Mijn vader was eigenlijk een avonturier. Het was in de jaren zestig zijn intentie om vanuit Marokko op avontuur te gaan. Hij reisde eerst naar Algerije, stak de Middellandse Zee over en vertrok daarna met de trein vanaf Algeciras in Zuid-Spanje, noordwaarts.
Zonder dat het de bedoeling was, belandde hij met die trein in Nederland. Toen hij aankwam op een station, werd hij door de politie – omdat hij de taal niet sprak – zo in een pension gezet met Marokkaanse arbeiders. Hij besloot om dan hier maar te gaan werken, al was het tijdelijk. Dat dacht hij althans. Hij trouwde een jaar later met mijn moeder en bracht haar datzelfde jaar nog naar Nederland, omdat ze zo verliefd waren. En ook zij ging gelijk als arbeider aan de slag. Ze werkten hard, ze waren nooit ziek en namen nooit vrije dagen op. Die spaarden ze op voor de zomervakantie. Niettemin waren er enkele vrije dagen die zij verplicht moesten opnemen, net als alle andere arbeiders in Amsterdam. Dat gold onder andere voor 1 mei.
Ze doen alsof de cao’s sterk verbeterd zijn, maar dat is helaas niet zo
Mijn moeder noemde 1 mei altijd ‘de dag van de arbeider’: de dag voor de mensen die hard werken. Traditioneel was het een dag was waarop arbeiders de straat opgingen om te demonstreren. Zo is mede dankzij deze dag de achturige werkdag ingevoerd. Het publieke debat hierover begon al in 1817, toen de Brit Robert Owen pleitte voor betere arbeidsomstandigheden. Die waren in het negentiende-eeuwse Groot-Brittannië belabberd. Op 1 mei 1890 vond de eerste ‘Dag van de Arbeid’ plaats. Ook in Nederland. Arbeiders gingen op bepaalde plekken staken en demonstreren. Ze kwamen op voor hun eigen rechten, waaronder dus het recht op een achturige werkdag.
1 mei geldt in veel landen als verplichte ‘doorbetaalde’ vrije dag, waarop mensen de straat opgaan om te demonstreren voor hun rechten en solidair zijn met hun medearbeiders. Tot 2016 was de Dag van de Arbeid voor ambtenaren in Amsterdam ook een verplichte vrije dag. Maar de VVD, de partij voor de werkgevers, schafte deze dag af. Voor rijksambtenaren en andere arbeiders is deze dag al veel langer voltooid verleden tijd. Wel doet vakbond FNV de laatste jaren haar best om deze dag nieuw leven in te blazen. Dit gaan ze vandaag opnieuw doen. Dat is hard nodig.
Vorig jaar hebben wij, arbeiders, 10 tot 11,6 procent aan koopkracht verloren als gevolg van de inflatie. Dit kan de werkgevers niets schelen. Zij weigeren bij cao-onderhandelingen een prijscompensatie te betalen. In feite voeren ze hiermee een loonsverlaging door. Ze doen alsof de cao’s sterk verbeterd zijn, maar dat is helaas niet zo. Ze tellen gewoon de loonsverhogingen bij elkaar op die ze voor een groot deel pas volgend jaar, en soms nog later, uitbetalen. Ons verlies aan koopkracht compenseren doen ze dus nog lang niet.
Nee, ik wil je niet bang maken. Ik weet het, alles is al zo duur geworden. Maar bij jouw werkgever draait het alleen maar om winst maken. En niet om jouw welzijn.
De cao-afspraken blijven voor 2023 hangen op gemiddeld 4 procent loonsverhoging. Dat betekent een loonsverlaging van minstens 6 procent over 2022 en een blijvend koopkrachtverlies van ongeveer 9 procent. Je kunt dus nog steeds 9 procent minder boodschappen doen. We zouden als arbeiders de handen ineen moeten slaan en strijden voor betere cao’s, net zoals arbeiders in de negentiende eeuw streden voor een achturige werkweek. En daarnaast moet 1 mei gewoon weer een doorbetaalde vrije dag worden. Zoals het hoort.
Een school die wel een genderneutraal toilet heeft, maar geen stilteruimte voor gelovige leerlingen. Daarover schreef onze columnist rabbijn Lody van de Kamp in december zijn column. Het schoolbestuur liet hem weten dat er geen stilteruimte of gebedsruimte komt voor de overwegend islamitische jongeren. ‘Als die jongelui zo nodig moeten bidden, doen ze dat maar thuis’, klonk het. Want: ‘scheiding van kerk en staat’, u weet wel.
De column van Van de Kamp lijkt de katalysator te zijn van een rij opinieartikelen in zowel de Kanttekening alsook in andere media. De discussie versmalde zich al snel tot het recht op een stilteruimte in het openbaar onderwijs.
Columnist Gert Jan Geling ziet niets in stilteruimtes op openbare scholen, die hij beschouwt als symbool voor de terugkeer van het religieus ‘privilege’. Bidden doe je maar in de buurtmoskee. Journalist Shawintala Banwarie en religiewetenschapper Kamel Essabane stellen in een opiniestuk in deze krant dat openbaar onderwijs niet ‘neutraal’ of ‘religievrij’ is, zoals vaak wordt gedacht, maar ‘actief pluriform’. De openbare school zou daarom juist wel ruimte moeten bieden aan levensbeschouwing. Historicus Frans Kuijpers reageert op hun artikel en onderschrijft de conclusie van Geling dat een vraag om een stilteruimte de vraag om een ‘voorkeursbehandeling’ is.
Zo krijgt dit debat een plek in de Kanttekening, met argumenten pro en contra. De gemene deler bij mensen die hun bedenkingen hebben bij de stilteruimte, lijkt dezelfde als bij de hoofddoek. Ze zien een terugkeer van religie in de seculiere samenleving. Net nu geloof uit openbare instituties lijkt verdwenen en de kerken leeglopen, trekken moslims weer de religieuze kaart. De tegenstanders van stilteruimtes vragen zich af: ‘Als je dit toestaat, waar houdt het dan op?’
Die zorgen van de seculiere samenleving zijn begrijpelijk. Aan de andere kant: er is ook godsdienstvrijheid. Dat is een spanningsveld. De vraag is hoe wij daar als samenleving mee omgaan.
We berichtten over de petitie ‘Gebed op werk’ vanuit de moslimgemeenschap, die bidden op het werk en op school wil normaliseren. Mijn gedachten gaan onwillekeurig terug naar het verhaal dat mijn vader mij eens vertelde. Hij was een van de eerste gastarbeiders die in de jaren zestig naar Nederland kwam en werkte in een metaalfabriek in Hengelo. Op die fabriek kregen ze een gebedsruimte. Maar die werd al snel weer gesloten omdat de gebeden van de fabrieksarbeiders een stuk langer duurden dan gebruikelijk was. Mijn vader bad in die tijd helemaal niet.
Uiteraard stuit de wens voor een gebedsruimte op lawaaiige tegenstand vanuit de rechts populistische en links seculiere hoek. Maar sommige voorstanders van stilteruimtes drijven de zaak ook op de spits. Een luidruchtige en misschien wel polariserende roep om gebedsruimtes in het openbaar onderwijs verhoudt zich niet met de norm van bescheidenheid die geldt binnen de islam. En het is ook goed om te beseffen dat er op veel hogescholen en universiteiten al lang stilteruimtes zijn – en dat die functioneren naar tevredenheid.
Ook moet ik aan mijn studententijd denken. Er was geen stilteruimte op de hogeschool, en ik heb nooit de behoefte gehad om erom te vragen. Ik zocht een stil plekje op, in de gang of een leeg lokaal. Het leidde nooit tot problemen. Een gebed, salaat, duurt maar een paar minuten. Zo simpel is het ook. Waarom beide kampen zo veel lawaai maken, begrijp ik niet.
Sommige zaken kun je beter omgeven met rust zodat ze tijd hebben om organisch te wortelen. Ze zijn niet gebaat bij emotionele voor- en tegenspraak. Samenleven kost tijd. Als je verschillende zandlagen over elkaar legt, duurt het ook een tijd voordat deze zijn ingeklonken en je erop kunt bouwen. Al blijft het wel belangrijk om in gesprek te blijven, om elkaar te leren begrijpen.
De mbo-school waarover Lody van de Kamp schreef besloot enkele maanden later alsnog tijdelijk een kamer ter beschikking te stellen als stilteruimte. De instelling gaat op zoek naar een definitieve plek waar religieuze studenten en medewerkers kunnen bidden.
Wij moeten meer vertrouwen hebben in onze samenleving. Die vindt de oplossing, daarover ben ik optimistisch. Laatst kwam het nieuws voorbij dat de KNVB islamitische voetballers toelaat tijdens de ramadan kort de wedstrijd te onderbreken, om bij zonsondergang te eten en te drinken. Hadden ze dat een paar jaar geleden tegen mij gezegd, dan had ik het niet geloofd.
De Wereldbank trekt aan de bel over grote waterschaarste in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Klimaatverandering heeft nog nooit eerder tot zo’n groot tekort aan water geleid, meldt het instituut in een rapport.
Burgers wantrouwen vaak hun nationale regeringen, terwijl ze tegelijk naar die regeringen kijken vanuit de verwachting dat die ervoor zullen zorgen dat water betaalbaar blijft. Daarom stelt de Wereldbank voor om lokale overheden meer zeggenschap te geven bij het watermanagement, schrijft nieuwssite Morocco World News.
Zuid-Afrika en Brazilië zijn volgens de Wereldbank voorbeelden van landen die succesvol hebben gestreden tegen waterschaarste. Het gaat vooral om goede communicatie, meldt de bank. Zo heeft de lokale overheid van Kaapstad een ‘waterdashboard’ opgestart, waarin inwoners elke week kunnen zien hoe groot het waterverbruik van de stad is.
De verwachting is dat in het Midden-Oosten en Noord-Afrika de waterschaarste tot 2030 nog flink zal toenemen. Dat komt door zowel klimaatverandering, als door de verwachte forse bevolkingsgroei.
Na Oslo en Barcelona verbreekt ook Luik de banden met Israël. De reden is dat er in Israël apartheid heerst, waarvan Palestijnen het belangrijkste slachtoffer zijn. Saillant detail: Luik had al geen banden met Israël, dus de beslissing is puur symbolisch.
Dat meldt de nieuwswebsite Middle East Eye. Het Belgische Luik is daarmee de derde Europese stad die overgaat tot het boycotten van Israël.
Een motie van de Belgische Arbeiderspartij in de Luikse gemeenteraad beschuldigde Israël van ‘apartheid, kolonisatie en militaire bezetting’ en van ‘systematische schendingen’ van de mensenrechten van Palestijnen.
De Noorse hoofdstad Oslo besloot vorige week geen zaken meer te doen met Israëlische bedrijven die ook actief zijn in de bezette Palestijnse gebieden of in illegale Joodse nederzettingen. Als reden voeren de Noren aan dat deze bezetting volgens het internationaal recht een oorlogsmisdaad is.
In Barcelona liep een petitie, waarin burgers die stad opriepen alle banden met Israël te verbreken. Deze kreeg ruim vierduizend ondertekeningen. In februari besloot burgemeester van die stad om aan dat verzoek gehoor te geven.
Ook in Amsterdam stond dit onderwerp op de agenda. De hoofdstad besloot in 2015 geen banden aan te gaan met Tel Aviv.
Turkse Nederlanders kunnen vanaf zaterdag in Amsterdam, Eindhoven, Deventer en Den Haag hun stem uitbrengen voor de verkiezingen van Turkije. In de Hofstad is daarvoor net als vorige keer het GIA Exhibition Center gereed gemaakt.
Dat meldt Omroep West. Volgens die lokale omroep zijn de verkiezingen dit keer extreem spannend, omdat er voor het eerst in twintig jaar een reële mogelijkheid bestaat dat de zittende president Recep Tayyip Erdogan gaat verliezen.
Ruim een week lang kunnen Turkse Nederlanders stemmen: op 7 mei sluiten de stembussen. Alleen in Eindhoven gaat de stemlocatie al op 1 mei dicht. Van de 6,5 miljoen Turken die in het buitenland wonen, wonen er 430.000 in Nederland. Zij zijn niet allemaal stemgerechtigd: dat geldt alleen voor Turkse Nederlanders die achttien jaar of ouder zijn, en die een Turks paspoort hebben.
Mitchell Esajas is woensdag in Amsterdam onderscheiden voor zijn ‘verdiensten op het terrein van diversiteit en inclusie en de bestrijding van discriminatie en racisme’. De voorman van protestbeweging Kick Out Zwarte Piet is benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
De ridderorde is een koninklijke onderscheiding die wordt uitgereikt aan personen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de samenleving. Esajas laat op LinkedIn weten gemengde gevoelens te hebben bij Oranjelintjes vanwege de geschiedenis van slavernij en kolonialisme.
‘Tegelijkertijd zie ik dit als erkenning en waardering voor het (harde) werk en de strijd van niet alleen mij, maar alle medestrijders van KO Zwarte Piet* (vooral de day ones, thise who know know!), New Urban Collective, The Black Archives en Zwart Manifest . Jarenlang werden we als terroristen, zeurpieten, onruststokers etc. weggezet. Nu zegt zelfs de koning dat we een lintje verdienen.’
Er is ook een lintje voor Marzouka Morabit-Boulaghbage, een van de oprichters van stichting Al Amal die vrouwen uit de Marokkaanse gemeenschap van Nederland ondersteunt.
De benoeming tot ridder is dan ook een erkenning voor de enorme inzet en toewijding van de ‘Founding Mother’ voor stichting Al Amal en de multiculturele gemeenschap in Utrecht, aldus de stichting.
De documentaireserie ‘Homerun Curaçao’ belicht het succes van Curaçaose jonge mannen in de Noord-Amerikaanse honkbaltop. Het kleine eiland blijkt hofleverancier van honkbaltalent.
Een op tienduizend inwoners van het eiland Curaçao wordt professioneel honkbalspeler in Noord-Amerika. Vijf spelers uit de Noord-Amerikaanse Major League Baseball, de eredivisie van het honkbal, zijn afkomstig van Curaçao. Hoe deze sporters vanaf een klein eiland terechtkwamen in de miljoenencompetitie van Amerika, is te zien in de nieuwe driedelige documentaireserie Homerun Curaçao. Behalve over honkbal gaat het ook over dromen, doorzettingsvermogen en het belang van een positief hulpvaardig netwerk.
In de documentaire komen professionals Jurickson Profar, Andrelton Simmons en Didi Gregorius aan het woord. Daarnaast is er het vijftienjarige talent Clay Winklaar die droomt van een carrière als honkballer.
‘Jonge talenten van het eiland worden door de Amerikaanse clubs vastgelegd met contracten van 125.000 tot 1,6 miljoen dollar, vertelt Ellen Danhof, producent bij IDTV. ‘Het maakt elke Curaçaoënaar trots om onderdeel van dit succes te zijn. Met deze serie zoomen we in op zowel de internationale succesverhalen van de honkbalsterren als op de lokale levens van hun families en gemeenschap. Zo ontrafelen we gaandeweg het geheim en onontdekte talent van Curaçao.’
De driedelige serie van Omroep Swart en IDTV is te zien vanaf drie mei, elke woensdag om 21.45 uur op NPO 3 en NPO Start.
Stichting Ummah Project dient een klacht in bij de Verenigde Naties. Het parlementair onderzoek naar ongewenste invloeden vanuit onvrije landen op moskeeën en islamitische organisaties heeft hen onrecht aangedaan, vinden ze.
Het onderzoek (bekend als de POCOB) vond begin 2020 plaats. Het doel was om ‘problematisch gedrag door ongewenste buitenlandse beïnvloeding’ tegen te gaan. In de taakomschrijving werd duidelijk dat het onderzoek zich vooral op moskeeën zou richten. In de onderzoekscommissie zaten leden van de Tweede Kamer uit diverse partijen, zoals Niels van den Berge (GroenLinks), Gert-Jan Segers (ChristenUnie) en Tunahan Kuzu (Denk).
Onder moslims leidde het verloop van het onderzoek tot grote verontwaardiging. Ten eerste omdat de politici niet goed voorbereid leken: ze konden niet uitleggen wat ze met ‘salafisme’ bedoelden en verwarden islamitische begrippen.
De drie moslims die nu een klacht indienen bij het Mensenrechtencomité van de VN zijn drie jaar geleden door de POCOB gehoord. Formeel als getuige, om uit te leggen hoe financiering van islamitische organisaties vanuit het buitenland werkt. In de praktijk pakten deze gesprekken uit als kruisverhoren, waarbij zij eerder als verdachten werden bejegend dan als getuigen.
Er was geen enkele reden om hen als verdachten aan te spreken, vertelde Jacob van der Blom. Hij was in 2020 voorzitter van de Blauwe Moskee in Amsterdam. Samen met Abdelhamid Taheri (Stichting As-Soennah in Den Haag) en Nasr el Damanhoury (Stichting Waqf) stapt hij nu naar de VN. Eerdere klachten bij de Tweede Kamer en bij de POCOB zelf leidden tot niets.
De drie claimen dat de Kamer met deze commissie in strijd heeft gehandeld met de Grondwet, die discriminatie verbiedt. Ook menen ze dat het onjuist was om hen onder ede als verdachten te bejegenen, zonder hen de rechten te geven die een verdachte heeft – zoals het recht om bijgestaan te worden door een advocaat.
‘Deze moslims zijn ten onrechte publiekelijk geassocieerd met terrorisme, extremisme, witwassen en verduistering’, staat op de website van Ummah Project te lezen. En alle verhoren waren live te volgen via online streams.
Beeld: Martijn de Koning
‘Neergezet als daders’
Hoe kansrijk de klacht bij de VN is kan Martijn de Koning niet zeggen. Hij is deskundige op het gebied van islam, islamofobie en salafisme. Hij volgde de POCOB nauwgezet en schreef eerder een notitie voor Samira Sabir, de advocaat die Ummah Project bij deze klacht bijstaat.
De vraag hoeveel kans de klacht maakt, ‘is meer een vraag voor juristen’, denkt De Koning. Het lijkt mij ingewikkeld, juist ook omdat een eerdere klacht is afgewezen, maar het kan zijn dat deze VN-commissie er anders naar kijkt. In ieder geval laat het goed zien dat niet iedereen zich zomaar neerlegt bij hoe men hier behandeld is.’
Vanaf het begin was De Koning op zijn blog kritisch over de onderzoekscommissie. Maar wat zijn belangrijkste kritiek op de POCOB is, vindt hij ‘moeilijk kiezen’. ‘Het grootste probleem is denk ik de exclusieve gerichtheid op een selectief groepje moslims op basis van ideeën over herkomst en associaties met bepaalde landen. Dit wordt nog het meest duidelijk als we kijken het onderzoek van de RAND Corporation’, vertelt hij. Dit is een ander onderzoek uit 2020, privaat uitgevoerd, naar de buitenlandse financiële connecties van religieuze organisaties. Alleen keek RAND ook nadrukkelijk naar de christelijke kerken, niet alleen naar moskeeën.
De Koning: ‘De POCOB is veel selectiever. Men had vooral Diyanet, [het Turkse directoraat voor godsdienstzaken], salafisme en de Moslimbroederschap op het oog, zonder in de laatste twee gevallen te kunnen duiden wat men eigenlijk bedoelt.’ Tegelijk lijkt de parlementaire commissie, merkt hij op, beïnvloeding en intimidatie door China geheel buiten beschouwing te laten.
‘Op twee voorbeelden na werden dan ook alle ondervraagden door de POCOB neergezet als ‘daders’. De stijl van ondervraging was opvallend. Ook de pressie op moskeeorganisaties om transparant te zijn, stond in schril contrast met het gebrek aan transparantie van overheidsorganisaties zelf: het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat als geen ander inzicht kan geven in die buitenlandse relaties, werd niet openbaar ondervraagd.’
Dat laatste bezwaar komt ook aan de orde in de aanklacht die de drie moslims bij de VN indienen. Zij volgden bij alle buitenlandse financiering de regels die door Buitenlandse Zaken daar zelf voor heeft opgesteld, claimen ze. Dus is hun redenatie: als de overheid werkelijk inzicht wil krijgen in hoe buitenlandse financiering werkt, moet ze beginnen met het horen van de ambtenaren en ministeries die religieuze organisaties daarbij begeleiden.
Stellige conclusies
De POCOB concludeert in haar eindrapport dat er inderdaad sprake is van buitenlandse beïnvloeding, via het vestigen, besturen en financieel ondersteunen van moskeeën. Jacob van der Blom stelt op de website van het Ummah Project dat die conclusie al tevoren vaststond.
Ook De Koning is er niet door verrast. ‘Islam en Nederland zijn allebei ingebed in internationale netwerken. Maar behalve bij twee moskeeën kan de POCOB niet aangeven voor hoeveel islamitische organisaties dit nu problematisch is. Niettemin trekt men de conclusie wel door naar de moslimgemeenschappen in Nederland en de samenleving als geheel.’
De Koning heeft de indruk dat de POCOB het bewijs van buitenlandse financiering op zichzelf al problematisch vindt. Hij citeert uit het rapport:
De commissie constateert dat er door deze knelpunten nog steeds geen zicht is op bijvoorbeeld de omvang van de geldstromen en op de vraag of door middel van financiering of invloed mensen worden aangespoord tot antidemocratisch gedrag dat de rechtsstaat ondermijnt.
‘Je vraagt je dan ten eerste toch af waar die stellige conclusie op is gebaseerd’, reageert hij. ‘En ten tweede waarom we deze enquête eigenlijk hebben gehad. Daarnaast kan de commissie ook geen antwoorden geven op vragen over grondwettelijke bescherming en beginselen van behoorlijk bestuur, simpelweg omdat ze niet eens aan de orde werden gesteld.’
‘Het hele onderzoek was bijna een theatrale uitvoering van guilt by association’
Klucht
Een ander kritiekpunt van De Koning is dat de verhoren ‘ondermaats’ waren. Hij noemt als voorbeeld het verhoor van terreurdeskundige Ronald Sandee, ‘die in complotmythes gelooft’. En Dick Schoof, toenmalig directeur van veiligheidsdienst AIVD, gaf ‘volstrekt eenzijdige en verouderde informatie’, vindt De Koning.
Een ander voorbeeld is het verhoor van Jacob van der Blom, vervolgt De Koning, waarbij GroenLinks-Kamerlid het woord takiyah gebruikte (liegen omwille van de islam), terwijl hij tazkiyah (islamitische term voor een aanbevelingsbrief) bedoelde. Ook noemt De Koning het verhoor van Damanhoury, waarbij bleek dat de commissie niet kon uitleggen wat die bedoelde met ‘salafisme’.
‘De kennis van de transnationale inbedding van Nederland en van de islam was bedroevend. Dat gekoppeld aan de stijl van ondervraging, alsof men de vertegenwoordigers van de moskee verhoort als de eerste de beste misdadiger, maakte het een beetje een klucht.’
Individueel geraakt
De drie moslims die nu naar de VN stappen stellen dat de POCOB ook drie jaar na dato nog duidelijk negatieve effecten heeft, zowel voor henzelf als voor de moslimgemeenschap. De Koning vindt het toch lastig om precieze effecten te verbinden aan het werk van de commissie. ‘De verdachtmaking van moslims in en door de POCOB zagen we al eerder. Sinds 2000 is er een behoorlijk arsenaal aan wet- en regelgeving en beleidskaders geproduceerd dat moslims in het verdachtenbankje zet en eigenlijk maar twee typen moslims erkent: de risicovolle moslim en de moslim die risico loopt op het verkeerde pad te raken of beschadigd te worden door die eerste categorie moslims. Ik vraag me af waarom de kwestie van de intimidatie door de Chinese overheid van de Oeigoerse Nederlanders niet op de agenda stond: paste die niet in dat schema?’
‘Maar aan heel veel mensen gingen deze verhoren ook voorbij’, relativeert De Koning. ‘Ze zijn bezig met alledaagse dingen en niet per se met politiek. In enkele gevallen kunnen we wel stellen dat personen individueel geraakt zijn door de POCOB. Banken gingen tegen die personen en instellingen maatregelen nemen, andere moslims gingen hen uit de weg, bang als ze waren en soms nog zijn voor guilt by association. De hele POCOB was bijna een theatrale uitvoering van guilt by association. Het versterkte de indruk van meten met twee maten en de indruk dat moslims als verdachte en voorwaardelijke Nederlanders worden gezien als ze zich niet heel keurig als brave burger opstellen.’
De meeste Nederlanders van kleur wonen in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht en hebben weinig op met het platteland, zo is het beeld. Maar dat ligt genuanceerder, blijkt uit de verhalen van Zouhair Saddiki en Cissy Joan, biculturele Nederlanders die buiten de grote steden wonen. ‘Nederlanders in de provincie zijn minder individualistisch, net als Marokkaanse Nederlanders.’
Al langere tijd gaat het publieke debat over de kloof tussen ‘stad’ en ‘platteland’, een tegenstelling die dankzij de electorale doorbraak van de BoerBurgerBeweging bij de Provinciale Statenverkiezingen van 15 maart pregnanter is geworden. Deze kloof hangt samen met andere tegenstellingen. Zo schreef NRC dat de kiezers van BBB ‘relatief oud’ en ‘gemiddeld lager opgeleid’ zijn. Daarnaast wordt de kloof tussen stad en platteland in verband gebracht met de kloof tussen links en rechts, progressief en conservatief én multicultureel versus nationalistisch.
In dat beeld vreest het rechtse, conservatieve, nationalistische platteland dat de Randstad, in het bijzonder Amsterdam, haar progressieve, multiculturele ‘woke’-waarden wil opdringen. Deze tegenstelling werd heel zichtbaar tijdens de Zwarte Piet-discussie, toen Kick Out Zwarte Piet-activisten – zwart en wit – in 2017 met de bus naar Friesland afreisden voor hun jaarlijkse demonstratie bij de landelijke intocht van Sinterklaas – dat jaar in Dokkum. Tegendemonstranten – later bekend als ‘blokkeerfriezen’ – hielden hen op de snelweg tegen.
Zouhair Saddiki
‘Band met Nederlandse boeren’
Maar hoe ervaren Nederlanders van kleur uit de provincie deze tegenstellingen? In hoeverre voelen zij afstand tot de Randstad, tot Amsterdam? En in hoeverre kunnen zij zich identificeren met de stem van het platteland, van de provincie?
Hogeschooldocent economie Zouhair Saddiki woont in Gouda, een stad in de Randstad, die onderdeel is van de protestants-christelijke bijbelgordel. ‘Eigenlijk zijn er best veel overeenkomsten tussen Marokkaanse Nederlanders en Nederlanders uit de provincie’, observeert hij. ‘De belangrijkste is dat beide groepen wantrouwen koesteren tegenover de overheid. ‘Wat moeten ze nu weer van ons?’, is het gevoel dat veel Marokkanen hebben, maar ook veel autochtone Nederlanders van het platteland.’
Daarnaast is er de sterke focus op traditionele familiewaarden, vervolgt Saddiki. ‘Nederlanders in de provincie zijn minder individualistisch, net als Marokkaanse Nederlanders. Sowieso hebben veel Marokkaanse en Turkse gastarbeiders een sterke band met het platteland, omdat velen van hen boer waren in het land van herkomst.’ Die affiniteit met het boerenleven herkent Saddiki ook in zijn eigen familie. ‘Om de week haalde ik met mijn grootvader altijd een levende kip op bij de boer, in plaats van bij de Marokkaanse winkel of de supermarkt. We hadden een relatie met de Nederlandse boeren.’
‘Racisme is overal’
Zangeres, spoken-word-dichter en cultureel ondernemer Cissy Gressmann, beter bekend onder haar artiestennaam Cissy Joan, maakt zich hard voor de Afro-Caribische cultuur in de stad Groningen, onder andere als lid van de werkgroep Dia di Tula Groningen, vertelt ze. ‘De demografie in Groningen is anders dan in Amsterdam of Rotterdam. Het is hier minder multicultureel. Maar dat betekent niet dat we hier lopen te slapen. In Groningen is de African Caribbean Student Community actief, die zich inzet voor (internationale) studenten. En je hebt B.L.O.G. (Black Ladies of Groningen), een safe space community voor zwarte vrouwen, die onder meer evenementen organiseert, waaraan momenteel meer dan tweehonderd vrouwen verbonden zijn. Verder wordt er jaarlijks een voetbaltoernooi georganiseerd door welzijnswerker Samuel Toure: de Africa Cup Multi. Ten slotte is er stichting Brisa, het beraad van Caribische Nederlanders die in Groningen wonen. Ons culturele kapitaal wordt hier niet gezien, maar het is er wel. Als ik zwarte artiesten wil boeken, dan is er minder keus dan in Amsterdam. Maar ze zijn er wel.’
Cissy Joan
Ze laat een relativerend geluid horen. ‘Racisme is overal, in de Randstad en ook hier. De ruimte om het gesprek te voeren is echter niet overal hetzelfde. In de Randstad, met name in Amsterdam, heb je groepen die deze ruimte al hebben geclaimd. Maar tegelijkertijd wordt onderschat wat mensen van kleur in de provincie doen, wat ze hier hebben bereikt. Ze denken in de Randstad dat we hier achterlopen, maar hier is ook expertise.’
De woordkunstenares, die Curaçaose, Surinaamse en Drentse roots heeft, voelt zichzelf helemaal Groninger, vervolgt ze. ‘Ik noem mijzelf weleens Groningalist in plaats van nationalist’, vertelt Cissy Joan met een vette knipoog. Ze stemde op 15 maart geen BBB, maar snapt het sentiment van deze partij wel. ‘Den Haag denkt minder aan de provincie. De landelijke overheid houdt weinig rekening met de stad en de provincie Groningen. Denk aan de aardbevingen. Of wat er in Ter Apel gebeurt. Dat is voor de politici in Den Haag ver van hun bed. En ook voor de journalisten. Als er iets in Groningen gebeurt dan haalt dit niet snel de media. Gebeurt het de Randstad, dan natuurlijk wel.’
‘BBB niet xenofoob’
Zouhair Saddiki vindt ook dat Den Haag de provincie te vaak in de steek laat. ‘De krimpregio’s worden vaak vergeten. Den Haag geeft alleen geld aan de grote steden. Het metronetwerk in de Randstad loopt gestroomlijnd, maar buslijnen in de regio worden wegbezuinigd. Dat is niet goed.’
‘Mensen vragen mij wel eens waarom ik niet naar Amsterdam ben vertrokken. Maar ik voel mij Groninger’
Volgens Sadikki heeft dit alles eraan bijgedragen dat BBB ook stemmen van Nederlanders van kleur heeft gekregen. En ook dat Denk Overijssel haar achterban opriep om op 15 maart BBB te stemmen. ‘Dat zou Denk niet hebben gedaan als BBB een xenofobe partij was geweest. Caroline van der Plas is populistisch en rechts, maar heeft geen hekel aan moslims of zwarte mensen. Ze lijkt een nieuw rechts alternatief voor Mark Rutte te worden. Of dat lukt is maar de vraag natuurlijk, want Rita Verdonk hoopte dat ooit ook te doen.’
Saddiki heeft kritiek op het automatisme van de progressieve partijen, die volgens hem te gemakkelijk meenden dat de ‘allochtonen’ toch wel op hen zouden stemmen. ‘Van huis uit ben ik met de PvdA opgevoed, die traditioneel opkomt voor migranten. Maar de progressieve standpunten van linkse partijen zijn niet populair bij de moskeeën. In de moskee waar ik kwam, werd er gepreekt tegen het verplichte donorschap, omdat dit in strijd is met de islam. D66, mijn partij, wil dat iedereen automatisch donor wordt, maar dit standpunt ligt onder moslims erg gevoelig.’
De economiedocent voelt zich een beetje met het platteland verbonden, en een beetje met de stad. Gouda is een middelgrote stad, in de Randstad, maar ook onderdeel van de Bible Belt. ‘Ik voel mij thuis in een klein dorp, maar ook in de grote stad. Ik ben niet heel honkvast. Mijn ouders ook niet. Ze vinden het heel fijn – typisch Hollands – om door het platteland te fietsen.’
Cissy Joan voelt zich een ‘stadjer’ – zo worden de inwoners van de stad Groningen ook wel genoemd – en piekert er niet over om naar de Randstad te verhuizen, zegt ze. ‘Mensen vragen mij wel eens waarom ik niet naar Amsterdam ben vertrokken, of naar een andere stad in West-Nederland. Maar ik voel mij Groninger. Ik heb hier kansen gekregen, die ik misschien niet elders zou hebben gekregen. Dit is mijn stad. Groningen is echt een magische stad. De sfeer hier is fantastisch. Je moet echt met een flinke pot met geld komen, om te zorgen dat ik verhuis naar Amsterdam, naar een Grachtengordelpand. Maar als ik zo’n pand krijg, dan verkoop of verhuur ik die, en ga ik in Groningen een huis kopen. Wel eentje die aardbevingsbestendig is natuurlijk.’
Turkse Nederlanders ervaren angst vanwege invloeden vanuit Turkije. Daarbij vrezen ze vooral Diyanet, het overheidsorgaan voor Religieuze Zaken, en de Unie van Internationale Democraten (UID), een mantelorganisatie van regeringspartij AKP. Dat blijkt uit een nieuw rapport van het Instituut Clingendael.
De auteurs van het rapport Het Turkse diasporabeleid in Nederland enquêteerden duizend Turkse Nederlanders. Een kwart van de Nederlanders van Turkse afkomst voelt zich ‘onveilig’ vanwege de Turkse invloed in Nederland. Ook gaf ruim 40 procent van de Turks-Nederlandse respondenten aan dat de Nederlandse overheid hen beter moet beschermen tegen ‘negatieve invloed uit Turkije’.
De Kanttekening heeft het rapport gelezen en vraagt aan Turkse Nederlanders waar de pijn ligt.
Angst voor gevolgen
Het valt op dat de gevoelens van onveiligheid voor Turkije vooral voorkomen bij sympathisanten van de Turkse oppositie. Van de Erdogan-stemmers voelt 75 procent zich wel veilig, staat in het rapport. Onder kiezers van de oppositie ligt het veiligheidsgevoel dus beduidend lager met 38%. In dagbladen als Het Parool en het Leidsch Dagblad was veel aandacht voor de gevoelens van onveiligheid onder Turkse Nederlanders
‘Veelzeggend is nu dat ruim de helft van de ondervraagden vindt dat de Nederlandse overheid moet ingrijpen bij Turkse organisaties waar ondemocratische waarden worden gedoceerd’, schrijft het Leidsch Dagblad. ‘Kinderen op salafistische moskeescholen leren dat mensen met een ander geloof of andere levensovertuiging de doodstraf verdienen.’
Eerder had de ‘parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen’ (POCOB) al vastgesteld dat de invloed van de Turkse overheid leidt tot ‘sociale druk en intimidatie in Nederland’, onder meer door de monitoring van Turkse Nederlanders via Diyanet.
In het rapport van Clingendael is ook aandacht voor het ondermijnende survey-onderzoek van Max Hoffman. Hij concludeerde dat er ‘weinig bewijs’ is dat Turkse Nederlanders ‘druk ervaren vanuit Turkije’. Uit een rondgang onder Turkse Nederlanders door de Kanttekening blijkt al snel het tegendeel. Bijna niemand wil met naam en toenaam spreken, uit angst voor gevolgen. Alleen op anonieme basis dus.
‘Verklikt’
‘Ik herken wel dat Turkse Nederlanders zich onveilig voelen door de lange arm van Erdogan’, zegt een Turks-Nederlandse docent op een school. ‘Laatst is de naam van een vriend van mij gemeld bij de kliklijn in Turkije, via een moskee in Osdorp. Hij werd beschuldigd aanhanger van de prediker Fetullah Gülen te zijn [Gülenisten worden door de Turkse staat beschuldigd van de couppoging in Turkije, en als terroristen beschouwd]. Dat speelt nog steeds, minder dan direct na de couppoging in 2016, maar het gevaar om opgepakt te worden, is zeker niet voorbij.’
Hij vindt het niet gek dat er zoveel angst is onder bepaalde groepen Turkse Nederlanders. ‘Er verlaten zoveel verschillende politieke groeperingen Turkije. Koerden, Gülenisten, en linkse groeperingen. Ze worden door al die AKP-organen verklikt of van terreur beschuldigd. Ze kunnen van de ene op de andere dag in de gevangenis belanden. Zoals nu ook weer gebeurt met al die Koerdische journalisten in Diyarbakir (op 25 april arresteerden de Turkse autoriteiten 110 mensen die van ‘terrorisme’ werden verdacht, waaronder veel Koerdische politici, advocaten en journalisten, red.). Mijn vriend werd tijdens de ramadan verklikt.’
‘Ik vind het zonde dat jongeren geen balans kunnen vinden tussen de Turkse en Nederlandse politiek’
De docent vindt het ook begrijpelijk dat men meer steun en bescherming wil van de Nederlandse overheid. ‘Het was voor mijn vriend niet duidelijk wat hij kon doen. Hij is verklikt en nu loopt hij gevaar wanneer hij naar Turkije gaat. Daar kan hij worden opgepakt of erger. Waarom is er geen stappenplan voor Turkse Nederlanders die gevaar lopen door de Turkse overheid te worden opgepakt?’
Lijsten van critici
Een Koerdisch-Nederlandse onderzoeker kan met de docent meepraten. ‘Absoluut, ik pleeg al jaren zelfcensuur en ben gestopt met mij publiekelijk kritisch te uiten over Turks beleid en Turkse politiek.
Turkse organisaties houden lijsten bij van mensen die zich kritisch uiten. Zij komen Turkije wel binnen, maar komen er heel moeilijk weer uit. Er zijn genoeg mensen die ik ken die dat is overkomen. Daarnaast kom je ook in het vizier van regeringsgezinde Turkse Nederlanders’.
De Kanttekening zocht ook contact met de beweging Milli Görüs Zuid-Nederland, die wilde geen reactie geven op vragen met betrekking tot dit artikel.
De Koerdisch-Nederlandse onderzoeker vindt het niet vreemd dat uit het ondermijnende survey-onderzoek blijkt dat er geen bewijs zou zijn voor Turkse druk. ‘Ongeveer 70 procent van de Turken hier stemt voor Erdogan. Bij een kwantitatief onderzoek zoals een survey, kom je dus niet bij de aard van het probleem. Het probleem is juist de bestraffing van mensen met afwijkende meningen.’
Beeld: Suna Floret
‘Obsessie’
Docent Suna Floret van het Albeda College in Rotterdam ziet naar eigen zeggen ‘in de klas’ elke dag weer wat de Turkse druk teweegbrengt. ‘Ze zijn vooral met Erdogan bezig en de Turkse verkiezingen, in plaats van of Rutte aan de macht blijft. Ik vind het zonde dat jongeren geen balans kunnen vinden tussen de Turkse en Nederlandse politiek.’
Floret denkt dat die focus op Turkije vooral vanuit de ouders komt, die alleen het Turkse nieuws volgen. ‘Ik weet echt niet of ik het wel druk kan noemen bij het gros van de Turkse Nederlanders. Die Turkse obsessie zit namelijk heel diep bij de Nederlandse Turk. Ze hebben daar geen druk vanuit Turkije voor nodig.’
Ook Floret laat haar gedrag beïnvloeden door deze situatie. ‘Ik denk wel twee keer na of ik iets op Twitter zet over Erdogan. Ik heb geen zin in problemen en discussies. Ik was vijf jaar lang = columnist bij het Algemeen Dagblad. Helaas geloof ik niet meer echt in een open debat. Het komt heel snel tot een clash.’
Dreigen met geweld
Ondernemer en panellid van de Kanttekening Ibrahim Özgül is van mening dat er altijd wel invloeden van buitenaf zullen zijn. ‘Mensen die in de Nederlandse gemeenteraad of Staten zitten, worden ook door sociale media beïnvloed, die op hun beurt weer compleet aan internationale invloeden zijn overgeleverd, met name de Amerikaanse wereld. Aan de hand van die informatie bepalen mensen wat ze gaan stemmen. Dat gebeurt nu dus ook voor Turkije, via familie, politiek of Diyanet. Dat is niet te stoppen.’
Voor Özgül is het wel een ander verhaal als die beïnvloeding doorslaat naar bedreigingen en ‘wanneer in verenigingen bijvoorbeeld wordt opgeroepen tot geweld’. Hij doelt op het voorval met een AKP-politicus die Koerden en Gülenisten wilde ‘aanpakken’. Özgül: ‘Dat soort dingen kunnen gewoon niet. Het mag ook niet toegelaten worden. En als dat ergens wordt geconstateerd, is het Openbaar Ministerie aan zet.’
Özgül wijst er wel op dat zulke dingen lastig te bewijzen zijn, behalve een zeldzame uitgelekte video hier of daar. Maar volgens hem gebeuren de bedreigingen veel meer ‘binnenskamers’, die veel lastiger te bewijzen zijn. ‘Met een poll ofzo is dat niet te achterhalen.’
Een alevitische Nederlander, die ook graag anoniem blijft, zegt dat hij vooral op zijn ‘hoede is’ in Turkije. ‘En moet je nagaan, dan heb ik ook nog eens geen Turkse nationaliteit. Maar toch ben ik bang dat ik teruggestuurd kan worden als ik iets zet op sociale media. Op dit niveau ervaar ik druk vanuit Turkije. Er is altijd de angst dat er iets kan gebeuren.’
Toen hij tijdens de aardbeving kritisch was op de Turkse overheid, ervoer hij vanuit zijn eigen omgeving druk. ‘Je bent toch niet alleen op deze wereld, je hebt ook kinderen’ werd dan tegen hem gezegd. ‘Ik ben het dan ook niet eens dat er geen bewijs voor druk is. We maken het voortdurend mee. Er worden mensen op terreurlijsten gezet. Als je een Turkse nationaliteit hebt, dan kun je een uitreisverbod krijgen.’
Buitenlandse financiering
In het rapport staat dat politieke beïnvloeding vanuit de Turkse staat vooral vanuit Diyanet en nieuwe organisaties zoals UID wordt georganiseerd: ‘Deze organisaties richten zich op het promoten van de Turkse identiteit, cultuur en verbondenheid met de Turkse staat alsmede diens buitenlandse politiek. Twee doelstellingen staan daarbij centraal: het mobiliseren van het eigen electoraat binnen de diaspora (mogelijk gemaakt door het stemmen in het buitenland tussen 2014-2016 drastisch te vergemakkelijken) en het monitoren van politieke tegenstanders. Dat laatste doel werd prominenter na de poging tot een staatsgreep van 2016.’
Uit de peiling onder duizend Turkse Nederlanders blijkt dat ‘een grote meerderheid binnen de Turks-Nederlandse gemeenschap tegen het verbieden van buitenlandse financiering van weekendscholen (67 procent oneens, 18 procent eens). Erdogan-stemmers zijn de grootste tegenstanders (77 procent), maar ook de Volksalliantie (Turkse oppositie met Kilicdaroglu als presidentskandidaat, red) (61 procent) en niet-stemmers (63 procent) pleiten tégen een verbod.’
Buitenlandse financiering van moskeeën kan echter op minder onverdeelde steun rekenen. ‘Een meerderheid van 52 procent is tegen een verbod op buitenlandse financiering van moskeeën, tegenover 30 procent die het er wél mee eens is’, staat in het rapport.
‘De PVV krijgt ook buitenlands geld. Waarom dan niet een weekendschool waar Turkse waarden en normen wordt onderwezen?’
De Turks-Nederlandse gemeenschap die de Kanttekening heeft gesproken ligt in een spagaat over de buitenlandse financiering. Niemand is per se tegen, omdat culturele en religieuze vrijheden hoog in het vaandel staan. Maar als onder het mom van culturele vrijheden ‘onderdrukkende mechanismen’ de vrije hand krijgen, dan ben ik tegen, zegt de alevitische Nederlander.
De Koerdische-Nederlandse onderzoeker is tegen het verbieden van buitenlandse financiering van moskeeën en weekendscholen. ‘Gelijke monniken gelijke kappen. Andere etnische gemeenschappen mogen het wel, dus Turken moet dezelfde behandeling krijgen. Wat ongewenst is, is de beangstigende buitenlandse inmenging. Dus wanneer andersdenkenden worden geïntimideerd en bedreigd. Als je dat wil tegengaan, moet je andere middelen inzetten. Geen verbod.’
Ondernemer Özgül is ook tegen een verbod. ‘Ik bedoel de PVV krijgt ook buitenlands geld binnen. Voetbalclubs krijgen buitenlands geld. En waarom dan niet een weekendschool waar Turkse waarden en normen wordt onderwezen, dat zijn culturele rechten waar niet aan getornd mag worden. Daar ben ik zeker niet tegen. We hebben het nu over Turken, maar dit geldt net zo goed voor Hindoestaanse, Chinese of Engelse culturele verenigingen. Dat is ok, als de wet maar niet wordt overtreden.’
Floret neigt ernaar tegen buitenlandse financiering te zijn. ‘De focus moet toch meer Nederland zijn, omdat de balans nu helemaal zoek is. Religie en Turkse taal, doe dat meer binnenshuis, denk ik dan. Wat doet een Turkse imam hier? Hoe kunnen zij ooit met de belevingswereld van de jongeren in Nederland meegaan?’
Floret vindt het onbegrijpelijk dat er minder liefde is voor Nederland. ‘De verhoudingen zouden 70/ 30 moeten zijn. Want uiteindelijk is de focus op Nederland in hun eigen voordeel. Het is niet Erdogan die bepaalt hoeveel studiefinanciering ze krijgen en of er straks nog wel huisvesting voor ze is in de stad.’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.