6.7 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 807

Waarom ik mijn leerlingen leer roddelen

0

Het klinkt misschien gek uit de mond van iemand die voor de klas staat, maar ik wil heel graag dat mijn kinderen praten. Praten in de les? Moeten ze niet gewoon luisteren? Ja, ze moeten luisteren, maar ik vind een gesprek minstens zo belangrijk. Praten, leren een mening vormen, je uitspreken, argumenteren, luisteren naar elkaar. Tuurlijk, alles op z’n tijd, maar als je kinderen leert praten, dan kom je ergens. Dan kan je niet alleen over luchtige onderwerpen een gesprek hebben, maar ook over ingewikkelde en lastige onderwerpen. Ik schrok van de reacties in mijn klas na de aanslagen in Parijs, maar ik vond het goed dat mijn leerlingen erover praatten en dat komt volgens mij omdat we dat praten oefenen. Ik begin de les daarom steevast met roddelen. We pakken een onderwerp en ik vraag de kinderen wat ze ervan vinden. Iedereen mag zijn mening geven wel graag ondersteund met argumenten. Ze vinden het altijd weer jammer als de ‘echte’ les begint.

Een paar weken geleden was ik uitgenodigd door het programma De nieuwe maan. Het zou gaan over het nieuwe regeerakkoord – Vertrouwen in de toekomst. Daarin wordt voorgesteld om het Wilhelmus verplicht te stellen, net zoals uitstapjes naar het Rijksmuseum en de Eerste en Tweede Kamer. Wat ik daarvan vond. ‘Tja, het is natuurlijk symboolpolitiek’, zei ik. ‘Maar we zijn het er allemaal over eens dat sommige jongeren, zeker van allochtone komaf, zich niet thuis voelen in Nederland. En als er dan iets gebeurt, ook al is dat symboolpolitiek, dan ben ik al blij dat er iets gebeurt.’ Ik was door naar de volgende ronde en mocht aanschuiven bij het programma. ‘Mag ik ook wat kinderen meenemen?’, vroeg ik. Dat doe ik vaak, want er wordt zo vaak óver ze gepraat in plaats van mét ze. Het mocht.

Van tevoren had ik het onderwerp met mijn leerlingen besproken tijdens het roddelen. ‘Jongens, ik ben uitgenodigd door een televisieprogramma, het is live en we gaan het hebben over het nieuwe regeerakkoord, het verplichte Wilhelmus en bezoek aan het Rijksmuseum en zo, wat vinden jullie daar nou van?’

De meningen waren verdeeld. ‘Ik vind dat dat geld veel beter aan de zorg besteed kan worden’, zei Aram. Nou, dat is een argument. En Sara zei: ‘Als je mensen dwingt, dan werkt het niet.’ Vind ik ook een argument. Rwan was heel erg voor. Rwan is een leerling uit de schakelklas. Ze komt uit Syrië en is vanwege de oorlog naar Nederland gevlucht. ‘Als je hier leeft, in een land dat veilig is, dan besef je pas hoe belangrijk dat land is. En daar mag dan best een verplichting tegenover gesteld worden’, vond Rwan. Ook een argument, eentje waar je als niet-vluchteling niet meteen aan denkt. Niet alleen mijn leerlingen, ook ik hoor nieuwe dingen tijdens het roddelen. ‘Goed, we hebben dus argumenten tegen en voor,’ zei ik. Er wilden wel tien leerlingen mee naar de uitzending en twee zouden hun zegje doen. ‘Maar juf, ik wil ook best andersom doen hoor’, haastte Sara zich te zeggen – ze was in discussie mijn tegenstander gebleken. Maar dat hoefde natuurlijk niet. ‘Jij hebt jouw argument, en dat is goed, en Rwan heeft haar argument,’ zei ik. ‘Zeg maar gewoon wat je vindt.’ Dus zo zaten er een voor- en een tegenstander bij De nieuwe maan, met ieder hun eigen mening maar zonder ruzie. Geleerd met roddelen.

De roem van roddelen verspreidt zich ondertussen als een olievlek. Zo hoorde ik laatst van een leerling van onze school, die inmiddels op het ROC zit, dat ze het onderwerp had aangeroerd bij haar lerares Nederlands. De lessen waren niet om door te komen, zo saai, en de leerling had wel een idee om de boel wat te verlevendigen. ‘Kunnen we niet gaan roddelen’, had ze voorgesteld.

‘Roddelen? Hoezo dat?’, had de lerares verbaasd gereageerd. ‘Nou, het is heel goed voor de spreekvaardigheid en om te leren argumenteren’ en ze wist nog wel een paar andere redenen; ze had echt alles uit de kast gehaald om haar juf te overreden. Er begon iets te dagen. ‘Heb jij soms les gehad van juf Trudy?’, vroeg de lerares. ‘Nee, hoor’, corrigeerde de leerling, ‘ik had les van juf Coenen’. Respect!

De namen in deze column zijn gefingeerd.

‘Ik voelde me niet meer prettig in Nederland’

2
‘Mijn naam is Mohammed, maar ik ben me in de loop van de tijd Mo gaan noemen, omdat alles wat Arabisch is door veel mensen in Nederland als negatief wordt gezien.’

Werken in Marokko. Er verschijnen steeds meer arbeidsbemiddelingsbureaus die dat aanbieden. Sommige Marokkaanse Nederlanders die een baan vinden in Marokko wagen de sprong en emigreren naar hun land van herkomst. De Kanttekening sprak met de eigenaar van het arbeidsbemiddelingsbureau Maroc At Work Rachid Khoukhi en het naar Marokko geëmigreerde Mohammed Ouhamcha uit Amsterdam die via het bedrijf aan een baan kwam.

‘De zaken gaan erg goed’
Khoukhi heeft zelf een tijdje in Marokko gewerkt. ‘Juist daarom leek het me leuk ook anderen die kans te geven. Na ruim drie jaar in Marokko gewoond te hebben kwam ik op het idee om mensen die in het land willen werken, te begeleiden. Ik verzon een naam, schreef me in bij de Kamer van Koophandel en startte mijn arbeidsbureau in de havenstad Casablanca. Wij werven, selecteren en begeleiden goed Nederlandssprekende kandidaten. Maar een andere specialiteit is ook het koppelen van mensen die meertalig zijn.’ De entrepreneur runt Maroc At Work nu al ruim twee jaar. ‘De zaken gaan erg goed.’

Foto: Rachid Khoukhi

Het arbeidsbureau zoekt onder meer docenten hairstyling, visagie en Nederlands. Ook heeft het werk voor teamleiders, frontdeskmedewerkers en mensen voor helpdeskfuncties. Het grossiert verder in callcenter-werk. ‘We bieden vaste banen aan, maar we hebben ook mogelijkheden voor zzp’ers. Mensen hoeven geen specifieke opleiding afgerond te hebben om te kunnen voldoen aan de eisen. Daarnaast kunnen werknemers hun vliegticket van Nederland naar Marokko vergoed krijgen en sommige bedrijven vergoeden ook de reiskosten in Marokko. Verder beschikt het bureau over tijdelijke woonruimte voor werknemers, zowel gedeelde als niet-gedeelde woningen.’ Khoukhi hoopt in de toekomst met zijn bureau door te groeien en nog veel meer mensen te helpen aan een ‘topervaring’ in Marokko.

‘Er brak iets in mij’
Ouhamcha vertrok zeven jaar geleden naar Marokko om er te werken via Maroc At Work. Hij vertoeft er nog steeds en als het aan hem ligt blijft dat zo. ‘Ik liep jaren met een onbestemd gevoel rond in Nederland. Ik kon er de vinger niet op leggen, totdat ik terugkwam van een vakantie in Marokko. Ik kwam terug en er hing een donderwolk over Nederland. Ik ervoer dat ook figuurlijk. Het klimaat in Nederland ten aanzien van mensen die moslim zijn is verslechterd. Er brak iets in mij. Ik had helemaal geen gevoel van ‘ha, lekker weer thuis’. Ik voelde me niet meer prettig in Nederland, het land waar ik geboren en getogen ben. Ik ervoer er continu een ongemakkelijke sensatie’, vertelt Ouhamcha. ‘Een voorbeeld dat ik ook tekenend vind is: mijn naam is Mohammed, maar ik ben me in de loop van de tijd Mo gaan noemen, omdat alles wat Arabisch is door veel mensen in Nederland als negatief wordt gezien. Het begon eigenlijk eerder al. Ik kreeg een laag schooladvies. Ik moest naar de lts (lagere technische school, red.), terwijl ik veel meer in mijn mars had.’

Foto: Mohammed Ouhamcha

Ouhamcha streek neer in Casablanca. Hij werkt er als callcenter-medewerker. ‘Casablanca is de poort naar Afrika. Economisch gezien is het de ader van Marokko.’ Bij de haven ziet hij de opslagloodsen waarin elke dag weer de bezittingen van andere Marokkaanse Nederlanders die zijn aangekomen zitten. ‘Casablanca herbergt mensen van allerlei verschillende nationaliteiten, onder wie mensen uit Zuid-Amerika. Het heeft ook haar eigen Chinatown en er staan zowel moderne als oude gebouwen.’ Ouhamcha werkt van negen tot vijf uur. Expres worden de Noord-Europese kantoortijden aangehouden, omdat ze naar Nederland en Vlaanderen bellen. ‘De Nederlandstaligen verdienen hier circa duizend euro per maand. Franstalige operators verdienen beduidend minder, omdat er in Marokko veel Franssprekenden zijn.’ De lokale bevolking verdient gemiddeld zo’n 350 euro per maand. ‘Ik heb een arbeidsovereenkomst. Ik geniet sociale voorzieningen, ben verzekerd tegen ziektekosten en bouw een pensioen op. Het is wat dat betreft hetzelfde als in Nederland.’ Hij zegt in het verleden nog wel eens zijn hoofd gestoten te hebben. ‘Ik ging werken bij bedrijven in Marokko die elf- tot twaalfhonderd euro per maand boden voor werkzaamheden. Het ene bedrijf beloofde nog meer dan het andere. Maar die werden na een tijdje weer opgedoekt, door mismanagement.’ Ouhamcha relaxt na het werk in een café. ‘Je doet er een drankje. Casablanca heeft veel horeca-hotspots.’

Op de vraag of het leven in Marokko verschilt met dat van in Nederland, zegt Ouhamcha: ‘Ja. Islamitische feesten, zoals de ramadan en het offerfeest, worden hier door heel het land gevierd. In Nederland legde ik keer op keer aan collega’s uit waar die festiviteiten voor stonden. Dat is hier niet nodig.’ Ouhamcha benadrukt dat het leven in Marokko hem ‘hartstikke goed’ bevalt. ‘Ik ben zelfs getrouwd hier en ik heb een zoontje van drie jaar. Laat ik het zo zeggen: geen haar op mijn hoofd die eraan denkt terug te gaan naar Nederland, en ik heb een heel bos haar.’ Dan wordt hij onderbroken. ‘Het is mijn chef’, verontschuldigt hij zich. Zijn middagpauze is om.

Somalische Nederlanders positief over de toekomst

0
Somalische Nederlanders scoren slecht als het gaat om werkloosheid en criminaliteitscijfers. Maar niet iedereen is even somber over de toekomst van de gemeenschap. De Kanttekening sprak Somalische Nederlanders Ali Ware en Zahra Naleie.

De Somalisch-Nederlandse gemeenschap komt vaak negatief in het nieuws. Genitale verminking, werkloosheid en een moeizame integratie, je krijgt het idee dat niets goed gaat.

Ali Ware, voorzitter van koepelorganisatie FSAN (Federatie Somalische Associaties Nederland), is van mening dat er te harde conclusies worden getrokken uit de negatieve cijfers over zijn gemeenschap. ‘Natuurlijk is het waar dat Somaliërs slecht scoren als het gaat om taal, arbeidsmarkt of integratie’, geeft hij toe. ‘Maar de media en politici vermelden dat zonder het in de context te plaatsen en dat is in dit geval juist cruciaal om het probleem te begrijpen en op te lossen. Eén ding is zeker: veel Somaliërs doen hun stinkende best om een toekomst te hebben in Nederland.’ Hij heeft zo zijn vraagtekens als het gaat om de intentie van politici en journalisten die spreken over ‘de Somaliër’ als probleemgeval. ‘Het vernederen van een hele bevolkingsgroep mag nooit het doel zijn’, aldus Ware.

Maar wat is die context dan, waar Ware de nadruk op legt? ‘We moeten niet vergeten dat veel Somaliërs uit een oorlogsgebied komen waar al bijna dertig jaar wordt gevochten en waar zij zware trauma’s aan hebben overgehouden. Ze komen niet uit een land met een goed functionerende overheid zoals wij die kennen in Europa’. Er zijn volgens Ware daarom ook zo weinig mensen die de kans hebben gehad om naar school te gaan of een opleiding te volgen, waarmee ze in Nederland makkelijker kans zouden maken op een baan. ‘Het is niet zo dat Somaliërs dolblij zijn dat ze in de uitkering zitten. Het heeft allemaal tijd nodig om hier eerst de taal te leren en je vervolgens te laten opleiden tot een niveau in Nederland dat als vanzelfsprekend wordt geacht.’ Een vluchteling uit Iran of Turkije heeft volgens Ware wel vaak de basis in zijn eigen land meegekregen, dus wanneer je een Somaliër vergelijkt met een Iraniër omtrent integratie, taal en arbeidsmarkt, bega je al snel een belangrijke fout. ‘Het is broodnodig om de cijfers te bekijken, zonder de context en achtergrond te vergeten waarin Somaliërs zich bevinden. Je kan niet hetzelfde niveau verwachten van een achtjarige als een dertigjarige, zo ook niet van verschillende bevolkingsgroepen.’

Bijna zeven van de tien volwassen Somalische Nederlanders hebben een bijstandsuitkering, schreef het Centraal Bureau voor Statistiek in 2015. Het jaarrapport 2009 integratie van het Sociaal en Cultureel Planbureau noemde de positie van de Somalische gemeenschap ‘het meest zorgelijk’ van alle migrantengroepen.

Somalische Nederlanders worden ook geconfronteerd met loyaliteitsvragen, zoals kies je voor Nederland of Somalië? ‘Dat kan ik maar niet begrijpen’, zegt Ware. ‘Ze verwachten, gezien de armzalige situatie in Somalië, dat we allemaal zonder enige aarzeling gaan zeggen dat we Nederlanders zijn en niets te maken willen hebben met ons geboorteland. Maar dat is niet zo en we hoeven helemaal niet te kiezen.’ Dankbaar zullen we altijd blijven, zegt hij. ‘Nederland heeft ons heel goed opgevangen, onderdak, sociale voorzieningen en vooral een perspectief op de toekomst gegeven. Ik heb de kans gehad om hier een opleiding te volgen en een prima baan te vinden. Hoe kunnen we dat ooit vergeten?’ Ware is duidelijk: ‘Zowel Nederland als Somalië is mijn land. Waarom verwachten ze dat we het land van ons verleden de rug toekeren? We zijn allemaal Nederlanders met verschillende achtergronden en moeten ervoor zorgen dat Nederland een veilig en mooi land blijft voor onze kinderen en kleinkinderen.’

Zehra Naleie, een Somalische Nederlander die zich inzet voor verschillende organisaties in Nederland, herkent het negatieve beeld dat geschetst wordt over Somalische Nederlanders maar ziet ook lichtpuntjes. ‘Het is natuurlijk nooit prettig om geassocieerd te worden met uitkeringstrekkers of criminelen. De realiteit is helaas niet rooskleurig. Ze hebben vaak de competenties, de taal en vaardigheden niet om een geschikte baan te vinden. Natuurlijk kan men ze dat kwalijk nemen, maar het is ook niet echt een verrassing gezien de situatie in Somalië.’ Daarom moeten we volgens Naleie ook naar de vooruitgang kijken die is geboekt door de jaren heen. ‘De Somalische gemeenschap heeft een grote sprong vooruit gemaakt als je kijkt naar tien jaar geleden. Veel jongeren spreken de taal vloeiend, studeren aan hogescholen en universiteiten en zullen waarschijnlijk minder vaak in aanraking komen met criminaliteit, dan de generaties daarvoor. Wat mij betreft mag het wel wat vaker over zulke positieve ontwikkelingen gaan.’

Eén van de onderschatte eigenschappen van Somalische Nederlanders, zegt Naleie, is dat ze heel erg ondernemend zijn. ‘Je hoort steeds vaker dat ze Nederland verruilen voor Engeland, omdat ze het ondernemersklimaat daar gunstiger vinden. Ook in Somalië beginnen Somalische Nederlanders, vaak jong en goed opgeleid, een bedrijf.’ Hoewel Somalië vaak in het nieuws komt met oorlog, aanslagen en armoede, is er volgens Naleie ook sprake van een gestage economische groei die meer kansen biedt voor Somalische ondernemers, ook uit Nederland. ‘Het is overal, vooral in hoofdstad Mogadishu booming business.’ Je ziet volgens haar de vooruitgang die het land heeft geboekt vooral wanneer je daar een lange tijd niet meer bent geweest. ‘Dat was ook voor mij het geval. Ik kwam daar na een aantal jaren en ik kon mijn ogen niet geloven. Somalië is niet meer het oude Somalië van twintig jaar geleden en dat zien Somalische Nederlanders ook.’

Vluchtelingen en de ondoorgrondelijke politiek

0

Als u dit leest, is de langverwachte bordesscène achter de rug en kan eindelijk het nieuwe kabinet gaan regeren. Maar wat moet het kabinet doen? Weinig onderwerpen komen in dit regeerakkoord zo uitvoerig aan de orde als de komst en de opvang van vluchtelingen. De koers die het nieuwe kabinet daarbij gaat varen is echter verre van helder.

Natuurlijk wil ook dit kabinet bijdragen aan het terugdringen van het aantal vluchtelingen in de wereld door conflicten tegen te gaan en ontwikkeling te bevorderen. Wie wil dat niet? De bijdrage die Nederland daaraan kan leveren is per definitie beperkt en het is ook nog een kwestie van lange adem. Daarom moet ook op de kortere termijn iets worden gedaan. Maar wat?

Nederland is als lid van de EU in zijn vluchtelingen- en migratiebeleid gebonden aan talloze EU-regels en afspraken. Dat sommige lidstaten die met voeten treden is voor de opstellers van het regeerakkoord – gelukkig – geen argument om hetzelfde te doen. Wel zal Nederland zich ervoor inspannen een betere naleving van de EU-regels af te dwingen, maar of dat veel effect zal hebben….. De belangen van de lidstaten zijn soms behoorlijk tegenstrijdig en het gewicht van Nederland in de Europese besluitvorming is beperkt. Eigenlijk is het verwonderlijk dat GroenLinks eerder in de formatie juist is afgehaakt wegens het door de EU te voeren migratiebeleid. De dames en heren waren toch een regering voor Nederland aan het formeren en niet voor de EU? Ik verwacht eigenlijk dat per saldo in de komende regeerperiode weinig zal veranderen rond het asielbeleid. Ups en downs in de aantallen zullen voorlopig ook blijven.

Op andere punten kan de Nederlandse regering de positie van asielzoekers en vluchtelingen echter wel wezenlijk beïnvloeden en juist daar is het regeerakkoord heel tegenstrijdig. Zo mogen asielzoekers voortaan niet meer vanaf het begin van hun asielprocedure gebruik maken van rechtsbijstand. Dat druist in tegen alle beginselen van de rechtsstaat. In de praktijk kan het betekenen dat asielzoekers, bijvoorbeeld door stress of wantrouwen jegens elke autoriteit belangrijke feiten verzwijgen of verkeerde antwoorden geven. In dat geval wordt de asielaanvraag afgewezen; punt uit.

Voor degenen die die vaak moeilijke eerste dagen in Nederland wel goed doorkomen stelt het regeerakkoord enkele verbeteringen voor. Gepoogd zal worden kansrijke asielzoekers minder vaak van hot naar her te slepen en ze te huisvesten in een stad of regio waar ze later ook zullen kunnen blijven. Ook mogen ze al meteen met lessen Nederlands beginnen; het regeerakkoord voorziet daarvoor per jaar zelfs vijfitg tot zeventig miljoen euro extra.

Verrassend is dan weer wel dat de minimale taalles voor inburgering wordt opgetrokken van A2- naar B1-niveau. Voor veel vluchtelingen blijkt A2 al een te hoge horde. Waarom dan die horde nog hoger maken met alle individuele frustraties van dien? Vreemd is ook dat de eerste verblijfstitel voor een vluchteling niet meer vijf, maar nog slechts drie jaar geldig zal zijn. Waarom die beperking, gegeven het feit dat vrijwel geen vluchteling na drie jaar alweer terug kan naar het land van herkomst?

Tenslotte zullen vluchtelingen gedurende de eerste twee jaar van hun verblijf niet meer in aanmerking komen voor bepaalde uitkeringen en toeslagen. In plaats daarvan zullen ze van de gemeente verzorging in natura ontvangen. Enerzijds worden vluchtelingen zo nog afhankelijker van de overheid, maar anderzijds kan men ook redeneren dat vluchtelingen zich nu niet meer door bergen onbegrijpelijke aanvraagformulieren hoeven worstelen en zich kunnen concentreren op andere zaken, zoals het vinden van werk.

Kortom, het regeerakkoord is behoorlijk dubbel over de vluchtelingen. Verwonderlijk is dat niet als men zich realiseert dat iedereen rond de formatietafel een beetje zijn zin moest krijgen: Wilhelmus-klanten en kosmopolieten, maar ook zij die migratie vooral als een veiligheidsrisico zien en zij die meer oog hebben voor de humanitaire aspecten.

Wonderlijk is wel dat bijna vier volle bladzijden van het regeerakkoord zijn gewijd aan de komst van asielzoekers, terwijl alle andere vormen van migratie nog geen acht regels toebedeeld krijgen. Gemiddeld maken vluchtelingen amper tien procent uit van alle niet-Nederlandse migranten die jaarlijks Nederland binnenkomen. Zelfs in het topjaar 2015 ging het nog maar om minder dan een kwart van alle nieuwkomers. Kennelijk vormen al die andere nieuwkomers – inclusief de Polen, voor wie drie jaar geleden nog een veelbesproken meldpunt bestond – nu geen probleem meer. De wegen van de politiek zijn soms ondoorgrondelijk.

In Andalusië: ‘Het is als een trip in een tijdmachine’

1
Is Europa gebouwd op joods-christelijke waarden? In Zuid-Spanje deed in ieder geval de islam ook een duit in het zakje. Onze verslaggever Freek de Swart doet verslag vanuit Malaga.

Veel Nederlanders zullen bij het woord Andalusië in eerste instantie denken aan flamenco, stierenvechten en de Costa del Sol. Maar de cultuur van deze zuidelijke Spaanse regio behelst veel meer dan deze stereotiepe dooddoeners. Zo kent het gebied een rijke Moorse geschiedenis die duurde van grofweg 711 tot 1492. De sporen van deze islamitische beschaving zijn nog steeds terug te vinden in de eeuwenoude gebouwen en de gebruiken van de Andalusische bevolking.

Beschaafde mensen
Een beschaafd persoon begint de ochtend met een flinke plens water achter de oren. Dat was vijftienhonderd jaar geleden zo en nu nog steeds. In Malaga kan dat nergens beter dan in Hamam Al Andalus. Vooraf wil manager Mabel Palacios niet te veel kwijt over wat er achter de houten deur voor haar afspeelt. De hamam is volgens haar vooral iets dat je moet beleven. Dat blijkt bij het betreden van het badhuis niet gelogen. Zelfs de meest fantasieloze persoon waant zich hier direct in een sprookje van duizend en één nacht. Het hoofdbad achter de witte gordijnen ligt besloten in een binnenplaats met prachtige oosterse arcades en onder een houten koepel met sierlijk kronkelende ornamenten en Arabische teksten. De gedecoreerde donkerhouten trap naar de eerste verdieping is net als de rest van de ruimtes verlicht met kaarsen en verrijkt met de geur van jasmijn. Hier aangekomen wacht er verse muntthee, een loungeroom met schaakbord of nog meer kleinere baden. Wegdoezelend in het stoombad onder mystieke Andalusische klanken zou men haast vergeten dat er nog zoiets als een buitenwereld bestaat. Wanneer even later een vrouw in een zomers jurkje vertelt dat de masseur staat te wachten weet je het haast zeker: dit moet de hemel wel zijn.

Na afloop vertelt Palacios dat het bedrijf twintig jaar geleden startte met een hamam in Granada. ‘Het is begonnen als een hommage aan het Arabische verleden en de gebruiken in Andalusië’, vertelt ze. Ook het badhuis in Malaga is voor het grootste leeuwendeel ontworpen en gemaakt door plaatselijke Andalusische vakmensen. Als voorbeeld verwijst ze naar de vloer bij de receptie die gemaakt is van Granadiaans keramiek. Mede daardoor duurde het bouwproject maar liefst elf jaar voordat het badhuis in 2015 voor het eerst de deuren kon openen. Volgens Palacios verschillen de Andalusische hamams met die in de rest van de wereld doordat de regio al een eigen badcultuur had voor de Moorse invasie. ‘De Arabieren kwamen in Andalusië in aanraking met Romeinse aquaducten, warmwaterbronnen en rioolsystemen. Die werden door hen uitgebreid en verbeterd, wat heeft gezorgd voor een unieke mix van culturen en technieken.’ De plek was volgens de manager vroeger een belangrijke ontmoetingsplaats om te socializen, nieuwe ideeën uit te wisselen en om zaken te doen. Ook daarin probeert de hamam het verleden te eren. Zo houdt het badhuis ieder jaar in augustus een schaaktoernooi in de baden, net zoals dat vroeger gebeurde. Ook worden er in augustus excursies naar de bergen georganiseerd om de hemellichamen te bekijken. ‘De sterren waren erg belangrijk voor de Arabieren om te weten waar ze waren tijdens hun reizen van het ene land naar het andere.’

Ook de hedendaagse hamam bezoeker komt uit verschillende landen. Palacios schat in dat zo’n vijfitg procent van de gasten van buiten komt. ‘Stranden en musea heb je overal, dit is uniek en typisch Andalusisch. Het is als een trip in een tijdmachine.’ Vooral veel Engelsen, Duitsers, Nederlanders en Fransen weten de weg naar het ontspanningsoord te vinden. Uit de Arabische wereld ontvangt Palacios vooral mensen uit de Verenigde Arabische Emiraten, zij het in mindere mate en alleen mannen. Een aantal plaatselijke moslima’s heeft wel de hamam een paar keer in zijn geheel afgehuurd, wat ook tot de mogelijkheden behoort.

Ondanks het traditionele uiterlijk staat de tijd overigens niet stil bij de hamam. Zo worden de baden zoveel mogelijk ecologisch verwarmd via zestien waterputten die elk zo’n honderdtwintig meter diep zijn. Op de vraag of de manager de Andalusische cultuur in één krachtige zin kan samenvatten moet ze lang nadenken. Dat komt volgens haar vooral door het feit dat deze cultuur binnen de regio zelf al per dorp behoorlijk kan verschillen. ‘Voor mij begon Andalusië met de Feneciërs, gevolgd door Romeinen, moslims en daarna de katholieken. Heel veel verschillende mensen dus. Andalusië is hierdoor een schitterende plek geworden voor iedereen.’

Foto: Paolo Trabattoni

Bouwen en slopen
Na al deze ontspanning is het tijd voor een flinke wandeltrip richting de Gibralfaro-berg. De ruim honderddertig meter hoge heuvel ligt middenin het centrum van Malaga en is het terrein van het kasteel Alcazaba. Het complex staat algemeen bekend als één van de best geconserveerde Moorse citadels ter wereld en is historisch gezien, samen met de kathedraal van Cordoba, één van de belangrijkste islamitische gebouwen in Spanje. Ook hier blijkt dat de geschiedenis toch vooral een huis is dat in constante staat van bouw, renovatie, sloop en wederopbouw verkeert. Het kasteel is gerealiseerd tussen 1057 en 1063 in opdracht van Berberse koning Badis Ibn Habus (1038-1073). Al spreken sommige bronnen ook over 756 en emir Abd al-Rahman I (731-788). Wel is zeker dat bij de constructie bouwstenen zijn gebruikt van zowel een naastgelegen Romeins theater als een vervallen Fenicische vuurtoren. Twee eeuwen later werd Alcazaba veroverd door de Nasriden die het complex maakten tot wat het nu is met kenmerkende Nasridische baden, binnentuinen en weelderige ornamenten. Ook latere dynastieën lieten in meer of mindere mate hun sporen na in het historische bouwwerk. Dat alles zorgt voor een indrukwekkend kasteel met talloze heimelijke gangetjes, hoffelijke binnenplaatsen en hoge uitkijktorens over de stad. Nadat de Reconquista was voltooid werd het Moorse erfgoed op de berg lange tijd verwaarloosd. Daar kwam in 1933 een eind aan en sindsdien wordt Alcazaba continu gerenoveerd. Ook Het Romeinse amfitheater is inmiddels in ere hersteld en wordt zo nu en dan zelfs weer gebruikt als podium. Daarmee is het één van de weinige plekken op aarde waar Moors en Rooms historisch erfgoed zo dicht bij elkaar zijn te bewonderen.

De Nederlandse toeristen Marlou van Grinsven en Ans van Welt genieten volop van hun bezoek aan de berg. ‘Ik vind het zonde om alleen op het strand te zitten, hier leer je nog wat van’, zegt Van Grinsven. Beiden wisten vooraf weinig over het Moorse verleden van Andalusië. ‘Dat ze hier zijn binnengekomen en weer zijn vertrokken, dat had ik een beetje meegekregen, maar meer niet’, vertelt Van Welt.

De dames hebben geluk want op de berg staat namelijk nog een ander Moors kasteel met de naam Gibralfaro. De verdedigingsvesting werd in 1340 gebouwd op orders van koning Yusuf I (1318-1354) en moest de Alcazaba beschermen tegen het naderende onheil van de Reconquista. Al spreken sommige bronnen ook over 929 en kalief Abd ar-Rahman III (889-961) als stichter en onheilspellende piraten als belangrijkste motief. Wel staat vast dat ten tijden van Yusuf I het kasteel bekend stond als de best beveiligde fortificatie in Iberia. Dat zorgde dan ook voor de langste belegering tijdens de Reconquista. Yusuf I bleek overigens onbewust een vooruitziende blik te hebben. De belegering van de Gibralfaro-berg in de zomer van 1487 staat namelijk bekend als het eerste conflict waarbij beide partijen beschikten over vuurwapens. Uiteindelijk zorgde een hongersnood binnen de muren van Gibralfaro ervoor dat koning Ferdinand van Aragon II (1452-1516) drie maanden later het kasteel in handen kreeg. Hij maakte van de Gibralfaro-berg direct zijn residentie en sindsdien staat de heuvel met zijn kastelen op het wapenschild van Malaga.

Foto: Dominique Sanchez

Half millennium
Waar de meeste Moorse gebouwen simpelweg werden overgenomen of verbouwd moesten veel moskeeën het ontgelden in het hernieuwde christelijke Iberia. Zo staat de oudste kerk van Malaga op de plek van een verwoeste moskee, net als de kathedraal van de stad. Na een periode van 781 jaar duurde het dan ook bijna een half millennium voordat het eerste nieuwe islamitisch gebedshuis werd geopend en een nieuwe imam werd aangesteld in Spanje. Die eer viel te beurt aan sjeik Allal Ahmed Bachar, imam van de Abdulaziz-moskee in Marbella. Zesendertig jaar later leidt hij nog steeds het gebed in deze moskee. De eerste dag als imam in de zuidelijke Spaanse stad herinnert Bachar zich nog goed als een dag van geluk en liefde. ‘Het voelde belangrijk, omdat de islam hier ruim negenhonderd jaar geschiedenis heeft.’ De man was eerder imam in een Brusselse moskee die ook werd gefinancierd door het Saoedische koningshuis. Ondanks dat het gebedshuis wordt gefinancierd met deze oliedollars volgt Bachar naar eigen zeggen de malikitische stroming van de islam en niet het Saoedische wahabisme. ‘Ik heb koning Salman kunnen overtuigen dat deze vorm historisch gezien beter bij Andalusië past’, verklaart de imam daarover.

Professor Islamic studies Jorgen Nielsen schrijft echter in Yearbook of Muslims in Europe, volume 5 dat er in 1981 nauwelijks een islamitische gemeenschap was in Marbella. De moskee met ruimte voor zo’n vierhonderd personen zou dan ook vooral gebouwd zijn voor de enorme entourages van de Saoedische royals in Marbella. De badplaats is en was een geliefd vakantieoord van de jetset en dus ook van de familie Saoed. Deze liefde is vanwege het exorbitante koopgedrag van deze ‘nieuwe’ Moren overigens geheel wederzijds. Toen koning Fahd in 2005 overleed hield de stad drie dagen van officiële rouw.

Saoedische invloed of niet, de sfeer komt tijdens het middaggebed erg relaxed en open over. Een handvol mannen bidt in de ruimte terwijl een klein meisje de trap vlakbij het spreekgestoelte gebruikt als glijbaan. Ook filmen en fotograferen is geen probleem en wordt zelfs aangemoedigd. Volgens medewerker Moad is één van de aanwezige mannen in de ruimte zelfs een katholiek die het fijn vindt om mee te bidden met de moslims. ‘Zoals je ziet, dit is een huis van God en iedereen is hier welkom. De profeet Mohammed nodigde ook christenen en joden uit in de moskee.’ Een interview met de christelijke man blijkt helaas niet mogelijk, omdat dat gevoelig zou liggen binnen zijn persoonlijke omgeving.

Nadat het gebed is afgelopen en Bachar zijn djellaba heeft ingewisseld voor een maatpak is het tijd voor thee in de openbare bibliotheek van de moskee. Hier zijn niet alleen vertalingen te vinden van de Koran, maar ook informatie over onder meer Saoedi-Arabië, Israël en Andalusië. Op de toonbank staat prominent een foto van Bachar samen met paus Franciscus. Tijdens het gesprek laat de imam meermaals merken dat hij zich ongerust maakt over de toenemende intolerantie tussen moslims en andere gelovigen. ‘Mohammed, Jezus, Abraham, ze hebben allemaal dezelfde boodschap van liefde en vrede.’ Zelf probeert Bachar zo veel mogelijk het goede voorbeeld te geven. Zo maakte hij samen met de bisschop van Malaga publiekelijk een vuist tegen terrorisme. Dankzij deze aanpak is de moskee volgens de imam de afgelopen decennia een vertrouwd onderdeel geworden van de luxe buitenwijk waarin deze ligt. Als bewijs daarvan wijst Bachar naar de bloemen op tafel die geschonken zijn door buurtbewoners.

Of dat alles niet wat hypocriet is van een man die wordt ondersteund door een regime met een vrij vernietigend track record op het gebied van tolerantie? Bachar erkent dat de moslimwereld in zijn geheel meer mee kan doen in de vaart der volkeren. De staat van de oemma noemt hij dan ook ‘ronduit onwetend en arm’. Ook moslims in het Westen mogen van de imam een stapje extra zetten. ‘De Arabische gemeenschap in Europa is te weinig geïntegreerd binnen de cultuur van de landen waarin ze leven.’ Oorlogen in het Midden-Oosten en de opkomst van islamitisch geïnspireerd terrorisme worden volgens Bachar echter niet veroorzaakt door religie, maar door concurrentie van grote landen onderling. Ook megacorporaties spelen daarbij volgens hem een kwalijke zaak. ‘Ik bid elke dag tot God dat de multinationals hun gedachten over de wereld zullen veranderen.’ Een oplossing voor een betere wereld heeft de religieuze voorganger natuurlijk ook. ‘De samenleving heeft meer moskeeën, kerken en synagogen nodig. Het gaat erom dat de boodschap van vrede en liefde wordt verspreid.’

Vlog van Freek de Swart over zijn trip door Andalusië:

Rabbijn ziet veel overeenkomsten tussen joden en moslims

0
‘Joden en moslims hebben niet alleen veel overeenkomsten, maar ook veel gezamenlijke belangen’, betoogt Lody van de Kamp.

Rabbijn Lody van de Kamp (Enschede, 1948) verliet onlangs na meer dan twintig jaar lidmaatschap het CDA, omdat hij vindt dat de partij moslims uitsluit. Van de Kamp, schrijver van meerdere boeken en actief betrokken bij dialoogactiviteiten tussen joden en moslims, was op lokaal niveau actief voor het CDA. Hij zegt zich niet meer te kunnen vinden in het beleid van CDA-leider Sybrand Buma. De Kanttekening sprak hem.

Heeft het CDA een verkeerde afslag genomen?
‘Absoluut. De laatste tijd begrijp ik beter waarom de PVV geen leden heeft. Het is heel simpel, al die leden zitten gewoon bij andere politieke partijen. Waar Hans Janmaat destijds voor veroordeeld werd is nu gemeengoed in het taalgebruik van de Tweede Kamer en niet alleen binnen de PVV. Mijn teleurstelling is dat ik had gehoopt dat het CDA lering had getrokken uit het gedoogakkoord van 2010, maar dat is ijdele hoop gebleken. Het raakt mij enorm wanneer Buma generaliseert en uitsluitende termen gebruikt, maar ook omdat zo weinig mensen zich daartegen uitspreken binnen het CDA.’

Kreeg u bijval van CDA’ers?
‘Jawel, zowel van CDA’ers met als zonder migratieachtergrond, maar ik moet zeggen dat de steun heel zwak is gebleven.’

Het is toch best opvallend dat een rabbijn een politieke partij verlaat wegens standpunten over moslims.
‘Als er één gemeenschap is in Nederland die weet wat het betekent om aangesproken te worden in een generaliserende benadering, dan is het wel de joodse gemeenschap. Tijdens en voor de Tweede Wereldoorlog, dat is de generatie net voor mij, waren joden het slachtoffer van generalisering. Joden weten wat beperkt, gediscrimineerd en gestigmatiseerd worden is. Hoe sommige Nederlanders, vooral moslims, zich nu voelen is voor mij heel herkenbaar. Wanneer de samenleving een groep gaat uitsluiten en onderscheid gaat maken tussen de ene en de andere Nederlander, dan is er iets goed mis. De verbazing rond mijn besluit begrijp ik ook wel. Er heerst natuurlijk het beeld dat moslims en joden een soort natuurlijke vijanden zijn. Dat is heel absurd. Het conflict in het Midden-Oosten mag nooit een weerslag hebben op de normale intermenselijke verhoudingen hier in Nederland.’

U treedt vaak in dialoog met moslims. Ziet u vooral overeenkomsten of verschillen?
‘Joden en moslims hebben niet alleen veel overeenkomsten, maar ook veel gezamenlijke belangen. Denk maar aan ritueel slachten, onderwijs, grafrechten of het vestigen van gebedshuizen. Op heel veel punten zouden zowel joden als moslims baat hebben bij een betere en hechtere samenwerking. Natuurlijk zijn er ook verschillen. De joodse gemeenschap woont al veel langer in Nederland dan de moslimgemeenschap. Moslims van de derde generatie doen enorm hun best om hun plek te vinden in Nederland, maar krijgen voortdurend te maken met tegenslag en het verwijt dat de inzet niet goed genoeg is. Ook op dat punt kunnen we elkaar helpen. Het is helemaal niet utopisch om te denken dat joden en moslims samen kunnen komen. Het moet gebeuren en het gebeurt ook.’

Wat is het dominante beeld dat Nederlandse joden hebben van moslims?
‘Er is duidelijk een gebrek aan kennis en sprake van beeldvorming. Dat komt vooral omdat beide gemeenschappen heel geïsoleerd van elkaar leven. Als ze elkaar beter zouden leren kennen en meer contact met elkaar zouden hebben, zou er geen enkele reden zijn voor dit soort animositeit.’

We horen op het nieuws en lezen op social media vaak dat homo’s en vrouwen worden lastiggevallen door moslimjongeren. Ook joden zouden dit soort dingen meemaken. U woont in Amsterdam, heeft u dit soort dingen ooit meegemaakt?
‘Ik kom overal in Amsterdam en maak dat soort dingen niet mee. Het is echt wrong time, wrong place voor mensen die zulke nare dingen meemaken. Soms word je op straat wel nageroepen, maar wanneer je kijkt wie dat zijn, is het de ene keer een jonge moslim en de andere keer een blonde meneer met blauwe ogen. Dus daar een moslimprobleem van maken is niet terecht.’

Hoe groot is de angst onder joodse Nederlanders voor een aanslag op een joods doelwit door moslimextremisten?
‘Die angst is er wel, kijk maar hoe beveiligd het allemaal is in joods Nederland, bijvoorbeeld scholen, synagogen en joodse centra. Dat geeft aan de ene kant een veilig gevoel, maar aan de andere kant stimuleert het ook angstgevoelens. De aanslagen van de laatste jaren waren niet specifiek gericht op de joodse gemeenschap. Wel is het zo dat een joods object heel kwetsbaar is en blijft. Maar je moet altijd onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve angst. Dat laatste betekent dat je je wel onveilig kan voelen, maar of het echt onveilig is valt te betwisten.’

Mag je het leed uit de Tweede Wereldoorlog vergelijken met ander leed of is dat taboe?
‘In de joodse gemeenschap leeft sterk het idee dat de Holocaust zo uniek is dat niemand aanspraak kan maken op het idee dat een ander groep hetzelfde ooit nog kan meemaken. Als je kijkt naar het aantal slachtoffers en hoe systematisch joden zijn vermoord, dan klopt dat ook wel. In dat opzicht is het zeker uniek. Maar als instrument van discriminatie, uitsluiting en uiteindelijk genocide, is dat niet het geval. Persoonlijk heb ik geen moeite met vergelijkingen tussen het leed van Joden en andere volkeren, bijvoorbeeld wanneer wordt gesproken over de Armeense genocide. Want het gaat niet om wat ik er van vind, het gaat om wat mensen die het aan den lijve ondervinden en beleven er van vinden. Je kan toch niet claimen dat het ene leed erger is dan het andere? Daar moeten we ons niet mee bezighouden.’

U zei een tijdje geleden dat voor veel joden antisemitisme een soort hobby is geworden. Wat bedoelt u daarmee?
‘Dat heb ik gezegd en het heeft mij tot op de dag van vandaag achtervolgd. Ik geloof niet echt in dat opkomend antisemitisme. Antisemitisme hebben we altijd gehad en het zal ook altijd blijven bestaan. Daarbij moeten we ons op dat punt wel afvragen of het om antisemitisme gaat, in de zin van bijvoorbeeld dat joden nergens op straat veilig zijn, of om andere zaken zoals terrorisme. In Nederland heeft een jood alle vrijheden en burgerrechten en kan alles bereiken wat hij of zij maar wil. Een jood kan overal werken, studeren en wonen. Natuurlijk, wanneer ik als jood op het verkeerde moment op de verkeerde plek de verkeerde persoon tegenkom, dan is het raak, maar dat is niet iets wat alleen joden kunnen overkomen, hetzelfde geldt ook voor een moslim of atheïst. We moeten oppassen met het cultiveren van antisemitisme. Want dat is wel vaak het geval en het is ook logisch dat dat gebeurt, want de joodse gemeenschap heeft natuurlijk wel een geschiedenis van onderdrukking. De grootste slachtoffers van de mythe van het opkomend antisemitisme zijn de joden zelf. Voortdurend in die slachtofferrol blijven brengt je meer schade dan dat het je iets oplevert.’

Ik kan me goed voorstellen dat zulke uitspraken slecht vallen bij een deel van de joodse gemeenschap. Wat voor reacties krijgt u na zulke gevoelige uitspraken?
‘Dat kan soms heel heftig zijn, maar ik vind het mijn verantwoordelijkheid om zulke kanttekeningen te plaatsen. Als ik geloof dat ik mensen kan bereiken met de boodschap ‘denk er eens heel goed over na’, dan doe ik dat ook. Ik ben natuurlijk niet in dienst van een joodse gemeente als rabbijn, als ik zo’n functie zou hebben, zou dat wel heel lastig kunnen zijn. Die luxe heb ik sinds de jaren negentig en daar maak ik gebruik van.’

In een interview met Volzin in 2015 zei u dat het op seculiere wijze invullen van het jodendom een groot probleem is en dat seculiere joden terug moeten naar het religieuze jodendom. Waarom maakt u daar zo’n punt van?
‘Dat geldt niet alleen voor joden, maar ook voor moslims en christenen. Op het moment dat je religieus leeft, geef je een heel duidelijke invulling aan je religie. Een religieuze moslim probeert bijvoorbeeld vijf keer per dag te bidden, eet alleen halal en leeft volgens de regels van de islam. Als je dat allemaal niet doet, maar je noemt jezelf wel moslim, wat voor invulling geef je dan aan de islam? Dat heb je ook met joden. Als je als jood niet volgens de religieuze regels leeft, dan geef je een heel andere draai aan het jodendom, dat kan bijvoorbeeld een verbondenheid met Israël zijn of iets anders.’

Bent u bang dat het jodendom als religie steeds minder belangrijk wordt voor joden?
‘In Nederland lijkt dat misschien een minder urgent probleem, omdat de joodse gemeenschap natuurlijk vrij klein is. In totaal leven er rond de dertigduizend joden in Nederland, van wie verreweg het grootste deel geseculariseerd leeft. De traditioneel-religieuze gemeenschap is ver in de minderheid en bestaat uit niet meer dan enkele honderden gezinnen die meestal verbonden zijn aan grotere joodse gemeenschappen in het buitenland.’

Maakt het in het algemeen enig verschil of een jood seculier of religieus is, als we bijvoorbeeld kijken naar de band met Israël en loyaliteit aan de Israëlische staat?
‘Dat verschilt een beetje, omdat er verschillende manieren zijn in hoe je een band kan hebben met Israël. Dat kan een religieuze, emotionele of een familiare band zijn. Er is natuurlijk een organisatie als Een Ander Joods Geluid, die zich de vrijheid permitteert om heel kritisch te zijn op Israël. Dat is hun goed recht.’

Hoe staat u zelf tegenover Israël?
‘Ik acht mezelf heel erg verbonden met Israël, maar ik conformeer me niet aan het beeld van het seculiere karakter van de Israëlische staat.’

Vluchtelingen als wisselgeld

1

Wie de paragraaf ‘Menswaardig en effectief migratiebeleid’ in het regeerakkoord doorleest, zou de indruk kunnen krijgen dat de kop de lading dekt. Door de wereldwijd sterk toegenomen migratiedruk kunnen we immers niet meer op de oude voet doorgaan. Er komen eenvoudigweg veel te veel vluchtelingen naar Nederland. Dat zet volgens het nieuwe kabinet ‘de verhoudingen binnen de Nederlandse samenleving op scherp’. Al die vluchtelingen leiden tot grote verontrusting bij de bevolking en ondermijnen de sociale cohesie. Dat betekent dat we het VN-Vluchtelingenverdrag moeten aanpassen aan de moderne tijd en ons dienen te richten op ‘opvang in de eigen regio’, de mantra die de VVD, bij monde van Zijlstra, Rutte en Azmani, al jaren herhaalt. Daar, in Afrika en het Midden-Oosten, moet het Westen in een betere opvang investeren en de mensen ‘zelfredzaam’ maken door ze ter plekke toegang te geven tot arbeid en onderwijs. En voor degenen die ook daar niet veilig zijn, bestaat er een kansje dat ze naar Europa mogen komen, waarbij het jaarlijkse UNHCR-quotum van 500 naar 750 zou mogen stijgen. Tegelijkertijd worden (nog meer) afspraken met ‘veilige derde landen’ in die regio aangekondigd, bedoeld om migranten tegen te houden. Door al deze maatregelen, zo hoopt het nieuwe kabinet, zal de migratiedruk afnemen en de bereidheid in Nederland en Europa om iets voor vluchtelingen te doen weer toenemen.

Dit moge voor veel mensen heel redelijk en humanitair klinken, maar als je ook maar even aan de oppervlakte van deze tekst gaat krabben, dan ontstaat een heel ander beeld. Natuurlijk kan Europa, en Nederland, niet onbeperkt vluchtelingen en arbeidsmigranten opvangen, maar in hoeverre is het rampzalige scenario dat door de tekst heen schemert reëel? Zijn er momenteel ‘ongekend veel mensen in beweging’ in de wereld? En betekent dit dat Europa de muren nog hoger moet optrekken om niet overlopen te worden? Volgens de UNHCR zijn er momenteel zo’n 65 miljoen mensen gedwongen verplaatst, als gevolg van oorlogen en conflicten waarbij het Westen overigens een dikke vinger in de pap heeft. Verreweg de meesten daarvan bevinden zich in de ‘eigen regio’, zoals dat al decennia het geval is. Kijken we naar het aantal asielzoekers in Europa, dan blijken die aantallen eerder lager dan hoger dan in de jaren negentig en is de hoofdoorzaak van de plotselinge stijging in 2015 de gruwelijke burgeroorlog in Syrië en in delen van Irak. Samen met vluchtelingen uit Afghanistan en Eritrea zijn zij verantwoordelijk voor zo’n 70 procent van alle aanvragen sinds 2014. En kijken we naar Afrika, dan zien we dat het aantal mensen dat een asielaanvraag in de EU heeft ingediend al sinds 1992 tussen de 50.000 en 200.000 schommelt, jaarlijks dus 0,01 procent van de Afrikaanse bevolking en 0,03 procent van die van de EU. Het idee dat er een run op het Westen aan de gang is klopt eenvoudigweg niet. Zelfs van de Afrikanen die de gevaarlijke tocht door de Sahara ondernemen wil slechts één op de vijf naar Europa. De rest hoopt op werk in de olie-industrie van Libië, volgens het eerder dit jaar gepubliceerde rapport Turning the tide van de denktank Instituut Clingendael.

Bovendien maakt het sluiten van wat eufemistisch ‘migratieovereenkomsten’ wordt genoemd met autoritaire regimes in de Afrikaanse regio de situatie eerder slechter dan beter. Het uitbesteden en naar het zuiden toe opschuiven van de EU-grenscontrole leidt juist tot meer doden. De VN liet onlangs nog weten dat daardoor in de Sahara twee keer zoveel migranten verdrogen dan er in de Middellandse Zee verdrinken. Wat humanitair lijkt, is in werkelijkheid dodelijk. En in het Midden-Oosten houdt het vermeend ‘veilige derde land’ Turkije de grens intussen angstvallig gesloten en drijven duizenden Syriërs zelfs weer terug in de armen van een moordzuchtig regime, zoals Henk van Houtum en ik in ons boek Voorbij Fort Europa hebben laten zien.

Deze bedoelde en onbedoelde effecten van beleid worden gerechtvaardigd met de onbewezen stelling dat al die vluchtelingen onze sociale cohesie ondergraven en er geen draagvlak meer is. Maar waarom gebeurde dat dan niet in de jaren negentig, toen er zelfs meer kwamen, uit ruwweg dezelfde regio’s? En hoe komt het dat verreweg de meesten van deze ‘nieuwe’ Nederlanders, zeker cultureel, inmiddels geruisloos zijn opgegaan in de samenleving, zoals onderzoek van het SCP en de WRR laat zien?

In plaats van naar haar eigen denktanks te luisteren, lijkt het nieuwe kabinet liever mee te surfen op de populistische golven. Zoals de kersverse rector van het Netherlands Institute of Advanced Studies Jan-Willem Duyvendak in zijn deze week uitgekomen boek Thuis constateert, zijn het juist politici die ons aanpraten dat ‘we ons niet meer thuis voelen in ons land’. Zo wakkeren zij de gevoelens van angst en verlies van controle alleen maar verder aan. Het is opmerkelijk dat de ChristenUnie en D66, die als oppositiepartijen het vluchtelingenbeleid van het vorige kabinet sterk bekritiseerden, tijdens de formatie hun principes en inzichten als wisselgeld hebben ingezet. Want in de praktijk is met dit regeerakkoord een menswaardig en effectief migratiebeleid verder weg dan ooit.

Regeerakkoord is niet slecht voor multicultureel Nederland

0

De verwachtingen waren voorafgaand aan de bekendmaking van het regeerakkoord niet bepaald hoog gespannen. Bezien vanuit het perspectief van multicultureel Nederland viel er niet al te veel te verwachten. Een kabinet van VVD, CDA en ChristenUnie met D66 en zonder GroenLinks, dat leek immers weinig veelbelovend. Toch waren de eerste reacties na de presentatie van het regeerakkoord niet onverdeeld negatief. Ja, op sociaal-economisch vlak was er kritiek, maar niet zozeer op cultureel vlak. Wanneer we het over het beleid hebben waar met name multicultureel Nederland direct mee te maken zal krijgen zien we op veel punten vooral een voortzetting van het vorige kabinet (VVD-PvdA) met hier en daar andere accenten.

Een opvallend punt dat naar voren komt uit het regeerakkoord is het feit dat het kabinet gaat investeren in natievorming. In het akkoord valt te lezen dat de taal, de vlag, het volkslied, de herdenkingen en de Grondwet meer zijn dan symbolische relicten uit het verleden, namelijk tekenen van trots, vrijheden, rechten en plichten die horen bij Nederland en het Nederlanderschap. Het kabinet zet erop in om deze door te geven ‘aan elkaar en aan nieuwkomers’. Vooralsnog wordt niet duidelijk hoe dat zal geschieden, maar het leren van schoolkinderen over het Wilhelmus en het bezoeken van het Rijksmuseum en de Tweede Kamer door scholen is er in ieder geval onderdeel van.

Op het gebied van terrorismebestrijding en deradicalisering zien we vooral een voortzetting van het beleid van het voorgaande kabinet. Er wordt gekeken naar hoe haatpredikers en terugkeerders het best aangepakt kunnen worden. Het uitgangspunt van het nieuwe kabinet zal zijn om ervoor te zorgen dat middels nieuwe wetgeving terugkeerders zo lang mogelijk vastgezet kunnen worden, een maatregel die ook nadrukkelijk genomen wordt vanwege de potentiële veiligheidsdreiging die uitgaat van deze groep.

Een derde onderwerp waarvan er direct effecten uitgaan voor multicultureel Nederland is de aanpak van financiering uit het buitenland van politieke, maatschappelijke en religieuze organisaties. Het kabinet acht het onwenselijk dat beïnvloeding vanuit onvrije landen en organisaties plaatsvindt in de Nederlandse samenleving, via social media of door de financiering van organisaties, en wil dat gaan aanpakken door geldstromen transparanter te maken en, voor zover mogelijk, te beperken. Wat ook aangepakt gaat worden is haatzaaien. ‘Voor homohaat, antisemitisme, moslimhaat, eerwraak, genitale verminking, kinderhuwelijken, gedwongen huwelijken, haat zaaien en geweld tegen andersdenkenden en tegen minderheden’ is volgens het nieuwe kabinet geen plaats. Heel concreet wordt men in het regeerakkoord op dit punt overigens niet. Wat in dit verband wel een opvallend punt is, is het plan voor een verbod op anti-democratische partijen of groeperingen.

Een tot slot cruciaal punt uit het regeerakkoord dat direct betrekking heeft op multicultureel Nederland is de aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt. Het kabinet zegt ‘niet te willen berusten’ in het feit dat jongeren met een niet-westerse achtergrond het lastiger hebben om aan een baan of stage te komen. Naast een harde aanpak van discriminatie wil het kabinet een voorbeeldrol gaan spelen met een actief diversiteits- en anti-discriminatie-beleid. In de woorden van het kabinet: ‘Een democratische samenleving kan alleen functioneren als vrijheden van de ander worden bedreigd, als iedereen meedoet en discriminatie wordt bestreden.’

De hier besproken punten zullen overwegend positief uitpakken voor multicultureel Nederland. Van het aanpakken van discriminatie, het promoten van diversiteit, het aanpakken van haatzaaien en het langer proberen vast te zetten van terugkerende jihadisten zullen immers positieve effecten uitgaan. Wat betreft de aanpak van de financiering van buitenlandse organisaties is dit wellicht niet direct het geval, maar op langere termijn kan het wel weer een positieve impact hebben op de beeldvorming over minderheden. De voorstellen die betrekking hebben op natievorming kunnen voordelig zijn voor de onderlinge sociale cohesie in de samenleving en daarmee de polarisatie direct tegengaan.

‘Just do it’

0
De Kanttekening spreekt ‘nieuwe’ Nederlanders die op weg zijn naar de top. Deze week: Pakistaanse Nederlander Umar Mirza (30).

Wat doe je?
‘Ik ben analist bij Shell. Daarnaast houd ik me bezig met verschillende freelance activiteiten, onder meer als presentator en schrijver. Zo schrijf ik stukken in kranten. In het verleden heb ik het schrijversplatform wijblijvenhier.nl helpen opzetten. Verder geef ik gastcolleges over journalistiek op een hbo-instelling.’

Waar wil je heen?
‘Ik heb zelden dingen uitgestippeld in mijn leven, ik heb gewoon gedaan wat op mijn pad kwam. Ik heb wel altijd geprobeerd om maatschappelijk betrokken te blijven. Zo zou het volgens mij ook moeten zijn. Ik heb niet zoiets van ‘daar wil ik over tien jaar zijn’. Er zijn op dit moment een paar projecten waar ik mee bezig ben. Ik ben bijvoorbeeld door een uitgeverij gevraagd een boek te schrijven. Ik weet ook niet of ik in Nederland blijf. Het zou zomaar kunnen dat ik voor een aantal jaren wegga.’

Heb je een kruiwagen?
‘Het is misschien heel cliché, maar alle mensen in mijn directe omgeving hebben wel invloed gehad op mijn leven. Ik ben vaak gepusht door mensen die écht om mij geven. Ik denk dat het ook belangrijk is om waarde daaraan te geven. Docenten, decanen en zelfs mijn directrice op mijn middelbare school. En natuurlijk mijn ouders, in het bijzonder mijn vader.’

Zijn er beren op de weg?
‘Dat was ik zelf. De vraag was steeds: moet ik dit risico nemen of niet? Iedereen doet het toch op deze manier? En niet te veel risico’s nemen. Ik denk dat het bij meerdere mensen met een niet-westerse achtergrond wel zo is. We laten ons te veel beïnvloeden door onze omgeving.’

Heb je tips?
‘Ten eerste, wees kritisch op jezelf. Ben je wel oprecht in wat je doet? Soms doen we dingen die we eigenlijk niet willen en andersom. We moeten vaker nadenken of we wel doen wat we willen en waarom we het doen. En dan kom ik bij mijn tweede tip: wees niet bang om terug te komen. Het kan zijn dat je een pad bent ingeslagen wat later een slechte keus blijkt, wees dan niet bang om terug te gaan naar het begin. We wachten te lang voordat we iets durven, we staan te lang stil. Just do it.’

Identiteitspolitiek leeft van narcistische zelfvieringen

0

Als we ons in politieke discussies organiseren op basis van gender en etniciteit, dan verwordt politiek tot een primitieve identiteitenstrijd. Een potje trefbal op de basisschool tussen de meisjes en de jongens, maar dan in de publieke ruimte tussen volwassenen. De Amerikanen noemen het culture wars. In zulke oorlogen is er geen ruimte voor patriottische en kritische burgers. Patriottisme veronderstelt namelijk een onbaatzuchtige inzet voor het gemeenschappelijk belang; kritisch burgerschap een bedaarde, onpartijdige oriëntatie op beleidsvraagstukken. Identiteitspolitiek heeft dus terecht een slechte naam. Maar hoe kunnen we haar overstijgen?

Gemeenschappelijkheid
Het meest voor de hand liggende antwoord is het benadrukken van onze gemeenschappelijkheid. Dat is ook de aanbeveling van de Amerikaans ideeënhistoricus Mark Lilla in zijn nieuwste boek The once and future liberal: after identity politics. Voor Lilla vat het symbool van de linkse ‘diversiteitspolitiek’, de regenboogvlag, het probleem samen. Het is ‘een uiteengespat spectrum zonder hart’. Dat hart moet Amerika terugvinden. Het had zo uit de mond kunnen komen van Wierd Duk die het in een recente radiodiscussie met Nourdin el-Ouali had over ‘diversiteit organiseren met een basis in gemeenschappelijkheid’. Nieuwe Nederlanders moeten ‘gewone’ Nederlanders worden.

In de Volkskrant legt Martin Sommer in een recensie van Lilla’s nieuwe boek de vinger op de zere plek: ‘Deze geest gaat moeilijk de fles weer in.’ Het is gemakkelijker om een bestaande gemeenschappelijkheid te conserveren dan om het te scheppen op het moment dat het ontbreekt. Veel Nederlandse buurten zijn al een gedesintegreerd mengelmoesje. De grootste voorstanders van het benadrukken van een gemeenschappelijke Nederlandse identiteit zijn het meest kritisch op rappe massa-immigratie uit verre culturen, maar de mosterd wordt erg laat opgediend.

Empathisch verbinden
Dan is er empathie. Als je weinig met iemand deelt, kun je die ander nog steeds empathisch benaderen. Het idee is dat je zo bruggen kunt slaan. Empathie voor een andere groep vereist natuurlijk wel kennis van die andere groep. Omdat het veel moeite en kunde vereist om andere culturen te doorgronden, laten we ons informeren door onderzoeksjournalisten en antropologen. Die duiken een voor de buitenwereld onbekende groep in en berichten vervolgens over de aangetroffen waarden, gebruiken en identiteiten. Dat heet etnografie.

Een voorbeeld van een antropoloog die veel gedaan heeft om het grotere publiek te informeren over een ongeliefde en ontoegankelijke groep is Martijn de Koning, die etnografisch onderzoek doet naar radicaliserende islamitische jongeren in Nederland. Maar zijn publieke engagement toont ook meteen de zwakte van de empathische benadering. Als je vanuit etnografisch onderzoek het publieke domein betreedt om de empathie voor een bepaalde groep te vergroten, verword je tot een soort advocaat. Zo eentje die altijd wijst op verzachtende omstandigheden en om meer begrip vraagt. De Koning verdedigt zijn onderzoeksobjecten trouwens niet alleen in interviews en online opiniestukken, maar zelfs letterlijk in de rechtszaal. Toen hij in 2015 als getuige-deskundige optrad in een rechtszaak tegen Nederlandse IS-strijders en ronselaars die hij jarenlang van dichtbij had onderzocht, beschreef hij die als slechts een ‘vriendengroepje’. De rechters oordeelden dat ze een ‘terroristische organisatie’ vormden. De expertise en goede bedoelingen van De Koning waren niet in het geding, maar empathie alleen leidt niet tot wijsheid of een objectief oordeelsvermogen.

Als een culturele groep meer weet over een andere, dan schept dat trouwens ook niet automatisch meer sympathie. Integendeel, het kan de vijandigheid juist vergroten als de andere groep veel naarder blijkt dan verwacht. Onwetendheid zorgt er ook voor dat we positiever zijn over groepen waar we veel negatiever over zouden zijn als we ze beter zouden kennen. Ik zal geen voorbeelden noemen.

Zelfoverstijging
Empathie is onvoldoende, omdat het op het identitaire niveau blijft hangen. Om identiteitspolitiek te overstijgen, moeten we onszelf boven de strijd der identiteiten uittillen – onszelf overstijgen. Identiteitspolitiek leeft van narcistische zelfvieringen. Via de zelfvieringen van prominenten met wie we ons identificeren of die bij ‘onze’ groep horen, vieren we onszelf. Als onze identiteit bevestigd wordt, voelt dat even lekker, maar het verkleint. Bij goed burgerschap hoort een weidse blik, een zekere afstandelijkheid tot het eigene.

Het klassieke model van de intellectuele zelfoverstijging is dat van Plato’s grotanalogie. De filosofen klimmen omhoog uit de grot van hun specifieke cultuur met haar mythen, bias en identiteiten. Ze scheppen afstand om vanuit een grotere distantie over maatschappelijke rechtvaardigheid en burgerschap na te denken. Het ware kritische, verheven denken is universaliserend, het ontstaat op het moment dat we minder met de eigen en andermans identiteit bezig zijn. Om Plato te parafraseren: fuck identiteit.

De politieke praktijk is geen filosofie, maar een verheven politieke praktijk is evenzeer afhankelijk van een distantie tot identitaire behoeften om tot objectieve analyses, gewogen politieke oordelen en visionair beleid te komen. Het probleem met verheven burgerschap is natuurlijk dat het een hoge aanspraak maakt op intellectuele vaardigheden en zelfdiscipline. Uiteindelijk zullen de mensen ‘in de grot’ de zwaarbevochten hogere objectiviteit vaak niet eens herkennen voor wat het is. Het is hopeloos. Ach, identiteitspolitiek hoort bij onze al te menselijke kleinheid.