19.6 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 273

Onderzoek naar mogelijke discriminatie bij kinderbescherming

0

De Raad voor de Kinderbescherming laat het Verwey-Jonker Instituut onderzoeken of discriminatie een factor is bij de disproportionele uithuisplaatsingen onder Nederlanders met een migratieachtergrond. ‘Bijna een kwart van de gezinnen waar wij mee werken heeft een migratieachtergrond. Dat is een stuk meer dan in de samenleving als geheel’, zegt Iwan Bean, interim-directeur bij de Raad voor de Kinderbescherming. Zo meldt NOS.

‘Dit soort maatregelen grijpen diep in in het familieleven’, vervolgt Bean. ‘Daarom is het cruciaal dat we niet discrimineren. We moeten zeker weten dat we een Nederlands gezin in een gelijke situatie eenzelfde advies geven als een gezin met een andere culturele achtergrond.’

De taak van de Raad voor de Kinderbescherming is om te onderzoeken of kinderen veilig thuis kunnen opgroeien. Als dat niet het geval is, adviseert de Raad een rechter om maatregelen te nemen, zoals een uithuisplaatsing of ondertoezichtstelling. Adviezen worden vaak grotendeels overgenomen door de rechter. Ook bij jeugdcriminaliteit adviseert de Raad voor de Kinderbescherming de rechter.

Het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut duurt negen maanden en zal de raad voor de Kinderbescherming inlichten of er onderscheid wordt gemaakt tussen groepen. Dat gebeurt aan de hand van gegevens waarover de Raad beschikt en gesprekken die worden gevoerd met gezinnen.

‘We hebben geen aanwijzingen dat er op dit moment sprake is van discriminatie binnen de Raad’, aldus Bean. ‘Ik geloof ook echt dat we onbevooroordeeld te werk gaan. Maar er zijn incidenten geweest bij andere overheidsinstanties, zoals met de toeslagenaffaire.’

Peyman Jafari: ‘Er was geen revolutionaire situatie in Iran’

0

Op 16 september 2022, nu bijna een jaar geleden, overleed de Koerdisch-Iraanse Mahsa Amini. Haar dood leidde tot felle protesten tegen het Iraanse ayatollah-regime – dat de opstand hard neersloeg. Met historicus en Iran-watcher Peyman Jafari blikt de Kanttekening op deze opstand terug. Waarom is een revolutie uitgebleven?

Iran arresteerde eerder deze week een oom van Mahsa Amini, de 21-jarige Koerdisch-Iraanse vrouw die op 16 september vorig jaar om het leven kwam, na mishandeld te zijn door de zedenpolitie. De dood van Amini was aanleiding van grootschalige protesten in het hele land. Maar hoewel vele Iraniërs hoopten dat het repressieve theocratische regime eindelijk zou vallen, zitten de ayatollahs nog steeds stevig in het zadel.

De protesten hebben de legitimiteit van de Iraanse staat enorm verzwakt, ziet de Iraans-Nederlandse Peyman Jafari (47). Hij is werkzaam bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en is universitair docent geschiedenis en internationale betrekkingen aan de William and Mary University in Williamsburg, Verenigde Staten. Vrouwen hebben volgens hem een deel van de publieke ruimte op de staat terugveroverd, maar een revolutie is vooralsnog uitgebleven. Als historicus heeft Jafari veel revoluties bestudeerd, waaronder de Iraanse revolutie van 1979 tegen de sjah. ‘Wat maakt een revolutie succesvol? En wat niet? Revoluties hebben een onvoorspelbare kant, maar toch kun je, op basis van een aantal variabelen, kijken of ze kansrijk zijn.’

Hoop en vrees

Jafari werd geboren in Iran en vluchtte in de jaren tachtig naar Nederland, met een tussenstop van twee jaar in Turkije. ‘Ik wil niets anders dan dat dit regime verdwijnt. Mijn vader kan nooit terug naar Iran. Hij is er na 1987 nooit meer geweest.’ Emotioneel is Jafari verbonden met Iran, maar tegelijkertijd is hij historicus en wil hij realistisch naar de gebeurtenissen kijken, vertelt hij. ‘Daarom maak ik een onderscheid tussen wat ik hoop en wat ik realistisch verwacht.’

De protesten in 2022 kwamen niet uit de lucht vallen, aldus Jafari. In Iran hebben meerdere revoluties en opstanden plaatsgevonden, legt hij uit. Die van 1979 natuurlijk, maar ook de protestenbewegingen van studenten en vrouwen in de jaren negentig, de zogenoemde Groene Revolutie van 2009 die hard door het regime werd neergeslagen. En de protesten tegen de hoge energieprijzen van enkele jaren terug.

‘Er was in 2022 sprake van een accumulatie van ontevredenheid. Mensen waren boos vanwege de inflatie, met minder koopkracht tot gevolg, maar er was en is ook woede over het gebrek aan vrijheid. De speelruimte van de Iraanse democratie wordt immers ernstig beperkt door de ‘raad van hoeders’, de ayatollahs.’

De dood van Mahsa Amini was de vonk die zorgde voor de brand. ‘Het was ook een belangrijk kantelpunt’, zegt Jafari. ‘Een aantal frustratiepunten kwamen toen samen: de kritiek op het economische beleid van het regime, het politieke systeem, de culturele en religieuze repressie. Bovendien viel – voor een deel van de Iraanse bevolking – de muur van angst weg. Ze waren niet meer bang om hun ongenoegen te uiten, de straat op te gaan. Het waren vooral de jongeren, de twintigers, die demonstreerden.’

Iraniërs in het buitenland volgden de protesten op de voet. Daarbij is de emotie vaak leidend, aldus Jafari. ‘Ze vroegen zich af wanneer het gehate regime nu eindelijk eens weg zou gaan. In december, meenden veel mensen. Of in januari, meenden anderen. Er verschenen opiniestukken waarin het einde van het Iraanse regime werd aangekondigd. Maar deze voorspellingen waren prematuur.’

Scheurtjes

Als Iran-watcher was Jafari voorzichtiger. ‘Natuurlijk hoopte ik dat het regime zou vallen, maar als ik een realistische analyse zou inruilen voor mijn persoonlijke wensen, dan zou dat slecht zijn voor mijn geloofwaardigheid als historicus. Van ons wordt gevraagd om tijdens crisismomenten het hoofd koel te houden. Bovendien denk ik, juist omdat ik hoop op het succes van de protesten, dat die baat hebben bij een reële inschatting van de krachtsverhoudingen, mogelijkheden en obstakels. Tegen journalisten benadrukte ik daarom de ernst van de situatie en het grote belang van de protesten voor een aardverschuiving, maar ik vertelde ook dat er volgens mij nog geen sprake was van een revolutionaire situatie. Die ontstaat meestal als de wisselwerking tussen een massale protestbeweging die groeit en de politieke en militaire elite die uit elkaar valt momentum krijgt. Maar dat gebeurde niet in Iran – nog niet.’

De elite trok redelijk eensgezind op, hoewel er onder druk van de protesten in de marges scheurtjes ontstonden, vervolgt Jafari. Dat komt volgens hem omdat ze gehard zijn tijdens de revolutie van 1979 en de repressie tegen hun linkse, liberale en nationalistische rivalen, en tijdens buitenlandse confrontaties zoals de oorlog tegen Irak in de jaren tachtig en de westerse sancties tegen Iran. Onderschat ook niet dat de machthebbers leren van elke ronde van protest en nieuwe repressietechnieken ontwikkelen.

‘Veel Iraniërs bleven thuis terwijl ze wel met de opstand sympathiseerden’

Door die buitenlandse en binnenlandse confrontaties is de elite ook eenvormiger geworden, nu de ultraconservatieven alle machtsposities in handen hebben en de hervormingsgezinde fracties gemarginaliseerd zijn. Ook kunnen de ayatollahs, mocht het regime vallen, niet vluchten naar het buitenland, want niemand wil hen hebben. Voor hun eigen toekomst moeten ze dus, het koste wat het kost, ervoor zorgen dat hun regime overeind blijft. En natuurlijk krijgt het regime nog steeds de steun van de Revolutionaire Garde.’ Uit gelekte stukken van ‘crisisoverleg’ tussen leden van de politieke en militaire autoriteiten weten we dat de protesten bij veel van hen grote angst hebben gezaaid en tot verschillen in aanpak hebben geleid. Ik denk dat ze enorm bang zijn voor een herhaling en in de toekomst zullen we de scheurtjes binnen de elite verder zien groeien.’

De angst voor de opstand was volgens de historicus niet ongegrond, omdat die de elite confronteerden met de grootste crisis sinds het einde van de Iran-Irak oorlog in 1988. ‘De hoofddoekplicht, een van de ideologische pilaren van de staat, werd immers direct aangevallen, en vrouwen en hun eisen speelden een leidende rol. Maar ook andere groepen deden massaal mee, bijvoorbeeld etnische minderheden zoals Koerden en Balouchen, die decennia gediscrimineerd zijn, en delen van de arbeidersklasse.’ De protesten vonden niet alleen in grote steden plaats maar ook in provinciale stadjes en zelfs dorpen.

Toch had de opstand ook zijn eigen beperkingen, aldus Jafari. In de eerste plaats bleven veel Iraniërs thuis terwijl ze wel met de opstand sympathiseerden. ‘Tiendduizenden Iraniërs demonstreerden. Dat lijkt veel maar om het repressieapparaat te overdonderden en de staat tot wankelen te brengen heb je honderdduizenden, zo niet miljoenen mensen nodig die tegelijk de straat opgaan zoals in 1979 gebeurde.’

Een tweede beperking was de demografie. ‘Het overgrote deel van de demonstranten was tussen de 16 en 25 jaar oud. Jongeren hebben het meest te lijden gehad onder het regime, omdat de werkloosheid onder hen enorm is opgelopen en veel van de sociale en culturele beperkingen vooral hen raken. Ook dragen zij, in tegenstelling tot de oudere generaties, geen bagage van het verleden met zich mee. De revolutie van 1979 leidde niet tot een vrijer en socialer Iran, zo wisten de ouderen, maar tot de dictatuur van de ayatollahs. En de ‘Groene Revolutie’ van 2009 werd in bloed gesmoord.  Bovendien hebben jongeren minder te verliezen en zijn daarom geneigd om meer risico’s te nemen.’

Dus terwijl jongeren het voortouw namen, spreidden de protesten zich onvoldoende uit naar andere leeftijdsgroepen, vervolgt Jafari. ‘Dit uitte zich ook in het uitblijven massale stakingen die immers het land plat kunnen leggen en velen de kans geven om met minder risico’s voor hun leven aan protesten mee te doen. De repressie was immers zwaar. Er werden in zes maanden tijd tienduizenden mensen opgepakt, er zijn op zijn minst 537 demonstranten door politiegeweld omgekomen, en zes demonstranten die waren opgepakt zijn inmiddels geëxecuteerd.’

Een ander probleem was dat de protestbeweging te weinig structuur en organisatie had, en geen duidelijke strategie en programma. ‘Voor velen was het duidelijk dat de Islamitische Republiek plaats moet maken voor een democratisch alternatief. Maar organisaties en leiders die strategische stappen kunnen aangeven ontbraken – zoals een klein aantal eisen die grote delen van de bevolking kunnen mobiliseren en de scheurtjes in de elite kunnen vergroten, die netwerken op buurtniveau en in de werkplaatsen kunnen opzetten en coördineren.’

Dit heeft volgens Jafari veel te maken met de staatsrepressie, maar ook met twee kenmerken van de oppositie, vooral in de diaspora. ‘Velen richtten hun hoop op buitenlandse machten, om via hun druk de Islamitische Republiek te verzwakken, in plaats van tijd en energie te steken in het begrijpen en adresseren van de obstakels waarmee de protesten op de grond te maken hebben. Maar voor buitenlandse machten hebben andere zaken prioriteit, zoals het nucleaire programma van Iran en regionale veiligheid.’

‘Er werden in zes maanden tijd tienduizenden mensen opgepakt’

Ten tweede zijn er de onderlinge verschillen, die door gebrek aan democratische cultuur bij delen van de oppositie tot onderlinge vijandschap leiden. Jafari: ‘Illustratief is het uiteenvallen van de Alliantie voor Democratie en Vrijheid in Iran, die in februari door onder andere Reza Pahlavi, Masih Alinejad, Hamed Esmaelion en Shirin Ebadi werd opgericht, maar al een paar weken later uiteenviel. Sindsdien heeft de giftige politieke cultuur waarin mensen die van mening verschillen elkaar uitmaken voor ‘agent van het regime’ zich als een olievlek verspreid. En het Iraanse regime maakt gretig daarvan gebruik, om de oppositie verder te verdelen.’

‘Kortom, hoewel de opstand een wijdverspreide woede en diepe frustraties naar boven bracht, mobiliseerde hij geen kritische massa’, concludeert de historicus. ‘Een opstand groeit uit tot een revolutie als massa’s mensen gezamenlijk tot de conclusie komen dat een revolutie levensvatbaar is, in de zin dat ze en de staat omver kunnen werpen en een beter alternatief kunnen creëren. Dat gevoel leefde bij veel jongeren die geradicaliseerd zijn, maar het verspreidde zich niet verder.’

Toch is de situatie niet zonder hoop, zegt Jafari. ‘Allereerst hebben veel mensen de kracht van protest met hun eigen ogen kunnen zien. Vrouwen hebben de publieke ruimte ingenomen. Ze dragen vaak de hoofddoek niet, of half. Vrouwen hebben zelfvertrouwen gekregen om de strijd aan te gaan. De mentaliteitsverandering die plaats heeft gevonden is echter veel breder. Dat is duidelijk in de muur van angst die voor velen is weggevallen, de toename in het aantal protesten en stakingen door werknemers. Tientallen organisaties in Iran brachten bijvoorbeeld een verklaring uit met concrete eisen voor politieke vrijheid, sociale en ecologische rechtvaardigheid en gendergelijkheid, en kregen volop steun van vrouwen-, milieu- en studentenorganisaties en vakbonden over de hele wereld.’ Bovendien zien we volgens Jafari de terugkeer van het woord ‘revolutie’ als een noodzakelijk en collectief project. ‘Misschien geloven velen niet in de levensvatbaarheid van een revolutie nu, maar veel meer mensen geloven ook niet meer in de levensvatbaarheid van de Islamitische Republiek.’

Niettemin is deze hoop niet zonder vrees. ‘De staat probeert de publieke ruimte nu weer terug te veroveren, de moraalpolitie is weer terug, de repressie op universiteiten neemt weer toe.’ Jafari noemt de veranderingen die in gang zijn gezet geen revolutie, maar ‘een doorgaande strijd die jarenlang kan duren.’

 Hoofddoekdebat

De protesten in Iran hebben ook geleid tot een verhit debat in Nederland en andere westerse landen over de hoofddoek. Peyman Jafari heeft daar gemengde gevoelens over. ‘Solidariteit met Iran is mooi, maar het is problematisch als de protesten in Iran gekaapt worden door mensen die de vrijheid van vrouwen op een andere manier willen inperken. Denk aan conservatieve Amerikaanse politici, die het abortusrecht niet alleen in hun eigen land maar ook elders verder willen inperken. Zij schaarden zich opeens achter de protesten in Iran. En in ons land grepen sommigen de protesten aan om hun aanval op vrouwen met de hoofddoek weer in te zetten.’

Jafari is daar kritisch over. ‘Mensen in Iran zijn veel verder. Het gaat niet om voor of tegen de hoofddoek, maar om de vrijheid om te dragen wat je wil. Iraanse vrouwen protesteerden tegen de hoofddoekplicht, niet tegen de hoofddoek an sich. Vrouwen met en zonder hoofddoek trokken samen met elkaar op. Er waren ook vrouwen met een chador die demonstreerden. Dat doorbreekt het binaire beeld, dat alleen seculiere, pro-westerse vrouwen tegen de hoofddoekplicht zijn. Het gaat om de autonomie van vrouwen. Veel vrouwen in Iran, in de provincie en in de armere wijken van de grote steden, blijven een hoofddoek dragen. Het is belangrijk om ook die groepen mee te krijgen. De aanvallen op de hoofddoek of de islam in zijn algemeenheid geven de ayatollahs juist munitie om religieuze en niet-religieuze mensen tegen elkaar uit te spelen. Paradoxaal genoeg zijn de conservatieve ayatollahs en mensen als Geert Wilders het met elkaar eens, wanneer het om ‘de ware’ islam gaat. Beiden negeren het feit dat er veel moslims zijn die er een hele andere invulling aan geven dan wat zij preken. Dat zien we ook in Iran. Tijdens de recente religieuze herdenkingen van de sjiitische Imam Hussein, bijvoorbeeld, waren er in veel steden ceremonies met een afkeurende boodschap over hoe de Iraanse autoriteiten de religie hebben gekaapt voor hun eigen machtshonger en corruptie.’

En hoe zit het dan met seculiere ex-moslims, vaak ook van Iraanse afkomst, zoals de Iraanse exil-journaliste Masih Alinejad, de Iraans-Nederlandse rechtsfilosoof Afshin Ellian en de Turks-Nederlandse presentator Fidan Ekiz? Volgens Jafari hangen zij een ‘autoritair secularisme’ aan. ‘Hun politiek leidt tot marginalisatie en discriminatie van gelovigen. Het is begrijpelijk dat de ervaring met de politieke islam in landen als Turkije en Iran bij sommigen een weerstand tegen ‘de islam’ te weeg brengt, maar het echte probleem is autoritaire politiek. En die is niet altijd religieus. In het Midden-Oosten had je Kemal Atatürk, Nasser en de sjah. Maar juist omdat zij ontzettend repressief waren in het opleggen van het secularisme werkten zij islamisme – als tegenreactie – in de hand en hebben zij in een aantal opzichten de weg bereid voor Erdogan, de Moslimbroederschap en ayatollah Khomeini. Veel mensen in het Midden-Oosten gingen secularisme vereenzelvigen met bemoeienis van de Verenigde Staten of de Sovjetunie – in het geval van Afghanistan en Zuid-Jemen – dictatuur en marginalisatie van moslims. Vervolgens kwamen islamisten aan de macht die een autoritaire politiek uitvoeren en niet-religieuze mensen zoals ik en mijn familie onderdrukken.’

Het probleem is volgens Jafari deze ‘pendule politiek’ tussen het autoritaire secularisme en islamisme. ‘Maar’, zo vervolgt hij, ‘er is natuurlijk een alternatief – een secularisme waarin de rechten van gelovigen gerespecteerd worden en geen belemmering vormen voor sociale en politieke participatie.’

Vanwege de islamofobe kritiek op de hoofddoek schoten sommige links-progressieve mensen in een kramp, en praatten daarom liever niet meer over Iran, omdat ze geen zin hadden om met islamofoben geassocieerd te worden. Maar er waren ook links-progressieve mensen die het Iraanse volk bleven steunen en een ander verhaal vertelden, aldus Jafari. ‘Het gaat niet om een strijd tegen de hoofddoek, maar om de strijd voor zelfbeschikking, voor de autonomie van het vrouwenlichaam. En daarover gaan vrouwen. Niet mannen.’

BBB en de rechtsstaat

0

Richting iedere Tweede Kamerverkiezing vrees ik weer voor de debatten op televisie en interviews met politici. Dat had ik al van kinds af aan, want: mijn moeder draagt nou eenmaal een hoofddoek en het ging tijdens die debatten erover of mijn matties en ik hier mochten blijven. Rond die tijd telde ik voorbijgangers of trampassagiers en dacht: van deze tien onbekenden heeft er minstens één een hekel aan me, aan mijn kameraden en aan alle mensen als wij.

Pas jaren later begreep ik wat ik, zo richting de verkiezingen, daadwerkelijk vreesde: de aantasting en de aftakeling van onze democratische rechtsstaat. De rechtsstaat, zo zou ik het definiëren, is een belofte en opdracht, namelijk dat de rechten van minderheden worden beschermd en eenieder voor de macht van de overheid wordt behoed.

Nu, met nieuwe verkiezingen in aantocht, houd ik me, eerlijk gezegd, weer vast.

Neem bijvoorbeeld het nieuws van vorige week. Ik schrok, alweer. De BoerBurgerBeweging (BBB) van Caroline van der Plas, die tijdens de provinciale verkiezingen de meeste zetels binnenhaalde, presenteerde haar verkiezingslijst. Onder andere Lilian Helder staat op die lijst. Helder was tot vorige week maandag Kamerlid voor de Partij voor de Vrijheid (PVV). Ze werd door de BBB ingehuldigd en groots gepresenteerd.

Helder was dus weliswaar al volksvertegenwoordiger. Maar dat een relatief nieuwe partij die zich neerzet als een met gezond verstand, zich marketeert als o-zo-gewoon en de taal van de gewone burger zou spreken, geluiden als die van Helder toelaat, maakt me, eerlijk gezegd, opnieuw bang.

Ik houd me vast voor de debatten en interviews van de aankomende weken

Nog erger: misschien heb ik het gemist, maar Van der Plas werd in vrijwel geen enkele interview over haar nieuwe lid bevraagd. Alsof het niets is. Alsof het niets is om iemand op je lijst te hebben die dertien jaar lang heeft gewerkt voor een anti-rechtsstatelijke partij, die bepaalde groepen, zoals vrouwen met hoofddoeken, hun grondrechten wil afnemen. Alsof de rechtsstaat niets is.

In een interview wilde ‘sterinterviewer’ Sven Kockelmann louter weten of met de keuze voor onder andere Helder de BBB rechtser was geworden.

Ook Helder heeft niet duidelijk afstand genomen van haar vorige partij. Wat haar vooral aansprak bij BBB? Het zouden mensen met de poten in de klei zijn, Van der Plas een hele gezellige vrouw die haar eigen kledingstijl kiest en zegt wat de mensen begrijpen. Zo vertelde ze in een interview met de Telegraaf.  En Helder beklaagde zich over hoe PVV-voorman Wilders zich ‘uitdrukt’; niet over wat hij vindt, niet over wat hij zegt. De Telegraaf-journalist liet het daarbij.

Alsof journalisten die de politieke machten bevragen geen rol in de democratische rechtsstaat hebben.

Sterker nog. Thomas van Groningen, politiek verslaggever van Op1, de primetime talkshow van de publieke omroep, interviewde onlangs op de radio Henk Vermeer. Vermeer is ambtelijk secretaris van BBB en verantwoordelijk voor de campagnes van de partij. In dat interview ging het kort over eventueel samenwerken met FvD en PVV. Chris Aalberts, docent politieke communicatie, auteur en Kanttekening-columnist, noemde dat op X ‘een illustratie waarom het concept rechtsstaat bij #BBB niet in goede handen is’. En Aalberts wees Van Groningen, die niet doorvroeg en tijdens het interview meelachte, erop het te hebben laten lopen. Van Groningen reageerde op X dat hij door moest. Door naar de inhoud. ‘Keuzes keuzes keuzes’, aldus Van Groningen.

Volgens die politiek verslaggever is de rechtsstaat geen inhoud.

Ik houd me vast voor de debatten en interviews van de aankomende weken. Hopelijk zullen in het bijzonder interviewers, debatleiders en parlementaire journalisten waken over de rechtsstaat.

GroenLinks-PvdA blijft geloven in tweestatenoplossing, Palestina-activisten kritisch

0

GroenLinks-PvdA houdt vast aan de tweestatenoplossing als antwoord op het Israëlisch-Palestijns conflict, zo blijkt uit het concept-verkiezingsprogramma. Voor Palestina-activisten is dit een flinke tegenvaller: ‘Het lijkt wel 1998′, post Edwin van ’t Pad van The Rights Forum op X.

‘In het Israëlisch-Palestijnse conflict streven we naar een rechtvaardige tweestatenoplossing’, staat er in het conceptprogramma te lezen. GroenLinks-PvdA veroordeelt alle vormen van geweld, het Israëlische geweld, maar ook het Palestijnse geweld. Tegelijk gaat het volgens GroenLinks-PvdA om een ‘asymmetrisch conflict’: Israël blijft maar nederzettingen bouwen op Palestijns grondgebied en werpt economische belemmeringen op die Palestijnen hard raken en een duurzame vrede in de weg staan. GroenLinks-PvdA wil dat Nederland de Palestijnse staat erkent, dringt er bij de Palestijnse Autoriteit op na vrije verkiezingen te organiseren, vindt dat Israël aan de democratische rechtsstaat moet vasthouden, en heeft kritiek tegen het valselijk labelen van producten uit de bezette gebieden, die het opschrift ‘made in Israel’ krijgen.

Hoewel GroenLinks-PvdA dus kritiek heeft op Israël is deze kritiek veel te voorzichtig, vindt Edwin van ’t Pad van The Rights Forum. ‘Buitengewoon teleurstellend voor wat een progressief verbond zou moeten zijn. Dit is aantoonbaar gefaald beleid voorzetten’, schrijft hij op X.

‘GroenLinks-PvdA heeft een mooi links programma opgeleverd, waar ik als lid ontzettend blij mee ben’, legt Van ’t Pad uit aan de Kanttekening. ‘Maar die ambitie en realiteitszin mis ik in de Palestina-Israël paragraaf.’

Het ‘krampachtig vasthouden aan de tweestatenoplossing’ noemt Van ’t Pad ‘fantasie-beleid’: ‘De realiteit van annexatie, kolonisatie en de expliciete wens van Israël die oplossing onmogelijk te maken heeft ons ingehaald. Het is verder aan de partijen zelf om te beslissen wat de oplossing moet worden binnen de huidige éénstaat-realiteit. Gelijke rechten en respect voor internationaal recht staan daarbij voor ons als internationale gemeenschap voorop.’

Van ’t Pad vindt het daarnaast kwalijk dat GroenLinks-PvdA niet benoemt dat Israël aan ‘apartheid’ doet: ‘Er is een consensus ontstaan onder mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights Watch, Amnesty International, Al Haq en B’tselem dat Israël zich schuldig maakt aan apartheid. Het is een misdaad tegen de menselijkheid. Een meerderheid van de geïnformeerde Nederlanders weet al dat het zo is. Voormalig GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini benoemde het 8 jaar geleden al. En Frans Timmermans was in 2011, toen hij Tweede Kamerlid was, al kritisch over rechtsongelijkheid in Israël-Palestina. De apartheidsbeschuldiging kan daarom niet genegeerd worden, maar moet erkend worden en voorgelegd aan een bevoegde rechter.’

Ten slotte vindt Van ‘t Pad dat Nederland zich moet inzetten voor het internationaal recht in Israël en Palestina. ‘We zeggen al veertig jaar ons te verzetten tegen de nederzettingen, maar ze groeien harder dan ooit. Het moet concreet gemaakt worden; door de relatie met Israël afhankelijk te maken van respect voor internationaal recht. Dit kan betekenen het opschorten van het EU-associatieakkoord, het stoppen met het intensiveren van de economische banden, en het stoppen met de militaire samenwerking met Israël. De zaak die nu is begonnen bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag over de legaliteit van de bezetting-met-open-einde van Palestina, moet ook door Nederland ondersteund worden. 51 landen, waaronder Frankrijk, Ierland en Luxemburg, hebben schriftelijke bijdragen geleverd, maar Nederland niet. Dit kan alsnog in het verdere verloop van de procedure.’

Canada: proces gestart tegen witte man die moslims doodreed

0

In Canada staat Nathaniel Veltman voor de rechter voor het ‘doelbewust inrijden op een moslimfamilie’ in 2021. Voorgangers van de moslimgemeenschap en mensenrechtenactivisten in Canada willen dat de witte man expliciet veroordeeld wordt voor een ‘islamofoob haatmisdrijf’. Zo meldt de Arabische nieuwszender Al Jazeera.

‘We zullen deze zaak nauwlettend volgen’, zegt de Canadese Raad van Moslims over deze kwestie.

De 42-jarige National Veltman reed twee jaar geleden met een pick-up truck in op de moslimfamilie Afzaal. Salman Afzaal, zijn vrouw Madiha, hun 15-jarige dochter Yumma en Salmans moeder Talat kwamen daarbij om het leven. De 9-jarige zoon raakte zwaargewond.

‘Het recht moet zegevieren’, zegt familielid Shaukat Rizvi. Hij heeft vertrouwen in het Canadese rechtssysteem. De Canadese jury beschuldigt hem van vier maal moord en poging tot moord. Veltman zelf ontkent alle beschuldigingen.

De autoriteiten vonden in 2021 al meteen dat hij de omgekomen moslims vanwege hun islamitische geloof heeft aangevallen en spraken toen ook over ‘terrorisme’.

De moordaanslag op de moslimfamilie zorgde destijds voor hernieuwd trauma bij Canadese moslims. Velen waren al diep geschokt door de dodelijke aanslag op een moskee in Quebec in 2017 en een steekpartij in Toronto in 2020.

Coups in Afrika: kan Turkije profiteren nu Franse invloed wankelt in de Sahel?

0

Nu de ene na de andere coup wordt gepleegd in Afrika, lijkt Turkije te proberen om de rol van voormalig kolonist Frankrijk over te nemen. Toch zijn militaire experts van mening dat Ankara niet de capaciteit of motivatie heeft om echt een doorslaggevende rol te spelen in Afrika. Zo meldt de Arabische nieuwssite Middle East Eye

De coups in Niger en Gabon maken het gebied kwetsbaar voor buitenlandse interventies, meldt Middle East Eye.

Historisch gezien was Frankrijk heer en meester in Afrika. Maar nu de Franse invloed verdwijnt, verschijnen er steeds meer kapers aan de kust. Rusland heeft bijvoorbeeld het huurlingenleger Wagner ingezet, de Verenigde Staten hebben aanzienlijke veiligheidsbelangen in West-Afrika, China investeert fors in het continent, en de Arabische landen, zoals Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten, tonen ook druk interesse. Turkije mengt zich nu in deze drukte.

Toch is Turkije al tientallen jaren bezig om zijn politieke invloed in Afrika uit te breiden. En daarbij lijkt het ook gebruik te maken van het anti-Franse en anti-westerse sentiment, dat groot is in Afrika. Turkije wil dat nu in eigen voordeel benutten.

Volgens Erdogan heeft Turkije historisch gezien een “onbevlekt verleden” in Afrika en beschouwt het zichzelf als een “Afro-Aziatisch land” (buiten Pax Ottomana gerekend dan, red.). Turkije heeft intussen militaire basissen in Libië en Somalië en biedt militaire training aan verschillende Afrikaanse landen. Onder Erdogan is het aantal Turkse ambassades in Afrika in twintig jaar gegroeid van twaalf naar 43.

Ook in culturele zin is er Turkse invloed, met 175 Turkse scholen in 26 landen, beheerd door de Maarif Foundation.

Maar het is vooral militair dat Turkije iets in de melk kan brokkelen. Militaire regimes in Afrika willen wel drones en andere Turks apparatuur hebben. En daar lijkt Turkije niet de capaciteit voor te hebben, volgens Mehmet Özkan, professor aan de Nationale Defensie Universiteit in Istanbul. ‘Turkije is niet in de positie om ontwikkelingen in Afrika te dicteren vanwege gebrek aan capaciteit.’ De economische crisis in het land zal dat niet snel doen veranderen.

Turkse gewetensgevangene Osman Kavala genomineerd voor Vaclav Havelprijs

0

Miljonair en filantroop Osman Kavala, die een levenslange gevangenisstraf uitzit in Turkije, is genomineerd voor de Vaclav Havel Award. Dat schrijft Deutsche Welle.

De 65-jarige Osman Kavala staat bekend om zijn liefdadigheidswerk en zijn jarenlange inzet voor de Turks-Armeense dialoog.

De Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa heeft Kavala nu genomineerd voor de Vaclav Havel Mensenrechtenprijs. Hij neemt het op tegen twee andere finalisten: de Poolse advocate en vrouwenrechtenactiviste Justyna Wydrzynska en Yevgeniy Zakharov uit Oekraïne, oprichter van de actiegroep ‘Tribunaal voor Poetin’.

Sinds oktober 2017 zit Kavala in hechtenis, omdat hij verdacht werd het brein te zijn achter de Geziprotesten in 2013 tegen de Turkse president Recep Tayyip Erdogan. In april vorig jaar werd hij tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld, omdat hij ook betrokken zou zijn bij de mislukte staatsgreep tegen Erdogan op 15 juli 2016. Critici spreken van een politiek proces en ondanks inspanningen van de Europese Unie is Turkije niet overgegaan tot zijn vrijlating.

De Vaclav Havel Award is vernoemd naar de Tsjechische schrijver, dissident en president Vaclav Havel (1936-2011), een van de oprichters van Charta 77. Havel heeft tussen 1970 en 1989 drie keer gevangengezeten en in totaal vijf jaar in gevangenschap doorgebracht in het toen communistische Tsjechoslowakije.

Sommige scholen willen niet gemengd zijn

0

Schooldirecteur Cordula Rooijendijk schreef een boek over witte en zwarte scholen. Een gesprek over selecteren aan de poort, hoge ouderbijdrage en het risico van islamitisch onderwijs.

Basisschool Montessorischool Op de Kade staat te midden van twee uiteenlopende Amsterdamse wijken. Aan de ene kant de vooroorlogse Indische buurt, aan de andere kant een nieuwbouwwijk van rond het jaar 2000. De school heeft 250 leerlingen en is gemengd, vertelt directeur en schrijver Cordula Rooijendijk. Ongeveer dertig procent van de leerlingen heeft een niet-westerse achtergrond. Hemelsbreed een paar honderd meter verder staat een zeer geliefde basisschool die te boek staat als ‘wit’.

Een situatie die overal in de grote steden voorkomt en wordt beschreven in Rooijendijks pas verschenen boek 15 lessen die kleurrijke scholen ons leren (Atlas Contact). Daarin gaat ze te rade bij collega-directeuren van andere gemengde en zwarte scholen, waarbij meer dan zestig procent van de kinderen van niet-westerse komaf is. Deze zoektocht was nodig, zegt Rooijendijk, omdat ze maar weinig pasklare kennis vond over het leiden van een gemengde school.

Heeft u de directeur van de naburige witte school weleens gesproken over hun homogene leerlingenpopulatie?

‘Nee maar ik vind er wel wat van. Dat vind ik van alle scholen die monocultureel zijn. Uit onderzoek blijkt dat het voor kinderen essentieel is dat ze in een diverse omgeving opgroeien. Zo leren ze dat er verschillen zijn tussen mensen in culturele achtergrond, seksualiteit, geloof en huidskleur. Kinderen moeten met elkaar in aanraking komen. Op mijn vorige – witte – school wees een van de kleuters een zwarte pop als stoute pop aan in de documentaire van Sunny Bergman. Daar schrok ik van.’

Vooral hoogopgeleide witte ouders lijken voor zo’n ongemengde school te kiezen.

‘Je ziet bij alle ouders een voorkeur voor scholen met een populatie die op henzelf lijkt. Veel ouders van kinderen met een migratieachtergrond zetten hun kind ook niet graag op een helemaal witte school. Dat is heel logisch en ook goed, want voor je kind is identiteitsvorming belangrijk. Maar mengen, dus met een grotere groep, is wel heel verstandig.’

 ‘De één zit op hockey en celloles, de ander heeft een leven met vrienden op een pleintje’

‘Mengen gaat niet vanzelf. Ik kwam erachter tijdens het schrijven van mijn boek dat ik als directeur me ook, onbewust, op de hoogopgeleide ouders richtte. Zij kwamen vooral op de informatieochtenden af. We hebben daarom een nieuwe schoolgids en website gemaakt die wat minder talig zijn. Ook gaan we meer rekening houden met feestdagen uit andere culturen. Tijdens het Suikerfeest is nu een studiedag gepland voor leerkrachten zodat de kinderen vrij zijn. Eigenlijk ontneem je kinderen onderwijstijd als je dat niet doet. Dan begin je met ongelijkheid. Ook in het werven van ouders met een niet-westerse afkomst kan ik nog wel wat meer doen. Door aan ouders te vragen: wat zoek je nou in een school en wat spreekt je aan?’

Denkt u dat directeuren van witte scholen hier ook mee bezig zijn?

‘Het is moeilijk om daar een algemene uitspraak over te doen. Ik weet wel dat als je als witte school een hoge ouderbijdrage vraagt, je niet probeert om een gemengde school te zijn. Je weet dan dat je hoogopgeleid publiek krijgt. Witte praktisch opgeleide mensen trek je er ook niet mee aan. Er zijn scholen die zeggen dat die hoge ouderbijdrage nodig is. We moeten verrijkingsonderwijs kunnen geven aan hoogbegaafde kinderen. Maar eigenlijk selecteren ze gewoon aan de poort, de kinderen van de welgestelde ouders komen binnen.’
‘Door de wet ‘Meer ruimte voor nieuwe scholen’ is het eenvoudiger om een nieuwe school op te richten. Dat zijn vaak conceptscholen waarvan je vanaf het begin al weet dat ze monocultureel worden. Ze vragen een hele hoge ouderbijdrage of geven ‘vrij onderwijs’. Kinderen die op basis van hun eigen gevoel mogen leren of de hele dag onder een boom liggen. Als school weet je dat een ouder van wie het kind baat heeft bij goed taalonderwijs daar niet heen gaat. Veel nieuw opgerichte scholen hebben zo’n doelgroep in gedachten. Dat kan niet anders.’

Hoe kijkt u aan tegen islamitische scholen?

‘Net zoals ik tegen gereformeerde en joodse scholen aankijk. Er is nu eenmaal een vrijheid in Nederland om zulke scholen te hebben, maar ik vind dat ze wel hun uiterste best moeten doen om cultureel gemengd te worden. Van islamitische scholen weet je dat het geen school wordt waar kinderen met een niet-islamitische achtergrond naartoe gaan. Ik denk dat het beter is om gemengd op te groeien, niet met maar een afkomst of één geloof.’

In uw boek schrijft u over de bekende onderwijssocioloog Jaap Dronkers. Hij beweerde het tegenovergestelde.

‘Hij haalde een onderzoek aan waaruit zou blijken dat kinderen op niet-gemengde scholen hogere cognitieve resultaten halen dan op gemengde scholen. Maar dat onderzoek zat niet goed in elkaar, zeiden wetenschappers later. Hij baseerde zijn uitspraak bijvoorbeeld op buitenlandse gegevens die niet over Nederlandse kinderen gaan. Dronkers had uit die gegevens nooit een dergelijke conclusie mogen trekken. Toenmalig onderwijsminister Marja van Bijsterveldt greep het destijds meteen aan om te zeggen: ‘We gaan niet meer ons best doen om scholen te mengen, want kinderen presteren beter als ze op monoculturele scholen zitten.’ Maar behalve dat het niet klopt, is het ook nog eens heel eenzijdig kijken naar wat belangrijk is voor de ontwikkeling van een kind en de maatschappij. Als kinderen niet leren samenleven dan krijg je een veel minder fijne maatschappij. Daar heeft uiteindelijk iedereen last van. Ook hoogopgeleide mensen die bijles kunnen inkopen en hun kinderen naar het gymnasium sturen.’

Een van de lessen in uw boek is ‘omarm de straatcultuur’. Veel ouders willen de straatcultuur helemaal niet omarmen en sturen hun kinderen daarom naar een gesegregeerde school.

‘Om de straatcultuur te begrijpen moet je eerst weten waarom hij bestaat. De opvoedkundige Hans Kaldenbach zegt dat de straatcultuur een reactie is op de dominante burgerlijke cultuur die door de hoogopgeleide stedelingen wordt uitgedragen. Leden van de burgerlijke cultuur krijgen voortdurend respect, terwijl kinderen uit de straatcultuur het gevoel hebben dat mensen op hen neerkijken – wat vaak ook zo is.
Straatcultuur is niet alleen maar iets van kleurrijke scholen. Je hebt het net zo goed op scholen in achterstandswijken met mensen zonder migratieachtergrond. Die straatcultuur is ook heel belangrijk voor sommige kinderen, omdat ze daar hun identiteit aan ontlenen. De één zit op hockey en celloles en verkeert in theoretisch opgeleide kringen, maar een ander heeft een leven met vrienden op een pleintje. Wij denken bij straatcultuur aan overlast, maar het heeft ook elementen die heel mooi zijn. Kinderen leren er allerlei sociale vaardigheden die hen sterker maken. Ze leren er voor zichzelf op te komen, weerbaar te worden, en wat broederschap is. Alleen moeten kinderen wel leren dat de straatcultuur en de taal die daarbij hoort, niet op school hoort. ‘

Maar misschien zeggen hoogopgeleide ouders wel: ‘Voor de ontwikkeling van mijn kind is het niet belangrijk dat hij de straatcultuur leert kennen.’

‘Dat mag, maar het zou ze in elk geval aan het denken moeten zetten. Als je je kind wilt beschermen door ze ver van de straat te houden, ontneem je ze een belangrijke ontwikkeling. Weerbaarder worden en omgaan met een omgeving die anders is.’

Er zijn ook ouders die niet willen dat hun kinderen lessen over seksualiteit volgen. Denk aan de ophef rond de Week van de Lentekriebels. Kleuters zouden leren over seks, in werkelijkheid ging het om de fysieke verschillen tussen jongens en meisjes.  

‘Er waren allerlei waanideeën over wat scholen in de klas zouden vertellen. Het sloeg werkelijk nergens op. Ik kreeg er ook mee te maken op mijn school, ouders die niet meer wilden dat hun kinderen die lessen zouden horen. Toen heb ik de directeuren uit mijn boek nog een keer gebeld en gevraagd, hoe pakken jullie dit eigenlijk aan? Op scholen waar hierover goed werd gecommuniceerd ontstonden weinig problemen. De volgende keer houd ik voorafgaand aan de Week van de Lentekriebels een ouderochtend en laat ik ons materiaal en boeken zien. Dat voorkomt ruis, angst en onvrede, denk ik.’

Waar zijn die ouders dan bang voor?

‘Dat verschilt natuurlijk, maar sommige ouders geven aan bang te zijn dat wij dingen gaan zeggen die hun kinderen aanzetten tot dingen dat zij niet oké vinden.’

Zijn ze bang dat hun kinderen homoseksueel worden?

‘Ja, dat schijnen sommige ouders inderdaad te denken. Of dat je kinderen op ideeën brengt en ze vroeger beginnen met seks bijvoorbeeld. Terwijl juist uit onderzoek blijkt dat goed geïnformeerde kinderen er later aan beginnen. Bovendien helpt het meiden om grenzen te kunnen aangeven, wat erg belangrijk is. Kijk, ik snap ergens ouders wel die zeggen dat het een opvoedtaak is en geen taak van school. Dat vind ik eigenlijk ook. We moeten ons op school concentreren op de kernvakken, op rekenen en lezen. Zeker nu die in deze tijd achteruitgaan. Maar als voorlichten niet goed gebeurt thuis, dan begrijp ik ook wel dat het ministerie zegt dat we dat moeten doen. Het is een morele verplichting.‘

Zo kunt u zelf uitspraken van politici over migratie factchecken

0

Het kabinet viel in juli over het asielbeleid. In aanloop naar de verkiezingen zal het vaak over immigranten en asielzoekers gaan en zal er worden gegoocheld met cijfers. In dit artikel worden de belangrijkste cijfers op een rij gezet. Dan kunt u zelf de uitspraken van politici factchecken.

Wat wordt bedoeld met asielzoekers, statushouders, nareizigers en arbeidsmigranten?

We beginnen met een korte begrippenlijst.

Immigranten zijn personen die zich vanuit het buitenland in Nederland vestigen. Ze worden meegeteld als immigrant wanneer ze zich hebben ingeschreven in een gemeentelijk bevolkingsregister.

Asielzoekers zijn personen die hun eigen land verlaten hebben en bescherming zoeken in een ander land. Wanneer ze asiel aanvragen, willen ze erkend worden als vluchteling. Tijdens de asielprocedure moeten ze bewijzen dat zij gevaar lopen in hun land van herkomst en recht hebben op bescherming in Nederland. Asielzoekers worden pas ingeschreven in het bevolkingsregister wanneer ze langer dan een half jaar in een centrale opvangvoorziening verblijven.

Het aantal asielzoekers dat jaarlijks wordt erkend als vluchteling verschilt sterk per jaar. In 2022 werd 85 procent van de aanvragen erkend. Dat was relatief hoog in vergelijking met voorgaande jaren.

Statushouders zijn voormalig asielzoekers die erkend zijn als vluchteling en met een verblijfsvergunning in Nederland mogen verblijven.

Nareizigers zijn gezinsleden van de statushouder. Een statushouder kan direct na toekenning van de verblijfsvergunning leden van het kerngezin (partner, thuiswonende kinderen onder 25 jaar) laten overkomen via een nareisaanvraag. Alleenstaande minderjarige asielzoekers (jonger dan 18 jaar) mogen ook een aanvraag indienen voor de komst van ouders, broers en zussen. Deze aanvraag moet wel binnen drie maanden na het verkrijgen van de asielvergunning worden ingediend.

Opa’s, oma’s, ooms, tantes, neven, nichten enzovoort behoren niet tot het kerngezin. Alleen in uitzonderlijk schrijnende gevallen is er een mogelijkheid om voor hen, via artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, een procedure te starten.

Het CBS gebruikt ook het begrip asielmigranten. Dat zijn asielzoekers, statushouders of uitgenodigde vluchtelingen die zijn opgenomen in het gemeentelijk bevolkingsregister.

Hoeveel mensen immigreerden er in 2022 naar Nederland?

Volgens het CBS kwamen er in 2022 iets meer dan 403.000 mensen als immigrant naar Nederland.

Komen er ieder jaar zoveel mensen naar Nederland?

Nee, het waren er in 2022 veel meer dan in voorgaande jaren (zie het blauwe lijntje in de grafiek). Niet iedereen die naar Nederland komt, blijft hier ook. Een groot deel vertrekt na een aantal jaren weer. In 2022 emigreerden er meer mensen dan ooit uit Nederland: 179.000 (het groene lijntje). Omdat de immigratie sterker toenam dan de emigratie, was ook het migratiesaldo (de immigratie min de emigratie) met een kleine 224.000 personen (het grijze lijntje) hoger dan ooit.

Hoe is de forse toename van immigratie in 2022 te verklaren?

De toename van het aantal immigranten in 2022 is voor een belangrijk deel het gevolg van de oorlog in de Oekraïne. Van 403.000 immigranten kwamen er 108.000 uit de Oekraïne naar Nederland door gebruik te maken van de zogenaamde ‘richtlijn tijdelijke bescherming’. Dit is een richtlijn van de Europese Commissie die vluchtelingen uit Oekraïne onder andere tijdelijk recht geeft op opvang, medische zorg en de mogelijkheid om te werken. De richtlijn gold aanvankelijk tot 4 maart 2023 en is door de Europese Commissie verlengd tot 4 maart 2024.

Welk deel van de immigranten bestaat uit asielzoekers?

Van de 403.000 immigranten in 2022 waren er volgens het CBS 35.000 asielzoeker. Daarnaast kwamen er in 2022 een kleine 11.000 nareizigers, gezinsleden van statushouders, naar Nederland.

De 46.000 asielzoekers en nareizigers waren samen goed voor ruim 11 procent van het totaal aantal immigranten in 2022. Dat was, zoals uit de grafiek blijkt, de afgelopen tien jaar een heel gemiddeld aandeel.

Hoewel het aantal asielzoekers en nareizigers in 2022 in absolute zin wel beduidend hoger lag dan in de voorgaande jaren, waren het geen records: in 2015 bijvoorbeeld waren er 43.000 asielzoekers en 14.000 nareizigers. Samen vormden ze in dat jaar ruim een kwart (28 procent) van het totaal aantal immigranten.

Wat zijn derderlanders?

Derdelanders zijn niet-Oekraïners die in Oekraïne werkten of studeerden toen vorig jaar de oorlog uitbrak. Er verblijven in Nederland ongeveer 3600 derdelanders. Voor hen gold een tijdelijke opvangregeling tot 4 september 2023. Ongeveer 700 van hen willen asiel aanvragen in Nederland. Wat er met de 2200 anderen gaat gebeuren, is nog onduidelijk. 

Uit welke landen komen de meeste asielzoekers?

In 2022 kwam 42,8 procent (bijna 20.000 mensen) van alle asielzoekers en nareizigers uit Syrië. Op ruime afstand volgden asielzoekers en nareizigers uit Turkije (8,1 procent van het totaal), Afghanistan (6,2 procent), Jemen (6,1 procent) en Eritrea (4,1 procent).

De grootste groep asielzoekers/nareizigers komt al jaren uit Syrië. In de periode 2013-2022 vormden Syriers 37 procent van het totaal aantal asielzoekers en nareizigers, gevolgd door asielzoekers uit Eritrea (10,3 procent), Afghanistan (4,1 procent), Turkije (3,8 procent), Irak (3,6 procent) en Iran (3,3, procent).

Hoeveel nareizigers komen er per asielzoeker naar Nederland?

Het kabinet Rutte IV viel over ‘de nareizigers’. De VVD wilde een onderscheid maken tussen twee verschillende groepen vluchtelingen: mensen die vluchten vanwege directe persoonlijke bedreiging (categorie A) en mensen die vluchten vanwege oorlog of geweld (categorie B). Voor de laatste groep wilde de VVD het aantal nareizende familieleden beperken tot maximaal 2400 per jaar. Dat werd door de ChristenUnie afgewezen.

Van de 11000 nareizigers die in 2022 naar Nederland waren gekomen, kwamen er ruim 8100 mensen uit oorlogslanden (categorie B). Ze kwamen voornamelijk uit Syrië (7220) en in mindere mate uit Eritrea (530) en Jemen (375). Als het voorstel van de VVD in 2022 van kracht was geweest, waren er 5700 minder nareizigers uit oorlogslanden toegelaten.

Na de val van het kabinet suggereerde minister van Justitie en Veiligheid Dilan Yesilgöz (VVD) in de talkshow Op1 dat nareizigers op hun beurt weer veel andere familieleden zouden laten overkomen. In het NRC werd deze bewering aan verschillende experts voorgelegd, die stuk voor stuk verklaarden dat deze suggestie van de huidige lijsttrekker van de VVD onjuist is.

Lang niet alle asielzoekers maken gebruik van de mogelijkheid gezinsleden over te laten komen. Er zijn daardoor veel meer asielzoekers (eerste aanvragers) dan nareizigers. In de periode 2013-2022 kwam er per asielzoeker slechts 0,4 nareizigers.

Uit welke landen komen de meeste immigranten?

De afgelopen decennia kwam het overgrote merendeel van de immigranten (88 procent) dus niet als asielzoeker naar Nederland, maar om andere redenen naar Nederland. Uit welke landen kwamen deze immigranten?

Allereerst is er een grote groep Nederlanders die een tijd in het buitenland heeft gewoond en terugkeert naar Nederland. In 2022 ging het volgens het CBS om bijna 44.000 immigranten.

Het CBS maakt daarnaast een onderscheid tussen twee groepen: immigranten die uit landen van de Europese Unie en de EFTA landen ( Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland) komen en immigranten uit andere landen. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat EU-burgers en burgers van EFTA-landen onder andere het recht op vrij verkeer hebben binnen Nederland en andere EU/EFTA-landen. Ze hebben geen visum nodig om in Nederland te komen en te verblijven voor werk, studie of andere doeleinden.

Sinds 1999 komen de meeste immigranten meestal uit de EU/EFTA-landen. In 2022 was dat door de komst van 108.000 mensen uit de Oekraïne niet het geval. Toen kwamen er 129.000 mensen uit EU/EFTA-landen en, inclusief de Oekraïners, 230.000 uit niet EU/EFTA-landen.

Wanneer naar de werelddelen gekeken wordt, dan kwam in 2022 bijna twee derde (68,5 procent) van de immigranten uit Europa. Na Europa kwamen de meeste immigranten uit Azië (17,3 procent), Amerika (7,6 procent) en Afrika (6,2 procent).

In 2022 kwam ongeveer een kwart van de immigranten uit de Oekraïne. Verder kwamen er in 2022 vooral immigranten uit Polen (6,5 procent van het totaal immigranten), Syrië (4,2 procent), Turkije (4 procent), India (3,7 procent), Roemenië (3,2 procent), Bulgarije (2,7 procent), Duitsland (2,6 procent), Spanje (2,1 procent) en Italië (2 procent).

Om wat voor reden komen die andere immigranten dan naar Nederland?

Veel immigranten zijn door het bedrijfsleven naar Nederland gehaald om te werken. Het aantal arbeidsmigranten is tussen 2006 en 2021 verviervoudigd, blijkt uit onderzoek van SEO Economisch Onderzoek. Naar schatting wonen en werken er in Nederland 800.000 mensen uit vooral Oost-Europa. Het grootste deel van hen is werkzaam in de land- en tuinbouw, de bouw, de verschillende distributiecentra en de bezorging. Het gaat vaak om slecht betaalde banen. Daarnaast komen er ook steeds meer immigranten naar Nederland als kennismigrant. Bijna de helft (46 procent) van de arbeidsmigranten uit niet EU/EFTA-landen was eind 2021 kennismigrant.

Een groeiend aantal immigranten komt naar Nederland om te studeren. Volgens het CBS verbleven er in het studiejaar 2021/22 115 duizend internationale studenten in Nederland, waarvan 42 duizend nieuwkomers, die samen een kwart van het totaal aantal eerstejaarsstudenten vormden. Het merendeel (76 procent) van de internationale studenten komt uit Europa.

Asielzoekers/vluchtelingen wereldwijd

 Hoeveel asielzoekers/vluchtelingen zijn er wereldwijd?

Eind 2022 waren er volgens de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, wereldwijd in totaal 108,4 miljoen mensen op de vlucht. Dat was een recordaantal.

Het grootste deel van hen, namelijk 62,5 miljoen mensen, zijn ‘binnenlands ontheemden’. Deze mensen zijn op de vlucht in hun eigen land.

Ongeveer 35,3 miljoen mensen zijn vluchtelingen die hun land hebben moeten verlaten. Hiertoe behoren 5,9 miljoen Palestijnse vluchtelingen die worden geregistreerd door de organisatie UNRWA.

De overige 29,4 miljoen mensen vallen onder de verantwoordelijkheid van UNHCR.

Uit welke landen komen de meeste vluchtelingen?

Meer dan de helft van het totaal aantal UNHCR vluchtelingen kwam eind 2022 uit drie landen: Syrië (6,5 miljoen), Oekraïne (5,7 miljoen) en Afghanistan (5,7 miljoen). Verder kwamen er ook meer dan een miljoen vluchtelingen uit Zuid-Soedan (2,3 miljoen) en Myanmar (1,2 miljoen).

Welk deel van de vluchtelingen wordt in de regio opgevangen?

Van de ruim 35 miljoen vluchtelingen wordt 70 procent in een buurland opgevangen.

Welke landen vangen de meeste Syriërs en Oekraïners op?

In totaal waren er eind 2022 volgens de UNHCR 13,3 miljoen Syriërs op de vlucht. Meer dan de helft ( 6,8 miljoen mensen) is vluchteling in eigen land. De overige 6,5 miljoen heeft onderdak gezocht in het buitenland. Van hen verblijft ongeveer 80 procent in een buurland: 54 procent in Turkije, 12 procent in Libanon, 11 procent in Jordanië en 5 procent in Irak. Bijna 9 procent van de gevluchte Syriërs verbleef eind 2022 in Duitsland en iets minder dan 1 procent in Nederland.

Eind 2022 waren er 11,6 miljoen mensen uit Oekraïne op de vlucht. Ook in dit land is meer dan de helft (5,9 miljoen mensen) opgevangen in het eigen land. Van de overige 5,7 miljoen verblijft een grote groep in Rusland (22 procent). Het is niet bekend hoeveel van hen vrijwillig naar Rusland zijn gegaan. Verder verblijven er veel Oekraïners in Duitsland (18 procent), Polen (17 procent) en Tsjechië (8 procent). Een kleine 2 procent van de 5,7 miljoen gevluchte Oekraïners verbleef eind 2022 in Nederland.

Welke landen vangen de meeste vluchtelingen op?

Turkije vangt in absolute aantallen de meeste vluchtelingen op. De top 5 zag er volgens de UNHCR eind 2022 als volgt uit: 1) Turkije (4,9 miljoen); 2) Iran (3,4 miljoen); 3) Colombia (2,5 miljoen); 4) Duitsland (2,1 miljoen); 5) Pakistan (1,7 miljoen)

Van de landen die veel vluchtelingen opvangen, vangt Turkije volgens de UNHCR ook in verhouding tot het aantal inwoners de meeste vluchtelingen op. Eind 2022 vormden vluchtelingen 4,3 procent van de bevolking in Turkije. In Oeganda was 3,5 procent van de bevolking vluchteling, daarna volgden Polen (3,2 procent), Duitsland (2,7 procent) en Soedan (2,5 procent).

Bij het samenstellen van dit artikel is gebruik gemaakt van open data van het CBS, de UNHCR en Eurostat. Meer lezen?

Kijk bijvoorbeeld bij het CBS: hoeveel asielzoekers komen naar Nederland?

Vluchtelingenwerk geeft op haar site veel achtergrondinformatie, bijvoorbeeld over de asielaanvraag. Daarnaast produceert VluchtelingenWerk jaarlijks een update van het document  Vluchtelingen in getallen.

Orkun Kökcü uitgeroepen tot voetballer van het jaar

0

Orkun Kökcü (22) is maandagavond uitgeroepen tot voetballer van het jaar in de Eredivisie. Hij is de eerste Turks-Nederlandse speler die deze prijs in ontvangst mag nemen.

De middenvelder, die vorig jaar kampioen werd met Feyenoord, hield het niet droog. Zo meldt de sportsite ESPN. ‘Ik ben hartstikke blij en trots dat ik deze prijs heb mogen winnen’, zei de geëmotioneerde Kökcü, die de trofee uit handen van zijn ouders ontving. ‘Het zijn fantastische spelers die ook kans maakten op de prijs. Ik ben vooral blij om dit als een stempel op het afgelopen seizoen te hebben. Het zal voor altijd een speciaal plekje in mijn geheugen hebben.’

Kökcü had een moeizame start van het seizoen vorig jaar vanwege slaapproblemen. Hij is uiteindelijk zelfs op bedevaart naar Mekka gegaan om weer de oude Kökcü te worden. Dat heeft hem geholpen, zegt zijn broer in een filmpje tijdens de prijsuitreiking.

Kökcü’s islamitische religie bracht hem vorig jaar niet alleen soelaas, maar ook problemen toen hij ‘om religieuze overwegingen’ de regenboogband weigerde te dragen. Dat leidde tot veel kritiek in de Nederlandse media.

Kökcü speelt nu voor het Portugese Benfica en speelt aanstaande vrijdag hoogstwaarschijnlijk in de EK-kwalificatiewedstrijd Turkije tegen Armenië.