Het Sidney Opera House belooft racisme binnen de eigen gelederen met wortel en tak ‘uit te roeien’. Het befaamde operagebouw reageert hiermee op een oproep van een groep ex-werknemers.
De groep zegt dat het operagebouw een onveilige werkomgeving is waar werknemers raciaal werden geprofileerd. De groep vindt ook dat de Sidney Opera House diverser moet worden, en dat de staf uit uit meer Aboriginals, Aziaten en zwarte mensen moet bestaan.
Veel werknemers zijn ook nog steeds boos over een incident uit 2016, toen tijdens een bedrijfsfeestje met als thema ‘Hollywood’ een witte medewerker kwam opdagen als de zwarte acteur Samuel Jackson uit Pulp Fiction. De man werd gedwongen om de smarte schmink van zijn gezicht te wassen.
Een ander voorval vond in 2018 plaats, toen tijdens een concert in het muziekgebouw een sponsor werd verzocht zijn t -shirt met de tekst ‘Destroy White Supremacy’ uit te trekken.
De directrice van het operahuis zegt de klachten nu serieus op te willen pakken. Ze heeft onderzoek gedaan onder honderden werknemers naar de werksfeer en zegt dat de resultaten ‘confronterend’ zijn.
Er volgen nu nieuwe stappen. Zo zal bij het aantrekken van nieuwe mensen meer worden ingezet op niet-wit talent. Ook zullen witte werknemers een cursus moeten volgen om hun eigen vooroordelen over anders uitziende mensen weg te laten nemen.
De Marokkaanse premier Saadeddine el Othmani heeftHamas een telegram gestuurd waarin hij de organisatie feliciteerde ‘voor de overwinning van het Palestijnse volk.’Dit schrijft Morocco World News.
‘Het doet mij een genoegen u mijn warmste gelukwensen te sturen en deze door te sturen aan iedereen van het broederlijke Palestijnse volk, waarbij ik Allah vraag u te beschermen tegen alle kwaad en onheil, genade te hebben voor alle martelaren en iedereen die gewond is te genezen,’ aldus Othmani (foto).
Hamas claimde vorige week de overwinning, omdat het zich ‘met succes heeft verzet tegen een vijand die zowel economisch als militair sterker is’.
Ook de Israëlische premier Benjamin Netanyahu riep zichzelf tot winnaar uit. Er zouden meer dan 200 Hamas-leden zijn gedood, onder wie 25 topfunctionarissen. Ook zouden vele fabrieken en opslagplaatsen van wapens zijn uitgeschakeld, net als het tunnelnetwerk van Gaza. Daardoor kan Hamas geen raketten meer het land insmokkelen, aldus Netanyahu.
De meeste media melden meer dan 200 doden en 1.500 gewonden aan Palestijnse zijde. Volgens de Palestijnse Autoriteit gaat het hierbij om veel burgerslachtoffers, waaronder zestig kinderen. Volgens de Verenigde Naties moesten ruim 100.000 inwoners van de Gazastrook hun huizen verlaten. Israël meldde tien doden als gevolg van raketten uit Gaza.
De Marokaanse felicitaties aan het adres van Hamas zijn opmerkelijk. Het koninkrijk hield zich tijdens het recente Israëlisch-Palestijnse conflict op de vlakte. Na het geweld in Jeruzalem veroordeelde Marokko Israël wel, maar zonder het land te noemen. Marokko maakte bovendien hardhandig een einde aan pro-Palestina-demonstraties in het land.
Marokko normaliseerde recentelijk de betrekkingen met Israël, in ruil voor de erkenning van de soevereiniteit over de Westelijke Sahara door de Verenigde Staten.
Veel Nederlanders voelden zich in de steek gelaten toen Mark Rutte per tweet zijn steun uitsprak aan Israël. Daaronder ook veel Turks- en Marokkaans-Nederlandse moslims. Ze bekritiseerden westerse leiders als Rutte en Biden om hun pro-Israëlische opstelling, maar lieten moslimleiders uit de regio buiten schot of prezen hen.
Sommigen pronkten op Palestina-demonstraties zelfs met Turks vlagvertoon. Ze lieten weten: president Erdogan is onze leider, hij komt wél op voor de Palestijnen.
Rondom de slag tussen Israël en Hamas tuigde Turkije een PR-offensief op om dit beeld te bestendigen. Zo noemde Erdogan Israël een ‘terreurstaat’ die ‘een lesje’ verdient en vervloekte hij Oostenrijk, dat de Israëlische vlag hees op het parlement.
Maar dit idee van Erdogan als leider der moslims die het opneemt voor de Palestijnen is louter gestoeld op woorden. Zijn beleid richt zich niet op échte verbetering van de Palestijnse positie. En dat weten weinig moslims.
Voor Israël staat Turkije op nummer 6 in de lijst met exportlanden. Turkije kan Israël een lesje leren met economische sancties. Maar daar dreigde Erdogan niet eens mee.
Rationeel economisch gedrag: andersom is Israël de op twee na grootste exportbestemming van Turkije. Niet zonder toeval. De handel tussen Israël en Turkije vervijfvoudigde sinds Erdogans aantreden in 2002. Daarnaast leunt Turkije ook in militair opzicht op Israël: het gebruikt Israëlische tanks en wapens.
Met zijn ‘kritiek’ op Israël wil Erdogan de harde kern van zijn electoraat in toom houden en moslims in de rest van de wereld doen geloven dat hij hun leider is. En velen trappen erin.
Ook de bij veel Marokkaanse Nederlanders geliefde koning Mohammed VI gaat niets wezenlijks betekenen voor de Palestijnen. Ja, koning Mohammed VI stuurde wel noodhulp naar Gaza. Maar het is slechts een doekje voor het bloeden.
Marokko normaliseerde de betrekkingen met Israël, in ruil voor Amerikaanse erkenning van Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara. De economische banden met Israël zijn hechter geworden, en Marokko verloor gelijk zijn tong. Na het geweld in Jeruzalem veroordeelde Marokko Israël wel, maar zonder het land te noemen. Marokko maakte ook hardhandig een einde aan pro-Palestina-demonstraties.
Een verklaring door de Organisatie voor Islamitische Samenwerking (OIC), een collectief van 57 islamitische landen, liet lang op zich wachten: vier dagen voordat er een staakt-het-vuren was bereikt. Het stond bol van de ferme taal – een veroordeling van Israëls gedrag in Gaza, de Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem – maar sprak niet over concrete acties. Dit komt deels door de weifelende positie van Saoedi-Arabië, de voorzitter van de OIC.
Saoedi-Arabië hint op betere betrekkingen met Israël, maar zegt dat er dan eerst meer uitzicht moet zijn op een Palestijnse staat. Toch hield het koninkrijk, de grootste bondgenoot van Amerika in de regio, zich afgelopen weken koest – zeker nu de Verenigde Arabische Emiraten de betrekkingen met Israël hebben verbeterd. Sowieso heeft Saoedi-Arabië, dat in Israël een bondgenoot ziet tegen Iran en Turkije, veel te verliezen als de Israëlisch-Saoedische betrekkingen verslechteren, hoewel het koninkrijk nu met Teheran en Ankara praat over een betere relatie.
In de moslimwereld gaan handel en geopolitieke positie boven daden na woorden, wanneer die woorden er al zijn
Het is met een vergrootglas zoeken naar landen in de regio die echt wat voor de Palestijnen betekenen. Egypte komt het dichtst in de buurt: het bemiddelde in de totstandkoming van de wapenstilstand. Ook trekt het een half miljard uit voor de ‘heropbouw’ van Gaza. Maar verder blijft de grens met Gaza potdicht en hoeven we van Egypte weinig te verwachten. Tussen Israël en president Sisi – aartsvijand van de Moslimbroederschap, waar Hamas van afstamt – is de economische en strategische samenwerking enkel toegenomen.
In de moslimwereld gaan handel en geopolitieke positie boven daden na woorden, wanneer die woorden er al zijn. In deze inconsequentie zijn deze landen opvallend consequent. Zie ook het collectieve stilzwijgen ten opzichte van China, dat mogelijk genocide pleegt op de islamitische Oeigoeren. Niemand wil zijn waardevolle relatie met China op het spel zetten.
Denk hier maar aan, wanneer de volgende geweldsuitbarsting tussen Israël en Hamas zich aandient. Je kunt de straat opgaan en nog zo hard Erdogan prijzen: hij zal het tevreden aanzien, maar hij zal net als al die andere moslimleiders niet antwoorden met daden die het lot van de Palestijnen wezenlijk verbeteren.
Het enige protest dat heel misschien effect zal hebben, is niet gericht tegen westerse leiders, maar tegen de hypocriete opstelling van deze moslimleiders.
De CHP heeft als grootste speler in de oppositie de beste papieren om de macht van Erdogan te breken. Toch slaat deze partij vooralsnog geen deuk in een pakje boter.
Na twee decennia dominantie door president Recep Tayyip Erdogan en zijn islamistische AKP is er nog maar weinig over van de democratische rechtsstaat in Turkije. De media zijn voor 90 procent in handen van Erdogan en de zijnen. Parlementariërs van de oppositie verliezen hun parlementaire immuniteit en kunnen strafrechtelijk worden vervolgd. De pro-Koerdische partij HDP hangt zelfs een verbod boven het hoofd.
Tegen dit beleid wordt, zo lijkt het, maar zwakjes oppositie gevoerd door de seculier-nationalistische CHP, de grootste oppositiepartij van Turkije. Na de mislukte coup van juli 2016 stond de CHP achter Erdogan. De oppositiepartij is voorstander van een hard optreden tegen de PKK, die in Turkije, de EU en de VS op de terreurlijst staat. Tevens steunde de CHP de invasie van Noord-Syrië en de oorlog tegen Armenië om Nagorno-Karabach. Daarom vroegen we Turkije-watchers: is de CHP wel echt een oppositiepartij?
Beperkte speelruimte
‘In het huidige presidentiële systeem van Turkije, dat in 2017 is ingevoerd, is de rol van het parlement, dus ook die van de oppositiepartijen beperkt, vertelt voormalig GroenLinks-Europarlementariër en Turkije-deskundige Joost Lagendijk. ‘Die oppositie bestaat meestal uit verzet tegen Erdogan via de megafoon of de eigen mediakanalen.’ Meer effect hebben volgens hem de activiteiten van CHP-burgemeesters op lokaal niveau, zoals Ekrem Imamoglu in Istanbul. ‘Daar kan de CHP laten zien wat ze waard is en waarin ze verschilt van de AKP.’
Voor een verbod op de CHP vreest Lagendijk niet. ‘De CHP is de oudste partij van Turkije, de partij van Mustafa Kemal Atatürk, de stichter van de Republiek Turkije. Je kunt de CHP wel proberen in het nauw te drijven, maar Erdogan weet dat hij de partij nooit zal kunnen verbieden, en dat weet de CHP zelf ook. Als Erdogan dat zou wel doen, dan valt de bodem onder zijn democratische legitimiteit als president in één keer weg.’
Lagendijk gelooft niet dat de intimidatie van de CHP door middel van het recente opheffen van de immuniteit van een aantal parlementsleden heel succesvol zal zijn. De CHP is volgens hem echt van een ander statuur dan de pro-Koerdische HDP die, evenals haar voorgangers, altijd aan de PKK gelinkt kan worden en dus in verband kan worden gebracht met terrorisme.
‘Er is maar één echte oppositiepartij in Turkije en dat is de HDP’
De Turkse journalist Ergun Babahan, die in Canada woont, gelooft ook niet dat de CHP snel verboden zal worden. ‘Toen Donald Trump nog president van Amerika was had Erdogan veel speelruimte, Trump greep toch niet in. Maar nu, onder Joe Biden, is dat heel anders. Erdogan durft de CHP niet te verbieden. Hij laat nu – in stilte – veel journalisten vrij, om op deze manier de betrekkingen met de VS te verbeteren.’
Babahan beaamt dat de CHP onder het autoritaire presidentiële systeem minder mogelijkheden heeft om oppositie te voeren, maar de CHP doet dit ook niet omdat de partij zeer gericht is op de staat. ‘De CHP is geen partij van het volk, maar een partij van de staat. Doel van de CHP is niet om voor het volk op te komen, maar om de staat te beschermen. De partij heeft geen banden met het maatschappelijk middenveld, de civil society.’
Oppositievoeren ligt niet in de aard van de CHP, stelt Babahan: ‘De CHP straalt een en al gecontroleerde oppositie uit. Dat doen alle oppositiepartijen, behalve de HDP. De HDP doet eigenlijk wat alle andere oppositiepartijen in Turkije zouden moeten doen: de straat opgaan, protesteren, er zijn voor de mensen. De CHP beschouwt zich als een patriottische partij, maar de enige partij die echt voor Turkije en de Turken opkomt is de HDP.’
Eenheidsdwang en diversiteit
De Turks-Duitse journalist Erkan Pehlivan is het roerend met die analyse eens. ‘Er is maar één echte oppositiepartij in Turkije en dat is de HDP. Daarom wil Erdogan de HDP ook verbieden.’ De andere oppositiepartijen passen zich aan de heersende consensus aan. ‘Zij komen niet op voor de rechten van minderheden, zoals de Koerden, alevieten (een vrijzinnige islamitische geloofsgemeenschap, red.), Joden, Armeniërs en andere christenen. Al die zogenaamde oppositiepartijen erkennen de Armeense Genocide van 1915 ook niet. Dat doet alleen de HDP.’
Ook brengt Pehlivan de genocide op de alevitische Koerden in Dersim in de jaren 1937-1938 ter sprake. Atatürk, de oprichter van de Turkse Republiek en ook van de CHP, was medeverantwoordelijk is voor deze volkerenmoord, vertelt hij. ‘De huidige leider van de CHP, Kemal Kilicdaroglu, is een aleviet met roots in Dersim. Wellicht zijn familieleden van hem toentertijd vermoord. Maar als hij zegt: ‘Ik ben een aleviet met Koerdische wortels’, dan wordt hij gedwongen om op te stappen. Je mag wel aleviet zijn of Koerd, maar je mag deze identiteit niet al te openlijk uitdragen. Je mag niet opkomen voor de rechten van minderheden, dat is not done. Niet bij de AKP van Erdogan, maar ook niet bij de zogenaamde oppositiepartijen. De hele politieke cultuur van Turkije wordt gedomineerd door nationalisme en eenheidsdwang.’
‘De Armeense Genocide en de repressie van de HDP zijn belangrijke symbooldossiers voor de EU, maar in Turkije staan deze onderwerpen nu niet bovenaan de politieke agenda’, reageert Joost Lagendijk. Het belangrijkste onderwerp is nu de economie, legt hij uit. Daar gaat het, eufemistisch gezegd, niet goed mee, vanwege COVID-19 en de problemen met de Turkse lira.
En juist de economie is het onderwerp waar de CHP, en ook de andere oppositiepartijen, hun pijlen op richten. ‘Met haar kritiek op het sociaaleconomische beleid van de regering raakt de CHP een gevoelige snaar bij de Turkse kiezer. Er is veel werkloosheid. Turkije kampt met een torenhoge inflatie. Bedenk ook dat Erdogan nu al weer twintig jaar aan de macht is. Veel burgers zijn hem zat.’
‘De CHP straalt een en al gecontroleerde oppositie uit’
Volgens Lagendijk is het belangrijk dat de CHP de conservatieve kiezers, en dat zijn er veel in Turkije, niet te veel van zich vervreemdt door een strenge secularistische politiek. ‘De CHP richtte zich aanvankelijk heel erg op identiteitsissues, zoals de hoofddoek. Deze strijd heeft Erdogan duidelijk gewonnen. Hij voert dit soort debatten gewoon veel beter. Daarom profileert de CHP zich op het thema economie, waar veel meer winst te behalen valt.’
Lagendijk wijst daarnaast op de nieuwe generatie CHP’ers, die minder op de staat gericht zijn en meer op het maatschappelijk middenveld. ‘In de CHP zit natuurlijk een sterk kemalistische traditie, oudgedienden die een Atatürk-speldje dragen op hun revers, maar de nostalgie van toen werkt nu niet meer. Wat wel werkt is de politiek van nieuwelingen als Ekrem Imamoglu, de burgemeester van Istanbul. Hij is religieus en gaat naar de moskee. Hierdoor is hij populair bij conservatieve kiezers, die anders AKP stemmen. Ook werkt Imamoglu samen met de Koerden. Hij bereikt op deze manier veel meer kiezers dan alleen de traditionele achterban.’
Sociaaldemocratische familie
De CHP beschrijft zichzelf als een ‘moderne sociaaldemocratische partij, die trouw is aan de principes en waarden van de Republiek Turkije.’ De CHP is pro-Europa en lid van Partij van Europese Socialisten, de Socialistische Internationale en de Progressieve Alliantie. ‘De CHP is noch sociaal noch democratisch. Ik begrijp niet wat ze bij de sociaaldemocratische familie te zoeken hebben’, zegt journalist Pehlivan. ‘In feite is de CHP gewoon een uiterst rechtse partij, die meer past bij Alternative für Deutschland, Rassemblement National van Marine Le Pen en de PVV van jullie Geert Wilders.’ Ook Babahan vindt dat de CHP niet in de sociaaldemocratische familie thuishoort, omdat de CHP een staatspartij is, geen partij die opkomt voor de belangen van het volk. ‘Ze hebben geen banden met de vakbond, in tegenstelling tot hun ‘zusterpartijen’ in Europa’, legt hij uit.
In de jaren zeventig was de CHP onder leiding van Bülent Ecevit een linkse partij, te vergelijken met de PvdA van Joop den Uyl en de SDP van Willy Brandt, vertelt Lagendijk. De CHP was in die tijd ook kritisch op de NAVO. In de jaren tachtig en negentig, toen de Turkse staat in oorlog was met de PKK, domineerde de nationalistische vleugel. ‘Toen was de CHP echt een Fremdkörper in de sociaal-democratische familie.’
Maar tegenwoordig is de CHP weer een stuk progressiever en komt de partij op voor vrouwenrechten en homorechten. ‘Denk bijvoorbeeld aan de kritiek op de terugtrekking van Erdogan uit de Istanbul Conventie (het internationale, ook door Turkije geratificeerde verdrag tegen vrouwenmishandeling, red.).’ Bij een deel van de CHP ligt deze progressieve koers gevoelig, maar niet bij de nieuwe generatie, aldus Lagendijk. ‘De CHP begint daardoor steeds meer te lijken op andere sociaaldemocratische partijen.’
Pehlivan ziet het opkomen voor vrouwenrechten en LHBT-rechten door de CHP vooral als window dressing. ‘De CHP is niet echt seculier, maar kemalistisch. Diyanet, het Turkse presidium voor godsdienstzaken, is feitelijk een staatskerk. De CHP houdt niet van minderheden. Voor gevangen HDP-politici als Selahattin Demirtas en Ömer Faruk Gergerlioglu steekt de partij geen vinger uit. En net als Erdogan wil de CHP de Gülenbeweging, die verantwoordelijk wordt gehouden voor de mislukte coup van juli 2016, vernietigen. In Turkije zitten er kinderen van vijf jaar in de gevangenis, die nog een baby waren toen hun moeder werd gearresteerd. Deze kinderen, die bij hun moeder zijn gebleven, hebben nog nooit een vrij leven gekend. Maar de CHP komt niet voor hen op. De CHP is alleen voor mensenrechten als het haar uitkomt.’
Lagendijk wil dit beeld nuanceren. ‘De CHP had kritiek op de arrestatie van Gergerioglu en heeft zich ook uitgesproken tegen de gevangenhouding van Demirtas. Het is niet zo dat de CHP kritiekloos alle Koerdische eisen steunt, maar de partij komt nu meer voor deze zaak op dan drie, vier jaar geleden.’ De CHP was daarnaast nooit een grote vriend van de Gülenbeweging, vertelt Lagendijk. ‘De beweging werd en wordt nog steeds gezien als een conservatieve islamistische beweging en handlanger van Erdogan bij het wegzuiveren van Kemalisten uit het Turkse staatsapparaat in de jaren 2003-2011. Die aversie betekent ook dat er weinig tot geen compassie is voor het lot van Gülen-aanhangers na de coup van juli 2016. Dat de Gülenbeweging daar achter zat wordt ook door de CHP niet betwijfeld.’
En straks?
Het is geen uitgemaakte zaak dat Erdogan in 2023 opnieuw de presidentsverkiezingen wint, voorspelt Lagendijk. ‘In de polls doet de AKP het slecht. Natuurlijk, Erdogan en de zijnen beheersen de media, en ze zullen mogelijk ook met dirty tricks komen straks om de verkiezingen alsnog te winnen, maar ik geloof niet dat een overwinning van Erdogan zo vanzelfsprekend is.’ Ook relativeert Lagendijk de effectiviteit van repressie: ‘Als de AKP te veel mensen van de oppositie vervolgt, versterkt dit hun saamhorigheidsgevoel. Erdogan probeert de nationalistische partij IYI los te weken van het oppositieblok, maar dat werkt niet als hij te veel leunt op het middel van repressie.’
Pehlivan is minder optimistisch over de electorale kansen van de oppositie, vertelt hij. ‘Ik weet het niet. Erdogan controleert media en de rechterlijke macht. Ik kan mij niet voorstellen dat hij zijn macht afstaat voordat hij overlijdt.’
Babahan is het daarentegen met Lagendijk eens. ‘De speelruimte van Erdogan is nu beperkter geworden, met Joe Biden als president. De kans op een exit van Erdogan is hierdoor groter geworden.’
‘In grote lijnen denken AKP en CHP hetzelfde’
Zal Turkije wezenlijk veranderen als de CHP aan de macht komt? Pehlivan denkt van niet. ‘In grote lijnen denken AKP en CHP hetzelfde. Erdogan gebruikt religieuze leuzen, de CHP Europese leuzen, maar de tienduizenden politieke gevangenen zullen echt niet meteen vrijgelaten worden. Daarnaast mag je de Turkse grondwet niet bekritiseren, waarin de Turkse identiteit op een draconische wijze wordt beschermd. Het Koerdisch zal niet erkend worden als tweede taal en het vieren van Newroz, het Koerdische nieuwjaar, blijft ook gevoelig liggen.’
‘Beweren dat de CHP in niks verschilt van de AKP is politiek nihilisme en defaitisme van het onzuiverste water’, antwoordt Lagendijk. ‘Ja, ook de CHP staat in een Turks-nationalistische traditie en dat betekent dat ook de CHP moeite zal hebben met het volledig tegemoet komen aan Koerdische eisen op het gebied van taal, cultuur en regionale autonomie. Maar er zal zeker iets ten goede veranderen. Voor de alevieten zal een CHP’er aan het stuur een grote stap vooruit zijn. Dat geldt ook voor vrouwenrechten, een onafhankelijke rechterlijke macht en de persvrijheid. Nee, de hemel op aarde zal ook een CHP-president niet kunnen brengen. Maar een breuk met veel repressieve maatregelen van Erdogan behoort zeker tot de mogelijkheden.’
Babahan: ‘Er zal zeker iets veranderen als Erdogan vertrekt. Natuurlijk, de CHP is niet perfect, verre van zelfs, maar ze staat wel een betere relatie met het Westen voor. Erdogan jaagt met zijn militante, islamistische en antisemitische retoriek het Westen tegen zich in het harnas. Als de CHP aan de macht komt, dan keert Turkije terug naar hoe het voor 2000 was.’
In zijn alweer zevende video ‘onthult’ maffiabaas Sedat Peker (49) dat oud-premier Binali Yildirims zoon, die in Nederland een rederij runt, een internationaal drugsnetwerk coördineert.
De ‘onthullingen’ van Peker, die een kruistocht voert tegen de Turkse staat, brengen de regering van president Erdogan in ernstige verlegenheid. In zijn geruchtmakende YouTube-video’s, die miljoenen keren worden bekeken, hangt Peker nu al drie weken de vuile was buiten. Zo beschuldigt Peker de overheid van cocaïnehandel, de inbeslagname van eigendommen, verkrachting en samenwerking met de Russische maffia.
Hij neemt zo wraak op het Turkse regime, dat een deel van zijn criminele netwerk in Turkije heeft opgerold en een huiszoeking heeft gedaan in Pekers villa in Istanbul. Peker woont nu in ballingschap in Dubai in de Verenigde Arabische Emiraten.
In zijn zevende video richt Peker zijn pijlen op vader en zoon Yildirim. Binali Yildirim was van mei 2016 tot juli 2018 minister-president van Turkije. Daarvoor was hij minister van Transport. Erkam Yildirim, de zoon van de premier, heeft volgens Peker een nieuwe drugsroute opgezet naar Venezuela. In januari en in februari maakte hij hiervoor een reis naar het land, om een plek te regelen in de jachthaven van Caracas, aldus de gangster.
Peker vertelt dat Erkam Yildirim ook betrokken is bij illegale gokactiviteiten. Bovendien wijst hij op de vriendschap van Yildirim met minister Süleyman Soylu van Binnenlandse Zaken, een van de ministers waar Peker een appeltje mee te schillen heeft.
Binali Yildirim, tegenwoordig vicevoorzitter van Erdogans AKP, noemt de aantijging ‘absoluut laster’ en ‘een complete belediging’. ‘Mijn zoon ging naar Venezuela. Hij ging niet in januari of februari, zoals vermeld, maar in december vorig jaar. Hij nam ook wat materiaal mee, zoals testkits en maskers, en deelde ze uit aan de mensen die daar behoefte hadden om corona te bestrijden’, aldus de oud-premier.
Erkan reisde in december naar Venezuela samen met de delegatie van de Interparlementaire vriendschapsgroep Turkije-Venezuela, zegt de AKP. Op Twitter dook een foto op van deze delegatie, waarop ook Erkam Yildirim te zien is
Erkam Yildirim heeft de leiding over een internationale vrachtrederij in Almere, Zealand Shipping B.V., dat tussen 2012 en 2015 meer dan acht miljoen euro verlies heeft gemaakt, zo onthulde het Parool in 2016.
Deze week zal het Ierse parlement stemmen over een motie om de Israëlische ambassadeur het land uit te zetten.
Elf parlementariërs van vier partijen dienden de motie vorige week in, toen er nog geen wapenstilstand was afgesproken tussen Israël en Hamas. De motie stelt dat ‘meer dan zestig kinderen zijn vermoord door het Israëlische leger’ en ‘dat de huidige escalatie van geweld in gang werd gezet door de poging om 28 Palestijnse gezinnen etnisch te zuiveren uit het Sheikh Jarrah-gebied in Jeruzalem’.
Daarnaast beschuldigt de motie Israël van oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en het uitbreiden van illegale nederzettingen in Palestijns gebied. ‘De aanwezigheid van de Israëlische ambassadeur in Ierland is onhoudbaar in deze omstandigheden.’
De kans dat de motie wordt aangenomen is klein, schrijft de conservatieve Israëlische krant the Jerusalem Post. Bovendien gaat het om een niet-bindende motie, die de regering naast zich kan neerleggen mocht de motie toch een Kamermeerderheid achter zich krijgen.
Toch leeft het onderwerp. Meer dan 80.000 mensen hebben een petitie van de jongerentak van Sin Féin, een Ierse oppositiepartij, ondertekend, om de Israëlische ambassadeur Ierland uit te zetten.
Een Republikeinse meerderheid in de senaat van de Amerikaanse staat Texas heeft ermee ingestemd om het lesgeven in de zogenoemde critical race theory in onderwijsinstellingen te verbieden.
In het wetsvoorstel van senator Bryan Hughes staat dat scholen leerlingen niet mogen onderwijzen dat de Verenigde Staten inherent racistisch is, maar moeten wijzen op de principes van de Amerikaanse revolutie die de Verenigde Staten zo bijzonder maken.
‘Is er racisme dat aangekaart moet worden? Ja, het is niet meer wat het was, maar het bestaat, en het moet worden aangekaart’, zei Hughes toen hij zijn wetsvoorstel in de senaat verdedigde. ‘We willen ons steentje bijdragen aan het gesprek over onze geschiedenis – inclusief de zwarte bladzijden – maar willen het waarachtig en genuanceerd brengen.’
In critical race theory staan de slavernij en begrippen als ‘institutioneel racisme’, ‘intersectionaliteit’ en ‘witte suprematie’ centraal. Doel van deze academische invalshoek is om de effecten van ras en cultuur op iemands sociale status in een samenleving te bestuderen. Maar de Republikeinen vinden deze tak van studie eerder lijken op activisme dan op wetenschap. Witte studenten krijgen een schuldgevoel aangepraat, vinden zij.
In het wetsvoorstel worden docenten ook verboden om leerlingen extra studiepunten te geven voor politieke activiteiten. Docenten moeten juist neutraal zijn, staat in het wetsvoorstel.
Het wetsvoorstel moet eerst nog naar het regionale Huis van Afgevaardigden voordat het een wet wordt.
Democraten zijn tegen het wetsvoorstel, dat ze zien als een motie van wantrouwen tegen docenten. Ook stellen ze dat slavernij en witte suprematie gewoon moreel verkeerd zijn. Daar kan nu eenmaal geen ‘neutraal’ perspectief tegenover gezet worden, vinden ze.
Toch lijkt het erop dat de Democraten aan het kortste eind gaat trekken: ook in het Texaanse huis zetelt een Republikeinse meerderheid.
De Franse minister Jean-Yves le Drian (Buitenlandse Zaken) vreest voor ‘langdurige apartheid’ in Israël als de Palestijnen niet snel een eigen staat krijgen.
De minister is voor een tweestatenoplossing, maar de Israëlische regering van Benjamin Netanyahu is daar tegen. Volgens Le Drian (foto) dreigt daardoor een verdere scheiding tussen Israëliërs en Palestijnen. Hij stelt dat de recente raketoorlog de noodzaak voor deze oplossing groter gemaakt heeft. ‘Het vredesproces moet weer op gang komen. Dat gaat stap voor stap.’
Het is de eerste keer dat een lid van de Franse regering het woord ‘apartheid’ in de mond neemt als het gaat over Israël. Eerder deze maand nam de Duitse regering nog afstand van deze term om de situatie in en rond Israël te beschrijven.
De term ‘apartheid’ is berucht door de politiek van rassenscheiding in Zuid-Afrika. Volgens het nieuwste rapport van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch bedrijft Israël apartheid. Een motie van BIJ1 om dit als Tweede Kamer te erkennen werd alleen door Denk gesteund.
Veel Palestina-activisten geloven, in tegenstelling tot Le Drian, niet meer in een tweestatenoplossing. Zo vindt de Palestijns-Nederlandse activiste Ieman Abou Rashed dat ‘alle zionisten’ uit Israël moeten vertrekken. ‘Laat Europa hen een stuk van zijn eigen land geven’, zei ze in het christelijke Nederlands Dagblad. ‘Dan krijgt Europa meteen ook het zionisme weer terug. Het Westen voelt zich natuurlijk schuldig over de Holocaust. Wij ontkennen die ook niet. Maar moeten Palestijnen daarvoor nu nog steeds opdraaien?’
ChristenUnie-leider Gert-Jan Segers reageert woedend op deze quote. ‘Israël en alle Joden die in dat land hun veilig onderkomen hebben gevonden moeten ‘in principe’ weg. Het wordt gedebiteerd en gepubliceerd als een interessante optie’, twittert hij kritisch richting het Nederlands Dagblad.
De Vereniging van Universiteiten is tegen het boycotten van Israëlische universiteiten. Dit schrijft voorzitter Pieter Duisenberg op Twitter.
Duisenberg reageert op een oproep van honderden wetenschappers, docenten en studenten aan Nederlandse hogescholen en universiteiten om Israëlische academische instellingen te boycotten.
Onder de ondertekenaars bevinden zich prominente wetenschappers als historici Nadia Bouras en Sara Polak (Universiteit Leiden), arabist Annelies Moors (Universiteit van Amsterdam), theoloog Janneke Stegeman (Universiteit Utrecht) en antropologen Sinan Cankaya en Thijl Sunier (Vrije Universiteit Amsterdam).
Geen zuivere koffie, vindt Duisenberg: ‘Universiteiten zijn een vrijplaats voor debat en onderzoek. Deze oproep voor een boycot hoort daar absoluut niet bij en heeft geen steun van de Nederlandse universiteiten.’
Duisenberg reageerde met zijn tweet op een artikel in Elsevier van de Leidse wetenschapper Bart Collard, die de ondertekenaars van de oproep selectieve verontwaardiging en een gebrekkig moreel kompas verwijt.
Collard: ‘Ogenschijnlijk zijn de ondertekenaars veel minder begaan met de slachtoffers van andere, bijvoorbeeld islamitische, regimes dan met de Palestijnen. De onderdrukte en vermoorde niet-moslims, vrouwen en homoseksuelen – zoals in Iran – zijn hun aandacht kennelijk niet waard. In plaats daarvan richten zij hun pijlen op Israël – een democratische rechtstaat die zo goed mogelijk probeert te balanceren tussen mensenrechten en de veiligheid van haar inwoners, in een permanente (dreigende) oorlog.’
In 2012 beëindigde de overheid financiering van tolken in de zorg. Biculturele Nederlanders die de Nederlandse taal niet machtig zijn, worden hierdoor de toegang tot kwalitatief goede zorg bemoeilijkt. Om alsnog te kunnen communiceren met de zorgverlener, zetten zij vaak hun kinderen in om te vertalen. Dit kan leiden tot psychische klachten bij het kind.
‘De enige manier om dit op te lossen is door de financiering van tolken te regelen en één landelijk telefoonnummer in te stellen waarmee zorgverleners zonder poespas een tolk in kunnen schakelen’, zegt Simone Goosen. Bij de Johannes Wier Stichting, een organisatie die de toegankelijkheid van de zorg poogt te vergroten, is zij campagneleider tegen taalbarrières in de zorg en het sociaal domein.
Op 7 april – de Wereldgezondheidsdag – lanceerde Goosen vanuit deze stichting, samen met AJN Jeugdartsen Nederland en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, de postercampagne ‘Dit is een kind en geen tolk’. Hiermee roepen de organisaties zorgprofessionals op om een einde te maken aan de praktijken waarin kinderen van biculturele Nederlanders als tolk moeten fungeren voor hun ouders, die de Nederlandse taal niet machtig zijn.
Postercampagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ (Beeld: Johannes Wier Stichting)
‘Iedereen heeft recht op goede zorg. Op basis van de behandelingsovereenkomst die zorgverleners met patiënten aangaan hebben zij de verantwoordelijkheid om goed met de patiënt te communiceren’, vertelt Goosen. In januari is de overeenkomst uitgebreid met een stuk over samen beslissen met de patiënt. Hiermee is het belang van goede communicatie tussen patiënt en zorgverlener nog beter in de wet vastgelegd, betoogt zij.
Taalbarrière
Dat de landelijke financiering van tolken in de zorg is stopgezet, heeft volgens Goosen te maken met het overheidsbeleid in 2012. ‘Er werd in die tijd wel gezegd dat met gratis tolken in de zorg mensen geen reden zouden hebben om de Nederlandse taal te leren. Dat is absurd’, zegt Goosen. Er moest bezuinigd worden op de overheidsbegroting en iedereen werd geacht zelfredzaam te zijn.
Toenmalig minister Edith Schippers (VVD) schreef in antwoord op Kamervragen naar aanleiding van de uitgebreide protesten uit de zorg: ‘Het uitgangspunt blijft dat mensen er zelf verantwoordelijk voor zijn om in de Nederlandse taal te kunnen communiceren. Als zij niet in staat zijn om die verantwoordelijkheid te nemen, zijn er voldoende vangnetten en alternatieven om eventuele taalbarrières te slechten.’
Goosen: ‘Ik gun iedereen goede beheersing van de Nederlandse taal. De realiteit is echter dat niet alle mensen de Nederlandse taal zodanig beheersen, dat zij ook met zorgverleners kunnen communiceren.’
Sommige migranten beheersen de Nederlandse taal niet omdat ze pas kort in Nederland zijn, aldus Goosen. Hier zijn allerlei redenen voor, zoals een lage leerbaarheid of psychische of andere gezondheidsklachten die de taalvaardigheid belemmeren. Deze combinatie van factoren maakt dat er altijd mensen zijn die een tolk nodig hebben. ‘Het kunnen telkens andere groepen zijn, maar de vraag naar een tolk in de zorg blijft bestaan.’
Kind als tolk
De urgentie voor een landelijke financiering voor professionele tolken in de zorg wordt ook benadrukt door de kinderen van patiënten die niet of slecht Nederlands spreken. ‘Het is slecht voor hun ontwikkeling als kinderen de rol van de ouder overnemen – parentificatie – en daardoor hun eigen emoties op de tweede plek zetten’, valt er te lezen op de website van de Johannes Wier Stichting. Dat heeft de Turks-Nederlandse Nezos Demirel uit eerste hand ervaren. De 51-jarige wijkregisseur bij een stichting voor zorg en welzijn moest op jonge leeftijd als tolk dienen voor haar vader en moeder.
‘Mijn vader kreeg op 43-jarige leeftijd een hartinfarct, waarvoor hij naar de huisarts ging. De arts had hem met pijnstillers naar huis gestuurd, omdat hij een ontsteking in zijn schouder zou hebben’, vertelt ze. ‘Mijn vader wist dat er meer aan de hand was, en toen we naar het ziekenhuis gingen, bleek het om een hartinfarct te gaan.’
Demirel was dertien jaar oud toen ze ontdekte dat de huisarts alcohol dronk tijdens het werk. Wanneer zij de zorgverzekeraar hiervan op de hoogte wilde stellen, werd haar verteld dat het bekend was en de organisatie er niets aan kon doen. Wel wist Demirel met behulp van buurtbewoners een klacht in te dienen, waarna ze uiteindelijk een excuusbrief van de huisarts ontving.
‘Maar hij heeft nog jarenlang een praktijk gehad. Ik ging daar vaker heen met mijn ouders om voor hen te tolken. Op een hele bekrompen manier zei hij eens tegen mijn moeder dat ze terug moest gaan naar Turkije, omdat dat beter voor haar was. Hij vond mijn vader een moeilijke man en wimpelde hem vaak af. Het ligt aan jouw vader, en dat hij hier in Nederland niet kan aarden, zei hij dan.’
Naast de verantwoordelijkheid die haar was opgelegd om te vertalen, had Demirel moeite met het vinden van de juiste woorden. ‘Mijn ouders gingen ervan uit dat ik alles begrijp, omdat ik hier naar school ging. Als kind zit je dan tussen een deskundige en je ouders in, die verwachten dat je alle medische informatie begrijpt en ook kunt vertalen. Dan heb ik het nog niet eens over de impact die bepaalde onderwerpen op mij hadden als kind.’
‘Ik brak op. Je hoort onderwerpen die je niet moet horen op die leeftijd’
Op haar zestiende ging Demirel regelmatig met haar moeder mee naar de geestelijke gezondheidszorg. ‘Mijn moeder had psychosociale klachten. Ik ben heel lang met haar meegegaan naar de psycholoog om de gesprekken te vertalen, totdat ik opbrak en niet meer kon. Je hoort onderwerpen die je niet moet horen op die leeftijd.’
Voor ouders die hun gezondheidsklachten niet willen delen met hun kinderen is het net zo ongemakkelijk, ziet de Syrisch-Nederlandse Leen Esmail. Zij is op haar twintigste met haar ouders en jongere broer naar Nederland gekomen. Door haar goede beheersing van de Nederlandse taal wordt zij niet alleen door haar familie, maar ook door haar buren gevraagd om als tolk mee te gaan naar doktersafspraken.
‘Voordat ik met mijn ouders of met mijn buren mee ga naar de dokter moet ik altijd eerst de woorden opzoeken om hun klachten zo goed mogelijk te kunnen vertalen. Ik ben altijd bang dat ik de verkeerde woorden gebruik. Het is geen grap als je een fout maakt op medisch gebied’, vertelt Esmail. Ook vindt ze het lastig om persoonlijke zaken van haar ouders en buren met de artsen te bespreken.
‘Ik ging eens met een zwangere buurvrouw mee naar de dokter om te vertalen. Die vroeg haar wanneer zij voor het laatst geslachtsgemeenschap had. Het was voor haar te beschamend om het aan mij te moeten vertellen. Deze informatie wilde ik ook niet weten. En als er een professionele tolk beschikbaar was, dan had het ook niet gehoeven.’
Bij haar ouders merkt Esmail dat ze dan liever niet naar de huisarts gaan, omdat ze bepaalde gezondheidsklachten te beschamend vinden om met hun kinderen te moeten delen. ‘Er zijn nog veel taboes die zij niet met hun kinderen willen bespreken, en dan blijven ze hun gezondheidsklachten behouden.’
Het vertalen voor haar ouders neemt daarnaast veel tijd in beslag, die Esmail moet gebruiken om zelf te studeren. ‘Soms heeft mijn moeder een doktersafspraak wanneer ik op school zit. Dan heb ik geen andere keus dan mijn les te moeten verlaten om met mijn moeder mee te gaan, of om via de telefoon te vertalen. Als dit zo doorgaat kan ik studievertraging oplopen. Dat geldt ook voor andere jongeren die, net als ik, voor hun ouders moeten tolken.’
Het is daarom terecht dat de campagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ de nadruk legt op de emotionele en mentale belasting die kinderen ervaren wanneer zij moeten vertalen voor hun ouders, vindt Forugh Karimi. Zij is psychiater en voorzitter van de afdeling Transculturele Psychiatrie binnen de Nederlandse Vereniging voor de Psychiatrie.
‘Wanneer we kinderen als tolken inzetten, dan zadelen we hen op met de problemen van hun ouders. Dit doen wij niet bij Nederlandse kinderen. Waarom dan wel bij deze kinderen? Het zijn ook kinderen die kind moeten kunnen zijn’, zegt zij. ‘Kinderen zijn heel loyaal. Ze kunnen geen nee zeggen tegen hun ouders wanneer hen wordt gevraagd te vertalen. Als zij merken dat hun ouders ziek zijn, dan willen ze vaak uit zichzelf een helpende hand bieden.’
Kinderen die worden belast met de verantwoordelijkheid om te vertalen voor hun ouders kunnen op latere leeftijd last krijgen van trauma’s, faalangst en emotionele problemen, aldus Karimi. ‘Laten we niet vergeten dat het vaak om kinderen gaat die al het een en ander hebben meegemaakt. Kinderen die voor hun veiligheid naar een ander land zijn gevlucht en alles zijn kwijtgeraakt. In plaats van dat zij op hun ouders kunnen leunen, moeten zij er nu voor hun ouders zijn.’
Segregatie in de zorg
Maar de afschaffing van de vergoeding voor tolken in de zorg heeft niet alleen impact op kinderen en volwassenen die als kind moesten vertalen voor hun ouders. Ook voor de kwaliteit van de zorg heeft het negatieve gevolgen, benadrukt Karimi. ‘Iemand die de Nederlandse taal goed beheerst is in staat om door te vragen naar de diagnose en de behandeling. Iemand die dat niet kan moet genoegen nemen met een beetje uitleg. Maar als arts moet je er zeker van zijn dat de patiënt de informatie heeft begrepen’, legt zij uit. ‘Patiënten die niet begrijpen wat er aan de hand is, kunnen ook niet de zorg krijgen die ze verdienen.’
In de psychiatrie bestaat de tendens om patiënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn door te verwijzen naar artsen die de moedertaal van de patiënt wel spreken, aldus Karimi. ‘Daar ben ik absoluut geen voorstander van, omdat je hierdoor een soort segregatie veroorzaakt in de zorg. Dat betekent dat artsen met bijvoorbeeld een Turkse of Marokkaanse afkomst hun ‘eigen volk’ maar moeten dienen, omdat zij dezelfde taal spreken als de patiënt’, zegt zij. ‘Dat is geen oplossing voor de problemen die de afschaffing van de vergoeding voor tolken in de zorg heeft veroorzaakt. Patiënten moeten doorverwezen worden naar de juiste arts die hen goed kan behandelen, niet naar een arts die toevallig ook dezelfde moedertaal spreekt.’
‘Patiënten die niet begrijpen wat er aan de hand is, kunnen ook niet de zorg krijgen die ze verdienen’
Dat beaamt basisarts Siham Amlal. Patiënten die de Nederlandse taal niet machtig zijn vragen haar weleens om in hun moedertaal te spreken. ‘Aan mijn naam en uiterlijk denken sommige patiënten dat ik een Arabische afkomst heb. Als Arabischsprekende patiënten de Nederlandse taal niet beheersen kijken ze mij weleens aan, in de hoop dat ik voor hen wil vertalen of in het Arabisch wil spreken. Maar ik spreek geen Arabisch’, vertelt zij.
Wanneer er een zorgverlener aanwezig is die de moedertaal van de patiënt toevallig wel spreekt, merkt zij dat de patiënt veel meer op zijn gemak is. ‘Dan durven ze ook meer te zeggen tijdens een consult, omdat ze dat kunnen. In plaats van dat ze zich bekommeren om de taal die zij niet begrijpen’, zegt Amlal.
Sommige patiënten zijn creatief in het zelf bedenken van oplossingen om de taalbarrière te overbruggen, merkt zij. ‘Dan hebben zij hun klachten al in het Nederlands uitgeschreven in een brief, met hulp van buurtgenoten die de Nederlandse taal wel goed spreken. Maar het is vervelend dat zij dit moeten doen, omdat een taalbarrière niet mag leiden tot suboptimale zorg. Het is niet de verantwoordelijkheid van de patiënt om goede zorg te leveren, maar van de zorgverlener.’
De afschaffing van de financiering voor tolken in de zorg leidt tot meer kosten en consulten die onnodig zouden zijn geweest als er een tolk was, stelt Amlal. Volgens haar zijn zorgverleners gebaat bij de terugkomst van de ‘tolkentelefoon’, die tot 2012 nog beschikbaar was door vergoeding vanuit de overheid. ‘Het is ook een noodzaak voor artsen, zowel bicultureel als autochtoon, om hulp te krijgen in de gespreksvoering met patiënten die een taalbarrière hebben.’
Eén landelijk telefoonnummer
De initiatiefnemers van de campagne ‘Dit is een kind en geen tolk’ pleiten daarom voor één landelijk telefoonnummer waarmee zorgprofessionals zo gemakkelijk en zo snel mogelijk de juiste tolk kunnen inschakelen. Hiervoor moet de overheid weer geld beschikbaar stellen om de tolken te kunnen bekostigen. In de praktijk blijkt het regelen van de noodzakelijke financiering moeizaam te verlopen. Zelfs nadat minister Tamara van Ark (VVD) van Medische Zorg en Sport naar aanleiding van Kamervragen benadrukte dat zorgverleners professionele tolken moeten inschakelen als dit ‘noodzakelijk is om goede zorg te kunnen verlenen.’
In plaats van dat er landelijke financiering komt, wordt de verantwoordelijkheid voor het bekostigen van de tolken nu gelegd bij de zorgaanbieder en zorgverzekeraar, legt Simone Goosen uit. ‘Deze werkwijze invoeren in alle zorgsectoren is vreselijk veel werk en leidt tot versnippering en dure inkoop van tolken. Daarnaast is het ondoenlijk voor kleine zorgorganisaties en vrijgevestigde zorgprofessionals om afspraken te maken met zorgverzekeraars wanneer een zorgverlener meer dan gemiddeld tolken moet inschakelen.’
Volgens de Nationale Zorgautoriteit (NZa) zouden tolkenkosten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de tariefbepaling zijn inbegrepen. Als onderdeel van het ministerie VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) reguleert de NZa de bekostiging in de zorg. De organisatie stelt dat een vergoeding voor de inzet van een tolk bij iedere prestatie van de zorgaanbieder in de ggz is inbegrepen, ongeacht of de tolk daadwerkelijk is ingezet. Deze informatie is volgens Goosen echter onvolledig en onjuist.
‘Sinds het afschaffen van de vergoeding in 2012 zijn veel minder tolken ingezet dan nodig, waardoor er geen goed beeld is van de kosten. Zorgverleners in de ggz hebben daarnaast geen gegevens over tolkenkosten, blijkt uit officiële documenten. Dus hoe kan de NZa dan over de informatie beschikken om te stellen dat de tolkenkosten zijn inbegrepen?’
‘Als de NZa hier niet over gaat, wie dan wel?’
Op vragen van de Kanttekening waarom de NZa geen oplossing ziet in één landelijk telefoonnummer voor zorgverleners om tolken te kunnen inschakelen, reageert de organisatie kort. ‘Hier gaan wij niet over. Wij zeggen niet dat dit geen oplossing is.’
In antwoord op Kamervragen wijst minister Van Ark echter naar de NZa, reageert Goosen. ‘Als de NZa, de organisatie die de bekostiging in de zorg reguleert, nu zegt dat ze hier niet over gaat, wie gaat er dan wel over? Wie neemt de verantwoordelijkheid om de financiering van tolken in de zorg en het sociaal domein snel en duurzaam te regelen?’
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.