Vanochtend demonstreerden enkele tientallen Nederlanders voor de vrijlating van Murat Memis op het Museumplein in Amsterdam, voor de deur van het Turkse consulaat.
Memiş is raadslid en voorzitter van de SP-afdeling in Eindhoven en werd eind april in Turkije gearresteerd. ‘Hij wordt verdacht van het lid zijn en/of propaganda voeren voor een terroristische organisatie (PKK)’, meldde de Eindhovense burgemeester John Jorritsma hier vorige week over.
De demonstratie is op poten gezet door de SP. Naast vele SP-leden was ook de familie van Murat Memis aanwezig. ‘Het gaat hier om een democratisch gekozen Nederlandse volksvertegenwoordiger die in Turkije wordt vervolgd om de dingen die hij in Nederland zegt of heeft gedaan. Turkije heeft geen enkel recht Murat vast te houden. Nederland moet daarom, tot op het hoogste niveau, alles in het werk stellen voor zijn vrijlating, net als die van andere politieke gevangen’, stelt de SP Amsterdam op Facebook.
SP-Kamerlid Sadet Karabulut was een van de sprekers op de demonstratie. Vorige week vroeg ze, met steun van het gehele parlement, een Kamerdebat aan met minister Stef Blok (Buitenlandse Zaken) over deze kwestie. Dit debat staat gepland voor volgende week.
Sevda Bali (49) werd uitgehuwelijkt aan een Turks-Nederlandse man. Ze had geen gelukkig huwelijk en zette er een punt achter, om daarna toch nog het leven te leiden dat ze wilde.
Bali heeft twee Turkse ouders en werd geboren in Berlijn, toen dat nog door een muur verdeeld werd. ‘Wij gingen regelmatig in het oostelijke deel winkelen’, vertelt ze. ‘Je mocht niets meenemen naar het westen, maar wij trokken onze nieuwe kleren alvast aan. Daar kwam geen commentaar op.’ Bali’s vader zat gevangen tussen de moderne, westerse wereld en de oude, Turkse gewoontes. Enerzijds gaf hij zijn dochter alle vrijheid om te studeren aan de universiteit, maar toen ze op negentienjarige leeftijd nog niet getrouwd was en een familie uit Nederland een Turkse vrouw zocht, huwelijkte hij haar uit.
Iedere maand kwamen Turkse mannen naar haar vader toe om zijn dochters hand te vragen, maar haar vader gaf niet toe. Voor hen was het meer uit gewoonte dat ze haar uithuwelijkten, dat gebeurde voortdurend in de Turkse gemeenschap. Meestal gingen meisjes met zeventien of achttien jaar trouwen. Bali: ‘Ik zat op een universitaire opleiding, ik was linksgeoriënteerd en daarom sprak de Turkse gemeenschap schande van mij.’ Ze zou een slechte vrouw worden, geen man zou haar willen en ze was een schande voor haar familie. Toen er toch een familie op zoek was naar een vrouw, greep haar vader zijn kans en Bali ging daarin mee.
‘Ik mocht niet eens Nederlandse lessen volgen’
Uithoek in Nederland
‘Ik vond dat goed’, haast Bali zich te zeggen. ‘Dat ging niet tegen mijn zin in. Mijn vader vroeg nog of ik in Nederland verder mocht studeren aan de universiteit, ik was bijna klaar. Dat was geen probleem, zeiden ze.’ Maar eenmaal getrouwd en in Nederland aangekomen, ver weg in het plaatsje Zelhem in Twente, vond haar man het teveel kosten en te ver reizen om naar de universiteit te gaan. Bali moest maar gaan werken, ook iets voor de kost doen: ‘Ik mocht niet eens Nederlandse lessen volgen!’
Die lessen volgde ze toch, ondanks de afkeuring van haar man. Iedereen sprak Duits daar, dus de Nederlandse taal had ze niet nodig. ‘Hij zei dat ik niets kon, dat het mij toch niet zou lukken.’ Maar Bali haalde het wel. Bij haar diploma-uitreiking was haar man er niet. ‘Hij zei: ‘Natuurlijk heb je dat gehaald, je deed die opleiding toch?’’ Ondertussen was Bali zwanger van haar eerste kind, maar dat eindigde in een miskraam door de mishandeling van haar man. ‘Het was afschuwelijk, dat hele huwelijk, maar ik zat ook vast in tradities. Ik dacht dat het zo hoorde en dat het wel beter zou worden’, legt ze uit. Maar het werd niet beter. Ook niet toen hun dochter en zoon geboren werden. Bali hield van haar man, het was haar lot, dacht ze.
Met de bus
Bali mocht niet eens met de bus naar Doetinchem. Ze was Turkse en volgens een paar kennissen durfde ze wel veel, maar mocht ze niet zonder haar man reizen. ‘Ik moest toch gaan werken? Hoe moest ik dan aan een baan komen?’, zegt ze. Daarom ging ze toch naar Doetinchem, waar ze bij het arbeidsbureau een Nederlandse man trof die vloeiend Turks sprak. ‘Ben je gek?’, vroeg hij haar. ‘Jij hebt zoveel kennis, verreweg het meeste van alle Turkse vrouwen die ik ken, en dat laat je achter je om te gaan trouwen?’ Voor Bali was het een geschenk om iemand te ontmoeten die haar op waarde schatte en haar verder wilde helpen.
Bali wilde verder leren. Omdat de universiteit geen optie was, ging ze in de buurt een secretaresseopleiding volgen. Via haar contact bij het arbeidsbureau kwam ze daar terecht. ‘Daardoor dacht ik de taal goed te leren, ik had een ontzettend Duits accent’, vertelt ze. Na die opleiding deed ze aan boekhouden, calculatie en volgde ze allerlei opleidingen in de richting van boekhouden. Ondertussen kreeg ze een dochter en later ook nog een zoon. ‘Die zoon was niet gepland. Omdat ik zware medicijnen kreeg wegens ziekte, werkte de pil niet meer. Daar hadden ze me niet voor gewaarschuwd. Maar ik heb hem laten komen, hij was helemaal gezond.’
‘Hij zei: ‘Ik schiet je dood’’
Echtscheiding
Na achttien jaar was ze op en zette ze een punt achter het huwelijk. ‘Ik wist toen dat het niet beter zou worden, eerder slechter, en ik kon niet meer. Ik heb mijn ouders om vergeving gevraagd toen ik ging scheiden, ik wilde die schande eigenlijk niet op ze leggen’, vertelt Bali. Haar kinderen zaten inmiddels op de middelbare school in Doetinchem en Bali kocht een huis tegenover de school. Zo konden haar kinderen naar school en was ze wat verder bij haar ex vandaan. Die probeerde hun kinderen tegen haar op te zetten, wat hem niet lukte. Maar ook zijn vader bemoeide zich ermee, het was een schande voor de hele familie dat Bali vertrokken was. ‘Zijn vader belde me op, hij zei: ‘Ik schiet je dood’, waarop ik zei: ‘Zal ik je het adres even geven? Dan hoef je niet te zoeken.’ Dat was de laatste keer dat ik iets van hem hoorde.’
Haar eigen ouders vonden het ook erg dat Bali ging scheiden. Al tijdens haar verhuizing stonden ze op de stoep. Er was een heel lang gesprek nodig voordat haar vader zei: ‘Nu kijk je weer als mijn dochter, dus je hebt goed besloten’. Ze accepteerden dat ze alleen voor haar kinderen zorgde.
Bali had al die tijd op een kantoor gewerkt en haalde een praktijkdiploma in boekhouden. Maar daar lag haar hart niet. ‘Ik wilde met mensen omgaan en niet de hele dag achter een bureau zitten.’ Toen de kans voorbijkwam om een restaurantje te beginnen, greep ze die met beide handen aan. Ze kwam ook in de gemeenteraad terecht voor GroenLinks, maar dat liep niet goed af. ‘Ik dacht dat ze mij als persoon wilden, maar ze wilden een Turk om ook Turkse stemmers te trekken. Toen dat niet meer nodig was, werd ik gedumpt. Ik was fractievoorzitter van de partij, maar opeens was ik niet goed genoeg meer. Ik voelde me gebruikt.’ En dat terwijl ze met voorkeurstemmen in de raad was gekozen. Van een bijna onverkiesbare vijfde plek op de lijst werd ze tweede.
‘Ik dacht dat GroenLinks mij als persoon wilden, maar ze wilden Turkse stemmers trekken. Toen dat niet meer nodig was, werd ik gedumpt’
Eigen partij
In haar tijd bij de gemeenteraad ontdekte ze dat politiek niet gaat om idealen, maar om wat er achter de gordijnen wordt geregeld. Dat inspireerde haar om een nieuwe partij op te zetten: de Partij voor Mens en Milieu. ‘We haalden de kiesdrempel niet eens’, verzucht ze. Ze weet wel waar dat aan ligt: ze is Turks. Er werd eerst gedacht dat ze Indisch was, vanwege haar achternaam (Bali is een Indonesisch eiland). Dat kon wel door de beugel. Maar dat ze haar dochter en een vriendin met duidelijke Turkse namen op de lijst had gezet, dat kon niet. Toen Bali vertelde dat ze ook Turks is, schrokken de mensen die eventueel nog belangstelling hadden voor haar partij. Dat wilden ze niet hebben, vertelt Bali. Dat er ook nog een Gerrit, Vincent en Maarten op de lijst stonden deed er niet toe. Ze had de partij samen met milieudeskundige Gerrit opgezet. ‘We hadden echt een goed programma, maar mensen kijken niet verder dan je Turks-zijn en dan haken ze af, ongeacht je programma.’ Een flinke tegenvaller.
Bali voelt zich niet eens echt Turks. Ze is officieel Nederlands, maar dat voelt ze zich ook niet. Geboren in Berlijn, maar Duits voelt ze zich ook niet. ‘Ik ben een wereldburger, maar dat is best moeilijk soms. Wie ben ik en waar hoor ik bij? Ik denk nog steeds in het Duits, dat is best lastig’, vertelt ze. Bij GroenLinks was ze niet meer welkom, en toch blijft ze respect houden voor iedereen. Dat krijgt ze in haar restaurant terug. ‘Hier komen alleen vrolijke mensen. Ik heb wat vaste gasten waarvan sommige van ver komen – zelfs uit Duitsland –, maar ze komen hier graag.’
Dochter
De dochter van Bali is inmiddels 28 jaar en woont nog thuis. Ze heeft een opleiding tot verpleegkundige gevolgd en heeft een vaste baan. Ze heeft geen studieschuld. ‘De studie heb ik voor haar betaald’, zegt Bali. ‘Helaas kon ik dat niet doen voor mijn zoon.’ Ze vindt het erg belangrijk dat haar kinderen als zelfstandige en evenwichtige volwassenen met een eigen mening in het leven staan. Met 28 jaar en nog ongetrouwd thuis wonen, dat is erg ongebruikelijk in de Turkse cultuur. ‘Dat kan me niet schelen’, vertelt ze. ‘Ik vind het veel belangrijker dat mijn dochter gelukkig is. Ze is op zoek naar een woning voor zichzelf en daarna kan nog van alles gebeuren.’ Voor Bali is het belangrijk dat haar kinderen een goed leven opbouwen.
‘Mijn zoon is heel slim, hij is bijna klaar met de universiteit, waar hij de Engelse en Franse taal en literatuur studeert en studeert om tolk te worden. Ik ben zo trots op mijn kinderen. Ik heb ze deels in het Duits opgevoed, mijn kinderen spreken vijf talen.’ Haar dochter gaat twee keer per jaar op vakantie. Dat kan eigenlijk niet in de Turkse gemeenschap, als vrouw alleen op vakantie gaan. Alle dingen die Bali als meisje niet kon of mocht, die mag haar dochter wel. ‘Ik heb haar wat schrik aangejaagd wat mannen betreft, denk ik. Ze heeft nu sinds een jaar een vriend. Ik zei altijd dat als zij voor haar achttiende met een vriend thuis zou komen, ik hem af zou schieten’, daarin lijkt Bali op haar huidige man.
Een paar maanden geleden is Bali opnieuw getrouwd, ook met een Turk. ‘Deze is anders’, legt ze uit. Hij was ook eerder getrouwd, uitgehuwelijkt en kreeg ook twee kinderen. Hij kreeg de volledige voogdij over zijn kinderen en voedde ze in Nederland op, als alleenstaande vader. Zijn dochter en zoon studeerden beide. Op haar achttiende kwam zijn dochter thuis met een vriend, ze wilde trouwen. ‘Over mijn lijk’, was zijn reactie. Maar het was echte liefde en zijn dochter mocht doorstuderen. Bali’s man kon het niet laten zijn schoonzoon te intimideren: ‘Als je haar niet laat studeren, doe ik je wat aan’.
Sevda Bali met haar nieuwe man
Eindelijk gelukkig
‘Mijn man respecteert vrouwen. Hoe hij met zijn dochter omgaat, daar word ik echt blij van’, vertelt Bali. Voor haar en haar man voelt opnieuw de liefde vinden rond hun vijftigste levensjaar als een tweede kans. Beiden waren ze teleurgesteld in de liefde, maar kregen alsnog de kans om mee te maken hoe het hoort te zijn. ‘Alles is anders’, vertelt Bali. ‘Zelfs ruziemaken is anders. Het is erg mooi om dit mee te maken voordat ik doodga. Echte liefde bestaat!’ Bali voelt zich veilig en geliefd. Haar man had zelfs een heel trouwfeest georganiseerd. ‘Ik had een echte bruidsjurk aan.’ Dat dat bijzonder is, blijkt wel uit de vooroordelen die er bij Turkse mannen bestaan; je bent al oud, je bent tweedehands, een slechte vrouw, al gebruikt. ‘Maar mijn man houdt van mij en ik van hem.’
Door opnieuw te trouwen kreeg Bali twee kinderen erbij. Dat klopt precies bij haar vroegere verlangen om een groot gezin te hebben. ‘Ik wilde een leuk en gezellig gezin met vier kinderen. Twee jongens en twee meisjes, dat is altijd het mooiste. En nu heb ik het!’ Nadat Bali haar zoon kreeg mocht ze niet opnieuw zwanger worden. Dat grote gezin zat er daarom niet in, maar ze heeft het nu alsnog. ‘Ik ben eindelijk gelukkig.’
Vier jaar geleden schoot Craig Hicks in Chapel Hill, North Carolina, drie jonge moslims dood. De Amerikaan is voor deze driedubbele moord tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Hij werd, tot teleurstelling van de nabestaanden, niet veroordeeld voor het plegen van een hatecrime.
Deah Barakat, zijn vrouw Yusor Abu-Salha en haar jongere zus Razan werden vermoord in hun appartement in Chapel Hill. Ze studeerden alle drie aan de universiteit van North Carolina. Al langere tijd hadden Barakat en zijn vrouw last van Craig Hicks, hun buurman. Hij maakte met iedereen in het appartement ruzie, bijvoorbeeld als ze hun auto verkeerd parkeerden. Hicks had het stel al een keer bedreigd met zijn pistool.
Op 10 februari 2015 belde Hicks aan. Barakat pakte zijn mobiele telefoon om het gesprek vast te leggen op film, zodat dit gebruikt kon worden om zijn ruziezoekende buurman een contactverbod op te leggen. Op het filmpje is te zien hoe Hicks eerst Barakat doodschiet en vervolgens de twee vrouwen. De moord riep wereldwijd grote verontwaardiging op.
Nu, ruim vier jaar later, krijgt Hicks drie keer levenslang. Het lukte de aanklager echter niet om de zaak tegen Hicks te behandelen als een hatecrime: de rechter oordeelde dat hier onvoldoende bewijs voor is. Als er ook andere motieven meespelen dan vooroordelen geldt zo’n misdaad in het Amerikaanse rechtssysteem niet als een hatecrime. Bij Craig speelde ook de burenruzie mee.
De nabestaanden reageren teleurgesteld, omdat ze ervan overtuigd zijn dat Hicks werd geleid door vreemdelingenhaat en moslimhaat. Op sociale media heeft Hicks – een uitgesproken atheïst – zich zeer negatief over gelovigen uitgelaten. Ook zou hij ruzie hebben gemaakt met zijn andere buurman, die van Koreaanse afkomst is, en met een zwarte bouwvakker.
De Advocatenbond van Ankara claimt dat Turkse diplomaten fysiek en seksueel worden gemarteld. De regering ontkent alles. Mensenrechtenorganisaties maken zich grote zorgen.
Een van de slachtoffers, die anoniem wil blijven, tegen het Amerikaanse Fox News: ‘Op 20 mei kwamen vier politieagenten in uniform naar mijn huis om me vast te houden. Niemand op het politiebureau vertelde wat de beschuldiging tegen me was, er werd mij net verteld dat het over de Gülenbeweging ging.’ De diplomaat werd overgebracht naar Ankara, waar hij gevangen werd gezet.
‘Na middernacht namen politieagenten mij en mijn collega’s uit de cel. Ze sleepten ons bij onze armen donkere gang in. We werden geboeid en geblinddoekt. Ze bedekten onze gezichten met een plastic tas, zodat we hun gezichten niet konden zien.’ Vervolgens zouden de agenten hem en zijn collega’s met wapenstokken seksueel hebben aangevallen. ‘Al die tijd hebben ze ons bedreigd en beledigd om ons te dwingen om te bekennen.’
De diplomaat maakte deel uit van een groep van 249 diplomaten en ambtenaren die in mei waren gearresteerd. De pro-regeringskrant Hürriyet meldt dat zij ambtenarenexamens zouden hebben vervalst, met als oogmerk Gülen-aanhangers aan een baantje te helpen. De Gülenbeweging zit volgens de regering achter de mislukte coup van 15 juli 2016. Turkije heeft nadien duizenden vermeende tegenstanders van het regime gevangen gezet en tienduizenden ambtenaren ontslagen.
De Advocatenbond van Ankara heeft aan de bel getrokken. Volgens een rapport, dat de bond heeft opgesteld na interviews met zes mensen die gevangen gezet zijn, moesten de verdachten knielen en kruipen, kregen ze klappen tegen het hoofd en brandplekken op hun achterwerk. Ook mensenrechtenorganisaties maken zich grote zorgen en hebben het VN-comité tegen Foltering, de Raad van Europa, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Strafhof om een onafhankelijk onderzoek gevraagd.
Turkije ontkent echter dat gevangenen worden gemarteld. Het zijn valse beschuldigingen, aldus een woordvoerder van het Turkse ministerie van Buitenlandse zaken
Volgens Aykan Erdemir, een voomalig lid van het Turkse parlement en nu werkzaam bij de Foundation for Defense of Democracies, is de timing van de arrestaties bijzonder. Een week na de arrestaties zou voormalig diplomatenbaas en oud-minister van Buitenlandse Zaken Ahmet Davutoglu op een geplande bijeenkomst bekend willen maken dat hij een nieuwe politieke partij gaat oprichten, bedoeld als tegenhanger van Erdogans AKP. Zo’n bekendmaking heeft vooralsnog niet plaatsgevonden.
Davutoglu raakte drie jaar geleden in onmin met Erdogan, omdat de Turkse president steeds meer macht naar zich toe trekt. Met de massa-arrestaties zou Erdogan politieke tegenstanders als Davutoglu hebben willen intimideren, aldus Erdemir.
Vanavond om half acht begint op het Lange Voorhout in Den Haag een demonstratie tegen christenvervolging in islamitische landen. De initiatiefnemers zijn gelieerd aan Civitatis Christiana en Forum voor Democratie.
De demonstratie is een initiatief van de theologen Sonja Dahlmans en Henk-Jan Prosman. Sonja Dahlmans is gelieerd aan de controversiële conservatief-katholieke stichting Civitatis Christiana, bekend van acties tegen abortus en voor Zwarte Piet. Prosman is als predikant verbonden aan de Hervormde Gemeente van Nieuwkoop. Hij liet zich gelden als PVV-sympathisant en is inmiddels lid geworden van Forum voor Democratie, de partij van Thierry Baudet.
In een opinieartikel op Cultuur onder Vuur, onderdeel van Civitatis Christiana, betoogt Dahlmans dat westerse media geen aandacht besteden aan christenvervolging, omdat die bang zouden zijn om voor ‘islamofoob’ te worden uitgemaakt. Ook Prosman zit op deze lijn en hekelt op de christelijke nieuws- en opiniewebsiteCIP de ‘zelfcensuur’ en ‘politieke correctheid’ van de media: ‘In het Westen is een academische en journalistieke cultuur ontstaan waarin het christendom in verband wordt gebracht met westers kolonialisme en onderdrukking. Het christendom moest vooral bestreden, of tenminste gewantrouwd worden. Dat christenen ook slachtoffer kunnen zijn, past niet in dit narratief.’
Het opkomen voor vervolgde christenen gaat bij Dahlmans en Prosman hand in hand met kritiek op de islam en kritiek op ‘links’. Dit sentiment leeft onder orthodoxe christenen breder. Zo twitterde EO-anchorman Andries Knevel vlak na de aanslagen op christenen in Sri Lanka: ‘Ik betrap me erop dat ik berichten over de groeiende vervolging van christenen weinig deel, uit vrees in een debat over de islam te geraken. Vorm van zelfcensuur. Daar stop ik mee.’
De politie in Frankrijk heeft een extreemrechtse terreurcel opgerold, zo meldt de Franse pers. De vijfkoppige groep zou een neonazistisch gedachtegoed aanhangen en van plan zijn om aanslagen te plegen op moslims en joden.
De vijf verdachten zijn tussen september vorig jaar en mei opgepakt. Een politie-vrijwilliger was als eerste aan de beurt: bij hem thuis werden Kalashnikovs, munitie en explosieven aangetroffen. Diens aanhouding leidde uiteindelijk tot het oppakken van de andere vier verdachten, waarvan er twee minderjarig zijn. Het plan was aanslagen te plegen op onder meer een jaarlijks diner van Frans-joodse organisaties en islamitische gebedshuizen, zeggen gerechtelijke bronnen. De groep zou opereren onder de naam ‘De zwarte vogel’ en hun plannen voor aanslagen communiceren via een forum.
Frankrijk leidt sinds 2015 onder terreuraanvallen door moslimextremisten, maar wordt de laatste jaren ook geteisterd door dreiging vanuit extreemrechtse hoek. Zo werd in juni vorig jaar een extreemrechtse groep opgepakt die plannen zou hebben om moslimburgers te doden. Er werden onder andere geweren, munitie en explosieven in de woningen van de groepsleden gevonden. De groep verklaarde joden tot ‘doelwit wanneer de Franse Oorlog uitbreekt’. Ook werden in december zes verdachten opgepakt die uit zouden zijn op het vermoorden van president Emmanuel Macron, moslims, joden, homo’s en mensen met een donkere huidskleur.
Shantie Singh (36) werd geboren in Nederland, maar haar grootouders zijn afkomstig uit India. Haar ouders werden in Suriname geboren. Singh wilde meer weten over haar familiegeschiedenis en schreef hierover de roman Vervoering. Het boek verscheen in 2014 en werd een succes.
Het schrijven van Vervoering zorgde voor een ontwikkeling. Niet alleen bij Singh (haar officiële naam is Jagmohansingh) zelf, maar ook bij haar ouders en velen anderen. ‘Je geschiedenis mag er zijn, die is ook waardevol. Ook de Indiase en Surinaamse onderdelen. Die kunnen zelfs in een boek verschijnen, wat mijn ouders helemaal niet gewend waren.’ De research voor de roman bracht hen terug naar India en Suriname, voor de ouders van Singh een ‘trip down memory lane’.
Kolonie
Haar overgrootouders woonden in India toen dat nog een Britse kolonie was. In Suriname waren dringend goedkope arbeiders nodig, omdat de slavernij was afgeschaft in 1863. Daardoor kwamen zij van de ene kolonie in de andere terecht. De plantage-industrie dreigde in te storten, daarom zochten de Nederlanders naar goedkopere arbeidskrachten. In India werden mensen ’geronseld’, die werden per schip naar Suriname vervoerd. De beelden die zij voorgespiegeld kregen waren mooier dan de werkelijkheid. De meeste mensen wisten niet eens waar Suriname lag, maar hen werd voorgehouden dat het een prachtig land was waar gouden bergen op hen wachtten. Ze moesten een contract voor vijf jaar ondertekenen, terwijl de meeste mensen niet eens konden lezen. Er werden vooral sterke mensen gezocht, want ze moesten allereerst de bootreis overleven.
‘Mijn familie sprak weinig over deze tijd. Zij wilden alleen maar vooruitkijken, zo zijn zij opgevoed’, vertelt Singh. Tijdens de geschiedenislessen op school kwam dit onderwerp niet aan bod. Het was een koloniale tijd, de kinderen die naar school gingen, leerden vooral over de geschiedenis van Nederland, de geschiedenis van India kwam amper aan bod. ‘Ook ik hoorde er tijdens de geschiedenislessen niets over. Mijn ouders vonden het maar raar dat ik daar zo geïnteresseerd in was. Waarom wilde ik dat weten? Dat ik de gekste vragen stelde, maakte dat zij ook meer gingen nadenken over hun verleden.’ Het is van belang om het door te geven, vindt Singh. Er zijn wel geschiedenisboeken over, maar amper romans waarin staat hoe mensen zich voelden en wat ze deden.
Boeken als Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Márquez waren een grote inspiratie voor Singh. ‘Het is heel mooi om over de belevenissen van verschillende generaties te lezen. Zoiets wilde ik ook over mijn familiegeschiedenis, want mijn jeugd was er nog niets bij. Ook dat is een deel van de Nederlandse geschiedenis dat verteld en bewaard moet blijven.’ Dat Singh zelfs vandaag de dag nog te horen krijgt dat ze zo goed Nederlands spreekt is een signaal dat de hindoestaanse geschiedenis voor veel Nederlanders een ver-van-hun-bed-show is.
‘Mijn vader hoorde zoveel goede verhalen over Nederland dat hij besloot een kijkje te gaan nemen’
Sarnami
Door verhalen van andere familieleden kwam Singh steeds meer te weten, maar deze informatie was niet genoeg om een heel boek mee te vullen. Daarom ging ze naar het toen nog bestaande Sarnami Instituut in Den Haag, waar lezingen gehouden werden en waar informatie over de historie van Hindoestanen te vinden was. Sarnami is de taal die zich ontwikkelde tijdens de migratie van India naar Suriname en de periode daarna. Het nagebouwde huis van vroeger in het instituut en de aanwezige foto’s boden Singh een kijkje in het leven van toenmalig Suriname. Er waren ook objecten uit die tijd tentoongesteld. ‘Dat gaf mij een goed idee van het leven toen. Hoe de mensen zich voelden en hoe ze zich gedroegen.’
‘Dit onderzoek naar mijn verleden was op zich al een heel avontuur. Voor mijn overgrootouders en anderen was het een sprong in het duister om India achter zich te laten en naar Suriname te gaan, realiseerde ik mij. Datzelfde gold voor de mensen die later naar Nederland gingen. Toen had je nog geen Facebook of andere sociale media, dus contact met de achtergebleven familieleden was moeilijk en zeker niet vanzelfsprekend. Ze lieten hun hele leven achter zich en begonnen opnieuw. Daar heb ik grote bewondering voor.’
De overgrootvader van Singh was een sterke man, wat essentieel was om in die tijd te overleven. Hij was in staat om iets van zijn leven te maken. Hij zette een succesvol huishouden op en werkte in de landbouw. Het ging zo goed dat hij zelfs opbrengsten van het land kon verkopen, terwijl hij was begonnen met een kaal stukje land. ‘Het sprak tot mijn verbeelding dat hij en mijn overgrootmoeder het zover wisten te schoppen dat ze van overleven naar gewoon leven gingen, ze bouwden hun eigen geluk op. Ook voor de volgende generaties, zodat die een beter leven zouden hebben.’
‘Mijn vader gaf mij altijd mee dat ik van alles kan worden in het leven’
Op avontuur
Na de grote sprong van de overgrootouders van Singh deden haar ouders hetzelfde. ‘Zij vertrokken uit Suriname naar Nederland toen mijn moeder 18 jaar was en mijn vader 23.’ Ze vestigden zich in Almelo, want daar woonde een zus van haar vader. ‘Mijn vader hoorde zoveel goede verhalen over Nederland dat hij besloot een kijkje te gaan nemen. Dat vind ik ontzettend stoer van mijn ouders, dat ze op jonge leeftijd die grote stap hebben gezet. Mijn moeder moet daar wel heel eenzaam zijn geweest, vanuit de grote stad Paramaribo naar Almelo.’
Het was niet de bedoeling van de ouders van Singh om te emigreren, ze wilden een bezoek brengen aan Nederland en kijken hoe het hier was. Toen bleven ze hangen en na vijf jaar kwam hun eerste dochter ter wereld. In Suriname was de toekomst onzeker, veel mensen zagen die niet zo rooskleurig in en zij konden toen nog eenvoudig naar Nederland verhuizen, want ze hadden een Nederlands paspoort.
Singh kan zich op verschillende plekken thuis voelen, maar Nederland is haar vaderland. ‘Ik ben voor mijn boek naar India en Suriname geweest. Doordat ik met dat boek en de geschiedenis bezig was, zag ik deze landen opeens heel anders. Ik ben ook in Nickerie geweest, het gebied waar mijn vader vandaan komt. Dat ligt heel afgelegen, zeg maar een soort Almelo in Suriname. Daardoor kwam de hele geschiedenis een stuk dichterbij.’
In Almelo was de familie een bezienswaardigheid. Na haar geboorte wilde iedereen een kijkje nemen in Singhs wiegje, om deze wel heel bijzondere baby te zien. ‘Toen ik vijf was verhuisden we naar Alphen aan den Rijn, waar we iets minder opvallend waren. Het spreidingsbeleid waardoor immigranten door heel Nederland verspreid werden, was goed bedoeld, maar zorgde ook voor veel eenzaamheid.’
‘Mensen uit Marokko en Italië herkennen mijn verhaal’
Veel Hindoestaanse mensen reageerden positief op het verschijnen van het boek Vervoering. ‘Eindelijk een boek over onze geschiedenis’, en: ‘Dit kan ik aan mijn kinderen geven om ze uit te leggen waar ze vandaan komen’, kreeg Singh te horen. Maar het waren niet alleen Hindoestanen die enthousiast reageerden, ook jongeren en autochtone Nederlanders lieten weten blij te zijn met het boek. ‘We wisten helemaal niets van deze geschiedenis en dat het zo ging’, zei iemand tegen Singh. Het boek was genomineerd voor de Inktaap 2016 (een literaire prijs, red.), waardoor jongeren uit Nederland, België en Suriname het lazen. Die waren ook enthousiast en stuurden Singh filmpjes en foto’s. Er werd zelfs een trailer voor haar boek gemaakt. Sommigen volgen haar nog steeds op de sociale media.
‘Voor de boekpromotie was ik in Suriname, daar kreeg ik reacties van allerlei mensen, ook jonge meisjes die aangaven ook schrijfster te willen worden. Dat raakte mij wel.’ Met haar boek raakt ze bovendien aan universele waarden en gevoelens. ‘Mensen uit bijvoorbeeld Marokko en Italië herkennen zich eveneens in mijn verhaal. Ook zij vertrokken en lieten hun land achter zich. Vanuit diverse hoeken is de vraag naar een kinderboek gekomen. Maar dat is iets voor in de toekomst. Ik ben nu nog bezig met een boek over Rotterdam.’
‘Ik had het gevoel iets van mijn leven te moeten maken, omdat ik dat aan mijn familie was verplicht’
Dat haar ouders en overgrootouders zo hard gewerkt hebben voor haar toekomst en die van haar zusje, legde een flinke druk op Singh. ‘Ik had het gevoel iets van mijn leven te moeten maken, omdat ik dat aan mijn familie was verplicht. Ze hebben zoveel offers gebracht, zo hard gewerkt.’ Singh studeerde Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit en werkt nu als seniorbeleidsadviseur bij de gemeente Rotterdam. Daarnaast danst ze op hoog niveau, waarbij ze ook haar Indiase kant ontdekte. Vervolgens kwam ze bij haar uiteindelijke passie: schrijven. En er moest meteen een boek komen. ‘Ik vroeg mijn vader, tijdens de boekpresentatie, of hij nu trots op mij was. Hij keek mij aan en zei: ‘Maar ik ben toch allang trots op je?’ Daardoor realiseerde ik mij dat ik mijzelf van alles opleg.’
Bij de gemeente zet Singh zich vooral voor vrouwenrechten in, het recht van meisjes en vrouwen op zelfbeschikking, keuzevrijheid en een veilig thuis. Dit heeft een persoonlijke drijfveer. ‘Mijn vader gaf mij altijd mee dat ik van alles kan worden in het leven. Politicus, schrijfster, ondernemer, niets was te gek. Nooit werd gesproken over de noodzaak van een huwelijk. Het ging om zelfontplooiing en om op je eigen benen te kunnen staan. Voor mij was dit lange tijd normaal, totdat ik de wereld leerde kennen. In mijn familie zijn er ook vrouwen voor wie het niet vanzelfsprekend was dat zij zelf hun huwelijkspartner konden kiezen. In mijn basisschoolomgeving had je de zwartekousenkerk, de meisjes liepen alleen in lange rokken en hadden geen vrijheid. Ook in Nederland komt dat voor.’
Juist door haar werk bij de gemeente herontdekte Singh haar ouders: ‘Ze hebben offers gebracht om mij en mijn zusje zo op te voeden zoals we zijn opgevoed. Dat realiseer ik mij nu meer dan ooit. Tegelijkertijd hebben ze ons altijd de mooie tradities en verhalen doorgegeven.’
‘De vrijheid die ik heb, die wil ik voor alle vrouwen’
Voorrecht
Het schrijven van het boek voelde als een voorrecht voor Singh. Ze had gelukkig alle tijd om aan haar verhaal te werken. ‘Als ik niet aan dat boek had gewerkt was ik mij daar nooit zo van bewust geweest’, zegt ze. ‘Mijn voorouders hebben hun dromen doorgegeven aan volgende generaties. Mijn zusje en ik hebben veel kansen gekregen, daar ben ik mij tijdens het schrijven heel bewust van geworden. Er zijn genoeg vrouwen die onderdrukt worden. Ik maak mij in mijn werk bij de gemeente sterk voor hen. De vrijheid die ik heb, die wil ik voor alle vrouwen.’
Daar lig ik. Met een volle bos kroeshaar op het zachte gras van een zonnige heuvel in het dorpje Oude-Tonge. Een klein, maar fijn gehucht in Goeree-Overflakkee – één van de Zuid-Hollandse eilanden. Pas een jaartje of acht oud was ik, maar ik had al het nodige meegemaakt in mijn jonge leventje. Mijn ogen zijn gesloten en mijn oogleden zijn roodgekleurd omdat ze gericht zijn op de felle zon. Ik lig even bij te komen na intensief met vriendjes te hebben gespeeld. Voetballen, rondrennen, tikkertje, busjekruit en andere vormen van lekker buiten ravotten hebben mij behoorlijk uitgeput.
Zo fijn om eventjes nergens over na te hoeven te denken. Om niet bang, verdrietig of onzeker te zijn. Leven in het moment. Kinderen kunnen dat als de beste. Volwassenen zoeken hun leven lang tevergeefs naar evenaring van dat ultieme moment, waarop tijd en ruimte volkomen één zijn. Kinderen doen het instinctief, volgen hun hart en passie en voor mij ging dat het makkelijkste wanneer ik buiten aan het spelen was.
Hoe anders was het binnen. Ik kan me nog herinneren dat ik op zesjarige leeftijd getuige was van de trillende en spastische handen van mijn moeder die haar belemmerden om haar bestek vast te houden. De oud-Hollandse stamppot in ons Surinaamse gezin kon maar op één manier in haar lege maag terecht komen: ik zou haar moeten voeren. Geen probleem, want de liefde voor mijn moeder was groot en de moeite was klein. Daarom was het ook geen probleem dat we als gezin elk dubbeltje moesten omdraaien, nadat mijn vader werkloos raakte en we op een gegeven moment een beroep moesten doen op de gemeentelijke minima-voorzieningen.
Mijn vriendjes vroegen gelukkig niet hoe het thuis was
Ook met kraanwater in plaats van cola en een mariabiscuitje in plaats van een roze koek kun je de woensdagmiddag aardig doorkomen. En als het thuis even extra spannend werd, zoals op momenten van ruzie en het Surinaams de Nederlandse taal tijdelijk verving in de interactie tussen mijn ouders, kon ik weer naar buiten gaan om met vriendjes te spelen. Buitenspelen werd voor mij een uitvlucht. Mijn vriendjes vroegen gelukkig niet hoe het thuis was; net als ik waren ze enkel en alleen met het moment bezig en niet met vroeger of later. De enige tijd die telde, was de tijd waarop onze ouders hadden aangegeven dat we weer naar huis moesten. Voor het donker thuis, bijvoorbeeld.
Hoe zou het anno 2019 gaan met kinderen voor wie buitenspelen een uitvlucht is uit hun thuissituatie? Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek doet maar liefst 9,5 procent van alle kinderen en jongeren onder de 18 jaar een beroep op jeugdzorg. Met andere woorden: bijna 1 op de 10 kinderen en jongeren (en hun gezin) kampt met psychische, psychosociale en/of gedragsproblemen, heeft last van een verstandelijke beperking of andersoortige opvoedingsproblemen. Ik weet niet hoe dat bij u als lezer binnenkomt, maar ik vind dat echt heel erg veel. In deze situatie zou ik verwachten dat kinderen steeds vaker buitenspelen. Steeds vaker buiten even hun problemen spelenderwijs willen vervangen door positieve ervaringen met vriendjes of vriendinnetjes.
Maar het tegenovergestelde is het geval. Kinderen spelen steeds minder vaak buiten. Tussen 2013 en 2018 is het aantal kinderen dat elke dag buiten speelt gedaald van 20 procent naar 14 procent, zo blijkt uit onderzoek van Kantar Public in opdracht van Jantje Beton. Kinderen spelen dramatisch minder buiten en spelen liever binnen achter een scherm – laptop, tablet, tv of smartphone, gericht op games of sociale media. Ik gun alle kinderen, maar zeker de kinderen in kwetsbare posities zoals de kinderen die met jeugdzorg te maken hebben, een onbezorgde jeugd. Een jeugd die gedomineerd wordt door ontspanning, plezier en buitenspelen. Een bescheiden oproep: laten we als volwassenen onze persoonlijke verhalen over buitenspelen in onze jeugd meer delen met elkaar en met onze (klein)kinderen. Laten we elkaar herinneren aan het belang van buitenspelen en kinderen aansporen ons voorbeeld te volgen. Daar worden kinderen écht gelukkiger van.
De Radboud Universiteit Nijmegen organiseert op 19 juni een conferentie over de gematigde islam: ‘Seeking the middle path’. De universiteit doet dit in samenwerking met de Nederlandse tak van ’s werelds grootste moslimorganisatie: Nahdlatul Uluma.
Nahdlatul Uluma, begonnen vanuit Indonesië, heeft een geschat ledenaantal van maar liefst 60 tot 80 miljoen. Volgens Frans Wijsen, religiewetenschapper aan de Radboud Universiteit, heerst er een eenzijdig beeld in Nederland over de islam. ‘In Europa hebben we het feitelijk over de Arabische islam als we het over dé islam hebben. Maar 85 procent van de moslims leeft helemaal niet in de Arabische landen. Het grootste moslimland ter wereld, Indonesië, ligt in Azië.’ De media zijn gefixeerd op de islam in zijn extremistische vorm, terwijl het overgrote deel van de moslims nog altijd gematigd is, stelt Wijsen.
In samenwerking met de Indonesische overheid heeft Nahdlatul Uluma als doel een ander – gematigder – beeld van de islam te laten zien in Europa. Tijdens ‘Seeking the middle path’ zullen dan ook thema’s als democratie, gelijkwaardigheid van vrouwen maar ook de duurzame omgang met de planeet aan de orde komen.
De conferentie vindt plaats in de aula van de Radboud Universiteit. Onder anderen de Indonesische minister van Religieuze Zaken en de voorzitter van Nahdlatul Uluma zullen er spreken.
Sinds 2014 deden meer dan 17.000 Eritreeërs een asielaanvraag in Nederland. Hiermee vormen ze na Syrische vluchtelingen de grootste groep nieuwkomers. Omdat Eritrea een onveilige dictatuur is, worden de meeste asielaanvragen in Nederland ingewilligd. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat het voor Eritreeërs extra lastig is om hier te integreren. Hoe komt dit, en wat is er aan te doen?
Eritrea is, na lange tijd gekolonialiseerd te zijn geweest door onder andere Italië, Groot-Brittannië en Ethiopië, sinds 1993 officieel een onafhankelijke staat. De huidige president van Eritrea, Isaias Afwerki, leidde het Eritrean People Liberation Front (EPLF) in de strijd tegen de meest recente bezetter, Ethiopië. Hiervoor kreeg hij erkenning van zijn landgenoten in de vorm van stemmen voor zijn politieke partij. In het begin waren veel Eritreeërs positief over Afwerki, maar inmiddels is dit veranderd. Er zijn, nadat Afwerki in 1993 aan de macht kwam, geen democratische verkiezingen meer gehouden en het dictatoriale regime perkt de vrijheid van de Eritrese burgers steeds verder in. Zo moeten ze voor onbepaalde tijd in militaire dienst en mogen ze bijna nooit reizen. Mensen die zich hiertegen verzetten worden gevangen gezet en gemarteld. Toch proberen mensen weg te komen. Als het ze lukt staat er een gevaarlijke tocht op ze te wachten.
Op de vlucht
Ibrahim Saleh heeft die tocht gemaakt. Hij woont nu vier jaar in Nederland en werkt bij Stichting Warm Welkom, waar hij probeert statushouders wegwijs te maken in Amsterdam-Noord. ‘Mijn eerste vluchtpoging deed ik in 2006’, vertelt Ibrahim. ‘Maar dat lukte niet. Ik werd opgepakt en heb toen zes maanden in de gevangenis gezeten. Toen ik weer vrij was heb ik een tijd een normaal leven gehad. Ik was er voor mijn familie, had mijn werk en was in de avond en in het weekend in dienst.’ In die tijd wilde Ibrahim wel vluchten. Maar doordat hij in de hoofdstad Asmara woonde, was het voor hem lastig zomaar naar de grens te gaan. Uiteindelijk vertrok hij in 2014 voorgoed. ‘Ik vluchtte toen ik weer naar de gevangenis moest. Sinds 2006 was ik daar al drie keer naartoe gestuurd, meestal voor een paar maanden. Dat overkomt iedereen die zelfstandig werkt of zich tegen het regime uitspreekt. Toen ik de grens was overgestoken voelde ik mij ontzettend opgelucht.’
‘Voor Eritreeërs is het lastig om contact te maken met onbekenden’
Aanvankelijk was het zijn plan om naar Zweden te gaan, omdat hij daar vrienden heeft. Nederland kende hij niet. Althans, alleen van het nationale voetbalelftal: hij was fan van Arjen Robben en Robin van Persie. Maar toen hij na een lange reis in België aankwam, nam hij de trein naar Amsterdam en besloot hij te blijven. Makkelijk ging dat niet, in het begin ervaarde hij een ware cultuurschok. ‘Voor Eritrese mensen is het over het algemeen lastig om contact te maken met onbekenden’, vertelt Ibrahim. ‘We zijn bang om fouten te maken en nemen vreemden moeilijk in vertrouwen. Thuis weten we soms zelfs niet eens of we onze eigen familie kunnen vertrouwen, dat speelt mee.’
Mek Ykeallo
Brugfunctionaris tussen twee werelden
Mek Ykeallo trok zich het lot van de nieuwe statushouders aan. Zelf woont hij sinds 1994 in Nederland, nadat hij vluchtte uit Ethiopië. Hierdoor weet hij als geen ander hoe het is om hier opnieuw te beginnen. Hij spreekt Tigrinya, de officiële taal van Eritrea, en kent zowel de Eritrese als de Nederlandse cultuur goed. Hij heeft Stichting Ykeallo opgezet, waarbij hij fungeert als ‘brugfunctionaris tussen twee werelden’. Dat begon ooit met een nieuwe jongen in zijn buurt. ‘Ik speelde vaak een potje voetbal met mijn vrienden en op een gegeven moment stond er een jongen aan de zijlijn te kijken. Ik zag direct dat hij Eritrees was en heb hem gevraagd met ons mee te doen. Hij was een erg goede voetballer en na afloop zijn we in gesprek geraakt. Toen ik hem vroeg hoe hij zijn verblijf in Nederland tot nu toe had ervaren zei hij: ‘Ik heb alles, maar ik kan niks’. Hij vertelde dat hij de spullen in huis had om zijn huis in te richten, maar dat hij niet wist hoe het allemaal in elkaar gezet moest worden.’
Mek en zijn vriendin hebben hem daarbij geholpen en zo is het contact gegroeid. ‘We hebben hem op het hart gedrukt dat hij altijd welkom was bij ons, waarna hij regelmatig op bezoek kwam. Na een tijdje bracht hij ook vrienden mee die hulp konden gebruiken. Bijvoorbeeld met het vertalen van brieven of het plegen van telefoontjes. Twee jaar lang heb ik een groep Eritrese jongens op deze manier geholpen. Toen werd het op de een of andere manier opgepikt door de media en benaderde de gemeente Amsterdam mij met de vraag of we samen konden werken. Zo is Stichting Ykeallo ontstaan.’
‘Ons is nooit geleerd eigen keuzes te maken of jezelf te uiten. Dat botst soms’
Het individu centraal
Door de taalbarrière en de complexe cultuur was het in het begin erg lastig voor gemeentes en maatschappelijke instanties om Eritrese statushouders te bereiken. ‘Wat het moeilijkste is geweest – en nog steeds is –, is dat Eritrea zo’n geïsoleerd land is. Het is eigenlijk door de regering gekidnapt,’ vertelt Mek. ‘Het volk krijgt geen informatie van buitenaf en leert dat de president van Eritrea de beste leider ter wereld is. De jongeren zijn een product van die regering. En dan komen zij opeens in een vrij land, waar heel veel kan, heel veel mag en waar vrijheid van meningsuiting een geboorterecht is. Ze kunnen werken, studeren – er zijn grenzeloze mogelijkheden. Aan mensen uit Eritrea is nooit geleerd eigen keuzes te maken of jezelf te uiten. Dat botst soms. Daarbij hebben wij ons in Europa ook niet goed kunnen voorbereiden op hoe wij het moesten aanpakken. Er is een beleid gebruikt dat in het verleden leek te werken, maar dat niet per se goed past bij deze groep.’
Milka Yemane
Volgens Mek zou het beter zijn om tijdens het integratieproces meer aandacht te besteden aan het individu. Die opvatting deelt Milka Yemane. Milka vluchtte begin jaren negentig met haar moeder en broertje uit Eritrea. Nu helpt ze Eritrese nieuwkomers met hun integratie. Daarnaast traint ze professionals die zich met Eritrese statushouders bezighouden. Dit doet ze door middel van haar stichting Lemat, dat ‘opbloeien’ betekent in het Tigrinya. ‘Nederland is heel gedigitaliseerd en gaat uit van zelfredzaamheid,’ vertelt ze. ‘De nieuwkomers waren in Eritrea ook zelfredzaam, maar op een andere manier. Hier wordt snel veel van mensen verwacht, terwijl zij meestal geen ervaring hebben met de vaardigheden die ze daarvoor moeten hebben. Het is dus goed om eerst te investeren in dat soort skills, zodat ze hier ook zelfredzaam kunnen zijn. Als voorbeeld geef ik altijd: hier ken ik de cultuur. Maar zet je me in Eritrea neer in een ruraal gebied, waar veel Eritreeërs vandaan komen, dan ben ik daar niet zelfredzaam en hoop ik dat mensen mij gaan leren hoe ik dat kan worden. Als ik niet weet hoe ik mijn eigen eten moet verbouwen maar mensen vinden dat ik dat zelf moet uitzoeken, dan is dat eigenlijk een valse start.’
Daar heeft ook Ibrahim ervaring mee: ‘Mensen die gestudeerd hebben vinden uiteindelijk hun weg wel. Vaak kunnen zij zich makkelijker verstaanbaar maken. Bovendien zijn ze al bekend met studeren, wat erg helpt bij taallessen en de voorbereiding op het inburgeringsexamen. Als je al weet hoe je het leren voor een examen aan moet pakken en hoe toetsen in elkaar steken, heb je natuurlijk een grote voorsprong. Het grootste deel van de Eritrese nieuwkomers heeft in het thuisland echter nooit kunnen studeren en ik ken veel mensen voor wie dat hier echt heel moeilijk was.’
Een hele ontwikkeling
Ibrahim heeft wel het idee dat het ondertussen wat beter gaat. ‘Veel statushouders wonen hier nu zo’n vier jaar. Zij spreken inmiddels redelijk tot goed Nederlands en gaan naar school of zijn aan het werk. Daarnaast zijn er veel stichtingen en organisaties ontstaan die kunnen helpen.’ Ook Mek ziet dat er een ontwikkeling is geweest in de afgelopen vier jaar. ‘Het probleem is geschetst, er is onderzoek gedaan en de deskundigheid bij instanties is gegroeid. De Nederlanders zijn volgens mij meer gewend geraakt en weten beter hoe ze om kunnen gaan met statushouders. Ik merkte in het begin, als we aan het voetballen waren, dat de buurt dat best raar vond en aan mij vroeg waar al die jongens toch vandaan kwamen. Nu praten zij met de jongeren en zijn sommigen zelfs ‘buddies’ geworden. Dan helpen ze bijvoorbeeld met het leren van de taal of komen ze gewoon bij het voetbal kijken. De buurt is niet meer vreemd voor de jongens en de jongens zijn niet meer vreemd voor de buurt.’
‘Maatwerk is de enige oplossing om langdurige integratie te bewerkstelligen’
Meks en Ibrahims belangrijkste advies om de integratie makkelijker te maken: neem de tijd om iemand te leren kennen. ‘Spreek eerst een paar keer met iemand af, bouw het vertrouwen op. Daar krijg je uiteindelijk zoveel voor terug’, zegt Ibrahim. Mek geeft aan dat hij dit voor elke statushouder zou aanraden, maar dat het in het geval van Eritreeërs extra belangrijk is. ‘Investeer in een goede relatie!’ Daarnaast denkt hij dat er nog een andere sleutel tot succes is: maatwerk. ‘Integratie is een proces. Een proces dat niet kan worden voltooid in een, twee, drie, of vier jaar, maar waar je de rest van je leven in groeit. Deskundigen, instanties, beleidsmakers, professionals en de bevolking moeten zich realiseren dat elke mens zijn eigen ontwikkeling doorloopt. Maatwerk is de enige oplossing om langdurige integratie te bewerkstelligen. Wij moeten dus niet in stereotypes gaan denken, maar stap voor stap maatwerk bieden om in de toekomst een positief resultaat te behalen.’
Milka ziet ook een positieve ontwikkeling. ‘Steeds meer gemeenten schakelen tegenwoordig hulp in van stichtingen en organisaties als Lemat en Ykeallo, die hen kunnen helpen. Maar dit mag van mij nog radicaler, op landelijk niveau, omdat je soms op lokaal niveau heel mooie dingen ziet gebeuren. Het zou mooi zijn als dat nationaal zou worden doorgevoerd.’
Nieuw integratiebeleid
Het inschakelen van zulke instanties lijkt langzaam maar zeker onderdeel te worden van het Nederlandse inburgeringsbeleid. Bovendien wordt in 2020 het inburgeringsbeleid op grote schaal aangepast; voortaan zullen gemeenten dan een persoonlijk ‘Plan Inburgering en Participatie’ maken voor de nieuwkomers. ‘Er is aangegeven dat er verschillende inburgeringsroutes zullen komen, waarbij er ook meer praktijkgerichte mogelijkheden zijn. Maar hoe dit precies geïmplementeerd wordt, dat vind ik nog wel spannend’, zegt Milka. ‘Verder hoop ik dat er met terugwerkende kracht zal worden gekeken naar hoe de groep, die nu zijn inburgeringstraject afrondt, ook daarna nog hulp kan krijgen.’
Eritreeërs moeten veel leren over de Nederlandse cultuur, maar er zijn ook dingen die Nederlanders van hen zouden kunnen leren, vertelt Milka: ‘Wij zijn zo druk bezig met werk en carrière maken, noem het maar op, waardoor we soms weinig tijd hebben voor de dingen in het leven die écht belangrijk zijn. De nieuwkomers herinneren mij eraan dat familiebanden, vriendschappen en je gezondheid veel belangrijkere zaken zijn. Daar maken ze veel tijd voor vrij. In Nederland is de klok de baas over ons, terwijl zij de baas over de klok zijn.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.