FvD-Statenlid Alex van Wijhe uit Gelderland heeft voor ophef gezorgd door op Twitter een afbeelding te delen waarop Mark Rutte, Hugo de Jonge en Bill Gates als nazi’s zijn geportretteerd voor het vernietigingskamp Auschwitz. Boven het kamp staat de tekst ‘Vaccinatie maakt vrij’.
Die tekst is een verwijzing naar ‘Arbeit macht Frei’. Met die tekst gaven de nazi’s de Joodse en andere gevangenen de illusie dat Auschwitz een gewoon werkkamp was, terwijl gevangenen werden vergast of gedwongen werden zich dood te werken.
In zijn tweet schrijft Wijhe, een uitgesproken tegenstander van vaccinaties tegen het coronavirus: ‘Niet meer reizen, geen evenementen meer, uitgesloten worden van het economische verkeer, gecensureerd worden… en nu ook experimenteren op kinderen. Het wordt tijd dat de nazi-roepers een spiegel wordt voorgehouden. #coronavaccinatie #vaccinazis’
Van Wijhe legt twee uur later uit wat hij met deze afbeelding zegt te bedoelen. ‘En dan nu de clou. Natuurlijk vind ik een dergelijke prent verschrikkelijk. Je moet nooit iemand vergelijken met een nazi en/of Jodenhater. Maar dit is wel steeds wat mij overkomt (en de FVD algemeen). En dan geeft iedereen applaus. Stop daarmee en ga discussie op inhoud aan!’
Tegen de Stentor zegt Van Wijhe dat hij werd getriggerd door een spotprent van Thierry Baudet in een nazi-uniform. ‘En daar wordt dan alleen instemmend op gereageerd en is geen ophef over. (…) Ik dacht: wellicht kan ik hier een paar mensen mee aan het denken krijgen.’
Het FvD-Statenlid heeft zijn gewraakte tweet gisteravond verwijderd. ‘Veel mensen hebben aanstoot genomen aan mijn Tweet en mij erop aangesproken. Mijn punt is bewezen. Tweet verwijderd want dergelijke plaatjes hoeven natuurlijk niet verder te circuleren. En nu weer debat op de inhoud. #fophef’
26 juni vond de Nederlandse Veteranendag plaats. Hiermee staat Nederland jaarlijks stil bij de inzet van Nederlandse militairen in het verleden, als blijk van erkenning en waardering. Zo ook bij de Nederlandse veteranen die naar Indonesië werden gestuurd om daar de ‘orde en rust’ te herstellen. Maar hoe zit het met de mannen die de uitzending naar de voormalige kolonie weigerden en daarvoor werden gestraft? Wie staat er stil bij hun lot?
Nederland was nog maar net bevrijd van de Duitse bezetters toen ons land in 1946 de eersten van de tienduizenden Nederlandse soldaten naar Indonesië stuurde voor de zogeheten ‘politionele acties’. In werkelijkheid werden de troepen erheen gestuurd om een einde te maken aan de op 17 augustus 1945 uitgeroepen Republiek Indonesië, met als doel het behoud van de kolonie voor Nederland. Zo’n 4.000 dienstplichtige soldaten weigerden hieraan mee te werken. De Nederlandse staat noemde hen ‘Indië-weigeraars’. 2.600 van hen werden uiteindelijk veroordeeld tot celstraffen van 2 maanden tot 5 jaar.
‘Mijn vader had de dienstplichtige leeftijd en moest erheen gaan, maar hij weigerde. Hij vond dat Indonesië onafhankelijk moest zijn’, vertelt Petra Oskam, dochter van de in 2014 overleden Indonesië-weigeraar Jan Maassen. ‘Indonesië behoorde niet tot Nederland. Hij zei dat hij daar niets te zoeken had. ‘Wat er ook gebeurt, ik ga er niet naartoe’, dat was zijn overtuiging.’
Jan Maassen in 2001 tijdens een interview met ‘Andere Tijden’ (Beeld: YouTube)
In een eerder interview zei Maassen dat hij het ‘vertikte om op onschuldige burgers te schieten.’ Al van jongs af aan kreeg hij politiek met de paplepel ingegoten. Zo was de vader van Maassen actief in de Communistische Partij Nederland (CPN). Hij smokkelde voor de Tweede Wereldoorlog communisten en Joden uit Duitsland naar Nederland. Op jonge leeftijd hielp Jan zijn vader mee. Hij verspreidde onder meer de communistische krant de Waarheid, die illegaal was in Nederland.
Voor het volhardend weigeren van de uitzending naar Indonesië, werd Jan Maassen in 1950 door de Nederlandse staat veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie en een half jaar. Hij was toen twintig jaar oud. Het volledig uitzitten van zijn straf deed hij in een gevangenis waar ook NSB’ers en SS-officieren werden geplaatst, die uiteindelijk vervroegd vrijgelaten konden worden, vertelt Petra Oskam. Deze gratie, verleend door de Nederlandse staat, gold echter niet voor de jonge mannen die weigerden om als dienstplichtigen in Indonesië te vechten. Na hun gevangenisstraf werd Maassen en andere Indonesië-weigeraars vijf jaar lang uitgesloten van hun kiesrecht. Ook hadden sommigen van hen later moeite met het vinden van een baan.
‘Als onderdeel van zijn dienstplicht moest mijn vader een ‘Tropenopleiding’ volgen om zich voor te bereiden op de strijd in Indonesië, maar al die tijd wist hij dat hij niet zou gaan. Net als andere weigeraars zat hij daarna ondergedoken, maar uiteindelijk had hij zich gemeld bij de militaire politie en werd hij in bewaring gesteld’, zegt Oskam.
De Nederlandse overheid had besloten om de weigeraars alsnog naar Indonesië te sturen. Op 28 oktober 1949 werd Maassen samen met andere weigeraars in een konvooi gezet dat naar de haven van Rotterdam reed. Van daaruit moesten de troepen naar de voormalige kolonie vertrekken. ‘Ze hadden geen idee waar ze heen gingen. Eenmaal aangekomen op de haven moesten de mannen zich één voor één melden bij de officieren, die hen bevalen om op de boot te stappen voor vertrek naar Indonesië. Tot drie keer toe kregen zij het bevel aan boord te gaan’, gaat Oskam verder. ‘Sommige mannen bezweken onder druk en gingen mee, maar mijn vader en een aantal anderen hielden voet bij stuk. Zij werden uiteindelijk veroordeeld voor het weigeren van een dienstbevel.’
Het onder druk zetten van de Indië-weigeraars ging gepaard met rechtszaken die de Nederlandse staat tegen hen aanspande, vertelt historicus Antoine Weijzen. ‘Het idee was om de groepen weigeraars te breken tot individuen, die de officieren vervolgens gemakkelijker onder druk kon zetten om alsnog naar Indië te gaan. Sommige officieren waren ervan overtuigd dat zij de weigeraars daarmee een dienst deden. Ze wilden voorkomen dat deze jongens in de gevangenis belanden’, zegt hij. Weigerden de soldaten hun bevelen op te volgen, dan werden ze voor de krijgsraad berecht.
‘Dit proces moest snel verlopen. Er was een advocaat die een groep weigeraars verdedigde met een standaardpleidooi, dat hij veranderde op basis van enkel de naam van de aangeklaagde. Deze advocaat werkte uiteindelijk mee met de staat om de weigeraars alsnog naar Indië te sturen. En zo waren er meerdere beroepsgroepen die de staat faciliteerden in dit rechtssysteem.’
Beeld: Uitgeverij Omniboek
Kerk en staat
In 2015 schreef Weijzen het boek De Indië-weigeraars: vergeten slachtoffers van een koloniale oorlog. Hiervoor deed hij onderzoek naar verschillende beroepsgroepen in Nederland die de weigeraars wilden overhalen om in de voormalige kolonie tegen de Republiek Indonesië te vechten. Naast juridische instellingen waren het ook de religieuze en medische instituten in Nederland die het Rijk volledig ondersteunden in zijn beslissing ten strijde te gaan in Indonesië.
‘Alle kerkgenootschappen hadden geestelijke verzorgers die een rol speelden bij het overhalen van de dienstweigeraars om te vechten in Nederlands-Indië’, zegt Weijzen. ‘De katholieke missionarissen in Nederlands-Indië – zoals dat toen heette – waren tegen de zogeheten ‘politionele acties’. Dat leidde tot een conflict met de katholieke instellingen in Nederland. Uiteindelijk werd dit conflict gewonnen door de Katholieke Kerk in Nederland, die vanaf dat moment aan de lijntjes trok in het begeleiden van katholieke jongeren naar Indië.’
Zo maakten de katholieke instellingen in Nederland zich druk over soldaten die prostituees bezochten en bepleitten ze een verbod op het verspreiden van condooms, omdat dat tegen de katholieke leer in ging. Er werden vanuit de katholieke kerken geen vragen gesteld over waarom de Nederlandse soldaten daar in eerste instantie heen moesten gaan, aldus de historicus. Dit was ook het geval bij de protestantse kerken. Binnen die gemeenschap was er volgens Weijzen geen sprake van een conflict, omdat zij de overheid als verheven boven de kerk beschouwden. ‘Als de overheid jou de opdracht geeft om naar Indië te gaan, dan doe je dat. Zo dachten de protestantse kerken in die tijd. De meeste protestantse kerkleiders steunden daarmee de koloniale oorlog, maar dorpsgezinde gemeenten steunden de weigeraars in hun keuze’, aldus Weijzen.
‘Als het parlement eerherstel zou toekennen aan de weigeraars, wat voor boodschap geven ze dan aan de dienstplichtige militairen die destijds wel naar Indië zijn gegaan?’
Volgens de historicus was de kritiek op de Nederlandse militairen in Indonesië vooral afkomstig uit communistische hoek. Daarover werd kritisch geschreven in kranten zoals de Waarheid, waardoor het publiek kritiek op het Nederlandse optreden in Indonesië al snel als communistisch bestempelde, om vervolgens de inhoud van de boodschap niet serieus te nemen. Pas toen er negatieve berichten kwamen van de Nederlandse soldaten in Indonesië begon het positieve beeld van de strijd om de voormalige kolonie te kantelen, stelt Weijzen. ‘Ik heb brieven gelezen van zonen van dominees die naar Indië werden gestuurd, en hun vaders vertelden over de verschrikkingen die zij daar aantroffen. Toen pas ontstond er twijfel.’
Desondanks zouden medische instellingen volgens Weijzen ook bijdragen aan het systeem dat jonge Nederlandse soldaten onder druk zette om naar Indonesië te gaan. ‘Doordat er een grote vraag was naar militairen werden de keuringsnormen opgerekt. De jongens die bij normale omstandigheden afgekeurd zouden worden, omdat ze bijvoorbeeld geestelijk of fysiek niet geschikt waren, werden door medisch personeel alsnog goedgekeurd’, legt hij uit. ‘De jongens die eigenlijk afgekeurd hadden moeten worden, maar toch naar Indië gingen, waren niet opgewassen tegen de oorlogsomstandigheden en deserteerden daar alsnog. Ook zij werden voor de krijgsraad gedaagd.’
Door het bestuderen van de dossiers van de verschillende beroepsgroepen die de oorlog in Indonesië faciliteerden, poogde Weijzen deze groepen een spiegel voor te houden. ‘Niet alleen militaire artsen, maar ook verzekeringsartsen en Arboartsen dienen toen en nu twee meesters: de cliënt en de opdrachtgever. Hoe gaan ze dat combineren?’, vraagt hij zich af. ‘Ik heb kunnen vaststellen dat de meeste artsen tijdens de oorlog in Nederlands-Indië toch kozen voor het bedienen van de strijdkracht, oftewel hun opdrachtgever, ten koste van de belangen van de patiënt.’
Slechts één arts, een psychiater, had vraagtekens bij de wijze waarop militaire artsen hun beroep destijds uitoefenden. ‘Rümke, hoogleraar Psychiatrie van de Universiteit Utrecht schreef: ‘Waar komt nou die afwijzing van de dienstplichtweigeraars vandaan? Wat maakt het nou dat we ze zo gemakkelijk in een negatief daglicht plaatsen? Wat zegt dat over ons? Is het omdat zij iets doen wat wij nooit hebben gedurfd?’’
Hoge Raad
De Indonesië-weigeraars die uit politieke overtuiging hun dienstbevel weigerden hadden lef, beaamt Jeffry Pondaag, voorzitter van de Stichting Comité voor Nederlandse Ereschulden (K.U.K.B.). ‘De Nederlandse soldaten die toen naar Indonesië gingen waren nog maar jonge mannen. Dat wordt er altijd over hen gezegd. Maar de Indonesië-weigeraars waren ook nog maar jonge mannen’, zegt hij. ‘De bewuste keuze die ze hadden gemaakt om niet mee te vechten omdat Indonesië een soevereine staat is, die zij als zodanig erkennen, daar hadden ze gelijk in. Dat gelijk kregen ze echter niet van hun regering. En dat werd ook nog eens bevestigd door de Hoge Raad.’
Met zijn stichting komt Pondaag op voor de belangen van Indonesische slachtoffers en nabestaanden van militair geweld dat Nederland in 1945-1950 uitoefende op de lokale bevolking in Indonesië. Hiervoor spant hij meerdere rechtszaken aan tegen de Nederlandse staat. Ook komt hij op voor de belangen van de Indonesië-weigeraars.
Zo ging Jan Maassen in 2013 met behulp van Pondaag en advocate Liesbeth Zegveld naar de Hoge Raad voor een verzoek om eerherstel. Dit deed Maassen samen met Jan van Luyn, die destijds als deserteur werd veroordeeld. Het verzoek om eerherstel werd echter verworpen. Volgens de Hoge Raad was het niet aan justitie, maar aan de politiek om straffen van de Indonesië-weigeraars te herroepen. Daarna volgden Kamervragen en pleitten PvdA, GroenLinks, D66, en SP voor eerherstel, maar door verdeeldheid in de Kamer is het er nooit van gekomen.
‘Volgens mij hebben we er alles aan gedaan om Nederland te doen inzien dat Indonesië-weigeraars eerherstel moeten krijgen. Maar de politici zwijgen er nu over’, zegt Pondaag. ‘Waarom hebben ze niet doorgezet?’ Hij vindt dat Indonesië-weigeraars behalve eerherstel ook een schadevergoeding moeten krijgen. ‘Je kunt het vergelijken met bijvoorbeeld de toeslagenaffaire. Als de staat een fout maakt, dan moet de staat die ook herstellen. Als Indonesische slachtoffers en nabestaanden een vergoeding krijgen, dan verdienen Indonesië-weigeraars dat ook.’
Wel benadrukt Pondaag dat de schadevergoeding voor Indonesische slachtoffers en nabestaanden ‘een sigaar uit eigen doos’ is. Dit, omdat Indonesië na de soevereiniteitsoverdracht van 1949 omgerekend 103 miljard euro aan schadevergoeding aan Nederland moest betalen. ‘Het gaat niet alleen om wat er zich afspeelde in 1945-1950, maar ook de perioden daarvoor. Het gaat om 350 jaar lang aan koloniale onderdrukking. Nederland is een schaamteloos land.’
‘Als Indonesische slachtoffers en nabestaanden een vergoeding krijgen, dan verdienen Indonesië-weigeraars dat ook’
Dat juridisch eerherstel voor de Indië-weigeraars niet mogelijk is, begrijpt historicus Antoine Weijzen enigszins. ‘De mannen die hun dienstbevel naar Indië weigerden, deden dat niet alleen uit politieke overtuiging. Er waren ook mannen die weigerden omdat ze te bang waren, of omdat ze zichzelf niet geschikt vonden. Uiteindelijk ging het om slechts een kleine groep mannen die principieel weigerden om naar Indië te gaan.’ Moreel eerherstel is volgens de historicus wel mogelijk voor deze kleine groep.
‘Het is een politieke afweging. Als het parlement eerherstel zou toekennen aan de weigeraars, wat voor boodschap geven ze dan aan de dienstplichtige militairen die destijds wel naar Indië zijn gegaan? Keuren ze die dan af?’, zegt hij. Voor de Nederlandse oud-militairen die in Indonesië hebben gevochten is het een emotionele kwestie, ziet Weijzen. ‘Zij voelen zich aangevallen. Een dienstweigeraar houdt hen een spiegel voor. Dan kun je drie dingen doen: er niet over nadenken, er wel over nadenken en concluderen dat je de foute keuze hebt gemaakt, of erover nadenken en tot de conclusie komen dat ondanks de omstandigheden je de juiste keuze hebt gemaakt, en vervolgens je boosheid richten op de weigeraar.’
Ondanks alles heeft Jeffry Pondaag nog hoop op eerherstel voor de Indonesië-weigeraars. Wanneer de gelegenheid zich aandient, zegt hij nog steeds bereid te zijn om voor hen op te komen. ‘Deze mensen verdienen meer aandacht dan de oud-militairen die toen wel naar Indonesië zijn gegaan om de onafhankelijkheidsstrijd neer te slaan en onschuldige burgers te vermoorden.’
Wel vindt Pondaag dat excuses nu veel te laat zouden komen. Dat Jan Maassen in 2014 op 85-jarige leeftijd is overleden zonder zijn eerherstel te mogen meemaken bewijst dat ook, stelt hij.
‘Het enige wat mijn vader wilde was een brief met excuses van de staat voor wat hem is aangedaan’, zegt Petra Oskam. ‘De leidraad van zijn latere leven is eerherstel, daar heeft hij tot zijn laatste adem voor gevochten. Tegen zijn dochters zei hij: ‘Als jullie hierover worden benaderd, spring dan voor me in de bres.’ Wij hebben altijd met hem meegeleefd en zijn ontzettend trots op hem.’
In 1988 nam Jan Maassen het initiatief om een reünie te houden van Indonesië-weigeraars. De eerste bijeenkomst werd gehouden op 16 oktober. Daarna volgde er jaarlijks een reünie tot en met 2008. Over zijn belevenissen schreef hij in 2003 bovendien een boek: Een Indonesië-weigeraar vertelt zijn verhaal: Jan Maassen over strijd en gevangenschap, dat online gratis is te lezen op Yumpu.
De Armeense onderzoeker en journalist Gayane Ayvazyan wordt geïntimideerd door nationalistische Armeniërs, vanwege haar dissidente mening over het betwiste gebied Nagorno-Karabach. Dit vertelt ze aan de Armeens-Turkse krant Agos.
Eind vorig jaar moest Armenië na een korte oorlog een groot deel van dit gebied afstaan aan buurland Azerbeidzjan. Armenie mag de hand in eigen boezem steken, vindt Ayvazuan. Dit gebied hoorde officieel bij Azerbeidzjan, maar is na de val van de Sovjet-Unie in 1991 door de Armeniërs bezet tijdens een bloedige oorlog.
De opmaat tot de recente oorlog om het gebied begon volgens Ayvazyan in 2019, nadat premier Nikol Pashinyan niet meer bereid was om over vrede te onderhandelen over de kwestie Nagorno-Karabach, dat toen door Armenië was bezet.
Pahninyan, toen: ‘Artsakh (de Armeens-nationalistische naam voor Nagorno-Karabach, red.) is Armenië. Het is voorbij.’
Ayvazyan was toen bezig om het officiële Armeense discours kritisch te onderzoeken. ‘Al dertig jaar lang scan ik dagelijks de media, vooral de officiële kranten, zonder er een te missen. Daar zag ik wat een verschrikkelijk beleid de politieke elite van Armenië had in de kwestie-Karabach en hoezeer ze de mensen manipuleerden.’
Haar onderzoek kwam net uit toen Pashinyan zijn omstreden verklaring aflegde. Ayvazyan dissidente stem werd steeds bekender. Ook de media in Azerbeidzjan hadden belangstelling voor haar visie op het conflict. Nationalistische Armeniërs daarentegen voelden zich verraden. Sommigen bedreigden haar.
Toen eind 2020 een oorlog om Nagorno-Karabach uitbrak, die met behulp van Turkse steun door Azerbeidzjan werd gewonnen, namen de bedreigingen toe. Ze postte elke dag een kritisch verhaal op social media. ‘Ik begon dreigbrieven te krijgen. Na die periode werd ik een doelwit.’
Sommige mensen bedreigden haar via social media en privéberichten, anderen contacteerden haar werkgever en eisten haar ontslag. Een regeringspartij noemde Ayvazyan een landverrader en eiste dat ze in de gevangenis werd gegooid.
Ayvazyan trok zich er weinig van aan: ‘De enige oplossing voor dit conflict was verzoening, waarvan de eerste stap de terugkeer van de zeven toegeëigende gebieden was. Ja, dit waren bezette gebieden, geen bevrijde. Dit simpele feit moet worden aanvaard.’
Egyptenaren die in politieke ballingschap in Turkije leven vrezen voor deportatie, nu Turkije en Egypte hun proces van toenadering voortzetten.Dat meldt de website Middle East Eye.
In Turkije leven ongeveer 33.000 Egyptische ballingen, die na de coup van maarschalk Abdel Fattah al-Sisi in 2013 hun vaderland zijn ontvlucht. Onder hen bevinden zich veel leden van de Moslimbroederschap – die tot aan de coup aan de macht was -, activisten en journalisten.
Na de coup verslechterden de relaties tussen Egypte en Turkije. De Turkse president Erdogan zag de Moslimbroederschap als een bondgenoot, die ideologisch verwant is aan zijn AKP. De betrekkingen tussen beide landen verslechterden ook door de burgeroorlog in Libië. Egypte steunt rebellenleider Haftar, terwijl Turkije de regering steunt en Syrische strijders naar het Noord-Afrikaanse land stuurt.
Onlangs besloot Erdogan het roer om te gooien. De Egyptische oppositiezenders in Istanbul werd verteld dat ze hun toon moesten matigen, een stap die door Sisi werd toegejuicht. Ook dwong Turkije dissidentenzender Al-Sharq TV het politieke programma With Moataz van presentator Moataz Matar stop te zetten.
Daar bleef het niet bij. Vorige week vroeg Turkije aan de belangrijkste media-persoonlijkheden Mohamed Nasser, Hamza Zawba en Hesham Abdalla om hun shows stop te zetten, en aan Matar om te stoppen met uitzenden vanaf YouTube, waar hij zijn programma naartoe had overgebracht.
Egyptenaren in ballingschap beginnen nu te vrezen voor hun veiligheid, omdat Erdogan om nog meer goodwill te kweken bij Sisi hen mogelijk zal uitleveren. In Egypte worden duizenden politieke tegenstanders in de gevangenis gegooid en gemarteld. Sommigen worden daarna geëxecuteerd.
Bij NPO-radiozender FunX zijn de medewerkers voortaan vrij op 1 juli. Dit schrijft het Parool. 1 juli is Keti Koti, de dag waarop de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën wordt herdacht.
FunX is niet het eerste bedrijf dat Keti Koti tot vrije dag heeft gebombardeerd. Dat was Tony’s Chocolonely, die vorig jaar besloot om werknemers op 1 juli een vrije dag te geven. Dit jaar doen naast FunX ook bureau Vandejong en cosmeticabedrijf Lush mee.
Het was bij FunX al mogelijk om feestdagen te ruilen. Maar 1 juli wordt nu een extra vakantiedag, waarop medewerkers van het bedrijf vrij zijn.
Er moet op 1 juli natuurlijk wel nog radio gemaakt worden. De mensen die die dag werken, krijgen een extra vakantiedag.
FunX was eerder al petitie gestart om van Keti Koti een nationale feestdag en vrije dag te maken. Bij 40.000 handtekeningen is de tweede Kamer verplicht tot een debat. De teller staat nu op meer dan 38.000 handtekeningen.
Vorige week riepen de vier grote steden Den Haag op om van Keti Koti een landelijke feestdag te maken.
Het bestuur van de islamitische basisscholen El Amien I en II in Amsterdam wil een islamitisch lyceum oprichten. Dit meldt het Parool.
Het bestuur heeft een aanvraag ingediend bij het ministerie van Onderwijs. Als de plannen doorgaan, zal dit lyceum de tweede islamitische middelbare school worden in Amsterdam en de derde in Nederland.
‘We geven gehoor aan een al langer levende wens bij ouders’, zegt Younes Hanin, directeur-bestuurder van El Amien I en II. Hij zegt dat hij een school wil met kwalitatief goed onderwijs.
Als er een nieuwe school komt, dan is dat mogelijk nadelig voor het veelbesproken Cornelius Haga Lyceum. Deze islamitische school is de afgelopen jaren negatief in het nieuws gekomen en wordt geplaagd door bestuurlijke ruzies.
Hanin zegt dat het niet zijn bedoeling is om het Haga Lyceum een kopje kleiner te maken. Op basis van de belangstelling bij islamitische ouders, denkt hij dat er ruimte is voor wel drie islamitische middelbare scholen in de hoofdstad.
Sinds vorig jaar november is de oprichting van nieuwe scholen makkelijker geworden dankzij een nieuwe wet. Tot 1 november dit jaar heeft het bestuur van El Amien de tijd op voldoende handtekeningen op te halen bij de ouders.
Ellenlange witte grafstenen temidden van een groen weiland. Dat is hoe het visuele beeld van de Srebrenica-herdenking eruit ziet. Een genocide die zich onder Nederlands gezag heeft afgespeeld en die we nooit meer mogen vergeten. Maar kan dat nooit meer vergeten er ook anders uit zien?
Afgelopen juni werd oorlogsmisdadiger Ratko Mladic veroordeeld tot een levenslange celstraf voor de genocide op Joegoslavische moslims in Srebrenica. De veroordeling is voor nabestaanden slechts een pleister op een open wond. Hij werd namelijk wél vrijgesproken van genocides in andere plaatsen, zoals het in Bosnië gelegen Prijedor.
De oorlog in voormalig Joegoslavië is de eerste oorlog die ik me als kind actief herinner. De beelden van leeftijdsgenoten die op mij lijken, in volgepropte bussen op weg naar veiligheid: ze staan gegrift in mijn geheugen. Later op de middelbare school sloot ik veel vriendschappen met kinderen die zo’n reis gemaakt hebben.
Mijn bi-etnische Turks-zijn en hun Bosnisch-zijn vormde een soort vanzelfsprekende siblinghood. Een blijk aan herkenning van culturele normen en waarden en een equivalente relatie tot religie creëerde een stevige basis voor ons contact. Veel van die vrienden noem ik dan ook familie.
Ik heb een grote interesse naar wat zich heeft afgespeeld in de geboortedorpen waar zij vandaan komen. En heel soms willen ze mij daarover vertellen. De een laat mij foto’s van haar moeder zien, een jonge twintiger die zich in de jaren tachtig vertoefde in Sarajevo, de Olympische hoofdstad van 1984. De ander vertelt over hoe hij als baby sliep in een kast, zodat hij bij een mogelijke inval niet ontdekt werd. Deze verhalen speelden zich af voor de ogen van de Nederlandse Dutchbatters, maar ze haalden nooit de krant of het nieuws. De berichtgeving ging niet over het leven van slachtoffers voor de oorlog of de herinneringen van de overlevenden aan hen. Het gaat enkel over leven of dood.
De manier waarop we denken aan de slachtoffers in Srebrenica is vooral gericht op hun slachtofferschap, minder op wie zij als mens waren
In aanloop naar de zomer staan we gelukkig in steeds grotere getale stil bij de slachtoffers, en ook bij ons collectieve falen in wat er zich in Bosnië heeft afgespeeld. Maar de manier waarop we denken aan de slachtoffers is vooral gericht op hun slachtofferschap, minder op wie zij als mens waren. Zo blijft het voor niet-Bosniërs een ver-van-ons-bed-show.
Het platform Facing Srebrenica houdt zich bezig met de toekomst van de herinneringen aan de Bosnische stad middels kunst en fotografie. Het platform verzamelt foto’s die tussen 1994 en 1995 genomen zijn in de Srebrenica-enclave. In die periode maakten Nederlandse militairen vaak foto’s van de bevolking. Het is Azmir Osmanovic, een tourguide in Srebrenica, die op zoek gaat naar de persoon die zesentwintig jaar geleden een foto van zijn broertje en zusje heeft genomen. Osmanovic stelt dat de visuele representatie van de oorlog altijd geleund heeft op bewijsmateriaal van genocide. Iets dat begrijpelijk is, maar tegelijkertijd ook bijdraagt aan het vergeten besef dat er heel wat aan een genocide vooraf gaat.
Facing Srebrenica pleit voor zichtbaarheid van de menselijke en individuele herinneringen. Foto’s van het dagelijkse leven, beelden die laten zien dat slachtoffers in eerste plaats mens zijn. Dat ze lijken op u en mij. Deze lessen kun je ook toepassen op andere herdenkingen zoals Keti Koti, de afschaffing van de slavernij, op 1 juli.
Via Simon(e) van Saarloos’ essay Herdenken herdacht heb ik geleerd om vragen te stellen. Wat wordt er herdacht, waarom en hoe? Door deze vragen te beantwoorden vallen de puzzelstukjes in elkaar. Ik herdenk Srebrenica door de verhalen van mijn vrienden te delen en door slachtoffers te noemen. Ook denk ik aan het aandeel van Nederland en de educatie hierover in ons regulier onderwijs. Maar te weinig denk ik aan wie de mensen waren voordat zij slachtoffer werden. Welke muziek luisterden zij? Waar hielden ze van? Welke popsterren waren favoriet? Welke films werden er gemaakt?
Facing Srebrenica verruimt onze blik op herdenken. Niet enkel in de vorm van de belofte ‘Dit nooit weer’, of het verdelen van mensen in slachtoffers en daders. We zien Srebrenica als volwaardige stad, waar mensen een leven hadden. Voor, tijdens en na een genocide.
Een mooi voorbeeld van zo’n manier van herdenken vormen de 25 portretten van 25-jarige Bosnische Nederlanders in het kunstproject ‘Srebrenica is Nederlandse geschiedenis’ (2020). De tentoonstelling is ook dit jaar te zien op de Wilhelminakade in Rotterdam, tot en met 18 juli.
Soedan zal enkele verdachten van betrokkenheid bij de oorlogsmisdaden in de Soedanese regio Darfur uitleveren aan het Internationaal Strafhof in Den Haag. Het is niet duidelijk of voormalig president Omar al-Bashir (77) ook zal worden uitgeleverd.
De Soedanese regering had al eerder beloofd om Bashir (foto) uit te leveren naar Den Haag, maar dat is nog niet gebeurd. In 2019 werd hij afgezet door het leger, na massale protesten tegen zijn bewind. Hij zit nu in de gevangenis vanwege corruptie.
In de oorlog in Darfur tussen de regering en rebellen, die in 2003 is begonnen en nog steeds niet is opgelost, kwamen 300.000 mensen om. Miljoenen anderen sloegen voor het geweld op de vlucht. Velen van hun wonen nu in vluchtelingenkampen.
De beslissing van Soedan om een groep verdachten over te dragen aan en Haag komt enkele weken nadat de vertrekkende hoofdaanklager van het strafhof Soedan bezocht. Hij drong er bij de leiders van het land op aan om iedereen die werd gezocht voor oorlogsmisdaden, waaronder Bashir, uit te leveren. Soedan heeft echter nog niet gezegd welke verdachten zullen worden uitgeleverd.
Bashir is de eerste persoon die door het internationale hof werd aangeklaagd voor genocide, aldus de BBC.
In de Canadese stad Saskatoon, in de staat Saskatchewan, is een 32-jarige moslim afgelopen vrijdag aangevallen door twee mannen. Toen hij op weg was naar de moskee werd hij gestoken in de rug. Ook werd een deel van zijn baard afgesneden.
Slachtoffer Muhammad Kashif vertelde dat twee mensen hem in het steegje achter zijn huis aanvielen. Kashif herkende een van de mannen, die hem een keer eerder had uitgescholden.
De twee mannen vielen Kashif vroeg in de ochtend aan. Hij werd van achteren aangevallen en in zijn rug gestoken met een mes. Kashif vocht met de twee mannen, die hem begonnen te treiteren.
‘Waarom draag je deze jurk?’, zeiden ze volgens hem. ‘Waarom ben je hier?’ ‘Ga terug naar je eigen land. Ik haat moslims. Waarom heb je deze baard?’ Vervolgens werd zijn baard deels afgesneden.
Mogelijk werden de twee geholpen door een derde man, omdat er in de buurt een groene auto geparkeerd stond, zei Kashif.
Behalve in zijn rug werd Kashif ook in zijn arm gestoken. Hij kreeg hiervoor veertien hechtingen. Kashif is bang dat zijn vrouw en drie kinderen van drie, vijf en acht jaar oud ook niet meer veilig zijn.
Hij vindt het afscheren van zijn baard en de emotionele pijn die hij heeft moeten ondergaan erger dan de messteken die hij heeft opgelopen, vertelt hij.
De politie is naar de daders op zoek. De burgemeester van Saskatoon reageert met afschuw. ‘Groepen die witte superioriteit, islamofobie en andere vormen van discriminatie verspreiden, moeten onderzocht worden en verantwoordelijk worden gehouden’, zegt de burgemeester. ‘We moeten ook individuele handelingen van racisme en discriminatie aanpakken.’
De aanval in Saskatoon is het derde Canadese voorval van moslimhaat in korte tijd. Op 6 juni reed Nathaniel Veltman (20) vier moslim dood in London, Ontario. En op 23 juni viel een gemaskerde man twee jonge moslima’s aan die een hoofddoek droegen in St. Albert, Alberta. Hij sloeg de een bewusteloos en viel de ander aan met een mes.
Voormalig Al Qaida-commandant en Syriër Manar al-Shami heeft het Turkse staatsburgerschap gekregen. Dit meldt de Amerikaanse journalist Lindsey Snell.
‘Terwijl Turkse politici praten over het terugsturen van Syrische vluchtelingen naar Syrië, krijgt de voormalige Al-Qaida-commandant Manar al-Shami het Turkse staatsburgerschap’, twittert Snell.
Turkije wordt al langer beschuldigd van het steunen van jihadistische groepen in Syrië die banden hebben met Al Qaida, zoals het aan Al Qaida gelieerde Hayat Tahrir al-Sham. Dit is een strijdgroep die strijders van het terroristische Al Nusra-front in haar gelederen heeft.
Turkije zette jihadistische strijders uit Syrië in voor oorlogen in Syrië, Nagorno-Karabach en Libië. Onder de Libiëgangers bevinden zich leden van Al Qaida en IS, aldus het Amerikaanse persbureau Associated Press.
Eerder dit jaar verleende Turkije het staatsburgerschap aan acht IS-leden.
Onze site gebruikt cookies en vergelijkbare technologieën onder andere om u een optimale gebruikerservaring te bieden. Ook kunnen we hierdoor het gedrag van bezoekers vastleggen en analyseren en daardoor onze website verbeteren.
Deze website gebruikt cookies om uw gebruikservaring op deze website te verbeteren. Van deze cookies worden cookies aangemerkt als "Noodzakelijk" in uw browser bewaard, deze cookies zijn essentieel voor het functioneren van de website. Bijvoorbeeld het opslaan van uw keuze of u wel of geen cookies wilt hebben. Wij maken ook gebruik van cookies van derde partijen die ons helpen met het analyseren en begrijpen van de gebruik van deze website door u. Deze cookies worden alleen gebruikt als u daar toestemming toe geeft. U heeft ook de mogelijkheid om uzelf uit te sluiten voor deze cookies. Dit zal echter effect hebben op uw gebruikerservaring.
Noodzakelijke cookies zijn absoluut nodig voor het functioneren van de website. De cookies in deze categorie zorgen alleen voor de veiligheid en het functioneren van deze website . Deze cookies bewaren geen persoonlijke gegevens
Deze cookies zijn niet strict noodzakelijk, maar ze helpen de Kanttekening een beter beeld te krijgen van de gebruikers die langskomen en ons aan te passen aan de behoeftes van onze lezers. Hiervoor gebruiken wij tracking cookies. Bij het embedden van elementen vanuit andere websites zullen er door deze sites ook cookies worden gebruikt.