vroeger was het vaak zo dat alleen rijke mensen een auto hadden. Ik heb het idee dat jongeren naar de demonstratie zijn geweest omdat ze dan niet naar school hoefden te gaan. Een andere kant van het verhaal kan zijn dat veel jongeren daar stonden omdat het hun toekomst is waar het om draait en deze nu vergald wordt door zowel ouderen als jongeren en zij zich daardoor enigszins bedreigd voelen.’

Sara Dogan

Sara Dogan (14) zit in 3 gymnasium van het Christelijk Gymnasium Utrecht. ‘Ik ben helaas niet gaan demonstreren, want mijn school vond dit idee niet zo leuk. Ik heb genoeg documentaires gekeken over hoe het klimaat de natuur en ons leefmilieu beïnvloedt en ik denk dus dat het klimaat zeker geen luxeprobleem is. Ik vind het uitermate zorgwekkend dat dit niet wordt voorgetrokken voor alle andere problemen. De gevolgen zijn fataal voor alle mensen, dieren en planten. Het klimaat beïnvloedt bijna alles op de wereld. Het is mij ook opgevallen dat er weinig diversiteit was onder de demonstranten. Ik denk dat dit ligt aan het feit dat veel mensen met een migratieachtergrond niet op de hoogte zijn van dit probleem. Dit omdat in het land van herkomst heel andere problemen hogere prioriteiten hebben. Ik heb ooit aan enkele familieleden proberen uit te leggen wat global warming is en ik werd uitgelachen. Onwetendheid speelt een grote rol. Als het klimaat meer aandacht krijgt in de media, dan zullen meer mensen het begrijpen en er wat aan willen doen.’

EHRM verbijstert slachtoffers Turks staatsgeweld

0
‘Met haar uitspraak heeft het Hof tegen Turkije zoveel gezegd als ‘We accepteren deze slachtpartij, ga door en bega er nog grotere’.’

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft uitspraak gedaan in een zaak die door velen gezien wordt als lakmoesproef voor gerechtigheid. Het betreft de door de Turkse staat geïnitieerde orgie van geweld in de stad Cizre tijdens het uitgaansverbod dat eind 2015 werd ingesteld toen Koerdische militanten in verschillende steden in het overwegend Koerdische zuidoosten zelfbestuur uitriepen. Het in Straatsburg gevestigde Hof verklaarde de namens Orhan Tunc en Ömer Elci ingediende zaak niet-ontvankelijk. Tunc en Elci waren twee van de meer dan honderddertig dodelijke slachtoffers van Turkse veiligheidstroepen die tussen december 2015 en februari 2016 drie gebouwen in Cizre omsingelden. Volgens Human Rights Watch hebben die troepen ‘opzettelijk en illegaal ongeveer honderddertig mensen die in de kelders zaten ingesloten – waaronder ongewapende burgers en gewonde strijders – gedood’.

In haar argumentatie stelde het EHRM dat ‘niet alle nationale rechtsmiddelen waren aangewend’, wat zoveel wil zeggen dat de eisers hun zaak eerst voor het Turkse Constitutioneel Hof hadden moeten brengen alvorens naar Straatsburg te stappen. Gewoonlijk kunnen partijen hun zaak pas in Straatsburg voorleggen wanneer het hoogste hof van beroep in hun eigen land zich tegen hen heeft uitgesproken. Het Europese Hof maakte eerder uitzonderingen hierop, maar achtte dat ditmaal niet nodig. Het is onwaarschijnlijk dat het Hof anders oordeelt in de drieëndertig resterende zaken die families van de slachtoffers hebben aangespannen.

De advocaten van Tunc’ familie zeiden verbijsterd te zijn, omdat het Hof zich eerder uitsprak in het voordeel van het slachtoffer. Dat was in januari 2016, toen Tunc gewond was, maar nog leefde. Het Constitutioneel Hof verwierp toen zijn beroep om het uitgaansverbod op te heffen en de militaire operaties op te schorten zodat hij zich kon laten behandelen voor zijn verwondingen. Ook weigerden de autoriteiten Tunc een ambulance om hem naar het ziekenhuis te brengen. Kort daarop overleed hij.

Voorzitter Öztürk Türkdogan van de Turkse Associatie voor de Mensenrechten betreurde de uitspraak en zei dat deze haaks staat op het eerdere standpunt van het Hof in deze zaak. Tegen Al-Monitor zei hij dat de uitspraak de slachtoffers achterlaat met een ‘onomkeerbaar gevoel van onrecht’. Ook beschuldigde hij het EHRM ervan samen te spannen met Turkse diplomaten en leden van de rechterlijke macht die ‘onophoudelijk in Straatsburg lobbyen’. ‘Vanaf vandaag is het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens een dode letter’, stelde Türkdogan.

Prominent cyberrechtenactivist en EHRM-criticus Yaman Akdeniz twitterde: ‘Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens legitimeert het Turkse Constitutioneel Hof door het als een doeltreffend middel te kwalificeren’. Tunc’ weduwe Güler oordeelde nog harder. Tegen Al-Monitor zei ze dat het EHRM met deze uitspraak ‘geen recht heeft gesproken, maar een misdaad tegen de menselijkheid heeft begaan. Met haar uitspraak heeft het tegen Turkije zoveel gezegd als ‘We accepteren deze slachtpartij, ga door en bega er nog grotere’. Dat is de boodschap die vandaag is afgegeven.’

Tunc stierf samen met zijn broer Mehmet, een plaatselijke Koerdische ambtenaar. Ze werden geïdentificeerd aan de hand van hun overblijfselen – ‘een paar botten’, meldde de BBC. Veel van de slachtoffers zouden zijn verbrand als gevolg van de granaten die op de gebouwen werden afgevuurd. Tunc was weliswaar zwaargewond, maar zijn familieleden benadrukken dat hij gered had kunnen worden als de autoriteiten hem met een ambulance hadden laten vertrekken.

Een plausibele verklaring voor de terughoudendheid van het Hof om zulke zaken in behandeling te nemen is de grote omvang van het aantal zaken dat explosief toenam nadat de regerende AKP-partij dissidenten en oppositie keihard aanpakte in de nasleep van de mislukte coup in 2016. Alleen al in 2018 werden in totaal eenenzeventighonderd aanklachten tegen Turkije bij het Hof ingediend, wat Turkije een dubieuze vierde plaats opleverde na Rusland, Roemenië en Oekraïne. Het Hof complimenteerde Turkije echter ook. Dit voor het feit dat het vorig jaar honderdzesenveertig zaken zelf afhandelde, voordat het EHRM een vonnis uitsprak – een verdubbeling ten opzichte van 2017.

Een van de meest prominente zaken die het Straatsburgse Hof voorgelegd kreeg, is dat van Selahattin Demirtas, de gevangen vice-voorzitter van de Democratische Volkspartij (HDP). Demirtas staat honderdvierenveertig jaar gevangenisstraf te wachten wanneer hij schuldig wordt bevonden aan terrorisme, een aanklacht die gebaseerd is op flinterdun bewijs. Een andere zaak is die van de wereldberoemde filantroop Osman Kavala, die al vierhonderdvierenzestig dagen vastzit in afwachting van zijn proces. Ook bij Kavala zijn de aanklachten uiterst dubieus. In november riep de EHRM Turkije op om Demirtas vrij te laten. Het Hof oordeelde dat de verlenging van zijn detentie tijdens de presidents- en parlementsverkiezingen van 2018 bedoeld was om het politieke discours in te perken en het pluralisme te kortwieken.

In 1954 ondertekende Turkije het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en in 1990 erkende het land de bevoegdheden van het Europese Hof – dit alles in het kader van de nu opgeschorte inspanningen om lid te worden van de Europese Unie. Die ratificatie door Turkije betekende gerechtigheid voor duizenden Turkse burgers, en dan met name voor de Koerden die in de jaren negentig het slachtoffer werden van grootschalige misstanden tijdens de verschroeide-aarde-campagne van het Turkse leger tegen diezelfde militanten die nu, twintig jaar later, op zo’n onverantwoorde manier de gewapende strijd naar stedelijke gebieden als Cizre hebben gebracht – en zich daarmee heel erg vervreemd hebben van degenen die ze claimen te verdedigen.

Amberin Zaman is een senior correspondent die exclusief voor Al-Monitor verslag doet vanuit het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Europa. Als columniste bij Al-Monitor analyseerde Zaman de afgelopen vijf jaar de politieke situatie in Turkije, Irak en Syrië en schreef ze de dagelijkse nieuwsbrief Briefly Turkey. Eerder schreef Zaman over Turkije, de Koerden en de regionale conflicten voor The Washington Post, The Daily Telegraph, The Los Angeles Times en Voice of America. Tussen 1999 en 2016 werkte ze als Turkije-correspondent voor The Economist.

Dit artikel verscheen eerder op www.al-monitor.com en is voor de Kanttekening vertaald door Mark van Harreveld.

Partijdemocratie cruciaal voor Nederlandse democratie

0

Ik ben lid van een politieke partij. Het CDA in mijn geval. Samen met verschillende partijgenoten heb ik me de afgelopen maanden met succes ingezet voor verruiming van het kinderpardon. Hierdoor kunnen kinderen zonder Nederlands paspoort – maar die wel in de Nederlandse samenleving geworteld zijn – uitzien op een verblijfsvergunning. De inzet van veel CDA-leden om dit doel te bereiken, heeft ertoe bijgedragen dat de Tweede Kamerfractie tot een nieuw inzicht kwam. Tijdens het partijcongres van februari 2019 was de euforie onder leden groot. Het kinderpardonakkoord was niet alleen een overwinning voor kinderen in de meest kwetsbare en onzekere posities, maar ook voor de partijdemocratie. Alhoewel het ledental bij veel partijen afneemt – zo verloor het CDA in een jaar vijfendertighonderd leden – lijkt de partijdemocratie terug van weggeweest. Juist omdat meerderheden steeds moeilijker te smeden zijn in politiek Den Haag, zijn partijen steeds kwetsbaarder voor ‘gedoe’ en ‘onrust’. Dat biedt kansen voor het ‘gewone’ lid.

Het is voor mij lastig om over de interne partijdemocratie van andere partijen dan het CDA te praten, maar ik ga ervan uit dat die verschillen relatief klein zijn. Nagenoeg elke politieke partij is een democratische vereniging waarin leden bijdragen aan de belangrijkste keuzes. Denk aan het op- en vaststellen van verkiezingsprogramma’s, kandidatenlijsten en het bepalen van de strategische koers en standpunten van een partij. Hiermee hebben leden rechtstreeks invloed op het doen en laten van politieke partijen in de Tweede (en Eerste) Kamer en daarmee invloed op de nationale politiek. Het is in de regel eerder een kwestie van partijcultuur dan van partijstructuur of leden ook in de praktijk zoveel invloed hebben. Persoonlijk voel ik me een onafhankelijke geest en neem ik de ruimte om mijn gedachten, hoe kritisch ook, vrijelijk te uiten. Dat leverde me in 2015 onder andere de Jan Peter Balkenende Award op binnen het CDA. Ik beschouw dat als een eervolle aanmoediging om me als lid actief te blijven inzetten voor onze christendemocratische idealen, ook als mijn geluid soms ongewenst is.

Maar ik weet ook dat sommige van mijn partijgenoten het niet aandurven om tegen de lijn van de politieke leiding in te gaan. Zij willen het liefst altijd de rust en samenhang behouden, ook als het ten koste gaat van het respecteren van de grondbeginselen c.q. ideologische bestaansredenen van een partij. En belangrijker nog: het niet tegen de haren van de partijleiding in durven te strijken, kan ertoe leiden dat de politieke top niet de goede keuzes maakt voor mens en maatschappij. Terwijl een politieke partij juist is opgericht om de samenleving te dienen en niet om zichzelf of haar politieke leiding te behagen. Politieke partijen zijn immers ideologisch gedreven verenigingen met een maatschappelijk doel en geen technocratische clubjes die zorgen dat de politieke banen- en beleidsmachine optimaal kan blijven draaien.

Onze democratische rechtsstaat en samenleving zijn gebaat bij een levendige, meerpartijendemocratie. De interne partijdemocratie komt slechts zelden aan bod in het maatschappelijk debat over onze democratie, maar is – hoe indirect ook – van wezenlijk belang. Partijdemocratie zorgt ervoor dat ideologie het wint van macht. Dat de belangen van velen worden verkozen boven het belang van enkelen. Dat de lange termijn prevaleert boven de korte termijn. En dat er maatschappelijk draagvlak is voor publiek beleid, waardoor de kwaliteit en uitvoerbaarheid van dat beleid beter is. Juist nu hebben leden van politieke partijen meer invloed dan ooit tevoren. Als CDA-leden massaal opstaan voor verruiming van het kinderpardon, leidt dat binnen een aantal maanden tot een kinderpardonakkoord. Waarom zou hetzelfde voor andere onderwerpen ook niet kunnen lukken bij partijen als de VVD of de SP?

Ik hoop van harte dat de 2,5 procent van onze bevolking die lid is van een politieke partij – slechts driehonderdvijftienduizend Nederlanders – lid blijft vanwege de idealen van hun partij. En als dat zo is, roep ik hen op massaal hun stem binnen de partij te laten horen. Via partijcongressen en debatten. Draag zelf bij aan de inhoudelijke discussie die we soms zo enorm missen in de Tweede Kamer en houd daarmee je eigen Haagse politici scherp en alert. Voed hen met je eigen ideeën en ervaringen uit de dagelijkse praktijk en ga binnen je partij op zoek naar medestanders. Maak verbindingen met partijgenoten door heel het land en haal het maximale uit je democratische recht als lid van een politieke partij. Een goed functionerende democratie kan niet zonder actieve burgers die staan voor de goede zaak. En een goed functionerende democratische politieke partij kan ook niet zonder actieve leden die staan voor de idealen van hun partij. Op naar het volgende Haagse akkoord dat mede dankzij actieve leden tot stand komt!

Heeft antiracisme zijn beste tijd gehad?

0
In de jaren negentig gingen nog tienduizenden mensen de straat op tegen racisme, maar tegenwoordig is dat ondenkbaar. Wat is er veranderd in Nederland? ‘Echt heel Nederland was aan het demonstreren, van links tot rechts, kerk tot maatschappelijke organisatie, migranten en vluchtelingen.’

‘Ik loop mee, want als straks de fascisten aan de macht komen, is het te laat.’ Het is 1992 en het journaal interviewt deelnemers aan een antiracistische demonstratie – de grootste die Nederland ooit heeft gezien. ‘Maar deze keer zal dat niet gebeuren’, zegt de jonge deelnemer. ‘Deze keer zijn wij eerder op straat dan de fascisten.’ Toenmalig burgemeester van Amsterdam Ed van Thijn verzucht triomfantelijk: de opkomst is ‘veel meer is dan ik ooit had durven dromen’. Maar liefst vijfhonderd organisaties hebben zich onder de naam ‘Nederland Bekent Kleur’ aangesloten bij de optocht van zo’n tachtigduizend man, vermeldt de voice-over, ‘toen de kop van de staart op het Museumplein was, stond de staart nog op de Dam’. ‘Mij zegt dit heel veel’, vertelt een zwarte man aan de cameraploeg, terwijl hij met een lach om de lippen om zich heen kijkt. ‘Het blijkt dat de Nederlandse bevolking toch om hun minderheden geeft.’

Zevenentwintig jaar later, anno 2019, ziet Nederland er heel anders uit. Zo’n massa die de demonstratie tegen racisme op de been bracht, is sindsdien nooit meer gezien. Ook al bleef het racisme in Nederland gewoon toenemen – jaar na jaar, tot grote winsten in het parlement aan toe. Tegelijk lijkt de antiracismebeweging aan invloed gewonnen te hebben in de samenleving. Er lopen geen massale demonstraties, maar toch wordt Zwarte Piet teruggedrongen en is een diversiteitsbeleid vanzelfsprekend aan het worden. Hoe is de antiracismebeweging in Nederland veranderd de afgelopen jaren – en misschien nog belangrijker: is het gebrek aan demonstraties een teken dat antiracisme haar beste tijd heeft gehad? De Kanttekening sprak met betrokkenen en experts voor een antwoord.

Krakers met tomaten
‘Linkse organisaties zitten zeker in het defensief’, geeft Abdou Menebhi toe. Menebhi is voorzitter van het Marokkaans-Nederlandse informatiecentrum EMCEMO en één van de oprichters van Nederland Bekent Kleur. ‘‘92 was echt een uniek geval. Een aantal antisemitische incidenten en de Centrum Partij (kleine racistische partij uit de jaren tachtig en negentig, red.) in de Kamer baarden ons al zorgen. Toen werd er in Antwerpen een synagoge aangevallen. Dat heeft mensen wakker geschud – ook de grote organisaties. Allerlei clubjes zijn bij elkaar gekomen onder de naam Nederland Bekent Kleur om het protest te organiseren. De FNV steunde het ook en faciliteerde veel: door hen kregen mensen treinkaartjes en vrij van werk. Ook politici waren er, waaronder premier Ruud Lubbers.’ Menebhi grinnikt bij de herinnering: ‘Krakers hebben hem toen nog bekogeld met tomaten. Echt heel Nederland was aan het demonstreren. Van links tot rechts, kerk tot maatschappelijke organisatie, migranten en vluchtelingen. Iedereen.’

‘Vroeger was racisme taboe – na de aanval op de synagoge schrok men oprecht. Hoe kan zoiets nog gebeuren, vroegen ze zich af. Maar daarna is racisme normaal geworden.’ Als voorbeeld noemt Menebhi een actie uit 1986 tegen de verkiezing van de Centrum Partij in de gemeenteraad van Amsterdam. ‘Duizenden mensen hebben het stadhuis geblokkeerd, met de leus ‘geen racisten in de raad’.’ In 2018 werd weer zo een demonstratie georganiseerd tegen de komst van Forum voor Democratie in de gemeenteraad, maar lieten alle partijen het afweten (behalve Bij1, red.). ‘We hebben zelfs een compromis aangeboden door het racisme te noemen in plaats van racisten, maar het hielp niet’, verzucht Menebhi. ‘In de jaren tachtig werd een compleet cordon sanitaire georganiseerd tegen de Centrum Partij, maar nu wordt over racisme gezegd: ‘Dat is democratie’.’

Ik, racistisch?!
Volgens Menebhi is er twijfel gezaaid over moslims en vragen politici zich nog af of ze het voor hen op moeten nemen. ‘Het individualisme is groot geworden.’ Ook heeft de anti-Zwarte Pieten-beweging veel mensen opgeschrikt. ‘Wat is dit nu, dat is toch onze cultuur?’ vragen veel mensen zich af. Nu racisme duidelijker is geworden, is de steun aan antiracismebewegingen afgenomen. Duidelijker maakt moeilijker, want iedereen heeft een beetje racisme in zich’, zegt Menebhi met een lachje.

Het gebrek aan zelfreflectie wordt ook opgemerkt door antiracist van de nieuwe slag, Leroy Lucas. ‘Racisten, dat waren de ‘anderen’ – de skinheads in nazi-pak. Dan is het makkelijker. Maar zodra het jouw buurman of jouw oom wordt, is het heel anders – het is niet makkelijk om hen met hun racisme te confronteren.’ Met overslaande stem demonstreert hij de reactie: ‘Ík, racist?! Nee joh, ben je gek! Ik geef geld aan Afrika!’

Lucas protesteert al sinds 2012. ‘In ben gewoon aangesloten bij de anti-Zwarte Piet-demonstratie in Utrecht, georganiseerd door Utrecht in Actie. Vanaf toen ben ik steeds actiever geworden. We ervaren allemaal racisme: mijn moeder heeft het ervaren, ik ben het aan het ervaren – ik wil niet dat onze kinderen ons later vragen: waarom hebben jullie niets gedaan? We zitten nog steeds in dezelfde shit!’

‘Quinsy en Jerry waren de katalysator voor mij.’ Lucas heeft het over het prille begin van de anti-Zwarte Pieten-beweging, toen bij de Sinterklaasintocht in 2011 Jerry Afriyie en Quinsy Gario een T-shirt droegen met ‘Zwarte Piet is racisme’ – en vervolgens hardhandig werden gearresteerd. ‘Ik had altijd al het gevoel: dit zaakje stinkt. Toen zag ik hen: zij hadden gewoon een T-shirt aan en dat was al te veel? Toen wist ik: we need to do something.’

Op zoek naar identiteit‘Ik zeg niet dat de mobilisatie zoals in 1992 niet meer kan gebeuren, maar voor witte Nederlanders is het wellicht minder vanzelfsprekend om mee te lopen,’ zegt socioloog en professor Jan-Willem Duyvendak. ‘Het is nu vooral een zwarte groep die mobiliseert.’ Volgens Duyvendak is dit is het gevolg van enkele lange processen, zoals een starre verhouding met nationale identiteit.

‘In de jaren negentig lukt het nog enigszins om op te roepen tot kritische reflectie over de omgang met etniciteit. Daarmee stond men ook enigszins open voor het idee dat de Nederlandse samenleving in het verleden ook racistisch is geweest. Er was een zekere openheid naar het verleden. Dat verandert met de opkomst van Pim Fortuyn, het populisme en het nationalisme. Het zelfbeeld van Nederland wordt dat wij altijd aan de goede kant hebben gestaan – niet alleen in het heden zijn we fantastisch, we zijn altíjd al goed geweest. Het koloniale verleden van Nederland mag niet ter discussie staan, dan doe je afbreuk aan dat idee. Dit zie je op meer plekken: wanneer landen nationalistischer worden, krijgen ze een ingewikkeldere verhouding met hun verleden.

Zeker was er in Nederland in de zeventiende eeuw iets bijzonders aan de hand met religieuze vrijheid’, verduidelijkt Duyvendak, ‘maar het idee dat we sinds de zeventiende eeuw tot vandaag volstrekt tolerant zijn geweest, is een mythe. Dat is gewoon empirisch helemaal niet waar, maar het past wel heel erg in het idee dat we alleen maar goed kunnen zijn.’ En wie alleen maar goed is, hoeft niets tegen het eigen racisme te doen – laat staan demonstreren.

De VOC-mentaliteit
De opkomst van het nationalisme heeft meerdere effecten gehad, legt Duyvendak uit: ‘In eerste instantie ageerden de nationalisten vooral tegen de islam. Maar in de discussie van de afgelopen twintig jaar ging het steeds meer over: wat is nou de Nederlandse identiteit? Het heersende idee werd: ‘We hebben veel te weinig nagedacht over wat de Nederlandse identiteit is, maar als iets de Nederlandse identiteit is, is het wel dat we helemaal niet racistisch zijn.’ Dat idee zit er vanaf die periode heel diep in.

Die identiteit wordt vooral historisch verankerd in de zeventiende eeuw en de VOC-mentaliteit. Je ziet al die discussies ontstaan over de oprichting van een Nationaal Historisch Museum, van een historische canon, noem maar op. Dat gaat steeds meer over native Nederlanders. Daar vallen moslims buiten, maar daar worden ook zwarte Nederlanders buitengesloten. Er zit natuurlijk wel een denkfout in’, stelt Duyvendak, ‘het lijkt me dat heel veel mensen die in Suriname woonden en daar als slaven heen gebracht waren, ook deel zijn van de Nederlandse geschiedenis.’

‘Het is niet zo expliciet dat wordt gezegd: Nederland is alleen wit. Maar bij zwarte Nederlanders wordt wel geïmpliceerd dat ze niet in dezelfde mate Nederlander zijn. Op het moment dat zwarte Nederlanders dan ruimte claimen en zeggen: ‘Luister eens, wij vinden die Zwarte Pieten-traditie discriminerend’, dan zie je witte Nederlanders zeggen: maar hoe kun je dat nou zeggen? Wij zijn per definitie niet racistisch. Dus als zwarte Nederlanders zeggen dat witte Nederlanders racistisch zijn, betekent dat dat zwarte Nederlanders niet Nederlands zijn. Daarmee plaatsen zwarte Nederlanders zichzelf erbuiten. Dat klinkt ingewikkeld, maar dat is het eigenlijk niet.‘

Zwarte middenklasse
‘De afgelopen tien jaar zie je dat degene die als Nederlander wordt gezien steeds witter is geworden – heel veel Surinamers zagen zich als autochtone Nederlanders, maar door het Zwarte Pieten-debat hebben ze moeten leren dat ze toch minder als echte Nederlander worden gezien. En ondanks het debat over Zwarte Piet denkt een groep in Nederland nog steeds dat we echt niet racistisch zijn. Als het gemeentebestuur van Amsterdam dat verhaal van Nederlandse tolerantie mobiliseert, doet hij dat met de beste bedoelingen, om te zeggen dat we nu ook tolerant moeten zijn tegenover migranten. Maar het probleem is dat je met de mobilisatie van dat verhaal op den duur het tegenovergestelde bereikt, namelijk:  we zijn altijd goed geweest. Het kan nu misschien helpen om vluchtelingen welkom te heten, maar ik denk dat het uiteindelijk uitsluitend werkt.’

Er zijn ook nog andere factoren aan het werk, stelt Duyvendak. ‘Hedendaags antiracisme wordt gedragen door een nieuwe zwarte middenklasse die allerlei dingen niet meer accepteert. Dat is behoorlijk nieuw volgens mij – de demonstratie uit 1992 was, neem ik aan, behoorlijk wit.’

Lucas knikt vol herkenning. ‘We hebben nu een generatie die hier geboren is – die zien dat ze niet gelijk zijn aan hun witte tegenhangers en dat steekt. De mensen vóór mij zagen het racisme, maar waren meer bezig met het bouwen en opzetten van de basis – ze konden niet zoveel. Mijn moeder was hard aan het werk, ze had geen tijd voor demonstraties. Brood moest op de plank, want Leroy moest naar school. Maar nu is Leroy er en heb ik wat meer ruimte om me te bewegen – en velen met mij. En wij constateren: niet alles in deze ruimte is even gelijk. Ik heb ook de tijd, de energie en de wil om daar iets tegen te doen.’

Foto: Youtube – Ed van Thijn

Transformerende analyses
‘Het verhaal van antiracisme in Nederland is geen teloorgang, maar een transformatie’, stelt Duyvendak. ‘Antiracisme is een verschuivend doelwit. In 1992 was het echt wat anders. Toen dachten mensen nog dat heel veel dingen samenvielen. Onder de banier van antiracisme viel meer dan verschil op basis van huidskleur. Het ging toen ook bijvoorbeeld over discriminatie van gastarbeiders en migranten.’

Soms komt alles nog samen zoals vroeger, zegt Duyvendak: ‘Ik denk dat er tegenwoordig pogingen zijn om de discussies te verbinden. Zeker Bij1 probeert verschillende clubs te verenigen, om het ook te hebben over discriminatie op basis van huidskleur, religie en geaardheid – ze hebben de mond vol over ‘intersectionaliteit’ (het idee dat verschillende categorieën van onderdrukking kunnen overlappen, red.). Maar ik denk daarentegen zeker dat de discussies rondom om huidskleur op zichzelf zijn gaan staan. De mobilisatie van zwart Nederland is succesvoller. Voor zover er rondom islamofobie wordt gemobiliseerd, is het defensief.’

‘Ik wil niet zeggen dat de discussies nooit meer samen kunnen komen, maar hoeveel moslims er tegen Zwarte Piet gedemonstreerd hebben, kun je je afvragen.’

Racisme en islamofobie hebben ook een verschillende aard. Er zit iets in islamofobie dat extreem massief is: volgens de islamofoben past de gehele cultuur niet bij Nederland, of de godsdienst kan nooit Nederlands worden. Over zwarte Nederlanders wordt wel geïmpliceerd dat ze geen Nederlanders kunnen zijn, maar wordt er ook keihard gegeneraliseerd over hun cultuur? Dat vraag ik me af.’

Duyvendak is niet optimistisch over het lot van de antiracistische organisaties uit de jaren negentig. ‘Ik denk dat er iets tragisch zit in die organisaties, omdat ze proberen om migratie door de lens van klasse en in marxistische termen te zien. Maar heel veel mensen denken niet meer zo: ze worden gediscrimineerd op basis van cultuur of godsdienst, die minderwaardig wordt genoemd. Dan kun je je wel heel boos maken over klasse, maar daarmee plaatsen klassieke antiracisten zich ook enigszins buiten de discussie.’

Losstaande discussies
Lucas snapt goed hoe de discussies zijn onthecht. ‘Ik denk dat bepaalde zwarte mensen zagen en zeiden: ons probleem is toch iets dringender dan de rest. Vaak hebben zwarte mensen aan het kortste einde getrokken. Maar ook veel te lang hebben we achterover geleund, wachtend tot de machthebbers dingen zouden veranderen – maar dat gebeurt niet.’

Hij is het niet helemaal eens met Duyvendak over de ernst van racisme en islamofobie: ‘Niet veel mensen zeggen letterlijk ‘Zwarte mensen zijn dom en lui’. Ze zeggen wel ‘Curaçao is een corrupt eiland met een achterlijke regering’. Dan doe je ook de mensen daar tekort. Voor zover de ‘domme racist’ bestaat, valt hij snel door de mand. Daarom verschuilen ze zich tegenwoordig achter de Baudets. Die zeggen eigenlijk hetzelfde, maar dan met peperdure woorden. Ze zijn ook even gevaarlijk.’

Lucas maakt de vergelijking met goede doelen: ‘Natuurlijk, alle ziektes moeten worden bestreden, maar het kankerfonds zal geen geld inzamelen voor slachtoffers van MS. Op die manier sta ik voor de pan-Afrikaanse beweging. De scherpte van wat wij vinden vervaagt als we niet voor onszelf opkomen. Dat doet de zaak geen goed, denk ik.’

Dat wil niet zeggen dat de raakvlakken totaal verdwenen zijn. ‘Er bestaan ook overlappingen, zoals economische teloorgang. En als een moslimbroeder of gay-man of vrouw wordt aangevallen, zijn we solidair, laat dat duidelijk zijn.’ Deze solidaire woorden brengt Lucas ook in de praktijk: ‘Toen we zagen dat de islamofobe organisatie Pegida actiever begon te worden in Utrecht, gingen we daar ook tegen demonstreren. Wij vinden dat er in Utrecht geen ruimte moest zijn voor welke vorm van racisme of discriminatie dan ook en voelden dat Pegida iets vertegenwoordigde wat we in Utrecht echt niet konden gebruiken. Samen met andere politieke en gelovige partijen – allerlei van zulk soort ‘linkse hoek’-mensen (Lucas lacht) – ‘hebben wij daartegen Utrecht Bekent Kleur opgericht.’

Oplossing
‘Zeker is de anti-Zwarte Pieten-beweging deel van de strijd’, zegt Menebhi. Hij vermoedt dat het relatieve succes van de anti-Zwarte Pieten-beweging verklaard kan worden door de concrete insteek. ‘Zwarte Piet is een heel duidelijk geval, waar ook duidelijke taal voor te vinden is. ‘Zwarte Piet is racisme’ is een goede boodschap.’ Voor Menebhi is die duidelijke taal een puzzelstukje voor nieuw succes. ‘Je behaalt geen succes alleen omdat je gelijk hebt. Het is een combinatie van de juiste boodschap en een stuk professionalisering. Flyeren werkt niet meer, mensen lezen niet twee A4’tjes. De nieuwe manier is door sociale media – we proberen dat te professionaliseren.’ Menebhi zegt dat er al mensen mee aan de slag zijn. ‘We hebben groepen die met sociale media aan de slag gaan. Maar we zijn allemaal vrijwilligers, het gaat echt uurtje bij uurtje’.

Ook de juiste boodschap zoeken is nog moeilijk. ‘De goede boodschap van tien jaar geleden is niet de goede boodschap van nu. Je moet altijd op zoek naar een boodschap die bindender, korter en concreter is.’ Zo’n boodschap vinden is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan, erkent Menebhi: ‘Je moet altijd optimistisch en principieel blijven, in elk geval. Ook moet je een duidelijk uitgangspunt hebben. Bij ons is dat mensenrechten die niet gerespecteerd worden. Vrijheid? Prima, iedereen is voor vrijheid – maar in de praktijk is dat anders. De boodschap moet makkelijk, bindend en concreet. Een symbolische actie, waarom niet? Maar ons doel is vooral de mobilisatie van mensen. Een conflict kan helpen, maar dan moet je wel nadenken: gaat het conflict mensen of alleen activisten mobiliseren? Onze boodschap is breder – we willen niet alleen vandaag actievoeren, maar we kijken ook naar de lange termijn. We willen een racismevrije samenleving.’

Social media
Over de rol van sociale media is Duyvendak sceptisch. ‘Ik denk dat de vraag is: waarom hebben de oude organisaties zichzelf niet vernieuwd? Andere bewegingen die uit die tijd stammen, zoals de milieubeweging, hebben zichzelf wel vernieuwd en geleerd met nieuwe media om te gaan. De oudere antiracistische organisaties hebben iets repeterends – ze komen nog met de leuzen van vroeger; ‘Hun strijd is onze strijd.’  Zij hebben geen analyse gemaakt waarom het minder gemakkelijk is om al die vormen van discriminatie op een hoop te gooien. Ik denk dat ze inhoudelijk de boot hebben gemist, geen nieuwe generaties hebben aangesproken en dus geen moderne technieken hebben leren gebruiken.’

Lucas meent daarentegen dat sociale media wel cruciaal zijn. ‘De veranderingen die nu wel plaatsvinden, komen door sociale media. Alles wat men aan het doen is, kan naar jouw kleine telefoontje gebracht worden. Mensen worden directer geconfronteerd met de issues die er gaande zijn en het wordt persoonlijker gemaakt. Antiracisme is niet per se succesvoller op dit moment dan vroeger. Mijn voorgangers hebben gedaan wat ze konden met wat ze hadden. Maar we zijn nu in andere tijden: er is veel meer belangstelling in de media voor zulke zaken. Die grote demonstratie heeft niet zoveel bewerkstelligd, maar twee mannen staan in een T-shirt waarin ze worden weggeslagen – zwart Nederland ziet dat en denkt: dit kan toch niet!’

Eindstation: gesprek
Uiteindelijk zijn grote demonstraties niet het doel, volgens Lucas. ‘Ik heb vooral aan manifestaties en demonstraties gedaan. Maar het meest succesvol was niet zozeer wat we deden op straat, maar wat we binnen deden – de gesprekken met het intochtcomité. Dat was ‘Utrecht In Dialoog’, waar tegenstanders en aanhangers van Zwarte Piet aan tafel gingen zitten. Eindelijk konden we praten! Dan zie je toch: goh, ik snap het. Het was een eye-opener. Ik begreep meteen waar de pijn zat voor heel veel mensen. Andersom denk ik dat ze mij ook begrepen: Zwarte Piet is geen deel meer van de officiële Sinterklaasintocht. Demonstratie is belangrijk, want dat vraagt aandacht voor zaken die eerst niet speelden. Maar nadat je aandacht hebt, is het belangrijk om te praten met partijen – daar gebeurt het.’

Maar ook Lucas ziet de grenzen van het gesprek. ‘Sommige angsten kan ik tegemoetkomen, maar met anderen kan ik gewoon niets. Mensen zijn hier ook niet opgegroeid en opgevoed met de juiste geschiedenis en informatie. Wat ze ooit hebben geleerd is vastgeroest – dat gaat niet meer veranderen. De hoop ligt bij de nieuwe generatie.’ Om anno 2019 tachtigduizend mensen op de been te brengen, moet er volgens Lucas bewustwording komen. ‘Het is een probleem van ons allemaal. Vooral zwarte Nederlanders raakt het fysiek, maar witte Nederlanders raakt het in hun humaniteit. Maar ik hoop dat we niet meer tot zo’n demonstratie hoeven te komen. Want we moeten niet slechts vragen, maar beleid creëren.’

De ene God is de andere niet

0

Het hoorde tot de opvallende faits divers in het nieuws van de afgelopen weken: ex-PVV-politicus Joram van Klaveren, ooit fanatiek bestrijder van de islam, is moslim geworden. Het Haagse gewezen PVV-raadslid Arnoud van Doorn ging hem daarin al in 2012 voor: ook een transformatie van ‘moslimbasher’ naar ‘moslimknuffelaar’, om even naar de gangbare twitterterminologie te grijpen.

Van Saulus tot Paulus, om nu het bekendste bijbelse voorbeeld te nemen: dat blijft toch altijd een verbazingwekkende stap. Om te beginnen moet dan ook gezegd worden dat die stap niet zo vaak voorkomt. Christenen die moslim worden, moslims die christen worden, of christenen die de katholieke variant voor een protestantse inruilen, dan wel omgekeerd – ze zijn er, ook in Nederland, maar zij blijven een minderheid, het gaat niet om vele duizenden per jaar. De meeste Europeanen die de geloofsgemeenschap waarbinnen zij ‘als vanzelfsprekend’ opgegroeid zijn op een gegeven moment vaarwel zeggen, worden nadien niets.

Meestal is dat dan omdat ze niet meer in de belangrijkste leerstellingen geloven en de daarvan afgeleide leefregels als een knellend korset zijn gaan ervaren. Secularisatie, niet bekering tot een nieuwe Waarheid, is in ons werelddeel het gebruikelijke patroon – daarbuiten ligt dat overigens anders. Denk aan de groei van de Pinkstergemeentes ten koste van de katholieke kerk in Latijns-Amerika – belangrijk deel van de aanhang van de nieuwe Braziliaanse president Bolsonaro – of juist van de katholieke kerk in het Verre Oosten en India.

Van bestrijding van een geloof naar bevrijding door datzelfde geloof is dan een nog grotere stap. Want alhoewel elk geloof, mits het iets voorstelt, toch op een of andere wijze pretendeert de waarheid in pacht te hebben en dus de waarheden van de anderen uit te sluiten, staat het zich afzetten tegen andere godsdiensten in het alledaagse leven van de meeste gelovigen niet centraal. Zeker, er zijn in de liturgie soms wat vaste, sleetse formules over ketters en ongelovigen te vinden – waarbij ketters erger dan ongelovigen zijn, omdat de laatsten het licht niet hebben gezien en dus niet beter kunnen weten, terwijl de ketters het licht wel hebben gezien maar er vervolgens niets van willen weten.

Maar daarop wordt in Europa in de regel niet te veel nadruk gelegd; theologische scherpslijpers zijn in de minderheid. Die vindt men overigens vaak vooral in de kring van convertieten, die immers bewust een keuze tot overstappen hebben gemaakt en die vervolgens – voor zichzelf en voor de buitenwacht – moeten legitimeren, waar de meeste mensen hun geloof hebben geërfd, en niet beter weten dan dat zij net als de rest van hun familie zijn wat ze zijn. De eigen geloofsgemeenschap is hun ‘natuurlijke’ habitat. Zij hebben niet plots als Saulus-Paulus het licht van de goddelijke schijnwerpers gezien, maar zijn bij een langzaam in spaarstand aangaande schemerlamp religieus grootgebracht.

Bij Van Klaveren lijkt het nog een stap verder te gaan: het betreft niet een overstap van het ene ware geloof naar het andere ware geloof, maar vanuit het ongeloof naar een geloof. En dat is natuurlijk nog net iets opmerkelijker. Want alle godsdiensten delen tenminste één ding: het geloof in God. Weliswaar telkens een andere God, of tenminste een ander Godsbeeld, maar toch: het geloof in (een) God. Dat lijkt mij een basisvoorwaarde om je bij een godsdienst aan te sluiten.

Nu kan ik mij best voorstellen dat je na bestudering van geschriften die je eerst, zonder ze te lezen, als kwalijk verketterd hebt, tot de constatering komt dat die geschriften toch géén kwalijke gedachten en misschien zelfs wel heel diepe wijsheden bevatten. Misschien dat ik dat na lezing van bepaalde bijbelverzen of soera’s ook zou concluderen: dat hebben ze indertijd toch heel mooi gezegd en daar kunnen we ook nu als mensen anno 2019 nog best wat mee.

Alleen – en dat zou voor mij, zelfs als ik dat bij pakweg negentig procent van hun oude teksten zou concluderen, toch een belangrijke belemmering vormen om mij vervolgens als christen of moslim te beschouwen – leidt die constatering van lofwaardig mensenwerk niet automatisch ook tot een geloof in God. Ik kan de onbaatzuchtige daden en hoogstaande morele opvattingen van sommige gelovigen prijzen en waarderen, zonder ook meteen dát over te nemen.

Dus de cruciale vraag is: wat heeft Van Klaveren ertoe gebracht om dat wél te doen? Het is namelijk dit waarin zijn overgang van islambasher tot islamadept essentieel verschilt van veel andere politieke sprongen van het ene naar het uiterste – bijvoorbeeld, zoals ze op 9 februari in de Volkskrant werden genoemd, die van marxist tot fascist bij de gewezen Duitse RAF-advocaat Horst Mahler, of nog veel eerder bij Mussolini (ofschoon het bij de Duce eigenlijk al iets ingewikkelder lag).

Hierop wordt dan vaak het hoefijzermodel losgelaten: les extrèmes se touchent. Radicalen kunnen niet leven met de onvolkomenheid en complexiteit van de wereld en brengen daarom al het Kwaad tot één kernoorzaak terug. Welke dat is, is dan vaak tijdgebonden en dat verklaart soms zulke switches op latere leeftijd. De Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging was op zijn twintigste radicaal marxist, op zijn dertigste radicaal libertair, op zijn veertigste radicaal conservatief. Ik heb indertijd eens in een debat vriendelijk geïnformeerd wat hij nog niet had gehad en op zijn vijftigste zou zijn. Hij vond dat geen leuke vraag.

Afgaande op de uitlatingen van Van Klaveren in een ander Volkskrant-katern diezelfde negende februari is hij overigens een gematigde convertiet. Als één van zijn fouten beschouwde hij het feit dat hij de islam vroeger exclusief aan het wahabisme gelijk had gesteld, waarvan hij niets moest hebben. En dat moet hij nu nog steeds niet – anders dan andere bekeerden is hij nu niet de jihad gaan prijzen die hij vroeger zo fel bestreed. Wat dat betreft toch geen echte Paulus.

‘Ik ben erg blij dat ik in Oman woon’

0
Oman heeft een grote aantrekkingskracht op expats. Wat maakt dat mensen van over de hele wereld hier willen werken? ‘Ik ben laag begonnen met een simpel baantje in de bouwsector en heb nu mijn eigen bouwbedrijf.’

De expatgemeenschap in het sultanaat van Oman is divers en relatief groot. Sinds de ontdekking van olie in het land, ruim vijftig jaar geleden, heeft Oman een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Het krijgt daarbij hulp van expats over de hele wereld. Er zijn grote gemeenschappen uit Bangladesh, India en Pakistan, die vaak in de landbouw of de bouw werken. Het huishouden wordt vaak gedaan door dienstmeisjes uit voornamelijk Sri Lanka, Afrikaanse landen en de Filipijnen. Ook werken er mensen uit Amerika, Zuid-Afrika, Europa, voornamelijk in de olie- en gassector of in de bouw.

Rijk en nederig

Het sultanaat van Oman was vanaf de laat zeventiende eeuw tot begin twintigste eeuw een invloedrijke staat. Met Muscat als één van de belangrijkste haven- en handelssteden in de Perzische Golf-regio. Toch was het tot zo’n vijftig jaar geleden met de ontdekking van olie dat Oman tot de snelst ontwikkelende landen begon te horen. Een groot deel van de economie is gebaseerd op toerisme, dadels en landbouw – dus niet alleen op olie. Het salaris ligt voor de meeste expats hoog en aangezien het land ook politiek stabiel is, is het voor veel buitenlanders een aantrekkelijk land om in te wonen en te werken. De sultan Qaboes bin Said al-Said regeert al sinds de jaren zeventig en wordt door veel mensen in Oman geprezen.

Amir is vijfenvijftig jaar en komt uit Bangladesh. Hij woont al vijfendertig jaar in Muscat en heeft de stad zien veranderen. ‘In het begin was Muscat een klein dorp, maar

het heeft zich de afgelopen vijfendertig jaar enorm ontwikkeld. Ik ben laag begonnen met een simpel baantje in de bouwsector en heb nu mijn eigen bouwbedrijf. Ik heb het heel druk met mijn bedrijf, omdat er veel wordt gebouwd in Oman. Mijn bedrijf voorziet nu het bouwmateriaal voor een grote moskee vlakbij het vliegveld.’ Amir is één van de weinigen die zich zo omhoog heeft kunnen werken. Hij rijdt in een luxe auto, maar blijft nederig en is dankbaar dat hij in Oman woont. ‘De Omani’s zijn heel aardige mensen, ze behandelen je als gelijke. Het is een land van discipline. De sultan zorgt goed voor zijn mensen, hij geeft het geld uit aan de ontwikkeling van zijn land en steekt het niet in zijn zakken. Ik ben erg blij dat ik in Oman woon. Het is veilig, je kunt ‘s avonds als man of vrouw gewoon alleen over straat lopen. Dat is anders dan in mijn land, waar veel criminaliteit heerst.’

Wie een paar dagen in Muscat doorbrengt, merkt dat over alles is nagedacht. Overal zijn prachtige bloemperken aangelegd, worden grasvelden goed bijgehouden en overal wordt het afval opgeruimd. Wolkenkrabbers zie je nauwelijks en de meeste huizen zijn schijnend wit. Er is een mooi onderhouden strand waar expats hardlopen en ook in de hoofdstad zie je veel exotische vogels. Muscat ligt tussen de bergen en in de vorm van een strook reikt de stad zich met haar buitenwijken kilometers uit.

Grappende baas

Khaled (53) werkt sinds een jaar in Muscat bij het ministerie van Gezondheid. Hij is dolblij dat hij in Oman woont. ‘Ik heb negen jaar bij het ministerie van Gezondheid in Saoedi-Arabië gewerkt. Het leven daar is erg strikt. Ik heb gezien hoe de politie winkels sluit en mensen arresteert als deze tijdens het gebed open bleven. Iedereen moet naar de moskee en vrouwen hebben bijna geen eigen plek in het publieke leven. Alles is voor mannen. In Oman is alles veel vrijer. Als iemand jou moet vertellen dat je naar de moskee moet, dan geloof je niet. Je gelooft pas, als je zelf de keuzes maakt die bij jou religie horen. In Oman hebben ze dat door. Daarbij zijn de Omani’s erg aardige mensen. Toen ik voor het eerst een sollicitatiegesprek had, begon de baas grapjes te maken over Egypte en Oman. Het was een heel ongedwongen, informele sfeer. Dat zul je in Saoedi-Arabië niet tegenkomen.’ Volgens Khaled is dat ook te danken aan de sultan. ‘De sultan heeft ervoor gezorgd – anders dan in de Emiraten – dat Oman zijn eigen karakter en tradities heeft behouden. Mijn broer werkt in de bouw en tot jaren geleden mocht er in veel delen van de stad niet hoger gebouwd worden dan drie verdiepingen. Nu begint dat iets te veranderen, maar de huizen moeten in het centrum nog steeds wit zijn. De sultan heeft ervoor gezorgd dat het land zich enorm snel ontwikkelt, zonder dat het haar traditionele identiteit te veel verliest.’

Schone schijn

Maar niet iedereen is enkel positief over Oman. Judith (39) uit Nederland woont hier nu negen jaar en hoort en ziet andere verhalen. ‘Voor veel mensen is Oman een goede plek, omdat de situatie in hun eigen land veel erger is, dus zullen veel mensen ondanks de nadelen blij zijn om in Oman te werken. Maar wij hebben een Omaans gezin naast ons wonen en daar wisselen bijvoorbeeld de dienstmeisjes elk jaar, terwijl een normaal contract twee jaar duurt. Onze hulp uit Sri Lanka is al zes jaar bij ons. Het is normaal voor de Omani’s om mensen uit de Aziatische en Afrikaanse cultuur minderwaardig te behandelen. En in sommige gevallen wordt hun paspoort afgepakt. Er wordt vaak van de hulpen verwacht dat ze 24/7 werken voor een laag salaris, zo’n honderdvijftig euro per maand. Daarom zijn veel mensen blij als ze voor een westers gezin werken, omdat het salaris veel hoger ligt, je twee dagen van de week weekend hebt en je niet als slaaf wordt behandeld.’ Judith houdt van Oman vanwege de schoonheid van het land. ‘Oman is zo ontzettend mooi. Er werken en wonen ook veel Nederlanders. Samen gaan we elk weekend de bergen in; we hiken en kamperen. Er zijn zo veel outdoor-activiteiten, het is geweldig. En er is veel minder stress dan in Nederland. Verder zijn de Omani’s heel aardige mensen als je ze net leert kennen. Maar als je hier iets langer woont, dan begin je ook de slechte kanten te zien. Zo gedragen velen zich toch wel arrogant en superieur. De zoon van onze Omaanse buren komt hier elke dag spelen. Wij worden vaak bij hen op de koffie uitgenodigd, maar andersom komen zij niet vaak bij ons. In hun ogen zijn we te liberaal en vinden ze al snel dat we te bloot gekleed gaan.’

Daniel is tweeënveertig jaar en komt ook uit Nederland. Hij is werkzaam bij een Omaans oliebedrijf en merkt de cultuurverschillen op zijn werk. ‘Bedrijven moeten een bepaald percentage lokale mensen aannemen. Mijn baas komt uit Oman, hij is erg lui en schuift vaak alle verantwoordelijkheid van zich af. Ik werk nu zeven jaar in Oman en het is soms zo moeilijk en frustrerend om iets gedaan te krijgen. Op een dag had hij zijn vinger gebroken en kwam hij twee weken niet opdagen op het werk. Als Nederlander sta je de volgende dag weer op je werk. Ook hebben Omani’s overal werkers voor. Het zware, lastige werk doen ze niet zelf, maar bij westerse buitenlanders hebben ze het gevoel dat hun banen worden ingepikt. Als ze klaar zijn met studeren, verwachten ze dat ze meteen de managementfunctie krijgen, terwijl ze nog helemaal niets kunnen. De functies in de bouwsector en gas en olie, waar veel expertise bij komt kijken, worden vaak door de buitenlanders ingevuld.’

Mira uit Sri Lanka (49) is al vijf jaar de huishoudhulp van een Nederlands gezin. Ze woont zo’n twaalf jaar in Oman. ‘Ik heb hiervoor voor een Amerikaans, Cypriotisch en Schots gezin gewerkt. Allemaal waren het heel goede mensen. Als Sri Lankaanse vrouw werk je liever niet voor een Omaans gezin. Er zijn veel verhalen over misbruik en mishandeling. Ik merk dat veel Omani’s zich gedragen alsof ze beter zijn, alleen omdat ze geld hebben. In Sri Lanka bezit ik veel land en heb ik een groot huis, maar daar kun je geen geld verdienen en ik moet mijn kinderen onderhouden.’

Traditiegetrouw

Asma is achtentwintig, komt uit Oman en is getrouwd met haar neef Ismaël. Ismaël gelooft dat Omani’s wel een beetje discriminerend kunnen zijn. ‘We zijn eigenlijk best wel racistisch. In onze familie is het bijvoorbeeld niet toegestaan om buiten de familie te trouwen. We willen dat niet, omdat we onze familie hoog in het vaandel hebben staan.’ Asma is het hier niet mee eens. ‘We zijn niet racistisch, het is meer dat we onze cultuur en traditie willen waarborgen.’

Mohammed, de broer van Asma, woont in Muscat en is getrouwd met een Filipijnse. Zij willen het liefst het land zo snel mogelijk verlaten. De zomerse hitte is een reden, maar Jenna, de Filipijnse vrouw, heeft ook genoeg van het verstikkende familieleven. ‘Ze doen hun best om me te accepteren en ze zijn heel vriendelijk in mijn gezicht. Toch hebben we enorm veel problemen gehad in het begin met de familie, omdat ik Filipijns ben en ook nog eens katholiek. Eigenlijk is het nog steeds een moeilijk onderwerp voor ze. Zo zullen ze nooit tegen vrienden of familie vertellen dat ik Mohammeds vrouw ben. De familie schaamt zich voor ons verhaal.’

De Omani zullen hun tradities en normen en waarden die ze in eeuwen hebben opgebouwd niet zomaar loslaten. Alhoewel de laatste jaren veel meer mogelijkheden zijn en mensen open staan voor mensen uit andere culturen, zijn de Omani toch heel trouw aan hun tradities. De expats bewegen zich voort in een expatbubbel en als de werelden even samenkomen, kan dat tot verwarring leiden. Toch zijn de meeste expats erg blij zijn dat ze in Oman werken en wonen.

Hoe kijken Nederlanders met een migratieachtergrond tegen de driekleur aan?

0
Een politieman gooide eind vorig jaar de Nederlandse vlag op de grond. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’

Gele hesjes
Een Haagse politieman smeet op 29 december de Nederlandse vlag op de grond tijdens een demonstratie van de zogenoemde gele hesjes. De reacties in het land hierop varieerden van woede tot verdriet. Wat vinden ‘nieuwe Nederlanders’ van dit voorval?

De gele hesjes in Nederland protesteren al heel wat weken. Het initiatief is gekopieerd van de Franse gilets jaunes, die aanvankelijk de straat op gingen om te ageren tegen de verhoogde benzinebelastingen in dat land. In Nederland richtte men zich eerst ook op de accijnzen, maar al gauw werden meer zaken de demonstranten een doorn in het oog, zoals het immigratiebeleid, de zorg en het klimaatakkoord. Je zou kunnen zeggen, als er vijfhonderd gele hesjes zijn, zijn er vijfhonderd wensen, verlangens, eisen, doelen. De grootste gemene deler is echter de afkeer van de regering, met in persoon minister-president Mark Rutte.

Er waren op een enkele ongeregeldheid na geen noemenswaardige gebeurtenissen tijdens de demonstraties van hen voorgevallen. Wel leek het alsof vanaf het begin de landelijke politie een enorm behoedzame opstelling tegenover deze demonstranten had. Ze wilde waarschijnlijk deze protesten met voorzichtigheid betrachten en ontving wellicht orders van bovenaf dat het niet moest worden zoals in Frankrijk en België.

Het vijfde weekend kwam het ineens tot een waarlijk gevecht tussen de politie en de demonstranten. Getuigen zeggen dat het op een veldslag leek die zich afspeelde op verschillende plekken in de Hofstad. Maar ook de beelden bij het journaal op televisie en op internet laten een angstaanjagende schermutseling zien. In één van die afschuwelijke momenten worden demonstranten met Nederlandse vlaggen bij een lunchroom in het centrum hardhandig teruggedrongen. De wapenstok wordt gebruikt door de politie en een agent gooit een Nederlandse vlag, na die van iemand te hebben afgepakt, op de grond. Dit is gefilmd door een toeschouwer en de video verscheen op mediawebsite Dumpert en op YouTube.

Autochtone aversie
‘Autochtone’ Nederlanders hebben in meerderheid helemaal niets met de Nederlandse vlag. Ze zien het als ‘nationalistisch’ – een woord dat bij hen een negatieve lading heeft. Er bestaat zelfs botweg een aversie tegen de ‘driekleur’. Desalniettemin waren alle politieke partijen, op de Partij voor de Dieren na, voor het plaatsen van ‘de vlag’ in de Tweede Kamer. Het initiatief daarvoor kwam van de op de Bijbel gestoelde Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP).

Republikein Bas Bakker heeft niets met de vlag: ‘Ik hang hem alleen maar uit met Dodenherdenking en  Bevrijdingsdag’, zegt de negenenveertigjarige productiemedewerker uit Dordrecht. Wat vindt hij dan van Nederlandse patriotten? ‘Ik snap dat niet, maar het is hun goed recht.’ Maar ook bij Bakker kan de agent niet op sympathie rekenen. ‘Wat hij heeft gedaan, getuigt van weinig fatsoen en respect voor degenen die in de geschiedenis gestreden hebben en gesneuveld zijn voor de Nederlandse vlag.’

In Nederland wordt het tonen en uithangen van de ‘driekleur’ wél geaccepteerd tijdens bepaalde feestdagen. Op Koningsdag en Bevrijdingsdag kan het Nederlandse volk ineens zonder schroom met de vlag wapperen. In sommige landen is dat heel anders. Een staat als Spanje heeft het gehele jaar door bijvoorbeeld vlaggen in het openbaar hangen. En bekend is natuurlijk de trots van de Amerikaan voor zijn ‘Stars and Stripes’.

Assad, Ali B. en de mensen
Hoe is het wat dit betreft gesteld in de landen van herkomst van de Syrisch-Nederlandse Araa el-Jaramani, de Eritrees-Nederlandse Halewat Gebreselassie* en de Marokkaans-Nederlandse Aziz ‘Ali B.’ el-Kandoussi*. Jaramani woont vijf jaar in Nederland, nadat ze uit Syrië vluchtte voor de oorlog. ‘Ik had ook persoonlijke problemen met het Assad-regime.’ De drieënveertigjarige zegt dat het haar bevalt hier in Nederland. ‘Het is hier veilig en er zijn waarden als rechten en gelijkheid.’ Wat de politieman gedaan heeft, begrijpt ze niet. ‘Misschien was het uit wrok tegen een persoon of de regering, maar het is niet eerlijk, want hij ‘pakt’ dan nu het gehele land. Ik vind het slecht van hem om het symbool van de goede concepten die dit land heeft, te beledigen.’ Ze beaamt dat zoiets ook in Syrië mogelijk zou zijn geweest. ‘Als die politieman demonstreerde tegen dictator Assad.’ Desalniettemin zou zo’n agent evengoed gearresteerd worden.

In haar land van origine wordt op tweeërlei wijze tegen de nationale vlag aangekeken. ‘Sommigen zien het als het symbool van het land, anderen zien het als die van president Assad.’ Ze vertelt verder: ‘Het landsdoek zorgt voor spanningen. Na de revolutie kwam er naast de bestaande vlag die het regime zwaait, een nieuwe banier bij. De nieuwe vlag vertegenwoordigt de ‘revolutionairen’. Assad gebruikt die vlag als het zinnebeeld tegen hen.’

Voor de vlag van haar ‘nieuwe land’ heeft ze respect. ‘Ik heb een hoge achting voor Nederland en de Nederlanders.’ Op de vraag of Jaramani zich meer verbonden voelt met haar oorspronkelijke land of met haar huidige land, zegt ze: ‘Wat herinneringen betreft, meer met Syrië, maar qua heden en toekomst is het Nederland.’

Kandoussi heeft de haardos van rapper en tv-persoonlijkheid Ali B. ‘Men noemt me dan ook zo’, zegt hij. De gewezen fietsenmaker is zo’n veertig jaar geleden geboren in Marokko. Hij kwam als klein kind naar het Utrechtse Soesterberg. ‘Wij hebben het in Nederland heel goed’, steekt hij van wal. ‘Ik boek wel eens een vakantie naar Marokko voor een maand, maar dat blijkt dan echt te lang te zijn. Nederland is mijn huis.’ Voor het incident dat de politieman veroorzaakte, heeft Kandoussi geen goed woord over. ‘Schandalig. Die man vertegenwoordigt de staat.’ Hoe men in zijn oorspronkelijke land tegen de vlag aankijkt? ‘Met een diep respect.’ Wat die agent heeft gedaan, zou hem, volgens Kandoussi, in het Noord-Afrikaanse land een ‘fikse gevangenisstraf’ hebben opgeleverd. ‘Ik weet niet wat deze man kan hebben bezield. Misschien is hij ongelukkig of had hij een slechte dag.’ Kandoussi houdt van de Nederlandse vlag, evenals die van Marokko. Hem zul je ook niet met een Marokkaanse vlag op een Marokkaans-Nederlandse bruiloft zien. ‘Daar doe ik niet aan. Of ik zou dan alle twee meebrengen.’ Hij kan en wil niet kiezen tussen de vaandels. ‘Op beide ben ik trots.‘

Gebreselassie ging haar man, die al in Nederland was, achterna. Nu woont ze hier drie jaar, doet een opleiding assistent-verkoopster en loopt stage bij de Zeeman. Ze komt oorspronkelijk uit Eritrea, maar is geboren en getogen in Soedan. Het voorval met de politieman geeft haar ‘geen lekker gevoel’, zegt ze, terwijl ze kleding in een bak opvouwt. Het mooiste aan Nederland vindt ze ‘de mensen, in het bijzonder mijn collega’s en mijn docent.’ Ze verhaalt dat ze nooit in haar land van herkomst is geweest en er dan ook geen gevoelens voor heeft. ‘Ik weet dat sommigen daar de nationale vlag zeer serieus nemen. Daar heb ik ook geen binding mee. En aangezien ik die niet met de Eritrese vlag heb, heb ik die ook niet met de Nederlandse.’ Ze vindt de daad van de politieman echter verwerpelijk. ‘Zoiets kun je niet maken.’

Er is gepoogd om de agent in kwestie te spreken te krijgen. Woordvoerder van de Haagse politie Perry Evenhuis zei dat dit niet mogelijk was. Over het handelen van de politieman wilde hij kwijt: ‘Geenszins was het de bedoeling van hem om de symboliek van de Nederlandse vlag geweld aan te doen of opzettelijk oneerbiedig te behandelen. Eén van de demonstranten verwijderde zich van de groep, de politie greep daarop in om hem bij de groep te voegen. In dat proces zwaaide de man met een vlag op een vlaggenstok. Dit hinderde de politie in haar werk, waarop de agent de vlag uit de handen van de demonstrant trok en de vlag wegwierp.’ Op de reactie dat je nooit en te nimmer de Nederlandse vlag op de grond gooit, reageerde Evenhuis niet meer.

Als gezagvoerster van de Haagse politie is burgemeester Pauline Krikke om inlichtingen verzocht. Op vragen als: ‘Weet u van dit incident en weet u wie deze persoon is? Zo ja, heeft u met de betrokken agent gesproken? Zo nee, waarom heeft u dat niet gedaan?’ reageerde woordvoerder Daan Bonenkamp: ‘Het is de burgemeester bekend dat de politie heeft moeten optreden naar aanleiding van wanordelijkheden tijdens deze demonstratie. Er zijn toen tevens aanhoudingen verricht. Indien u vragen heeft over het optreden van de politie tijdens deze demonstratie, kunt u zich rechtstreeks tot de politie wenden.’ ‘Wij hebben ons ook tot de politie gewend, maar wilden ook een reactie van mevrouw Krikke, aangezien zij opdrachtgeefster van de Haagse politie is.’ ‘De gemeente was ook niet vooraf formeel van deze demonstratie in kennis gesteld. Desalniettemin is deze spontane demonstratie na overleg tussen burgemeester en politie toch gefaciliteerd op het Plein.’ (Plein is een plein naast het Binnenhof, red.) ‘Dit alles wat u vertelt, is nog altijd geen excuus om de Nederlandse vlag op de grond te werpen. U reageert helemaal niet op het incident daarmee. We hadden geen enkele vraag gesteld over ‘wanordelijkheden’ en dus ook geen verlangen om antwoord daarop te krijgen.’ Ook hierop werd niet meer gereageerd door de woordvoering van de burgermoeder.

Er is traditioneel een wantrouwen naar het politiegezag. Maar het is niet te hopen dat de argwaan door deze gebeurtenis naar een niet eerder gekend hoogtepunt zal stijgen. De handeling van de Haagse politieagent – van de politie – is een signaal, eentje waar ook geen woorden voor zijn. Het politieapparaat kan hiermee een ommekeer in Nederland hebben teweeggebracht, het land wellicht wezenlijk in een situatie van ‘voor’ en ‘na’ gebracht. De politie heeft, in de ogen van sommigen, de afschuwelijke boodschap aan dit land afgegeven dat het geen respect voor Nederland heeft. Zo getuige reacties op Twitter. Daar valt te lezen in tweets: ‘De Nederlander is tweederangs’ en ‘Dit optreden tegen eigen volk is onaanvaardbaar’. De opvatting is: de politie dient dit land niet meer.

Sommige burgers hebben nu definitief afgedaan met de politie, twitteraars zijn van mening dat ze de agenten als ‘landverraders’ zien. Maar wat dan te doen? De politie is immers de enige entiteit in Nederland die de burger mag beschermen. Sommige mensen hebben daar al een ‘oplossing’ voor. ‘Wij zijn het volk en met veel meer. Pak ze.’ Een ander schrijft: ‘Laat die vlam maar komen.’ Een uitkomst voor de Nederlandse politie is wellicht het starten met een goede interne evaluatie en een rigoureus heroptreden naar de bevolking toe.

*Deze namen zijn gefingeerd