9.5 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 825

‘Turkije is tot op het bot verdeeld’

1
‘Het definitieve einde kan zich dit jaar, volgend jaar of over een paar jaar voltrekken, dat is moeilijk in te schatten, maar het is duidelijk dat we ons in de late Erdogan-periode bevinden.’

In een tijd van economische malaise en zowel parlements als presidentsverkiezingen op komst (24 juni), lopen de politieke spanningen in Turkije weer hoog op. Terwijl president Recep Tayyip Erdogan tegenstanders en critici wegzet als ‘terroristen’ en ‘landverraders’, beloven oppositiepartijen een vreedzaam, veilig en welvarend Turkije zonder Erdogan. De afkeer van oppositiepartijen van Erdogan is groot. De nood is hoog. Zo hoog dat vier partijen die op verschillende vlakken tegenpolen van elkaar zijn, een alliantie zijn aangegaan om Erdogan van de troon te stoten. Hoe gaat het land eruitzien na 24 juni? Gaat de regering stemfraude plegen? Hoe groot zijn de economische problemen? Waarom onderdrukt de regering de Koerdische politieke beweging? Kunnen we een nieuwe coup(poging) verwachten? De Kanttekening vroeg dat en meer aan de godfather van de Turkse studies, hoogleraar Turkse Talen en Culturen aan de Universiteit Leiden, Erik-Jan Zürcher.

Foto: UNESCO. Turkoloog Erik-Jan Zürcher (Leiden, 1953) is hoogleraar Turkse Talen en Culturen aan de Universiteit Leiden. Hij studeerde Arabisch, Turks en Nieuw-Perzisch en doceerde Turks en Nieuw-Perzisch aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (heet sinds 1 september 2004 Radboud Universiteit Nijmegen). In 1984 promoveerde hij op het proefschrift ‘The unionist factor: the role of the Committee of Union and Progress in the Turkish national movement, 1905-1926’. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan, waaronder boeken zoals ‘Political opposition in the early Turkish Republic: the Progressive Republican Party, 1924-1925’ (1991), ‘Turkey: a modern history’ (1993) en ‘The Young Turk legacy and nation building’ (2010), boekhoofdstukken zoals ‘De Turkse paradox: religie in dienst van de seculiere staat’ (2006), ‘The Turkish perception of Europe: example and enemy’ (2008) en ‘The Balkan Wars and the refugee leadership of the early Turkish Republic’ (2014) en artikelen zoals ‘How Europeans adopted Anatolia and discovered Turkey’ (2005) in European Review, ‘The late Ottoman Empire as a laboratory of social engineering’ (2009) in Il Mestiere di Storico, ‘The socio-economic history of violence in the late Ottoman Empire’ (2013) in het Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis en ‘Macedonians in Anatolia: the importance of the Macedonian roots of the unionists for their policies in Anatolia after 1914’ (2014) in Middle Eastern Studies. Van ‘Turkey: a modern history’, een standaardwerk, zijn vertalingen verschenen in onder meer Nederlands, Turks, Grieks, Hebreeuws, Arabisch en Indonesisch. In juni 2005 ontving hij de Medal of High Distinction, een hoge Turkse onderscheiding. Hij kreeg de gouden medaille voor zijn inspanningen om de Nederlandse politiek en het publiek voor te lichten over Turkije. In 2016 gaf hij de onderscheiding terug ‘als protest tegen het dictatoriale wanbeleid van Erdogan’, zo schreef hij in een opiniestuk in de NRC. Van april 2008 tot november 2012 was hij directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. In 2008 werd hij gekozen tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Als Turkije-deskundige is hij vaak te gast in televisie- en radioprogramma’s. Hij is de zoon van Erik Zürcher, oud-hoogleraar Geschiedenis van Oost-Azië aan de Rijksuniversiteit Leiden (de naam van de Universiteit Leiden tot 1998).

De geschiedenis van Turkije kent meerdere perioden van repressie. Zo zijn na de coup van 1980 onder de militaire junta vijftig mensen geëxecuteerd en rond de vijfhonderdduizend mensen opgepakt. Als we de periode na de couppoging van 15-16 juli 2016, waarbij volgens de laatste cijfers bijna tachtigduizend mensen zijn gearresteerd, in een historische context plaatsen, valt de repressie nu dan mee of juist niet?
‘De huidige repressie heeft heel erg de vorm aangenomen van massazuiveringen, van onder meer het staatsapparaat, de media en het onderwijs. Het is te vergelijken met de periode na de coup van 1980, toen generaal Kenan Evren (1917-2005; de militaire junta benoemde hem na de coup tot de zevende president van Turkije, hij regeerde van 1980 tot 1989, red.) aan de macht was. Met één kanttekening, die moet je wel maken: onder Evren waren geweld en martelingen veel meer aan de orde van de dag. Je ziet nu dat mensen op basis van heel oppervlakkige redenen of zelfs zonder reden worden gearresteerd, ontslagen of hun paspoort verliezen. Je ziet dat mensen vaak eerst beschuldigd en vastgezet worden en vervolgens heel lang moeten wachten totdat hun zaak voor de rechter komt. Mensen die vervolgd worden bevinden zich in een situatie van extreme onzekerheid. Ze hebben ook nog eens te maken met sociaal isolement. Ze worden gemeden, omdat mensen bang zijn zich met hen te associëren. En specifiek zie je natuurlijk ook een verhevigde repressie van de Koerdische politieke beweging. Dan heb ik het niet over de PKK (Koerdische Arbeiderspartij, die op de Turkse, Europese en Amerikaanse terreurlijsten staat, red.), maar vooral de HDP (Democratische Partij van de Volkeren; democratisch-socialistisch, red.). De geïntensiveerde onderdrukking, die begon na de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015, heeft de HDP ernstig verlamd (Erdogans islamistische Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling AKP behaalde bij deze verkiezingen bijna zevenenveertig procent en verloor daarmee haar absolute meerderheid, voor het eerst sinds haar oprichting in 2001 en eerste deelname aan de parlementsverkiezingen in 2002, terwijl de HDP een historische zege boekte door bijna vijftien procent binnen te slepen; vervolgens begon het regime een offensief tegen de Koerdische politieke beweging, dat verhevigde na de couppoging; duizenden HDP’ers zijn vastgezet, onder wie de twee leiders van de partij, Selahattin Demirtas en Figen Yüksekdag; het offensief richt zich ook op kleinere clubs, zoals de eveneens democratisch-socialistische Partij van de Democratische Regio’s DBP, red.). Dus, het moge duidelijk zijn dat de huidige repressie vrij extreme vormen heeft aangenomen. De periode na de coup van 1980, en dan vooral 1980-1983, was echter extremer, omdat de dimensie van fysiek geweld toen veel meer aanwezig was. Dat neemt niet weg dat dit zonder meer één van de heftigste perioden van repressie is in de naoorlogse (na de Tweede Wereldoorlog, 1939-1945, red.) geschiedenis van Turkije.’

Veel Koerden, onder wie HDP’ers, beschouwen de PKK als een soort noodreactie op repressie. Ze spreken dan ook van een verzetsbeweging, niet van een terroristische organisatie. Wat is uw visie op de PKK?
‘De PKK is een gewapende beweging, oorspronkelijk voor de vestiging van een onafhankelijk marxistisch-leninistisch Koerdistan. De marxistisch-leninistische leer is door de jaren heen grotendeels vervangen door een ideologie van federalisme, autonomie en gedecentraliseerd bestuur, die in gevangenschap is uitgedacht door Abdullah Öcalan (leider en medeoprichter van de PKK die in 1999 is gearresteerd door de Turkse inlichtingendienst, red.). Natuurlijk is de PKK een verzetsbeweging. Maar dat wil niet zeggen dat de PKK in verschillende fasen van haar bestaan niet doelbewust daden van terreur heeft gepleegd. Wanneer noem je een beweging of organisatie terroristisch? Dat is heel sterk in the eye of the beholder. Eén van de terreurdaden van de PKK was bijvoorbeeld het vermoorden van onderwijzers en hun familieleden die naar het zuidoosten van Turkije waren gestuurd, maar bijvoorbeeld ook dorpswachters en hun familieleden. Dat heeft de PKK uitdrukkelijk op bevel van Öcalan gedaan. Op deze manier wilde de PKK tegengaan dat het Turkse onderwijs, met zijn Turks-nationalistische boodschap, zich in het zuidoosten zou verspreiden. De PKK heeft actief campagne gevoerd om onderwijzers, dorpswachters en hun familieleden dood te schieten. Andere daden van de PKK zijn op het randje. Bijvoorbeeld bussen met Turkse soldaten met verlof aanhouden en doodschieten, is dat een terreurdaad of oorlogshandeling? Dat is een grijze zone. Maar je kunt niet zeggen dat terreur het belangrijkste instrument van de PKK is. In de algehele geschiedenis van de beweging is terreur niet de hoofdmoot, niet de belangrijkste vorm van strijd. Dat is de reguliere guerrillastrijd tegen de krijgsmacht, vanuit de bergen. Die guerrillastrijd kun je geen terreur noemen. Het standpunt van Ankara dat álles wat de PKK doet en álle uitingen van begrip of sympathie voor de beweging automatisch terreur is, is irreëel.’

Ankara claimt dat de HDP een verlengstuk van de PKK is, de HDP ontkent dat. Wat is uw visie op de HDP?
‘De HDP is een politieke beweging, die van oorsprong weliswaar wel degelijk banden met de PKK heeft, maar door de jaren heen duidelijk een eigen lijn heeft ontwikkeld. Zelfs in die mate dat de koers van de HDP, maar ook die van haar voorgangers (pro-Koerdische partijen zoals de in 1990 opgerichte en in 1993 gesloten Arbeidspartij van het Volk HEP, de in 1991 opgerichte en in 1994 gesloten Democratiepartij DEP, de in 1994 opgerichte en in 2003 gesloten Democratische Partij van het Volk HADEP en de in 1997 opgerichte en in 2005 gesloten Volkspartij voor Democratie DEHAP, red.), lang niet altijd populair is geweest bij de PKK-leiding. De HDP en de PKK hebben een gemeenschappelijk ideaal, namelijk meer rechten voor de Koerden, maar de PKK-leiding in de bergen (het hoofdkwartier van de PKK bevindt zich in het Kandil-gebergte in Noord-Irak/Iraaks-Koerdistan, red.) heeft sterk haar twijfels over de manier waarop de HDP haar doelen wil bereiken, namelijk via de lokale en nationale politiek. Ik denk dat de banden tussen de HDP en de PKK zelfs minder nauw zijn dan indertijd die tussen de IRA (Iers Republikeins Leger; IRA is of was de naam van meerdere Ierse republikeinse paramilitaire organisaties, waaronder de eerste IRA in de periode 1919-1922 en de nog actieve Continuity IRA en de Real IRA; Zürcher refereert naar de bekendste IRA: de in 1969 opgerichte Provisional IRA, die een permanente wapenstilstand afkondigde in 1997 en in 2005 ontwapende onder internationaal toezicht, red.) en Sinn Féin (‘wijzelf’ in het Iers; in 1905 opgerichte Ierse republikeinse, democratisch-socialistische politieke partij, red.). Als je kijkt naar de balans tussen de HDP en de PKK: welke van de twee zwaarder gaat wegen en onafhankelijker gaat optreden, heeft ook heel erg te maken met de ruimte die ze krijgen van de staat. Hetzelfde gold voor Sinn Féin en de IRA. Sinn Féin is uiteindelijk belangrijker geworden dan de IRA, vooral dankzij het vruchtbare vredesproces met de Britten, dat ertoe leidde dat Sinn Féin de ruimte kreeg politiek te voeren. Zo werd politiek belangrijker dan militaire strijd. Het is nog maar zeer de vraag of het ook zo zal gaan in Turkije. Het leek even dat het die kant opging (door het uiteindelijk mislukte vredesproces tussen de staat en de PKK in de periode 2005-2015, waar het in 2013 aangekondigde ‘democratiseringspakket’ onderdeel van was, red.), maar sinds de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015 gaat het dus weer helemaal de andere kant op. Als de politieke arena voor de Koerdische politieke beweging, waarin een populaire partij zoals de HDP binnen de kaders van de rechtsstaat successen kan behalen, grotendeels of volledig verdwijnt, dan gaat de PKK natuurlijk weer veel zwaarder wegen. De PKK kan dan zeggen ‘zie je wel, wij hebben gelijk, doelen bereiken via de politiek is in Turkije een illusie, het is naïef’.’

Foto: Reuters

Is het in het voordeel van de Turkse staat dat de PKK sterk is, zodat de Koerdische politieke beweging geen kans krijgt om te groeien?
‘Het is in het voordeel van de staat of specifieker gezegd, bepaalde onderdelen van de staat, vooral het veiligheidsapparaat, dat het conflict met de PKK aan de gang blijft. Dat omdat binnen het complex van de veiligheidsstaat, met zijn nadruk op de nationale veiligheid als belangrijker dan wat dan ook, veiligheidsorganen zoals de nationale veiligheidsraad, het leger, de gendarmerie, de inlichtingendiensten en de politie, erg veel invloed hebben. Die veiligheidsstaat, waarbinnen het veiligheidsapparaat als het ware een ‘staat binnen de staat’ vormt, is een product van de Koude Oorlog (1947-1991, red.). Het is opgebouwd vanaf de jaren vijftig, onder leiding van Amerika. Door een beroep te doen op de nationale veiligheid kan de ‘staat binnen de staat’ zich vrijwel overal mee bemoeien. Dat zag je tijdens de Koude Oorlog bijvoorbeeld ook in landen in Latijns-Amerika. Hoewel de Koude Oorlog allang tot een eind is gekomen, is in Turkije de veiligheidsstaat gewoon blijven bestaan. De veiligheidsstaat is van begin jaren negentig tot nu toe grotendeels gehandhaafd door een beroep te doen op het beschermen van Turkije tegen het gevaar van de PKK. De PKK is dus zonder meer van belang voor de ‘staat binnen de staat’. Het belang is misschien niet dat de PKK sterk is, maar wel dat de strijd tegen de PKK doorgaat.’

Er staan zowel parlements- als presidentsverkiezingen voor de boeg in Turkije. Een analyse van de uitslagen van alle voorgaande verkiezingen in het land laat duidelijk zien dat de politieke verhoudingen een grote continuïteit kennen.
‘Zeker. Turkije is tot op het bot verdeeld. De politieke tweedeling in de maatschappij oftewel de indeling van het electoraat is echter heel stabiel. Partijen worden verboden, heropgericht, krijgen een andere naam, waardoor het allemaal verwarrend lijkt, maar de onderliggende stabiliteit is duidelijk zichtbaar. Sinds de eerste vrije parlementsverkiezingen in het land, in 1950, behaalt rechts, conservatief-religieus, nationalistisch Turkije, in de vorm van één of meerdere partijen, structureel, zonder uitzonderingen, een absolute meerderheid. Dat ten koste van linksere partijen, zoals de huidige grootste oppositiepartij, de door Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938, red.) opgerichte centrum-linkse, secularistische, kemalistische CHP (Republikeinse Volkspartij, red.). De CHP had tot de invoering van het meerpartijenstelsel in 1946 een monopoliepositie, maar na de allereerste en heel oneerlijke parlementsverkiezingen op 21 juli in het hetzelfde jaar, die de partij driehonderdvijfennegentig van de vierhonderdvijfenzestig zetels opleverde, heeft ze nooit meer een absolute meerderheid behaald. Als je kijkt naar de verkiezingsresultaten van de afgelopen twee decennia, dan zie je dat de partij een plafond heeft van vijfentwintig tot dertig procent. Veel meer kiezers kan de partij niet aantrekken.’

Wat is uw prognose voor de parlementsverkiezingen? Verliest de AKP haar absolute meerderheid?
‘De AKP gaat vermoedelijk minder stemmen behalen. Deels door de zeer slechte economische situatie en deels doordat er voor het eerst sinds de verkiezingen van 2012 een serieuze concurrent is bijgekomen op rechts, de Iyi Parti (Goede Partij; nationalistisch, liberaal-conservatief, red.) van Meral Aksener, ex-lid van de nationalistische MHP (Partij van de Nationalistische Beweging, red.) die namens die partij diende als minister van Binnenlandse Zaken (1996-1997, red.). In tegenstelling tot de CHP kan de Iyi Parti wel een significant deel van de doelgroep van de AKP aanspreken. De steun van MHP-leider Devlet Bahceli heeft de MHP gespleten. Maar dat heeft uiteindelijk goed uitgepakt voor de Iyi Parti. Zonder het besluit van Bahceli in bed te gaan liggen bij Erdogan, zou Aksener deze gouden kans wellicht nooit hebben gekregen. Het heeft haar de mogelijkheid gegeven haarzelf en haar partij te profileren als een nieuw, fris rechts alternatief. Aksener en haar partij zijn duidelijk bezig aan een opmars. Bovendien heeft de partij zich onder de noemer ‘volksalliantie’ verenigd met drie andere oppositiepartijen (dit bondgenootschap is een reactie op de ‘nationale alliantie’ tussen de AKP, de MHP en de Grote Eenheidspartij BBP, een afsplitsing van de MHP, red.), namelijk de CHP, de SP (Gelukzaligheidspartij; islamistisch, Milli Görüs, red.) en de DP (Democratische Partij; liberaal-conservatief, red.). Voor de HDP is geen ruimte binnen de ‘volksalliantie’. Dat is sneu, want deze alliantie maakt álleen een serieuze kans een absolute meerderheid te behalen in samenwerking met de HDP, als die boven de kiesdrempel van tien procent komt. Ik verwacht dat de AKP een kleiner deel van de rechtse, conservatief-religieuze, nationalistische doelgroep weet aan te spreken dan bij de vorige parlementsverkiezingen, van 1 november 2015 (de AKP behaalde toen bijna vijftig procent, red.). Ik vermoed dat de partij moeite zal hebben om veertig procent te behalen en dus haar absolute meerderheid verliest. Stel dat dat inderdaad gebeurt, dan is het nog maar heel erg de vraag of de ‘volksalliantie’ kan samenwerken met de HDP en een stabiele coalitie kan vormen. Het probleem is namelijk dat de vier partijen die onderdeel zijn van de alliantie plus de HDP op verscheidene vlakken botsen met elkaar. Het is zeer opmerkelijk en uniek dat de vier partijen überhaupt een alliantie hebben gevormd. Ze werken eigenlijk alleen maar samen, omdat ze alle vier een afkeer hebben van Erdogan. De nood is hoog. Erdogan heeft ze bij elkaar gejaagd. De CHP en de SP bijvoorbeeld zijn regelrechte tegenpolen. Een mogelijk scenario is daarom dat een strijd uitbreekt binnen de alliantie, de kans daarop is zeker niet gering. Een ander mogelijk scenario is dat de AKP delen van de alliantie losweekt en naar zich toetrekt.’

Foto: Yenicag. Meral Aksener (links) & Muharrem Ince.

En de presidentsverkiezingen?
‘Die zijn minstens zo belangrijk als de parlementsverkiezingen, omdat Turkije overgaat op een presidentieel systeem dat de president veel meer macht geeft. Erdogan heeft natuurlijk niet eens in zijn ergste nachtmerries gedacht dat hij dat presidentieel systeem voor een ander zou invoeren. Zoals het er nu naar uitziet, denk ik niet dat Erdogan in de eerste ronde wordt verkozen. Dan zal hij het dus in de tweede ronde moeten opnemen tegen de oppositiekandidaat met de meeste stemmen. De grootste kanshebbers onder de vijf oppositiekandidaten zijn Aksener en Muharrem Ince (CHP, red.). Ince lijkt momenteel de beste papieren te hebben. Het probleem is dat in de tweede ronde de oppositiekandidaat alleen kans maakt als heel de oppositie achter hem of haar gaat staan, en dan met de HDP erbij, want de Koerdische stem zal mogelijk beslissend zijn. Diverse vragen zijn dan van belang, ik geef twee voorbeelden. Als Aksener de meeste stemmen krijgt, zullen de kiezers van de democratisch-socialistische HDP stemmen op haar, met haar achtergrond in Turks-nationalisme? Als Ince de meeste stemmen krijgt, zullen de kiezers van de islamistische SP stemmen op hem, een uitgesproken secularist? Moeilijke vragen. Ik denk dat Erdogan uiteindelijk toch wint in de tweede ronde, zeker als zijn tegenkandidaat Ince is.’

Verwacht u dat de AKP gaat sjoemelen met stemmen? Bij de laatste paar verkiezingen, vooral het grondwetsreferendum van 16 april 2017, waren er veel meldingen van stemfraude.
‘Turkije had sinds de jaren vijftig een heel goede reputatie wat betreft eerlijke verkiezingen. Verkiezingen waren behoorlijk eerlijk, vooral vergeleken met veel andere landen met een jonge democratie. De afgelopen jaren is dat dus veranderd. Op verkiezingsdag gaat het regime sowieso stemfraude plegen. De grip op de media maakt het uiteraard gemakkelijker daarmee weg te komen, maar vooral ook de nieuwe kieswet, voornamelijk omdat de rol van ambtenaren, die beïnvloed kunnen worden door het bewind, in de verkiezingen veel groter is geworden, niet afgestempelde kiesbiljetten beschouwd worden als geldig en stembussen overgebracht kunnen worden naar ander kiesdistricten voor telling. Ik denk echter niet dat de stemfraude zodanig zal zijn dat het de parlementsverkiezingen zal beslissen. Het zal de AKP waarschijnlijk een paar procent helpen, natuurlijk zijn dat veel stemmen in een land met zo’n grote bevolking als Turkije, maar zoals ik al eerder zei denk ik dat de AKP moeite zal hebben veertig procent te behalen, dat is veel te ver af van een absolute meerderheid om de verkiezingen met stemfraude te beslissen. Wat betreft de parlementsverkiezingen ligt het anders. Als de oppositie zich wel verenigt in de tweede ronde en het heel spannend wordt, dan kan de stemfraude wel het verschil maken.’

Stemfraude, een in de geschiedenis van Turkije ongeëvenaarde grip op de media en vele andere zaken, zoals de noodtoestand die sinds de couppoging van kracht is, zijn in het voordeel van Erdogan en de AKP. Als de AKP ondanks dat toch haar absolute meerderheid verliest, dan lijkt me dat dat beschouwd moet worden als een absoluut gigantische afstraffing van historische proporties.
‘Zeker. Het mediamonopolie van het regime is één van de grootste oneerlijkheden rond de verkiezingen. Erdogan is extreem vaak op tv en radio en staat bijna dag in dag uit op de voorpagina’s van kranten. Ook online, onder meer op sociale media, is het regime uitermate dominant. De oppositie krijgt vrijwel geen ruimte, sowieso niet in de belangrijkste populaire media en zelfs niet in de staatsmedia, zoals persagentschap AA en omroep TRT, die ook op de hand van Erdogan zijn. Aksener, die Erdogan als zijn gevaarlijkste tegenstander beschouwt, blijft volledig buiten beeld. Deze ongelijke behandeling is natuurlijk schandalig.’

Turkije bevindt zich niet alleen in een politieke en maatschappelijke, maar ook economische malaise. De lira is gekelderd naar een historisch dieptepunt. Wat is er precies aan de hand met de economie en hoe belangrijk was dat voor Erdogan om de verkiezingen bijna anderhalf jaar eerder te laten plaatsvinden?
‘De economische situatie is de voornaamste reden dat de verkiezingen vervroegd zijn. Erdogan heeft de economische situatie goed ingeschat. Daarmee bedoel ik: het feit dat hij de verkiezingen eerder laat plaatsvinden is inderdaad in zijn voordeel. Want de gevolgen van de economische problemen zijn nu niet merkbaar genoeg. Ze zullen zich pas na de verkiezingen écht manifesteren. Tot 3 november 2019, de originele datum van de verkiezingen, had Erdogan het economisch gezien nooit vol kunnen houden. Een aantal structurele problemen maakt de Turkse economie heel kwetsbaar, de belangrijkste zijn: tekort op de handelsbalans, tekort op de betalingsbalans, inflatie en overinvestering. Erdogan is druk bezig de economie op te pompen, vooral sinds de couppoging. Hij pompt op allerlei manieren geld in de economie om de economische groei voort te zetten, maar hij weet dondersgoed dat dat niet vol te houden is, en zeker niet tot november volgend jaar. De hamvraag in dit soort gevallen is altijd: hebben de internationale investeerders het idee dat de autoriteiten weten wat er precies aan de hand is en hoe ze moeten reageren? Dat is altijd beslissend. Denk maar aan de voorzitter van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi, die in 2012 ondubbelzinnig verklaarde whatever it takes te doen om de eurozone te beschermen. ‘Dus houd maar op met speculeren, want je bent kansloos’, was de boodschap. En het werkte. Zo’n geluid komt niet uit Ankara. De internationale investeerders hebben er geen vertrouwen meer in dat de Centrale Bank en de regering van Turkije de economische problemen kunnen of willen aanpakken. De Centrale Bank en de regering spreken niet met één mond, ze spreken elkaar tegen. De Centrale Bank weet heel goed dat de rentetarieven verhoogd moeten worden, maar Erdogan is vanuit politieke en religieuze motieven heel sterk tegen rente. Denk maar aan het feit dat hij zo vaak refereert naar de zogenaamde faiz lobisi (‘rentelobby’ in het Turks, red.). Hij geeft de voorzitter van de Centrale Bank, maar ook andere sleutelfiguren, zoals zijn minister van Financiën Mehmet Simsek, die wel degelijk competent zijn, niet de ruimte maatregelen te treffen. Dat zien die internationale investeerders, daarom trekken ze leningen en investeringen terug uit Turkije, ze dumpen de lira. Wie ook aan de macht komt na de verkiezingen zal heel drastische maatregelen moeten nemen, die de bevolking zullen treffen in haar koopkracht, zoals kredietbeperkingen, ook op creditcards, en renteverhogingen. Dat zal leiden tot een koopkrachtcrisis. Het volk zal flink wat welvaart verliezen. Daarom heeft Erdogan zulke maatregelen niet genomen, hij wil immers de verkiezingen winnen.’

Foto: AP

Wat hangt Erdogan zoal boven het hoofd als hij het presidentschap kwijtraakt?
‘Het lijkt erop dat hij dan inderdaad voor de rechter moet komen, waarschijnlijk sowieso voor twee dingen, machtsmisbruik oftewel ongrondwettelijk handelen en corruptie. Dat geldt ook voor een kring van mensen om hem heen.’

Het corruptieschandaal van 2013 vormt een keerpunt in de banden tussen het regime en de beweging van de islamitische geestelijke Fethullah Gülen. Tot 2013 werkten gülenisten nauw samen met het regime. Na het schandaal, dat aan het licht zou zijn gebracht door een team geleid door vermeende gülenistische aanklagers, riep Ankara de beweging officieel uit tot een terroristische organisatie. Ankara houdt de beweging verantwoordelijk voor de couppoging, met Gülen als vermeend meesterbrein. Gülen ontkent in alle toonaarden de aantijgingen. Velen in Turkije geloven echter het narrative van de autoriteiten. Dat verklaart deels dat er zo weinig solidariteit is met de tienduizenden gülenisten die zijn gevangengezet, ontslagen, gevlucht of op een andere manier de toorn van de staat aan den lijve hebben ondervonden. Een andere verklaring is de nauwe samenwerking van gülenisten met het regime vóór het corruptieschandaal. Veel tegenstanders van het bewind, vooral kemalisten die in tegenstelling tot de Gülen-beweging sinds dag één kritisch staan tegenover het bewind, hebben te kennen gegeven dat ze gülenisten die misstap nimmer zullen vergeven. Hoe belangrijk is deze factor voor het gebrek aan solidariteit met down on their luck gülenisten?
‘Heel belangrijk. Het is de belangrijkste reden voor het gebrek aan solidariteit. Gülenisten trokken zo’n tien jaar lang hand in hand op met het regime en knapten het vuile werk op. Ze stelden zich op als de bloedhonden van het regime. Daarmee verbonden ze zich heel nauw aan het regime en maakten zich daar voor hun voortbestaan heel erg afhankelijk van. De twee belangrijkste voorbeelden van het vuile werk zijn de door gülenisten georganiseerde politieke processen Ergenekon en Balyoz (Ergenekon – plaats in de valleien van het Altaj-gebergte in Centraal-Azië waar volgens de pre-islamitische Turkse mythologie de wortels van de Turkse beschaving liggen – en Balyoz – ‘moker’ in het Turks – zouden de namen zijn van vermeende coupplannen om Erdogan af te zetten; Ergenekon zou tevens de naam zijn van de vermeende geheime organisatie achter de vermeende coupplannen, red.). Gülenisten hebben hun ziel verkocht aan het regime en daarmee een groot gat gecreëerd tussen hun beweging en groepen, organisaties en bewegingen die kritisch staan tegenover het regime. Daardoor krijgt de beweging nu zo weinig steun en heeft ze niet veel reputatie meer over. Ironisch. Als de Erdogan-periode aan haar eind komt, dan zal dat dan ook niet leiden tot het herstel van de Gülen-beweging. En hoe je het ook wendt of keert, we bevinden ons in de eindfase van de Erdogan-periode. Het definitieve einde kan zich dit jaar, volgend jaar of over een paar jaar voltrekken, dat is moeilijk in te schatten, maar het is duidelijk dat we ons in de late Erdogan-periode bevinden.’

Zowel veel AKP’ers als gülenisten staan kritisch tegenover Atatürk, ze beschouwen hem als een onderdrukker van de islam en moslims. Er zijn meerdere andere overeenkomsten tussen gülenisten en AKP’ers. In hoeverre lijken de Gülen-beweging en de AKP op elkaar?
‘De Gülen-beweging komt voor uit de Nurcu-beweging van Said Nursi (1877-1960, red.). Nursi en zijn volgelingen zijn onderdrukt door Atatürk. Nursi ontwikkelde zich van de jaren twintig tot vijftig tot de belangrijkste ideologische tegenstander van Atatürk. De Nurcu-beweging is heel nationalistisch, Turks-nationalistisch, terwijl Nursi zelf Koerdisch was. Nursi nam actief deel aan de oorlog tegen de Russen. Hij heeft zelfs een vrijwilligersleger tegen de Russen geleid. De AKP komt voort uit de Milli Görüs-beweging. Net als de Nurcu-beweging heeft Milli Görüs haar wortels in het denken van de Nakshibendi-mystieke orde. De Gülen-beweging en de AKP hebben veel overeenkomsten in hun idee over de ideale maatschappij: een ontwikkelde, welvarende, moderne, maar zeer vrome maatschappij gegrondvest op islamitische regels en waarden. Of dat binnen een seculiere staat kan volgens de twee clubs, ja of nee, dat is niet helemaal duidelijk. Noch de Gülen-beweging noch de AKP hebben zich openlijk tegen de seculiere staat verklaard, maar ze zijn wel beide duidelijk voor islamisering van de maatschappij. Hun strategieën om dat te bereiken verschillen. De Gülen-beweging volgt een bottom-up approach, de AKP volgt een top-down approach. Verder was de AKP minder nationalistisch dan de Gülen-beweging. Was, omdat dat inmiddels is veranderd. Het maakt heel erg uit of je het hebt over de AKP van tien jaar geleden of de AKP van nu. De AKP van tien tot vijftien jaar geleden onderscheidde zich nou juist van de nationalisten door haar discours van openheid en dialoog, het idee van ‘we kunnen elkaar vinden, want we zijn allemaal moslims en inwoners van Turkije’.’

Toen vond ook het vredesproces met de Koerden plaats. Onderdeel daarvan waren onderhandelingen met de PKK. Gülenisten hadden daar toen heel veel kritiek op.
‘Precies. Na de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015 sloeg de AKP een heel ander pad in. Sindsdien heeft Erdogan heel sterk het nationalisme omarmd. Bij de Gülen-beweging is nu het omgekeerde het geval, omdat de beweging het slachtoffer is geworden van de staat. De rollen zijn omgedraaid. Nu is het de Gülen-beweging die een discours van openheid en dialoog promoot. Dat komt niet helemaal uit de lucht vallen, omdat de beweging daar ook eerder voor pleitte, maar zeker niet zo duidelijk als nu. Zo kwam Gülen in 2013 tijdens de Gezi-protesten, die door Erdogan met harde hand zijn neergeslagen, met een boodschap van dialoog. Hij pleitte voor een vreedzame reactie in plaats van geweld en onderdrukking. Dat is hem zeer kwalijk genomen door Erdogan.’

In Turkije bestaan uiteenlopende weergaven van Atatürk. Hoe zit dat precies?
‘Mensen zien Atatürk zoals ze hem het liefst willen zien. Politici kleuren hem in op een manier die hen het beste uitkomt. Er is de linkse, anti-imperialistische Atatürk: strijder voor volkssoevereiniteit. De liberale Atatürk: in de traditie van de Verlichting. De ultra-nationalistische Atatürk: een soort super basbug (‘opperleider’ in het Turks; de bijnaam van Alparslan Türkes – 1917-1997 –, de oprichter van de MHP en de aan de partij gelieerde Grijze Wolven, red.). En er is, gek genoeg, ook de religieuze Atatürk, die vaak biddend wordt afgebeeld. Dat kan door de twee verschillenden fasen in zijn leven van elkaar te scheiden. De Atatürk die onder veel religieuzen een heel slechte naam heeft en vaak gehaat wordt, is de Atatürk die in de jaren twintig en dertig van Turkije een seculiere staat heeft gemaakt en de islam uit het publieke leven heeft proberen te verbannen. De andere, vroegere Atatürk is de Atatürk van de milli mücadele (‘nationale strijd’ in het Turks, red.), de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1923, red.), die als leider van de Anatolische, Ottomaanse moslims de vijanden, onder wie de Britten, de Fransen, de Italianen, de Armeniërs en de Grieken, heeft verslagen en het land heeft uitgejaagd. Dat is de Atatürk die Erdogan telkens naar voren schuift.’

Foto: YouTube

U verklaarde tegenover de NOS dat het ‘zeer onwaarschijnlijk’ is dat Gülen achter de couppoging zit. Wie zit er dan wel achter?
‘Een alliantie tussen verschillende delen van het leger, onder wie individuele of groepjes gülenisten, secularisten, nationalisten en opportunisten.’

Is er een serieuze kans dat een nieuwe coup(poging) wordt gepleegd in het land?
‘Het leger is heel erg gedesorganiseerd en gedemoraliseerd. Een coup kan eigenlijk alleen maar slagen als een groot deel van het leger meedoet. Daarom denk ik dat kans op een coup of een poging daartoe, minimaal is. Maar ik zeg je er heel eerlijk bij, als je me deze vraag vóór 15 juli 2016 had gesteld, had ik je hetzelfde verteld. Ook toen was ik ervan overtuigd dat het in Turkije niet meer kon voorkomen, dat het iets uit het verleden was.’

Kanye West: gek, vrijdenker of marketinggenie?

0
‘Het moet niet zo zijn dat als je zwart bent, je persé die en die mening moet hebben.’

Rapper en producer Kanye West haalde de woede van veel mensen op zijn hals toen hij vorige maand op televisie beweerde dat slavernij een keuze was. Zijn bewering houden nog steeds de gemoederen bezig. Eerder dit jaar stak hij op Twitter de loftrompet over Donald Trump en droeg hij bovendien een make America great again-petje. Is hij gek? Vraagt hij aandacht voor de Afro-Amerikanen die zich niet herkennen in het dominante verhaal van de black community? Maken zijn media-uitlatingen deel uit van een geraffineerde commerciële strategie? De Kanttekening sprak erover met een aantal zwarte Nederlanders.

‘West deed een Yernazje’
Dave Ensberg (34), bestuursvoorzitter van de mensenrechtenorganisatie Kompass, is zwaar teleurgesteld in West. Met name de uitlatingen van de rapper over slavernij raken Ensberg diep. ‘Hoe kun je dit zeggen, hoe kun je de trans-Atlantische slavenhandel en de slavernij relativeren, terwijl je zelf van de slaven afstamt? Slavernij was een nazistisch systeem dat driehonderd jaar heeft geduurd. Mensen hebben er echt niet zelf voor gekozen om hier zo lang onder te lijden.’

Columnist Chris Dorsman (35) vindt de achterliggende motieven van West niet zo interessant. ‘Het gaat om de gevolgen van zijn uitspraken. Die zijn veel belangrijker. West speelt met zijn uitspraken over slavernij en opzichtige geflirt met Trump racisten in de kaart. West deed een Yernazje.’ Politicus (FvD) Yernaz Ramautarsing (31) beweerde dat zwarte mensen een lager IQ hebben dan witte mensen. ‘Dat was koren op de molen van racisten, die zich door dit soort bizarre uitspraken gesteund voelen. West en Ramautarsing legitimeren het racistische wereldbeeld.’

Ensberg gelooft dat het West niet om politiek te doen is. Zijn geflirt met Trump en zijn uitspraken over slavernij zijn geen maatschappelijke statements. ‘Iemand die echt provoceert is trendwatcher Adjiedj Bakas. Hij zegt allemaal dingen die blanke mensen niet zo gauw zouden zeggen over zwarte mensen. Bakas overschreeuwt zichzelf. Hij wordt om die reden ook vaak gevraagd om speeches te houden, zodat hij die dingen kan roepen. Bij West is het volgens mij iets psychisch. Ook over Ramautarsing, met zijn gekke IQ-uitspraken, maak ik me zorgen.’

Ramautarsing op zijn beurt maakt zich geen zorgen om zijn mentale gesteldheid of die van Kanye. Hij zegt juist blij te zijn met de coming out van de rapper als Trump-aan. ‘Het kan ook deels te maken hebben met zijn album release, maar ik denk eerlijk dat hij het gewoon zat was.’ Hij verwijst daarbij naar het nummer Ye vs. the people. Daarin vertelt Kanye onder andere dat zijn MAGA-pet lag te verstoffen in de kast, omdat hij die niet durfde te dragen. De uitspraken van Kanye en de opkomst van online activisten zoals Candice Owens zijn volgens Ramautarsing juist het bewijs dat steeds meer zwarte Amerikanen ontsnappen uit de gevangenis die identiteitspolitiek heet. Volgens Ramautarsing is deze ‘mentale plantage’ ook in ons land een realiteit. ‘In Nederland worden we opgevoed met het idee ‘links is voor minderheden en rechts is racistisch’.’

Robert Valentine (33), voorzitter van de Libertarische Partij en Amerikaans staatsburger, zegt de steun van Kanye West voor Trump ook te begrijpen. Volgens hem gelooft zowel de Amerikaanse president als de rapper dat je in de eerste plaats zelf verantwoordelijk bent voor je succes en geluk. ‘Candice Owens heeft daar ook een mooie uitspraak over gedaan, ze zei ‘er zijn twee soorten mensen, zij die op het verleden focussen en zij die vooruitkijken’.’

Groepsdruk
Journalist Nadia Ezzeroili schreef in de Volkskrant een artikel over groepsdruk en vrijheid. West zou met zijn provocerende uitspraken het groepsdenken in de zwarte gemeenschap aan de kaak stellen. Er moet volgens Ezzeroili ook ruimte zijn voor andere meningen. Ensberg beaamt het laatste. ‘Er moet ook binnen de zwarte gemeenschap ruimte zijn voor politiek incorrecte opinies. Dat was vroeger ook al zo hoor, denk aan João Varela van Lijst Pim Fortuyn. Niettemin draagt West met zijn uitspraken niet bepaald bij aan de burgerrechten van zijn zwarte landgenoten.’ Ensberg vindt dat je als zwarte wel kritisch mag zijn naar je eigen gemeenschap. ‘Het moet niet zo zijn dat als je zwart bent, je persé die en die mening moet hebben. Of dat alleen progressieve politiek voor de mensenrechten opkomt. Mensenrechten zijn niet links of rechts, progressief of conservatief. Iemand als Hans Dijkstal, de vroegere VVD-leider, zette zich ondubbelzinnig voor de mensenrechten in. Daar kunnen linkse mensen een voorbeeld aan nemen.’

Dorsman benadrukt dat West en Ramautarsing naar de andere kant doorslaan. ‘De antiracismebeweging heeft inderdaad een nogal dwingende kant. Als je zwart bent moet je je uitspreken tegen een heleboel zaken. Je moet een rolmodel zijn. Een stille groep is het daar totaal niet mee eens. Deze mensen zijn natuurlijk wel tegen racisme, maar spelen het niet zo hard als de activisten. De zwijgende meerderheid zou inderdaad wel wat mondiger mogen worden. Maar West en Ramautarsing horen niet bij deze groep. Zij en ook iemand als trendwatcher Adjiedj Bakas helpen met hun uitlatingen bewust of onbewust de tegenpartij.’

Dat West en Owens extra kritiek krijgen uit linkse kringen vanwege hun huidskleur verbaast Valentine niets. ‘Afro-Amerikanen zijn meestal aanhanger van de Democratische Partij. Als je niet in die lijn denkt word je gezien als verrader en dan krijg je de wind van voren.’Zelf komt Valentine oorspronkelijk uit een links milieu. Ook daar merkte hij dat zijn libertarische houding vaak werd verward met onwil om iets voor een ander te doen. ‘Omdat ik politiek gezien in een andere weg geloof werd ik vaak weggezet als halve nazi en dat vind ik echt jammer.’ Deze starre en onredelijke houding ziet Valentine ook terug binnen de Amerikaanse media. Volgens hem beoordeelt deze Trump veel strenger dan Obama. Zo zou de vorige president ook veel illegalen het land uit hebben gezet zonder dat dit leidde tot maandenlange ophef.

Volgens Ramautarsing hebben mensen in progressieve kringen vaak nauwelijks door hoe racistisch ze zelf zijn. ‘Conservatieve zwarte mensen worden binnen deze milieus vaak direct weggezet als Uncle Toms (Uncle Tom, de brave zwarte slaaf uit de roman van Harriet Beecher Stowe, red.). Zo worden leden van FvD door politieke tegenstanders vaak eerst op hun kleur aangesproken en daarna pas op hun politieke voorkeur. Waarom zouden allochtonen niet voor een vrije markt mogen zijn? Of tegen abortus? Het slaat helemaal nergens op, maar het zit zo diep.’ Volgens Ramautarsing zorgt deze slachtofferpositie er cynisch genoeg voor dat beide zijden van het politieke spectrum geen moeite hoeven te doen voor de belangen van deze groep. ‘Rechts maakt immers toch geen kans op de zwarte stem waardoor links er geen extra energie in hoeft te steken.’ Volgens Ramautarsing is de door de identiteitspolitiek opgedrongen slachtofferrol daarnaast ook op individueel niveau schadelijk. ‘Mensen gaan eerder over tot criminaliteit wanneer het idee leeft dat de wereld toch tegen hen is.’ Dat op zijn beurt zou weer tot een negatieve kettingreactie leiden, met gebroken gezinnen, alcoholisme en drugsmisbruik. ‘In de jaren zeventig werd drieëntwintig procent van alle zwarte Amerikanen buitenechtelijk geboren, nu is dat drieënzeventig procent.

Dorsman aarzelt echter om ze te vergelijken met Uncle Tom. Maar hij snapt dat zwarte activisten deze vergelijking maken. ‘Andersom geldt het immers ook. Als je als wit persoon de ‘kant’ kiest van de zwarte gemeenschap word je ook verguisd. Kijk maar naar Sunny Bergman van de documentaire Wit is ook een kleur, die krijgt echt een heleboel shit over zich heen.’

Google Ratings
De Amerikaans-Nederlandse freelancejournalist Kevin P. Roberson (34) bekijkt West-gate met een sceptische blik. ‘Kanye West is een entertainer. Je moet hem niet heel serieus nemen. Natuurlijk is de black community teleurgesteld. Maar het gaat om de aandacht die West genereert. Het filmpje waarin hij zegt dat slavernij een keuze is ging viral. Het is dan ook geen toeval dat West binnenkort twee nieuwe albums uitbrengt. Het lijkt doorgestoken kaart, dat West over de rug van onze zwarte voorouders zijn muziek aan de man wil brengen.’ Ook Ramautarsing is niet niet erg te spreken over de slavernij-uitspraken van Kanye. Al moeten deze volgens Ramautarsing ook niet worden overdreven. ‘In de zin daarna begon Kanye al over dat hij mental slavery bedoelde en dat hij echt wel wist dat slavernij geen keuze is. Hij is geen politiek spreker.’ Zelf zou Ramautarsing de term mental slavery overigens nooit gebruiken omdat dat afbreuk zou doen aan de betekenis van het woord.

Volgens Roberson is West niet de eerste artiest die zo te werk gaat. ‘Beyoncé trekt vaak de aandacht, positief en negatief, als zij zich verkleedt als een soort godin. Ook haar steun aan Black Lives Matter en haar zogenaamde eerbetoon aan de Black Panthers werden uitgebreid besproken in de media. Het is dubbel want Beyonce en Jay-Z kunnen er ook voor kiezen om niks te zeggen maar ik denk dat er ook artiesten zijn die dit doen omdat ze dan hoger komen te staan in de Google Ratings, mensen sneller naar ze op zoek gaan en hun liedjes online luisteren via streaming services. Tidal, de streaming service van Jay-Z en andere artiesten, wordt ervan beschuldigd dat zij het aantal streams van Beyoncé en West hebben gemanipuleerd. Als dat waar is hebben zij dit waarschijnlijk gedaan om bijvoorbeeld hoger te staan in de Billboard Top Honderd, waardoor je muziek nog meer exposure krijgt. Die exposure kan leiden tot meer streams, wat hen weer geld oplevert. Je kan het vergelijken met wat Dotan deed, maar dat was op microniveau.’

Valentine geloof niet dat de uitspraken van Kanye een publiciteitsstunt zijn. De associatie met Trump zou de rapper namelijk meer goodwill kosten dan opleveren. ‘Als je puur kijkt naar het aantal stemmers, dan hebben er meer mensen op Hillary gestemd dan Trump.’ Wel vindt Valentine dat West doorschiet met zijn opmerkingen over slavernij, al begrijpt hij wel waar de rapper op doelt. Volgens de libertarische voorzitter focussen groeperingen als Black Lives Matter en de social justice movement namelijk op geholpen worden in plaats van zelf iets doen. Dit zou met name binnen de zwarte Amerikaanse gemeenschap een verlammend effect hebben. Onnodig zo stelt Valentine. ‘In de wereld waarin we nu leven hebben we nog nooit zoveel mogelijkheden gehad. Er bestaat nog steeds wel racisme, maar dat hoeft je niet tegen te houden.’

Roberson is teleurgesteld in West, omdat de rapper ook veel goede dingen heeft gedaan. ‘Na orkaan Katrina zei West dat president George W. Bush niks deed voor zwarte mensen. Dat was heel dapper. Maar hij is nu een volkomen andere richting ingeslagen. West beweert nu dat Trump de coolste persoon in hiphop is, omdat er vaak over hem wordt gerapt. West wil volgens mij controversieel zijn, dat maakt deel uit van zijn marketingstrategie. Hij wil nieuwe groepen luisteraars aanboren. Hij maakt geen echte politieke statements, het is allemaal commercie. West is echt heel intelligent, hij gebruikt dit. Tijdens interviews zegt hij ook slimme dingen die bij mensen goed in het gehoor liggen. Dat hij zijn succes dankt aan het feit dat hij gelooft in zichzelf bijvoorbeeld. Zo’n uitspraak inspireert mensen. Of hij noemt even terloops Steve Jobs. Dat doet West echt niet zomaar.’

West is Ensberg in ieder geval kwijt als fan. ‘Vroeger was ik een groot fan en heb ik twee concerten bezocht. Daar heb ik onwijs van genoten. Op zijn eerste album staat ook een heel mooi lied over slavernij.’ Daarna is het volgens Ensberg alleen maar achteruitgegaan met West. ‘Roberson zegt dat achter de uitlatingen van West een slimme commerciële strategie schuilgaat, maar ik geloof dit eerlijk gezegd niet zo. Ik ben geen psychiater of psycholoog maar maak mij wel ernstige zorgen over de geestelijke gezondheid van mijn voormalige muziekidool. Ik snap hem niet. Ik denk dat hij het moeilijk heeft. Na het overlijden van zijn moeder heeft West geen goede albums meer gemaakt. Hij slikt nu ook medicatie.’

Was profeet Mohammed een antisemiet?

2
‘De rol die bepaalde imams en predikers spelen in het verspreiden van antisemitisme is groot’, zegt islamwetenschapper Resit Haylamaz. Moslims moeten islamitische bronnen volgens hem met een holistische blik lezen om zich te onthouden van antisemitisme.

Uit onderzoek blijkt dat antisemitisme onder moslims veel voorkomt. Door het Palestijns-Israëlisch conflict en de onderdrukking van de Palestijnen ervaren veel moslims haat en woede tegen de joden, iets wat door het politieke discours in veel islamitische landen gevoed wordt. De Centrale Joodse Raad in Duitsland raadde onlangs af om in grote steden nog langer een keppeltje te dragen op straat. De afgelopen zes jaar zijn in Frankrijk tien mensen vermoord omdat ze joods waren. Telkens had de dader een islamitische achtergrond. Maar wat is nu de positie van de islam ten aanzien van joden en het jodendom? Hoe moeten moslims de teksten in de Koran en de hadith begrijpen die veel critici als antisemitisch bestempelen? De Kanttekening sprak islamwetenschapper Resit Haylamaz, schrijver van meerdere bestsellers over het leven van de profeet Mohammed.

Los van de vraag of het terecht is of niet, vandaag de dag lijken antisemitisme en de islam sterk met elkaar verweven. Wat is volgens u de positie van de islam als het gaat om joden en het jodendom?
‘Om te beginnen vind ik dat één ding heel erg duidelijk moet zijn: de islam is niet vijandig tegenover een groep, volk of land en is dat ook nooit geweest. Het klinkt voor sommigen heel cliché, maar de islam is een religie van vrede en bestaat juist om vrede te bewerkstellen. Het leven van de profeet, de eerste uitvoerder van de regels van de islam, is al eeuwen bekend. Hij heeft geen enkel mens wegens diens stam, stad, staat of religie gemarginaliseerd of als vijand behandeld.’

Wat u vertelt is toch wel tegenstrijdig met het leven van veel moslims en hoe de islam vandaag wordt geïnterpreteerd.
‘Dat er zo wordt gedacht is ook heel begrijpelijk. Ik moet met spijt concluderen dat een enorme groep moslims, die denkt dat ze de regels van de islam volgen en de religie verdedigen, geen holistische kijk hebben op de bronnen waardoor ze op theologisch vlak als het ware doodlopende straten ingaan. Ze missen de nodige kennis en het enige wat ze op zulke discutabele onderwerpen doen is het klakkeloos overnemen van bepaalde visies die in strijd zijn met de essentie van het geloof. De rol die de politieke islam daarbij speelt is ook niet te onderschatten.’

Wat voor rol speelt de politieke islam in het antisemitisme onder moslims?
‘Na de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 kreeg deze kwestie een heel andere lading en werd ze onderdeel van een meedogenloze politiek. In veel landen in het Midden-Oosten is dit een gevoelig onderwerp waarmee je als politicus kunt scoren. Weliswaar deden sommige het fanatieker dan andere, maar bijna alle landen in de regio creëerden, onder het mom van ‘het verdedigen van Palestijnse rechten’, een groot draagvlak onder moslims voor antisemitisme. Als je de Arabische media volgt zie je dat de afgelopen vijfenzestig jaar twee dingen het nieuws domineerden: wat de koning op een bepaalde dag doet en antisemitisme, gelegitimeerd door de Palestijnse zaak. Het resultaat is dat het telkens de Palestijnen zijn die pijn lijden, die hun huizen gesloopt of verbrand zien worden en die hun geliefden verliezen. Omdat het echter altijd bij retoriek blijft en géén van die landen daadwerkelijk iets voor de Palestijnen doet, zijn zij het die voor de gevolgen moeten opdraaien. De hele wereld is er nu van overtuigd dat die ‘schreeuwerige islamitische landen’ toch niets voor de Palestijnen doen wanneer het erop aankomt.’

Zijn het alleen politici die antisemitisme propageren? Hoe groot is bijvoorbeeld de rol van religieuze figuren?
‘De rol die bepaalde imams en predikers spelen in het verspreiden van antisemitisme is groot. Veel ‘islamitische’ landen voeren een bewust beleid dat onwetendheid onder een groot deel van de bevolking handhaaft, zodat ze de autoriteiten gemakkelijker gehoorzaamt. Dat betekent dat bijna alles wat op de preekstoel wordt gezegd als ‘de ultieme waarheid’ wordt geaccepteerd. Wanneer de imam zegt dat de joden ranzige mensen zijn die slechts de dood verdienen, dan zullen velen dat geloven.’

Maar wat zegt de islam dan over joden? Hoe moeten we de toch wel controversiële teksten in de hadith en de Koran interpreteren?
‘Het is een gegeven dat joden één van de meest besproken volken in de Koran vormen. De meeste profeten die in het boek worden genoemd zijn als boodschapper naar het joodse volk gestuurd. Hoewel in de verzen de negatieve eigenschappen van een deel van deze mensen zeker aan de orde komen, wordt ook benadrukt dat er niet zoiets bestaat als ‘de jood’ en dat er net zo goed joden zijn die de moslims als voorbeeld kunnen dienen. Waar tegenwoordig veel moslims de fout ingaan is denken dat de Koran-verzen zich richten op joden an sich, terwijl het voornamelijk gaat om bepaalde negatieve eigenschappen van een groep mensen binnen de joodse gemeenschap. In andere verzen worden dergelijke negatieve eigenschappen net zo goed aan moslims toegeschreven, moslims waar de Koran zware kritiek op heeft. Moeten we dan ook maar meteen zeggen dat de Koran een islamofoob boek is? Nee, het zijn eigenschappen die te allen tijde en bij alle volken voorkomen. Het is niet vreemd dat ook in de hadith de vertelling regelmatig wordt gedaan door joden, voor de oudere generaties moslims mensen waar ze destijds toch veel contacten mee hadden. Maar ik vraag me serieus af hoeveel moslims vandaag de dag niet zelf beschikken over al die negatieve eigenschappen die zo zwaar in de verzen en de hadith worden bekritiseerd.’

In de Koran staat dat joden het sterkst zijn in hun vijandigheid ten aanzien van moslims. Voedt dit vers niet de argwaan jegens joden?
‘In de eerste plaats gaat dit vers niet alleen over joden, maar ook over polytheïsten. En ook bij de interpretatie van dit vers ontbreekt een holistische blik. Zulke verzen worden namelijk geheel onterecht aangewend om de ‘vijand’ – in dit geval de joden – aan te vallen. De Koran en de hadith worden tegen joden gebruikt als een soort knuppel van onze losgeslagen emoties. Ten tweede wordt in dit vers een vergelijking gemaakt met christenen; de boodschap is dat christenen destijds minder vijandig tegenover moslims stonden omdat in hun gemeenschap gelovigen leefden die de gemeenschap konden informeren en rehabiliteren; iets wat een deel van de joden in het Arabische schiereiland toen volgens de Koran misten. De context en tijdsgeest zijn dus essentieel bij het begrijpen en interpreteren van zulke teksten. Terwijl de Koran hier als het ware handvatten biedt om vijandelijkheden te beëindigen, in dit geval door de rehabilitatie van een volk, interpreteren wij moslims dit op een heel bizarre manier toch als een boodschap om meer vijanden te creëren. Tegen zulke mensen zeg ik: wie staat er vandaag vijandiger tegenover de moslims dan de moslims zelf? Kijk maar naar de ‘islamitische’ wereld: moslims die naar dezelfde moskee gaan en voor dezelfde god bidden vallen elkaar bij het eerste het beste dispuut aan, vermoorden elkaar om hun visie op de islam, noemen elkaar kafir en stelen elkaars bezit. Bedenk wel, de joden en polytheïsten die in zulke verzen worden benoemd deden moslims niet meer kwaad dan de hedendaagse moslims dat doen.’

Foto: Cihan. Resit Haylamaz (Istanbul, 1965) studeerde Islamitisch Recht aan de Uludag Universiteit in Bursa en promoveerde op het gebied van ‘tafsir’ ofwel interpretatie van de Koran aan de Universiteit van Sakarya. Hij bekleedde bestuurlijke functies voor verschillende onderwijsinstellingen, was directeur van het persagentschap Cihan en schreef columns voor verschillende kranten. Hij is expert op het gebied van ‘siyer’, een wetenschap die het leven van profeet Mohammed bestudeert. Hij schreef meerdere bestsellers over de profeet. Hij woont momenteel in de Verenigde Staten waar hij lezingen geeft over de visie van de islam op de joodse gemeenschap en het jodendom.

Is het waar dat joden volgens de islam een vervloekt volk zijn?
‘Nee. De Koran heeft het over een groep joden die, ondanks hun vele profeten, de wonderen die ze meemaakten en de complimenten die ze in de heilige boeken kregen, keer op keer het juiste pad verlieten en daarin koppig waren. De Koran vervloekt specifiek een groepje joden en niet het hele volk. Een vergelijkbare vervloeking heeft ook betrekking op de groep moslims die dagelijks de moskee bezoekt om te bidden, maar die toch het rechte pad verlaat. Het is pijnlijk dat wij de Koran lezen, puur om ons beeld van de ander bevestigd te zien krijgen en niet om er lessen uit te trekken.’

Het conflict met Banu Qurayza, een joodse stam in Medina die werd verslagen en afgestraft wegens verraad, zou het bewijs zijn dat de profeet een antisemiet was. Hoe kijkt u naar deze kwestie?
‘Ook hier wordt zonder enige kennis van zaken gesproken. Toen de profeet met zijn volgelingen naar Medina emigreerde waren het de joden met wie hij als eerste een overeenkomst tekende. Met het verdrag van Medina kwamen alle partijen, inclusief negen joodse stammen, een nieuw bestuurlijk systeem voor Medina overeen. In hetzelfde verdrag werden de joden als een gehele oemma of entiteit geaccepteerd en kregen ze het recht om volgens de Thora te leven en het joodse recht te hanteren. De profeet benadrukte in die periode altijd de overeenkomsten in plaats van de verschillen. Hij ging naar joodse gebedshuizen, bezocht hun zieken, toonde respect voor hun doden, gaf hun eten en dreef handel met joden. Bij ruzie tussen joden en moslims koos hij nooit per definitie de kant van de moslim, maar altijd van de partij die gelijk had. Hij aarzelde niet om ook zijn eigen metgezellen te straffen wanneer zij een misdrijf tegen een joodse inwoner van de stad hadden gepleegd. De kwestie Banu Qurayza en de straf die deze joodse stam kreeg had dus niets te maken met religieuze factoren, maar was het gevolg van een opstand tegen een bestuurlijk systeem dat ze samen in overeenstemming hadden opgericht. Het had ermee te maken dat deze stam de wapens oppakte, tegen moslims gebruikte en de ondertekende verdragen met de voeten trad. We moeten ook niet vergeten dat er geen totale vijandigheid tussen joden en moslims bestond. Sterker nog, we zien een korte tijd na de Slag bij Badr dat zeventig gewapende joden mee willen doen met de Slag bij Uhud en dat het leger van Mohammed joodse soldaten had, zelfs toen het in Khaybar ten oorlog trok tegen een joodse stam.’

Mohammed was geen antisemiet, zegt u?
‘Absoluut niet. Dat zie je ook terug in bijvoorbeeld zijn keuze om met een vrouw van joodse afkomst, Safiya bint Huyayy, te trouwen. Met dit huwelijk ontstond een familieband tussen de profeet en joden. Opmerkelijk is zijn houding tegen anderen die Safiya niet accepteren vanwege haar achtergrond. Toen Zaynab bint Jahsh, een andere vrouw van Mohammed, Safiya beledigde omdat ze joods was, verbrak de profeet maandenlang alle banden met Zaynab. Hij gaf daarmee de duidelijke boodschap dat hij antisemitisme en racisme op geen enkele manier tolereerde.’

Hoe denkt u over de hadith die stelt dat het einde der tijden niet komt voordat moslims en joden oorlog zullen voeren en de moslims die zullen winnen? Is dit geen reden voor moslims om joden als de vijand te zien?
‘Ik zie dat als een waarschuwing; als moslims en joden niet oplossingsgericht aan de slag gaan om de vijandigheden te bestrijden, ziet de profeet een gevaarlijke situatie ontstaan. Als deze hadith werkelijk een oproep tot oorlog met joden zou zijn, zouden de eerste moslims na de profeet, de Omajjaden, de Abbasieden en de Ottomanen, telkens in oorlog moeten zijn met joden. Het tegenovergestelde is waar. Ondanks de grote problemen die joden in de loop van de geschiedenis met niet-moslims ervoeren, bestond er tot de afgelopen eeuw geen noemenswaardig conflict tussen joden en moslims. Sterker nog, zoals de opvang van joden door de Ottomanen en al-Andalus laat zien, waren het de moslims die in grote getale joden hebben opgevangen toen ze werden vervolgd en vermoord.’

Ziet u in antisemitisme onder moslims ook een manier om de eigen fouten te verdoezelen en gemakzuchtig alle problemen in de schoenen van anderen te schuiven?
‘Zeker! Terwijl het de bedoeling is dat we eerst onze eigen fouten onder ogen zien, vallen we een heel volk aan om wat hun voorouders eeuwen geleden deden. Dat vind ik wreed, om het nog zacht uit te drukken. Je kan niet én zeggen dat je moslim bent én een hele groep mensen aanspreken op iets waar ze niets mee te maken heeft. Het is zowel een islamitisch als juridisch principe dat ieder individu verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen daden; je kunt een kind dus niet straffen omdat zijn vader iets heeft misdaan. We vergeten tevens dat wij als moslims direct worden aangesproken in de Koran. De Koran heeft het tegen ons, het waarschuwt ons voor bepaalde fouten die in het verleden zijn begaan, maar we trekken ons er niets van aan. We doen alsof we vrij van zonden en zo puur als glas zijn. Wie de Koran leest en vervolgens met de vinger naar anderen wijst heeft het blijkbaar totaal niet begrepen.’

Hoe komt het dat toch veel moslims woede jegens Israël verwarren met haat ten aanzien van joden?
‘Het is onze taak om op te staan tegen alle vormen van repressie en onderdrukking, ongeacht wie de dader en wie het slachtoffer is. Iedereen zou zich aangevallen moeten voelen door misdaden die nu in Israël worden gepleegd. Toch moeten we één punt wel duidelijk maken: het Israëlisch-Palestijns conflict is geen religieus, maar een politiek conflict. Israël is niet de vertegenwoordiger van de joden en Palestina niet van de moslims. We moeten, hoe moeilijk het ook klinkt, de diplomatie haar werk laten doen en blijven zoeken naar duurzame vrede in de regio. De geschiedenis laat zien dat dit zeker mogelijk is.’

Trumps deals zijn vooral non-deals

0

Die Nobel-prijs voor Donald Trump, zou dat nog wat worden? Volgens columnist Derk Jan Eppink (de Volkskrant), onvermoeibaar pleitbezorger van de Amerikaanse president, had hij hem al min of meer op zak. Andere commentatoren schatten zijn kansen wat minder hoog in – en momenteel lijken die toch eerder gelijk te krijgen. Ook die herdenkingsmunt kan bij het grofvuil – al zullen er dan vast snel wat heimelijk achterovergedrukt worden, want juist niet-uitgegeven munten vormen een gewild, en dus lucratief collectors item.

De toonzetting in Pyongyang is in ieder geval weer als vanouds. De Amerikaanse vicepresident Mike Pence werd in een officiële Noord-Koreaanse verklaring recent als een ‘politiek stuk onbenul’ betiteld. Hoewel deze typering inhoudelijk beslist niet inadequaat is – en mooi aansluit op een oudere omschrijving van Trump op de Noord-Koreaanse staats-tv als ‘seniele oude gek’ – is ze in het diplomatieke verkeer toch niet geheel gangbaar. Maar dat zijn de door Trump zelf gekozen bewoordingen vaak evenmin.

Of was dat misschien een verklaring die niet echt van de Noord-Koreaanse autoriteiten afkomstig was? Je weet het in deze nepnieuwstijden maar nooit, zeker nu gebleken is dat de Britse minister van Buitenlandse Zaken Boris Johnson recent achttien minuten lang een Armeense neppremier aan de lijn heeft gehad, en daarbij over een aantal gevoelige kwesties opening van zaken heeft gegeven. Met al die landjes waarvan Trump vast niet gehoord heeft zolang er nog geen Trump Tower in de hoofdstad staat, bestaat in Washington dat risico ook. Al Reagan haalde indertijd wel eens twee landen door elkaar.

Hoe dan ook, wat betreft de beheersing van The art of the deal, die Trump zelf als zijn kernkwaliteit beschouwt, heeft hij toch wel wat steken laten vallen. Een deal lijkt althans even niet in zicht. Afgezien van de drie door Pyongyang als blijk van goede wil vrijgelaten Amerikanen, is Washington weer terug bij af. Trump heeft vooralsnog niet meer bereikt dan Obama, Bush en Clinton op dit hoofdpijndossier vóór hem.

Zeker, dat ligt ook aan Noord-Korea, dat aan het opgeven van zijn kernwapenprogramma in tweede instantie steevast voorwaarden blijkt te stellen, die voor Amerika onacceptabel zijn. Alleen (los van de vraag of Amerika die terecht onacceptabel vindt): dat kon men in Washington weten. Alle toenaderingspogingen onder Trumps voorgangers waren op hetzelfde stuk gelopen. Dus dat Trump weinig kans had om wél te slagen: dat zat erin. Het punt was alleen dat Trump, op grond van zijn opgeblazen zelfbeeld, meende over unieke dealmakerskwaliteiten te beschikken die nu wél voor positief resultaat zouden zorgen. Daarom de raad van meer ervaren onderhandelaars meende te kunnen ontberen en negeren – en dus niets bereikte.

Want dat begint langzaamaan een patroon te worden: Trump blijkt heel erg goed in het vernietigen van de deals van zijn pathologisch gehate voorganger, maar stelt er niets voor in de plaats. De betere deal die hij steeds weer opnieuw met veel Twitter-bombarie belooft, komt er niet. Niet in het geval van het klimaatakkoord, niet in dat van Obamacare, niet in dat van de opgeblazen handelsakkoorden, niet in dat van Iran. Zelfs van die fameuze muur aan de grens van Mexico, die Mexico zou gaan betalen, staat nog niets overeind.

Het enige wat hij bereikt is irritatie bij de andere grote machtsblokken – Europa, Rusland, China – die hij toch nodig heeft om zelf internationaal iets te bereiken. Die uitkomst lijkt hem bovendien amper zorgen te baren, omdat hij er kennelijk vanuit gaat dat het voldoende is om America first te roepen teneinde ook steeds op de eerste plaats te eindigen. In dat opzicht vormt Trump de extreme exponent van een denkwijze die ginds altijd sterk aanwezig is geweest: van het idee van exceptionalisme, waarbij Amerika uit hoofde van haar bijzondere roeping boven de wet staat en op grond van haar oppermacht ieder protest negeren kan.

Anders dan indertijd Reagan, voor wie een dergelijke zienswijze ook niet geheel vreemd was, heeft Trump zich bovendien inmiddels uitsluitend met geestverwanten omringd, die voor het merendeel van elke buitenlandpolitieke ervaring zijn gespeend. Gebrek aan kennis in combinatie met grenzeloze zelfoverschatting. Dat is een recept voor brokken. Dat bleek al toen Trump een zinspeling maakte op het lot van Kadaffi. Dat zou Kim delen als hij níet zijn nucleaire ambities opgeven zou. Dat Kadaffi in een rioolpijp eindigde was echter juist het gevolg van het feit dat de Libische dictator dat wél gedaan had – en daarmee tegen westerse steun voor de opstandelingen machteloos geworden was. Trumps wenk zal Kim daarom alleen maar verder doen verharden.

Hetzelfde geldt voor Iran. De vernietiging van de deal van Obama met de belofte een betere deal te sluiten zal eerder in géén deal resulteren. Voor de Iraanse hardliners vormt Trumps contractbreuk een zoveelste bewijs van de complete onbetrouwbaarheid van de ‘grote satan’, en zij zullen daarbij garen spinnen, omdat de redelijkheid van de Iraanse president Rohani Iran niets opgeleverd heeft.

Krokodillentranen

0

Nederlandse Kamerleden huilden onlangs krokodillentranen. Ze reageerden op het nieuws dat Rwanda de nieuwe shirtsponsor van de Britse voetbalclub Arsenal wordt. Visit Rwanda valt de komende seizoenen op de shirts van de spelers te lezen. Schandalig, vinden de coalitiepartijen VVD, CDA, D66 en CU. Gesteund door hun collega’s in de oppositie vinden ze het onacceptabel dat een land dat ‘ontwikkelingshulp’ van Nederland krijgt dertig miljoen euro aan een Engelse club gaat ‘verspillen’.

De Kamerleden hebben minister Sigrid Kaag van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gevraagd de hulp aan Rwanda te heroverwegen of zelfs op te schorten. Het is potsierlijk, omdat de Kamerleden een ouderwets wereldbeeld hanteren. Vanuit Den Haag en andere westerse steden dicteren wij hoe landen in het zuiden hun geld moeten uitgeven.

De houding van de Kamerleden is onlogisch en selectief. Onlogisch, omdat Rwanda een soevereine staat is. Dat wil zeggen dat het land zelf mag bepalen hoe het zijn geld uitgeeft. Als je bedenkt dat het land in 2017 meer dan zeshonderd miljoen euro alleen al aan toerisme verdiende, hoe gek is het dan om dertig miljoen aan marketing uit te geven zodat het nog meer inkomsten uit toerisme genereert? Inkomsten die gebruikt kunnen worden om het land, dat de ambitie heeft om in 2020 een middeninkomensland te zijn, verder op te bouwen.

Het verhaal van de Rwandese economische ontwikkeling is wonderlijk. Na de gruwelijke genocide van 1994 werkten de Rwandezen hard aan herstel. Het is er niet perfect, maar inmiddels geldt het als een schoolvoorbeeld voor andere Afrikaanse landen wat betreft de economische ontwikkeling. Dat komt door het feit dat Rwandezen het heft in eigen handen hebben genomen en hebben besloten de meester over de eigen ontwikkeling te zijn.

Het is daarom bizar te veronderstellen dat je vanuit Den Haag over het lot van Rwanda kunt beslissen, omdat je een paar miljoen euro ‘ontwikkelingshulp’ stuurt. Geld dat overigens wordt gestuurd om onze eigen aanwezigheid en geostrategische belangen in de regio veilig te stellen. Het is vooral om dit geostrategische aspect dat politici in Den Haag selectief zijn in hun oordeel over de politieke keuzes van de Rwandese overheid. Want de steun blijft, ondanks dat Rwanda niet het braafste jongetje uit de klas is, integendeel zelfs. Gesteund door de internationale gemeenschap droeg Rwanda bij aan oorlogen in buurland Congo, met miljoenen doden als gevolg. En nog steeds. Want telkens weer melden de Verenigde Naties hoezeer het land betrokken is bij de financiering van rebellengroepen die het gezag van de Congolese overheid ondermijnen en chaos in Oost-Congo veroorzaken.

Rwanda is een regionale supermacht en een belangrijke bondgenoot van westerse landen in de zogenaamde strijd tegen het terrorisme in de regio. Deze geostrategische belangen verklaren de onvoorwaardelijke steun van Nederland en andere westerse landen aan Rwanda, ondanks de humanitaire schade die het land in Congo mede veroorzaakt. Ze verklaren ook de totale stilte van de Kamerleden. Vorig jaar bijvoorbeeld, toen bleek dat de Rwandese president Kagame de verkiezingen met bijna 98,8 procent had gewonnen. Onlangs bleek dat Diana Wigara, de enige serieuze tegenkandidaat, wordt vervolgd. Hetzelfde overkwam Victorie Ingambire, die acht jaar geleden vanuit Nederland naar Rwanda ging om zich als serieuze tegenkandidaat te positioneren. Zij eindigde in een Rwandese cel, iets wat Wigara nu ook dreigt te overkomen. Maar daar hoor je geen hond over in Den Haag.

De cruciale rol van imams in Europa

0

In oktober 2014 vond in Rome een conferentie plaats over de positie van imams in Europa. Wetenschappers uit de westerse en islamitische wereld lieten hun licht schijnen over dit onderwerp. De conferentie was daarom zo passend in het huidige tijdsgewricht omdat imams in Europa in het middelpunt van de belangstelling staan. In de Nederlandse context is dat niet anders. Zo berichtten media onlangs over de positie en rol van de omstreden imam Fawaz Jneid in Den Haag. De rechter had hem een gebiedsverbod opgelegd waar hij via de juridische weg tegenin ging. Een en ander belette hem niet om de boodschap van zijn islam te blijven verkondigen. Dat tot grote irritatie van diverse politici die vonden dat de prediking van Jneid de integratie van moslims in de weg staat. Aan de andere kant van het spectrum zien we imam Yassin Elforkani die de laatste tijd weer meer en meer het publieke debat zoekt en ook in gesprek wil gaan met de fundamentalistische imams in het land. In een alarmerend betoog in het Parool stelde Elforkani vast dat moskeeën hun stinkende best doen om te werken aan de integratie van moslims in Nederland, maar dat ze op steeds minder steun kunnen rekenen van Nederlandse autoriteiten, in het bijzonder de gemeenten.

Er zijn imams in soorten en maten. Zo zijn er die zich uitsluitend bezighouden met de oorspronkelijke taak van de imam: de voorganger in het gebed. De voormalige minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher (PvdA) nodigde eertijds regelmatig imams uit voor de thee om te spreken over de stand van zaken in de moslimgemeenschap in Nederland waarbij hij erop aan drong dat de imams zich helder zouden uitspreken over de noodzaak tot het aanvaarden van wat Nederlandse normen en waarden zouden zijn.

Het bruist en beweegt in de moslimgemeenschap in Nederland en dat geldt dus ook voor andere Europese landen met grote moslimgemeenschappen. En elk land wordt op zijn manier geconfronteerd met de vraag wat de positie van de imam is. Is die ‘slechts’ voorganger in het gebed of – ook – intermediair tussen moslimgemeenschap en de overheid, een wens die bij de laatste sterk wordt ingegeven door de terreur die gezaaid wordt door extremistische bewegingen als al-Qaeda en Islamitische Staat. Kan de imam een dam opwerpen tegen het geweld en jongeren ervan weerhouden te radicaliseren?

Deze en andere onderwerpen stonden centraal op genoemde conferentie. Zo werd er ook ingegaan op de vraag naar de wenselijkheid van een door een nationale overheid opgezette en bestuurde onderwijsinstelling voor de opleiding van imams. Of is het beter dat dergelijke instellingen worden georganiseerd door islamitische autoriteiten uit de islamitische wereld? Ook een daaraan gerelateerd thema werd besproken. Dient er zich het beste een Europese islam te ontwikkelen of moet er toch vooral gebruikt gemaakt worden van de al aanwezige expertise in de islamitische wereld? Of is een mix denkbaar?

De conferentie was ongemeen interessant. Een deelnemer uit Spanje legde uit hoe islam als religie juridisch was ingebed in het Spaanse rechtssysteem. Deelnemers uit Italië meldden dat islam in hun land nog altijd niet erkend was door de overheid. Een vertegenwoordiger uit Finland legde uit hoe het land onderzoek had gedaan onder Finse moslims naar de vraag over de wenselijkheid van het opzetten van imam trainingprogramma’s. In de betogen van de Franse collega’s stond de vraag naar het omgaan met ‘islamitische’ terreur centraal. Een Britse onderzoeker pleitte voor het opleiden van ‘islamitische pastors’ die midden in het leven van de jonge moslims zouden staan en hen zouden kunnen helpen met kwesties als drugsgebruik en familieproblemen.

Het bleef niet bij de conferentie. Uiteindelijk zouden de bijdragen van de meeste van de deelnemers gebundeld worden in een kloek boek (Imams in Western Europe: developments, transformations, and institutional challenges) dat uit 21 hoofdstukken bestaat en dat ingaat op allerlei aspecten van de rol van imams in Europa en dat theoretische bespiegelingen bevat over de institutionalisering van islam in Europa. Het boek is klaar en de eerste exemplaren worden vrijdag 8 juni aanstaande in Leiden gepresenteerd aan twee Nederlandse imams: de eerder genoemde Elforkani en de Rotterdamse imam Azzedine Karrat. Ik ben trots redacteur van dat boek geweest te mogen zijn samen met mijn Italiaanse collega Mohammed Hashas en mijn Deense collega Niels Valdemar Vinding.

De boekpresentatie vindt vrijdag 8 juni om 16.00 uur plaats in Matthias de Vrieshof 2, zaal 002 (Witte Singel 25), 2311 BG, Leiden.

‘Angst is besmettelijk, maar lef ook’

1
‘Mensen informeren, daar doe ik het voor. Dat beschouw ik als een morele verplichting. ‘Angst voorkomt je eind niet’, luidt een Turks gezegde. Daar geloof ik in. Je kunt bang zijn, maar daarmee verander je je toekomst niet. Wat komt, komt, hoe dan ook, op de ene of andere manier.’

Op 27 mei vond in Hotel Haarhuis in Arnhem een meeting plaats van de democratisch-socialistische partij HDP (Democratische Partij van de Volkeren), in het kader van de aankomende parlements- en presidentsverkiezingen in Turkije (24 juni). De spreker van de avond was HDP-topbestuurder Zarife Atik. Uw reporter was ter plaatse en sprak haar.

Atik is vooral actief voor de vrouwenbeweging van de HDP. Eerder was ze co-voorzitter van de HDP-afdeling in de kustprovincie Antalya. Ze is een idealist en devrimci (revolutionair) in hart en nieren. Ze begon vroeg met actievoeren, in haar tienerjaren. Ze droomt van een democratisch en progressief Turkije. ‘Een Turkije waarin oppositiepartijen zoals de HDP vrij deel kunnen nemen aan de politiek, zonder gelabeld te worden als bastions van terreur.’

Sinds de couppoging van 15-16 juli 2016 zijn volgens de laatste cijfers bijna tachtigduizend mensen vastgezet, onder wie politici, journalisten, activisten, vakbondsbestuurders, politieagenten, militairen, ondernemers, rechters, aanklagers, advocaten, academici, docenten, vrijwilligers en huisvrouwen. Een specifiek doelwit van het regime is de Koerdische politieke beweging, met name de HDP. Volgens de HDP zitten op dit moment rond de vijfduizend HDP’ers vast en lopen tegen duizenden andere HDP’ers gerechtelijke onderzoeken, op basis van vooral terreurbeschuldigingen. Onder hen zijn behalve leden, bestuurders en burgemeesters, ook parlementsleden, onder wie de twee leiders van de partij, Selahattin Demirtas en Figen Yüksekdag.

Foto: HDP. Selahattin Demirtas & Figen Yüksekdag.

Ankara’s offensief tegen de Koerdische politieke beweging houdt niet op bij de HDP. Het richt zich ook op kleinere initiatieven, zoals de eveneens democratisch-socialistische DBP (Partij van de Democratische Regio’s). Ook DBP’ers, onder wie de twee leiders van de partij, Kamuran Yüksek en Mehmet Arslan, zijn vastgezet. Als beweegreden beweert Ankara al van oudsher dat de Koerdische organisaties en bewegingen die vervolgd worden verlengstukken zijn van de PKK. Zowel de HDP als de DBP ontkennen gelieerd te zijn aan de PKK. Koerdische islamistische clubs, zoals de AKP-gezinde Hüda-Par (Vrijheidsideaal Partij), worden doorgaans wel met rust gelaten.

Het offensief tegen de Koerdische politieke beweging, dat Ankara lanceerde na de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015, kwam na de couppoging in een stroomversnelling. President Recep Tayyip Erdogans islamistische AKP (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) verloor bij de verkiezingen haar absolute meerderheid in het parlement, voor het eerst sinds haar oprichting in 2001 en eerste deelname aan de parlementsverkiezingen in 2002. De HDP boekte een historische zege: met ruim zes miljoen stemmen (bijna vijftien procent), behaalde de partij tachtig van de vijfhonderdvijftig zetels, evenveel als de nationalistische MHP (Partij van de Nationalistische Beweging). De HDP en de kemalistische CHP (Republikeinse Volkspartij) pleitten voor het vormen van een coalitieregering om de AKP buitenspel te zetten, maar door de afwijzende houding van de MHP mislukten de coalitiebesprekingen. Op 1 november 2015 werden opnieuw verkiezingen gehouden: de AKP heroverde haar meerderheid in het parlement. Daarop sloot de MHP een alliantie met de AKP.

Atik is net als duizenden andere HDP’ers doelwit van terreurbeschuldigingen. Ze wordt beschuldigd van lidmaatschap van de PKK (Koerdische Arbeiderspartij) en de KCK (Unie van Gemeenschappen in Koerdistan). Ze noemt de aantijgingen aan haar adres ‘volledig politiek gemotiveerd’. ‘Er is geen sprake van strafbare feiten. Het regime doet zelfs de geringste kritiek af als terrorisme en beschouwt inmiddels zo’n beetje de helft van de bevolking als terroristisch.’ Atik is sinds afgelopen februari in Nederland. Ze is hier eerder meermaals geweest om haar zusje en vrienden te bezoeken, maar of haar verblijf hier wederom tijdelijk zal zijn, is nog niet zeker. Ze overweegt hier een asielaanvraag in te dienen, omdat in Turkije onlangs een arrestatiebevel is uitgevaardigd tegen haar. Ze laat haar besluit afhangen van de Turkse verkiezingen. ‘Als het regime verliest, keer ik huiswaarts.’

Voor Atik is de situatie zelfs nog complexer dan voor andere dissidenten. Ze is namelijk naast vrouw, Koerd en HDP-politica, ook nog eens aleviet en geboren en getogen in Dersim. ‘Een uiterst gevaarlijke cocktail in de ogen van de staat.’ Dersim is de door de plaatselijke bevolking geprefereerde historische naam van de huidige provincie Tunceli, waar vooral alevitische Koerden en Zaza’s wonen. De staat beschouwt Dersim al decennia als een probleemregio. In het gebied vonden beruchte strafexpedities plaats, in 1937 en 1938. Tijdens de militaire operaties in het gebied is een groot aantal alevitische Koerden en Zaza’s gedood, de schattingen lopen uiteen van tienduizend tot enkele tienduizenden doden. De moorden staan bekend als het Bloedbad van Dersim.

Atik koestert geen haat jegens Turkije of het Turkse volk. ‘Mijn man is nota bene Turks. Ondanks alles, ondanks de repressiepolitiek tegenover de Koerden en vele andere volkeren en groepen, hou ik nog altijd zielsveel van Turkije. Onze strijd is niet gericht tegen Turkije of het Turkse volk, maar tegen fascisme. Van Edirne (provincie in het uiterste noordwesten van Turkije, red.) en Mugla (provincie in het uiterste zuidwesten van Turkije, red.) tot Hakkari (provincie in het uiterste zuidoosten van Turkije, red.) en Ardahan (provincie in het uiterste noordoosten van Turkije, red.), Turkije is mijn land. De AKP en andere fascisten beweren dat wij Turkije uit elkaar willen rukken, dat is een smerige leugen. Iedereen die ons kent, écht kent, weet dat ons doel het creëren van een democratisch en progressief Turkije is, waarin álle verschillende volkeren en groepen in het land vrij zijn en in harmonie samenleven, van de Koerden en de Armeniërs tot de Yörüks en de Lazen en van de LGBTQ+’ers en de atheïsten tot de christenen en de moslims. Juist die droom boezemt de fascisten angst in, omdat ze zich voeden met haat en de voortzetting van hun hegemonie afhankelijk is van de constante aanwezigheid van vijandigheid, afkeer, frictie, conflict, oorlog en chaos.’

Een groot deel van de HDP-organisatie is gevangengezet. Wat doet dat met je?
‘Na de verkiezingen van 7 juni 2015 heeft de AKP de oorlog verklaard aan de HDP. Zo’n tachtig procent van de volledige HDP-organisatie is inmiddels uitgeschakeld. Leden, lokale en landelijke bestuurders, burgemeesters en parlementsleden zijn uit hun functie ontheven, gevangengezet, worden gezocht of zijn gevlucht naar het buitenland. Toch zet de HDP haar strijd voort, we weigeren op te geven. Als ik niet bereid was tegenslagen te trotseren, was ik nooit lid geworden van de HDP. Natuurlijk is niet alleen de HDP het slachtoffer van de harde repressie, alle critici en tegenstanders van het regime staan onder hevige druk. Ons recht om kritiek te uiten is ons afgenomen. Het regime heeft een openluchtgevangenis gemaakt van Turkije. Alle pro-democratische oppositiegroepen moeten samenwerken om daar een eind aan te maken. Iedereen heeft democratie nodig.’

Ondanks het offensief tegen de HDP hebben weinig massaprotesten plaatsgevonden in Turkije. Waar heeft dat mee te maken?
‘Mensen die betogen worden keihard aangepakt. Zelfs als je simpelweg een persverklaring wil voorlezen, kan je doelwit worden van staatsgeweld. Behalve een openluchtgevangenis, heeft het regime een angstrepubliek gecreëerd. Het regime maakt zich schuldig aan intimidaties, doodsbedreigingen, aanvallen, brandstichtingen, arrestaties, ontvoeringen, martelingen, moorden en zelfs aanslagen op burgers. Zo hebben terroristen van het regime op 10 oktober 2015 onschuldige mensen afgeslacht bij het centraal station van Ankara (deze aanslag, waarbij meer dan honderd mensen omkwamen en meer dan vijfhonderd mensen gewond raakten, is niet opgeëist, de regering houdt IS verantwoordelijk, red.). De boodschap van die aanslag op de ‘arbeid, vrede en democratie’-rally, georganiseerd door de HDP en andere progressieve pro-democratische organisaties, was duidelijk: hou je kritiek voor je en ga de straat niet op. Door het gecreëerde angstklimaat zijn veel mensen bang de straat op te gaan. Kun je ze dat kwalijk nemen? Maar vergis je niet, wat er ook gebeurt, wij blijven de straat opgaan om mensen te bereiken, al moeten we dat met ons leven bekopen. We gingen afgelopen maart twee keer massaal de straat op, op Internationale Vrouwendag en Newroz (nieuwjaars- en voorjaarsfeest dat gevierd wordt door onder meer Koerden en Iraniërs, red.), en ook in de aanloop naar het grondwetsreferendum van 16 april 2017. Dat geeft mensen hoop en moed. We gaan door en stoppen niet totdat de angstrepubliek ten onder gaat.’

Wat doen de terreurbeschuldigingen aan jouw adres met jou? Wat voor andere nare dingen heb je de afgelopen tijd zoal meegemaakt?
‘Het baart me grote zorgen, want ik kan, net zoals tienduizenden anderen die zich nergens schuldig aan hebben gemaakt, opeens zomaar in de gevangenis belanden. Het regime heeft carte blanche om levens kapot te maken, des te meer omdat de noodtoestand, die is uitgeroepen na de couppoging, nog steeds van kracht is. De afgelopen tijd heb ik veel gezien en meegemaakt, zoals intimidaties, doodsbedreigingen, aanvallen en brandstichtingen. Zo zijn HDP-kantoren en werkplekken van Koerdische burgers in Antalya aangevallen en in brand gestoken door fascisten. Ik was toen co-voorzitter van de Antalya-afdeling van de partij en heb die nachtmerrie van dichtbij meegemaakt.’

Wat kunnen we onder deze moeilijke omstandigheden verwachten van de HDP bij de aankomende verkiezingen? Heb je nog steeds hoop op betere tijden?
‘Op 7 juni 2015 maakten wij, onder wie Koerden, Armeniërs, Assyriërs, Arameeërs, alevieten, yezidi’s en ‘dissidente’ Turken, kortom ‘de anderen’, gezamenlijk een vuist tegen onrecht en behaalden een historische monsterzege door tachtig zetels te veroveren in het parlement. Deze strijd voor gerechtigheid en erkenning is niet begonnen met de HDP. Het is een oude strijd. Het is de strijd van onderdrukte arbeiders en dorpelingen, van verzetshelden zoals Mahir Cayan (1946-1972; medeoprichter van de in 1970 opgerichte en in 1972 opgeheven marxistisch-leninistische organisatie THKP/C, red.), Ibrahim Kaypakkaya (1948-1973; oprichter van de in 1972 opgerichte marxistisch-leninistische organisatie TKP/ML, red.), Mazlum Dogan (1955-1982; medeoprichter van de PKK, red.) en vele anderen. Op 7 juni 2015 behaalde de HDP stemmen in alle regio’s van Turkije, zelfs in het Zwarte Zee-gebied (in deze regio behalen nationalistische partijen van oudsher veel stemmen, red.). Waarom? Omdat de HDP heel Turkije omarmt. De HDP is de meest diverse partij van Turkije: de partij kent een gelijke vertegenwoordiging door mannen en vrouwen, ongeveer fifty-fifty, en is multi-etnisch en multi-levensbeschouwelijk. Wij zijn zowel Dersim als het Zwarte Zee-gebied, zowel Konya als Izmir, zowel Istanbul als Kars, zowel Ankara als Diyarbakir, zowel Canakkale als Sirnak. De omstandigheden zijn weliswaar veranderd. Zo krijgen oppositiepartijen vandaag de dag zelfs nog minder ruimte campagne te voeren dan vóór 7 juni 2015 vanwege de volledig uit bocht gevlogen dictatoriale strategie van de AKP. Maar onze boodschap is niet veranderd. Ondanks de snode plannen van het regime zijn wij vastbesloten bij de aankomende verkiezingen opnieuw een mijlpaal te behalen.’

Waarom hebben zoveel Turken een afkeer van de HDP?
‘Ze kennen ons niet. Mensen die ons niet kennen en de walgelijke propaganda van het regime geloven, denken dat we terroristen zijn. Onbekend maakt onbemind. De fascisten willen niet dat de Turken en de niet-Turken nader tot elkaar komen, want conflict is hun reddingsboei. In het ideale Turkije dat zij voor ogen hebben, is er haat, nijd en afgunst tussen mensen. Dat hebben ze nodig om het volk te manipuleren, brainwashen en controleren, zodat ze de status quo kunnen handhaven en hun grip op de macht kunnen behouden en verder verstevigen. Daarom voelen ze zich bedreigd door het feit dat de HDP mensen niet tegenover elkaar zet, maar bij elkaar brengt.’

Foto: de Kanttekening

Wat vind je van de CHP?
‘De CHP is van oudsher een echte staatspartij, onderdeel van het bestaande systeem en de status quo (de CHP stemde tijdens een algemene stemming in het parlement voor de opheffing van de juridische onschendbaarheid van HDP-politici, onder wie Demirtas en Yüksekdag, red.). Binnen de partij bestaan verschillende stromingen, van nationalistische en secularistische tot devrimci en pro-Koerdische facties. Het grootste deel van de achterban van de CHP is onomwonden anti-fascistisch en wil democratie. Vrijdenkers binnen de partij, zoals Sezgin Tanrikulu, Baris Yarkadas en Eren Erdem, spelen een belangrijke rol in het verdedigen en verkondigen van die boodschap. De presidentskandidaat van de CHP, Muharrem Ince, zoekt duidelijk meer toenadering tot de Koerden, zoals blijkt uit recente toespraken die hij heeft gegeven. Dat hij zijn eerste rally in de Koerdische provincie Hakkari heeft gehouden, is veelzeggend. Wij hechten waarde aan dit soort handreikingen, want om democratie tot gemeengoed te maken, is het belangrijk dat mensen met verschillende achtergronden dezelfde boodschap verkondigen, de boodschap van vrijheid. Eendracht maakt macht.’

De nieuwe nationalistische, liberaal-conservatieve partij Iyi Parti (Goede Partij) doet ook mee aan de verkiezingen. Wat vind je van deze partij?
‘Elk pro-democratisch initiatief kan op mijn steun rekenen. Over de Iyi Parti heb ik echter grote vraagtekens. De leider van de partij, Meral Aksener, was ruim zeven maanden minister van Binnenlandse Zaken (1996-1997, red.), in één van de donkerste periodes in de geschiedenis van Turkije, berucht vooral vanwege de vele onopgeloste politieke moorden die werden gepleegd. Aksener heeft nooit afstand genomen van die periode. Sterker nog, ze heeft gezegd dat het toenmalige staatsbeleid juist was. Aksener heeft dan ook zeer zeker geen clean record. Ik heb weinig reden om haar te vertrouwen en te geloven dat democratisering het doel van haar partij is. Ik beschouw haar partij niet als een onderdeel van de pro-democratische oppositie. Onze focus momenteel is echter niet de Iyi Parti, maar de AKP, de MHP en de BBP (Grote Eenheidspartij; nationalistisch, red.), die wat ze zelf noemen een ‘nationale alliantie’ hebben gesloten. ‘Nationaal’… grappig. Over welk land, welke samenleving hebben ze het? De juiste term voor die alliantie is niet ‘nationale alliantie’, maar ‘fascismealliantie’.’

De CHP, de Iyi Parti, de SP (Gelukzaligheidspartij; islamistisch, Milli Görüs) en de DP (Democratische Partij; liberaal-conservatief) hebben ook een alliantie gesloten, de ‘volksalliantie’. De HDP mag niet meedoen. Zelfs in deze moeilijke tijden, waarin de verkiezingen als het ware een zaak van leven en dood is, worden jullie uitgesloten.
‘Dat zegt meer over deze partijen dan over ons. Het is jammer dat de CHP hierin meegaat. Ik weet dat sommige facties binnen de CHP kritiek hebben op dit bondgenootschap en het feit dat de HDP is uitgesloten. Als deze vier partijen niet willen inzien dat als het ware heel het schip dreigt te zinken, het leven van iedereen in gevaar is en samenwerking de enige manier is om dat te voorkomen, dan moeten ze dat zelf weten. Ze hebben het over een ‘volksalliantie’ waar de HDP, die ruim zes miljoen stemmen heeft behaald, veel meer dan de SP en de DP samen, niet onderdeel van is. Hoe is dat mogelijk? Wat een gotspe.’

Wat is je visie op de PKK?
‘Als Koerd en aleviet, als volks- en geloofsgenoot van mensen die zijn ontvoerd, gemarteld, vermoord, als kind van een regio dat het Bloedbad van Dersim en vele andere barbaarse daden heeft meegemaakt, heb ik veel verkropte woede. Ik en vele anderen zoals ik hebben ervoor gekozen onze woede te bedwingen en in te slikken. We weten dat als we onze woede niet in goede banen leiden, ons meer leed berokkend gaat worden en we meer gaan lijden. Ik wil niet dat mijn kinderen en toekomstige generaties lijden. De HDP gelooft dat een politiek beleid gebaseerd op geweld op de lange termijn geen vruchtbare resultaten zal opleveren. Daarom kiezen wij voor dialoog in plaats van geweld. Maar verwacht van mij niet dat ik degenen die wel de wapens oppakken, omdat ze hun woede weigeren te verkroppen, ga veroordelen. De PKK is een directe reactie op de vele grove mensenrechtenschendingen waar de staat zich schuldig aan heeft gemaakt, zoals ontvoeringen, martelingen en moorden. Als je mensen keihard onderdrukt, isoleert en geen ruimte geeft om op een democratische manier op te komen voor hun rechten, dan dwing je hen gebruik te maken van alternatieve methoden. Als je dierbaren voor je ogen worden vermoord, dan begrijp ik dat je dialoog niet meer ziet zitten. Als je als staat een gewelddadige repressiepolitiek voert, dan moet je niet vreemd opkijken wanneer een defensiemechanisme in werking treedt. Overigens vindt de staat dat prima, omdat ze het verzet van de PKK gretig misbruikt om de Koerdische gemeenschap te criminaliseren en onderdrukken. Ik geloof niet in het bestrijden van vuur met vuur. Maar vergeet niet dat haat leidt tot meer haat. Daarom weiger ik mensen die noodgedwongen de wapens oppakken te labelen als terroristen.’

Hoe kan het geweld een halt toegeroepen worden?
‘Het Koerdische probleem, het Armeense probleem, het Assyrische probleem, het Aramese probleem, het alevitische probleem, het yezidische probleem en soortgelijke issues, maar bijvoorbeeld ook het arbeidersprobleem, zijn de problemen van héél Turkije. We moeten deze problemen erkennen en onder ogen zien om ze op te kunnen lossen in plaats van ze te verergeren door geweld te gebruiken. Als Erdogan Turkije daadwerkelijk een plezier wil doen, moet hij stoppen met de haattaal waarmee hij de samenleving vergiftigt. Ze kunnen een voorbeeld nemen aan Selahattin (Demirtas, red.) baskan (voorzitter, leider, red.), die populair is juist omdat hij de taal van vrede spreekt zonder daarbij onderscheid te maken tussen mensen op basis van kenmerken zoals etniciteit, religie, sekse en seksuele voorkeur. Turkije is conflictmoe, moe van al het leed en het bloedvergieten, Turkije verlangt naar vrede.’

Je windt er geen doekjes om in dit interview. Je geeft geen politiek correcte antwoorden. Dit interview wordt weliswaar gepubliceerd in een Nederlandse krant, maar Erdogans arm is lang. Sommige van je uitlatingen kunnen tegen je gebruikt worden. Ben je niet bang?
‘Angst is menselijk, ik zou liegen als ik zou zeggen dat angst mij vreemd is, dat ik nooit bang ben. Echter, ‘angst is besmettelijk, maar lef ook’, zei Demirtas. Dat is mijn credo. Mensen informeren, daar doe ik het voor. Dat beschouw ik als een morele verplichting. ‘Angst voorkomt je eind niet’, luidt een Turks gezegde. Daar geloof ik in. Je kunt bang zijn, maar daarmee verander je je toekomst niet. Wat komt, komt, hoe dan ook, op de ene of andere manier.’

Oftewel: death smiles at us all, all we can do is smile back.
‘Zo is het. Ik lig al onder het vergrootglas van het regime. Misschien lanceren ze na dit interview nog een ‘terreuronderzoek’ naar mij… en wellicht ook naar jou (lacht).’

‘Na een tijdje krijg ik heimwee naar Nederland’

Drie portretten van Roemeense Nederlanders met een tweede huis in het land van herkomst.

Het is de droom van menig migrant die voet zet op Nederlandse bodem: een zelf gemetseld huis in het land van herkomst. Ze zijn gehecht aan hun thuisland en willen er geen definitief afscheid van nemen. Maar hoe langer in Nederland, hoe moeilijker het is om terug te gaan. Zo ook onder de nieuwste arbeidsmigranten: Oost-Europeanen.

Dorin Perie (61), docent aan de Universiteit van Amsterdam, huis staat in Valea Stanii, in Nederland sinds 1978

Foto: Dorin Perie

‘De grond waarop mijn Roemeense huis staat heb ik overgehouden aan het tankstation met restaurant dat ik bezat. In 1999 had ik grote verwachtingen van de toekomst van Roemenië. Het land was bevrijd van het communisme, er waren allemaal nieuwe mogelijkheden. Met een goede vriend ben ik toen in de wildernis in de Boekovina, in het noorden van Roemenië, het tankstation begonnen. We woonden er niet. Ik werkte volop aan de Universiteit van Amsterdam, hij had een accountantskantoor in Lexmond. De boekhouding deden we zo goed als dat ging via internet.

Het was min of meer toevallig dat het tankstation in Boekovina stond. Ik ben een Boekarestenaar. In 1997 kwam ik voor de tweede keer in de Boekovina. Ik werd verliefd op de omgeving. De natuur, de rustige sfeer. Ja, nu is het er helemáál doodstil. Bijna iedereen is naar het Westen getrokken om te werken.

Het tankstation heb ik in 2003 overgedragen aan mijn vriend. In de boekhouding kwamen steeds grotere gaten. Wat ik aan de onderneming overgehouden heb is vier hectare grond en mijn huidige vrouw. Ze werkte in de boekhouding. Haar ouderlijk huis staat vijfhonderd meter van het tankstation.

In 2007 bedachten we dat we een huis in Valea Stanii wilden hebben. In het dorp zelf zouden we naar mijn smaak niet genoeg ruimte hebben. In Nederland zit ik al genoeg tussen de mensen. Ik wilde het landschap zien. Dus we zijn een huis gaan bouwen. Dat heeft leergeld gekost. We zijn bedonderd met de dakbedekking. Daarvoor hebben we twee keer moeten betalen.

Het huis is nu vijf jaar klaar. Het heeft vijf slaapkamers, dat was eigenlijk niet de bedoeling. Je zou het wel een villa kunnen noemen, ja. Ik ben er niet al te vaak. In de jaren dat ik er het meeste ben, woon ik er twee maanden per jaar: twee weken met Kerst, twee met Pasen en zo verder.

Ik ben niet van plan na mijn pensioen terug te verhuizen. Je moet oppassen dat je niet je rechten verliest op je Nederlandse pensioen. Bovendien betaal ik hier voor mijn zorgverzekering. Als je ouder wordt wil je toch zeker zijn van zorg.

Er is nog een reden om niet te vertrekken: na een tijdje krijg ik heimwee naar Nederland. We wonen aan zee, in Beverwijk. Dat is precies wat ik Roemenië niet heb.
De Roemeen en ik zitten niet meer op dezelfde golflengte, ik geloof in goed bestuur. Voor veel Roemenen maakt het niet of politici deze weg nemen of een andere: niemand kan het goed doen.’

Anca Bordea-Szasz (37), journalist, huis staat in Vidra, in Nederland sinds 2014

Foto: Anca Bordea-Szasz

‘Vorige zomer hebben mijn man en ik een huis gekocht in Vidra, een dorp in het Apusenigebergte in het westen van Roemenië. Ik hou van dat gebied. De lucht is er schoon, het bos is vol vruchten en de bewoners verbouwen zelf alles wat ze eten. Zelfs nu proef ik de smaak van vers gemolken melk.

Mijn man ken ik via het lokale radiostation in Cluj Napoca, waar ik werkte. Hij luisterde via internet. Hij werkte in Nederland. Toen hij naar Roemenië kwam wilde hij me leren kennen. We werden vrienden en besloten uiteindelijk om te trouwen. Een jaar later kwam ik naar Nederland. Momenteel werk ik hard om de Nederlandse taal te leren.

In Vidra woonden de ouders van mijn vader, mijn grootouders dus. Hun huis stond op de top van een heuvel waar je met de auto niet kon komen. Ons eigen huis staat niet zo hoog op de heuvel als dat van hen, maar we kunnen met de auto tot aan het erf rijden. Dat maakt het iets makkelijker om erheen te gaan, vooral als er in de winter veel sneeuw ligt.

Toen we het huis kochten was het drie jaar onbewoond. De oude eigenaresse was gestorven. Haar kinderen hadden een tijd gewacht met de verkoop, omdat het huis hun dierbaar was. Het rook er oud. Alles wat binnen stond hebben we buitengezet, het huis hebben we opnieuw gepleisterd en geschilderd. We zijn nog niet klaar. Het huis heeft nog geen stromend water en er moet nog een badkamer geïnstalleerd worden.

Hoger op de heuvel staat het huis van mijn grootouders nu leeg. Het is nagelaten aan één tak van de familie, zij gebruiken het als vakantiehuis. We hebben nog een stokoude tante in het dorp. Zij heeft een huis vlakbij het onze. Altijd als we naar Vidra gaan bezoeken we haar en haar kinderen komen altijd bij ons op bezoek. We kunnen goed met elkaar overweg.

Voor dit moment is het huis ons vakantiehuis, we willen nog niet terugkeren naar Roemenië. Het grootste probleem is de corruptie op alle niveaus. Maar als competente leiders een systeem op touw zetten dat mensen helpt en niet slechts hun geld afneemt, komen we zeker terug om een helpende hand te bieden.

In de tussentijd staat ons huis leeg. Een gevaar is dat dieven ons huis kunnen binnengaan en onze spullen kunnen stelen. Onze buren hebben ons beloofd dat ze op het huis zullen letten als we er niet zijn. Tot nu toe is er niets vervelends gebeurt. Jammer is ook dat het ons niet lukt om vruchten of groenten in de tuin te planten. We slagen er steeds niet in om hier te zijn in het oogstseizoen.’

Adina Janssen-Tintea (40), hoofd informatiemanagement bij de gemeente ’s Hertogenbosch, huis staat in Sura Mare, in Nederland sinds 2000

Foto: Adina Janssen-Tintea

‘Mijn man Wouter en ik hebben ons huis vijftien jaar geleden gekocht. Het was destijds helemaal vervallen. De muren staan er nog, de rest is vervangen. Een hele tijd is ons spaargeld daar naartoe gegaan.

Naar Nederland ben ik gekomen voor de liefde. Als kind was ik lid van een koor. In 1992 verbleven we tien dagen in Nederland, we logeerden bij gastgezinnen. De ouders van Wouter hadden twee kinderen te logeren en hij ging mee op stap. In 2000 ben ik naar Nederland verhuisd, eerst alleen om het uit te proberen. Als ik niet zou aarden zouden we samen teruggaan.

Het huis in Sura Mare kochten we in 2003. Het was in eerste instantie bedoeld als investering voor later. Na ons pensioen wilden we teruggaan. Al snel kwam het plan op om er tegen die tijd een Bed & Breakfast te openen. Het is een huis met veel mogelijkheden. Huis en tuin samen zijn achttienhonderd vierkante meter.

Alles was kapot. Het huis is van etnische Duitsers geweest die onder het communisme in de jaren tachtig naar Duitsland zijn vertrokken. We hebben het huis van ze gekocht in Frankfurt, op de terugweg na een vakantie in Roemenië. Ze zijn nog één keer met ons terug geweest. Ze moesten huilen.

In 2014 fietsten Wouter en ik naar Santiago de Compostella en dachten we na over wat we nog wilden doen. De fietstocht was een keerpunt in ons leven. Ik ben daarna begonnen met racefietsen. Wouters droom was om een B&B te beginnen. Ik zei: dan moet je het nu doen. Wouter woont nu de helft van de tijd in Nederland en de helft in Roemenië. De B&B met zijn naam is vorig jaar opengegaan.

Mijn ouders helpen mee. Zij zijn in 2005 naar het privégedeelte van het huis verhuisd. Daarvoor woonden ze vlakbij, in een appartementje in Sibiu, de stad waar ik ben opgegroeid. Mijn vader helpt mee in de tuin, mijn moeder met de kamers en de gasten. Zij is daardoor tien jaar jonger geworden.

De buren vinden het niet zo’n probleem dat we een B&B geopend hebben. Ze vinden het zelfs leuk. Roemenen zijn trotse mensen, die buitenlandse gasten vinden ze gaaf. De burgemeester van het dorp is ook enthousiast. Hij wil graag meer toeristen in zijn dorp krijgen.

We twijfelen nog of we na ons pensioen definitief teruggaan. We hebben afgesproken dat we over vijf jaar de B&B gaan evalueren. Die evaluatie gaat niet alleen om de omzet. Ik voel me niet goed bij de corruptie in Roemenië. In 2010 moest ik er een spoedoperatie ondergaan. Teruggaan naar Nederland kon niet meer. Toen heb ik mijn portemonnee aan vrienden gegeven. Ik weet bij God niet hoeveel je de dokters moet betalen.’

Ontwapenende humor

0

Als ik voor een lezing of een college plaatjes nodig heb, dan maak ik zoals velen ongetwijfeld gebruik van Google. Wat me dan opvalt, is dat wanneer je alle combinaties van zoekopdrachten met islam intypt, je uiteindelijk altijd op racistische, haatzaaiende en uiterst kwetsende hyperbolen uitkomt. Of je nu bij wijze van spreken ‘islam en liefde’ intypt of iets vergelijkbaars ‘positiefs’, uiteindelijk eindig je toch weer bij haat. Er is maar een relatief klein deel van de hits dat positief is over de islam. Helaas niets nieuws, dat weten we allang, kun je zeggen. Maar het geeft mij altijd weer een heel onaangenaam gevoel, ook al betreft het mij niet persoonlijk. Ik kan me er, als ik dat wil, als niet-moslim aan onttrekken, om vijf uur de deur achter me dichttrekken en doen of het niet bestaat. Dat ‘voorrecht’ heb je als persoon met een islamitische achtergrond niet. Wat moet je met de lawine aan haatmail die je als journalist, publicist of wetenschapper met een islamitische achtergrond dagelijks in je inbox krijgt? Hoe moet je omgaan met de niet aflatende stroom van verwensingen, bedreigingen, scheldpartijen in de hoogste versnelling?

Humor wellicht? Ik moest daaraan denken toen ik het boek Post von Karlheinz: Wütende Mails von richtigen Deutschen und was ich ihnen antworte (Post van Karlheinz: boze mails van echte Duitsers en wat ik hen antwoordde) van de Duitse journalist Hasnain Kazim onder ogen kreeg. Een absolute aanrader. Kazim heeft wortels in Zuid-Azië en is geboren en getogen in Duitsland. Hij werkt al jaren voor de Duitse pers voor zaken in Pakistan en Turkije, maar hij neemt ook af en toe deel aan de debatten. Hij is geen apologeet die alles wat moslims doen goedkeurt. Hij is kritisch over wat er in de islamitische wereld gebeurt. Ik heb wat stukken van hem gelezen daarover. Maar hij is ook kritisch op het verziekte klimaat in Duitsland en de manier waarop over moslims en mensen met een migratieachtergrond wordt geschreven. Dat heeft hij geweten. Al jaren ontvangt hij haatmail van de grofste soort. Maar hij gooit die mails niet weg; hij beantwoordt ze systematisch. Zo ontstond een conversatie die soms wel wekenlang duurde.

Aanvankelijk heeft hij deze correspondentie in de vorm van een literaire performance op het podium samen met een collega voorgedragen. Hun idee was dat deze berichten in al hun afzichtelijkheid eigenlijk ontzettend hilarisch en meelijwekkend zijn, pure platte komedie. De voorstellingen liepen enorm goed, maar het publiek bestond uit mensen die aan hun kant stonden. Mensen uit kringen van de haatmail-schrijvers bereik je daar niet mee. Daarom heeft hij een groot deel van die conversaties in boekvorm gepubliceerd. Zoals gezegd een absolute aanrader. Ik hoop dat het boek vertaald wordt in het Nederlands want, het is ontwapenend proza in de letterlijke zin van het woord. Maar het is vooral een heel humoristisch boek en dat is te danken aan het vermogen van Kazim om zonder woede, rustig, maar heel gevat op de mails te reageren. Het meest opmerkelijke van de conversatie is dat een aanzienlijk deel van de afzenders niet op antwoord had gerekend en zeker niet een antwoord in deze vorm. Dan blijkt dat een deel van de afzenders heel snel bijtrekken. Kazim is soms nuchter, correct en to the point. Soms is hij scherp en weerspreekt hij de aantijgingen. In de meeste gevallen is hij heel gevat. Dat maakt het boek zo lezenswaardig en effectief.

Goede humor heeft altijd een flinke dosis zelfspot en relativering en dat gebruikt Kazim in ruime mate. Maar hij blijft ook op het spoor. Hij laat zien dat hij niet gediend is van scheldkanonnades en hij corrigeert, maar doet dat op een relativerende toon. Daarmee doorbreekt hij de spanning en dat werkt.

Eentje dan.

  • ‘Hey Kazim, met je hetze tegen Pegida. Dat zijn de echte democraten die zich niet de mond laten snoeren. Begrijp dat nou eens! Je bent een gast hier en zou dankbaar moeten zijn.’
  • ‘Dag meneer S. Dank voor uw interesse in mijn werk, maar eigenlijk moet u als inwoner van Dresden mij dankbaar zijn. Wij hebben jullie immers in 1989 deel van ons gemaakt. Ik ben al veel langer in Duitsland dan u.’
  • ‘Wat, hoe durf je? Je voert niet alleen een hetze tegen Pegida, maar tegen alle Oost-Duitsers. Ik klaag je aan!!!’
  • ‘Beste heer S. Dank voor uw kritiek. Ik zie uit naar uw aanklacht. Ik heb zelf geen tijd om naar Dresden te komen, maar laat dit door mijn zeventien advocaten afhandelen. Overigens hebben jullie ons nooit bedankt toen jullie direct na de hereniging al onze bananen bij Aldi hebben opgevroten.’

Is humor cultureel bepaald? Ja, tot op zekere hoogte is dat zo, maar er is ook humor die juist die culturele grenzen overstijgt. Veel Joodse humor heeft die kwaliteit. Altijd leuk, altijd leerzaam om over na te denken, maar ook zelfrelativerend. Wat mij betreft heeft Kazim die kwaliteit ook. Als ik op zoek naar plaatjes weer op bagger op internet stuit, dan denk ik maar even aan Kazim.

Valt Bosnië weer uit elkaar?

0

Wie dacht dat met de Dayton-akkoorden van 1995 het Bosnische probleem voorgoed tot het verleden zou behoren, heeft mogelijk te vroeg gejuicht. Met de akkoorden eindigde de bloedige etno-nationalistische burgeroorlog tussen Serven, Kroaten en Bosnische moslims. Er werd een federale republiek Bosnië-Herzegovina opgericht, waarin Serven, Kroaten en Bosnische moslims gezamenlijk het bestuur vormen. Er werd zelfs een driemanschap aan presidenten aangesteld, wederom verdeeld over de drie etnische groepen. Maar nu lijken de Bosnische Serven zich te willen terugtrekken uit de federatie. Dat kan weer goed mislopen.

Tot op zekere hoogte heeft de Bosnische federatie gewerkt. Er werd onder westerse supervisie samengewerkt, al was het nooit echt van harte. Het vooruitzicht toe te mogen treden tot de EU was voor alle partijen een belangrijke stimulans zich enigszins te gedragen. Vooral de Kroatische en Bosnische moslimbevolking zoeken toenadering tot Europa, maar het gros van het Servische volksdeel wil eigenlijk niets van het Westen – en dus de EU – weten. De meeste Serven verlangen nog steeds naar eenwording met de Republiek Servië. Het feit dat echter ook de Servische regering in Belgrado ambieert lid te worden van de EU – om zich in de vaart der volkeren te kunnen opwerken – heeft dat verlangen lange tijd binnen de perken gehouden. Maar sinds enige tijd is dat aan het veranderen. Twee buitenlandse leiders spelen daarbij een belangrijke rol: Recep Tayyip Erdogan en Vladimir Poetin.

Van Poetin is bekend dat hij zich – geheel in de tsaristische traditie – graag ziet als de beschermer van alle Slavische volkeren. Het is dus op zich geen verrassing dat hij nauwe banden met de Republiek Servië heeft en – in het verlengde daarvan – ook met het Servische volksdeel van Bosnië-Herzegovina. Volgens de Servische president, de voormalige ultra-nationalist Alexander Vucic, is Poetin de beste vriend van Servië, maar respecteert hij het Servische streven naar EU-lidmaatschap. Maar aan dat lidmaatschap zit een belangrijke voorwaarde. De EU eist namelijk dat er een bilateraal verdrag tussen Kosovo en Servië komt. Kosovo heeft zich ruim tien jaar geleden afgesplitst van Servië en de onafhankelijkheid uitgeroepen. Het merendeel van de internationale gemeenschap heeft die onafhankelijkheid erkend, maar Servië en Rusland zeer zeker niet. Het wordt dus een fiks probleem om aan die voorwaarde te voldoen.

In eigen land ondervindt Vucic steeds meer tegenstand van de Servisch-Orthodoxe Kerk, die cultureel-religieus heel dicht tegen de Russisch-Orthodoxe Kerk aanschuurt en ook liever niet ziet dat Servië ‘afglijdt’ naar westerse liberale waarden. Dat laatste is precies ook wat de Bosnische Serviërs steeds meer ertoe beweegt zich te verzetten tegen het streven van Bosnië-Herzegovina om lid te worden van de EU. De invloed van de kerk en de band met Rusland kunnen grote obstakels vormen voor het toetreden van Servië en Bosnië tot de EU.

Daarbij komt dat voor beide landen het toetredingsproces tot de EU nu al weer zo lang duurt, dat er sprake is van eenzelfde vermoeidheid die we ook in Turkije hebben zien ontstaan. Men gelooft er steeds minder in dat men op Europa kan rekenen en begint naar andere bronnen van steun om te kijken. Voor de rasopportunist Poetin is dat zoiets als gefundenes Fressen. Hij heeft het probleem op de Balkan weliswaar niet veroorzaakt, maar hij ziet nu wel een kans om de partijen verder te verdelen en daarmee zijn invloed aan te wenden om te voorkomen dat de EU zich verder uitbreidt op de Balkan.

Daarbij krijgt hij hulp uit onverwachte hoek, namelijk van Erdogan. In Turkije staan weer eens verkiezingen voor de deur (24 juni). Zoals wel eerder vertoond, voeren Turkse leiders graag campagne in het buitenland. Dit keer hebben Duitsland, Oostenrijk en Nederland vooraf reeds duidelijk gemaakt dat Turkse leiders niet welkom zijn om verkiezingsbijeenkomsten te houden. Maar in Bosnië is men blijkbaar niet helemaal wakker. Op 20 mei werd een bijeenkomst in Sarajevo gehouden waar Erdogan in hoogst eigen persoon kwam opdagen. Het was natuurlijk bedoeld voor Turkse Bosniërs, maar blijkbaar waren er ook vele Bosnische moslims die hun geloof in de EU hebben verloren en nu in Erdogan de beschermer van alle moslims zien. Een predicaat waarmee hij zichzelf ook graag tooit.

Het lijdt geen twijfel dat dit olie op het vuur is voor de nog steeds diep verdeelde bevolking van Bosnië-Herzegovina. De Servische nationalisten in Bosnië hebben reeds bij monde van hun voorman Milorad Dudik aangegeven dat zij de Bosnische federatie willen verlaten, omdat de huidige constructie op basis van de Dayton-akkoorden te Bosnische moslims bevoordeelt. In zijn steun om de federatie open te breken ontvangt hij steun van de Servische regering en, jawel, de Servisch-Orthodoxe Kerk. De Republiek Servië van Alexander Vucic is zelfs zover gegaan om wapens aan de Bosnische Serviërs te verkopen onder het mom van de strijd tegen het terrorisme. Wat daarnaast niet helpt is dat de Kroaten – hoewel geen vrienden van Poetin – de Bosnische Serviërs bijstaan in hun streven zich los te maken. Daarmee komen de Dayton-akkoorden op losse schroeven te staan. Met een verdeeld en afwezig Europa en een isolationistische VS belooft dat niet veel goeds.